FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 1 van 10
1. DOEL Bij het werken op hoogte is er steeds een risico op een verticale val aanwezig met mogelijk ernstige gevolgen. Het is dan ook belangrijk om de juiste maatregelen te nemen teneinde dit risico weg te nemen of zo klein mogelijk te maken.
2. TOEPASSINGSGEBIED Alle werken die op hoogte plaatsvinden, ongeacht de hoogte, en waarbij het risico bestaat om een verticale val te maken.
3. RISICO’S Het risico op een verticale val kan ontstaan bij: - Werken op een hoger gelegen plaats ten opzicht van de begane grond - Werken ten opzichte van een lager gelegen platform - Werken naast een opening, put, ... - Werken boven water - Aannemen van materiaal over de leuning (bv. mbv verreiker,...) - ... Risico op blootstelling aan product dat vrijkomt uit overdrukbeveiligingen. Risico op verbranding: - Bepaalde leidingen of delen van de installatie zijn vanaf een bepaalde hoogte of plaats, die normaal niet bereikbaar zijn, soms niet meer geïsoleerd. Draag dan ook steeds handschoenen bij het beklimmen van stellingen, ladders, ... om brandwonden te vermijden (GWP 5-002).
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 2 van 10
4. ALGEMENE REGELS IVM WERKEN OP HOOGTE 4.1. Algemene preventieprincipes 1) Risico voorkomen: Vermijd werken op hoogte (bv. installaties op begane grond zetten ipv op hoge structuur) 2) Letsel (schade) voorkomen: Voorzie maximaal in aangepaste, vaste infrastructuur om op een hoger gelegen werkplek te geraken (trappen, bordessen, kooiladders, leuningen,...) 3) De preventiemaatregelen om het risico te beperken worden gekozen aan de hand van een risico-analyse . 4) Hou rekening met de eventuele restrisico’s 5) Collectieve maatregelen hebben voorrang op persoonlijke maatregelen 6) Arbeidsmiddelen, PBM’s,... dienen gebruikt te worden conform de voorschriften (instructiefiches, handleidingen fabrikant,...). Bovendien is voor bepaalde arbeidsmiddelen, PBM’s een opleiding vereist die tevens geregisteerd dient te zijn (zie GWP 5-009). 4.2. Diverse algemene regels 1) Voor werken die op frequente basis (>3 maandelijks) dienen uitgevoerd te worden op installaties, gebouwen,.. wordt de infrastructuur bij voorkeur zo aangepast dat er geen extra persoonlijke preventiemaatregelen moeten voorzien worden om het valrisico te beperken. 2) Ook de toegang/weg naar de werkplek die op hoogte gelegen is, dient mee in de risicoanalyse te worden opgenomen. 3) De gekozen preventiemaatregelen hangen af van: a. Technische mogelijkheden b. Duur & frequentie van de werken c. Omgeving 4) Bij windsnelheden van 61 km/u (16,9 m/sec, 8 Beaufort) of meer dienen werken op hoogte gestaakt te worden 5) Ijs en sneeuw dient eerst verwijderd te worden alvorens men met de werken op hoogte mag starten 6) Bij dreigend onweer (kans op bliksem) dienen de werken op tankdaken, daken van gebouwen en masten gestopt te worden. 7) Het vallen van materiaal moet ten alle tijde vermeden worden. Bv. Door kantplank te voorzien en niet gebruikt materiaal op te bergen.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 3 van 10
8) Alle openingen dienen: - dichtgelegd te worden met betreedbare planken of profielen. Deze materialen dienen tegen het verschuiven beveiligd te worden. - of met een stabiele leuning, tussenleuning en kantplanken afgebakend te worden. Kantplanken zijn niet vereist als de leuning op meer dan 1,5 meter van de opening staat. - openingen/onderbrekingen in een muur of leuning waardoor personen kunnen vallen, dienen tenminste met een leuning en tussenleuning afgeschermd te worden.
