Freelance Journalisten, Schrijvers en Fotografen Tarieven en auteursrechten, onderhandelingen en toekomstverwachtingen Henk Vinken Teunis IJdens Tilburg November 2013
Freelance Journalisten, Schrijvers en Fotografen Tarieven en auteursrechten, onderhandelingen en toekomstverwachtingen Henk Vinken Teunis IJdens Tilburg November 2013
© Pyrrhula, Social Research Network Tivolistraat 6-17 5017 HP Tilburg www.henkvinken.nl
Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Aanpak Beroep en praktijk Opdrachtgevers en diensten Tarieven, auteursrechten en onderhandelingsposities Toekomstverwachtingen en opinies De 2004-studie Een ongewis bestaan Conclusies
1 1 2 5 6 7 12 13 14
Samenvatting In oktober 2013 heeft Pyrrhula, Social Research Network, in opdracht van de NVJ, FLA, FF en Lira een onderzoek gedaan naar freelance journalisten, schrijvers en fotografen. De journalisten, schrijvers en fotografen hebben een sterke beroepsidentiteit en combineren veel soorten werk, ook buiten hun primaire beroep. Er is een even grote groep die uit ondernemerschap freelancer is (ruim 40%) en die min of meer gedwongen freelancer is (30%). Er is veel concurrentie en dat wordt deels als een last ervaren. Zowel op onderwerpen, opdrachtgevers en prijs is de concurrentie sinds 2003 toegenomen. De freelancers hebben gemiddeld 3,4 opdrachtgever en vooral opdrachtgevers uit landelijke media (omroepen en dagbladen), vaktijdschriften, regionale media, publiekstijdschriften en uit het bedrijfsleven zijn belangrijk voorde omzet. De tarieven zijn bijna zonder uitzondering gedaald, zeker als we op inflatie corrigeren. Als we 2003 op 100 stellen is het uurtarief in 2013 nog maar 82. Stellen we 2008 op 100 dan blijft het uurtarief in 2013 steken op 88. Bij de betaling per foto is de daling nog scherper: van 100 in 2008 naar 61 in 2013. Ook de betaling per woord is in deze jaren gedaald: van 100 naar 79. Ook het gemiddeld belastbaar inkomen is gedaald. Na correctie en als we 2002 op 100 stellen is dat in 2012 nog maar 83. Flinke aantallen freelancers zijn slecht verzekerd: ruim 66% is niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheidsverzekering (was 60% in 2003), 88% niet tegen werkloosheid en 35% legt niets opzij voor de oude dag (was 40% in 2003). Bijna 44% is om rond te kunnen komen afhankelijk van een partner. Er worden veel afspraken gemaakt met opdrachtgevers en er wordt flink (meer dan in 2003) onderhandeld met opdrachtgevers, vooral met bedrijven, non-profits en landelijke media. Afspraken maken en onderhandelen over vergoedingen voor hergebruik en exclusiviteitstermijnen gebeuren het minst. Hoe verder men vooruit kijkt, hoe meer men denkt dat de tarieven erop vooruit gaan. Bijna zonder uitzondering denken freelancers dat ze over een jaar ook nog freelancen. Er is ook somberheid: de omzet, het aanzien van het beroep, de kans om rond te komen van het werk en om iets opzij leggen voor de oude dag worden niet positief ingeschat als men naar de tariefontwikkelingen kijkt. Er zijn weinig verschillen gevonden naar beroepspraktijk, motieven voor het freelancerschap, leeftijd, beroepsgroep of type opdrachtgevers.
Inleiding De NVJ (Nederlandse Vereniging van Journalisten), FLA (Freelancers Associatie), FF (Fotografen Federatie) en auteursrechtenorganisatie Lira willen inzicht in de ontwikkeling van de tarieven die freelance journalisten, schrijvers en fotografen kunnen rekenen voor hun journalistiek, schrijvend en fotografisch werk. Daarnaast is er behoefte aan kennis over de rol die auteursrechten in de beroepspraktijk spelen en hoe de onderhandelingspositie ten opzichte van opdrachtgevers is. Ook willen de organisaties weten wat de beroepsgroep verwacht als het gaat om de toekomstige ontwikkeling van tarieven en hoe de consequenties voor het beroep worden ingeschat als de tarieven verder onder druk komen te staan. Om deze inzichten te krijgen willen genoemde partijen onafhankelijk onderzoek laten doen.
1
Eerder onderzoek naar onder andere deze onderwerpen, zij het onder schrijvende freelancers, is alweer van tien jaar geleden: zie de publicatie ‘Een ongewis bestaan’ van IJdens en Van der Werff (juni 2004). In het najaar van 2013 is opnieuw onderzoek gedaan door Pyrrhula, Social Research Network, in Tilburg. Het veldwerk is verricht door het internetsurveybureau ISIZ in Amsterdam. Hieronder gaan we verder in op de aanpak. Dan presenteren we een samenvatting van de belangrijkste resultaten. In de bijlage kan de lezer alle resultaten in tabelvorm nakijken.
Aanpak Tussen 30 september en 21 oktober 2013 is door ISIZ een internetsurvey uitgevoerd onder de leden van de NVJ, FLA, FF en Lira. We presenteren op deze plaats de onderdelen van de vragenlijst, de respons, de afspiegeling van de respons ten opzichte van de ledenbestanden en de kanttekeningen die de respondenten bij de vragenlijst hadden. Vragenlijst De vragenlijst bestond uit vier blokken. Het eerste blok gaat over de beroeps- en persoonskenmerken van de journalist, schrijver of fotograaf. Centraal in dit blok staat het inzicht in de gemengde beroepspraktijk. Freelance journalisten, schrijvers en fotografen doen veel verschillend werk, binnen en buiten hun eigen discipline, om aan de kost te komen. We hebben in dit blok ook bezien of men freelancer uit overtuiging is of dat men toch min of meer door de omstandigheden tot het freelancerbestaan is gedwongen. Ook hebben we in dit blok een beeld willen geven over de concurrentie die freelancers van elkaar ervaren. Het tweede blok gaat over de opdrachtgevers en diensten van d freelancers.: voor welke opdrachtgevers werkt men en zijn dat media- of ook nietmediaopdrachtgevers? In het derde blok komen de tarieven en inkomsten uitgebreid aan bod. In dit blok ook aandacht voor auteursrechten en het onderhandelen. Het vierde blok tot slot gaat over de toekomst: wat zijn de verwachtingen over de tariefsontwikkeling, denkt men nog wel freelancer te kunnen blijven, hoe kijkt men tegen het beroep aan nu het aantal internetpublicisten toeneemt, etc.? Respons Op instructie van ISIZ hebben de organisaties hun leden zelf via email benaderd en uitgenodigd om via een voor elk individu unieke inlogcode de vragenlijst op internet in te vullen. Het veldwerk heeft ongeveer drie weken geduurd en er zijn na de eerste en de tweede week herinneringen aan de leden door de eigen organisatie gestuurd. We weten alleen voor de NVJ (dat wil zeggen de sectie Freelance en de sectie fotojournalisten, de NVF) en de FLA met zekerheid wat de verhouding is tussen leden en respons. Hier is de basis van vergelijking het reële aantal leden. Voor FF en Lira weten we dat bij benadering omdat de basis hier het aantal uitgereikte inlogcodes is. We hebben een correctie op het responsbestand toegepast en een klein aantal respondenten verwijderd, zodat de respons betrekking heeft op freelancers tot 65 jaar.
