Van de redactie De nieuwe Algemeen Overste De Commissie voor Maristenerfgoed Br./Fr. Albert Pfleger Neuherberg Mangamanuthu Valladolid Overleden broeders/fraters Broeders/Fraters Maristen Provincie West- en MiddenEuropa 2009 Bulletin #3
Van de redactie
Beste broeders/fraters en vrienden
Ofschoon het nog niet lang geleden is dat het vorig Bulletin verscheen, zijn wij ervan overtuigd dat u de artikelen in dit nummer zult kunnen waarderen. De Patrimonium Commissie heeft ons enkele interessante artikelen doen toekomen die een schat aan gegevens bevatten en dus een belangrijke bijdrage leveren aan onze zoektocht aangaande het werk van onze broeders en onze medewerkers. Het opvallend verhaal van br./fr. Albert Pfleger heeft een duidelijke voorbeeld functie. Onder ons zullen er, buiten Duitsland, maar weinig zijn die iets afweten van het apostolaat waarvoor onze Duitse medebroeders zich inzetten in het heropvoedingscentrum te Neuherberg. Dergelijke verhalen zijn ons dan ook tot steun en bemoediging in het vervullen van onze dagelijkse taken. Wij brengen u dan ook een mooi artikel van Mary Margret Wilson die, samen met enkele collega’s, enige tijd in onze centra van Trichy en Mangamanuthu, in India, hebben doorgebracht in het kader van een uitwisselingsprogramma, opgestart door onze medebroeders in India. Bemoedigend is het, te mogen vaststellen hoezeer zij hun verblijf en hun vele ervaringen hebben gewaardeerd en met grote dankbaarheid van onze medebroeders in Trichy en in Mangamanuthu afscheid hebben genomen. Met enkele foto’s van de ontmoeting in Valladolid in het begin van juli, proberen we de sfeer weer te geven die de vergaderingen en werkzaamheden hebben gekenmerkt. Wat het Algemeen Kapittel betreft : aarzel niet om uw ideeën, bespiegelingen en/of commentaren toe te sturen. Want het volgend nummer zal grotendeels aan deze – voor ons allen – zo belangrijke bijeenkomst gewijd zijn.
Moge God u zegenen.
Br./Fr. Douglas
Br./Fr. Douglas Marist Brothers 11 Nairn Street Dundee DD4 7EN Groot-Brittannië
[email protected] 1
De nieuwe Algemeen Overste In plaats van Joe's gewoonlijke brief voor het Bulletin, wil de Communicatie Commissie een brief uit naam van onze lezers sturen naar br./fr. Emili en br./fr. Joe, waarin we onze hartelijkste felicitaties overbrengen tezamen met onze gebeden voor het aanvaarden van de twee hoogste posities in ons Instituut. Allebei zijn zij mannen van gebed, reflectie en actie, waardige opvolgers van St. Marcellinus en onze vroege broeders/fraters. We vertrouwen hen toe aan Maria, onze Goede Moeder. Niet zo'n eenvoudige taak in deze moderne tijd. Br./Fr. Emili Turú
Eveneens willen wij van de gelegenheid gebruik maken om onze dank te betuigen voor het werk dat de afgelopen jaren is verricht door br./fr. Seán en zijn Raad. Hoe gelukkig waren wij niet, zowel op het gebied waar het de broeders/fraters betreft alsook op alle andere gebieden van het Maristenleven, in het bijzonder daar waar br./fr. Seán en de leden van zijn Raad hun talenten en tijd hebben ingezet voor het Instituut.
Met betrekking tot Joe vinden de broeders/fraters van onze Provincie West- en Midden-Europa het jammer om zo'n dynamische leider en goede vriend te verliezen, maar we zijn ons ook bewust dat dit een aanwinst is voor het hele Instituut.
Nogmaals gefeliciteerd, Emili en Joe. De Communicatie Commissie
Br./Fr. Joe McKee
2
het land van de oude provincie waar de broeder/frater woonde. 6. De commissie vraagt de oversten tijdens hun bijeenkomst om voor elk lid van hun communiteit een “persoonlijk profiel” te maken. Communiteiten die daarvoor nog geen standaardformulier hebben, kunnen er een krijgen van de commissie. Eén exemplaar van dit persoonsdossier wordt in de communiteit bewaard en één gaat naar het commissielid dat woonachtig is in het land van de betreffende communiteit. De commissie stelt voor om deze kopieën uiterlijk 25 juni af te geven. 7. De commissie stelt voor dat de Provinciaal Overste in ieder land een communiteit aanwijst waar de archieven van dat land worden bewaard.
