FRATERS VAN TILBURG
Een passie voor barmhartigheid
2
Inhoud Voorwoord van fr. Harrie van Geene, Algemene overste
3
Barmhartigheid; de beweging groeit Werken van barmhartigheid De hongerigen te eten geven fr. Albert van der Woerd, Tilburg De dorstigen te drinken geven fr. Leo Brouwers, Utrecht De vreemdelingen herbergen fr. Simon van de Broek, Udenhout De naakten kleden fr. Eugenius van Dongen, Tilburg De zieken bezoeken fr. Caspar Geertman, Tilburg De gevangenen bezoeken fr. Piet van de Ven, Amsterdam De doden begraven fr. Frans van Pinxteren, ‘s-Hertogenbosch
5 7 8
Een leven als frater; God dienen in de medemens Fraters bro. Andrea Sifuna, Kenia bro. Patrick Kapteijns, Kenia Barmhartigheid en broederschap fr. Harrie van Geene, Tilburg bro. Charles Nyakundi Mirimba, Kenia Inspiratiebronnen Johannes Zwijsen: God dienen in de medemens Jezus, onze barmhartige broeder Maria: mater misericordiae Vincentius: Ga de straat op!
11 12 15 16 19 20 23 24 26
28 31 32 35
Niet van deze tijd? fr. Frans van Pinxteren, ‘s-Hertogenbosch fr. Egidius de Laat, Namibië Alleen mannen bro. Linus Schoutsen, Kenia bro. Ad Mommers, Kenia Een leven als frater
36
Leven in een gemeenschap bro. Rob Swinkels, Kenia bro. Peter Chiori, Kenia Onderwijs fr. Caesarius Mommers, Tilburg fr. Ad de Kok, Den Haag Bijvoorbeeld Sikri, Kenia Religieus leven fr. Remigius Heesbeen, Tilburg bro. Athanasius Onyoni, Kenia Gelukkig zijn fr. Wim Verschuren, Tilburg bro. Peter Ochieng Oywer, Kenia Bijvoorbeeld Indonesië, Nias Internationaal fr. Johannes Bosco Wuarmanuk, Indonesië fr. Jan Koppens, Tilburg Dienstbaarheid fr. Ger Oomens, Nijmegen fr. Christino Gemen, Brazilië Bijvoorbeeld, de Elimgroep Oud worden fr. Erembertus van der Heijden, Tilburg fr. Paul Schalken, Tilburg Jongeren fr. Albert van der Woerd, Tilburg fr. Jan Claveaux, Tilburg Bijvoorbeeld Oyugis, Kenia Missie fr. Broer Huitema, Tilburg bro. Sebastianus van Seters, Namibië Frater worden fr. Wouterus van den Hout, Tilburg fr. Caspar Geertman, Tilburg Verbondenheid en participatie Bijvoorbeeld Sambyu, Namibië Vroeger
42
De parabel van de Barmhartige Samaritaan Lied van de congregatie Adressen Colofon
38 40
44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 77 78 80
3
Het vuur van barmhartigheid doorgeven In deze brochure willen we laten zien wie we als fraters van Tilburg zijn en vooral wat ons beweegt. Onze congregatie is vernoemd naar Maria als ‘Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid’. Die naam staat voor ons voor een heel concrete opdracht; al meer dan 150 jaar proberen wij met hart en ziel werk te maken van de barmhartigheid. Jezus is daarbij een nimmer aflatende inspiratiebron: ‘Al wat je deed voor één van de minste van Mijn broeders, heb je voor Mij gedaan’. Barmhartigheid is in Jezus’ prediking en in Jezus’ daden voor ons de meest centrale boodschap. We laten u in deze brochure ook kennis maken met andere voor ons vitale inspiratiebronnen; met onze Stichter, Joannes Zwijsen, met Maria, de Moeder van Barmhartigheid en met de heilige Vincentius. De situatie van onze congregatie is nu heel anders dan pakweg vijftig jaar geleden. In Nederland komen er nu maar heel weinig fraters bij. Hoe anders is het bijvoorbeeld in Kenia en in Indonesië, waar het aantal fraters juist groeit. Over de verschillen tussen daar en hier is veel te zeggen, maar slechts één ding is voor ons daarbij echt van belang: de voortgang van de ‘beweging van barmhartigheid’, daar en ook hier. Wij willen midden in die beweging staan en wij willen die beweging helpen groeien. Daarom doen we een appèl op mensen met een hart om frater van barmhartigheid te worden. Daarom nodigen we mensen met een hart uit om ook op andere wijzen, samen met ons, bewust in die beweging van barmhartigheid te gaan staan. In een tijd waarin er gelukkig steeds meer verzet komt tegen het materialisme en het egoïsme in de samenleving, wil de beweging van barmhartigheid een perspectief bieden. We hopen dat het een heel brede beweging wordt, want een barmhartige levenshouding zou de komende decennia juist wel eens het sleutelwoord kunnen zijn om ons naar een betere samenleving te gidsen. Deze brochure heeft twee delen. In het eerste deel willen we vertellen van het vuur, willen we de spiritualiteit van barmhartigheid doorgeven. In het tweede, meer huiselijke deel, willen we laten zien wie we zijn en hoe we leven. Op de vraag wie en wat de Fraters van Tilburg zijn, gaf een medebroeder ooit het meest beknopte antwoord dat denkbaar is: ‘Mannen van barmhartigheid’. Wij beschouwen dat beslist niet als een eretitel, des te meer als een opdracht. Wij willen zelf leven met een passie voor barmhartigheid en het vuur van barmhartigheid doorgeven. fr. Harrie van Geene Algemene overste Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid
5
Barmhartigheid
“Ik word elke dag weer somber als ik de krant lees. Weet je wat het is? De mensen zijn alleen nog maar met zichzelf en hun carrière bezig. We leven in een maatschappij waarin we niks meer voor elkaar over hebben.” Wie herkent die verzuchting niet? Maar is het wel waar? Onder het motto ‘De maatschappij. Dat ben jij.’, plaatste de Stichting Ideële Reclame, SIRE, paginagrote advertenties om de verzuchting enigszins te weerleggen. Een citaat uit zo’n advertentie: “Zo’n 700.000 mensen geven een paar keer per jaar bloed, waarmee duizenden zieken geholpen en honderden mensenlevens gered worden. In ongeveer 10.000 Nederlandse gezinnen vinden pleegkinderen de warmte van een nieuw, ouderlijk huis. Vorig jaar gaven we ruim 5 miljard aan goede doelen. Bijna 100.000 mannen en vrouwen werken als vrijwilliger in onze verzorgings- en verpleeghuizen. In heel Nederland zijn 3 miljoen vrijwilligers actief.” De advertenties gaven nog veel meer voorbeelden, als tegengas voor wie sombert over onze samenleving.
Het verhaal van Jezus
In 1993 hield koningin Beatrix een kersttoespraak over hetzelfde thema. “De crisis in het menselijk bestaan vandaag is misschien wel vooral een crisis in het aanvaarden van verantwoordelijkheid. De samenleving is zo ingewikkeld geworden, dat we vaak het zicht kwijtraken op het resultaat van wat wij doen. Bij het oplossen van de problemen waar de maatschappij voor staat, wachten we liever af of anderen in actie komen. ‘Voor wat en voor wie zijn we nu precies verantwoordelijk?’, willen we weten. Toen aan Jezus die vraag werd gesteld, vertelde hij een verhaal. Een man die beroofd en gewond aan de kant van de weg lag, werd door mensen van zijn eigen volk onbewogen voorbij gelopen. Thuis maakten die voorbijgangers zich misschien wel zorgen over de onrustbarende misdadigheid, maar zelf hadden ze geen hand uitgestoken. Hulp kreeg het slachtoffer van iemand die niet tot het eigen volk behoorde, maar tot een ander volk, waarop werd neergekeken. Jezus draait daarmee de vraag om: ‘Wie heeft zichzèlf verantwoordelijk getoond?” Het was niet voor het eerst dat de koningin opriep naar het verhaal van Jezus te luisteren. Een jaar eerder zei ze in de kerstboodschap: “Meer dan ooit wordt de samenleving bedreigd door egoïsme en kortzichtigheid. Krachten die mensen weer kunnen verenigen zijn rechtvaardigheid, sociale bewogenheid en barmhartigheid. In het leven vanuit zulke waarden is Jezus ons een voorbeeld.”
6
De vanzelfsprekendheid waarmee de koningin het voorbeeld van Jezus voorhield, en het vertrouwen dat ze uitsprak in de vitale kracht van de barmhartigheid, was ronduit indrukwekkend. Tot voor kort schreven we vaak dat ‘barmhartigheid’ een ouderwets en vroom woord is, een woord dat in onbruik is geraakt. Maar er is wat aan het veranderen. Bij het denken over beter samenleven durven steeds meer mensen het woord nieuw leven in te blazen. Je komt het vaker in de krant tegen, de televisie bracht een hele serie over barmhartigheid, er verschijnen meer en meer boeken waarin het thema een belangrijke rol speelt. En een zeer recent - en spannend - voorbeeld: een politiekorps onderzoekt hoe barmhartigheid in haar werk een rol zou kunnen gaan spelen. Het is de politie van de gemeente Amsterdam, de gemeente met het devies: ‘Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig’. Dat praten over barmhartigheid voorzichtig weer mag, is bijzonder. Maar minstens zo bijzonder is het dat het woord in de vergetelheid was geraakt. Want het woord is misschien wel de meest kernachtige omschrijving van de opdracht die van het voorbeeld van Jezus uitgaat. Een beetje ruw zou je kunnen zeggen, dat je het hele Evangelie misschien wel kunt samenvatten in die ene zin van Jezus: ‘Alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan’.
Een ongemakkelijk woord
Maar er is iets met het woord en de opdracht die erin vervat is. Enerzijds ligt het appèl onontkoombaar voor de hand. Natuurlijk moet een mens barmhartig zijn. Dat is zelfs niet alleen een christelijke boodschap; je komt het woord letterlijk in alle belangrijke godsdiensten tegen. Maar het woord barmhartigheid heeft anderzijds ook iets ongemakkelijks en roept veel vragen op. Want goed doen aan een ander heeft toch ook iets neerbuigends? We hebben bovendien voor alle denkbare noden nu toch professionele hulpverlening? En barmhartigheid heeft iets gevaarlijks: er kan toch gemakkelijk misbruik van je goedheid worden gemaakt? En wordt wie barmhartig is, niet gauw vermorzeld in deze onbarmhartige samenleving? We willen proberen op deze vragen een antwoord te geven en misverstanden weg te nemen. Maar we zullen de vraag tegelijk wat verbreden, want barmhartigheid strekt verder dan goed doen; barmhartigheid is een levenshouding. Vanwaar de betrokkenheid van onze congregatie op barmhartigheid? Heel eenvoudig; we zijn indertijd opgericht met barmhartigheid als opdracht. Dat was meer dan honderdvijftig jaar geleden en we hebben er in al die jaren ook echt werk van gemaakt. Dat sprak voor ons vanzelf. Maar juist door die vanzelfsprekendheid was onze opdracht in de loop van zoveel jaren ook een beetje sleets geraakt. De laatste jaren hebben we onze gerichtheid op barmhartigheid echter nieuw elan weten te geven. Dat was het gevolg van een bezinning op onze inspiratiebronnen. We ontdekten na vele moeilijke jaren opnieuw onze eigenheid als frater. Dat bracht ons de diepe overtuiging dat barmhartig leven de sleutel is tot persoonlijke groei én tot een betere samenleving. Samen met anderen proberen we daarom ‘een beweging van
Barmhartigheid
7
Werken van barmhartigheid ‘Want ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen, Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.’ Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: ‘Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien en U te eten gegeven? Of dorstig U te drinken gegeven? Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen? Of naakt en hebben we U gekleed? Wanneer hebben we U ziek of in de gevangenis gezien en zijn we naar U toe gekomen?’ De Koning zal hun antwoorden: ‘Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.’ Mt 25 , 35-40
8
De hongerigen te eten geven
In een huis vol probleemjongeren verzorgen we met enkele leden van de Elimgroep eenmaal per week een maaltijd. De jongeren in dat huis kennen nauwelijks structuur in hun leven. Er vallen ook geen afspraken met ze te maken. Het koken dat we voor hen doen, de gesprekken die we aan tafel voeren; het is een vorm van aandacht. Ze hoéven overigens niet aan te schuiven, we vragen niks. We zijn er gewoon voor ze. Ook als er maar ééntje aanschuift, heeft het wat te betekenen. Namelijk dat wij daarmee tegenspreken dat die jongere niet de moeite waard zou zijn. fr. Albert van der Woerd (1960), Elimgroep, Tilburg
9
barmhartigheid’ te stimuleren, een beweging die wil prikkelen, die mensen aan het denken en aan het doen wil zetten. Zo vlak voor de grens naar het volgende millennium zeggen sommigen, dat het appèl van de barmhartigheid misschien wel eens een échte opening kan maken naar een betere samenleving. Misschien worden we ons in de komende jaren bewust dat het de maatstaf van al ons handelen moet zijn, persoonlijk en maatschappelijk. Wat is barmhartigheid eigenlijk? Barmhartig zijn is voor een christen zo voor de hand liggend, dat je er nauwelijks bij stil staat waar het in wortelt. Maar je hoeft helemaal geen christen te zijn, om aan te voelen dat goedzijn-voor-een-ander het wezen van het mens-zijn raakt. Barmhartigheid raakt de wortels van de menselijke gemeenschap. Het overstijgt ook de verschillen tussen godsdiensten. In bijna alle grote godsdiensten heeft barmhartigheid een heel eigen en centrale plaats. Ook niet-gelovigen delen de afkeer van onbarmhartigheid. Maar voor christenen, joden én islamieten reikt de betekenis van barmhartigheid verder. Voor hen verwijst barmhartigheid in de eerste plaats direct naar God. In de bijbel zie je ook dat barmhartigheid bovenal een begrip is dat God beschrijft. Je mag zeggen dat er geen woord is dat zo dicht aan God raakt als het woord barmhartigheid. Of zoals Kees Waaijman zegt: ‘Wie in de Schrift op zoek gaat (naar barmhartigheid) wordt niet teleurgesteld: hij nadert de bron van Gods goedheid.’ Tijdens de uittocht uit Egypte heeft God zich doen kennen als ‘Ik ben: Ik ben er’. Zijn barmhartigheid is: ‘Mijn wezen is er-zijn-voor-jullie’. Het boek Exodus beschrijft prachtig hoe God de barmhartigheid zelve is: tegelijk teder én confronterend. Teder, want vol van ontferming. Confronterend, want niets toedekkend. De barmhartige liefde van God is de bron van de schepping, van alle leven en alle liefde. En zo is Jezus ook de mensgeworden uitdrukking van Gods barmhartigheid. Het verhaal van Jezus is het verhaal van de ons voorgeleefde barmhartigheid. Het verhaal van Jezus laat zien wat barmhartigheid uiteindelijk is. Hij laat zien dat barmhartigheid niet zomaar iets is wat je doet, Hij laat zien dat je er steeds mee bezig bent, Hij laat zien dat barmhartigheid misschien het best begrepen kan worden als een weg, een weg die begaan moet worden.
God, de barmhartigheid zelve
‘Zien’, ‘bewogen worden’ en ‘in beweging komen’, dat zijn voor ons de drie wezenlijke aspecten van wat je die ‘weg van barmhartigheid’ kunt noemen. Eerst de betekenis van het ‘zien’. Daarmee wordt bedoeld dat je de mens in zijn kleinheid wel moet zien. Het lijkt zo eenvoudig; je denkt dat de mens in zijn kwetsbaarheid en gewond-zijn vaak direct zichtbaar is als we onze ogen open houden. Maar het is moeilijk om goed te zien. Vaak kijken we maar oppervlakkig of worden we gehinderd door allerlei vooroordelen. Je moet het willen leren om met aandacht en eerbied naar de ander te kijken. Noden hebben een gezicht; wie geen gezichten, geen
Barmhartigheid
10
echte mensen ziet kan de weg van de barmhartigheid niet gaan. In onze betrokkenheid op barmhartigheid is Vincentius a Paulo één van onze grote inspiratiebronnen. Vincentius is heel radicaal in zijn gerichtheid op de mens in nood; Vincentius houdt ons voor dat je juist in die medemens in nood God kunt ontmoeten. Maar je zult er moeite voor moeten doen om in de ander het beeld te kunnen zien van ‘Hem die weet wat lijden is’. En het zien kan heel pijnlijk zijn, want oog in oog met de mens in nood voelen we soms ook onmacht, walging, pessimisme en zelfs de neiging te vluchten. Leren kijken, zonder vooroordeel, met helder oog en zuiver hart is de eerste stap die geleerd moet worden om de weg van de barmhartigheid te kunnen gaan. Dan het ‘bewogen worden’. Iedereen voelt meteen aan dat ‘bewogen worden’ wezenlijk bij barmhartigheid hoort. Want als er na het zien van de nood wel een daad gesteld wordt, maar die daad beperkt zich tot het zakelijk en praktisch lenigen van de nood die gezien is, dan is dat niet zonder betekenis, maar het is geen stap op die weg van barmhartigheid. Immers, de mens zelf blijft onzichtbaar; je raakt er niet bij betrokken. Sommigen vragen zich af of het wel nodig is persoonlijk betrokken te raken. Het zou de efficiency van de hulp in de weg kunnen staan, het zou jezelf lam kunnen leggen. Dat lijkt een nuchtere waarheid, maar is het beslist niet. Jezus heeft dat ons al laten zien. Zijn verhalen laten zien wat er gebeurt als je je wél persoonlijk laat raken door de situatie van de ander: je kunt je met die medemens als een broer of een zus identificeren. En vooral dat is van belang om te voorkomen dat barmhartigheid iets neerbuigends krijgt, om te voorkomen dat we de armen, de kleinen, de hulpbehoeftigen als onmondigen zien, om te voorkomen dat we hen met onze hulp kwetsen.
