Fort van Schoten Verslag wintertelling vleermuizen 2004-2005
Dirk Swaenen
GEGEVENS naam studiegebied
Fort van Schoten (zie bijlage 1)
eigenaar
Ministerie van Landsverdediging
provincie
Antwerpen
gemeente
Schoten
topgrafische kaart
NGI-kaarten 7/7-8 (schaal 1/25.000)
samenstellers
Dirk Swaenen Stefan Versweyveld Filip Borms Willy Ibens
vereniging
Natuurpunt Antwerpen Noord Steenstraat 25 2180 Ekeren tel. 03-541 58 25 fax 03-541 63 55
[email protected]
1
Donkeren
Zoel, vol zomer de avond een vleermuis rakelt de schemering grijs genoegen, vruchteloos, onstuitbaar de nacht bij kaarslicht de dag wat gerekt tot koele muren stilte manen nacht
Fekke Bijlsma
2
INHOUD 1 2.
Inleiding................................................................................................. 4 Vleermuizen in Vlaanderen...................................................................6 2.1 Veel soorten, kleine aantallen.................................................................... 6 2.2 Meerdere verblijfplaatsen........................................................................... 6 2.3 Winterslaap: leven bij waakvlam................................................................ 7 2.4 Specialisatie.............................................................................................. 7 2.5 Bij wet beschermd, toch bedreigd............................................................... 8
3. 4.
Vleermuizen en de mens...................................................................... 9 Vleermuizenwerking........................................................................... 11 4.1 Regionale werking................................................................................... 11 4.2 Actieterreinen........................................................................................... 11
5. 6. 7. 8.
Doelstelling onderzoek....................................................................... 13 Methodiek............................................................................................ 14 Resultaten............................................................................................15 Evaluatie.............................................................................................. 19 8.1 Soortenspectrum...................................................................................... 19 8.2 Soortenverhoudingen............................................................................... 19 8.3 Rode Lijst................................................................................................. 20 8.4 Situatie per soort...................................................................................... 21 8.5 Vergelijking winterperioden 2003-2004 & 2004-2005............................... 27
9.
Aandachtspunten................................................................................ 28 9.1 Verstoring................................................................................................ 28 9.2 Ongunstige microklimatologie.................................................................. 29 9.3 Tekort aan ‘hangplaatsen’........................................................................ 29
10. Beheersmaatregelen........................................................................... 30 10.1 Principe.................................................................................................. 30 10.2 Gecontroleerde toegankelijkheid............................................................ 30 10.3 Creëren van bijkomende hangplaatsen.................................................. 31 10.4 Wegnemen van tochtstromen................................................................ 32 10.5 Behouden en herstel watergangen......................................................... 36
11. Conclusies........................................................................................... 38 12. Referenties.......................................................................................... 39 13. Adressen auteurs................................................................................ 40
1. INLEIDING Wanneer we mensen vragen wat voor associatie het woord ‘vleermuis’ bij hen oproept, dan zijn de meest gehoorde antwoorden: intrigerend, geheimzinnig en griezelig of iets wat daar op lijkt. Intrigerend zijn vleermuizen zeker.
3
Met hun kop en lichaam lijken ze op vele andere zoogdieren en komen ze ons zeer bekend voor. Maar dat lichaam daarentegen is uitgerust met een paar vleugels die direct uit de prehistorie lijken te stammen. Daarmee spelen zij wel klaar wat wij wel willen maar op eigen kracht niet kunnen : vliegen. Dat vleermuizen beschouwd worden als geheimzinnige wezens is overigens niet zo verwonderlijk. Hoewel ze in onze directe nabijheid leven, zien we maar weinig van ze. We zien ze vaak in een flits even rondfladderen in de avondschemering of we stoten bij toeval ’s winters op één of meer vleermuizen in diepe rust. Het grootste deel van hun leven voltrekt zich buiten ons gezichtsveld. Het imago van ‘griezelige wezens’ hebben vleermuizen volledig te danken aan hun levenswijze. In tegenstelling tot vleermuizen, zijn wij slecht aangepast aan het leven in het donker. Omdat de meeste van onze zintuigen het in het donker laten afweten, hebben we het gevoel dat we de controle verliezen. In zo’n situatie jaagt een wezen dat geruisloos uit het niets opduikt ons de stuipen op het lijf. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vleermuizen al eeuwenlang geassocieerd worden met duistere machten: ze leven in spookkastelen, ze klieven met heksen op bezemstelen door het luchtruim en ze vormen een karakteristiek ingrediënt van toverbrouwels. Op het einde van de 19de eeuw werd daar nog een schepje bovenop gedaan door de publicatie van het boek over ‘Graaf Dracula’ van Bram Stoker. Daarin worden vleermuizen als vampieren op één lijn gesteld met bloeddorstige ‘menselijke’ vampieren. Tegenwoordig worden kinderen via televisie en film al vroeg vertrouwd gemaakt met het beeld van de vleermuis als griezelig wezen dat samenspant met duistere machten. Bijgeloof speelt vleermuizen over haast de gehele wereld parten. Eén ding zal zeker zijn: van zo’n imago kom je niet snel af. En onbekend maakt nu eenmaal onbemind. De gevolgen voor de vleermuizen spreken voor zich. Met 77% van de soorten in de Rode Lijst vermeld, zijn vleermuizen de meest bedreigde zoogdiergroep in Vlaanderen (CRIEL ET AL., 1994). Een welomschreven hoofdoorzaak voor de sterke achteruitgang van vleermuizen in Vlaanderen kan niet gegeven worden. De achteruitgang is een gevolg van een complex van factoren die elkaar onderling versterken en waarbij de complexe sociale structuur van vleermuizenpopulaties aan de basis ligt (CRIEL ET AL., 1994). Toch is er de laatste jaren heel wat veranderd wat het ‘ontmythologiseren’ van vleermuizen betreft. Via onderzoek zijn we veel meer te weten gekomen over dat geheimzinnige leven van vleermuizen. Hierdoor is het voor het eerst mogelijk geworden een meer systematische inventarisatie van vleermuizen te maken: van hun voorkomen en verspreiding en van hun gedrag en ecologie.
4
Gedurende hun levenscyclus maken vleermuizen gebruik van verscheidene verblijfplaatsen. Bovendien zijn ze zeer traditioneel in hun gedrag. Ze keren jaarlijks terug naar dezelfde verblijfplaatsen en bezoeken dezelfde jachtterreinen, waarbij ze gebruik maken van bekende vliegroutes om zich tussen de verschillende gebieden te verplaatsen. Hiertoe blijken ze een bijzonder goed ruimtelijk herinneringsvermogen te hebben ontwikkeld en moeten ze beschikken over bepaalde vormen van kennisoverdracht. Omwille van deze complexe structuur stelt het vernietigen van verblijfplaatsen of jachtterreinen en het doorbreken van de relaties verblijfplaats-jachtterrein via het vernietigen van traditionele vliegroutes vleermuizenpopulaties voor grote moeilijkheden en sociale desorganisatie, met het uitsterven van kolonies tot gevolg (LANGE ET AL., 1994; KAPTEYN, 1995). Gelet op het feit dat het Fort van Schoten tot de belangrijkste winterverblijven voor vleermuizen in Vlaanderen behoort, kan gesteld worden dat het onderzoek van groot belang is om een inzicht te verwerven in de structuur en de verspreiding van de regionale vleermuizenpopulaties enerzijds en het formuleren van diverse mogelijkheden voor een gericht beheer van (delen van) het Fort van Schoten anderzijds.
Namens Natuurpunt Antwerpen Noord Dirk Swaenen, Stefan Versweyveld, Filip Borms & Willy Ibens
5
2. VLEERMUIZEN IN VLAANDEREN Alvorens de resultaten van het studiebezoek en het belang van het Fort van Schoten voor vleermuizen op een rijtje zetten, leek het nuttig en interessant om kort de ecologie van vleermuizen weer te geven. De combinatie van de verschillende hoge ecologische eisen van vleermuizen is immers dé hoofdoorzaak van hun sterke achteruitgang.
2.1 Veel soorten, kleine aantallen In ons land komen 19 soorten vleermuizen voor, verspreid over 2 families: Hoefijzerneuzen (2 soorten) en Gladneuzen (17 soorten). Slechts 4 soorten hebben een algemenere verspreiding in Vlaanderen: Watervleermuis, Rosse vleermuis, Laatvlieger en Dwergvleermuis. Het is deze laatste soort die dikwijls rondvliegend rond lantaarnpalen of huizen kan aangetroffen worden. Sommige soorten, zoals b.v. de Ingekorven vleermuis zijn niet alleen in ons land bedreigd, ze gaan in heel Europa sterk achteruit. Andere soorten, zoals de Kleine hoefijzerneus, zijn reeds uit Vlaanderen verdwenen.
