Formule Leven met Water ook bruikbaar in de toekomst? Inleiding
Water in Nederland heeft een lange geschiedenis. Nederland is het land van dijken, de stormvloedkering en polders. Het Nederlandse landschap is een fysieke expressie van het eeuwenlange gevecht tegen het water. Maar de huidige en toekomstige uitdaging op watergebied zijn al lang niet meer louter van technische aard. De bestuurlijke, economische, juridische en sociaal-maatschappelijke vraagstukken zijn minstens zo belangrijk en complex. Vraagstukken hebben namelijk een ‘wicked’ karakter, gekenmerkt door complexiteit en onzekerheden. Dit stelt ook eisen aan kennis en innovatie. Met technische innovaties op het gebied van waterkeringen, etc. alleen red je het niet. Ook meer maatschappelijke innovaties op het vlak van nieuwe bestuurlijke arrangementen, gedragsverandering, financieringsconstructies zijn nodig. Daardoor is er ook noodzaak voor meer gamma- en alphakennis.
De lineaire kennisketen van fundamenteel onderzoek naar toepassing in de praktijk met kennisinstituten als brug is al lang achterhaald (Commissie Wijffels, 2004). Waterbeheer is een maatschappelijk vraagstuk met vele actoren en verschillende vraagstukken. Daarbij moeten kennis en praktijk dichter naar elkaar toe groeien. Dit vraagt om interdisciplinariteit en co-creatie. Vanuit de combinatie van de nieuwe kennis, de innovaties en de praktijkervaringen ontstaat een nieuwe praxis. Het Nationale Water Plan onderschrijft dit. Kernwoorden daarbij zijn: creativiteit, joint fact finding, ondernemerschap, praktijkgerichte oplossingen. Leven met Water (LmW) heeft de afgelopen zes jaar onderdeel uitgemaakt van dit speelveld. Nu is dit programma afgerond en uit meerdere evaluaties blijkt dat dit succesvol is geweest. Onderbelicht hierbij is de werkwijze van het kennisprogramma die wellicht ook goed bruikbaar is voor toekomstige wateropgaven. Daarom hebben wij een rondgang gemaakt langs een aantal personen die betrokken waren bij het kennisprogramma met vragen over de kenmerken van het kennisprogramma, de succesfactoren en de lessen. Een belangrijke vraag betrof voor welk type vraagstukken in het waterdomein van de toekomst de werkwijze van LmW geschikt zou kunnen zijn. Dit essay presenteert de resultaten hiervan.
Leven met Water als onderdeel van een pluriforme kennisarena
De waterkennisinfrastructuur in Nederland is een breed vertakt netwerk van kennisinstituten, kort- en langlopende programma’s, diverse raden, samenwerkingsverbanden, private en publieke partijen en netwerken. Elk knooppunt in dit netwerk heeft zijn eigen ontstaansgeschiedenis en vervult een eigen rol in de kenniscreatie en –deling op één of meerdere kennisdomeinen van water. Ook hanteren zij verschillende methoden voor de ontwikkeling van deze kennis, afhankelijk van het type vraagstuk (technisch, sociaal, etc.), de kennisbehoefte (bewustwording, theorievorming, handelingsperspectieven) en van organisatie van kennisvragers en kennisaanbieders (van vraagsturing tot aanbodsturing). De laatste zes jaar was het kennisprogramma LmW één van deze knooppunten. Evaluatie werkwijze Leven met Water
1
Onderstaand figuur laat de positie van de werkwijze van LmW zien op een schaal van open tot gesloten kennisontwikkeling. Het open karakter doelt dan op het feit dat het einddoel en de weg ernaar toe maar globaal in beeld zijn. Gesloten kennisontwikkeling gaat meer uit van een meer vastomlijnde onderzoeksvraag en directe sturing op het eindresultaat.
Regelmatig wordt de waterkennisinfrastructuur en de hieraan gerelateerde diversiteit aan werkwijzen versnipperd genoemd. Toch is een mate van pluriformiteit gewenst: je kunt niet alle vraagstukken op een uniforme wijze benaderen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van werkwijzen voor kennisontwikkeling die geschikt zijn voor de verschillende vraagstukken.
Kennisvragen
Mogelijke werkwijze
Wil je een vraagstuk agenderen?
Arrangeer dan zelf en zoek dan naar partners en vorm hiermee een consortium.
Heb je een fundamentele kennisvraag?
Realiseer je dan dat dit vraagt om lange termijn onderzoek: accepteer de academische mores en hanteer in deze wereld bekende werkwijzen (bijvoorbeeld de werkwijze van NWO).
Is de (inhoudelijke) kennisvraag nog niet volledig scherp, maar is het wel duidelijk wie de kennisaanbieders zijn?