De Commissie voor Maristenerfgoed Tijdens de laatste bijeenkomst van communiteitsoversten in Habay vroegen de oversten naar het programma van de Commissie voor Maristenerfgoed, dat door br./fr. Finian is voorgesteld. Langs deze weg kan iedereen er inzage in hebben. Leden: de brs/frs Colin Chalmers, Augustin Hendlmeier, Jean Coumans, John Parker en Finian O’Byrne Doel van de commissie: behoud en toegankelijk maken van het historische en geestelijke erfgoed van de provincie Hoe dit doel te bereiken: de commissie heeft een lijst met korte- en langetermijnprojecten opgesteld
Langetermijnprojecten: 1. Bewaren en toegankelijk maken van alle materialen die de geschiedenis van de provincie betreffen. 2. Onderzoek naar en documentatie van de geschiedenis van de provincie. 3. Een bewaarplaats voor het erfgoed van het instituut en de provincie creëren. 4. Schrijven van een korte tekst over elk huis van de provincie, ook de huizen die zijn gesloten. 5. Een lijst maken van de verschillende apostolaatsvormen die in de provincie worden en werden uitgeoefend. 6. Schrijven van een korte geschiedenis van de provincie. 7. Zakelijk beheren van de archieven.
Kortetermijnprojecten (t/m 2010): 1. Samenstellen van de biografieën van alle broeders/fraters in de provincie die sinds het jaar 2000 gestorven zijn. Dit project vordert goed. Momenteel wordt er gewerkt aan de vertaling van de teksten in onze verschillende talen. 2. Artikelen voor het Bulletin en het Provincienieuws aanleveren over onderwerpen m.b.t. het erfgoed van de provincie. 3. De broeders/fraters op de hoogte houden van het werk van de commissie. Dit gebeurt voortdurend. 4. We zijn ons ervan bewust dat elk land een eigen regeling heeft m.b.t. het opstellen en bewaren van het testament van de broeders/ fraters. We hebben de Provinciaal Overste gevraagd de broeders/fraters te herinneren aan het belang van het opstellen en correct bewaren van hun testament. 5. De commissie stelt voor om bij het overlijden van een broeder/frater de volgende punten in acht te nemen: opstellen van een akte van overlijden, verzamelen van krantenartikelen e.d., bewaren van persoonlijke papieren, paspoort, dagboeken en andere notities. Deze documenten moeten aan de persoon worden gegeven die het archief bijhoudt in
Br./Fr. Finian O’Byrne Voorzitter van de commissie
Br Finian O’Byrne 1941-2009
3
Sociëteit van het Heilig Hart was gesloten, haastte hij zich naar de joodse wijk en haalde haar daar zowat met geweld weg. Vervolgens bracht hij haar naar de Maristen.
Broeder/Frater Albert Pfleger (1900-1999) - een Rechtvaardige onder de Volkeren
Het huis zat inmiddels propvol en soms moesten er wel vijftien mensen in één ruimte worden ondergebracht. Alles bij elkaar verbleven er zo’n 60 à 70 joodse gezinnen op het terrein van de Maristen. Aangemoedigd door het voorbeeld van br./fr. Albert deden de andere leden van de communiteit al het mogelijke om valse papieren en extra levensmiddelen te regelen. Als het echt te vol werd, probeerden ze bij andere kloosters en particulieren opvangadressen te vinden. Olga Vertes, een andere joodse vrouw die door de Maristen werd gered, vertelt dat ze eens zag hoe br./fr. Alexander Hegedins, die men als frère Joseph kende, een oude joodse man op zijn rug het Maristenhuis in droeg nadat hij hem ineengezakt op straat had gevonden.
Een hoogtepunt in de geschiedenis van de Maristen in Europa met actuele waarde (debat over de houding van Pius XII m.b.t. de holocaust) Tijdens de turbulente dagen van november 1944, toen Boedapest door Eichmanns SStroepen en de Hongaarse Pijlkruisers werd geteisterd, besloot br./fr. Albert Pfleger, een Broeder/Frater Marist van Franse afkomst, dat het Gods wil en zijn plicht als christen was om zoveel mogelijk joden te redden. Met toestemming van zijn overste, br./fr. Louis Pruczer, opende hij de poorten van de Maristencommuniteit voor vluchtende joden en begon hij mensen uit de joodse wijk naar de veiligheid van zijn huis te brengen.