2
Tabel 1
NVJ NVF FLA FF Lira Extern Totaal
Respons 367 107 20 58 278 17 847
Aantal leden/uitgereikte inlogcodes 2.150 603 334 2.500 1.500 7.087
% van leden/uitgereikte inlogcodes 17,1 17,7 6,0 2,3 18,5 11.7
In het bovenstaande is rekening gehouden met (een schatting van) de overlap tussen Lira enerzijds en NVJ en FLA anderzijds. De overlap wordt geschat op ongeveer 1500 leden van Lira (op de circa 3000). Overigens hebben de respondenten via één inlogkanaal meegedaan. Afspiegeling Het aantal van zo’n 850 respondenten is voldoende om statistisch betrouwbare uitspraken te doen, ook als er diverse uitsplitsingen worden gemaakt. De vraag of de uitspraken ook geldig zijn voor de gehele ledenpopulatie en dus of de respons een afdoende afspiegeling is van de organisaties en hun leden is op een andere manier bepaald. NVJ, NVF en FLA hebben hun ledenbestanden bekeken en dat beschikbaar gesteld over het aantal mannen en vrouwen, hun leeftijd en hun woonplaats. Deze gegevens zijn vergeleken met de respons. Er zitten ongeveer evenveel mannen en vrouwen in de respons als in de ledenbestanden van NVJ, NVF en FLA (respectievelijk rond de 58% en 42%). Ouderen zijn in de respons ondervertegenwoordigd en veertiger en dertigers zijn oververtegenwoordigd. Respondenten uit de vier grote steden zijn ondervertegenwoordigd (in ledenbestanden woont 48% in de vier grootste steden van Nederland, in de respons is dat 36%). Om de respons in ieder geval voor de NVJ, NVF en FLA representatief te maken zijn de data gewogen op de genoemde grootheden van sekse, leeftijd en woonplaats. We zijn erkentelijk voor de hulp die we hierbij hebben gekregen van CentERdata van de Universiteit van Tilburg. Kanttekeningen De vragenlijst is lang en vraagt naar flink wat details, ook op financieel gebied. Een enkeling deed meer dan een uur over de vragenlijst. Gemiddeld deed men er ruim 18 minuten over. De respons van ongeveer 850 personen is een deelverzameling van het aantal personen dat aan de vragenlijst begonnen is. Er zijn mensen die zijn begonnen maar het niet tot het eind hebben afgemaakt. Bij de eerste vraag zijn er al 35 mensen geteld die de vragenlijst geopend hebben maar ook weer op dat punt hebben verlaten. In totaal hebben 486 personen onderweg de vragenlijst verlaten. Rekenen we daar de respons bij dan is het uitvalpercentage 36%. Het is niet met 100% zekerheid te stellen maar wel aannemelijk dat ook andere internetsurvey met stevige uitvalpercentages kampen. 1
1
ISIZ (persoonlijke communicatie) gaat uit van 20-30% completeringen van een vragenlijst en dus 70-80% uitval als respondenten niet bijzonder betrokken zijn bij een onderwerp. De ware cijfers vallen anders uit bij elk onderzoek, mede afhankelijk van de betrokkenheid en leeftijd van respondenten en van de affiniteit met onderwerp, afzender en eventuele beloning. Grosso modo is 37% uitval dus niet per se hoog.
3
Relatief hoge aantallen uitvallers (tussen haakjes hierna de aantallen) zien we bij de vraag naar de hoeveelheid tijd die men betaald werkt (23), de twee vragen naar soorten opdrachtgevers waarvoor men werkt (85), de percentages die deze opdrachtgevers in de omzet uitmaken (24), de twee vragen naar de betaling per woord, uur, etc. in 2013 (36) en in de voorgaande jaren (36), en de vraag naar het belastbaar inkomen (45). Zonder uitzondering zijn dat dus vragen die raken aan geld. Er kwamen via de ledenorganisaties kritische kanttekeningen bij de vragenlijst. Dat ging soms over opzet van de vragenlijst (bij voorbeeld dat men soms een vraag niet kon overslaan) en soms over keuzes die gemaakt zijn om de vragenlijst te beperken tot de groep onder de 65 jaar. Uit de opmerkingen bij de financiële vragen kwam het commentaar dat vooral recent (verplicht) gestarte freelancers nog onvoldoende zicht had op hun omzet, zeker ook richting de (nabije) toekomst. Anderen voelden zich juist inmiddels teveel “losgezongen” van de journalistiek om de vraag naar behoren af te ronden (en zijn gestopt). Sommige radio- en tv-makers vonden de vragenlijst minder goed passen bij hun werkzaamheden, bijvoorbeeld omdat ze betaald krijgen per uitzending. Hierin was in de vragenlijst overigens wel voorzien. De indruk is toch ook dat sommige respondenten, zeker als we de goed ingevulde open vragen bekijken, met veel gevoel voor detail en met veel inzet de vragenlijst hebben ingevuld. Vervolg In de volgende pagina’s beschrijven we per blok (1 beroep en praktijk, 2 opdrachtgevers en diensten, 3 tarieven, auteursrechten en onderhandelingsposities, en 4 toekomstverwachtingen en opinies) de resultaten op hoofdlijnen. We ronden de percentages in deze samenvatting af. Details zijn te vinden in de tabellen. Deze volgen ook de genoemde blokken, c.q. de vragenlijst ingedeeld in dezelfde blokken. Er is ook een vijfde en zesde blok tabellen. In het vijfde blok staan de belangrijkste resultaten uit de eerste vier blokken uitgesplitst naar beroepspraktijk, motieven voor het freelancerschap en leeftijdsgroepen. Tabel 2 Beroepspraktijk
Motieven freelancerschap
Leeftijdsgroepen
Puur journalistiek, schrijvend, fotograferend werk Ook ander werk/gemengde praktijk Ondernemerschap Vrijheid Gedwongen Combinatie ≤35 36-55 ≥56
Aantal
%
530
62,5
317
37,5
368 23 249 207 134 523 190
43,4 2,7 29,4 24,4 15,8 61,7 22,4
In tabel 1 laten we de verdeling in absolute aantallen en percentages zien. Deze getallen en alle volgende zijn gebaseerd op de gewogen data. In het zesde blok staan de resultaten van nadere analyses gedaan op de tariefdata: wie zijn de weinig/veelverdieners, maakt het uit welk type
4
opdrachtgever men heeft (vooral media/vooral niet-media) en welke mediaopdrachtgevers gaan samen met welke tarieven? Voordat we afsluiten met de conclusies, kijken we nog naar enkele resultaten uit de 2004-publicatie Een ongewis bestaan.