5. RISICO INVENTARISATIE EN EVALUATIE Voor het uitvoeren van werken werken op hoogte, waarvoor er geen structurele maatregelen zijn genomen teneinde het risico op een verticale val te vermijden, dient steeds een risico inventarisatie en evaluatie gemaakt te worden waaruit de te nemen preventiemaatregelen komen.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 4 van 10
6. OVERZICHT VAN ENKELE WERKSITUATIES OP HOOGTE 6.1. Daken -
-
-
De toegang tot het dak vormt een eerste risico waaraan aandacht dient besteed te worden. Het dakvlak kan via verschillende middelen bereikt worden (trap, kooiladder, personenlift, steiger, ladder,...) allen met hun specifiek risico. Bij frequente werken wordt bij voorkeur een vaste infrastructuur voorzien (bv. Trap). Er zijn verschillende valrisico’s aanwezig op daken: Vallen van de dakrand (indien geen leuningen, valnet,.... aanwezig). Bij schuine/hellende daken is dit risico nog groter dan bij platte daken Door het dakvlak vallen. inspectie van daken noodzakelijk. Indien dakvlak niet dragend genoeg meer is of er twijfel heerst dienen loopplanken voorzien te worden (geen gladde en breed genoeg). De locatie van eventuele lichtstraten dienen voorafgaandelijk gelokaliseerd te worden (niet enkel vanop het dak maar ook onderaan het dak) teneinde te vermijden dat men hierdoor valt. Vallen van werkplatformen op het dak. Dit vormt een extra risico. Verhoogde werkplatformen op het dak dienen omringd te worden door leuningen om er voor te zorgen dat men niet van de dakrand valt. Openingen in het dakvlak. Openingen dienen steeds dichtgelegd of afgebakend te worden met leuningen. Randbeveiliging kan zijn: vaste leuningen, tijdelijke leuningen, valnetten,werkgebieds begrenzing, 2.5m afstand houden van dakrand.
6.1.1. Platte daken: − Voor frequente werken (> 3 maandelijks) wordt bij voorkeur een trap naar de werkplek voorzien en rondom rond het dak een leuning geplaatst. Als de werken steeds op een afstand van minimaal 2.5m van de dakrand verwijderd blijven is een leuning overal niet nodig (wel aan de toegang). Deze 2.5m zone moet wel duidelijk aangegeven worden (dmv ketting, geschilderde streep,...) − Het dakvlak dient regelmatig geïnspecteerd te worden (op stabiliteit/draagkracht) − Gebruik nooit een ladder op een dakvlak waardoor men over de leuningen van de dakrand komt. Een ladder mag enkel gebruikt worden indien deze ver genoeg van de dakrand verwijderd is (minimaal 2.5m x hoogte ladder) en deze bovenaan vastgemaakt is.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 5 van 10
6.1.2. Hellende daken van gebouwen: − Voor frequente (> 3maandelijks) werken wordt bij voorkeur een vaste infrastructuur voorzien (bv. Bordes, trap,...). − Voor occasionele werken kunnen ladderhaken (waarin een ladder kan gelegd worden) aangevuld met persoonlijke beschermingsmiddelen een oplossing bieden. In sommige gevallen kunnen mobiele ankerpunten een uitkomst bieden. − Aan de toegangsweg dient ook valbeveiliging aanwezig te zijn (leuning, rail voor valbeveiliging vanaf beneden,...). − Het dakvlak dient geïnspecteerd te worden op stabiliteit/draagkracht − Het dakvlak mag niet glad te zijn (eventueel coating te voorzien, bij voorkeur een looppad/grating) 6.1.3. Tankdaken: − Vooraleer een tankdak betreden wordt, dient men er zich van te vergewissen, via visuele inspectie vanaf de toegang, dat het dakvlak nog voldoende stevig is (bv. geen roestplekken, beschadigingen,...). − De weg naar het dak kan via een trap of kooiladder − Bij voorkeur is rondom de volledige tankrand een leuning (met tussenleuning en kantplank) voorzien. Indien er niet over de volledige omtrek een leuning voorzien is, dienen andere bijkomende maatregelen genomen te worden. − Een loopbordes met leuningen naar de werkplek verdient de voorkeur (zodat het risico op