Op 9 december 1944 werden de broeders/ fraters en een aantal joden gearresteerd door de Gestapo. Ondanks dat ze gefolterd werden en geen eten of medische behandeling kregen, weigerden de broeders/fraters te zeggen waar de andere joden verbleven of wie er bij de reddingsoperaties betrokken waren. Na enkele weken werden ze dankzij bemiddeling van het Zweedse Rode Kruis en de pauselijke nuntius in Boedapest vrijgelaten.
Hij wendde zich tot Valdemar en Nina Lauglet van het Zweedse Rode Kruis en vroeg hen om hulp. Daarop ontving hij vrijgeleiden en levensmiddelen voor de kinderen die bij de Maristen ondergebracht waren. Nina beschrijft br./fr. Albert als “een van de moedigste medewerkers” van het Rode Kruis in hun pogingen joodse kinderen te redden. Toen zij hem aanmaande voorzichtig te zijn omdat de commando’s in de wijk waar de Maristen woonden zo tekeergingen, antwoordde hij: “Als de nazi’s ons aanvallen, gaan wij de gevangenis in met onze beschermelingen. Zo niet, dan is onze taak maar half vervuld.”
In een brief aan br./fr. Albert en de andere broeders/fraters schrijft één overlevende: “Ze vonden het volkomen logisch om ons te helpen. Nadat ze zo moedig waren begonnen met de reddingsoperatie, zonder acht te slaan op het dreigende gevaar, hebben ze zwaar te lijden gehad. Zonder hun humane inzet was ik hier nu niet geweest om getuigenis voor hen af te leggen. Wij overlevenden bewijzen hen, uit het diepst van ons hart en met de grootste dankbaarheid, onze hoogachting.”
Margit Schneller vertelt hoe zijzelf en haar familie door br./fr. Albert werden gered. Op 8 november 1944 bood hij hen aan hun toevlucht te nemen in het huis van de Maristen. Ze bleven daar tot aan de bevrijding van Boedapest in februari 1945. Br./Fr. Albert gaf zijn kleine slaapkamer aan deze zeven mensen en sliep zelf op de gang in het trappenhuis. Toen hij vernam dat Judith Szilagyl, een nicht van Margit, geen onderduikadres meer had nadat het klooster van de 4
een project dat een heel eigen plek in het onderwijs- en opvoedingswerk van de Maristen innam, niet alleen in Duitsland maar in heel Europa. Het betreft de “jongensinrichting voor opvoeding en onderwijs Neuherberg”, zoals de officiële naam luidde, waar de broeders/fraters leidinggevend en begeleidend werk deden. Gezien de doelstellingen van Marcellinus Champagnat en de wensen van het laatste Algemene Kapittel – speciale aandacht voor de inzet voor de armste en meest hulpbehoevende jongeren – is dit werk van groot belang geweest. Marcellinus zou het zeker hebben toegejuicht, want maar heel weinig projecten realiseerden zo zeer de door hem gewenste zending onder de “meest buitengesloten jonge mensen” aan de rand van de maatschappij. Het was een project dat het grootste ontzag voor alle betrokken broeders/ fraters verdient en dat nooit mag worden vergeten als we naar het erfgoed van de Duitse Maristen kijken. Zelfs Pius XI heeft het met een gulle donatie gesteund.
Iemand die officieel als “rechtvaardige onder de volkeren” wordt erkend, ontvangt een speciale medaille met zijn of haar naam erop en een onderscheiding. De naam wordt in de Tuin der Rechtvaardigen onder de Volkeren in Jeruzalem bijgeschreven, als blijvende herinnering voor de toekomst. Br./Fr. Alberts naam, samen met die van andere broeders/fraters, staat ook opgetekend in het Pantheon in Parijs.