Organiseer de vraagkant en ontwerp een proces waarbij de vraag gezamenlijk gearticuleerd wordt en laat de kennisaanbieders het vervolgens uitwerken (veelal na verdere selectie aanbieders).
Speelt het vraagstuk bij meerdere kennisvragers en zijn er tevens meerdere potentiële kennisaanbieders? En wil een eenmalige impuls geven en heb je geen ambitie om de resultaten van de projecten te koppelen?
Hierbij past een tender procedure, zonder actief programmamanagement.
Vraagt het vraagstuk om co-creatie van verschillende partijen en speelt dit op verschillende plaatsen. En is er voldoende creativiteit bij de verschillende partijen en kunnen ze elkaar vanzelf vinden?
Hierbij past een tenderprocedure. Als je ook een nieuwe praxis vanuit de verschillende projecten wilt opbouwen dan is de Leven met Watermethode geschikt.
Speelt het vraagstuk bij meerdere kennisvragers en zijn er tevens meerdere potentiële kennisaanbieders? En heb je doelstellingen op programmaniveau en wil je de resultaten van de projecten koppelen en integreren?
Hierbij past de LmW-methode.
Vraagt het vraagstuk om co-creatie van verschillende Dit vraagt om actief arrangeren van projecten. partijen? En kunnen de verschillende partijen elkaar niet vanzelf vinden? Heb je een goed gedefinieerde (inhoudelijke) kennisvraag en zijn de mogelijke aanbieders bekend?
2
Omschrijf je vraag en besteedt het aan.
Evaluatie werkwijze Leven met Water
Breed gedeelde urgentie: WB21 vraagt om nieuwe kennis. Rond 2000 was er in de waterwereld een breed gedeelde mening dat het waterbeheer anders moest: van water keren naar water accommoderen. Deze paradigmashift vroeg om nieuwe kennis. Kennis die de traditionele bèta-waterkennisinfrastructuur niet kon leveren. Er was een verbinding nodig tussen alpha-, bèta- en gammakennis. Tevens was er het beeld dat het vooral ging om het ontwikkelen van een nieuwe praxis en het combineren van bestaande kennis. Kortom, niet alleen focus op nieuwe kennisontwikkeling, maar juist ook op oplossingen en nieuwe praxis door slimme combinaties tussen allerlei partijen Daarbij moet de output meer zijn dan alleen maar woorden en dikke rapporten. Het is ook een sociaal leerproces met een vertaling en verankering naar de praktijk.
“LmW heeft de koppeling tussen bèta en gamma tot stand gebracht. Het veranderen van gedrag en het implementeren van kennis is niet alleen afhankelijk van het ontwikkelen van kennis maar ook van het rijp maken van de geest voor het toepassen van deze kennis” (Bas van der Wal). Nieuwe samenwerking wetenschap en praktijk De nieuwe kennisbehoefte vroeg ook om een andere samenwerking: tussen wetenschap en praktijk en tussen kennisvragers en kennisaanbieders. Deze partijen hadden elkaar zowel nodig om de vraag te articuleren als in de zoektocht naar antwoorden (co-creatie). Toen LmW ontstond was de problematiek dus al geagendeerd en werd deze breed gedeeld. Door deze sterke nadruk op de maatschappelijke opgave stond vraagsturing ook centraal binnen LmW. Dit ging verder dan alleen het opstellen van een vraaggestuurde kennisagenda, of instellen van programmaraden. Ook werd dit geborgd in de projecten door de eis aan projecten te stellen dat zowel kennisaanbieders als –vragers onderdeel uitmaken van de consortia.
“Vertrekpunt was kennisbehoefte. Hiermee onderscheidt LmW zich ook van andere kennisprogramma’s. Deze zijn vaak meer aanbodgericht.” (Bas van der Wal) Evaluatie werkwijze Leven met Water
3
De karakteristieken van de werkwijze Leven met Water
De levenscyclus van LmW had een evoluatief karakter. In het begin van het programma lag de focus op het verwerven van projecten door open tendering en de begeleiding van deze projecten. Later is het zwaartepunt meer op arrangeren en kennisoverdracht komen te liggen.
“Het reuring maken van LmW heeft geleid tot een community met een hoog saamhorigheidsgevoel. ” (Ab van Luin) Open tendering: schudden aan de kennisboom Centraal onderdeel van LmW was de open tendering waarmee de projecten verkregen werden. Belangrijke eis in de tendering is dat in het project zowel kennisvragers als kennisaanbieders aanwezig zijn die gezamenlijk investeren in het project. Cofinanciering vormt hiermee een garantie dat de verschillende partijen het project serieus nemen en er op gebrand zijn om een “return on investment” te creëren.