Beroep en praktijk Eén beroep, gemengde praktijk Gevraagd naar het beroep geeft een flinke groep een eenduidig antwoord: journalist (39%), fotograaf (17%), schrijver (7%), fotojournalist (6%), redacteur (3%). De overigen (29%) noemen allerlei combinaties waarbij journalist-schrijver (11%) het populairst is. Als we dit vergelijken met de antwoorden op de vraag naar feitelijke werkzaamheden valt op dat een heel beperkte groep uitsluitend het ene of het andere type werkzaamheden doet. Velen hebben een vrij eenduidig beeld van hun beroepsidentiteit hoewel ze (zie tabel 1.2 in blok 1 in de bijlage) heel veel verschillende werkzaamheden (ook) doen. Voorkeuren en motieven Maar een heel klein deel zou een baan in loondienst ambiëren (5%), maar toch een kwart (26%) zou wel een combinatie willen: freelancen en een baan in loondienst. We zien toch ook een grote groep die zegt uit overtuiging freelancer te zijn. Dat zien we ook in tabel 2 hierboven terug. In die tabel hebben we diegenen afgezonderd die uitsluitend motieven rondom ondernemerschap, vrijheid, e.d. noemen. 2 Er is een behoorlijke groep die freelancer is uit pure overtuiging (43%), maar een hele kleine groep die puur alleen omwille van de vrijheid freelancer is (3%), bijna een derde die zegt min of meer gedwongen te zijn (29%) en een kwart die allerlei motieven combineert, deels dwang, deels ondernemerschap, deels vanwege de vrijheid (24%). Uren werk en uren betaald De freelancers werken gemiddeld ruim 37 uur per week, maar krijgen er maar 22,5 betaald. Specialisme De grootste groep is gespecialiseerd op een bepaald terrein van onderwerpen (58%), maar hiervan kan ook bijna tweederde (62%) van afwijken, c.q. zegt makkelijk iets ander te kunnen doen en niet vast te zitten aan het specialisme. Concurrentie Op onderwerpen, op opdrachtgevers en op prijs is een behoorlijke concurrentie. Bijna 60% zegt heel en/of tamelijk veel concurrentie te hebben op onderwerpen en ruim 67% heeft (heel veel en/of tamelijk veel) concurrentie op het vlak van opdrachtgevers. De concurrentie op prijs wordt 2
Zie de tabellen 1.5 en 1.6 in de bijlage, blok 1. Degenen die aangaven ‘Uit overtuiging ondernemer/zzp’er’ te zijn (tabel 1.5) en die als andere reden voor hun freelancerschap ‘Passie, uitdaging’ gaven (tabel 1.6) en geen ander antwoorden gaven, vallen onder ‘Ondernemerschap’ in tabel 2 hierboven; ‘Vrijheid’ is een optelling van ‘Meer balans tussen werk en privé’ (tabel 1.5) en ‘Vrijheid’ en ‘Afwisseling, flexibiliteit’ (tabel 1.6) en geen andere antwoorden; Gedwongen’ zijn diegenen die het antwoord ‘Gedwongen ontslag’, ‘Gebrek aan vacatures/vaste banen in de journalistiek’ (tabel 1.5) en ‘Enige kans op werk/op verzoek opdrachtgever’, ‘Enige kans beroep uit te oefenen’ en ‘Door leeftijd of beperking geen kans op vast werk’ (tabel 1.6) en geen andere antwoorden. Tot slot de ‘Combinatie’ zijn alle ander mogelijke combinaties van antwoorden.
5
gemiddeld iets lager ingeschat maar is toch zegt ook hier 61% veel tot tamelijk veel concurrentie te hebben. Toch zegt bijna een vierde (39%) niet zo veel en bijna een tiende (8%) weinig last te hebben van concurrentie. Veel last van concurrentie hebben 17%. Achtergronden De gemiddelde freelancer is in 1966 geboren, is in 1999 met het freelancerbestaan begonnen, is iets vaker man dan vrouw en is, zoals was te verwachten, hoog opgeleid (ruim 80% heeft een HBO- of hogere opleiding). Bijna tweederde (65%) is aangesloten bij Lira en/of Pictoright. Uitsplitsingen Als we kijken naar tabellen 5.1 en 5.2 in de bijlage zien we dat er een significant en redelijk sterk verschil is tussen mensen met uiteenlopende motieven om freelancer te worden en het al dan niet in loondienst willen, freelancer willen zijn of een combinatie willen van vaste baan en freelancerschap. De uit ondernemerschap gemotiveerden zeggen in grote meerderheid dat ze willen werken als freelancer. Maar liefst 85% zegt dit zo te willen tegen 47% van diegenen die gedwongen freelancer zeggen te zijn. Deze laatste geven ook het vaakst aan dat ze de combinatie vaste baanfreelancerschap willen (41% tegen bijvoorbeeld 14% onder de ‘ondernemers’). Andere vermeldenswaardige verschillen tussen groepen respondenten hebben we niet gevonden. 3
Opdrachtgevers en diensten Aantal en soort opdrachtgevers in 2013 De freelancers hebben gemiddeld 3,4 opdrachtgevers in 2013. We hebben een hele lijst opdrachtgevers voorgelegd. Het minste aantal opdrachtgevers hebben freelancers die voor opiniebladen werken (gemiddeld 1,4 opdrachtgevers in 2013), ook relatief weinig voor huis-aanhuisbladen en lokale omroepen (1,7), het meest voor bedrijven en vaktijdschriften (respectievelijk 5,5 en 4,5). Freelancers die voor vaktijdschriften, bedrijven, landelijke bladen en omroepen en voor publiekstijdschriften werkt zijn goed vertegenwoordigd (met 46%, 42%, 37% en 34% respectievelijk). E r werken maar weinigen voor PR-bureaus, opinieweekbladen en opnieuw de huis-aan-huisbladen en lokale omroepen (steeds rond de 10%). Opdrachtgevers en aandeel in de omzet in 2013 Landelijke omroepen en dagbladen, vaktijdschriften, regionale omroepen en dagbladen, publiekstijdschriften en bedrijven hebben voor de verschillende freelancers steeds een belang van ongeveer 30% als ze dat uitdrukken in het aandeel van deze opdrachtgevers in hun omzet. Een klein aandeel, rond de 10%, hebben opinieweekbladen en PR-bureaus. Rond de 20% scoren de lokale omroepen en huis-aan-huisbladen, overheden, andere gedrukte media en internetorganisaties.
3
We zijn redelijk streng wat betreft het vermelden van relevante verschillen. Er is gekeken of een verschil significant is (p<0.05) én of het verband tussen twee items (bij voorbeeld tussen de voorkeur voor beroepspraktijk en de motieven om te freelancen) redelijk tot sterk te noemen is. Bij toetsen in kruistabellen en toetsen op gemiddelden hebben we steeds de grens bij 0,25 gelegd. Je zou kunnen stellen dat het verband tussen twee items, de correlatie, minstens 25% moet zijn, ofwel dat minstens 5% van de variantie in het ene item verklaard kan worden uit het andere item. Dit maakt dat maar weinig verbanden relevant zijn maar dat die verbanden die dat zijn (en significant en redelijk tot sterk) ook echt vermeldenswaard zijn.