In 1922 namen de broeders/fraters de instelling in uiterst moeilijke omstandigheden over. Er was veel moed en godsvertrouwen voor nodig om zich in zo’n ongewoon werkveld te wagen. Door schandaalincidenten waarover in de pers veel ophef was gemaakt, had Neuherberg in die tijd een heel slechte reputatie. De oude leiding moest plaatsmaken voor een nieuwe aanpak, en met de Maristen durfde men een nieuwe start aan. Gezien deze achtergrond zijn de prestaties van de eerste broeders/fraters des te opmerkelijk, vooral die van de eerste directeur br./fr. Augustin Knapp, die het huis met groot succes leidde tot 1930. Hij had een bedachtzame, verstandige en zeer competente manier van werken. In 1930 nam br./fr. Vinzenz Schmitz de leiding over. Hij bleef directeur tot de sluiting in 1936-1937.
Bron: The Path of the Righteous, Gentile Rescuers of Jews During the Holocaust, New York, 1993, p. 315-316 Br./Fr. Augustin Hendlmeier, Commissie voor Maristenerfgoed
Een bijzonder hoofdstuk in de geschiedenis van de Duitse Maristen: Neuherberg, verbeteringsgesticht voor jongens nabij München De geschiedenis van de Broeders/Fraters Maristen in Duitsland kent vele hoogtepunten en succesvolle werken. Scholen en internaten stonden altijd in het middelpunt van hun activiteiten, in overeenstemming met de specifieke zending van ons instituut. Ze stonden in volle bloei tot ze door het antiklerikale regime van de nazi’s in 1936-1937 werden gesloten. Helaas is zo een zeer speciaal project enigszins in de schaduw komen te staan,
Een citaat uit het jaarverslag van 1924-1925 mag de doelstelling van de instelling kort omschrijven. In de inleiding staat: “De door Broeders Maristen van de Scholen geleide jongensinrichting Sancta Maria heeft tot doel een lichamelijke, geestelijke, morele en religieuze opvoeding te geven aan knapen van het katholieke geloof, in de leeftijd van 7 tot 5
maken. Dit is hard werk dat veel geduld vereist, en daarbij zijn we op Gods almachtige bijstand aangewezen.”
16 jaar en daarboven, die bepaalde risico’s lopen en verwaarloosd zijn.” De inrichting bestond uit twee afdelingen: een voor kinderen met basisschoolplicht en een voor de oudere pupillen. Daartoe openden de broeders/fraters een basisschool, maar eerst en vooral werd er een aantal werkplaatsen opgezet om de oudere jongens de mogelijkheid te bieden door het leren van een vak een solide basis voor hun latere leven te creëren. De meesten kregen hun scholing echter in de landbouw, omdat ze door hun achtergrond niet in aanmerking kwamen voor andere vakken. Er was ook een groot tuinbouwbedrijf dat opleidingsplaatsen had, en verder werden er kleren, schoenen en meubels gemaakt, boeken gedrukt en gebonden, en verpakkingsmaterialen vervaardigd.
De werksituatie werd ook door het grote verloop bemoeilijkt. Dat ziet er bijvoorbeeld in het schooljaar 1928-1929 zo uit: aantal pupillen 1928: 195 nieuwe pupillen: 90 vertrokken pupillen: 75 (naar ouders, werk- of leerplek e.d.) weggelopen pupillen: 48 (op 12 na allemaal teruggekomen) aantal pupillen einde schooljaar: 201 Dat was dus het werkterrein van de broeders/ fraters. Zeer professioneel, bekwaam, geduldig en toegewijd – op de echte, vaderlijke Maristenwijze – vormden zij vele als “verwaarloosd” bestempelde jongens, die vanzelfsprekend vaak ook zware tegenslagen en teleurstellingen hadden meegemaakt, tot goede burgers die hun plek in de samenleving vonden. Menigeen verliet de instelling met uitstekende getuigschriften en aanbevelingsbrieven. Een goed doordacht en toegespitst opvoedingsprogramma vormde de basis daarvoor. Psychologische begeleiding en medische zorg waren uitstekend geregeld, net zoals de geestelijke ondersteuning door een eigen zielzorger.