“LmW was eerder een kennisprogramma met enige innovatie spin-off dan een innovatieprogramma.” (Ger Vos) De kracht van tendering Tendering is een geschikte vorm indien er bij meerdere partijen (vraag en aanbod): 1. een actuele behoefte is tot innovatie, 2. de vraagstelling om een gezamenlijke aanpak/zoektocht vraagt, 3. kennisaanbieders en –vragers elkaar zelf weten te vinden, zodanig dat dit ook leidt tot nieuwe combinaties van partijen (immers anders kan je wellicht beter de partijen arrangeren) en 4. er zoveel animo is dat het mogelijk is om uit de tenderopbrengst te kiezen (bijvoorbeeld in plaats van continu projectaanvragen te beoordelen en te honoreren). “Met tenderen vis je op, wat er ergens al is.” (Ab van Luin) Een kracht van tendering is dat het laagdrempelig is, in die zin dat iedereen die een idee heeft kan inschrijven. Het nadeel is dat het kan leiden tot een bonte verzameling van projecten, zonder enige samenhang van partijen die vooral geïnteresseerd zijn in het subsidie bedrag. Bij LmW is dit voorkomen door: 1. Het opstellen van een heldere en herkenbare (inhoudelijke) innovatie- en onderzoeksagenda /programmaraamwerk / terms of reference, en scherpe toetsing hierop; 2. Eisen te stellen aan kennisoverdracht en aan deelname in het netwerk; 3. Zorgen voor actieve begeleiding en sturing gedurende uitvoering van het project. Dit vraagt om een competent programmamanagement.
“Voorwaarden voor tendering is de aanwezigheid van voldoende partijen die iets te bieden hebben en niet te grote bedragen hebben want dan gaat men elkaar opzoeken, omdat men anders bang is buiten de boot te vallen.” (Florrie de Pater)
4
Evaluatie werkwijze Leven met Water
De consortia vormden zichzelf en het programmamanagement had hierbij een redelijk passieve rol: zij bedacht zelf geen projecten en arrangeerde geen consortia in de eerste fase van het programma. Ook had zij geen rol bij de beoordeling van de projectvoorstellen. Dit gebeurde door twee onafhankelijke commissies (de kennismotor en de Wetenschappelijke Adviesraad) in combinatie met het bestuur. Het programmamanagement had wel een informerende rol en organiseerde bijeenkomsten waar aanbieders en vragers elkaar kunnen ontmoeten (het makelen en schakelen).
“Via de Wetenschappelijke Advies Raad (WAR) kun je er toch achterkomen of het gebakken lucht is of echte kennis. Hierdoor borg je de wetenschappelijke kwaliteit van het programma .”(Bas van der Wal) Een sterk programmamanagement heeft sterke tegenspelers nodig zodat er een continue dialoog ontstaat over de kwaliteit van de projecten en de gewenste richting van het programma. Een “alleingang” van het programmamanagement wordt hierdoor voorkomen. Binnen LmW werd het tegenspel gegeven door het bestuur, de kennismotor en de wetenschappelijke adviesraad. Bij het samenstellen van deze gremia is gezocht naar onafhankelijke mensen met gezag en niet naar directe belangenvertegenwoordigers.
“Ik ben het meest gecharmeerd van de Leven met Water kennismotor. De kennismotor bestond uit zo’n 16 personen met kennis op verschillende gebieden, waardoor zij ook de review van de projectvoorstellen konden uitvoeren. Bij de kennismotor was het een veel simpeler proces. Kennismotor is een combinatie van formeel en informeel. Formeel, want hoe alles moet gebeuren stond wel op papier, maar je kon ook met de projectleiders zelf praten.“ (Florrie de Pater) Evolutie van het programma: parels vissen Afhankelijk van de ingediende voorstellen en de ontwikkelingen in het werkveld is LmW geëvolueerd. Op sommige onderwerpen waren veel goede voorstellen ingediend, op andere weinig. De kennisagenda werd dus niet volledig gedekt. Daarnaast ontstonden er nieuwe kennisvragen op het gebied van bijvoorbeeld waterkwaliteit ,klimaatadaptatie en kennisverankering. Binnen LmW is de evolutie van het programma een bewust gestuurd proces geweest. Het programmamanagement had hierin een signalerende en stimulerende rol. De strategische koers werd bepaald door het bestuur en de onafhankelijke adviesraden (kennismotor /war) die een prominente adviesrol hadden. Er is vooral gekozen om de velden met veel succesvolle projecten verder uit te bouwen. Dit is een ondernemende aanpak waarbij je richt op de gebieden “waar je beet hebt”, op de pareltjes en niet zo zeer probeert de ‘gaten’ in het programma te vullen. Van volledige tendering naar arrangeren projecten Gedurende het programma verschuift ook de wijze van projectinitialisatie van volledige tendering naar arrangeren en initiëren van projecten vanuit het programmamanagement. Dit om te kunnen focussen op de succesvolle gebieden door: 1. gericht de leemten in kennis te vullen 2. projecten te koppelen en te voorzien van bruggen met toegevoegde waarde en 3. het opzetten van kennisoverdracht, kennisdoorwerking en communicatie projecten.