De weg van barmhartigheid
Deze bewogenheid is een wezenlijk element van barmhartigheid. Maar ook dan is de beweging van de barmhartigheid nog niet voltooid. Want je zou in grote bewogenheid naast de ander kunnen staan en het daarbij laten. Daarom is de derde stap op de weg van barmhartigheid het ‘in beweging komen’. Er moet wat gebeuren, je moet wat doen. En ‘doen’ kan van alles inhouden. Het kan heel letterlijk één van de werken van barmhartigheid zijn, maar soms ook bidden, soms luisteren, en soms komt het doen gewoon uit je portemonnee. Deze drie stappen, zien-bewogen worden-in beweging komen, vormen samen de weg van barmhartigheid. Het is dus veel meer dan een daad, het is een gerichtheid, een levenshouding die de basis is van soms heel praktisch handelen. Op deze weg van barmhartigheid tussen mensen kan de barmhartigheid van God oplichten. Zó maakt de barmhartige mens de barmhartigheid van God een beetje zichtbaar en stelt hij God aan de orde. Die barmhartigheid is misschien wel het mooist opgeschreven in de parabel van de barmhartige Samaritaan. En als je die parabel goed leest (de tekst staat ook achterin deze brochure), zie je ook daar de
Barmhartigheid
11
De dorstigen te drinken geven
We vangen hier al zeventien jaar asielzoekers op. Deze vrouw is nogal ziek en voelt zich daardoor natuurlijk extra afhankelijk. Ik hoop mensen altijd het gevoel te kunnen geven dat het vanzelfsprekend is dat ze hulp krijgen. Maar als ze - ondanks de taalbarrière - met handen en voeten toch hun dankbaarheid uiten, besef je dat het voor hen helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Dat geeft mij dan weer extra kracht. Het is overigens helemaal niet zo moeilijk als veel mensen denken. Als het Evangelie je beweegt, hoef je er eigenlijk alleen maar mee te beginnen. De rest gaat dan echt vanzelf. fr. Leo Brouwers (1929), Fraterhuis Utrecht
12
De vreemdelingen herbergen
Wie zegt dat het onbegonnen werk is, heeft geen gelijk. Ik ben namelijk helemaal niet bezig met het vluchtelingenprobleem. Ik ben bezig met mensen. En je gaat daardoor van ze houden. We geven wat we kunnen: eten, drinken, een bed, een bad. Aan vreemdelingen, maar ook aan mensen die door andere problemen even de weg kwijt zijn. Ze mogen een tijdje bij ons wonen. Om zulke hulp te geven hoef je natuurlijk geen frater te zijn. Maar frater of geen frater, voor iedereen geldt dat je om anderen te helpen je eigen accu wel steeds moet opladen. Ik bid daarom elke dag een uur en heb daar echt steun aan. fr. Simon van de Broek (1936), Leefgemeenschap De Vuurhaard, Udenhout
13
gelaagdheid die bij barmhartigheid hoort. De parabel is het verhaal van iemand die langs een mens in nood komt, hem ziet, door medelijden wordt bewogen, naast hem gaat staan en in actie komt. Door een nieuwe aandacht voor de Hebreeuwse wortels van barmhartigheid, zijn wij ons bewuster geworden hoe intiem barmhartigheid behoort tot het wezen van God. ‘Chesed’ is het grondwoord, dat steeds vergezeld wordt door twee satellietwoorden: ‘rachamiem’ en ‘emet’. Rachamiem betekent ingewanden, moederschoot, bewogen tot in je diepste zelf. En emet betekent trouw. Barmhartigheid is geen eendagsvlieg, hoe spontaan die ook uit het hart kan opwellen. Het oudst bekende Nederlandse woord voor barmhartigheid is ‘ontfermhertigheit’ en daarin zien we andere elementen: arm/erm en hart/hert. Het woord ‘arm’ verwijst naar mensen die arm zijn, in nood verkeren. Het woord ‘hart’ wijst erop dat je door die nood in het hart geraakt wordt. ‘Ontfermhertigheit’ is de zielsgesteldheid van waaruit je je dan gaat ‘ontfermen’, in actie komt. Hoe gewoon ze ook zouden moeten zijn, ‘de zeven werken van barmhartigheid’ zijn lang zo bekend niet meer als vroeger. Zes zijn er te vinden in het Evangelie van Matteüs. Het zevende werk van barmhartigheid, ‘De doden begraven’, is ontleend aan het boek Tobit uit het Oude Testament. Dit zijn ze alle zeven: de hongerigen te eten geven, de dorstigen te drinken geven, de vreemdelingen herbergen, de naakten kleden, de zieken bezoeken, de gevangenen bezoeken en de doden begraven. Het zijn de goede werken waarvan Jezus zei dat de rechtvaardigen deze allemaal aan Hem gedaan hadden. En toen deze rechtvaardigen zeiden dat ze zich dat niet konden herinneren, zei Jezus: ‘Alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan’. Natuurlijk zijn de zeven werken niet zoiets als de geboden van de barmhartigheid. Het zijn voorbeelden, makkelijk uit te breiden met andere, maar alle voorbeelden zijn nog steeds heel actueel. De zeven werken van barmhartigheid zijn later, onder andere door Augustinus, uitgebreid met nog eens zeven werken, de zeven geestelijke werken van barmhartigheid. Deze, overigens momenteel veel minder bekende werken, zijn: de twijfelenden raad geven, de onwetenden onderrichten, de zondaars vermanen, de bedroefden troosten, beledigingen vergeven, lastige personen verdragen en bidden voor levenden en doden.
De zeven werken
Je kunt het begrip barmhartigheid op vele manieren benaderen en elke manier roept zo z’n eigen vragen op. We zullen hier een paar van die benaderingen volgen, mét de kritische vragen die erbij horen. Dit is bijvoorbeeld vaak te horen: Barmhartigheid is misschien een mooi begrip, maar inmiddels gebruiken we toch liever het woord ‘gerechtigheid’. Gerechtigheid is een betere toetssteen. Het doet meer recht aan de mens in nood, want er is geen sprake meer van een helper en een geholpene. Recht en rechtvaardigheid staan dan immers voorop. Vaak wordt met zo’n opmerking tegelijk bedoeld, dat barmhartigheid toch eigenlijk maar een achterhaald begrip is. En daar hoort dan verder de vraag bij naar de zin van
Barmhartigheid
14
barmhartigheid, als je er verder niets mee verandert. Natuurlijk voelen we ons zeer verwant met het begrip gerechtigheid. Je kunt zeggen: gerechtigheid is het doen van rechtvaardigheid vanuit barmhartigheid. Maar barmhartigheid kan nog radicaler zijn, zelfs voorbij het ideaal van de rechtvaardige verdeling. Barmhartigheid kan de arme en de verdrukte helemaal voorop stellen. Of, zoals Vincentius het confronterend direct kon zeggen: ‘De armen zijn onze leermeesters’. Of, zoals het Magnificat Maria’s lofprijzingen verwoordt voor een God die ‘de rijken van de troon haalt, en de armen boven hen verheft’. Rechtvaardigheid alleen is niet genoeg, want een samenleving die van alles rechtvaardig geregeld heeft, hoeft nog helemaal geen menselijker samenleving te zijn. Liefde en barmhartigheid maken de rechtvaardigheid pas compleet. Wat voorop staat is in de Tora heel mooi geschreven: God schiep eerst de barmhartigheid en de liefde en pas daarna het recht. Dat barmhartigheid aan de basis ligt van daadwerkelijk bevrijdende gerechtigheid laat ook de theoloog Julio de Santa Ana zien (in ‘Gerechtigheid en Barmhartigheid, opdracht en keuze’): ‘Barmhartigheid betekent het verlaten van het veilige midden. Het betekent partij kiezen voor mensen die rechteloos gemaakt zijn, het opnemen voor hen die veroordeeld zijn door het systeem. In een wereld als de onze betekent het innemen van een neutrale positie in feite een verhulling van het systeem van wederzijdse bevoordeling waarop de rijken en machtigen steunen. Hoe elegant die camouflage ook wordt aangebracht, het ontbreken van barmhartigheid en medelijden brengt de feitelijkheid van het onrecht aan het licht.’
Tedere ontferming
En daar valt dan het woord medelijden, ook al zo’n thema dat kritische vragen oplevert. Barmhartigheid wordt geassocieerd met medelijden en medelijden is tegenwoordig een allerminst positief woord, want het drukt uit dat degene met wie je medelijden hebt zwak en kwetsbaar is. En misschien is medelijden hebben met een ander nog tot daaraan toe, maar het is echt vreselijk als anderen medelijden met jou hebben. Is barmhartigheid wat anders dan medelijden? Ja en nee. Ja, barmhartigheid is meer, wanneer met medelijden alleen bedoeld wordt, dat men de nood die men ziet bij de ander triest vindt en niet meer dan dat. Nee, kun je ook zeggen. Barmhartigheid en medelijden zijn hetzelfde als je bewogen wordt, in beweging komt en met de ander meelijdt. De betekenis van medelijden die niet bij barmhartigheid past, is dezelfde die vroeger de barmhartigheid had versmald tot het geven van aalmoezen. Een mooier woord voor medelijden is ‘mededogen’; ook dat kun je met barmhartigheid vertalen. Het woord mededogen verwijst gevoelsmatig naar tedere ontferming, ook kernwoorden voor barmhartigheid. In de afkeer van het woord medelijden, vinden we waarschijnlijk iets terug van de brede afkeer van het onvolkomene en de neiging het onvolkomene weg te werken of toch minstens te kunnen verklaren door de schuldvraag te stellen. Want als je het ongeluk van iemand ergens aan kunt wijten, is het net of het minder gevaarlijk is en het minder de broosheid van het eigen bestaan bloot legt.
Barmhartigheid
15
De naakten kleden
Natuurlijk voel ik me ook wel eens eenzaam, net als de daklozen en drugsverslaafden die ik ontmoet. Maar gek genoeg voel ik me nooit eenzaam als ik bij hen ben. Ik leer van hen, veel meer dan zij van mij. Dat meen ik echt, uit de grond van mijn hart. Ze leren mij bijvoorbeeld, dat je mensen nooit mag opgeven, nooit. Of dat je juist die mensen moet durven vertrouwen, die jou al eens bedrogen hebben. Ik wou alleen dat de samenleving eens wat beter begreep dat er mensen zijn die zonder hulp van anderen, van vrijwilligers, niet uit de nesten kunnen komen. fr. Eugenius van Dongen (1923) Fraterhuis Petrus Donders, Tilburg
16
De zieken bezoeken
Soms kun je niet meer doen dan een hand vasthouden, een gevoel van veiligheid geven. Maar dat kan juist heel veel zijn. Ik werk in een verpleeghuis. Ik probeer daar wat ons inspireert ook door te geven. Ik probeer te laten zien hoe belangrijk barmhartigheid is. Onder collega’s, onder bewoners en hun familieleden. En een heel klein beetje naar het verpleeghuis als organisatie, bijvoorbeeld via het organiseren van een bijeenkomst over barmhartigheid. Waar ik kan, probeer ik in mijn werk zieke mensen te helpen. Ik probeer ze te helpen een beetje thuis te komen bij zichzelf. fr. Caspar Geertman (1961), Elimgroep, Tilburg
17
In het Evangelie wordt het woord medelijden heel vaak gebruikt. Jezus wordt in vele situaties door medelijden bewogen, staat er geschreven. Maar dan is het het medelijden van de barmhartigheid. Want Jezus wil met mede-lijden het lijden teniet doen. Albert Nolan schrijft daarover (in: ‘Jesus before Christianity’): ‘Het enige dat Jezus vastbesloten was te vernietigen, was het lijden: de pijnen van de armen en verdrukten, de pijnen van de zieken, de pijnen die zouden volgen als de catastrofe mocht komen. Maar de enige manier om het lijden te vernietigen is het opgeven van alle wereldse waarden en de consequenties te ondergaan. Slechts de bereidheid tot lijden kan het lijden in de wereld overwinnen. Medelijden doet lijden teniet door te lijden mét en vóór hen die lijden. Een sympathie voor de armen zonder de bereidheid om te delen in hun pijnen zou een waardeloos gevoelen zijn. Men kan niet delen in de zegeningen van de armen tenzij men bereid is te delen in hun pijnen.’ Toch menen we dat de tijdgeest afstand voorschrijft, ruimte voor de individuele vrijheid. We bemoeien ons liever niet met elkaar en we noemen dat graag tolerantie. Monica Wein verzet zich tegen de afstandelijke verdraagzaamheid (in: ‘From Tolerance to Compassion, a personal Reflection’): ‘Verdraagzaamheid, waarbij we onze handen niet vuil maken, kan in sommige situaties leiden tot burgerlijke zelfvoldaanheid, meerderwaardigheidsgevoelens en valse zekerheid. Mededogen erkent dat we allen samen kwetsbaar zijn, juist omdat het ons oproept tot navolging van een mensgeworden God die aan te raken was en die zich liet breken.’
Inderdaad halfzacht
Een andere kritische vraag rond barmhartigheid betreft het vermoeden dat een barmhartige levenshouding wel een halfzachte levenshouding zal zijn. En halfzacht past niet in een tijd, waarin we elkaar afrekenen, waarin ieder z’n eigen boontjes moet doppen. Nou, tegen mensen die zo naar barmhartigheid kijken, kun je misschien maar beter zeggen dat barmhartigheid inderdaad halfzacht is en dat dat maar goed is ook. Maar barmhartigheid is inderdaad letterlijk halfzacht; het is zacht en hard tegelijk. Barmhartigheid is zacht, teder en ontfermend waar het gaat om de toenadering tot de mens in nood. Gevend en nemend, want om als mens te kunnen groeien heb je warmte en liefde nodig, maar je moet die zelf ook kunnen geven. Barmhartigheid is soms ook hard en confronterend, lezen we bij Henri Nouwen (in: ‘Compassion’): ‘De macht van het kwaad is zo schaamteloos zichtbaar geworden in zowel individuen als de sociale structuren die hun leven beheersen, dat niets minder is vereist dan sterke en ondubbelzinnige confrontatie. Mededogen sluit confrontatie niet uit. Integendeel, confrontatie is een wezenlijk aspect van mededogen. Confrontatie kan inderdaad een onvervalste uitdrukking van mededogen zijn. Heel de profetische traditie maakt dit duidelijk en Jezus is geen uitzondering.’ En dan is er de al even genoemde vraag of barmhartigheid niet neerbuigend is. Een paar jaar geleden zond de KRO/RKK-televisie een serie uit onder de titel ‘Werken van Barmhartigheid’, waarin vele mensen
Barmhartigheid
18
aan het woord kwamen die zich in de ogen van de programmamakers met eigentijdse werken van barmhartigheid bezig hielden. De vraag over neerbuigendheid werd door niemand van hen begrepen. Allen vonden dat ze er zoveel voor terugkregen en dat de relaties juist gelijkwaardig waren. Of zoals de dichter Willem Hussem het verwoordt op een poster over barmhartigheid: Voorzichtig heb ik de gevangen vogel uit de strik verlost. Ik laat hem vliegen, Hij geeft mij vleugels. Barmhartigheid is wederkerige menselijkheid en alles behalve eenrichtingsverkeer. Elk ontvangen is immers een vorm van geven. En elk geven weer een vorm van ontvangen. Maar voor velen is het geven makkelijker dan het ontvangen. Zelf barmhartigheid ervaren is dan bijna een opgave. Maar frater Wim Verschuren zegt wat er bij te winnen valt (in: ‘Barmhartigheid: mededogen!’): ‘Persoonlijk omschrijf ik barmhartigheid graag als onverdiende zegen. Het is toch niet gewoon dat iemand aardig voor me is, belangstelling voor me heeft, me verrast, me accepteert zoals ik ben, mij wil vergeven, wil delen in mijn verdriet en mijn vreugde. Je wordt gezegend en vergeven. Maar het kan ook anders! Heel veel in het leven is gratuit, genade. Je kunt het niet verdienen. Het besef dat ik zelf barmhartigheid nodig heb en ontvang, opent mij de ogen voor de mensen om mij heen. En vanuit deze ervaring krijg ik oog en hart voor mensen.’