uitglijden wordt verminderd). − Indien er geen loopbordes voorzien is en enkel een coating op het dak is aangebracht moet er extra valbeveiliging worden voorzien 6.2. Tankwagens Als men zich bovenop tankwagens dient te begeven gaat de voorkeur naar vaste installaties waarlangs men zich op de tankwagen of container kan begeven die tevens ook uitgerust is met valbeveiliging zodanig dat men niet van de tankwagen of container kan vallen. Bij afwezigheid van een vaste infrastructuur dienen andere valbeveiligingen gebruikt te worden (bv. “vliegtuigtrap”). Uitklapbare leuningen worden pas in laatste instantie gebruikt. 6.3. Pijpenbruggen/installaties Moeilijk bereikbare installaties die slechts in uitzonderlijke situaties dienen bediend te worden en niet bereikbaar is via de vaste infrastructuur (looppaden, trappen,...), moeten voorzieningen voor getroffen worden zodat de personen die deze apparatuur dienen te bedienen beveiligd zijn tegen het vallen.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 6 van 10
7. OVERZICHT ARBEIDSMIDDELEN TBV WERKEN OP HOOGTE In FVV 4.2 mbt werktoelatingen is voorzien dat voor werken op daken ( gebouwen of tanks) zonder vaste toegang, loopplatform of collectieve valbeveiliging een TAW vereist is, een TBW is voor uitvoerder personeel veriest bij RISICO DRAGENDE werken op hoogte waarvoor geen collectieve technische of procedurele maatregelen voorzien zijn om een verticale val te vermijden. Operatie personeel is vrijgesteld van een TBW indien het werk wordt uitgevoerd volgens SOP, Taakanalyse, GWP of ad hoc risico-analyse. 7.1. Bij kortdurende werken Ladders: IV 6-321 handelt over de inspectie van ladders: Het gebruik van ladders dient conform, de codex (Wet Welzijn op het werk), als werkpost op hoogte beperkt te worden. Enkel wanneer het gebruik van andere en veiligere arbeidsmiddelen niet verantwoord is, het licht werk van korte duur is en de bestaande kenmerken van de arbeidsplaats niet veranderd kunnen worden en het risico gering is, mag een ladder gebruikt worden. Bij het gebruik van ladders op een verhoogd platform dient men er op te letten dat wanneer men boven de collectieve valbeveiliging komt er extra maatregelen worden genomen teneinde het gecreërde valrisico te beperken. Het gebruik is dus toegestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan: - Enkel als er geen ander veiliger alternatief voor handen is (operationele beperkingen zoals ruimte en veiligheidstechnische beperkingen zoals werken van korte duur) - Stahoogte < 7.5m vanaf de begane grond - Korte duur - Werken binnen arm reikwijdte - Geen zwaar werk Trapladders/ platformladders: Het gebruik van trap- en platformladders dient zoals bij de ladders conform, de codex (Wet Welzijn op het werk), als werkpost op hoogte beperkt te worden. Enkel wanneer het gebruik van andere en veiligere arbeidsmiddelen niet verantwoord is, het werk van korte duur is en de bestaande kenmerken van de arbeidsplaats niet veranderd kunnen worden en het risico gering is, mag een trap-of platformladder gebruikt worden. Bij het gebruik van trapladders op een verhoogd platform dient men er op te letten dat wanneer men boven de collectieve valbeveiliging komt er extra maatregelen worden genomen teneinde het gecreërde valrisico te beperken.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 7 van 10