2.2 Meerdere verblijfplaatsen De vleermuizen in onze streken beschikten oorspronkelijk over 2 verblijfplaatsen, namelijk holle bomen en natuurlijke grotten. Aangezien er bij ons geen natuurlijke grotten zijn, hebben vleermuizen zich al snel aangepast aan menselijke bouwwerken, waarvan het merendeel van de inheemse vleermuizen gebruik van maken. Afhankelijk van hun functie, stellen vleermuizen heel wat eisen aan hun verblijfplaatsen. Drie verschillende types kunnen onderscheiden worden: 1. Winterkwartieren Bij het kiezen van hun winterverblijven zijn vleermuizen zeer kieskeurig: ze moeten vorsten tochtvrij zijn, een hoge vochtigheid bezitten en rustig zijn. Vooral deze laatste eis levert nogal wat problemen op. Ideale winterverblijven zijn forten, ijskelders, bunkercomplexen, groeven. Helaas worden ook heel wat mensen, jeugdgroepen enz. aangetrokken tot deze gebouwen, waarbij ze de slapende vleermuizen verstoren. Gebeurt dit enkele keren dan verbruikt een vleermuis al haar opgeslagen reserves op korte tijd en sterft ze. 2. Kraamkamers Vleermuizen zijn minstens even kieskeurig bij het kiezen van kraamkamers als bij het kiezen van winterverblijven. Kraamkamers worden gekenmerkt door een hogere temperatuur en drogere omstandigheden: we vinden ze op zolders van kerken en andere gebouwen, in spouwmuren, in ruimten achter daklijsten en luiken, in boomholten en nestkasten. 3. Zomer- en tussenverblijven In de zomer verblijven vleermuizen niet in hun winterkwartieren en mannetjes mogen de kraamkamer niet in. 's Zomers verblijven de meeste vleermuizen in holle bomen. Hierdoor neemt het belang van holle bomen in een gebied aanzienlijk toe.
2.3 Winterslaap: leven bij waakvlam Alle inheemse vleermuizen zijn insecteneters. De insecten worden gevangen door 6
middel van een sonarsysteem. Dit in tegenstelling tot de tropische vleermuizenfauna die zowat alle mogelijke voedselbronnen aanboort: nectar, stuifmeel, bloed, vissen, fruit, enz. Omdat er in de winter bijna geen vliegende insecten te vinden zijn (een vleermuis consumeert per nacht de helft van haar eigen lichaamsgewicht aan insecten) gaan onze vleermuizen in winterslaap. In de nazomer eten ze extra veel zodat ze voldoende vetreserves kunnen aanleggen om de winter mee door te komen. Rond oktober zoeken ze vervolgens een geschikt winterverblijf waarbij ze, zoals gezegd, hoge ecologische eisen stellen aan hun omgeving. Om hun energieverbruik te minimaliseren tijdens de winterslaap loopt de lichaamstemperatuur van vleermuizen sterk terug: van 35°C à 40°C naar 0°C à 10°C. Bij een dergelijke temperatuursdaling gaan ze in lethargie. Doordat in deze lethargische toestand ook lichaamsfuncties zoals hartslag en ademhaling sterk vertragen, verbruiken ze zeer weinig energie en kunnen ze de periode oktober-april op hun vetreserves doorkomen. In deze lethargische toestand zijn vleermuizen zeer kwetsbaar. Wakker worden, dus opwarmen en ademhaling en hartslag versnellen, kost een vleermuis enorm veel energie. Toch worden de vleermuizen in de winter spontaan om de 20 dagen wel eens wakker. Gebeurt dit ontwaken vaker door verstoring, dan is dit meestal dodelijk voor de vleermuis.
2.4 Specialisatie Aangezien er veel soorten naast elkaar leven in één gebied, is het voor de hand liggend dat er een specialisatie is ontstaan in voedsel en jachttechnieken. Zo zijn er verschillen in tijdstip van uitvliegen (er zijn vroeg en laat uitvliegende soorten), in vleugelbouw (trage en snelle vliegers), in vlieghoogte, etc. Er is ook verschil in jachtgebied tussen de soorten: boven een rivier (Watervleermuis), grote waterpartijen (Meervleermuis), rond straatlantaarns (Dwergvleermuis, Laatvlieger), bloemrijke hooilandvegetaties (Hoefijzerneuzen). Bossen en bosranden zijn voor verscheidene vleermuissoorten van levensbelang als jachtgebied. Ingekorven vleermuis, Baardvleermuis, Rosse vleermuis en Bruine grootoor worden al jagend hoofdzakelijk in of langs bossen gevonden.
7
2.5 Bij wet beschermd, toch bedreigd Het Koninklijk Besluit van 22 september 1980 dat kaderde in de uitvoering van de oude Natuurbeschermingswet van 1973, en de wijzigingen daarop, verleent aan alle inheemse vleermuizensoorten de status van beschermde diersoort. Dit houdt dat het ten alle tijde en om het even waar verboden is: -
deze soorten te bejagen, te vangen om ze in gevangenschap te houden of te doden, ongeacht hun ontwikkelingsstadium; de woon- of schuilplaatsen van deze diersoorten te beschadigen of met opzet te verstoren; deze diersoorten, levend of dood, onder welke vorm dan ook te vervoeren, te verhandelen, kosteloos of tegen betaling af te staan.
Deze klassieke ‘bescherming’ heeft de sterke achteruitgang van de meeste soorten sinds 1980 niet kunnen tegenhouden. Daarom is een nieuwe aanpak gewenst, die uitgaat van de bescherming van zomer- en winterverblijven, het handhaven van een landschapsecologische structuur, de vrijwaring van jachtterreinen. Dit pakket van maatregelen behoort sinds 1979 tot de kerntaak van de Vleermuizenwerkgroep (zie paragraaf 4).
8
3. VLEERMUIZEN EN DE MENS De mens is als ‘dagdier’ één van de uitzonderingen in de zoogdierenwereld. Aangezien vleermuizen, net zoals de meeste zoogdieren trouwens, nachtdieren zijn, hebben ze vroeger nooit in een goed ‘daglicht’ gestaan bij de mens. Vleermuizen werden vaak beschouwd als demonische creaturen. Rond geen enkele andere zoogdierengroep hangt zulk een sluier van magie en mythisch bijgeloof. Zelfs in het moderne taalgebruik vinden we nog uitdrukkingen die verwijzen naar de mysterieuze kwaliteiten van de vleermuis. Zo word de term ‘old bat’ (bat = vleermuis) gebruikt voor vervelende personen. Een gek krijgt vaak de term ‘batty’ toebedeeld en ‘blind as a bat’ tenslotte staat voor iemand met een oogafwijking. Het nachtelijke leven van de vleermuis heeft er toe geleid dat deze dieren in de mythologie en de folklore messtal in verband worden gebracht met het kwaad, althans in onze West-Europese cultuur. Sommige culturen beschouwen vleermuizen veeleer als slimme, al dan niet komische wezens. Misschien werden vleermuizen wel het meest geassocieerd met de bloedzuigende ‘vampieren’ en heksen. Deze figuren die rond middernacht op donkere plaatsen ronddwalen en mensen beroven van hun bloed vormen een gemeenschappelijk element in de folklore van talrijke culturen: van Japan en de Filippijnen, tot Afrika, Europa, het Midden-Oosten en Amerika. Vampieren, zoals Graaf Dracula, en de echte vampiervleermuizen die in Centraal- en Zuid-Amerika leven lijken echter totaal niet op elkaar. Ze hebben slechts gemeen dat ze beiden van bloed leven. In tegenstelling tot de fabelvampiers van menselijke afmetingen zijn de vampiervleermuizen amper 6-9 cm groot. Mensen hebben in de loop van hun culturele geschiedenis talrijke fabels, mythes, legenden en andere vertellingen ontwikkeld die trachten één of ander facet van het leven te verklaren. En, hoe kan het ook anders, ook hier spelen vleermuizen een belangrijke rol. Zo vinden we in Australië een legende die veel overeenkomsten vertoont met het scheppingsverhaal van Adam en Eva: “Toen de eerste man en vrouw geschapen waren, werd hen gezegd weg te blijven van een enorme vleermuis die in een opening van een grot hing. Met grote nieuwsgierigheid benaderde de vrouw de vleermuis. Deze laatste schrok bij het aanschouwen van de vrouw en vloog weg. Op die wijze kwam de dood, die opgesloten zat in de grot en bewaakt werd door de vleermuis, vrij. En van toen af werden de mensen sterfelijk.” Een andere legende, afkomstig uit het zuidwesten van India, tracht de eigenaardige verschijningsvorm van de vleermuis –half zoogdier, half vogel- en het feit dat vleermuizen een nachtelijk leven leiden en zich overdag schuil houden in gebouwen (tempels) te verklaren. Volgens deze legende was de vleermuis een soort vogel die naar een meer menselijk bestaan verlangde. Zijn gebeden werden verhoord, maar slechts gedeeltelijk zoals beharing en het bezit van tanden. Beschaamd over zijn nieuwe verschijningsvorm, zocht hij zijn toevlucht tot het nachtleven.