Onverdiende zegen
Bij barmhartigheid wordt vaak aan ‘doen’ gedacht. De ‘werken van barmhartigheid’ verwijzen daar ook naar. Dat spreekt aan, doen is soms makkelijker dan niets doen. Doen is soms ook makkelijker dan er alleen maar naast gaan staan. Enthousiaste ‘doeners’ raken verward als we het doen-denken wat willen temperen. Want als barmhartigheid alleen in het doen blijft steken en de spirituele dimensie ontbreekt, wordt barmhartigheid afstandelijk en kleurloos. Of zoals Jos Lammers het zegt (in: ‘De weg van barmhartigheid’): ‘Barmhartigheid is veel meer een levenshouding dan een deugd, veel meer een gebeuren dan een werk’. Bezinning kan voorkomen dat je in een soort doe-spiritualiteit terechtkomt. Bezinning kan ook voorkomen dat er scheefgroei ontstaat. Kan voorkomen dat de ander geen ruimte voor zichzelf meer houdt, dat de bezorgdheid claimend wordt, dat barmhartigheid verwordt tot een verstikkende knuffel, tot dodelijke goedheid. Bezinnen doe je samen met anderen. Wie de weg van barmhartigheid gaat zal die anderen hard nodig hebben. Het is moeilijk in je eentje op die weg te blijven, want de weg gaat door een wereld vol onrecht en onbarmhartigheid. Dat is trouwens geen onmacht; het geeft aan de barmhartigheid juist een extra dimensie. Barmhartigheid en broederschap blijken dan niet zonder elkaar te kunnen. Een andere veel gestelde vraag rond barmhartigheid is de waarom-vraag. Waarom is iemand barmhartig? Wat zijn zijn of haar drijfveren? Uit die
Barmhartigheid
19
De gevangenen bezoeken
Ik heb gevangenen bezocht en nu ga ik regelmatig naar alleenstaande ouderen. Ik geef ook taalles aan allochtonen. Om zo hun isolement te helpen doorbreken. Dat doe ik trouwens samen met een heleboel andere vrijwilligers. Toen ik als jongen besloot frater te worden, was dat omdat ik m’n leven in dienst van de ander wilde stellen, in naam van Christus. Hoeveel er de afgelopen jaren ook veranderd is, dat is altijd gebleven: tussen de mensen staan, helpen en tegelijkertijd getuigen van je geloof - al ben ik er niet op uit om te bekeren of zo. fr. Piet van de Ven (1933), Fraterhuis Amsterdam
20
De doden begraven
Hier begraven we frater Mathias. Zijn lichaam dat we begraven is niet zomaar een omhulsel van zijn ziel. Het is de mens Mathias zelf waar we afscheid van nemen. Want je begraaft met deze mens zijn kennis, de vriendschap en zijn genegenheid die je niet meer zult genieten. Dat moet je respectvol gedenken. Dat is ook een vorm van barmhartigheid. En zo moet je evenzeer zorg besteden aan hoe je iemand in je gedachten houdt. In onze congregatie hebben we daarvoor het gedachtenisboek. Elke dag staan we stil bij de frater voor wie die dag de sterfdag is. Want we willen de herinnering aan hem levend houden. fr. Frans van Pinxteren (1935), Provinciale overste Nederland
21
vraag spreekt altijd een zekere argwaan. Hebben ze er iets mee te winnen? Het is een thema dat helemaal niet speelt voor mensen die zich bezighouden met de ander in nood. Als ze al een antwoord proberen te geven, dan komt daarin zeker het woord ‘gewoon’ in voor. Het ís voor hen de gewoonste zaak van de wereld. Wie oog en hart heeft voor de medemens in nood, vindt barmhartigheid ‘gewoon’ vanzelfsprekend. Barmhartigheid is zonder waarom. Het is als de roos: ‘Sie blühet weil sie blühet’. Die waarom-vraag irriteert Cornelis Verhoeven zelfs een beetje (in: Trouw 24 december 1994): ‘Als de nood aan de man komt, zijn motieven en intenties een tamelijk frivole luxe.’ André Zegveld beantwoordt de waarom-vraag nogal confronterend (in: ‘Een plaats om te wonen’): ‘Als je alle maskers aflegt van schijnbaar geluk, van uiterlijk vertoon, van opgelegde vreugde en van aangepast gedrag, pas dan ervaar je hoe armzalig je eigenlijk bent én hoe deze armzaligheid geen reden tot schaamte maar juist tot uitverkiezing is. En pas dan word je open, barmhartig en empathisch. Maar de zatten, de onbarmhartigen, de patsers en de lachers, zij missen hun ziel en vóór hun dood zijn ze al dood.’
De belofte van barmhartigheid
Dit is onze conclusie: barmhartigheid is voor echt leven onmisbaar. Voor iedere mens. Jezus heeft ons laten zien dat barmhartigheid een prachtige belofte inhoudt voor wie een beter mens wil zijn in een betere wereld. Een belofte voor nu, voor hier, voor dichtbij. Daarom investeren we in een brede beweging van barmhartigheid. We zijn ons bewust dat we met vele anderen in eenzelfde spiritualiteitsbeweging staan. De beweging groeit.
Barmhartigheid
22
Een leven als frater
God dienen in de medemens
24
Fraters Wij zijn fraters. En voor wie dat weinig zegt: ‘frater’ is gewoon het Latijnse woord voor broeder. Een frater is geen priester, maar een mannelijke, ongehuwde rooms-katholieke leek die beloofd heeft zijn leven in dienst van het Evangelie te stellen. Bij onze ‘professie’, de definitieve toetreding, leggen we drie geloften af; die van religieuze gehoorzaamheid, van armoede en van zuiverheid. We leven in een congregatie, een soort vereniging die zichzelf een aantal regels heeft opgelegd en erop gericht is dat de leden steeds meer een ‘barmhartige broeder’ mogen worden, naar het voorbeeld van Jezus. De congregatie is opgedeeld in ‘communiteiten’, kleinere woongemeenschappen. Onze officiële naam is: ‘de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid’. De meer populaire naam, ‘Fraters van Tilburg’, verwijst naar de stad waar de congregatie begonnen is, de stad waar nog steeds onze ‘hoofdzetel’ is. Pastoor Zwijsen (de latere bisschop van Den Bosch) stichtte er ruim honderdvijftig jaar geleden twee congregaties; in 1832 de Zusters van Liefde en in 1844 de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. Beide congregaties zetten zich - tot op de dag van vandaag - met name in voor onderwijs en gezondheidszorg. In de naam van de congregatie komt het woord barmhartigheid niet voor niets voor. Zwijsen was erg betrokken bij het lot van de armen van de textielstad Tilburg en hij wilde daarom religieuzen die zich bij hun werk laten inspireren door het voorbeeld van Vincentius: liefdezusters en fraters van barmhartigheid. Zwijsen wilde dat deze religieuzen te herkennen zouden zijn aan hun godsvertrouwen, hun eenvoud en hun onbaatzuchtige liefde. Dat wilde Zwijsen toen, en meer dan anderhalve eeuw later zijn deze drie trefwoorden nog steeds heel belangrijk voor ons. Onze congregatie is officieel door de paus erkend onder de Latijnse naam ‘Congregatio Fratrum Beatae Mariae Virginis, Matris Misericordiae’, een naam die vaak afgekort wordt als ‘CMM’. We hechten overigens aan een onafhankelijke positie binnen de kerk, onafhankelijk, in verbondenheid en trouw. De congregatie telt momenteel zo’n vierhonderd leden, verspreid over acht landen: Nederland, België, Indonesië, Kenia, Namibië, Brazilië, Suriname, Verenigde Staten (Californië). De spreiding over vijf continenten geeft al aan dat wij middenin ‘de wereld’ actief willen zijn. CMM is geen beschouwende, maar een actieve congregatie. Toch horen doen en bezinnen voor ons wezenlijk bij elkaar. Alles wat we doen heeft naar ons gevoel pas betekenis, wanneer het ‘gedragen’ wordt door bezinning en gebed. In onze eigen CMM-spiritualiteit nemen barmhartigheid en broederschap een grote plaats in, evenals enkele voor ons heel belangrijke inspiratiebronnen. Allereerst is dat natuurlijk Jezus; wij zien Hem niet alleen als een voorbeeld, maar ook als ‘onze barmhartige broeder’. Dan is er Maria. Zij is voor ons veel meer is dan alleen de naamgeefster van de congregatie; wij beschouwen haar als de eerste gelovige, een toonbeeld van godsvertrouwen. Verder is onze stichter, Joannes Zwijsen, nog steeds een vitale inspiratiebron, samen met zíjn inspirator Vincentius a Paulo. Wij voelen ons, samen met vele anderen, deel van de wereldwijde ‘Vincentiaanse beweging’.
Middenin de wereld
25
Als Jona Eigenlijk wilde ik helemaal geen frater worden. Ik wilde gewoon een baantje, trouwen en kinderen krijgen. Ik zat vroeger bij de fraters op school. Daarna bleef ik contact met ze houden, want wat de fraters hier doen sprak me erg aan. Na een tijd begon het bij mij te knagen. Wat moet ik nou, trouwen of zelf ook frater worden? Ik bleef maar piekeren en belandde zelfs in een soort crisis. Maar opeens wist ik het: alles gaat voorbij: huwelijk, carrière, maar niet de liefde van God. Daarom besloot ik frater te worden. Het was echt een roeping. Ik vergelijk mezelf weleens met Jona, de profeet die naar Ninive werd gezonden om te prediken. Hij ging bewust de andere kant op, maar kwam door de hand van God toch op de goede plek terecht. Zo zie ik mijn situatie een beetje. Soms vind ik het celibaat wel erg moeilijk. Dan dooft het enthousiasme even en ga ik door heel eenzame momenten. Toch zou ik nu dezelfde keuze maken als negen jaar geleden. Zoals ik het nu ervaar zou ik het prima vinden om als frater te sterven. Maar voorlopig sta ik zelf voor de klas, ik geef wiskunde en godsdienstonderwijs. bro. Andrea Sifuna (1961), Brothers CMM Mosocho, Kenia
Thuis in de groep Al op school maakte ik het actieve leven van de fraters mee. Dat trok me wel. Niks geen stem in de nacht die mij riep, niet ‘all of a sudden’ een beslissing. Het ging via de weg van de geleidelijkheid. Ik heb m’n hele leven als frater in het onderwijs gezeten, waarvan twintig jaar aan een highschool in Kenia en de laatste twee jaar aan een instituut voor doven. Iets betekenen voor een ander, mensen tot ontwikkeling brengen, daar ging het mij om. Dat doe je niet alleen, maar met een groep. In gezamenlijkheid met je medebroeders zet je je schouders eronder. Zonder die broederschap zou ik het ook niet kunnen. Dat hoort net zo wezenlijk bij het frater-zijn als je oriëntatie op barmhartigheid. In de groep waar ik toe behoorde heb ik altijd mijn huis, mijn thuis, gevonden. Eenmaal gekozen voor het frater-zijn, blijf ik altijd bij die keuze. Je kunt wel allerlei verlangens hebben en denken: had ik maar dit; was ik maar zo-enzo; en als dit mislukt dan weet ik nog een uitvlucht. Maar zo ben ik niet. Als ik eenmaal heb gekozen dan blijf ik daar ook bij. bro. Patrick Kapteijns (1933), Brothers CMM Umoja, Nairobi, Kenia
26
Barmhartigheid en broederschap Als iemand vraagt waar de Fraters van Tilburg voor staan, dan kunnen we dat heel bondig zeggen: voor barmhartigheid en broederschap. Die twee woorden geven de kern van de spiritualiteit van onze congregatie weer. We proberen in ons doen en laten, in ons denken en bidden, met hart en ziel ‘barmhartige broeders’ te zijn. Broeders van wie? Broeders van elkaar, broeders van onze naasten, broeders van de kwetsbaren en de geringen in onze omgeving. Je zou kunnen zeggen dat de parabel van de barmhartige Samaritaan richtinggevend is voor ons staan in de wereld en in de kerk. Die parabel maakt ook duidelijk dat de woorden barmhartigheid en broederschap onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Barmhartigheid leidt immers vanzelfsprekend tot broederlijk delen. Of anders gezegd: zonder in de ander je broeder of zuster te zien, is barmhartigheid een lege houding, een loos gebaar. Maar al staan die woorden voor iets moois en inspirerends, het kan soms moeilijk zijn ze waar te maken. Je kunt ten opzichte van ‘de minste der Mijnen’ grote afstand ervaren, soms zelfs ronduit weerzin. De weg naar barmhartige broederschap is daarom op je eentje nogal lastig te begaan. Je hebt anderen erbij nodig; je broeders. Onze gemeenschap van fraters is ook daarom een broederschap. Wij steunen elkaar, we bezinnen ons samen, we bidden samen en soms werken we samen. Het helpt ons de missie van barmhartigheid uit te oefenen. Onze gemeenschap is heel divers, maar ons engagement maakt dat verschillen in afkomst, landaard, smaak en karakter niet in de weg hoeven zitten. In onze onderlinge omgang begint de broederschap, want je medebroeders zijn je ‘naaste naasten’. Als je het daar al niet kunt ervaren, wordt broederschap naar de kleinen en armen een farce.
Mission of mercy
Onderlinge broederschap, gericht op ‘buiten’
27
De Barmhartige als onze Broeder Broederschap en barmhartigheid zijn bij ons niet los te denken. Voor ons verwijzen beide begrippen in de eerste plaats naar Jezus, de Barmhartige, onze Broeder. Zijn voorbeeld daagt uit tot een radicale keuze, daagt uit zelf te groeien in de richting van een barmhartige broeder. Ik weet dat mensen soms denken dat dat een prachtig, maar haast onhaalbaar ideaal is. Ik zeg dan altijd dat het om een levenslang proces van groei gaat. En iedereen kan het. Maar het lukt je niet zonder bezinning en dat doe je dus niet alleen. Als frater heb je daarbij wel enorme steun aan de broederschap onder elkaar; het wordt een tweede natuur elkaar te helpen, te steunen en te stimuleren. Onze broederschap is uiteindelijk gericht op ‘buiten’, op ‘de minsten van Mijn broeders’, op de gekwetsten van deze wereld. Dáár ligt onze roeping. Barmhartigheid is niet alleen een opdracht voor mij als frater, het appèl strekt veel verder. Daarom hoop ik dat iedereen die erdoor geraakt wordt, deel wil uitmaken van een brede beweging van barmhartigheid. Dan krijgt daarmee het begrip broederschap een extra dimensie. Steeds merk je dat je barmhartigheid en broederschap niet los van elkaar kunt zien. fr. Harrie van Geene (1940), Algemene overste CMM
Als in een gezin Als jongetje van tien maakte ik in West Kenia kennis met het werk van de fraters. Ik hield erg van lezen en zij hadden een prachtige bibliotheek, waaruit ik boeken mocht lenen. Toen ik twintig was besloot ik zelf frater te worden. Ik was toen timmerman. Nu ben ik onderwijzer voor arme kinderen in de krottenwijken van Nairobi, kinderen tussen de tien en zestien jaar. Dat ik voor een leven als frater koos, had alles te maken met de manier waarop ik de fraters om zag gaan met de mensen. Ik was erg onder de indruk van hun dienstbaarheid. Het sterke gemeenschapsleven van de fraters sprak mij ook erg aan. Als frater moet je weliswaar afzien van het stichten van een gezin, maar daar staat de broederschap tegenover. We leven samen als in een gezin, al is het een ander soort gezin. Mijn keuze kan ik volhouden, omdat ik ervan hou in die fraterfamilie te leven. Het spreekt gelukkig meer jonge Kenianen aan, daardoor blijven we in Kenia nog steeds groeien. Velen komen bij ons kennis maken en een groot aantal blijft en legt uiteindelijk de geloften voor het leven af. bro. Charles Nyakundi Mirimba (1968), Brothers CMM Umoja, Nairobi, Kenia
28
Joannes Zwijsen: God dienen in de medemens Joannes Zwijsen was gefascineerd door de barmhartige Jezus. Hij vroeg de eerste fraters keer op keer: ‘Wat deed de Zaligmaker op aarde? Hij zonderde zich van tijd tot tijd af om te bidden en besteedde de rest van zijn tijd tot heil van de evenmens. Jullie bestemming is geen andere.’ Zwijsen had van Vincentius geleerd met nieuwe ogen naar het voorbeeld van Jezus te kijken. Aangestoken door de spiritualiteit van Vincentius, werd Zwijsen diep geraakt door de noden in zijn directe omgeving, in de industriestad Tilburg. Velen zien hem in de eerste plaats als een praktisch organisator. Dat was hij zeker; hij pakte de noden efficiënt aan. Maar dat beeld doet hem ook onrecht. Zwijsen was evenzeer gepassioneerd door de barmhartigheid. Hij kon anderen gloedvol vertellen dat je in de barmhartige liefde een glimp van het gelaat van God kunt zien. Spiritualiteit én doen; Zwijsen hield van dat dubbele. Toen hij bisschop werd koos hij als wapenspreuk: ‘Mansuete et Fortiter’ (‘Met zachtheid en kracht’). Want hij vond dat juist in de barmhartigheid zachtheid en kracht samen horen te gaan. Barmhartigheid vraagt lef en daadkracht. Met respect wordt Zwijsen daarom in onze ‘leefregels’ als een van onze inspiratiebronnen genoemd: ‘Joannes Zwijsen had oog voor de mensen van zijn tijd in hun concrete situatie, vooral voor armen en onwetenden. Hij was begaan met kwetsbaren en kansarmen. Hij zag ook de nood aan geloof in zijn dagen. Daarom ging de godsdienstige opvoeding hem bijzonder ter harte. Hij wilde dat zijn volgelingen, met als voorbeeld Vincentius a Paulo, God zouden dienen in de medemens en hem daardoor tot God brengen.’ Meer dan honderd jaar na de dood van Joannes Zwijsen is die zending nog steeds even actueel.
Met zachtheid en kracht
Rechts: Joannes Zwijsen (1794-1877). Stichtte in 1844 de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. (Bronzen beeld, 35 cm, 1967, door zuster Jesualda Kwanten. Staat in de gang van het voorhuis van het Generalaat van de Fraters van Tilburg.) Links: Het bisschopswapen van Joannes Zwijsen. Een lam en een leeuw en het motto ‘Mansuete et Fortiter’ (‘Met zachtheid en kracht’). Deze uitvoering in glas-inlood hangt nu in het Fraterhuis Joannes Zwijsen te Tilburg, maar is afkomstig uit de kapel van het moederhuis dat in 1971 werd gesloopt.