Terug naar de “knapen” en het bijzondere karakter van het project. Alle pupillen kwamen er via de jeugdzorg terecht, zowel vanuit München als ook vanuit verschillende regio’s in Beieren. De statistieken bieden inzicht in de redenen voor plaatsing. In het jaarverslag van 1928-1929 staan bijvoorbeeld de volgende cijfers: wegens ontwrichte gezinssituatie wegens verduistering, bedrog, inbraak wegens zwerven, bedelen, schoolverzuim, luiheid wegens vergrijpen in strijd met de zedelijkheid wegens neiging tot onzedelijkheid wegens neiging tot stelen wegens brandstichting wegens ernstige persoonlijkheidsgebreken
52 40
Voor de invulling van vrije tijd was er een uitgebreid, ja zelfs voorbeeldig programma: muzieklessen, regelmatige wandel- en excursiedagen, spellenmiddagen, spellen in het bos, voetbal op het veld dat van de nabij gelegen kazerne werd gehuurd, gezellige avonden, filmavonden en dialezingen, maar vooral veel toneelopvoeringen bij feestelijke gelegenheden, zoals de naamdag van de directeur. Er werd veel aandacht besteed aan de invulling van de kerkelijke feesten, waarbij het eigen koor een hoogwaardige programma leverde, en aan de jaarlijkse communie- en vormselfeesten, die in München plaatsvonden. Dan ging men onder begeleiding van de muziekkapel met de wagen naar de stad en vervolgens naar de herberg voor een feestmaal. Met grote zorgvuldigheid werd ook kerstavond voorbereid, en één broeder/frater ging naar
81 17 22 60 2 11
Deze lijst spreekt voor zich en behoeft geen verdere uitleg. Ze laat duidelijk zien met wat voor ongelofelijk zware problemen de broeders/fraters te maken kregen. Ter illustratie een door de directeur geschreven stukje uit hetzelfde jaarverslag: “Het is een diep en onuitsprekelijk lijden dat geheeld moet worden. Alleen een doelbewuste begeleiding kan het wantrouwen en de vooroordelen langzaam aan wegnemen en er iets goeds van 6
München om cadeaus in te zamelen. Met dit alles wilden de broeders/fraters de jongens een familiegevoel geven en hun hart, dat vaak zo gekwetst en gehard was, openen. Op dit vlak hebben ze fantastisch werk geleverd. Uiteraard was er veel aandacht voor de religieuze opvoeding. Zo ging men dagelijks naar de mis en zorgde voor goed voorbereide gebeden.
Dundee, Lawside R.C. Academy (nu St Paul’s Academy geheten). Ons reisgezelschap bestond uit een lerares van St Paul’s (Janet Kelly), twee gepensioneerde leraressen (Anne Tully onder wie ondergetekende, Mary Margaret Wilson), een verpleegkundige (Angela Martin) en een gepensioneerde klassenassistent (Cath Vanderboon). FASE EEN Drie jaar eerder hadden Brother Douglas en Tony McLean, beiden leraar aan de Lawside school, het dorpje Mangamanuthu, een zeer arme gemeenschap, uitgekozen voor het Schotse onderwijsproject “wereldburgers”.
Uit een citaat uit een ander jaarverslag (19271928) mag blijken hoe gevarieerd de taken van de opvoeders waren: “De opvoeder in de instelling is tegelijk een beroepskeuzeadviseur; de jeugdige leeftijd verdient immers heel specifieke belangstelling. Daarom is het een grote verantwoordelijkheid om de knaap een beroep, een toekomst te bezorgen.” En: “We vinden het zeer belangrijk het karakter van een pupil te leren kennen. Op grond daarvan kunnen we een individueel toegespitste behandeling bieden. Dat is de noodzakelijke voorwaarde om succes te behalen bij de verwaarloosde jongens.” Dit buitengewone project – geheel in de zin van Marcellinus Champagnat – werd door een gewelddadig regime ten einde gebracht. We mogen het niet vergeten en we mogen trots zijn op dit bijzondere hoofdstuk in onze Duitse Maristengeschiedenis. Het was in elk opzicht voorbeeldig en binnen het bestek van de Maristenzending zijn tijd ver vooruit.