9
Vleermuizen werden door bijgelovigen vaak gebruikt als magisch symbool. Vooral in Scandinavië, Duitsland en Groot-Brittannië werden vleermuizen als afweermiddel tegen ongeluk gebruikt. Een levende vleermuis werd daarom op een deur of raam gespijkerd om het kwaad buiten te houden. In het oude China daarentegen was de vleermuis een geluksbrenger, omdat de Chinese benaming van de vleermuis hetzelfde klinkt als ‘geluk’ (foe). In Afrikaanse mythen wordt de vleermuis als een bijzonder schrander dier beschouwd omdat het in het donker nergens tegen aan vliegt. Het gebruik van de vleermuis vinden we tenslotte ook terug in de heraldiek. Zelfs de leden van de Royal Air Force droegen vleermuisfiguren op hun badge. De diepgewortelde vooroordelen tegenover vleermuizen zijn stilaan wel uit de wereld. Tegenwoordig worden de dieren niet meer aan deuren gespijkerd of vormen ze niet langer belangrijke ingrediënten van allerlei kwakzalverijen. Daarentegen blijft de overtuiging dat vleermuizen in de haren vliegen taai doorleven, hoewel niemand het ooit meemaakte (want het is niet waar). Sinds het begin van de jaren ’80 werd een belangrijke stap gezet in de bescherming van vleermuizen door het veranderen van de beeldvorming rond vleermuizen. De populariteit van de vleermuis als geheimzinnige maar waardevolle nachtbewoner stijgt jaarlijks. Het grote publiek gaat vleermuizen eerder beschouwen als sympathieke nachtdieren, dan ongewenste creaturen. Deze educatie, die mensen leert van vleermuizen te waarderen, is bijzonder belangrijk. Juist omdat vleermuizen dicht bij de mens leven en mensen soms direct te maken hebben met deze dieren, bijvoorbeeld in hun huis. Educatie vormt, naast onderzoek, een essentieel onderdeel in de bescherming van deze bedreigde zoogdieren.
10
4. VLEERMUIZENWERKING 4.1 Regionale werking In Vlaanderen is de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt gespecialiseerd in het opvolgen van de verspreiding van de vleermuizenpopulaties. In de verschillende provincies zijn actieve kernen die zowel plaatselijk als regionaal werken. Ook in Wallonië bestaat er een vleermuizenwerking van de zelfde vereniging: Plecotus. Jaarlijks organiseren beiden een congres en trachten via individuele contacten aan taalgrensoverschrijdende acties te doen. Plaatselijk ontstaan vleermuizenwerkingen die geïntegreerd zijn in afdelingen van Natuurpunt. In Natuurpunt Antwerpen Noord is onder coördinatie van Filip Borms zo een werking ontstaan. Deze plaatselijke vleermuizenwerking zag het licht in 1996. Acht jaar later is al heel wat werk verricht ter bescherming van de vleermuizen. We concentreren ons op 4 vlakken: inrichten van geschikte winterverblijfplaatsen; systematisch onderzoek naar de verschillende soorten in onze regio (zowel zomer- als wintermonitoring); vleermuisvriendelijker inrichten van het landschap (landschapselementen zoals hagen en knotwilgenrijen aanplanten); educatie en sensibilisering van het grote publiek.
4.2 Actieterreinen Het inrichten van overwinteringsobjecten van vleermuizen is uitermate belangrijk. Eén van de belangrijkste doodsoorzaken van vleermuizen is immers de verstoring van de winterslaap of het niet vinden van een geschikte overwinteringsplaats. Vleermuizen vinden in de winter geen voedsel en proberen energie te sparen door het metabolisme stil te leggen : geen lichaamsverwarming (temperatuur constant houden) en geen arbeid. Hierdoor verbranden ze bijna geen energierijke stoffen waardoor zowel de ademhaling als bloedsomloop bijna stilvalt. Bij verstoring wordt het ganse metabolisme opgestart wat enorm veel energie vraagt. Indien dit meermaals gebeurt raakt het dier uitgeput en sterft. Vooral soorten die een lange winterslaap houden, zoals de Ingekorven vleermuis (die aanwezig is in het Fort van Schoten, zie verder) die een winterslaap houdt van eind oktober tot mei, zijn hiervoor erg gevoelig. Vleermuizen die overwinteren in objecten zoeken een plek die zeer vochtig is, waar het niet vriest en waar geen verstoring is door menselijke activiteiten. Dikwijls worden deze eisen gerealiseerd door het afsluiten van tochtgaten, creëren van kleine invliegopeningen, inbrengen van extra water en afdekken met een isolerende laag aarde. Het onderzoek in de regio is belangrijk voor lokale acties, maar is ook voor gewestelijke en nationale toepassingen vatbaar. Om een beeld te krijgen van de voorkomende soorten en hun aantallen zijn de wintertellingen een indicator. Nochtans worden sommige soorten dan niet waargenomen: zij overwinteren in holle bomen.
11
De wintertellingen worden aangevuld door batdetectoronderzoek tijdens de actieve periode van de vleermuizen in lente en zomer). Met dit onderzoek krijgen we niet alleen een beeld van voorkomende soorten maar kunnen ook kraamkolonies opgespoord worden zodat deze beschermd kunnen worden. Doordat vleermuizen een echolocatie gebruiken als belangrijkste zintuig om zich te verplaatsen in het landschap, dient in dit landschap duidelijke structuren aanwezig te zijn waarop het ultrasoon geluid kan weerkaatsen. In vele landbouwgebieden is dit verdwenen of afwezig zodat het jachtterrein verkleind is. Via gestructureerde acties proberen we opnieuw kleine landschapselementen in het landschap te krijgen waardoor zowel het voedselaanbod (insecten en spinnen), als het jachtareaal vergroot worden. Om mensen in te lichten over en bewust te maken van de problemen die vleermuizen hebben worden regelmatig avondwandelingen, diavoordrachten en schoolbezoeken georganiseerd. Ook publicaties vormen een belangrijk onderdeel.
12
5. DOELSTELLING ONDERZOEK Het bezoek dat plaatsvond op woensdag 2 februari 2005 aan het Fort van Schoten had als hoofddoelstelling onderzoek te verrichten naar het voorkomen van vleermuizensoorten in het fortgebouw en hun gebruik van en ruimtelijke spreiding in het winterkwartier. De resultaten van dit onderzoek leveren bijdrage tot het onderzoek naar: •
het relatief belang en voorkomen per soort (wintergegevens in vergelijking met zomergegevens);
•
evoluties van bepaalde soorten en aan welke factoren deze mogelijk te wijten zijn;
•
invloed van (toekomstige) beheersmaatregelen;
•
relaties tussen winter- en zomergegevens;
•
verschillen in aantallen, zowel ruimtelijk als temporeel;
•
areaalsgrenzen van verschillende soorten;
•
verschuivingen van verspreidingsgebieden;
•
verbanden tussen overwinterende vleermuizen en de geografische gesteldheid;
•
verhoudingen van zomergegevens tussen gebieden die respectievelijk rijk en arm zijn aan overwinteringsobjecten
Daarnaast heeft dit onderzoek tot doel meer informatie te verzamelen met betrekking tot gedrag en ecologie van inheemse vleermuizen in de winterperiode. Doordat alle gegevens verzameld worden in een specifiek daartoe ontworpen databank kunnen verbanden gelegd worden tussen vleermuizen, hun ruimtegebruik, gedrag, … aan de hand van een Geografisch Informatie Systeem (GIS). De gegevens bezorgen ons een beter inzicht in de eisen die vleermuizen aan hun omgeving stellen. Deze kennis is noodzakelijk voor een efficiënt en duurzaam behoud van onze vleermuizen.