6
Belangrijkste mediaopdrachtgevers voor de omzet in 2013 We hebben een open vraag gesteld naar de vijf voor de omzet belangrijkste tijdschrift- of krantentitels, omroepen en/of internetplatforms in 2013. We kregen een zeer uitgebreide respons. In tabel 2.3 in de bijlage zijn de eerste van de (maximaal) vijf die freelancers noemen gerubriceerd. Nu scoren de landelijke omroepen en dagbladen goed: 25% noemt deze omroepen en bladen als belangrijk voor de omzet, gevolgd door de publiektijdschriften (16%) en vaktijdschriften (15%). Onbelangrijk zijn onder andere PR-bureaus en opinieweekbladen. Belangrijkste niet-mediaopdrachtgevers in 2013 Ook de bijna 80% van de freelancers die aangeven voor niet-mediaopdrachtgevers te werken, zoals bedrijven, overheden en maatschappelijk instellingen, hebben we gevraagd naar (maximaal) de vijf voor de omzet belangrijkste. Ook hier hebben we de eerste van de vijf opdrachtgevers die freelancers noemen gecategoriseerd. Nu springen bedrijven en de overheid er positief uit (respectievelijk 30% en 19%). Laag scoren NGO’s, kerkelijke organisaties, fondsen, evenementen, beroeps- en belangenverenigingen, culturele en zorginstellingen (steeds rond de 2-4%). Sanoma Rond de 18% van de freelancers (150 personen) werkt wel eens voor Sanoma. De freelancers noemen 137 titels als eerste (van de vijf maximaal) van de Sanoma media waarvoor men werkt, c.q. heeft gewerkt in 2013. De Libelle wordt 12 keer als eerste genoemd (9%) gevolgd ZIN (7%). Ook het populairwetenschappelijk blad Kijk, de Nieuwe Revu en Margriet hebben een redelijk aandeel in de lijst (rond de 5-6%). Leveringsvoorwaarden: opdrachtgevers verplicht of werken met eigen contract? Rond de 21% zegt altijd of meestal te moeten werken met algemene voorwaarden van de opdrachtgever. Bijna 51% zegt dat dat meestal of nooit het geval is. Werken met een eigen contract met eigen leveringsvoorwaarden is gewoon (altijd of meestal) bij 35% en ongewoon (meestal niet of nooit) bij 22%. Uitsplitsingen Getuigen de tabellen 5.3, 5.4 en 5.5 in blok 5 in de bijlage is er geen aanleiding om te stellen dat de voornoemde resultaten over opdrachtgevers en diensten anders is voor freelancers die een verschillende beroepspraktijk hebben, die verschillende motieven hebben om freelancer te worden of die uit andere leeftijdsgroepen komen.
Tarieven, auteursrechten en onderhandelingsposities Vormen van tarieven in 2013 De meest voorkomende vormen van betaling zijn die tegen een vast aannamebedrag, per uur, per woord en per foto. Ook geeft een aantal van de freelancers aan anders betaald te worden dat de opties die wij ze hebben voorgelegd. Dat gaat dan vaak om betaling per dag(deel ) of per product (artikel, gedicht, filmproductie, vertaling).
7
Tarieven in 2013-2008 De tarieven in 2013 en die terug tot 2008 laten een dalende trend zien. We hebben de tarieven gecorrigeerd voor inflatie en we hebben ze geïndexeerd met 2008 als basisjaar (100). Omdat de tarieven een zodanige centrale plaats in het onderzoek hebben reproduceren we hier de tabel met de geïndexeerde en voor inflatie gecorrigeerde (mediane) tarieven: zie tabel 3 hieronder (tabel 3.6 in de bijlage). Tabel 3 Geïndexeerde tarieven na inflatiecorrectie (2008=100) Mediaan 2013 2012 Betaling per woord 79 84 Betaling per regel 119 125 Betaling per kolom 45 82 Betaling per pagina 74 76 Betaling per uur 88 93 Betaling tegen een vast aannamebedrag 99 101 Betaling per foto 61 74 Betaling per online-gebruik van werk 182 100 Anders 76 78
2011 91 128 65 88 95 95 76 191 79
2010 94 131 60 92 98 91 92 120 85
2009 99 99 80 98 99 98 99 119 94
2008 100 100 100 100 100 100 100 100 100
De tarieven voor de betaling per regel, tegen vast aannamebedrag en per online-gebruik zijn gestegen over de periode 2008-2013, het laatste tarief (online) is bijna verdubbeld (in reële termen van 25 naar ruim 45 euro; zie tabel 3,5 in de bijlage). De tarieven per woord (van 40 eurocent naar 32), per kolom (van bijna 75 euro naar 34 euro), per pagina (van 185 naar 137 euro), per uur (van 65 naar 57 euro) en per foto (van 75 naar 45 euro) dalen, met als koploper (zie het indexcijfer in tabel 3) in termen van daling respectievelijk de betaling per kolom, per foto, per pagina en per woord. Afspraken met opdrachtgevers: tarieven, auteursrechten en eigenaarschap Over tarieven maakt de overgrote meerderheid afspraken met de opdrachtgever (86%). Over vergoedingen voor hergebruik is dat juist een beperkte groep (27%). Van diegene die afspraken maken (allen behalve de nooit-groep in tabel 3,7) maakt de meerderheid die voor onbepaalde tijd (40%). Bij een flinke groep wisselt dat (34%) en de anderen (26%) maken meestal of altijd afspraken voor bepaalde duur. Bij afspraken over hergebruik naar soorten media (uitgaven, uitgeefvormen) is dat beeld omgekeerd: ongeveer 38% maakt afspraken voor bepaalde media en 26% meestal of altijd voor alle media, niet vooraf beschreven. De duur van de hergebruikafspraken is dus voor een grote groep meestal onbepaald, maar de media waarover deze afspraken gaan zijn meestal juist wel bepaald. Over een exclusiviteitstermijn worden meestal geen of nooit afspraken gemaakt (samen 52%). Bij 18% is dat juist wel het geval. Toch blijft een meerderheid (57%) meestal of altijd eigenaar van het werk dat geleverd wordt. Slechts bij 18% van de freelancers wordt de opdrachtgever eigenaar. Belang auteursrechten Gemiddeld genomen vonden de freelancers auteursrechten tamelijk belangrijk. Voor ruim 30% is het (helemaal) niet belangrijk, voor 38% heel belangrijk.