Het gebruik is dus toegestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan: - Enkel als er geen ander veiliger alternatief voor handen is (operationele beperkingen zoals ruimte en veiligheidstechnische beperkingen zoals werken van korte duur) - Korte duur - Werken binnen arm reikwijdte - Trapladders/opstapjes mogen gebruikt worden tot 3 treden hoog indien er meer treden zijn dient overgegaan te worden naar platformladders (uitgerust met leuningen). Toegangs- en positioneringswerken met touwen: Deze technieken mogen, omwille van hun complexiteit, enkel door erkende bedrijven uitgevoerd worden. Personenbakken: Conform de codex (Wet Welzijn) dient vermeden te worden dat arbeidsmiddelen worden gebruikt voor het hijsen en heffen van personen die hiervoor niet ontworpen of bestemd zijn. Dit kan slechts in uitzonderlijke situaties waarvoor de risicobeoordeling heeft aangetoond dat mits naleving van de toepasselijke reglementaire bepalingen, gepaste maatregelen en procedures de veiligheid van de betrokken werknemers wordt verzekerd. Deze zijn speciaal ontworpen en gekeurde toestellen waarmee personen door kranen of heftoestellen kunnen verplaatst worden. De personen dienen een valharnas te dragen waarbij het veiligheidskoord wordt vastgemaakt aan een bevestigingspunt aan het heftoestel dat verschillend is van de haak waarmee de bak, mand of stoel vasthangt, en dit d.m.v. een systeem dat elk onverwacht loshaken uitsluit. De combinatie heftoetsel/personenbak dient samen gekeurd te zijn. Individuele valbescherming: In FVV 2.1 aangaande verantwoordelijkheden voor veiligheidsmiddelen is het gebruik en opleiding van onder andere PBM’s besproken. In IV 6-383 wordt de inspectiefrequentie van de valbescherming besproken. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) worden pas gebruikt wanneer de risico’s aan de bron niet of niet voldoende kunnen worden weggenomen met maatregelen uit de hogere preventiehiërarchie (collectieve, structurele,... maatreggelen). Collectieve beschermingsmiddelen zullen steeds voorrang krijgen op de perssoonlijke beschermingsmiddelen.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 8 van 10
Restrisico’s bij gebruik van persoonlijke valbescherming: - Het abrupt breken van de val. Daarom is een valdemper noodzakelijk om deze kracht op te vangen (demperlengte wel mee in overweging nemen tov werkhoogte) - Afknellen van de slagaders (in de liesstreek) waardoor het belangrijk is om een persoon die in zijn valharnas hangt zo snel mogelijk te bevrijden (post suspension trauma) - Pendule effect Valbeveiliging bestaat uit drie onderdelen: - Een voldoende stevig en stabiel bevestigingspunt voor de valkoord aan te haken (bij voorkeur boven de persoon teneinde de valhoogte te beperken) - Het valharnas dat via de valkoord aan het bevestigingspunt wordt vastgemaakt - Een valstopapparaat of valdemper De gebruikers moeten een opleiding gekregen hebben met betrekking tot het gebruik. Bij werken waarbij een valharnas moet gebruikt worden moet steeds een tweede persoon aanwezig zijn die oogcontact heeft. Zodat bij een eventuele val er hulp kan ingeroepen worden. Veiligheidsgordels (zonder demping) mogen enkel gebruikt worden als positioneringsmiddel. Deze gordels zijn via een positioneringslijn vastgemaakt aan een ankerpunt om het bewegingsgebied te beperken. Deze mogen nooit gebruikt worden als valbeveiliging. Hierbij is het belangrijk om de juiste lijnlengte te bepalen zodat voorkomen wordt dat iemand in het valgebied terecht kan komen. Tijdelijke en permanente leeflijnen, complexe toepassingen van persoonlijke valbeveiliging (bv. verticale betredingen,...) dienen door gespecialiseerde bedrijven geïnstalleerd te worden. Hoogwerkers/schaarliften Zie FVV 4.6 ivm opleiding Zie IV 6-320 ivm keuring hefwerktuigen Valharnas dient steeds gedragen te worden en aan te lijnen aan voorziene ankerpunten. De gebruiker dient opgeleid te zijn. Mobiel ankerpunt: Wanneer er geen vaste structurele maatregelen zijn voorzien en er na de risico-evaluatie wordt geopteerd om een valharnas te dragen, kan een mobiel ankerpunt voor kortdurende werkzaamheden worden gebruikt.Dit ankerpunt moet wel met de nodige deskundigheid worden geïnstalleerd. Enkel opgeleid personeel mag de installatie hiervan uitvoeren.