13
6. METHODIEK Tijdens de winterperiode 2004-2005 werd een wintertelling uitgevoerd in het Fort van Schoten. Deze censustellingen kaderen in een systematisch onderzoek van alle forten uit de Antwerpse fortengordel. Continue reeksen van gegevens met betrekking tot overwinterende vleermuizen zijn immers van groot belang. Deze wintertellingen zijn een goed realiseerbare manier van vleermuizenonderzoek. Hierbij werden de vleermuizen in het Fort van Schoten geteld, waarbij soort, aantal en verblijfplaats genoteerd werden. De wintertelling vond plaats op woensdag 2 februari 2005 en werd uitgevoerd door ervaren medewerkers van de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt. Voordien was er reeds een telling uitgevoerd in de winter 2000-2001, 2001-2002, 2002-2003 en 20032004. Omdat de vleermuizen zich in een winterslaap bevinden, kunnen ze benaderd en bekeken worden om ze te determineren. Moeilijkheden traden op bij bepaalde plaatsen die niet toegankelijk zijn voor de tellers, maar wel voor de vleermuizen. Op deze plaatsen was het niet mogelijk de overwinterende vleermuizen te tellen. Een voorbeeld hiervan is één de watergangen in het Fort van Schoten. Deze is bijzonder smal en bevat zeer weinig zuurstof. Wel voldoende voor overwinterende vleermuizen, maar niet voor de mens. Hierdoor kon de watergang, die nochtans zeer veel vleermuizen bevatte (zie verder), slechts gedeeltelijk geteld worden. Daarnaast werd vastgesteld dat verscheidene vleermuizen zich zodanig verborgen dat enkel een klein stukje van de vacht te zien was en determinatie bijgevolg uitgesloten of dat ze niet meer zichtbaar waren nadat ze een verblijfplaats invlogen. Deze exemplaren werden genoteerd als "specimen (spec)". Het getelde aantal vleermuizen ligt bijgevolg een lager ten opzichte van het werkelijk aantal overwinterende vleermuizen. Uit een vergelijkend onderzoek van de Vleermuizenwerkgroep bleek dat in overwinteringsverblijven gelijkaardig aan het Fort van Schoten ‘slechts’ 3 op 4 vleermuizen daadwerkelijk kunnen geteld worden. De wintertellingen werden op een verantwoorde manier uitgevoerd, dus zonder verstoring. Daarom werd het aantal onderzoekers beperkt gehouden. Uit een onderzoek van de Vleermuizenwerkgroep blijken één à twee tellingen in een hibernaculum zoals het Fort van Schoten voldoende zijn om een representatief resultaat te bekomen. Het continueren van deze censustellingen om inzicht te verwerven in de aantalsevolutie en het belang van het object ten aanzien van tellingen op Vlaams en West-Europees niveau vormen, een belangrijk gegeven in de bescherming van onze sterk bedreigde vleermuizenfauna.
14
7.
RESULTATEN In het Fort van Schoten werd voor de vijfde maal een gestandaardiseerde wintertelling gehouden. Deze telling gebeurt door medewerkers van de Vleermuizenwerkgroep, in nauw overleg en met steun van de eigenaar/beheerder van het fortdomein. Tabel 1 geeft een overzicht van de resultaten van de wintertellingen in de periode 2000-2001 / 2001-2002 / 2002-2003 / 2003-2004 / 2004-2005 weer, zodat de resultaten van deze winterperioden vergeleken kunnen worden. Door de afwezigheid totnogtoe van een beheer gericht op de overwinterende vleermuizen schommelen de aantallen van sommige soorten. De potenties van het Fort van Schoten als winterverblijf voor vleermuizen zijn echter bijzonder groot. De vochtigheid in de gangen is hoog en de temperatuur is vrij stabiel. De gebouwen met de vele (diepe) voegen biedt een uiterst geschikt onderkomen aan overwinterende vleermuizen. Uit deze eerste telling kunnen we reeds afleiden dat het Fort van Schoten tot de vijf beste forten voor vleermuizen in Vlaanderen mag gerekend worden! Het Fort van Schoten werd ingedeeld in 11 onderdelen (zie bijlage 1): A. gevangenis links B. gevangenis rechts C. kruitkamer en aangesloten kamers Saillant I (links) D. Keelfront links E. Keelfront rechts F. Kruitkamer en aangesloten kamers Saillant IV (rechts) G. Reduit (centrale gedeelte met geschutskoepel) H. Binnenste rondgang (Contrescarpe du Reduit) I. Buitenste rondgang met vooruitgeschoven Caponnière (Craine du front de tête) links en rechts In de keelfront links (D) is een toegankelijke watergang die voorlopig Watergang D noemt. Ook in zone E bevindt zich een watergang die vorig jaar voor het eerst toegankelijk werd gemaakt. Deze ‘opdeling’ in verschillende zones is niet alleen handig tijdens de wintertelling. Aan de hand van de getelde exemplaren per zone kunnen we zien welke delen van het Fort van Schoten de beste potenties hebben. Zoals eerder vermeld zijn de ruimten met geringe tocht, hoge vochtigheidsgraad en stabiele temperatuur (tussen de 2°C en 10°C) optimaal. De ruimten waar de meeste vleermuizen voorkomen hebben over het algemeen deze kenmerken. Sommige waargenomen soorten, zoals de Bruine grootoorvleermuis en de Baard/Brandt’s vleermuis stellen mindere eisen en komen dus voor in meer open ruimten of ruimten met meer tocht of lagere vochtigheidsgraad of meer temperatuursschommelingen. Andere soorten, zoals de Franjestaart, prefereren zeer vochtige, tochtloze en rustige plaatsen.
15
Tabel 1: overzicht resultaten wintertellingen in het Fort van Schoten
17 januari 2001
2 januari 2002
Watervleermuis
121
138
139
124
127
Baard/Brandt’s vleermuis
34
47
27
33
40
Franjestaart
39
55
47
42
63
Ingekorven vleermuis
4
6
8
9
9
Meervleermuis
0
0
1
0
0
Myotis niet gedetermineerd
0
1
3
3
5
Bruine grootoor
2
9
8
4
7
7
20
13
9
18
4
6
10
9
4
211
282
256
233
273
Gewone dwergvleermuis niet gedetermineerd TOTAAL
16
6 februari 2003
5 februari 2004
2 februari 2005
Figuur 1 geeft een overzicht van de resultaten van de meest recente censustelling in het Fort van Schoten (2 februari 2005) en de procentuele verhoudingen tussen de soorten onderling.
02/02/05 Grootoorvleermuis 3%
Dw ergvleermuis 7%
niet gedetermineerd. 1%
Myotis spec. 2% Watervleermuis 46%
Ingekorven vleermuis 3%
Franjestaart 23%
Meervleermuis 0%
Baardvleermuis 15%
17
Figuur 2 geeft een overzicht van het totaal aantal vleermuizen per soort aangetroffen in het Fort van Schoten. Fort Schoten 17/01/2001
Fort Schoten 01/01/2002
Fort Schoten 05/02/2004
Fort Schoten 02/02/2005
Fort Schoten 06/02/2003
160
140
120
100
80
60
40
20
M yo tis
uis Dw er gv le er m uis O ng ed et er m in ee rd
rm vle e
ro ot
oo r
ine er d G
vle er m
18
on ge de te rm
uis
t aa r
In ge ko rv en
Fr an jes t
m ui s lee r
ui s M ee rv
rd v le er m Ba a
W at er v le
er m
ui s
0
8. EVALUATIE 8.1 Soortenspectrum wintertelling 2004-2005 Van de 18 vleermuizensoorten die in Vlaanderen overwinteren in de door de Vleermuizenwerkgroep onderzochte winterverblijfplaatsen, komen er – op basis van de wintertellingen - maximaal 7 soorten voor in het Fort van Schoten. Het gaat hierbij om: Watervleermuis (Myotis daubentonii), Baardvleermuis (Myotis mystacinus), Brandt’s vleermuis (Myotis brandtii), Franjestaart (Myotis nattereri), Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus), Bruine grootoor (Plecotus auritus) en Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus). Het aantal soorten ligt hoog en wordt haast niet geëvenaard in andere, gelijkaardige winterverblijven in Vlaanderen.
8.2 Soortenverhoudingen wintertelling 2004-2005 Tijdens de wintertelling 2004-2005 werden 273 overwinterende vleermuizen geteld (zie figuren 1 en 2). Dit is een zeer hoog aantal op zowel Belgisch als West-Europees niveau. In gelijkaardige winterverblijven worden tussen de 50 en 100 exemplaren geteld, het Fort van Schoten ‘scoort’ het drievoudige aantal overwinterende vleermuizen en dit zonder dat er specifieke beheersmaatregelen zijn genomen voor vleermuizen. Hiermee worden de potenties van het Fort van Schoten als winterverblijf voor vleermuizen duidelijk aangetoond. Vooral de Watervleermuis is verantwoordelijk voor dit opmerkelijke resultaat (zie tabel 1). Tijdens de wintertelling werden 127 individuen geteld, ca. 46% van alle in het Fort van Schoten overwinterende vleermuizen. Ook in de andere winterverblijven rond Antwerpen (in casu de fortengordel) worden hoge aantallen watervleermuizen geteld (MOND. MEDEDELING A. LEFEVRE). Uit figuur 1 blijkt dat de Watervleermuis afgetekend de meest voorkomende vleermuizensoort in het Fort van Schoten is. Met 63 individuen (ca. 23% van het totale aantal overwinterende vleermuizen) is de Franjestaart de tweede meest voorkomende vleermuizensoort. Dit in tegenstelling tot de meeste andere winterverblijven, waar de Baard/Brandts vleermuis na de Watervleermuis de meest voorkomende soort is. Het Fort van Schoten is daarmee één van de belangrijkste overwinteringsplaatsen voor deze bedreigde soort in Vlaanderen (tezamen met de Forten van Oelegem en Brasschaat). Dit wijst op een vrij constante temperatuur en een hoge vochtigheid in het Fort van Schoten. De Baard/Brandt’s vleermuis is een typische soort van ‘koude’ objecten met wisselende temperaturen. De Baard/Brandt’s vleermuis is aanwezig met 40 individuen. Dit is in verhouding met de andere soorten relatief laag. Zoals reeds gezegd prefereert deze soort iets koudere omstandigheden of verblijft zij tijdens warme winterperioden niet in het fortgebouw. Het Fort van Schoten lijkt één van de weinige ‘bekende’ winterverblijven te zijn voor de Dwergvleermuis in Vlaanderen, ook al is deze soort niet zeldzaam: ze overwintert meestal op onbereikbare plaatsen zoals spouwmuren van huizen, holle bomen en kerkzolders.