8
Onderhandelingspositie Er wordt veel onderhandeld: 80% doet dat over het tarief, 45% over de inleverdatum en 52% over de omvang van het werk. Maar liefst 70% onderhandelt niet over de vergoeding voor het hergebruik. Hier is dus nog een wereld te winnen. Het succes van het onderhandelen is vaker positief dan negatief. Wel springt de onderhandeling over de vergoeding hergebruik er wat negatiever uit als we het vergelijken met onderhandelingen over de andere onderwerpen. Opdrachtgevers waarmee te onderhandelen is We hebben de freelancers gevraagd ons (maximaal vijf) opdrachtgevers te noemen waarmee zij over tarieven en over aanvullende vergoedingen voor hergebruik en exclusiviteitstermijnen onderhandelen. We hebben de eerstgenoemden gerubriceerd. Het meest genoemde antwoord bij het onderhandelen over tarieven is ‘geen’: er is niet te onderhandelen over de tarieven, zegt 16%. Vervolgens worden vooral bedrijven genoemd (13% noemt deze), gevolgd door non profits zoals universiteiten tot goede-doelenstichtingen (10%) en landelijke omroepen en dagbladen (9%). Heel weinig worden PR-bureaus genoemd als ook internetorganisaties, overheden en andere opdrachtgevers. Weer iets vaker noemt men publiekstijdschriften (7%), andere gedrukte media (6%) en vaktijdschriften (5%). Tot slot roept een aardige groep (7%) dat met alle opdrachtgevers is te onderhandelen over de tarieven. Ook bij het onderhandelen over vergoedingen voor hergebruik en exclusiviteit is de grote groep resoluut: dat kan niet zegt 32%. Bijna 27% komt met een toelichting die geen inhoudelijke duiding heeft. Vervolgens splijt de groep freelancers zich over talloze opdrachtgevers. Bedrijven zijn dan met 7% nog relatief vaak genoemd als mogelijke onderhandelingspartij, gevolgd door landelijke omroepen en dagbladen, andere gedrukte media en publiekstijdschriften (steeds 4%). Het onderhandelen over tarieven is nog voorstelbaar voor velen, over vergoedingen voor hergebruik en exclusiviteit is dat beduidend minder. Onderhandelingsvaardigheden en -ervaringen Zo’n 62% acht zich goed tot redelijk en 38% matig tot slecht als het gaat om onderhandelen met opdrachtgevers. Toch heeft 95% wel eens onderhandeld. Voor de 5% die dat niet deed was dat vooral omdat er een standaardcontract werd aangeboden. Slechts enkelen onderhandelen niet omdat ze bang zijn een contract te verliezen. Belastbaar inkomen in 2012 en bronnen Het mediane belastbaar inkomen van de freelancers is 25.000 euro in 2012. Z0’n 38% zegt dat men in 2012 ook ander werk had, meestal ander freelancerwerk (68% van deze 38%), soms toch ook uit een loondienstbetrekking (36%). Het percentage van het belastbaar inkomen in 2012 uit journalistiek, schrijvend of fotograferend werk ligt gemiddeld rond de 72%, uit ander freelancerwerk 17% en ander loondienstwerk 9%. Men verwacht dat dit in 2013 nagenoeg gelijk zal zijn (respectievelijk 72%, 19% en 8%). Voorzieningen Iets meer dan 80% maakt gebruik van de zelfstandigenaftrek. Bijna 44% is afhankelijk van het inkomen van een partner om inde kosten van levensonderhoud en het gezinsinkomen te voorzien (35% is dat niet, 22% heeft geen partner). Precies 66% is niet verzekerd tegen de gevolgen van kortdurende of langdurende arbeidsongeschiktheid. Maar liefst 88% is niet verzekerd tegen de 9
gevolgen van werkloosheid en bijna 35% bouwt geen pensioenrechten op of legt niets opzij voor de oude dag. Zo’n 32% heeft hiernaast geen verzekering of pensioenvoorziening maar spaart zelf voor de oude dag. De freelance journalisten, schrijvers en fotografen hebben al met al weinig voorzieningen voor hun (onzekere) toekomst getroffen. Wat zij van hun toekomst verwachten komt in het volgende deel aan bod. Uitsplitsingen Voor we naar de toekomstverwachtingen over gaan kijken we eerst naar de uitsplitsingen naar type beroepspraktijk, freelancemotieven en leeftijdsgroepen. Ook komen er nog extra analyses op de tariefdata aan bod. Op drie punten vinden we relevante verschillen en dat is – al direct concluderend – weinig gezien het aantal mogelijke verschillen dat we hadden kunnen aantreffen. We hebben gekeken naar de tarieven die voor grotere groepen relevant zijn: de betaling per woord, per uur, vast bedrag en per foto. De andere betaalvormen scoren niet veel onder de freelancers en zouden gezien de aantallen niet goed uit te splitsen zijn. Bij de betaling per uur zien we een leeftijdsgroepenverschil: de jongeren krijgen gemiddeld minder betaald dan de middelbaren en ouderen. Deze laatste twee groepen verdienen ongeveer evenveel. Of de jongere van nu later meer gaat verdienen of op dit lagere niveau met ze mee blijft gaan moet vervolgonderzoek bepalen. In het eerste geval zou het lagere tarief een leeftijdseffect zijn: iets wat alle jongeren, ook de ouderen van nu, in hun jeugd hebben of hadden. In het tweede geval zou je van een generatie-effect kunnen spreken, iets wat met de cohorten jongeren van nu meegroeit. Overigens vinden we de leeftijdsverschillen vooral in de jaren 2008-2011. Om 2012 en 2013 zijn de verschillen niet evident. Wat betreft de betaling in vaste bedragen is er een verschil naar motieven voor het freelancerschap en dat ook weer voor de jaren 2008-2011. De ondernemerschapgemotiveerden verdienen duidelijk meer (tussen 800-865 euro), gevolgd door degenen die zeggen gedwongen te zijn (335-640 euro), op grote afstand gevolgd door diegenen met een combinatie aan motieven (227-253 euro)en degenen die zeggen freelancer te zijn uit vrijheidsbehoefte (99-171 euro; hier is voorbehoud geboden gegeven de lage aantallen freelancers die dit motief kiest). Er is ook nog een redelijk evident onderscheid naar het soort beroepspraktijk: enerzijds puur journalist, schrijver, fotograaf versus anderzijds een combinatie met ander werk. Degenen met de eerstgenoemde praktijkvorm hebben zowel in 2012 als in 2013 een veel groter aandeel inkomsten uit hun journalistiek, schrijvend of fotografisch werk dan de diegenen met de gemengde praktijk. Andere relevante verschillen zijn er niet gevonden. Daarom: alles wat voorheen gesteld is over tarieven, auteursrechten en onderhandelingsposities geldt, behalve de hiervoor genoemde drie uitzonderingen, voor de gehele groep. Extra analyses naar verdiengroepen, soort opdrachtgevers en beroepsgroepen Er is nog een nader analyse gedaan op de tariefdata: zie de tabellen 6.1, 6.2 en 6.3 in blok 6 in de bijlage. We hebben eerst gekeken naar verdiengroepen. Daarvoor hebben we de freelancers ingedeeld in 20%-groepen op basis van hun tarieven (per woord, per uur, vast bedrag, foto; zie tabel 6.1 waarin het gemiddelde tarief van de onderste en bovenste 20%-groep vermeld is). We maken verder het onderscheid tussen freelancers die vooral journalist-schrijver zijn, fotograaf of fotojournalist en freelancers met andere combinaties van werkzaamheden. We laten de aantallen even zien. 10