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.: WERKEN OP HOOGTE
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 9 van 10
7.2. Bij langdurig of repetitief uit te voeren werk Vaste toegangen, platformen, looppaden,... : Deze verdienen steeds de voorkeur. (Vaak is dit slechts bij het ontwerp van nieuwe eenheden een overweging, daarom is het belangrijk dit bij het ontwerp dan ook mee te nemen). Stellingen: Zie voor het gebruik van stellingen FV 40 Zie voor de keuring van stellingen IV 6-340 - Stellingen vormen een tijdelijke vaste toegang, platform, looppad, ... om tijdelijke werken op hoogte mogelijk te maken. - Enkel erkende stellingbouwers mogen stellingen op- en afbouwen en aanpassingen uitvoeren. Stellingsgebruikers mogen geen enkele aanpassing aan de stelling uitvoeren! - Stellingen mogen enkel betreden worden door opgeleide stellingsgebruikers mits inachtname van eventuele bijkomende maatergelen (zie stellingstag) - Een stelling mag pas betreden worden wanneer de stellingstag aanwezig is en de laatste keuring maximum 7 dagen geleden is gebeurd. - Als de stellinggebruiker gebreken vaststelt aan de stelling mag deze niet betreden worden. De stellingstag wordt dan verwijderd en aan operatie overhandigd. Rolsteigers: - Rolsteigers worden gebruikt voor werken op hoogte waarbij het nodig is om de stelling te kunnen verplaatsen (bv. Vervangen van lampen). - Mogen enkel door stellingsbouwers opgebouwd worden.. - Rolsteigers dienen vergrendeld te worden wanneer er zich personen op bevinden (mag dus nooit verplaatst worden met personen erop) - De rolsteiger dient via de binnenkant langs het valluik betreden te worden - Rolsteigers dienen uitgerust te zijn (op elk niveau) om het vallen van voorwerpen te vermijden. - De steiger dient stabiel opgesteld te worden (dus niet op een hellend vlak). - De maximale hoogte is 3x de kleinste breedte (anders stabilitietspoten te voorzien) - Dienen 3 maandelijks gekeurd te worden. Vast opgestelde “ankerpunten” voor aanhechting van individuele valbescherming Wanneer collectieve beschermingsmaatregelen niet te verantwoorden zijn en er met persoonlijke valbescherming moet gewerkt worden, kan in een aantal gevallen vaste ankerpunten( permanente leeflijnen, looprails, dakpaal, dakplaket,...) een uitkomst bieden. Belangrijk is wel dat heel de weg naar het werk voorzien wordt van de nodige ankerpunten. De installatie en keuring van deze ankerpunten dient te gebeuren door gespecialiseerde en erkende bedrijven. (Bijvoorbeeld op het dak van het onderhoudsgebouw is een “permanente leeflijn” aangebracht zodat de personen die zich op het dak willen begeven zich hieraan kunnen vastmaken. De werkwijze is omschreven in OVM 2-503)
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document
FABRIEKSVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
FVV 4.12.:
Datum : 16.12.13 Revisie : 0 Blz. : 10 van 10
WERKEN OP HOOGTE
8. REDDINGSPLAN Wanneer er na het nemen van de voorgeschreven of voortkomende uit de risicoanalyse preventiemaatregelen alsnog een incident voordoet, zal de bedrijfsinterventieploeg opgeroepen worden. De BIP-leden zullen, eventueel met bijstand van externe hulpdiensten, de redding op touw zetten.
Datum:
Datum:
Bart LOOS SHE Manager
Patrick DE DEKEN Fabrieksdirecteur
Eens afgeprint ONGECONTROLEERD document