19
Omwille van hun kleine afmetingen is het echter zeer moeilijk hen tijdens wintertellingen terug te vinden en vooral de juiste aantallen vast te stellen. De verspreiding van het aantal individuen over het aantal soorten wijkt voor de overige soorten niet speciaal af van de toestand elders in Vlaanderen. De aanwezigheid van de sterk bedreigde Ingekorven vleermuis in het Fort van Schoten is bijzonder goed.
8.3 Rode Lijst Bij de hierna volgende gedetailleerde soortbespreking wordt telkens de status van de desbetreffende soort op de Rode Lijst van Bedreigde Zoogdieren in Vlaanderen (CRIEL ET AL., 1994) weergegeven. De ‘Rode Lijst’ is een modern instrument voor soortenbescherming en bedoeld als basis voor het beleid, de bescherming en het beheer van bedreigde zoogdierenpopulaties. De lijst geeft een overzicht van de inheemse zoogdieren, waartoe de vleermuizen behoren, die zonder gepaste maatregelen uit onze fauna dreigen te verdwijnen of reeds verdwenen zijn. De Rode Lijst van de Bedreigde Zoogdieren in Vlaanderen vervult een signaalfunctie (en is geen onderdeel van een soort-, habitat- of gebiedbescherming), met bedoeling problemen aan te geven en te duiden. Wel kunnen gebieds- of habitatgerichte beschermingsmaatregelen met ‘Rode Lijstsoorten’ rekening houden. De Rode Lijst van de Bedreigde Zoogdieren werd opgesteld op basis van volgende criteria: - het regionaal en (inter)nationaal belang van de soort; - de indicatorwaarde van de soort; - de mate van bedreiging van de soort; - de herkenbaarheid van de soort. De Europese Rode Lijst diende hierbij als leidraad. Voor bepaalde vleermuizensoorten in het Fort van Schoten zoals Franjestaart, Ingekorven vleermuis en Bruine grootoor is Vlaanderen immers van internationale betekenis. Vandaar dat het interessant leek de status op de Rode Lijst van iedere vleermuizensoort die aangetroffen is te vermelden.
20
8.4 Situatie per soort wintertelling 2004-2005 Franjestaart (Myotis nattereri) Status: bedreigd (categorie 2)
De Franjestaart komt in Vlaanderen vermoedelijk enkel lokaal voor. Het Fort van Schoten herbergt een opmerkelijk hoog aantal (63 exemplaren) overwinterende Franjestaarten. Eén van de hoogste aantallen van alle gekende en getelde winterverblijven in Vlaanderen. De Franjestaart is, globaal gezien, de op één na meest voorkomende soort in het fort. Het aantal overwinterende exemplaren is in vergelijking met andere hibernacula hoog. Dit aantal kan er op wijzen dat er zich in de omgeving van het Fort van Schoten een zomerkolonie bevindt. Uit ervaring in andere fortgebouwen weten we dat het aantal overwinterende exemplaren sterk kan toenemen dankzij geschikte beheersmaatregelen. Het Fort van Schoten heeft m.a.w. enorme mogelijkheden voor en kan een leidende rol gaan spelen in het behoud van deze soort. Ca. 50% van alle overwinterende franjestaarten worden in de zogenaamde ‘watergang’ aangetroffen. De toestand en ‘kwaliteit’ van de watergang in het Fort van Schoten is vrij goed. Slechts in een vijftal andere forten worden watergangen van gelijkaardige kwaliteit aangetroffen. Dit verklaart meteen ook het hoge aantal franjestaarten in het Fort van Schoten in vergelijking met andere winterverblijven en forten (die vaak ‘minder goede’ of vernielde watergangen bezitten). Het onderhoud en herstel van de watergangen zou bijgevolg één van de prioriteiten kunnen zijn in kader van het uitvoeren van enkele beheersmaatregelen voor vleermuizen in het Fort van Schoten.
21
Baard/Brandt’s vleermuis (Myotis mystacinus/brandtii) Status: vermoedelijk bedreigd/bedreigd (resp. categorie 3/2)
Deze twee soorten zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden op basis van uiterlijke kenmerken. Dit jaar werd echter een vleermuis gevonden, die alle uiterlijke kenmerken van een Brandt’s vleermuis had. Echter om volledige zekerheid te hebben, moet het gebit van het dier nagezien worden. Daar dit te veel verstoring meebrengt tijdens de winterslaap, wordt dat niet gecontroleerd. De Brandt’s vleermuis komt dus, sinds dit jaar, met grote waarschijnlijkheid voor in het Fort van Schoten. Op Vlaams niveau blijken de Baardvleermuizen op de Watervleermuis na de talrijkste soort te zijn in winterverblijven. In het Fort van Schoten worden ze evenwel net ‘overtroffen’ in aantal door de Franjestaart. Toch bereikt dit soortencomplex in het Fort van Schoten belangrijke aantallen, vergeleken met andere winterobjecten: 40 individuen werden geteld. De Baard/Brandt’s vleermuis is voornamelijk een ‘liefhebber’ van ‘koude’ objecten met een meer wisselende temperatuur. Ook in het Fort van Schoten treffen we ze aan op die plekken die het meest aan temperatuurwisselingen onderhevig zijn. In de stabiele, vrij ‘warme’ ruimten werden slechts enkele exemplaren geteld. Dit in tegenstelling tot de Franjestaart bijvoorbeeld die juist in de watergangen optimale overwinteringsomstandigheden aantreft.
22
Watervleermuis (Myotis daubentonii) Status: niet bedreigd (niet aangeduid op de Rode Lijst)
De Watervleermuis is nog vrij algemeen in Vlaanderen en bijgevolg niet opgenomen in de Rode Lijst. Zoals in alle andere winterverblijven in Vlaanderen is de Watervleermuis ook in het Fort van Schoten veruit de talrijkste soort. Ongeveer de helft van alle overwinterende individuen in het fort zijn watervleermuizen (zie figuren 1 en 2). De ‘fortgracht’ als voedselgebied vormt in combinatie met het omringende gevarieerde landschap als zomerverblijf en de fortgebouwen als winterverblijf het biotoop bij uitstek voor deze soort. De aantallen van de Watervleermuis die in het Fort van Schoten geteld worden, zijn omvangrijk voor Vlaanderen.
23
Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus) Status: sterk bedreigd (categorie 1)
De Ingekorven vleermuis is in heel Europa zeer zeldzaam geworden. Daarom werden ze opgenomen in Bijlage II van de Europese Habitatrichtlijn (soorten waarvoor speciale maatregelen genomen en gebieden afgebakend dienen te worden). Dat is ook één van de hoofdredenen waarom het Fort van Schoten, tezamen met bijna alle andere Antwerpse forten, als Europees Habitatrichtlijngebied aangewezen is. In Vlaanderen bereikt de Ingekorven vleermuis de noordgrens van haar areaal. Ze is bijzonder gevoelig voor verstoring, aangezien ze de gewoonte heeft vrijhangend te slapen gedurende een lange periode (oktober-mei). Tijdens de wintertelling werden 9 exemplaren van deze bijzonder kwetsbare soort aangetroffen en dit, verspreid over vier verschillende plaatsen in het fort. Uit ervaring van de Vleermuizenwerkgroep weten we dat deze soort positief reageert op beheersmaatregelen. Het Fort van Schoten kan bijgevolg door een specifiek beheer een belangrijke rol gaan spelen in het behoud van deze soort in Vlaanderen. Juist omwille van het feit dat er voldoende rust kan geboden worden onder de juiste microklimatologische omstandigheden.
24
Bruine grootoorvleermuis (Plecotus auritus) Status: vermoedelijk bedreigd (categorie 3)
Het betreft hier een soort met een ‘opportunistische’ keuze van verblijfplaats. De Bruine grootoor verblijft bij voorkeur in bomen en op kerkzolders. De soort is echter vrij gevoelig. Het lokaal verdwijnen van de Bruine grootoor wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de verstoring in hun winterverblijven. Een beheer specifiek gericht op overwinterende vleermuizen in (potentiële) winterverblijven zal in de toekomst zeer belangrijk worden voor een duurzaam behoud van deze soort in Vlaanderen. De Bruine grootoor kan zeer snel veranderingen in de buitentemperatuur waarnemen. Hoe ze dit klaarspeelt, is nog niet exact geweten. Tijdens een warme periode in de winter, die langere tijd aanhoudt, verdwijnt deze soort snel uit het winterverblijf.