Tabel 4 Beroepsgroepen Schrijvers-journalisten* Fotografen-fotojournalisten** Freelancers met andere combinaties van werk
Aantal 530 199
% 62,6 23,5
118
14,0
*Diegenen die zich bij de vraag naar hun beroep (zie tabel 1.1 in blok 1 in de bijlage) journalist, schrijver, journalist-schrijver, journalist-redacteur, journalist-schrijver-redacteur of schrijver-redacteur noemen **Diegenen die zich bij de vraag naar hun beroep (zie tabel 1.1 in blok 1 in de bijlage) fotograaf of fotojournalist noemen *** Diegenen die bij de vraag naar hun beroep (zie tabel 1.1 in blok 1 in de bijlage) aangeven puur redacteur te zijn en/of journalistiek of schrijverschap combineren met een adviseur- of docentschap, die zich zowel journalist-schrijver als fotograaf noemen en andere niet nader tot enkele groepen te specificeren werkzaamheden
Alle groepen verrichten wel eens werk waarvoor zij per woord, per uur, vast bedrag of per foto worden betaald. Ook kijken we hier naar de beroepspraktijk (puur journalistiek, schrijvend, fotograferend of gemengd). Grosso modo valt op dat de schrijvers-journalisten per woord meer krijgen dan de andere beroepsgroepen en dat de fotografen-fotojournalisten meer per uur ontvangen en per foto. Dat verschil tussen deze beroepsgroepen is vooral groot bij diegenen die veel verdienen (bovenste 20% van de verdienladder). 4 Van diegenen die weinig verdienen (onderste 20% van de verdienladder) met andere combinaties van werk dan alleen journalistiek, schrijvend of fotograferend verdienen meer per uur als ze in de onderste regionen van de verdienladder zitten. We kunnen ook enkele relevante verschillen zien bij het onderscheid naar freelancers die veel of weinig voor media en niet-mediaklanten werken (zie tabel 6.2). Diegenen die weinig voor de media en veel voor de niet-media werken verdienen het meeste, zowel per uur (in alle jaren; rond de 72 euro) als per vast bedrag (in de jaren 2012, 2011, 2009; rond de 1100 euro). Zij worden gevolgd door mensen die veel voor de media en niet-media werken (respectievelijk 70-65 euro per uur en 440-623 euro vast bedrag). Diegenen die zowel weinig voor media als voor niet-media werken en zij die veel voor media en weinig voor niet-media werken verdienen ongeveer gelijke, maar gemiddeld lagere bedragen: per uur zo’n 55-59 euro en als vast bedrag 343-493. We hebben de tarieven van diegenen die voor de mediaopdrachtgevers werken verder bekeken. Alleen bij de huis-aan-huisbladen en lokale omroepen (alle jaren) en de regionale bladen en omroepen(in 2009 en 2008) vinden we evidente verschillen in tarifering. Diegenen die voor deze
4
We hebben op dit punt nog iets nauwkeuriger gekeken en de fotografen (147 personen) van de fotojournalisten (52 personen) onderscheiden. Deze groepen lopen in de top-20% verdiengroep niet uiteen wat betreft betaling per uur (rond de 100 euro), maar wel wat betreft de betaling per foto. Fotografen in de top20% verdiengroep ontvangen gemiddeld 583 euro per foto. Bij fotojournalisten in deze verdiengroep s dat gemiddeld 944 euro. Als we kijken naar de tarieven vanaf 2008 die voor foto’s worden betaald zijn er geen (signifcante) verschillen tussen fotografen en fotojournalisten (zie tabel 6.2 in blok 6 in de bijlage). Het is wel zo dat de tarieven per foto onder fotojournalisten sterker gedaald zijn dan onder fotografen. Als we 2008 op 100 zetten (na inflatiecorrectie) dan staat de teller in 2013 op 62 voor fotojournalisten, na jaren van daling staat deze in 2013 op 110 voor fotografen (tussen 2009-2012 daalde dit van 94 naar 82; mogelijk is de stijging in 2013 dus een uitzondering).
11
opdrachtgevers (in die jaren) werken verdienen evident minder per woord dan diegenen die (ook) voor andere mediaopdrachtgevers werken. Verder zijn er geen verschillen in tariefstelling gevonden.
Toekomstverwachtingen en opinies Tariefvooruitzichten op korte, middenlange en lange termijn Hoe verder de tijdshorizon hoe meer freelancers denken dat de tarieven veranderen. Op korte termijn denkt 64% dat de tarieven niet dalen of stijgen. Op middenlange termijn (2014 en 2015) is dat 42% en op lange termijn (2016 en verder) 26%. Zo’n 30% denkt dat de tarieven op korte termijn (sterk) dalen, 37% denkt dat voor de middenlange termijn en 32% voor de lange termijn. De optimisten nemen in getal toe: eerst denkt nog maar 4% dat de tarieven op korte termijn stijgen, dan denkt al 15% dit voor de middenlange en toch 28% voor de lange termijn. Blijft freelancer? Maar liefst 96% van de freelancers zegt dit over een jaar nog te doen. Maar 4% zegt dus iets anders te gaan doen. Gevolgen van de tariefsontwikkeling Gemiddeld genomen zijn de freelancers ook niet heel erg somber over de gevolgen van de tariefsontwikkeling. Vaak nemen grote groepen neutrale posities in. Gevraagd naar de gevolgen voor de omzet denkt 40% dat er niets gebeurd: niet dalen/niet stijgen. Ruim een derde denkt dat deze wel daalt. Ook is 46% neutraal als gaat om de gevolgen voor het aanzien van het beroep. De groep die denkt dat dit daalt, is wel groot: 36%. De kans om van het werk rond te komen wordt wel somber ingeschat: 43% denkt dat de kans hierop daalt. Aan de kwaliteit van het eigen werk verandert niets, zegt 53%, verbeterd juist zegt 36%. Wel somber zijn de freelancers over de kans iets voor de oude dag opzij te leggen: 52% denkt dat die kans (sterk) daalt. Maanden werk in het vooruitzicht De orderportefeuille is gemiddeld genomen voor iets minder dan de komende vier maanden gevuld. Voor de helft van de freelancers is dat maar twee maanden. Verwachting rondom auteursrechtelijke inkomsten Ongeveer 14% rekent erop dat de auteursrechtelijke inkomsten (sterk of enigszins) toenemen en 39% dat deze (sterk of enigszins) dalen. Opinies over de toekomstige beroepspraktijk Eerder oneens zijn freelancers het met de stelling dat zij vaker gratis of tegen zeer laag tarief zullen moeten gaan werken (59% is dat helemaal mee oneens of mee oneens), dat lagere tarieven met de komst van internet onontkoombaar zijn (50%) en dat zij als gevolg van het verdwijnen van de zelfstandigenaftrek zullen moeten ophouden als zelfstandig werkend journalist, schrijver en/of fotograaf (42%). Eerder (helemaal) mee eens zijn de freelancers het met zes van de negen stellingen en dan vooral dat er collectieve vergoedingen moeten komen voor het online gebruik van hun werk (71% helemaal eens tot eens) en ook dat met de komst van internet zij zich meer van hun collega’s zullen moeten gaan onderscheiden (69%). 12
Uitsplitsingen Bijna alle voorgaande aspecten van de toekomstverwachtingen van freelancers hebben we uitgesplitst naar beroepspraktijk, motieven voor het freelancerschap en leeftijdsgroepen. Er zijn geen relevante verschillen gevonden (zie tabel 5.12 tot en met 5.17 in blok 5 in de bijlage). Ook (in tabel 6.2 in blok 6 in de bijlage) hebben we nader bezien of de vooruitzichten op korte, middenlange en lange termijn verschillen naar beroepsgroep. Dat is niet het geval.