31
Jezus, onze barmhartige broeder Jezus is natuurlijk een heel belangrijke en dierbare inspiratiebron voor ons, maar het is niet makkelijk daar woorden voor te vinden waar iedere frater zich in zal herkennen. Als congregatie hebben we woorden waarmee we Hem beschrijven als ‘onze barmhartige broeder’. Dat beeld is heel veel voor ons gaan betekenen en wordt door ieder van ons verstaan. Maar daarnaast heeft iedere frater zijn eigen relatie met Jezus en de intimiteit daarvan verdraagt eigenlijk nauwelijks woorden. We weten van elkaar dat we heel erg verschillen in de omgang met Jezus. Voor de één is Jezus in de eerste plaats een ‘thuis’, voor een ander bovenal een voorbeeld, weer een ander vat de persoonlijke betekenis van Jezus samen met: ‘Hij is de zin van mijn bestaan’. We weten dat de één een traditioneel devotionele relatie met Jezus heeft, terwijl de ander met Hem juist nieuwe grenzen verkent. Wij gunnen elkaar die ruimte en dat lukt ons omdat we óók een gezamenlijk beeld van Jezus hebben. Met dat gezamenlijke beeld zijn we overigens al even voorzichtig, omdat we hoe dan ook willen voorkomen dat de woorden daarvoor verworden tot een soort sjabloon. Dat we Jezus zien als onze barmhartige broeder is de kern; barmhartige broederschap zien we als een opdracht waarin eigenlijk het hele Evangelie is samengebald. Jezus is ons een voorbeeld in Zijn eigen zorgzame aandacht voor mensen. Hij laat ons daarmee God zien als een God die je de naam mag geven van: ‘Ik zal er zijn voor jou’. Jezus laat ons concreet zien dat we God kunnen ontmoeten in de ander; juist in de geringen, de ontrechten en in de zwakken. Maar Hij is ons ook een voorbeeld in het reflecteren op dat wat je doet. Hij zocht daarvoor de stilte van de woestijn, wij gebruiken daarvoor ons gebed, onze bezinning. Hier laten we het bij op deze bladzijde. Daarmee is dit een onaf verhaal over Jezus. Maar zo is dat nu eenmaal met verhalen over Jezus. Die zijn nooit helemaal af. Ons verhaal met Hem gaat altijd door.
‘Ik zal er zijn voor jou’
Kruisbeeld, 265 x 200 cm, kruis (hout) met corpus (gips), beschilderd, maker onbekend, hing in de grote refter van het Moederhuis van de Fraters van Tilburg, hangt na de sloop van het Moederhuis in het museum van het Generalaat.)
32
Maria: mater misericordiae Bij het CMM-bezinningscentrum ‘Retiro Vicente de Paulo’ in Igarapé (Brazilië) staat een prachtig beeld van een Maria die een enorme mantel draagt. Het is de verbeelding van de smeekbede: ‘Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht...’. Onder haar mantel zie je vele kleine beeldjes; de kreupele, de landarbeider, de ontrechte, maar ook de vrouw, de onderwijzer, de advocaat, de grootgrondbezitter. Het beeld drukt op een charmante manier uit dat iedereen tot Maria kan bidden en bij haar een toevlucht kan zoeken. Fraters dus ook. Vele fraters doen dat ook graag, want Maria is voor onze congregatie een kostbare bron van inspiratie. We heten niet voor niets ‘Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid’. Maar Maria heeft in de loop van de geschiedenis vele titels gekregen. Elke titel geeft uitdrukking aan een andere relatie tot haar. Misschien komen al die relaties bij elkaar in een gedeeld besef van een geheim. Het geheim van Maria, de beschermende en barmhartige moeder. Binnen dat geheim is er volop ruimte. Zo is er enerzijds de Maria van het ‘Fiat’, de Maria die zich opstelt als dienstmaagd des Heren wanneer haar de geboorte van Jezus aangekondigd wordt. Die Maria inspireert tot de overgave in geloof. Maar anderzijds is er ook de Maria van het Magnificat. In dit lied prijst zij God voor Zijn keuze voor de zwakken: ‘Machthebbers heeft Hij van hun troon gehaald, vernederden gaf Hij een hoge plaats.’ Veel fraters herkennen hierin iets van hun eigen engagement met de zwakken en de ontrechten.
Moeder van Barmhartigheid
Maria met kind. Aquarel “Salve Mater Misericordiae” van Jan Verhallen, in 1994 gemaakt als herkenningsbeeld voor de activiteiten ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de congregatie, naar het glas-in-lood-raam ‘Mutter Gottes’ uit ± 1350 (Museum Freiburg). De aquarel is o.a. verspreid als poster.
35
Vincentius: Ga de straat op! Vincentius a Paulo (1581-1660) heeft in zijn tijd in de wereld van de religieuzen voor grote opschudding gezorgd. Toen hij, als bij een bekering, opeens zag hoe belangrijk het was om zich in te zetten voor de armen, heeft hij een nieuwe vorm van religieus leven gecreëerd. Vincentius stichtte de Dochters van Liefde en zond ze letterlijk de straat op. Ze hadden geen kloosters, maar woonden in de sloppenwijken, temidden van de armen en zieken. ‘De gangen van je abdij zijn de straten van de stad, je kloostercel is de ziekenkamer’, hield Vincentius de nieuwe religieuzen voor. ‘Je dient Jezus Christus in de persoon van de armen, en dat is net zo waar als wij hier zijn. Een zuster die tienmaal per dag naar de zieken gaat, vindt er tienmaal God.’ Bij Vincentius is de zieke, de arme en de ontrechte als het ware een ‘icoon van God’, ‘want zij vertegenwoordigen de persoon van onze Heer Jezus Christus, die zegt: “Wat jij gedaan hebt aan één van deze minsten, heb je ook aan Mij gedaan”. Daaruit blijkt, zusters, dat de Heer werkelijk aanwezig is in die zieke aan wie je je diensten bewijst.’ Dat ‘frontwerk’ kun je alleen goed volbrengen, vond Vincentius, als je je voortdurend grondig bezint. Hij zag het zelfonderzoek als een basisvoorwaarde voor dit soort religieus leven. Het zal geen verwondering wekken, dat Vincentius voor ons heel belangrijk is. Zijn geest inspireerde Zwijsen toen hij de Fraters van Tilburg stichtte en zijn geest inspireeert ons nog steeds. Onze passie voor barmhartigheid verschilt niet van die van Vincentius. En de gedrevenheid waarmee Vincentius zich inzette voor geloofsoverdracht is ons evenmin vreemd. Vincentius inspireert trouwens velen. Onze congregatie kan zich daardoor deel voelen van een heel grote Vincentiaanse familie, een wereldomspannende beweging van allerlei initiatieven van heel verschillende groepen mensen. Een beweging die je ook een ‘beweging van barmhartigheid’ kunt noemen.
God vinden in de arme
Vincentius (1581-1660). (Houten beeld, beschilderd, maker onbekend, waarschijnlijk door mgr. Zwijsen besteld, in 1860 geleverd door Mayer & Cie uit München, geplaatst in de Paterskerk aan de Gasthuisstraat te Tilburg (van inwijding in 1861 tot sloop in 1956), staat nu in een permanente expositie op het Generalaat van de Fraters van Tilburg.)
36
Niet van deze tijd? Is frater-zijn niet meer van deze tijd? Ongehuwd blijven, je leven in dienst van God stellen, je economische zelfstandigheid opgeven, je consequent inzetten voor armen en behoeftigen; het zou niet meer in het huidige tijdsgewricht passen. Als je ziet hoe weinig jongeren zich nu nog bij ons melden om frater te worden, zou je geneigd zijn dat te geloven. In Nederland tenminste, want in Indonesië en in Kenia ligt het heel anders. Maar inderdaad, in Nederland vergrijzen we en lijken we uit-de-mode te zijn. Maar wij vinden het onaanvaardbaar om het daar dan maar bij te laten. Integendeel, je hoeft helemaal niet zo goed te kunnen kijken, om te zien dat er weer van alles borrelt in de samenleving. De belangstelling voor het spirituele is enorm toegenomen en nog nooit zijn er zoveel boeken over God verkocht. Goed, veel van de spirituele belangstelling is nogal modieus, maar duidelijk is wel dat God langzamerhand weer ‘mag’. En frater-zijn dan? Misschien is het nog te vroeg voor een antwoord, maar het wil er bij ons niet in, dat er geen mensen meer zijn die in grote toewijding voor hun idealen willen leven. Toegegeven, het vraagt nu meer lef om daar vooruit te komen. Toegegeven, het is nu opmerkelijker om in een traditie van de kerk te willen staan, terwijl zo velen er juist mee afgerekend schijnen te hebben. En onze idealen dan? Is barmhartigheid nog wel van deze tijd? Alles wat we vroeger ‘werken van barmhartigheid’ noemden is in de ‘zorgzame samenleving’ onderwerp van professionele zorg geworden. Voor elke soort probleem is er wel een eigen opvang geregeld. Zou je denken. Maar meer dan ooit blijft nood ongezien. Voor wie werk wil maken van een barmhartige levenshouding is er júist nu heel veel werk aan de winkel. Gelukkig zien veel mensen dat, want er zijn ook nog nooit zovelen actief geweest als vrijwilliger. Het ideaal van barmhartigheid heeft juist nieuwe vitaliteit gekregen. Fraters van barmhartigheid niet van deze tijd? Wij geloven van wél.
Juist nieuwe vitaliteit
Je leven in dienst van God stellen
37
Niks uit de tijd Ik geloof dat er een God is die naar mensen omziet, ik geloof in een God die hoort naar mensen die geen stem hebben. Als frater maak ik daarom werk van Zijn barmhartigheid. Ik weet heus wel, dat het nooit meer zo zal zijn dat daarvoor hele volksstammen naar het klooster gaan. Maar die paar mensen die het wél doen, zijn wel heel wezenlijk. Ze zijn met hun kleine kernen midden in de samenleving als zuurdesem. We proberen de vonk van barmhartigheid over te laten slaan. Dat is niet úit de tijd. Dat is van alle tijden en misschien wel juist van deze tijd. Het gaat natuurlijk niet om ons. Niet om de congregatie of om het frater-zijn als levensvorm. Het gaat ons om een veel verder strekkende uitdaging die we aan iedereen die het kan zien door willen geven. Proberen te leven naar het voorbeeld van de Jezus die zich over de armen ontfermde, de Jezus die de melaatsen gewoon vastpakte. We willen met zoveel mogelijk mensen het besef delen, dat je God in de ander kunt ontmoeten. Juist in de minsten. Dat lijkt nogal tegendraads in de huidige samenleving, maar ik ben ervan overtuigd dat een kille, materialistische en egoïstische samenleving daar eigenlijk om zit te springen. fr. Frans van Pinxteren (1935), Provinciale overste Nederland
Een mooie vergoeding Over mijn keuze om frater te worden heb ik lange tijd niet zo erg doorgedacht. Toen in de jaren zestig zoveel mensen uittraden, zat ik net in Namibië. Dat was keihard werken. ´s Morgens om vijf uur op, ‘s avonds om elf uur rolden we weer in ons bed. Je had gewoon geen tijd om na te denken over je keuze. Meer dan veertig jaar heb ik voor de klas gestaan, de laatste dertig jaar hier in Windhoek. Met heel veel plezier, want ik hou ontzettend veel van kinderen. Jammer genoeg heb ik er zelf geen, omdat ik nou eenmaal frater ben. Ik mis de kinderen, die ik zelf had kunnen hebben, tegenwoordig echt. En als ik opnieuw zou moeten kiezen, zou dat me aan het twijfelen kunnen brengen. Maar ik heb spiritueel altijd veel steun gehad aan gebed en meditatie. Daardoor denk ik al bij al toch: ja, dit was echt wat ik wilde, zo had ik het me vroeger voorgesteld. Ik heb het bij het goede eind gehad. En voor de eigen kinderen die ik mis, heb ik wel een hele mooie vergoeding gekregen: ik heb bijna duizend kinderen mogen helpen en onderrichten. fr. Egidius de Laat (1928), Fraterhuis Windhoek, Namibië
38
Alleen mannen Dat we niet getrouwd zijn, is bijna altijd meteen het gespreksonderwerp als iemand wil weten wat fraters zijn en hoe ze leven. Kennelijk intrigeert dat. Al zijn er wel belangrijker dingen om over te praten als het om het frater-zijn gaat. Het ongehuwd-zijn hoort er voor ons bij. Het is een welbewuste keuze, waarmee we ruimte willen maken voor onze toewijding aan de Barmhartige en voor onze missie van barmhartigheid. We houden ons hart vrij, niet voor één, maar voor vele anderen. Net zoals Jezus dat deed. We leggen de nadruk niet op het niet kunnen en mogen liefhebben van één vrouw of man, maar juist op het liefhebben van de velen aan wie je dienstbaar bent, je familie, je vrienden en vriendinnen, en natuurlijk de medebroeders waarmee je je leven deelt. Dat is voor ons allerminst een holle frase. Natuurlijk missen wij het huwelijk ook, natuurlijk stellen wij ons ook voor hoe het zou zijn als we vader waren geworden, natuurlijk is afzien van een seksuele relatie een offer. Maar voor ons werkt het en ons bevalt het, soms meer, soms minder. Het maakt ook uit uit welk land je komt; in de ene cultuur valt zo’n keuze zwaarder, dan in een andere cultuur. Je kunt een communiteit vergelijken met een gezin. Daar vang je elkaar op en steun je elkaar. Een vitaal thuis, waar altijd veel gebeurt. Wij gaan er zorgvuldig met elkaar om en investeren ook in ons thuis. De congregatie zou je kunnen zien als een familie. Een familie, gastvrij voor elkaar en voor anderen. Er wordt wel eens gevraagd of een gemeenschap van alleen mannen niet wat ‘bonkig’ is. Inderdaad mis je soms de vrouwelijke toets in huis, maar we verwaarlozen de sfeer en de gezelligheid zeker niet. Je mag het een wondertje noemen, maar we hebben het goed met elkaar.
Een gastvrije familie
39
Ik mag mensen gelukkig maken In de ruim veertig gevangenissen van Kenia mag ik ervoor zorgen dat de mannen en vrouwen die willen een opleiding kunnen volgen - én een diploma kunnen behalen. De meeste mensen in de gevangenis hebben nooit een vak geleerd. Het is een beetje wrang dat ze die kans nu wel krijgen, nota bene doordat ze in de gevangenis zitten. De opleidingen moeten voorkomen dat ze terugvallen in hun oude gewoonte van geweld, roven en van wat dan ook. Wat de mensen op hun kerfstok hebben interesseert me overigens niet. Ik kom als een broer, en probeer hen weer hoop voor de toekomst te geven. Ik ben veel van huis, soms weken achter elkaar. Als ik vrouw en kinderen zou hebben, was ik toch meer belemmerd. Natuurlijk, ik ben van vlees en bloed en heb de gevoelens van elke man, maar op deze manier kan ik toch veel meer bijdragen. Nu kan al mijn aandacht naar die mensen gaan. Ik beschouw mijn werk als een voorrecht; ik mag mensen gelukkig maken. Als ik ergens kom en ik zie hun gezicht lachen, dan geeft me dat een enorme voldoening. Voor mij is dat meer waard dan een luxe leventje, goed eten of wat ook. Dit verrijkt een mens. bro. Linus Schoutsen (1938), Brothers CMM Nairobi, Kenia
Ergens helemaal voor kiezen
Altijd heb ik als onderwijzer gewerkt: eerst in Nederland, later in Zaïre, daarna in Kenia, aan de landbouwschool voor doven en blinden in Sikri. Ik heb altijd graag voor de klas gestaan, want ik mocht lesgeven over mijn hobby; landbouw - ik heb groene vingers. Als ik nou terugblik, merk ik dat ik nu eigenlijk gelukkiger ben dan ooit. Ik denk dat ik in mijn leven bereikt heb waar ik naar zocht: een evenwicht tussen werken en leven in een gemeenschap, en een religieus innerlijk leven. Mijn spiritueel leven houdt me dagelijks bezig, ik durf wel te zeggen dat ik daarin als frater gegroeid ben. Als je lang frater bent krijg je een soort vouw, een plooi. We kunnen niet meer voor of met één persoon leven. We leven in een gemeenschap. Mensen zien daar tegenwoordig gauw alleen de nadelen van, maar ik heb ook heel veel steun aan de broederschap binnen de congregatie. Om in een ontwikkelingsland onderwijs te geven, hoef je natuurlijk geen frater te zijn. Maar... vrijwilligers moeten na drie of vijf jaar terug naar huis om een eigen toekomst op te bouwen, ze willen trouwen. Voor ons is het in die zin gemakkelijker, dat je als frater ergens helemaal voor kunt kiezen. bro. Ad Mommers (1925), Brothers CMM Mosocho, Kenia
Een leven als frater Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat Dat
is is is is is is is is is is is is is is
leven met een passie, met een opdracht. het voorbeeld van Jezus volgen. werk maken van leven in Gods aanwezigheid. leven in barmhartigheid en broederschap. bezinning en gebed, in harmonie met je werk. willen groeien. een veelkleurig gemeenschapsleven. radicaal kiezen voor de ander in nood. gelukkig zijn. samen bidden, werken, ontspannen, mediteren. je verbonden voelen met je medebroeders, ook met je overleden medebroeders. je verbonden voelen met familie en vrienden. je verbonden voelen in een grote internationale gemeenschap. je verbonden voelen in een brede beweging van barmhartigheid.