25
Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) Status: niet bedreigd (niet aangeduid)
De Gewone dwergvleermuis is de talrijkste vleermuizensoort in Vlaanderen. Ze heeft echter een voorkeur voor bomen en huizen als winterverblijf en wordt bijgevolg frequent verstoord in haar winterslaap, met hoge mortaliteit tot gevolg. Nochtans werden er in het Fort van Schoten enkele overwinterende exemplaren aangetroffen. De meeste dieren zijn te vinden in enkele spleten van ramen en deuren. De dieren wurmen zich daarvoor vaak door een spleet van nog geen centimeter breed!
26
8.5 Vergelijking winterperioden 2003-2004 & 2004-2005 Bij vergelijking van de resultaten van de wintertelling in 2003-2004 en diegene die uitgevoerd werd in 2004-2005 valt onmiddellijk de stijging van het aantal overwinterende vleermuizen op. De Watervleermuis blijft nagenoeg constant met 124 exemplaren in 2003-2004 en 127 exemplaren in de winterperiode 2004-2005. De soort blijft veruit de meest algemene soort in het Fort van Schoten. Zoals eerder gezegd vormen de Antwerpse forten een ideaal leefgebied voor deze soort: als winter- en zomerverblijf temidden van goede jachtgebieden (voedsel). In vergelijking met de winterperiode 2003-2004 kende de Franjestaart een sterke stijging van 42 naar 63 exemplaren. De Franjestaart is geen algemene soort in Vlaanderen en de Antwerpse forten vormen voor deze soort veruit het belangrijkste winterverblijf. Met 63 overwinterende exemplaren is het Fort van Schoten één van de belangrijkste winterverblijven voor de Franjestaart geworden. Alleen de forten van Oelegem en Brasschaat doen het nog beter. Aangezien de Franjestaart een vrij kieskeurige soort is, betekent dit aantal een duidelijke indicatie voor de grote potenties van het Fort van Schoten als winterverblijf voor vleermuizen. De Ingekorven vleermuis blijft gelijk met 9 individuen in de winter 2004-2005. Dit bevestigt de potenties en het belang van het fort van Schoten voor deze soort. We mogen immers niet vergeten dat deze soort in Vlaanderen sterk bedreigd wordt. De Antwerpse fortengordel is zonder meer het allerbelangrijkste winterverblijf voor deze soort in Vlaanderen. Toch worden er jaarlijks slechts een 200-tal individuen geteld in een beperkt aantal forten. Schoten staat met dit aantal op de zesde plaats. Dankzij de inspanningen van Natuurpunt in andere forten is de neerwaartse trend van de Ingekorven vleermuis doorbroken. De soort stijgt sinds enkele jaren lichtjes De Baard/Brandt’s vleermuis en de Dwergvleermuis zijn beide soorten die een overwinteringsplaats verkiezen met een vrij lage, varierende temperatuur. Het feit dat net deze soorten zorgen voor de grote schommeling van het totale aantal vleermuizen in het Fort van Schoten tijdens de vorige wintertellingen, kan zo perfect verklaard worden. Een gedeelte van deze dieren verplaatst zich bij een langere zachte periode waarschijnlijk terug naar de zomerverblijfplaatsen (holle bomen). De Grootoor verdubbelde in 2004-2005 in aantal. Waarschijnlijk heeft de koudeperiode voor de telling er voor gezorgd dat er meer Grootoorvleermuizen kwamen schuilen voor de koude-prik. De Grootoor is namelijk een soort die slechts enkele kilometers aflegt naar zijn overwinteringsplaats en ook de koudere stukken verkiest. Vermoed wordt dat Grootoren zelfs dikwijls in holle bomen overwinteren.
27
9. AANDACHTSPUNTEN Tijdens de winterslaap zijn vleermuizen bijzonder kwetsbaar en de bescherming van de overwinteringsplaatsen is dan ook van cruciaal belang voor het behoud van de in Vlaanderen aanwezige populaties. Elke soort stelt eigen eisen aan de omgeving waar ze gaan overwinteren. Voor sommige soorten (Franjestaart, Ingekorven vleermuis, Watervleermuis, Meervleermuis,…) zijn deze zeer strikt en we vinden ze enkel terug in overwinteringsobjecten met zeer specifieke klimatologische kenmerken, zoals het Fort van Schoten. Met de huidige kennis van zaken kunnen we volgende aandachtspunten m.b.t. het Fort van Schoten formuleren.
9.1 Verstoring Verstoring van de overwinterende vleermuizen door veelvuldige menselijke bezoeken aan of activiteiten in hun winterverblijven is één van de belangrijkste bedreigingen én doodsoorzaken. Niet zo verwonderlijk overigens. Tijdens de winterslaap loopt de lichaamstemperatuur van vleermuizen sterk terug om energie te besparen: van 35 à 40° C naar 0 à 10°C. Bij een dergelijke temperatuursdaling gaan vleermuizen in een ‘lethargie’. Doordat in deze lethargische toestand ook lichaamsfuncties zoals hartslag en ademhaling sterk vertragen, gebruiken vleermuizen tijdens hun winterslaap haast geen energie. Wakker worden, en dus opwarmen en ademhaling en hartslag weer versnellen, kost een vleermuis enorm veel energie. Deze opwarming duurt meer dan een half uur, waarbij grote hoeveelheden energie verbruikt worden. Bijgevolg is het duidelijk dat veelvuldige verstoring dodelijk is voor vleermuizen. Objecten die onderhevig zijn aan veelvuldige verstoring zullen hierdoor ook gemeden worden door vleermuizen. Dit werd reeds verscheidene malen aangetoond aan de hand van wetenschappelijk onderzoek in forten en grotten (SLUITER ET AL., 1956; DE GROOD ET AL., 1980; VERDONK, 1988; VOÛTE, 1993). Deze onderzoekers rapporteerden dat, na herhaaldelijke verstoringen door menselijke activiteiten, het aantal overwinterende vleermuizen de volgende winterperiode gehalveerd was! Daar staat tegenover dat het vele jaren duurt, na het verdwijnen van de verstorende factor(en), vooraleer de populatie overwinterende vleermuizen opnieuw haar oude niveau bereikt. De (her)kolonisatie van een door vleermuizen gemeden winterverblijf duurt vele jaren (VOÛTE, 1993). De verstoring in het Fort van Schoten is momenteel minimaal. Het voorkomen van de bedreigde Ingekorven vleermuis – een langslaper die vrij hangt in gebouwen – vormt hiervan het beste bewijs. Het bewaren van deze rust, in het bijzonder in de gebouwen waar de Ingekorven vleermuis slaapt, is bijgevolg zeer belangrijk.
28
9.2 Ongunstige microklimatologie Naast een zo groot mogelijke rust hanteren vleermuizen bij de keuze van hun winterverblijven een aantal hoge specifieke ecologische eisen, waaraan het verblijf moet voldoen. Deze zijn: • een hoge relatieve luchtvochtigheid (90% tot 98%); •
een zo constant mogelijke temperatuur tussen 2°C en 10°C;
•
een (schemer)duistere ruimte;
De kwaliteit van een winterverblijf voor vleermuizen is dus in hoge mate afhankelijk van de microklimatologische omstandigheden in het object. De gunstigste voorwaarden zullen ontstaan onder invloed van een gematigde luchtcirculatie, waardoor een gradiënt van temperaturen wordt opgebouwd, variërend tussen de buitentemperatuur en 10°C. Met luchtcirculatie wordt echter geen tocht bedoeld. Tocht moet ten allen tijde voorkomen worden, aangezien deze de luchtvochtigheid in belangrijke mate reduceert en daardoor zeer nefast is voor de overwinterende vleermuizen. Tijdens de voorbije wintertellingen werd vastgesteld dat de microklimatologische omstandigheden in het Fort van Schoten niet overal even gunstig zijn voor overwinterende vleermuizen, onder meer door het ontstaan van tochtstromen en sterk wisselende temperaturen. De belangrijke oorzaken van deze ongunstige microklimatologische omstandigheden zijn: •
De afwezigheid van deuren (met invliegopeningen) in de gebouwen, waardoor grote tochtstromen ontstaan.
•
Op een aantal plaatsen in het Fort van Schoten zijn om diverse redenen een aantal openingen naar buiten ontstaan. Hierdoor zijn ongunstige tochtstromen ontstaan die de overwintering van vleermuizen belemmeren. Wind en temperatuur krijgen hierdoor vrij spel in deze voor vleermuizen zo belangrijke overwinteringsobjecten. Vooral tijdens perioden van koude, wanneer overwinterende vleermuizen het meest kwetsbaar zijn, daalt de temperatuur in bepaalde delen tot onder het vriespunt, wat zeer nadelig is voor vleermuizen.