De 2004-studie Een ongewis bestaan In 2004 verscheen het rapport Een ongewis bestaan dat vooral gaat over schrijvende freelance journalisten en schrijvers en is geschreven in opdracht van NVJ en FLA. 5 De gegevens voor dit onderzoek zijn verzameld in 2003 en soms worden er vragen gesteld, bij voorbeeld over het belastbaar inkomen, over 2002. Er is in de tien, elf jaar veel veranderd in de omgeving van de freelancers (denk aan internet) en ook het werk van de freelancers (denk opnieuw aan het internet) zelf is waarschijnlijk sterk veranderd en verbreed. Wellicht ook dat het voeren van een gemengde praktijk nu meer gemeengoed is dan tien jaar terug. Op enkele hoofdlijnen kijken we wat de rapportage uit 2004 aan gegevens openbaart en of we die kunnen vergelijken met de data uit ons onderzoek. Aantal maanden werk in het vooruitzicht Het rapport Een Ongewis Bestaan (EOB) stelt dat in 2003 een kwart van de schrijvende freelancers hooguit voor een maand werk in het vooruitzicht heeft, dat bijna de helft voor twee maanden verzekerd is van werk en dat weer een kwart ene half jaar nog werk heeft (EOB: 44). Hierboven noemden we al dat in 2013 dat gemiddeld genomen vier maanden is. Voor de schrijvende journalisten en schrijvers is dat ook gemiddeld genomen ook bijna vier maanden, ook heeft iets meer dan de helft voor twee maanden werk en voor 20% is dat één maand. Een half jaar of langer werk heeft minder dan 15%. De conclusies is dat nu een kleiner deel schrijvende freelancers dan in 2003 weinig (van 25% naar 20%met één maand vooruitzicht) en veel vooruitzichten (van 25% naar 15% een half jaar of langer vooruitzicht) heeft. Concurrentie Met concurrentie op opdrachtgevers, onderwerpen en prijs heeft respectievelijk 40%, 32% en 27% te maken in 2003 (EOB: 45). Als we nu weer beperken tot de puur schrijvende freelancers dan zien we dat de concurrentie flink is gestegen: nu heeft 66%, 57% en 57% (heel veel of tamelijk veel) concurrenten op respectievelijk opdrachtgever, onderwerpen en prijs. In 2003 gaf 37% aan dat ze niet weten of ze concurrenten hebben op prijs. In 2013 is dat percentage gezakt tot 22%. In 2003 is net als nu in 2013 gevraagd of de freelancers last hadden van de concurrentie. Een derde van die schrijvende freelancers in 2003 die ook zeggen concurrenten te hebben, hebben last van de concurrenten, tweederde niet (zoveel). In 2013 is dat voor de schrijvende freelancers precies omgedraaid: 58% zegt (veel of tamelijke veel) last te hebben van concurrenten, 36% niet zoveel en 7% weinig.
5
Teunis IJdens en Harold van der Werff (2004). Een ongewis bestaan. De beroepspraktijk van schrijvende freelance journalisten in Nederland. Tilburg: IVA.
13
Uurtarief De rapportage over het 2003-onderzoek rekent vooral met uurtarieven. Het uurtarief ligt tussen de 46-62 euro voor respectievelijk beginnende en ervaren journalisten en schrijvers. Rekenend met de aantallen beginners en ervaren freelancers (EOB: 65, tabel 5e) komen we op een gemiddelde 59,04 euro per uur. In 2013 hebben de schrijvende freelancers gemiddeld 57,70 per uur. Passen we hier de inflatiecorrectie op toe dan is teruggang in tarieven nog wat scherper: van 59,04 naar 48,33 euro per uur (gecorrigeerd voor inflatie) in 2013. Als we indexeren en het tarief van 2003 op 100 zetten staat het tarief in 2013 op 82. Eerder zagen we (zie tabel 3 hierboven) dat het uurtarief in 2013 ten opzichte van 2008 gedaald was van 100 (2008) naar 88. Onderhandelingen De onderhandelingsvaardigheid was in 2003 onder 52% van de freelancers goed tot redelijk en onder 48% matig tot slecht (EOB: 52). Slechts een derde van de freelancers had wel eens onderhandeld met de opdrachtgever. In 2013 vindt 59% zich goed tot redelijk in onderhandelen en 41% niet. Nu zegt maar liefst 95% van de schrijvende freelancers dat ze wel eens onderhandeld hebben. Belastbaar inkomen Het belastbaar inkomen van de freelancers in 2002 lag rond de 26.300 euro gemiddeld per jaar (EOB: 68). Een vijfde had niet meer dan 10.000 euro en aan de andere kant had een tiende meer 50.000 euro of meer. In 2012 (gelijk met toepassing van inflatiecorrectie) is het gemiddelde 21.844 euro. Stellen we opnieuw 2003 op 100 dan vertegenwoordigt 2012 het indexcijfer 83. Ook nu zien we een onderste 20% met rond de 10.000 euro. Als we rekening houden met inflatie moeten we naar iets meer dan 21% van de onderste regionen kijken om op 10.000 euro te komen. De laagste inkomensgroep is dus marginaal gegroeid. Om in 2003-euro’s op 50.000 euro te komen moet je in 2012 precies 59.464 euro verdienen. Dat is weggelegd voor minder dan 5% in 2012. De topgroep is dus gedaald in omvang. Voorzieningen Zo’n 40% van de schrijvende freelancers in 2003 is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid waarvan tweederde via een particuliere verzekering. In 2013 is 35% verzekerd en 65% hiervan particulier. De cijfers over 2003 en 2013 voor wat betreft pensioenvoorziening zijn niet helemaal vergelijkbaar omdat we in 2013 een extra antwoordcategorie (zelf sparen) aanboden. In 2003 had 40% geen voorziening getroffen. In 2013 is dat, dus met voorbehoud, nog 33%. Nu zegt 34% zelf te sparen voor de oude dag en heeft 19% iets geregeld via een particuliere verzekering. In 2003 was dat 40%. Het grote verschil kan bijna niet alleen verklaard worden door het veranderen van antwoordcategorieën. Het lijkt er eerder op dat freelancers meer bezig zijn met hun oude dag, maar minder inzetten op particuliere pensioenvoorzieningen en liever de zaken in eigen hand houden (door zelf te sparen).