42
Leven in een gemeenschap Een communiteit is voor ons een gemeenschap, waarin de inspiratie van het Evangelie wordt beleefd en gedeeld. Een gemeenschap met eigenlijk maar één doel; een plek te zijn waar we kunnen groeien in toewijding aan God en aan mensen. Ieder van ons heeft er ooit voor gekozen te leven in dienst van God, samen met de medebroeders. Toch kennen ook wij het verlangen naar een gezin, naar de geborgenheid die je deelt met je eigen kinderen. Wij delen een ander soort geborgenheid; de geborgenheid dat we voor onze Schepper mogen bestaan zonder ons waar te hoeven maken. Zonder deze geborgenheid zouden velen er niet voor hebben gekozen en evenmin zijn gebleven. De Constituties zeggen het zo: 'In de communiteit hebben wij ons thuis. Wij willen er leven in hartelijke en trouwe vriendschap: één van hart en één van geest. Als broeders delen wij er ons geloven, ons lief en leed, geld en goed.' Natuurlijk kan niet iedere frater evengoed met iedere andere frater overweg. Verschillen in karakter of temperament kunnen lastig zijn. Maar net als in het huwelijk doe je dan moeite voor elkaar en laat je elkaar ook ruimte. Bij twijfel, tegenslag of moedeloosheid is het goed thuis te komen bij gelijkgezinden, die de tijd nemen om te luisteren, te begrijpen, met je te bidden om nieuwe inspiratie te vinden. Veel fraters komen er dan ook rond voor uit dat ze hun vaak zware werk niet zouden volhouden als ze die steun en warmte van de eigen gemeenschap niet zouden hebben. We kennen communiteiten in vele vormen. Van het grote Generalaat in Tilburg tot de kleinste gemeenschap van drie of vier fraters in een uithoek van Namibië of Indonesië. Maar de overeenkomsten zijn groter dan de verschillen. Overal wordt er samen gepraat, samen gegeten, samen gebeden, gemediteerd, en ontspannen. En er wordt samengewerkt om de communiteit in stand te houden, van de verzorging van de liturgie tot de meest profane huishoudelijke klussen. Wie inkomsten geniet, bij voorbeeld als onderwijzer, staat die af aan de congregatie. Want ook in alle stoffelijke behoeften wordt door onze broederschap voorzien.
Alles samen delen
Beeld van de kunstenares Corry Ammerlaan-van Niekerk in 1993 geplaatst in de tuin van het fraterhuis Joannes Zwijsen te Tilburg. Het beeld nodigt uit stil te staan bij de gestorven medebroeders. De uitgestrekte armen symboliseren de blijvende verbondenheid. Opschrift: ‘Wij gedenken onze medebroeders, hun oorsprong, hun weg, hun bestemming: barmhartigheid.’
43
Het voelt heel vrij
Ik wilde frater worden, geen priester. Dat is een heel andere roeping. Het is ook niet zo dat we op weg zijn naar het priesterschap, zoals sommigen denken. Je zet jezelf in voor anderen, niet door middel van de liturgie, maar door er daadwerkelijk te zíjn voor anderen. Ik vind dat niet moeilijk, omdat je heel veel steun hebt aan de gemeenschap die je samen vormt. Zonder die gemeenschap zou ik het niet kunnen. Toch kan het leven als kloosterling soms eenzaam zijn, maar daar staat ook tegenover dat je van de gemeenschap veel ruimte krijgt. Je krijgt veel tijd voor jezelf, voor meditatie en gebed, voor studie. Dat voelt heel vrij. Ik werkte tot 1982 in het onderwijs in Nederland en vertrok toen naar Kenia. Daar mocht ik een technische school opzetten en les geven in bouwkundig tekenen. Sinds twee jaar doe ik de boekhouding van alle projecten waar de fraters bij betrokken zijn. Er is een groot verschil tussen les geven in Kenia en in Nederland. Dat zit ’m in de leerlingen. Je betekent in Kenia veel meer voor de leerlingen. In Nederland word je achteraf nauwelijks erkend als leraar. Daar wel. Je kunt daar op de gekste plaatsen komen en ineens je naam horen roepen. Ik was bij u op school! bro. Rob Swinkels (1936), Brothers CMM Nairobi, Kenia
Blank én zwart
Ik ben in deze communiteit als frater ‘opgegroeid’ en inmiddels overste geworden. We leven hier met blanke en zwarte fraters. We vormen één gemeenschap. Sommige mensen die aan onze deur komen, willen liever niet geholpen worden door een blanke, of juist wel. Natuurlijk kunnen we niet ontkennen dat iemand uit Nederland een andere achtergrond heeft dan iemand uit Kenia. Maar er zijn ook grote verschillen in afkomst tussen de Kenianen onderling. Een Nederlandse frater, die hier lang geleden was, hield ons voor dat je niet moet kijken naar huidskleur, ras of geloof want we zijn allemaal geschapen door God. Zo’n uitspraak helpt mij in de omgang met fraters uit andere delen van het land en de rest van de wereld. Al die verschillen zijn ook een rijkdom. Je kunt elkaar inspireren. Uiteindelijk zal onze gemeenschap hier waarschijnlijk wel helemaal uit Kenianen gaan bestaan, want het aantal Nederlanders wordt kleiner en kleiner. Maar als er jongeren in Nederland zijn en ze komen hierheen, is dat goed. bro. Peter Chiori (1957) Brothers CMM Oyugis, Kenia (op de foto in het midden, tussen twee novicen)
44
Onderwijs Iedereen die een beetje thuis is in het onderwijs kent de naam Zwijsen. Is het niet als stichter van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, dan toch zeker als de naam van de uitgeverij, die al zo lang staat voor toonaangevend en vernieuwend lesmateriaal en leesboeken. Al vanaf de oprichting is onze congregatie sterk bij jeugd en onderwijs betrokken geweest. ‘Onderwijs en opvoeding’ en ‘kansarmen’ zijn traditoneel de sleutelwoorden van ons werk. Vooral in Brabant hebben de Fraters van Tilburg een grote rol gespeeld in de opvoeding en ontwikkeling van ‘de mannelijke jeugd’. Honderdduizenden jongens kregen les op een van de fraterscholen. We hebben Tilburg waarschijnlijk wel een beetje geholpen met haar bekendheid als ‘onderwijsstad’. Een eeuw na de oprichting was onze congregatie in Nederland een grote organisatie op het terrein van onderwijs en internaatsopvoeding. We werkten met zo’n duizend fraters op de scholen. Er was een eigen drukkerij-uitgeverij, een eigen onderwijzersopleiding en er werden eigen lesmethodes ontwikkeld, die tot ver buiten de eigen kring werden toegepast. Zo hebben miljoenen Nederlanders met onze leesmethode (boom-roos-vis) lezen geleerd. Toen, en nu nog. Ons werkterrein strekte zich destijds uit van lagere scholen tot onderwijzersopleidingen, van een instituut voor doven en slechtzienden tot de voogdij en organisaties voor jeugdwerk. De laatste vijftig jaar is onze onderwijzende taak gaandeweg verlegd naar het buitenland. Terwijl in Nederland de directe nood aan onderwijs was opgelost en het aantal roepingen sterk afnam, groeide de congregatie buiten de grens. Veel medebroeders verlieten Nederland om onze idealen elders vorm te geven. Onze rol in onderwijs en opvoeding in Nederland is vrijwel voorbij. Nog een paar fraters werken direct in het onderwijs. Onze belangstelling blijft, natuurlijk. Zo zijn we nauw betrokken bij een nieuw initiatief, dat zich onder andere richt op de spiritualiteit en identiteit van onderwijsgevenden. Het bloed kruipt nu eenmaal...
Honderdduizenden leerlingen
Mosocho Primary School, Mosocho, Kenia (Klas van bro. Andrea Sifuni)
45
Leren lezen M’n hele leven ben ik eigenlijk met onderwijs bezig geweest, van basisschool tot en met universiteit. Aan mijn tijd in het basisonderwijs heb ik mijn belangstelling voor het leren lezen overgehouden. Ik heb mee mogen helpen aan de ontwikkeling van de leesmethode van onze congregatie. Met die methode hebben ondertussen al miljoenen Nederlanders leren lezen. Na mijn pensionering werd ik gevraagd computerprogramma’s bij de leesmethode te ontwikkelen. Die programma’s zijn er inmiddels en gebleken is dat de computer een prachtig hulpmiddel is bij het leren lezen. Door dat werk kom ik nog steeds regelmatig op basisscholen. Ik zie dan dat veel scholen er moeite mee hebben om op een eigentijdse wijze vorm te geven aan hun katholieke identiteit. Dat is heel jammer, want het heeft vergaande gevolgen voor de levensbeschouwelijke vorming van de kinderen. En dat terwijl het toch heel goed mogelijk is om op een open manier katholiek onderwijs te geven. Je kunt open zijn naar andere levensbeschouwelijke richtingen, en toch de eigen identiteit positief uitdragen. Dat gebeurt veel te weinig, vind ik. Wij zouden daar als congregatie misschien een voortrekkersrol in kunnen vervullen, maar dat blijft helaas liggen. fr. Caesarius Mommers (1925), Generalaat Tilburg
De kwestbaren helpen sterker te worden
Als fraters kiezen we in het onderwijs consequent voor de zwakkeren. Dat was 150 jaar geleden al zo en dat geldt nu nog. Ik geef les op een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor kinderen met leermoeilijkheden of sociale problemen. Maar ik doe er heel bewust méér dan alleen lesgeven. Ik organiseer zomerkampen, bijzondere dingen rond kerstmis, enzovoorts. Dat wat je méér kunt doen, heeft voor mij ook iets met barmhartigheid te maken. Die kinderen hebben vaak zo weinig. En in de lessen hou je daar ook rekening mee; ik leer ze hoe je je emoties kunt uiten, hoe je ruzie maakt, hoe je voor jezelf op kunt komen. En ik leer ze zelfs fotograferen. Dan hebben ze iets om trots op te zijn. Dát houdt me bezig op school. Ik heb nooit ambities gehad om ‘hogerop’ te gaan. Voor mij hoort bij frater-zijn dat je dicht bij de kinderen blijft, dat je de kwetsbaren helpt wat sterker te worden. En je hoopt ook iets door te geven. Ik geniet er van als ik zie dat een leerling van mij bijvoorbeeld zijn vooroordelen over buitenlanders overwonnen heeft. Dat geeft die leerling dus ook weer door. fr. Ad de Kok, Salvatorgroep Den Haag
Bijvoorbeeld Sikri, Kenia Als je doof of blind geboren wordt, begin je je leven met een flinke achterstand. En als je geboorteland een ontwikkelingsland is, zoals Kenia, dan telt dat extra zwaar. Want als het sociale vangnet ontbreekt, ben je helemaal afhankelijk van je omgeving. Maar die zit echt niet te wachten op een extra mond om te voeden. In Sikri, in het uiterste westen van Kenia, heeft onze congregatie in 1970 een landbouwschool voor doven en blinden opgezet. Honderden kinderen uit heel Kenia leerden er sindsdien hoe ze een zelfstandig en productief bestaan op kunnen bouwen. Hoe ze koeien, varkens of kippen moeten houden. Hoe ze gewassen moeten zaaien, verzorgen en oogsten. Hoe de opbrengst van dat werk verwerkt kan worden tot verhandelbare producten. Alles, kortom, om de vruchten van het land te benutten voor het welzijn van de gemeenschap. De leerlingen krijgen tegelijkertijd een religieuze vorming. Ze hoeven overigens geen christen te zijn. Er zitten ook moslimkinderen op de school.
48
Religieus leven De basis van het hele leven is het innerlijk leven. Als je je innerlijk leven niet goed verzorgt, doe je jezelf tekort, en zelfs anderen. Wij geloven dat ons leven gedragen wordt door God, wij geloven dat we ons hele bestaan met al zijn zorgen en vreugden uit zijn hand ontvangen. Dat betekent niet dat je je niet open hoeft te stellen voor wat God met je wil. Dagelijks besteden wij daarom bijzondere zorg aan gebed, aan meditatie. Met het bidden zeg je: ‘Heer, hier ben ik’. En met het mediteren laat je Gods handelen met Zijn volk en met jou persoonlijk tot je spreken. Want wie onzelfzuchtig weet te zoeken naar een antwoord in liefde, zal het woord van Christus in zijn dagelijks leven kunnen laten doorwerken. Met bezinning, lezing van de Schrift en bijbelgesprekken proberen we ons geloof te voeden en te verrijken. Dan moet je wel zorgen dat je niet geregeerd wordt door de drukte van de dingen die je doet, dan moet je wel zorgen dat er altijd momenten van rust zijn. Elke frater gaat daarom ook elk jaar op retraite. Fraters leven een religieus leven. Dat betekent dat wij met ons hele leven gestalte willen geven aan Gods liefde. Dat doen we in gemeenschap, omdat we elkaar daarbij nodig hebben. ‘Samen moeten wij zoeken wat God nú met ons wil’, zeggen onze Constituties. In oprechte barmhartigheid kun je een glimp van God in de ander ontmoeten, juist in de arme en behoeftige. Dat hebben we van Vincentius geleerd. Maar God valt niet samen met de barmhartige ontmoeting met de ander; er is ook nog je eigen persoonlijke relatie tot God. Dat is geen schuilplaats, maar een bron die je dagelijks leven voedt en soms aardig overhoop kan halen.
Leven in Gods aanwezigheid
Wij zorgen ervoor dat er altijd momenten van rust en bezinning zijn
49
God in muziek ontmoeten Dat ik hier nu achter het orgel zit, doet eigenlijk geen recht aan de inzet van onze vaste organist fr. Antoon van den Berg. Maar toen de fotograaf er was, was hij er niet. Muziek is voor mij heel belangrijk, ook voor mijn religieus leven. Het kan op een heel speciale manier helpen je in contact met God te brengen. We zingen in onze kapel van tijd tot tijd een gregoriaanse Mis en laatst heb ik daarbij het Kyrie heel bewust ervaren als een smeekbede heel direct tot God. Dat was een bijzondere gewaarwording. Wij zijn geen beschouwende orde, maar in ons leven neemt de bezinning wel een belangrijke plaats in. Voor mezelf wordt dat ook steeds sterker. Ik mediteer elke dag een half uur op m’n kamer. Alleen. Gezamenlijk hebben we ‘s morgens het Getijdengebed en de Eucharistieviering en ‘s avonds het avondgebed en de dagsluiting. Ik waardeer ook opnieuw de oude praktijk van de ‘schietgebedjes’, die je - waar je ook bent - ‘zomaar’ kunt doen. Al deze vormen van gebed helpen je om je leven blijvend op God te oriënteren. Het zijn allemaal dingen waarvoor je geen frater hoeft te zijn, maar als frater ben je wel eerder in de gelegenheid je op die bezinning te concentreren. fr. Remigius Heesbeen (1914), Communiteit Generalaat, Tilburg
God is bij alles aanwezig
Hier op onze school voor blinde en dove kinderen geven we landbouwonderwijs, maar we besteden ook veel aandacht aan godsdienstonderricht. Bij een goede ontwikkeling van de mens hoort God toch ook? Als je de toekomst met vertrouwen tegemoet wilt kunnen zien, helpt het wel dat je religieus onderricht hebt gehad. Wij proberen de kinderen daarom te leren dat je vreugde kunt vinden in het bezitten van dingen, maar dat nog groter vreugde te beleven valt in je geestelijk leven. Als frater beginnen we de ochtend met gebed. Nederlandse fraters bidden het liefst op vaste momenten van de dag. Voor Keniaanse fraters is elk moment een geschikt moment om te bidden. Dat is typisch Afrikaans. Afrikanen voelen heel sterk, dat God aanwezig is bij alles wat we doen en dat Hij de hele dag door van ons vraagt kleine stapjes te nemen om dichter bij Hem te komen. Zo zien wij ons werk ook. Daarom vinden wij bidden op school zo belangrijk; iedere ochtend, bij elke maaltijd te bidden en voor het slapen gaan. Ik kom uit een katholiek gezin, dus ik heb het ook van mijn ouders meegekregen. De kinderen op school zijn niet allemaal christen. Af en toe laten we ook moslims toe, maar die voelen zich dan wel een beetje christen. bro. Athanasius Onyoni Fraterhuis Sikri, Kenia
50
Gelukkig zijn ‘Ben je gelukkig?’ Dat is een vraag die niet zo gauw aan een frater gesteld wordt. Kennelijk denken mensen dat dit iets is dat niet zo erg bij ons hoort. Als je kiest voor een leven in dienstbaarheid, als je kiest voor een celibatair leven, als je kiest voor een gelofte van armoede, dan zul je je wel niet met zo’n vraag bezighouden. Nou, dat is dus een misverstand. Voor ons is het natuurlijk net zo belangrijk om te kunnen zeggen dat je gelukkig bent als voor ieder ander. Misschien letten we bij het beantwoorden van die vraag wel op andere dingen. Bij ons zal het materiële niet gauw een hoofdrol spelen, daar letten we wel op. En voor status geldt dat al evenmin. Zoals je elkaar in een gezin beïnvloedt in wat je belangrijk vindt, wat je gelukkig maakt, zo is dat ook bij ons. Daarom heeft geluk bij ons ook zoveel met onze spiritualiteit van barmhartigheid en broederschap te maken. Als leven in barmhartigheid een beetje wil lukken, kan dat velen van ons echt gelukkig maken. Dat lijkt misschien gek, maar wij zijn er ook heel veel mee bezig. In ons doen, in ons bidden en bezinnen, in ons praten en in ons denken. Als je dan merkt dat je met je passie wat kunt, dat het lukt, dan voel je je heel rijk. Maar bij barmhartigheid is het vaak zo, dat er juist niets terugkomt van de ander en dat je helemaal niet kunt waarnemen wat het voor de ander betekent. Hoewel dit teleurstelling, verdriet en pijn kan opleveren, geloven we toch dat het ons niet wezenlijk ongelukkig hoeft te maken. Maar het wat meer huiselijke begrip van geluk is voor ons natuurlijk ook belangrijk. In onze communiteiten investeren we in elkaar, bieden we elkaar een thuis. Dat moet je leren, samenleven met meer mensen. Hoe laat je elkaar ruimte, maar ook: hoe voorkom je dat iemand verloren loopt? Een communiteit wordt een hechte gemeenschap, een thuis dat je gelukkig kan maken. En als het eens niet wil lukken en er zijn spanningen, dan loopt het niet gauw vast omdat er zovelen belang hebben bij een goede afloop. Da’s ook geluk.