9.3 Tekort aan ‘hangplaatsen’ Vleermuizen hebben over het algemeen niet de gewoonte om ’s winters vrijhangend aan plafond en muren te slapen. Enkel de Ingekorven vleermuizen doen dit wel. De overige soorten kruipen weg in voegen, scheuren e.d. van muren en plafond om hun winterslaap te houden. Sommige delen van de gebouwen in het Fort van Schoten hebben weinig voegen of zijn te gladwandig, zodat vleermuizen hier weinig overwinteringsplaatsen aantreffen. Hierdoor overwinteren in de bewuste delen geen of weinig vleermuizen, hoewel aan de overige milieucondities zoals luchtvochtigheid, rust, duisternis en temperatuur wel voldaan is.
29
10. BEHEERSMAATREGELEN Tijdens de voorbije wintertellingen, die kaderen in een ruimer onderzoek naar het ruimtelijke voorkomen van vleermuizen in de Antwerpse fortengordel, werden een aantal aandachtspunten vastgesteld met betrekking tot de omvangrijke populatie overwinterende vleermuizen in het Fort van Schoten (zie paragraaf 9). Gelet op de bestaande waarde en de potenties van het Fort van Schoten inzake vleermuizenbehoud zouden er– uiteraard in nauwe samenspraak met de beheerder en met de Dienst Monumenten en Landschappen - een aantal maatregelen kunnen genomen worden om het Fort van Schoten te optimaliseren als winterverblijf voor vleermuizen. Hiervoor werd een gedetailleerd inrichtingsplan uitgewerkt. Ondertussen is dit plan, na voorlegging aan de Dienst Monumenten en Landschappen, goedgekeurd door de de militaire overheid als eigenaar/beheerder. Het voorbije jaar werd met financiele steun van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ( AMINAL – afdeling Algemeen Milieuen Natuurbeleid, cel Natuurtechnische Milieubouw ) een eerste grote stap gezet, met de uitwerking van dit inrichtingsplan. De voorgestelde beheersmaatregelen hebben allen betrekking op de gebouwen van het Fort van Schoten. Hierbij willen we benadrukken dat de inrichting van het Fort van Schoten de militaire functie van het domein niet uitsluit en/of beïnvloedt.
10.1 Principe ’s Winters moeten alle vleermuizensoorten bij gebrek aan voedsel (insecten) hun toevlucht nemen tot een winterslaap. Deze duurt globaal van november tot maart en wordt periodiek spontaan onderbroken door korte momenten van activiteit. Bij de keuze van hun winterverblijven hanteren vleermuizen een aantal specifieke ecologische eisen, waaraan het verblijf moet voldoen. Deze zijn: een zo groot mogelijke rust (om verstoring en extra verbruik van reservestoffen te voorkomen); een hoge relatieve luchtvochtigheid (90 tot 98 %); een zo constant mogelijke temperatuur tussen 2°C en 10°C; een (schemer)duistere ruimte. Bij de uitvoering van enkele inrichtingsmaatregelen voor vleermuizen in het Fort van Schoten zal de klimatologie dan ook een hoofdrol spelen. De hierna opgesomde mogelijke inrichtingsmaatregelen, kunnen allen zonder problemen uitgevoerd worden met respect voor het militair historische karakter van het terrein.
10.2 Gecontroleerde toegankelijkheid Tijdens hun winterslaap zijn vleermuizen, zoals reeds aangehaald, zeer gevoelig voor verstoring. Momenteel is de verstoring van de vleermuizen in het Fort van Schoten minimaal. Uiteraard zouden wij deze situatie graag gecontinueerd zien, zeker in de periode oktober-april. Op deze manier kan voldoende rust aan de overwinterende vleermuizen gegarandeerd worden.
30
10.3 Creëren van bijkomende ‘hangplaatsen’ Vleermuizen hebben over het algemeen niet de gewoonte om ’s winters vrijhangend aan plafond en muren te slapen. Enkel de Hoefijzerneuzen en de Ingekorven vleermuizen doen dit wel. De overige soorten kruipen weg in voegen, scheuren e.d. van muren en plafond om hun winterslaap te houden. Sommige delen van het Fort van Schoten hebben weinig voegen of zijn te gladwandig, zodat vleermuizen hier weinig overwinteringsplaatsen aantreffen. Hierdoor overwinteren in de bewuste delen geen of weinig vleermuizen, hoewel aan de overige milieucondities zoals luchtvochtigheid, rust, duisternis en temperatuur wel voldaan is. Om dit tekort aan geschikte overwinteringsplaatsen op te vangen kunnen in de gebouwen van het Fort van Schoten een aantal holle bakstenen of patioblokken opgehangen worden. Deze holle bakstenen worden door middel van twee ijzers op verschillende plaatsen in de gangen gehangen. De inwendige holten van de bakstenen en patioblokken bieden uitstekende mogelijkheden voor vleermuizen om ’s winters weg te kruipen. Ook het ophangen van kippengaas zou zeer interessant kunnen zijn. Als proef werden op enkele plaatsen houten kistjes met een aantal tussenschotten opgesteld. Voorlopig bleef dit zonder resultaat doch in andere overwinteringsobjecten is dit reeds doeltreffend gebleken.
31
10.4 Wegnemen van tochtstromen Op een aantal plaatsen in het Fort van Schoten zijn om diverse redenen een aantal openingen naar buiten ontstaan. Hierdoor zijn ongunstige tochtstromen ontstaan die de overwintering van vleermuizen belemmeren. Om de overwinteringsmogelijkheden voor vleermuizen te verbeteren zou de tocht in bepaalde gebouwen weggenomen kunnen worden. Dit kan gebeuren door het opvullen van kleine openingen met zand, stenen, hout e.d. Vorig jaar zijn we begonnen in de Caponnière en in het Contrescarpe van het Reduit ( zie figuur 3 ) met het dichtmaken van de schietgaten. Ook werden in de Linker- en Rechter Halve Caponnière, de openingen die waren ontstaan in de buitenmuur, terug dichtgemetst. Verder werden in het Reduit , Koepel Saillant I en –IV een aantal ramen afgesloten met houten plaaten Op 7 plaatsen ( nl. Caponnière, Linker-en Rechter Halve Caponnière, Reduit, Contrescarpe Reduit, Koepel Saillant I en IV ) werden houten toegangsdeuren met invliegopening geplaatst. Een invliegopening heeft het uitzicht van een brievenbusopening. Door middel van deze opening kunnen vleermuizen vrij het gebouw in- en uitvliegen, maar ontstaat er echter geen tocht. Deze maatregelen creëren zeer goede omgevingscondities voor overwinterende vleermuizen. De ervaring met het beheer van andere forten door de Vleermuizenwerkgroep wijst uit dat het aantal vleermuizen sterk kan toenemen.
32
Plaatsen deur met invliegopening in het Contrescarpe van het Reduit ( zie fig 3 ) Voor :
Na :
33
Voorbeeld van een afgesloten raam :
Voorbeeld van een deur met invliegopening bovenaan :
34
Dichtmetsen openingen in buitenmuur Rechtse- en Linkse Halve Caponnière ( zie fig 3. )
35
10.5 Behouden en herstel watergangen De watergangen, die parallel loopt met de gebouwen, diende vroeger om het regenwater langs de buitenzijde van het fortgebouw af te voeren en is van zeer groot belang voor overwinterende vleermuizen. Voornamelijk de Watervleermuis en de bedreigde Franjestaart komen in deze watergangen voor.
Het belang van het Fort van Schoten voor overwinterende vleermuizen in Vlaanderen is mee te danken aan de aanwezigheid van (bijna) intacte watergangen. Deze dienen best behouden te blijven en kunnen geoptimaliseerd worden. Vorig jaar werd de watergang in het rechtse Keelfrontgebouw terug open gemaakt ( zie figuur 3 ).Deze watergang heeft echter te lijden onder indringing van zand en boomwortels. In de loop van de volgende jaren is het dan ook nodig om de watergang een opknapbeurt te geven. Tijdens de voorbije wintertelling werd slechts één vleermuis in deze nieuwe gang gevonden, tegenover 59 in de watergang van het linkse Keelfrontgebouw. Waarschijnlijk liggen de hinderlijke boomwortels en het feit dat de vleermuizen deze nieuwe gang nog moeten leren kennen, aan de basis van dit groot verschil.