Zij zijn daar toen naartoe gegaan om contacten te leggen en vast te stellen op welke vlakken er hulp nodig was. Na hun terugkeer werd het Mangamanuthu-project geboren. De eerste doelstelling was het verbeteren van de algemene levensstandaard van het dorp. Men ging daar enthousiast mee aan de slag: er werd een werkgroep gevormd en een aantal specifieke doelen vastgelegd: • geld geven voor de bouw van huizen voor de dorpsbewoners • geld geven voor de aanschaf van dieren voor de dorpsbewoners • contacten creëren tussen leerlingen van de school in Dundee en de plaatselijke middelbare school in India, St Marcellin’s (gebouwd door Maristen van de provincie Spanje) • materialen en benodigdheden leveren voor de school In de drie jaar die volgden, werd er door leerlingen, leerkrachten, familie en vrienden in Dundee veel geld ingezameld voor het Mangamanuthu-fonds. £10.000 werd gereser-
Br./Fr. Augustin Hendlmeier, Commissie voor Maristenerfgoed
Een reis naar India voor het Mangamanuthu-project Artikelen schrijven!! – Nee, dat is niet mijn sterkste kant, maar toen een van uw broeders/ fraters, Douglas, mij vroeg om voor uw Bulletin een stukje over onze India-reis te schrijven, kon ik geen nee zeggen. Ik was een van vijf Schotse dames (van een respectabele leeftijd) die de maand februari bij drie Maristencommuniteiten in de Indiase regio Tamil Nadu hebben doorgebracht. Dit in het kader van fase twee van een project dat is opgezet door een middelbare school in 7
voor wie er met geld uit Schotland een huis zou worden gebouwd. Deze huizen, heel eenvoudige stenen constructies met twee kamers, zouden de krakkemikkige hutjes vervangen die de betreffende families op hun stuk land hadden staan. Brother Santhosh drukte mij op het hart dat er geen behoefte was aan kooktoestellen (er wordt alleen boven een groot vuur voor het huis gekookt) of stromend water in de huizen, omdat de put in het dorp tegelijk ook het trefpunt voor de mensen is.
veerd voor huizen, £500 voor schoolbenodigdheden en £500 voor dieren. Er was ook een ander project in de nabijgelegen stad Trichy, het “regenboogproject”, dat hulp biedt aan aids-slachtoffers. Angela en Cath, de verpleegkundige en klassenassistent in ons reisgezelschap, hadden van het Mangamanuthuproject gehoord en lieten weten dat zij zich graag voor het aidsproject wilden inzetten. Ze organiseerden een aantal evenementen om fondsen te werven en wisten in korte tijd ruim £5.000 in te zamelen. Ze hoopten ter plekke iets te kunnen doen voor de mensen. VOORBEREIDING OP FASE TWEE Voordat we naar India vertrokken, hadden we meerdere keren overleg met Brother Douglas en Tony om onze opdracht duidelijk te formuleren en contact te leggen met Brother Santhosh in Trichy, de coördinator voor India. Dankzij de hulp van deze heren gingen we vol vertrouwen en goede zin op reis. Op het vliegveld stond Brother Santhosh op ons te wachten met een soort bestelbusje. Het was een rit van zeven uur naar Trichy, onze uitvalsbasis. Ik zal niet al te diep ingaan op onze reactie toen we net in India waren, maar ik kan wel zeggen dat we zo onder de indruk waren van wat er allemaal te zien was tijdens die rit dat we ons voornemen om wat slaap in te halen volledig vergaten.
Weer een wijze les geleerd! Helaas konden we niet blijven tot de bouw echt begon, maar voordat we naar huis gingen hield Brother Savri op elk van de vijf plekken een speciale ceremonie. Het waren mooie, emotionele momenten, waarbij we om beurten een symbolische eerste steen legden op de plek van het nieuwe huis en er water overheen werd gegoten. Brother Savri gaf ons ook de mogelijkheid elk huis een naam te geven. Uiteraard kozen we in twee gevallen voor “Lawside Academy” en “St Paul’s”.
UITVOERING VAN FASE TWEE Nadat we ons hadden geïnstalleerd, hadden we een gesprek met Brother Santhosh over wat wij graag wilden doen en wat hij in gedachten had voor ons verblijf. Naar Mangamanuthu was het zo’n 60 km met de auto. De ontvangst daar door de leerlingen was zo hartelijk dat we ons er zeer nederig door voelden, en de broeders/fraters waren even gastvrij als de communiteit in Trichy.
DE DIEREN Het kopen van geiten was een ontzettend leuk en spannend gebeuren. Twee broeders/fraters kochten op de markt de eerste twintig geiten voor dorpelingen die daarvoor waren uitgekozen. Tijdens een bezoek aan de Maristen in Kameroen had ik gezien hoe goed het coöperatieve systeem kan werken, en de broeders/ fraters gingen ermee akkoord om dat ook in Mangamanuthu toe te passen. U kunt zich voorstellen hoe blij we waren toen we enkele dagen na thuiskomst al hoorden dat een van onze geiten een jong had gekregen.