Rijk door je passie
51
Mijn leven is vruchtbaar Er is geen verschil tussen mij en een niet-frater wanneer het gaat om de vraag waar het in je leven op aan komt. Er is een verschil in leefvorm. Onder andere door het celibaat. Maar het celibaat wil niet zeggen dat ik niet kan liefhebben. En het wil evenmin zeggen dat mijn leven niet vruchtbaar kan zijn. Ik heb namelijk gekozen voor een leven vanuit barmhartigheid. En barmhartigheid is een parel: ik weet zeker dat leven vanuit barmhartigheid mijn leven vruchtbaar maakt. Ik ben ook van onze congregatie gaan houden. Het is een heel groot huishouden met heel veel mensen die hartstikke mooie dingen willen en ook doen. Daar geniet ik van. Ooit heb ik openlijk uitgesproken dat mijn leven met God van doen heeft en dat wil ik steeds zichtbaar maken. Daarin schiet je wel altijd tekort. Frater-zijn is voor mij een weg tot menswording in het voetspoor van Jezus. Dankbaarheid wordt steeds meer de grondtoon van mijn leven. Ik ben dankbaar voor wat mij gegeven is, dankbaar voor wat ik van mensen heb mogen ontvangen, dankbaar voor wat ik voor anderen mag betekenen. fr. Wim Verschuren (1933), Elimgroep, Tilburg
Voor de rest van m’n leven frater
Ik ben altijd gelukkig. Ik voel me thuis in deze gemeenschap. Er zijn altijd broeders om me heen, met wie ik alles kan delen. Eenzaamheid ken ik niet. Op een bepaalde manier ben je als frater ook vrij. Je kunt overal naar toe gezonden worden. En je hoeft je geen zorgen te maken wie er voor je kinderen zorgt, of voor je vrouw of je ouders. Ik ben beschikbaar wanneer en waar ik God kan dienen. Ik geef les aan straatkinderen. De ellende die ik in mijn werk tegenkom maakt me niet verdrietig meer. Als ik zelf in die situatie terecht was gekomen, zouden er anderen zijn die mij hielpen. Daarom ben ik altijd blij met wat ik doe. Ik heb niet het gevoel dat ik iets mis in mijn leven. Natuurlijk heb ik ook wel eens getwijfeld aan de keuze die ik heb gemaakt. Maar dat hebben we allemaal. Als ik daar met mijn broeders over praat, put ik daar weer moed uit om door te gaan. Volgend jaar zit mijn opleiding van negen jaar er op. Dan moet ik de professie voor het leven afleggen. Ik verheug me daar erg op, omdat ik weet dat ik voor de rest van mijn leven frater wil zijn. bro. Peter Ochieng Oywer (1966), Rhapta Road, Nairobi, Kenia
Bijvoorbeeld Indonesië, Nias Onze communiteit in het dorpje Tögizita op het Indonesische eiland Nias telt slechts vier fraters. Bezoekers raken vaak gecharmeerd door de kleinschaligheid in combinatie met een opvallende effectiviteit. We bouwden er eerst een klein cursushuis voor de boeren -'school' is teveel gezegd. In korte praktijklessen helpen we de boeren hun veeteelt te verbeteren en de opbrengst van de gewassen te vergroten. Zo leerden de boeren van Tögizita van een Nederlandse frater de natte rijstbouw; de geïsoleerde eilandbevolking kende die methode domweg niet. De boeren leerden snel en sparen nu voor noodzakelijke investeringen. Een eigen coöperatieve spaarbank int wekelijks een bescheiden bijdrage van alle deelnemers en verschaft het kapitaal voor de investeringen. De resultaten van dit kleinschalige project, vrijwel geheel geleid door Indonesische medebroeders, zijn opmerkelijk. Niet alleen de landbouw, ook de wegen, de gezondheidszorg en andere gemeenschappelijke voorzieningen in Tögizita zijn merkbaar verbeterd. Zelfs de lokale kunst maakt een bloeiperiode door. Tögizita is trots op wat er is bereikt.
53
54
Internationaal Buiten Nederland en België zijn de Fraters van Tilburg actief in Kenia, Namibië, Indonesië, Brazilië, Suriname en de Verenigde Staten. Indonesië en Kenia zijn daarvan de meest ‘vitale’ provincies, daar groeien we. Indonesië is, na Nederland, de grootste provincie van onze congregatie, gevolgd door Kenia. Ook in Brazilië is een nieuw begin gemaakt met eigenlandse fraters. Onze congregatie is in alle opzichten een internationale gemeenschap geworden. Dat roept allerlei nieuwe vragen op. Hoe kan het charisma van de stichter wortel schieten in heel andere culturen? Hoe bewaren we, ondanks de groeiende verscheidenheid, onze eenheid? Hoe communiceren we met elkaar? Hoe zetten we ons in voor nieuwe roepingen? We zijn veel kleurrijker geworden. Een buitenstaander die een Afrikaan hoort zeggen dat hij een ‘Frater van Tilburg’ is, zal vast zijn wenkbrauwen fronsen. En helemaal als hij die Afrikaan met genegenheid over de Tilburgse pastoor Zwijsen hoort praten. Maar wij weten hoezeer het gemeend is, sterker nog het heeft ons geleerd wat de betekenis is van het respect voor je voorvaders. Over en weer leren we van elkaar. De spiritualiteit van de Indonesiërs, de gemeenschapszin van de Afrikanen, het gevoel voor organisatie van de Nederlanders, en al die andere cultureel bepaalde accenten hebben onze congregatie verrijkt. En wat moet je als je een Afrikaanse medebroeder verbaasd ziet kijken naar een druk-druk Nederlandse frater? Je kunt toch alleen maar in de lach schieten als die Afrikaan tegen de Nederlander zegt: ‘Ik begrijp jullie niet. Altijd druk, altijd haast. Man, er is zóveel tijd; dat krijg je echt niet op, hoor.’ Hoe verschillend al die culturen ook zijn, de grondhouding en de inspiratie is overal in de congregatie dezelfde. De invulling niet. Die is afhankelijk van cultuur en omstandigheden. Zo krijgen ‘barmhartigheid en broederschap’, ‘mercy and brotherhood’, ‘belaskasih dan persaudaraan’, ‘misericórdia e fraternidade’ vele gedaanten en vele gezichten. Als we elkaar - waar ook ter wereld - ontmoeten, dan blijkt dat wat wij daarmee delen, veel sterker dan wat ons scheidt. Want bij alle verscheidenheid is er bovenal de eenheid van spiritualiteit.
Internationale spiritualiteit
Een internationale beweging van barmhartigheid. An international movement of mercy. Suam Gerakan Belaskasih internasional. Um movimento internacional de Misericórdia.
55
Bovenal dezelfde spiritualiteit Overal wordt geroepen dat de kloof tussen arm en rijk in de wereld steeds groter wordt. Overal worden seminars gehouden over de vraag hoe die armoede bestreden moet worden. Dat maakt barmhartigheid zo relevant, waar je ook bent. Een frater is geen vreemdeling op deze wereld. Hij staat er middenin. Om iets goeds te doen voor anderen. Voor mij is het heel belangrijk dat CMM een internationale congregatie is. Ik heb enorm veel geleerd van fraters uit Nederland. Maar ook van de fraters uit Kenia en uit Brazilië. Over hoe ze hun liefde voor God beleven en gestalte geven. Hoe ze praktische problemen in andere landen oplossen. En het is goed om te horen van de andere fraters dat zij ook van ons, Indonesische fraters, leren. Ik ben trots dat ik bij de internationale gemeenschap van de fraters mag horen. Natuurlijk zijn er verschillen, maar taal en huidskleur zijn echt geen barrières. Wij hebben bovenal dezelfde spiritualiteit, hetzelfde vuur van binnen. Die spiritualiteit brengt ons heel dicht bij elkaar. Dan voelen we dat we bij dezelfde familie horen. Dat we dezelfde boodschap van barmhartigheid over de hele wereld uitdragen. fr. Johannes Bosco Wuarmanuk (1956), Ge’tengan, Indonesië
Eén wereld Eind jaren zestig stond ik in Nederland voor de klas. Het ging allemaal zo gladjes, zo eenvoudig. Dat wilde ik niet, de rest van mijn leven. Dus heb ik gevraagd of ik weg mocht. Het werd Indonesië. Als je met kerk en maatschappij bezig bent, moet je wel internationaal denken. De wereld is zo klein. Ik zit nu in Nederland, maar via internet weet ik eerder wat er in Jakarta gebeurt dan toen ik daar zat. Vroeger was een frater die werd uitgezonden per schip een maand onderweg. Tegenwoordig ben je binnen een dag ter plekke. Wij kunnen zo ontzettend veel van elkaar leren. Toen ik provinciale overste in Indonesië was, heb ik er voor gezorgd dat twee Indonesische confraters voor het eerst werden uitgezonden naar Brazilië. Ik dacht: je kunt je doodstaren op die sawa’s, maar de wereld is groter. Dus jongens, wees aanwezig in die wereld! Nu is het heel gewoon dat fraters uit Kenia, Brazilië of Indonesië bij elkaar komen leren hoe ze met dezelfde inspiratiebron andere problemen aanpakken. Het internationale aspect is van wezenlijk belang. We zijn één wereld met één universele kerk. Nederland is maar klein, hoor. fr. Jan Koppens (1943), Generalaat, Tilburg
56
Dienstbaarheid ‘Dienstbaarheid’ is een woord dat tegenwoordig minder vanzelfsprekend is; het doet misschien teveel aan ‘gedienstig’ denken. Zo heeft een vooraanstaand woordenboek bij het woord ‘dienstbaarheid’ alleen als betekenis staan: ‘afhankelijke staat als dienstbode’. Wij bedoelen met dienstbaarheid natuurlijk iets anders. De christelijke dienstbaarheid heeft heel diepe wortels. Haar oorsprong ligt in de menslievendheid en barmhartigheid van God. Wij geloven dat in de ogen van God iedere mens er is om van te houden. Wij geloven ook dat God iedere mens kent bij zijn naam. Dit geeft een diepe zin aan de Evangelietekst die mgr. Zwijsen zo graag citeerde: ‘Alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.’ Wij willen God dienen in de medemens en die medemens daardoor tot God brengen. En die medemens is vooral de kleine mens. Speciale aandacht hebben we voor jonge mensen. En omdat we hen tot God willen brengen, hebben geloofsopvoeding en catechese altijd een belangrijke plaats ingenomen. Er is geen recept hoe je dienstbaar moet zijn aan de ander. Je kunt de ander bij wijze van spreken met voeten, ogen, hart en handen helpen. Maar centraal staat daarbij toch je hart. Pas als het hart bewogen wordt, komt een mens in beweging en is hij tot dienst bereid. Dan kan hij het niet meer over zijn hart verkrijgen om een mens achteloos of bewust aan zijn lot over te laten. Als frater leggen wij ook drie geloften af, die van ‘gehoorzaamheid’, die van ‘armoede’ en die van ‘zuiverheid’. Elk van die geloften is nauw verbonden met een leven van dienen. Mensen dienen, hen naar vermogen nabij zijn, zich daadwerkelijk solidair met hen betonen, zonder uit te zijn op eigenbelang of eigen voordeel, zonder eigen eer en status na te streven, zonder tijd en mate van inzet te bepalen, zonder beducht te zijn voor eigen hachje, daartoe helpen de geloften ons vrij te maken. Wij volgen daarin het voorbeeld van Jezus, onze Broeder, zoals staat in onze Constituties: ‘Ook van ons wordt gevraagd een radicale naastenliefde, die niemand uitsluit, die niemand veroordeelt, die alles gelooft, alles hoopt, alles duldt.’
Het hart centraal
In Oyugis (Kenia) helpen we in het door het aidsvirus geteisterde dorp.
57
Het is echt niks bijzonders Ik geef, zoals hier bij Maurice, individueel braille-les aan kinderen die door een ziekte of een ongeluk blind zijn geworden. Het is zeer specialistisch en belangrijk werk. Je voelt hoeveel het voor die kinderen betekent. Na een of twee jaar kunnen ze terug naar hun eigen school. Dat vraagt veel geduld, want ze worstelen vaak erg met de verwerking van hun handicap. Mijn hoofdtaak ligt bij visueel gehandicapten. Ik geef in Grave les in aardrijkskunde, Nederlands en braille. Als een kind aandacht van je vraagt, dan geef je dat. Het heeft me altijd getroffen hoe Christus ook opkwam voor kinderen. Voor mij is dienstbaarheid iets heel praktisch: de kinderen op school helpen, huisgenoten helpen - eigenlijk allemaal niks bijzonders. Ik ben verder trainer bij een voetbalclub voor jongens van zes tot twaalf jaar. Dat doe ik om ook contact te houden met niet gehandicapte kinderen. En al heb je het op het voetbalveld niet over God of over bidden, je kunt toch wat uitstralen... Je kunt niet voor tien procent dienstbaar zijn, denk ik. Je bent het of je bent het niet. Ik vind het vervelend als mensen zeggen dat ze het zo goed vinden wat je doet. Het is echt maar heel gewoon. fr. Ger Oomens, Fraterhuis Nijmegen
Beschikbaar zijn, belangeloos
Mensen ten dienste staan. Beschikbaar zijn, belangeloos. Dat is voor mij het belangrijkste van frater zijn. Ik werk nu op een middelbare school in Coronel Fabriciano, in Brazilië. Dat doe ik met plezier. Ik voel me als een vis in het water. Mijn medebroeders werken daar in de ‘jongerenstad’, zoals wij dat noemen, een opvangcentrum voor verwaarloosde jeugd. De congregatie heeft me gevraagd daar ook te gaan helpen, om een nieuwe start te maken. Dat betekent wel dat ik mijn werk hier op school moet afbouwen. Ik heb het er graag voor over. De fraters doen hier ook veel aan de vorming van leken binnen de kerk. Kadervorming, bijbelcursussen, dat soort zaken. Er is een nieuwe belangstelling voor religieus leven in dit land. Dat merken we ook aan de roepingen. We hebben inmiddels een aantal nieuwe kandidaten. Verder werken we veel met ‘associados’. Dat zijn mensen die geen frater willen worden, maar zich wel aangetrokken voelen door ons ideaal van barmhartigheid. Zij hebben een heel eigen inbreng. Om het werk te kunnen blijven doen heb je rustpunten nodig. Je kunt niet altijd bereikbaar zijn. Een gezond evenwicht tussen werk en bezinning is belangrijk. Ik vind dat evenwicht in de bijbel. Ik probeer die vooral te begrijpen vanuit de LatijnsAmerikaanse werkelijkheid. fr. Christino Gemen (1936), Coronel Fabriciano, Brazilië
Bijvoorbeeld de Elimgroep De communiteit aan de Schiphollaan in Tilburg is een bijzondere communiteit. De fraters die er wonen vormen samen met nietfraters de ‘Elimgroep’. Zestien gehuwden, ongehuwden en religieuzen helpen elkaar hun leven op het Evangelie te oriënteren. Minstens eenmaal per week komen ze bijeen voor een gezamenlijk geloofsgesprek of meditatie-uur. Inmiddels weten zo’n drie- tot vierhonderd mensen regelmatig de weg te vinden naar activiteiten van de Elimgroep: meditaties, (bijbel)cursussen, leerhuisbijeenkomsten, vormingsspellen, muzikale activiteiten, films, poëzie-avonden en lezingen. Voor jongeren worden regelmatig wandel- en bezinningsvakanties georganiseerd. Enkele leden van de Elimgroep koken wekelijks een maaltijd in een huis voor dakloze jongeren. De groep is genoemd naar Elim, de pleisterplaats uit het boek van de Uittocht. Het was de eerste oase die de joden tegenkwamen op hun tocht door de woestijn. Ook de Elimgroep wil een plek bieden waar mensen op verhaal kunnen komen. Verder zet de Elimgroep zet zich in voor de ontwikkeling van de ‘beweging van barmhartigheid’.