36
Figuur 3
37
11. CONCLUSIES Het Fort van Schoten behoort momenteel zonder meer tot de belangrijkste overwinteringsgebieden voor vleermuizen in Vlaanderen. Dankzij de stijging van het aantal overwinterende vleermuizen in de winterperiode 2004-2005, staat het Fort van Schoten nog steeds op de 5e plaats in de ranglijst van de Antwerpse fortengordel. Vooral de aanwezigheid van de zeer zeldzame Ingekorven vleermuis ( 9 individuen ) toont het belang en de mogelijkheden van het Fort van Schoten als winterverblijf voor vleermuizen aan. Bovendien maakt het fort deel uit van een groter geheel, met name de fortengordels rond Antwerpen. Deze fortengordels zijn in hun totaliteit op Europees niveau één van de belangrijkste overwinteringsgebieden voor vleermuizen. Gezien de sterke bedreiging van vleermuizen is het behoud van het Fort van Schoten in voor overwinterende vleermuizen wenselijk. Mogelijke maatregelen ten behoeve van vleermuizen in het Fort van Schoten kaderen op die manier in het gehele behoud en beheer van de Antwerpse fortengordels voor vleermuizen. Tijdens het winteronderzoek werden vier belangrijke vaststellingen i.v.m. de overwinterende vleermuizen in het Fort van Schoten gedaan: 1. In totaal overwinteren er 273 vleermuizen, verdeeld over 7 soorten. Onder hen staan 6 soorten vermeld op de Rode Lijst van bedreigde zoogdieren in Vlaanderen. Hierdoor is het fortdomein één van de beste vleermuizenverblijven in ons land. 2. De bedreigde Franjestaart is de tweede meest voorkomende vleermuizensoort in het Fort van Schoten, de aantallen zijn stijgende. Het fort kan een leidende rol spelen in het behoud van deze kwetsbare soort. Het Fort van Schoten is nu reeds één van de beste winterverblijven voor deze soort in Vlaanderen. 3. Het Fort van Schoten is een goed winterverblijf voor de met uitsterven bedreigde Ingekorven vleermuis, het aantal bleef onveranderd. Door de aanwezigheid van deze in heel Europa bedreigde soort is het Fort van Schoten van internationaal belang en terecht aangewezen als Europees Habitatrichtlijngebied. 4. In de reeds ingerichte stukken van het fort, steeg de luchtvochtigheid van +/-70% tijdens de voorgaande jaren, naar meer dan 95%.Vermits een hoge luchtvochtigheid één van de klimatologische eisen is van de overwinterende vleermuizen, mag worden verwacht dat dit een gunstig effect zal hebben op het aantal vleermuizen. Uit ervaring van andere inrichtingsprojecten blijkt echter dat het effect pas een drie-tal jaar na de inrichting merkbaar wordt. De vleermuizen moeten deze nieuwe situatie immers ook leren kennen. Mits het voortzetten van de inrichtingsmaatregelen, kan de functie van het Fort van Schoten als winterverblijf voor vleermuizen geoptimaliseerd worden. Uiteraard is deze functie volledig complementair met de bestaande militaire functie. Eventuele maatregelen zullen steeds met respect voor het militair-historische karakter van het domein gebeuren.
38
12. REFERENTIES BROSSET, A. (1990). Les migrations de la pipistrelle de Nathusius, Pipistrellus nathusii, en France. Ses incidences possibles sur la propagation de la rage. Mammalia 54: 207-212. CATTO, C.M.C., A.M. HUTSON, P.A. RACEY & P.J. STEPHENSON (1996). Foraging behaviour and habitat use of the serotine bat (Eptesicus serotinus) in southern England. J. Zool. 238: 623-633. CRIEL, D., A. LEFEVRE, K. VAN DEN BERGE, J. VAN GOMPEL, R. VERHAGEN (1994). Rode Lijst van de Zoogdieren in Vlaanderen, Brussel. FAIRON, J. (1970). Dispersion estivale des chiropteres en Belgique, Brussel. FAIRON, J. & A. LEFEVRE (1991). Vleermuisreservaten in Belgie. Belgisch Centrum voor Chiropterologisch Onderzoek nr. XII, Brussel. GAISLER, J & V. HANAK (1969). Summary of the results of Batbanding in Czechoslovakia, 1947-1967. Lynx 10: 25-34. KAPTEYN, K. (1995). Vleermuizen in het landschap, Haarlem. LANGE, R., P. TWISK, A. VAN W INDEN, A. VAN DIEPENBEEK (1994). Zoogdieren van WestEuropa, Utrecht. LEWIS, S.E. (1995). Roost fidelity of bats: a review. J. Mamm. 76: 481-498. ROBINSON, M.F. & R.E. STEBBINGS (1997). Home range and habitat use by the serotine bat, Eptesicus serotinus, in England. J. Zool. 243: 117-136. VERKEM, S. (1998). Bescherming Vleermuizen. Eindrapport onderzoeksopdracht Aminal Afdeling Natuur nr. 11.
39
13. ADRESSEN VAN DE AUTEURS NATUURPUNT ANTWERPEN NOORD Steenstraat 25 2180 Ekeren tel. 03-541.58.25 - fax 03-541.63.55
[email protected] DIRK SWAENEN Houtstraat 69 2960 Brecht tel. 03-313.48.07.
[email protected] FILIP BORMS Roosendaalsebaan 21 2920 Kalmthout tel. 03-666.15.56
[email protected] STEFAN VERSWEYVELD Madeliefjeslaan 31 2180 Ekeren tel. 03-645.94.10
[email protected]
40
Bijlage 1 : schematische voorstelling van het fort met de verdeling in 11 zones
I Links
I rechts
H G
C
F
D
E
A
B
Tabel 1: overzicht resultaten wintertelling Fort van Schoten 17-01-2001 zone A zone B zone C zone D watergang D watergang E zone E zone F zone G zone H zone I links zone I rechts totaal Watervleermuis Baard/Brandt’s vleermuis
1
1
15
8
1
7
2
Franjestaart
11
12
4 3
14
2
15
18
31
17
121
8
3
4
5
34
2
1
3
6
39
Meervleermuis
0
Ingekorven vleermuis Bruine grootoor
1
4
4
1
2
Gewone dwergvleermuis
2
5
Myotis spec.
7 0
niet gedetermineerd
2 1
2
35
1 11
26
3
12
1 27
22
39
4 33
211
Tabel 2 : overzicht resultaten wintertelling Fort van Schoten 02-01-2002 zone A zone B zone C zone D watergang D watergang E zone E zone F zone G zone H zone I links zone I rechts totaal Watervleermuis
19
11
Baard/Brandt’s vleermuis
2
1
4
Franjestaart
1
6
3
26 5 27
5
20
11
32
14
138
5
15
3
3
9
47
2
2
7
7
55
Meervleermuis
0
Ingekorven vleermuis
4
Bruine grootoor
1
1
2
2
Gewone dwergvleermuis
1
1
Myotis spec.
6
4
1
9
6
12
20
1
niet gedetermineerd
3 3
30
1 19
53
Tabel 3 : overzicht resultaten wintertelling Fort van Schoten 06-02-2003
8
16
39
15
1 1
1
6
55
44
282
zone A zone B zone C zone D watergang D watergang E zone E zone F zone G zone H zone I links zone I rechts totaal Watervleermuis
1
14
7
Baard/Brandt’s vleermuis
1
1
3
9
1
Franjestaart
20 2 28
Meervleermuis
30
11
33
15
139
1
4
3
5
7
27
2
1
6
47
1
1
Ingekorven vleermuis Bruine grootoor
8
8
8
1
Gewone dwergvleermuis Myotis spec.
2
niet gedetermineerd
25
51
8
12
1
13 3
5 11
1
1
1 3
6
2
20
40
4 14
66
10 24
256
Tabel 4 : overzicht resultaten wintertelling Fort van Schoten 05-02-2004 zone A zone B zone C zone D watergang D watergang E zone E zone F zone G zone H zone I links zone I rechts totaal Watervleermuis
1
14
2
Baard/Brandt’s vleermuis
1
3
4
13
1
Franjestaart
12
11
23
15
33
13
124
6
5
2
3
7
33
12
3
4
4
5
42
1
6
2
9
2
Meervleermuis Ingekorven vleermuis Bruine grootoor
1
1
Gewone dwergvleermuis
1
1
Myotis spec.
1
1
niet gedetermineerd
2
3
33
13
2
2
2
4 1
3
3
1
3 4
26
9
4
26
37
9 17
43
30
233
Tabel 5 : overzicht resultaten wintertelling Fort van Schoten 02-02-2005 zone A zone B zone C zone D watergang D watergang E zone E zone F zone G zone H zone I links zone I rechts totaal
Watervleermuis
2
Baard/Brandt’s vleermuis
2
Franjestaart
8
12
4
7
8
2
26
1
1
2
33
11
20
11
127
5
3
7
2
5
5
40
1
9
6
7
63
1
9
30
Meervleermuis Ingekorven vleermuis
2
Bruine grootoor Gewone dwergvleermuis
2 2
6
2
1
1
1
7
1
2
4
9
18
Myotis spec.
2
1
1
niet gedetermineerd
1
1
2
14
57
4
2
22
26
59
1
9
1
5 4
13
41
25
273