Conclusies Beroep en praktijk De freelance journalisten, schrijvers en fotografen hebben een sterk uitgesproken beroepsidentiteit ook al doen ze veel verschillende werkzaamheden binnen en buiten hun eigen beroep. Er is een kleine groep die freelancer is puur omwille van de vrijheid en een grote groep die het uit overtuiging en ondernemerschap freelancer is. Deze laatste groep ambieert ook geen vaste baan. Een derde van 14
de freelancers voelt zich gedwongen tot het freelancerbestaan. Deze groep zou het liefst blijven freelancen maar ook een vaste baan willen. Er is veel concurrentie tussen freelancers, op opdrachtgevers, onderwerpen en ook op prijs. De concurrentie is op alle drie vlakken ten opzichte van 2003 sterk toegenomen. Opdrachtgevers en diensten De freelancers werken voor gemiddeld 3,4 opdrachtgever in 2013, vooral uit het bedrijfsleven, de vaktijdschriften, de landelijke omroepen en dagbladen en de publiekstijdschriften. Er wordt weinig gewerkt voor PR-bureaus, opinieweekbladen en de lokale omroepen en huis-aan-huisbladen. Van de mediaopdrachtgevers hebben vooral de landelijke omroepen en dagbladen, de publiekstijdschriften en vaktijdschriften een belangrijke bijdrage in de omzet in 2013. Van de niet-mediaopdrachtgevers zijn dat bedrijven en overheden. Bijna een vijfde van de freelancers werkt of heeft wel eens voor Sanoma-media gewerkt. Rond een vijfde werkt altijd verplicht met de leveringsvoorwaarden van de opdrachtgever. Tarieven De tarieven zijn gedaald. Als we de voor inflatiegecorrigeerde en geïndexeerde cijfers bekijken zien we een daling onder de betaling per woord van 100 in 2008 naar 79 in 2013, per uur van 100 naar 88, en per foto van 100 naar 61. Vooral fotojournalisten kampen de laatste jaren met teruglopende tarieven per foto. De betaling tegen een vast bedrag schommelt over de jaren en is ongeveer gelijk gebleven als 2008 (100) met 2013 vergelijken (99). Als we de betaling per uur vergelijken onder de schrijvende freelancers met de gegevens uit 2003 dan is de daling van 100 (2003) naar 82 in 2013. Afspraken Flinke groepen freelancers maken afspraken met opdrachtgevers, vooral over tarieven. Afspraken over vergoedingen voor hergebruik zijn niet courant. Als die al gemaakt worden zijn die vaak voor onbepaalde duur, maar wel vaak gespecificeerd voor bepaalde media (uitgaven, uitgeefplatformen). Afspraken over exclusiviteitstermijnen komen ook niet vaak voor. Auteursrechten worden wel belangrijk gevonden en er wordt ook door een flinke groep over onderhandeld, zoals freelancers dat ook vaak doen over tarieven, inleverdata en omvang van het werk. In 2003 werd er duidelijk minder onderhandeld door de schrijvende freelancers dan hun zelfde collega’s doen in 2013. In 2013 wordt dat vaak gedaan en vooral met bedrijven, non-profits en de landelijke omroepen en dagbladen. Er wordt weinig onderhandeld met PR-bureaus, internetorganisaties, overheden en ander opdrachtgevers. Belastbaar inkomen Het belastbaar inkomen in 2012 van de helft van de freelancers ligt op 25.000 euro. Ongeveer 72% hiervan komt op conto van het journalistiek, schrijvend en fotograferend freelance werk. Als we het gemiddelde inkomen van 2012 vergelijken met dat uit 2002 en we zouden het laatste op 100 zetten dan is het inkomen in 2013 gedaald tot 83. Er zitten iets meer freelancers in de lage inkomensgroepen en ook de top van de inkomensladder is in omvang gedaald. Dit lijkt op een nivellering.
15
Toekomstvoorzieningen De voorzieningen die freelancers treffen zijn nog niet veelvoudig. Ongeveer 66% is niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, 88% niet tegen werkloosheid en 35% doet financieel niets voor de oude dag. Bijna 44% is afhankelijk van het inkomen van een partner. In 2003 lijken iets meer mensen niet te zijn verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en ook minder dan nu bezig met het iets financieels regelen voor de oude dag. Toekomstverwachtingen Hoe verder de tijdshorizon hoe meer freelancers denken dat de tarieven veranderen. De pessimisten (daling) blijven ongeveer gelijk in getal, en de optimisten (stijging) nemen toe als ze aan de lange termijn denken. Een opmerkelijke 96% denkt over een jaar nog freelancer te zijn. Somber zijn ze over het aanzien van het beroep, de kans om van hun werk rond te komen en de kans om iets voor de oude dag opzij te leggen. De helft heeft ook maar voor twee maanden werk in de orderportefeuille. Het idee dat, onder andere internet, betekent dat men gratis moet gaan werken wordt afgewezen. Men pleit voor collectieve vergoedingen voor online gebruik van hun werk. Verschillen naar beroepspraktijk, motieven, leeftijd, beroepsgroepen, opdrachtgevers Tot slot kijken we kort naar enkele relevante uitsplitsingen. Er zijn maar relatief weinig verschillen tussen de freelancers gevonden: niet naar beroepspraktijk (al dan niet gemengd), niet naar motieven om freelancer te worden (uit ondernemerschap of juist gedwongen), niet naar leeftijdsgroepen. Ook een verdere uiteenlegging van beroepsgroepen (journalisten-schrijvers versus fotograferen en versus combinatieberoepen) of soorten opdrachtgevers (media of niet-media) hebben weinig relevante resultaten laten zien. Een paar verschillen troffen we aan: jongeren (35-min) kregen minder betaald dan ouderen (35-55 en 56+) per uur tussen 2008 en 2011. In 2012 en 2013 is dat verschil weg. Ook in die 2008-2011 periode een verschil naar motieven en betalingen tegen vast bedrag waarbij diegenen die zich als ondernemer afficheren meer verdienen. Diegenen die zich puur op journalistiek, schrijvend of fotograferend werk richten hebben ook een hoger aandeel inkomsten uit dit werk dan mensen met een gemengde praktijk. De schrijvers-journalisten verdienen duidelijk meer per woord, fotografen meer per uur en per foto. Ook diegenen die weinig voor de media en veel voor niet-media werken verdienen beter per uur en tegen vast bedrag. Zij worden gevolgd door diegenen die voor beide veel werken. Bij de huis-aan-huisbladen en lokale omroepen wordt over de hele periode 20082013 minder goed per woord verdiend. Slot Het beeld lijkt te ontstaan dat ondanks teruglopende tarieven, toenemende concurrentie en meer (noodzakelijke) inzet op onderhandelingen met opdrachtgevers, de freelance journalisten, schrijvers en fotografen optimistisch zijn, nu eenmaal hun ondernemerschap als freelancer willen naleven, al dan niet met journalistiek bedrijven, schrijven of fotograferen en al is het soms meer gedwongen door de omstandigheden dan echt uit vrije wil.
16