60
Oud worden In Nederland wordt onze gemeenschap ouder. Nog slechts een klein aantal fraters is hier actief in onderwijs, verzorging of verpleging. Maar veel fraters doen tot op hoge leeftijd vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld in de parochie: als dirigent, als organist, als koorlid, als pastoraal assistent. Anderen doen iets met hun artistieke talenten: kalligraferen diploma’s en akten of helpen bij het samenstellen van een parochieblad. Weer anderen doen vertaalwerk of helpen ontwikkelingsorganisaties met hun administratie. Voor sommige fraters valt het overigens niet mee om het werk dat ze vele jaren hebben gedaan los te laten en aan anderen over te geven. De rol van de ouderen in de congregationele spiritualiteit is een bijzondere. Voor de ouderen is de spiritualiteit niet meer de brandstof voor de arbeid. Ouder worden daagt je uit door te dringen tot de diepste kern van barmhartigheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat je over je eigen leven durft te zeggen dat het goed is, dat God zich met jou wil verenigen, ook als je niets meer kunt doen. Juist de oudere fraters zorgen voor deze verdieping van onze spiritualiteit. En in hun gebed zijn ze nauw met hun medebroeders en de noden van de wereld verbonden. Veel fraters zijn door hun hoge leeftijd aangewezen op verzorging en verpleging. Ons Fraterhuis Joannes Zwijsen in Tilburg is een door de Nederlandse overheid erkend ‘kloosterverzorgingshuis’. Het is voor ons daarom ook een huis van respect. Er hangt een sterke familiesfeer en dat maakt dat het er goed leven is, ondanks alle handicaps van het oud worden. Wie er rond loopt en met de fraters een praatje maakt, kan heel wat verhalen over vroeger horen, over hun werk. En heel wat keren word je dan meegenomen naar de landen waar ze een leven lang gewerkt en geleefd hebben. Naar Namibië of Curaçao, bijvoorbeeld. Wie niet meer kan werken, wordt in onze Leefregel opgeroepen om dan ervan te getuigen dat het leven meer is dan het werk. Misschien is dit wel de zwaarste opgave in je leven. Ook de fraters die niet meer bij ons zijn, blijven in onze gedachten voortleven. Elke dag wordt in elke communiteit, waar ook ter wereld, het ‘gedachtenisboek’ gebruikt. Op de sterfdag van iedere frater uit meer dan anderhalve eeuw staan we even stil bij het levensverhaal van die ene frater. Sommigen noemen het gedachtenisboek het boek van de levenden. Dat is een manier om uit te drukken dat we geloven in verrijzenis. Onze gemeenschap omvat iedereen; de actieven, de niet meer actieven en de overledenen.
Een bijzonder verzorgingshuis
61
Broederschap blijft bestaan Ik help hier frater Andreas met het eten. Dat is in ons kloosterbejaardenoord Joannes Zwijsen niks bijzonders. Oud worden hoort er bij en als frater doe je dat tenminste in je eigen frater-familie. Ook al heeft iemand je hulp nodig, dan hoeft dat nog helemaal geen afbreuk te doen aan je respect voor die medebroeder. Ik ben een zogenaamde vakfrater, in tegenstelling tot de onderwijzers. Mijn vak was bejaardenhelper en ziekenverzorger; dat ben ik vele jaren geweest. En nu zit ik zelf hier, om gezondheidsredenen. Met mijn vijfenzestig jaar ben ik nog een jonkie. Ik heb me er goed op kunnen voorbereiden. Voor mij was de overgang geen enkel probleem. Dat is voor sommige medebroeders wel anders. Mensen die bijvoorbeeld in Indonesië of Kenia zitten, blijven vaak te lang op hun post. Dan komen ze pas hier als ze al hulpbehoevend of zwak zijn en dan is de overgang wel heel erg groot. Je zou willen dat ze eerder terugkeerden. Maar ja, ze zijn vaak zo gewetensvol in de uitvoering van hun taak dat ze doorgaan tot het bittere eind. De sfeer hier in huis is geloof ik wel heel bijzonder. Het gevoel van broederschap blijft bestaan. fr. Erembertus van der Heijden (1933), Fraterhuis Joannes Zwijsen
Nu ‘rustig actief’ Sinds een jaar ben ik gepensioneerd, na dertig jaar terug uit Windhoek, uit Namibië. Daar heb ik altijd met kinderen gewerkt. Tot mijn zeventigste wilde ik in Afrika blijven en toen het zover was ben ik inderdaad vertrokken. Gelukkig gezond en fit. Ik kan hier nu, zoals ik het noem, rustig actief zijn. Zo ben ik chauffeur voor het bejaardenhuis. Ik breng bewoners naar hun afspraken en haal ze weer op. Verder help ik daar op drukke dagen met allerlei hand- en spandiensten. Grappig is dat ik voor de medebroeders in het bejaardenhuis een jonge man ben, terwijl ik in Afrika door de kinderen echt als een oude man werd gezien. Het was wel even wennen. Het klimaat en het eten. En dan die ramen en deuren die de hele dag dicht zijn. Bij ons stond alles altijd open. Ik heb nog steeds veel contact met mijn medebroeders in Namibië. Zo stuur ik hen regelmatig krantenknipsels over het leven hier in Nederland. Dat is in dertig jaar trouwens erg veranderd. Ik was hier natuurlijk wel een paar keer terug geweest op vakantie, maar dan zie je toch niet goed wat er zoal verandert. In de winkels zie je twaalf kassa’s met twaalf rijen mensen! Dat had ik nog nooit gezien. En dan dat agressieve verkeer. Ik ben ook econoom geworden in het fraterhuis waar ik nu woon. Ik doe de boekhouding elke dag met plezier. Ik heb tenslotte vijftig jaar gewerkt en ben nog helemaal gezond; dan ga je niet ineens de hele dag stil zitten. fr. Paul Schalken (1928) Fraterhuis Kruisvaarderstraat, Tilburg (met in de rolstoel frater Radboud Verrijt (1906))
62
Jongeren Verwend, egoïstisch en materialistisch. Zo worden jongeren vaak genoemd. Soms terecht, maar meestal niet. Sterker nog, wij vinden dat jongeren veel tekort komen in deze rijke Nederlandse samenleving. Want wie luistert er echt naar je? Wie biedt een plek om over je diepste gevoelens te praten? Wie accepteert dat je niet weet wat je wilt (en zelfs dat niet kunt uitleggen)? Wij proberen dat, want zo is onze traditie. Altijd zijn we opgekomen voor jongeren in de knel. Veel van het werk dat we vroeger deden is inmiddels overgenomen door het professionele maatschappelijk werk, het onderwijs en het opbouwwerk. Toch zijn er nu weer talrijke jonge mensen die heel elementaire zaken moeten missen. Je vindt ze op elke hoek van de straat, net als de kinderen van de fabrieksarbeiders in de negentiende eeuw. Maar een belangrijk verschil met toen is dat deze kinderen vaak niet weten wat ze willen. Een diploma is geen enkele garantie meer om iets te kunnen bereiken. Maar hoe word je emotioneel weerbaar tegen de wetenschap dat niemand op je zit te wachten. In een omgeving waarin bijna alle volwassenen zelf druk bezig zijn met carrière maken, en jongeren daarbij niet nodig schijnen te hebben, zie je vaak dat jongeren een schil om zich heen bouwen. Je komt daar niet zo gemakkelijk doorheen. Je wordt uitgetest: ‘Is deze volwassene ook bezig met het nastreven van zijn eigen ambitie of geeft hij echt om ons? Ze komen afspraken niet na om je uit te testen. Word je kwaad dan heb je het verbruid, zeg je niks dan verlies je je geloofwaardigheid. Als je ziet dat het jongeren in de knel zijn en als barmhartigheid je passie is, dan is er een hoop nieuw pionierswerk onder jongeren te doen. Wij proberen dat vanuit het besef dat iedere mens uniek is. En dat is misschien wel een van de grootste christelijke waarden.
Nieuw pionierswerk te doen
Jongeren komen veel tekort in deze rijke samenleving
63
We zijn er gewoon voor ze Jongeren hebben recht op de beste krachten die we in de kerk hebben. Want de kerk is een plek waar je wat van je leven kunt maken. Ik was leraar muziek. Bij de fraters ontdekte ik dat er meer in me zat. De geestelijke begeleiding van jonge mensen, bijvoorbeeld. En het ontwikkelen van eigentijdse liturgische vormen voor jongeren. Trouwens, die muziek is niet verdwenen. In de Elimgroep werk ik met een jongerenkoor. Respect voor de mens staat altijd voorop. Juist bij jongeren mag je dat nooit vergeten. Hoe zit je in je vel, hoe is het thuis, op school? Van daaruit komen de zingevingsvragen vanzelf wel. Of niet. Ik vertaal ‘barmhartigheid’ het liefst met ‘onbaatzuchtige liefde’. Ieder mens is daarnaar op zoek, ook jongeren. En er is een weg. De praktijk bewijst dat ik full time bezig mag en kan zijn met het bouwen aan de kerk van morgen, en dat ik er mensen in mee krijg. Dat geeft mij voldoening. Zelf ben ik een van de jongeren binnen de congregatie, terwijl ik toch al 38 ben. Het is jammer dat er zo weinig jongeren bij komen, maar ik ben toch niet pessimistisch over onze toekomst. Het hoeft geen grote beweging te zijn. De vitale krachten in de kerk zijn altijd marginaal geweest. fr. Albert van der Woerd (1960), Elimgroep, Tilburg
Kampeerboerderij voor kansarme jeugd Werken met jongeren is altijd heel belangrijk geweest voor onze congregatie en voor mij. Goed onderwijs om een betere toekomst te bieden aan kansarme kinderen. Ik heb mijn hele leven voor de klas gestaan. In Zwolle, in Utrecht, vele jaren in Zaïre en ten slotte weer in Nederland, in het voortgezet speciaal onderwijs. Een jaar of vijftien geleden was er sprake van dat we onze oude boerderij Sparrenhof zouden verkopen. Die had ons vooral in de oorlog goede diensten bewezen, maar kon niet meer concurreren. Ik was een van degenen die voorstelden Sparrenhof om te bouwen tot kampeerboerderij voor de kansarme jeugd. Dat loopt nu als een trein. Sparrenhof is van april tot eind oktober aan één stuk door bezet. Ik kom er heel vaak om te zien hoe het gaat. Iedereen is welkom. De gebruikers krijgen alle vrijheid, we leggen niets op. Ook in protestantse hoek is er geweldig veel belangstelling voor en dat zien we graag. Ik vind het prachtig werk, omdat we op deze manier achter de schermen nog iets voor die kinderen kunnen betekenen. En ik behoor tot de gediscrimineerde minderheid van chronisch gezonden. Dus ik hoop er nog jaren van te genieten. fr. Jan Claveaux (1929), Fraterhuis St. Denis, Tilburg
Bijvoorbeeld Oyugis, Kenia Hoe ziet het leven eruit als zeven van de tien mensen met het aidsvirus besmet zijn? Je zou er moedeloos van worden. In het dorpje Oyugis (in Kenia) hebben we samen met Afrikaanse en Europese vrijwilligers iets opgezet om de levensmoed erin te houden; het ‘Oyugis Integrated Project’. Kleinschalig, dichtbij en op vele fronten tegelijk. Een kliniekje, waar de wonden verzorgd worden en waar schoon drinkwater te krijgen is. Patiënten worden thuis opgezocht, hun familie voorgelicht over het verlichten van de pijn. Jongeren worden getraind om seksuele gedragsverandering te propageren. Elke dag trekken zij erop uit voor voorlichting via discussie en liedjes. Maar er is meer. Familieleden worden met wat geld en overreding aangemoedigd zich te ontfermen over weeskinderen. Vervallen hutten worden gezamenlijk gerepareerd voor weduwen en ouderen. Jongeren worden opgeleid, bijvoorbeeld tot boer, zodat er weer genoeg te eten is. Een school, een bibliotheek, sociaal werk; alles is er op gericht om Oyugis weer een toekomst te geven.
66
Missie Bij het woord ‘missie’ wordt gauw gedacht aan ‘ontwikkelingslanden’ of aan ‘bekeren’. Wij gebruiken het woord tegenwoordig liever in de betekenis van ‘een missie te vervullen hebben’. En wij hebben het dan in de eerste plaats over barmhartigheid, over het verrichten van ‘de werken van barmhartigheid’. Waar ook. Overal ter wereld, in arme landen, maar ook in een rijk land als Nederland. Zo’n ‘missie’ betekent niet ‘zieltjes winnen’, al steken we niet onder stoelen of banken waar wij voor staan. We doen ons werk vanuit ons geloof en werken waar nood ons pad kruist en wij wat kunnen doen. Onderwijs, medische hulp, voorlichting. Maar evenzeer geestelijke vorming, godsdienstige opvoeding. Dienstbaar zijn waar dat nodig is. Maar we kunnen niet alles en moeten ons dus beperken. Daarom richten wij ons vooral op jonge mensen. Dat is onze missie. Missie betekent voor ons ook dat we naar die plaatsen willen gaan, waar we worden gevraagd. Uitzending hoort wezenlijk bij onze missie. Decennia lang zijn fraters uit Nederland en België uitgezonden om hun ‘missie van barmhartigheid’ te vervullen in verre landen. Hun taken zijn langzamerhand gelukkig overgenomen door mensen van het land zelf. Ook door Indonesische fraters in Indonesië en Keniaanse fraters in Kenia. Door het groeiend aantal Indonesische fraters kunnen we zelfs al enkelen uitzenden om elders, bijvoorbeeld in Brazilië, mee te helpen. Het grootste deel van de Indonesische medebroeders werkt in dat enorm grote land trouwens al op enkele duizenden kilometers van hun eigen streek. De solidariteit die ten grondslag lag aan het uitzenden van Nederlandse fraters is er nog steeds. Een van de manieren om daar nu vorm aan te geven is de stichting ‘Missie en Jongeren’. Deze stichting, ondersteund door zo´n veertig ordes en congregaties, stelt ieder jaar jongeren in staat om een half jaar of langer mee te leven met een lokale gemeenschap in Afrika, Azië, Latijns-Amerika of Oost-Europa. Ook onze congratie doet mee en biedt daarvoor enkele ‘meeleefplekken’ aan: in Namibië, bij het Saint Boniface College in Sambyu, en in Kenia, bij het Oyugis Integrated Project. We willen de jongeren andere mensen uit andere culturen laten ontmoeten. We verwachten niet dat ze zich blijvend engageren met ons werk als religieuzen. Het is al heel wat als de opgedane ervaringen in de rest van hun leven doorwerken.
Solidariteit opnieuw vorm geven
67
De vonk van de solidariteit Zes jaar lang was ik voorzitter van ‘Missie en Jongeren’. De reizen die ik de afgelopen jaren naar het zuiden heb gemaakt, hebben me de betrekkelijkheid van de eigen samenleving doen inzien. Nederland is echt niet het centrum van de wereld. Je leert te relativeren. Jongeren die via ‘Missie en Jongeren’ naar zuidelijke landen ‘op stage’ gaan, hebben vaak dezelfde ervaring. We laten de jongeren vrij en belagen ze niet met evangelisering of zo. Het gaat ons niet om geloofsoverdracht, al zijn de uitgezonden jongeren natuurlijk wel heel indringend met hun identiteitsvorming bezig. Vragen rond zingeving en geloof komen wel ter sprake. Het is telkens weer een zoeken hoe je daar op een goede manier mee bezig kunt zijn. Jongeren halen ook inspiratie uit ontmoetingen met missionarissen. Ze leren ervaren wat solidariteit is. Je hoopt dan maar dat ze die vonk van de solidariteitsgedachte vast weten te houden in hun dagelijks leven. En in mijn hart hoop ik ook wel een beetje dat ze na gaan denken over wat geloof kan betekenen. fr. Broer Huitema (1949), Elimgroep Tilburg
Het lampje van Franciscus Samen met anderen bouw ik hier in Sambyu het Saint Boniface College op. Aanleunend tegen een behoorlijk vervallen missiepost zijn we hier met niks begonnen. Een enorme klus en soms vragen mensen me wel eens waarom ik daar op mijn leeftijd nog aan begonnen ben. Dat heeft een beetje te maken met een gebeurtenis in mijn persoonlijk leven als frater. Ik heb het grootste deel van m’n fraterleven in de hoofdstad van Namibië les gegeven, in Windhoek. We hebben op die school denk ik goed werk gedaan, maar het was toch een betrekkelijk beschermd wereldje. Op een retraite in Italië, een retraite in de voetsporen van Franciscus, begon er bij mij wat te knagen. Ik voelde dat ik een radicalere stap wilde zetten om het voorbeeld van Jezus te volgen. Ik wilde naar een gebied met grotere nood. Het lampje dat Franciscus bij me deed branden en de concrete vraag van een bisschop, maakten dat ik nu hier zit. Het is soms echt afzien, maar als je ziet wat het voor die kinderen betekent, kun je weer vooruit. Ik zou alleen zo graag zien, dat nu en dan een leerling ons voorbeeld wil volgen en ook brother wil worden. Ik blijf gewoon hopen. bro. Sebastianus van Seters (1930), Namibië, Sambyu
68
Frater worden Omdat wij juist door onze opdracht een vruchtbaar en gelukkig leven leiden, durven we ook nu nog jonge katholieke mannen uit te nodigen zich bij ons aan te sluiten. Maar je wordt niet van de ene op de andere dag frater. Voordat je kiest voor de ‘professie voor het leven’ begin je met het ‘postulaat’, een soort kennismakingsperiode om te kijken of religieus gemeenschapsleven wel iets voor jou is. Je woont dan in een van de communiteiten. Verloopt dat goed, dan begint het ‘noviciaat’, een fulltime basisopleiding van een of twee jaar met onder meer theologie, liturgie en de geschiedenis van de congregatie. Wanneer beide partijen daarna door willen gaan, volgt de ‘tijdelijke professie’ waarbij je voor één jaar de geloften aflegt: de gelofte van gehoorzaamheid, van zuiverheid en van armoede. Na vijf jaar tijdelijke professie kan de definitieve keuze gemaakt worden. Daarmee verbind je je voorgoed aan de congregatie. Frater worden betekent nu toch iets anders dan vroeger. Want hoe hou je je staande in een samenleving die met de kerk lijkt te hebben afgerekend? Hoe leef je als een celibatair die bovendien kiest voor materiële matigheid in een samenleving die van genieten een afgod maakt? Hoe ga je om met weinig tijd-voor-je-zelf terwijl om je heen de individuele vrijheid het grootste goed is geworden? Soms denken mensen dat een religieus leven een veilige vluchtplaats voor het harde leven is. Het is waar dat we zorgvuldig met elkaar omgaan, maar wie het in de maatschappij niet redt, redt het bij ons waarschijnlijk ook niet. Frater word je niet van de ene op de andere dag. In onze Constituties staat het zo: ‘Wij vinden het belangrijk dat er bij de vorming ruimte is voor geleidelijke ontwikkeling. Slechts langzaamaan zal iemand thuis kunnen raken in een communiteit en in de grotere gemeenschap. Ieder staat met een persoonlijke roeping in het leven. Hij heeft een eigen karakter en temperament en is opgegroeid in een bepaalde cultuur. Eerbied voor ieders eigenheid zal daarom de vorming moeten kenmerken.’