We waren allemaal erg onder de indruk van de materiële armoede van de bewoners maar tegelijk ook van de stille waardigheid die ze uitstraalden. Na enkele formele gesprekken tussen de broeders/fraters, de pastoor en de dorpsoudsten begon er het een en ander te gebeuren. Er werden vijf families uitgekozen 8
Frater Marist, waren vriendelijk en attent en wil-den graag hun Engels oefenen; een heuse les Engels in hun klaslokaal werd een leerzame en gezellige gebeurtenis. Brother Nicholas, de uit Sri Lanka afkomstige overste van de communiteit, is een heel inspirerende persoon die ons raakte door zijn zachtmoedige aard en wijsheid.
DE SCHOLEN De kinderen leken heel leergierig en met verwondering zagen we hoe ze voor een proefwerk hele nachten op school bleven, waar er elektriciteit en licht is zodat ze kunnen studeren. Thuis hebben ze dat niet. Met geld uit het fonds konden we voor twee van de Maristenscholen een dvd-speler met beeldscherm, een radio-cd-speler, schriften en papier kopen. De lerares onder ons werkte intussen met Brother Johnson aan een correspondentiesysteem waarbij leerlingen van het St Marcellin’s in India als penvriend(in) werden gekoppeld aan leerlingen in Dundee. HET REGENBOOGPROJECT Voor Angela en Cath, de verpleegkundige en klassenassistent die veel voor dit project hoopten te doen, liep het helaas niet helemaal zoals gewenst. Het organiseren van bijeenkomsten met aids-slachtoffers bleek moeilijk, omdat men nog steeds maar nauwelijks iets weet van de ziekte en de slachtoffers daarom vaak worden verstoten. Het ingezamelde geld was echter wel voldoende voor een jaarsalaris voor iemand die naailes geeft aan vrouwen met aids, voor naaimachines en voor de bus, zodat de vrouwen lange tijd naar de les kunnen komen. Bovendien kon er een ruimte worden gekocht.
Tijdens onze bezoeken aan Mangamanuthu en Piu (een ander dorpje op onze reis) verbleven we bij de kleine Maristencommuniteiten ter plaatse, en ook daar werden we met dezelfde minzame gastvrijheid begroet. De broeders/ fraters in Mangamanuthu gingen zelfs op de vloer van hun kapelletje slapen zodat wij hun bescheiden kamertjes konden gebruiken. De bijzondere eenvoud van het leven van de broeders/fraters maakte op elk van ons in allerlei verschillende opzichten indruk en was voor ons een gelegenheid om bij onze eigen spirituele reis en onze prioriteiten in het leven stil te staan.
BROEDERS/FRATERS DIE INSPIREREN Het feit dat we bij drie verschillende Maristencommuniteiten in India logeerden, heeft er zeker toe bijgedragen dat dit een onvergetelijke en verrijkende ervaring is geworden. Het langste waren we in het vormingshuis van de Maristen in Trichy, een flinke stad. Omdat het het vormingshuis voor de hele regio Tamil Nadu is, heeft het een grote jonge communiteit. De voorzieningen zijn uiterst basaal en comfort is beslist geen prioriteit (geen wasmachines – gewoon een stenen bak naast de keuken), maar we werden bijzonder gastvrij ontvangen en meteen in het leven van de communiteit opgenomen. We aten met hen mee (kerrie als ontbijt, kerrie als lunch, kerrie als avondeten) en werden als vanzelfsprekend uitgenodigd om aan de communiteitsgebeden deel te nemen (ja, zelfs het ochtendgebed om 6.30 uur). Deze jongemannen, op weg naar een leven als Broeder/ 9
VALLADOLID
10
REQUIESCANT IN PACE DE HEER HEEFT HET LEVEN VAN BROEDER/FRATER
George Boyle 06.09.1928 - 07.06.2009
Andries Devos 23.11.1924 - 09.08.2009
Finian O’Byrne 23.10.1941 - 03.09.2009
Lucas McKeating 11.09.1929 - 08.09.2009
Felim McCrann 23.10.1913 - 15.09.2009
11