Anders dan vroeger
Noviciaat Oyugis (Kenia). Bro. Kees Hems in gesprek met een novice.
69
Voor een Afrikaanse man is het heel moeilijk Religie is heel belangrijk in een land als Namibië, ook voor jongeren. Er bestaat een grote sympathie voor ons en voor ons werk. Maar toch blijkt het moeilijk om geschikte kandidaten te vinden die frater willen worden. Ik ben nu vijf maanden terug, na vijfendertig jaar in Namibië. Ik heb er daar veel aan gedaan om jongeren binnen de gemeenschap te halen. Advertenties, georganiseerde roepingenweekends, we lieten jongemannen maandenlang in onze communiteit leven om aan het religieus leven te wennen. Uiteindelijk is er de laatste jaren maar één echt doorgegaan. Het moeilijkste voor die jonge zwarte mannen is om écht contact met ons te maken. Wij zijn oud, wij zijn blank. Dat verschil is groot. Misschien keken ze wel te veel tegen ons op. Waarschijnlijk is het voor een Afrikaanse man helemaal moeilijk om zonder vrouw, zonder kinderen en celibatair door het leven te gaan. Het beeld dat een man een vrouw en kinderen moét hebben leeft daar sterk. Toch moeten we blijven roepen. Hier is het trouwens zeker zo moeilijk om nieuwe fraters te vinden. In Nederland speelt de kerk nog maar een marginale rol in de samenleving. Toch hoop ik hier ook iets te kunnen doen met roepingen. Niet iedereen haalt zijn schouders op. fr. Wouterus van den Hout (1938), Generalaat, Tilburg
Dit is mijn plaats, hier wil ik zijn Als kind had ik al een vaag verlangen om iets religieus te gaan doen. Later, tijdens mijn opleiding tot verpleegkundige, keerde dat gevoel op een andere manier terug. Het was concreter geworden, volwassener. Ik ben naar een frater toegestapt van de school waar ik als kind op had gezeten, en die heeft me uiteindelijk hier binnengebracht. Vooral de gemeenschapszin sprak me aan. Ik wilde tússen de mensen werken, mijn idealen dáár direct en praktisch invulling geven. Ik twijfel best wel eens, vooral als de dingen tegenzitten. En ik vind het ook jammer dat ik geen kinderen heb. Ik kan goed met ze overweg en ik denk dat ik een goede vader zou zijn. Ik denk er ook wel eens aan hoe het zou zijn om een relatie te hebben. Maar door de bank genomen ben ik gelukkig met mijn levenskeus. Dit is mijn plaats. Hier wil ik zijn. Het zou fijn zijn als er meer jonge mensen bij ons kwamen. Want waar je zelf vol van bent, daar wil je anderen ook vol van laten zijn. We zitten op de goede weg en hebben de mensen wat te vertellen. fr. Caspar Geertman (1961) Elim-groep, Tilburg
70
Verbondenheid en participatie Wij zijn bereid wegen te zoeken die het sommigen mogelijk maken met ons mee te leven en mee te werken als geassocieerd lid of anderszins zonder in alles onze levenswijze te delen, aldus onze Constituties. Omdat niet iedereen frater wil of kan worden, zijn we ook begonnen met andere vormen van verbondenheid. We kennen verschillende vormen van ‘participatie’. In Kenia en Namibië kunnen mannen en vrouwen meewerken in projecten als het Oyugis Integrated Project in Kenia of het Saint Boniface College in Namibië. In Nederland zijn er groepen van mannen en vrouwen die een nauwe band hebben met een communiteit van fraters. Zij verbinden zich door een belofte van trouw. Voorbeelden zijn de Elimgroep in Tilburg en de Salvatorgroep in Scheveningen. Verder kunnen belangstellenden een tijdje meeleven in een communiteit in Nederland of het buitenland. Ook zijn er ‘kringen van barmhartigheid’ aan het ontstaan: mensen die vanuit een barmhartige levenshouding willen leven en een paar keer per jaar bijeen komen om zich aan elkaar te spiegelen. In september 1998 hebben we - nogal tegendraads - drie forse advertenties in een aantal dagbladen gezet. ‘We zoeken mensen (m) met een hart die het lef hebben frater te willen worden’, was de kop. De respons was zeer groot, dat was heel opmerkelijk. En er viel nog iets op: de media kwamen massaal op ons af. In bijna alle kranten, zelfs in het buitenland, en in een hele serie tv- en radiorubrieken is er aandacht aan besteed. En alle aandacht was positief. Kennelijk raakten we met de vanzelfsprekendheid waarmee we nieuwe fraters gingen ‘werven’ een snaar. Er volgde nog een vierde advertentie, waarin we ‘Bondgenoten in een beweging van barmhartigheid’ zochten. Een advertentie voor al die belangstellenden die geen frater willen worden, maar zich wel aangesproken voelen door het appèl van barmhartigheid. De respons op deze advertentie overtrof zelfs die van de vorige drie. Waar het allemaal precies toe zal leiden weten we nog niet. Er is in ieder geval iets aan het groeien...
71
72
Bijvoorbeeld Sambyu, Namibië In het noorden van Namibië, vlak bij de grens met Angola, zijn we midden in de rimboe een middelbare school begonnen: het Saint Boniface College in Sambyu. In de verste verten was er geen middelbare school te bekennen. Twee medebroeders besloten er wat aan te doen. Na een onderwijsleven lang in Afrika voor de klas te hebben gestaan, wilden ze gewoon niet met pensioen. Frater Sebastianus en frater Piet hebben het, met hulp van vele anderen, voor elkaar gekregen: het Boniface is inmiddels een volwassen middelbare school, met alle voorzieningen, twee internaten, een prachtige bibliotheek, een volwassen scheikundelaboratorium en zelfs een computeropleiding. In korte tijd is Saint Boniface een top-opleiding geworden en komen de leerlingen van heinde en ver. Zorgvuldig houden we echter in de gaten dat de school niet afhankelijk van ons wordt. Het mag geen witte school voor zwarte kinderen worden. Daarom helpen we de Namibiërs met het opzetten en zijn we weg zodra het kan.
74
Vroeger Frater Inventius van Curtevenne (1865) was geen hemelbestormer. Hij was een kalme, rustige man met een eindeloos vertrouwen in God. Niets bracht hem uit zijn evenwicht. Zijn grootsheid bestond uit eenvoud en dienstbaarheid. Iedere nieuwe dag die hem gegeven was dankte hij God dat pastoor Verbeecke uit Ravenstein hem ooit had ondergebracht op de Ruwenberg, het internaat voor kostschooljongens in St. Michielsgestel. Daar, bij de Fraters van Tilburg, vond hij de richting in zijn leven die hij eerder zo node miste. Met warme genegenheid herinnerde hij zich frater Mauritius, de strenge maar rechtvaardige surveillant van het internaat die hem er toe had bewogen de kweekschool voor toekomstige onderwijzers te volgen. In 1888 trad frater Inventius als 23-jarige novice tot de congregatie toe. De toog die de legendarische Pater Superior De Beer hem bij de officiële inkleding om de schouders hing, droeg hij met trots tot de laatste dag van zijn lange leven. Honderden Tilburgse jongens leerden van Frater Inventius lezen en schoonschrijven. De dagen voor de klas waren lang, maar vermoeiden hem niet. Thuis, in het Fraterhuis aan de Torenstraat, hielp hij, waar hij kon, bij de huishoudelijke bezigheden en bad hij samen met zijn medebroeders de rozenkrans. Daarna trok hij zich terug in zijn cel, die niet meer bevatte dan een brits, een houten tafeltje met een stoel, een roestig wasbakje, een porseleinen wijwaterbak en een klein kruisbeeld. Daar bereidde frater Inventius zijn lessen voor. Af en toe schreef hij een plezierig stukje voor het jeugdtijdschrift De Engelbewaarder. Frater Inventius leefde geheel volgens de Regelen. Het kostte hem geen moeite, al waren ze talrijk. Het motto van oprichter Zwijsen, ‘Geheel de Regel en niets dan de Regel’, was ook het zijne. Zo getuigde frater Inventius’ verschijning altijd van ‘vriendelijkheid met ernst gepaard’, conform een van de Bijzondere Regelen die destijds golden. En toen Pater Superior De Beer vlak voor de eeuwwisseling waarschuwde voor de ‘zucht naar vrijheid en aardsche voldoeningen’ die hij in zijn congregatie ontwaarde, schonk frater Inventius zijn kom met goudvis aan een pupil. Immers, huisdieren zijn ‘voorwerpen meer van weelde en vermaak dan van nut’, aldus de eerste van een oude reeks ‘bepalingen en gebruiken’. Frater Inventius zag de congregatie groeien tot meer dan duizend fraters toen hij zelf, hoogbejaard en bedroefd, afscheid nam van het onderwijs. Hij zag confraters uitzwermen over de aardbol en hoorde hun verhalen. Als hij was gevraagd was hij ook gegaan, maar zijn taak had dicht bij huis gelegen. En hij was dankbaar voor wat hij had mogen doen. Toen de klok van de oude Basilius in de refter van het Fraterhuis steeds langzamer leek te tikken, sloop er een diepe vermoeidheid in zijn ledematen. Op een koude wintermorgen vond een confrater hem op zijn brits, voorgoed in ruste. Frater Inventius van Curtevenne heeft niet bestaan. Maar in zijn verhaal smelten de verhalen samen van de vele honderden Mannen van Barmhartigheid die sinds honderdvijftig jaar in Zwijsens voetsporen traden. Vertrouwend op God, eenvoudig, barmhartig en Maria in het leven niet vergetend, zoals de Constituties van hen vroegen. En hoe anders het fraterleven er nu ook uitziet, dat is in wezen niet veranderd.
Frater Inventius
‘Frater op reis’. Een houtskooltekening van Nico Molenkamp, door de kunstenaar in 1956 aan de Fraters van Tilburg geschonken als dank voor de opdracht tot het schilderen van een achterwand en een kruisweg in de kapel van het fraterhuis Petrus Donders te Tilburg.
76
De parabel van de Barmhartige Samaritaan Daar kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Hij zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?’ Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.’ Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja, maar wie is mijn naaste?’ Jezus nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste met hem begaan. Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.” Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?’ Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen.’ Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’
Lucas 10, 25-37
77
Lied van de congregatie
Zie mijn mensen, zie hun ogen, kwetsbaar in hun onvermogen om elkander aan te kijken en hun harten te bereiken: wees met mededogen om hen bewogen.
Zie mijn mensen, zie hun handen, vol van het verlangen branden om gemeenschap op te bouwen maar hun harten niet vertrouwen: wees met mededogen om hen bewogen.
Zie mijn mensen, hoor hun woorden, die hun goede wil verwoorden om zich aan elkaar te binden maar het hart niet kunnen vinden: wees met mededogen om hen bewogen.
Zie mijn mensen, hoor hun vragen, naar geluk dat op zal dagen als zij onbevreesd het wagen naar elkanders naam te vragen: eindeloos bewogen door mededogen.
Tekst: Henk Jongerius
78
Adressen Generaal bestuur Generalaat der Fraters Gasthuisring 54 5041 DT Tilburg tel.: 013-5432777 fax:013-5441405
[email protected]
Nederland Provinciaal bestuur Provincialaat der Fraters Sonniusstraat 3 5212 AJ ‘s-Hertogenbosch tel.:073-6136242 fax:073-6149026
[email protected] Amsterdam Communiteit van de H. Joannes Evangelist Fraterhuis Vossiusstraat 12 1071 AC Amsterdam tel.: 020-6718134 Den Bosch Communiteit van de H. Leonardus van Vechel Fraterhuis Sonniusstraat 3 5212 AJ ‘s-Hertogenbosch tel.: 073-6136242 Nijmegen Communiteit van de H. Henricus Fraterhuis Witsenburgselaan 34 6524 TK Nijmegen tel.: 024-3222871 Reusel Communiteit van de H. Cornelius Fraterhuis Groeneweg 9 5541 AE Reusel tel.: 0497-641209 Scheveningen Communiteit Salvatorgroep B. Blokstraat 9 2586 HD ‘s-Gravenhage tel.: 070-3501112 Tilburg Communiteit Generalaat Gasthuisring 54 5041 DT Tilburg tel.: 013-5432777 fax:013-5441405 Tilburg Communiteit van de H. Jozef Fraterhuis ‘Joannes Zwijsen’ Gasthuisring 56 5041 DT Tilburg tel.: 013-5321141
79
Tilburg Communiteit van de Zalige Petrus Donders Fraterhuis Kard. de Jongplein 15 5046 DE Tilburg tel.: 013-5424312 of 5424323 Tilburg Communiteit van de H. Dionysius (St. Denis) Fraterhuis Kruisvaardersstraat 32 5021 BE Tilburg tel.: 013-5423259 Tilburg Communiteit Elimgroep Schiphollaan 30 5042 TR Tilburg tel.: 013-4638505
[email protected] Udenhout Leefgemeenschap De Vuurhaard Slimstraat 21 5071 EG Udenhout tel.:013-5111206 Utrecht Communiteit van de H. Gerardus Majella Fraterhuis Grave van Solmsstraat 4 3515 EN Utrecht tel.:030-2719573
België Provinciaal Bestuur Saviostraat 39 B 3530 Houthalen-Helchteren tel: 011 - 522 870 fax:011 - 522870 Zonhoven Communiteit van St. Jan Berchmans Fraterhuis Kleine Hemmenweg 2A B 3520 Zonhoven tel: 011 - 814 921/011 - 814 922 fax:011 - 812 065 Houthalen Communiteit van de H. Barbara Fraterhuis Saviostraat 39 B 3530 Houthalen-Helchteren tel: 011 - 522 870 fax:011 - 522870
Internet
Suriname
Namibië
(twee fraterhuizen, in Paramaribo) Regionaal Bestuur Abraham Samsonstraat 5 Paramaribo tel:442 690 fax:470 997
(twee fraterhuizen, in Windhoek en in Sambyu) Regionaal Bestuur 15 Jan Jonker Road Windhoek tel:061 - 236 213 fax:061 - 233 748
[email protected]
Indonesië (zestien fraterhuizen, in Tomohon, Manado, Medan, Balige, Gunung Sitoli, Langgur, Ambon, Pematang Siantar, Makale, Tögizita, Yogyakarta, Gleno, Hera, Ge’tengan, Sibolga, Ujung Pandang) Provinciaal Bestuur Jalan Ampel 6 Papringan Yogyakarta 55281 tel:0274 - 514 480 fax:0274 - 564 454
[email protected]
Kenia (zes fraterhuizen: Nairobi-Rhapta Road, Nairobi-Umoja, Mosocho, Sikri, Oyugis en Sotik) Provinciaal Bestuur Rhapta Road, Nairobi P.O. Box 14916 Nairobi tel:02 - 448 496 fax:02 - 445 062
Brazilië (twee fraterhuizen, in Belo Horizonte en in Coronel Fabriciano) Regionaal Bestuur Rua Anchieta 646 Bairro Padre Eustáquio 30720 - 370 Belo Horizonte MG tel:031 462 - 1372 fax:031 462 - 1440
Verenigde Staten van Amerika (twee fraterhuizen, in Oxnard en in Los Angeles) Regionaal bestuur 2336, South ‘C’ Street Oxnard California 93033 tel:0805 486 - 3692 fax:0805 483 - 1588 (Santa Clara High School)
[email protected]
Over de Fraters van Tilburg is ook te lezen op internet (http://web.inter.nl.net/users/gbcmm)
Videobanden
Colofon Uitgave Deze brochure is een uitgave van de Fraters van Tilburg Gasthuisring 54 5041 DT Tilburg tel.: 013-5432777 fax:013-5441405
[email protected] Redactieraad fr. Broer Huitema fr. Jan Koppens fr. Kees Mateijsen fr. Frans van Pinxteren fr. Kees Seelen fr. Jan Smits fr. Wim Verschuren fr. Albert van der Woerd
Teksten en tekstbewerking Cees Brinkhuizen Peter Veenendaal (CB-Media, Hilversum) Productie Evelien de Gooijer (CB-Media, Hilversum) Fotografie Paul Tolenaar, Amsterdam Vormgeving Lukas Pijfers (Corso, Hilversum) Druk Drukkerij Kerckebosch, Zeist © Fraters van Tilburg, december 1998
Mission of Mercy is de titel van een videoband over de Fraters van Tilburg. De band (VHS, 45 min.) is te bestellen op het hierboven genoemde adres. Werken van Barmhartigheid is de titel van een zevendelige tvserie die door de KRO is uitgezonden en door de Fraters van Tilburg samen met de KRO is geproduceerd. Ook die serie is op VHS verkrijgbaar (samen met een begeleidend boekje).