“Het is lastig gebleken om de kennisresultaten binnen de levensduur van het programma in de praktijk toe te passen. Om toch de toepassing te stimuleren zijn vaak ook extra middelen vrijgemaakt door partijen extra opdrachten te verlenen om dit te bewerkstelligen.” (Bert Satijn)
Evaluatie werkwijze Leven met Water
5
Begeleiding van projecten door actief programmamanagement Het programmamanagement had de volgende primaire rollen: 1. Prikkelen, uitdagen en activeren van het netwerk. Eerst om projecten binnen te halen (makelen en schakelen) en later gericht op kennisdoorwerking. 2. Begeleiding van projecten, zonder daarbij op de stoel van de projectleider en het consortium te gaan zitten. Wel dwingend om het binnen de projectdoelstellingen en de doelstellingen van het programma te houden c.q. het maximale resultaat te behalen. 3. Signalerende rol ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van het programma. 4. Initiëren en uitvoeren van activiteiten om op de succesvolle gebieden daadwerkelijk tot doorbraken te komen. Het gaat bij de doorbraak niet alleen om een keer een succesvolle toepassing te hebben. Het is ook van belang dat dit buiten de directe ontwikkelaars gezien wordt als een succes en geadopteerd wordt.
“ Kwaliteit van programmamanagement was erg hoog. Dit kwam voornamelijk door een goede combinatie tussen proces en inhoud. Zij wisten inhoudelijk waar ze het over hadden en hadden daarbij een inhoudelijke drive en passie, maar wisten ook hoe processen liepen” (Ger Vos) Formule Leven met Water: bruikbaar in de toekomst!
Is de LmW methode bruikbaar in de toekomst? Dat hangt af van de innovatie- en kennisvraag. Als je kijkt naar de maatschappelijke opgave op watergebied dan zijn de opgaven sinds de oprichting van LmW in essentie voor een deel nog hetzelfde. Zij betreffen onder andere het beter borgen van water in de ruimtelijke ordening en de aanpassing van de Nederlandse samenleving aan de effecten van klimaatverandering. Belangrijke kwesties daarbij zijn veiligheid en de zoetwatervoorziening. Wel zie je, mede door het Deltaprogramma, dat het klimaatvraagstuk steeds prominenter en steviger op de maatschappelijke en politieke agenda staat. Belangrijke focus hierbij ligt op een betere inbedding van klimaatrisico’s in de besluitvorming. Verder is, als gevolg van de economische crisis, een groter accent komen te liggen op de financiering. Innovatie moet namelijk geld opleveren en per saldo dus geen geld kosten.
Een deel van deze opgaven vragen om grootschalige oplossingen zoals de Zandmotor, of nieuwe dan wel aanpassingen aan grote kunstwerken, bijvoorbeeld de Afsluitdijk. Voor deze vraagstukken ligt de LmW methode niet voor de hand. Bij andere vraagstukken in de verstedelijkte delta zoals (lokale) aanpassingen in en om het IJsselmeer, klimaatadaptatie, de zoetwatervoorziening en het stedelijk waterbeheer spelen vooral ontwerpende en inrichtingsvraagstukken. Hierbij zijn naast de Rijksoverheid een reeks van partijen betrokken van provincies, gemeenten, waterschappen, natuurbeheerorganisatie projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen, architecten, ingenieurs en aannemers. Naast innovatie en kennisontwikkeling op projectniveau gaat het bij deze vraagstukken om (a) kennisdoorstroming naar de uitvoeringspraktijk, (b) verbinding en synergie tussen alfa, bèta, gamma en tussen maatschappelijke sectoren, tussen privaat en publiek en (c) slimme combinaties en innovaties op lokale schaal en in gebiedsontwikkelingen. Veel van de kennis die gebruikt wordt is ervaringskennis, die bij ieder project verrijkt en vernieuwd wordt. 6
Evaluatie werkwijze Leven met Water
Juist de LmW-werkwijze kan voor deze opgaven een belangrijke bijdrage leveren. Via een uitdagende en goed afgebakende kennisagenda zet je de deuren maximaal open voor nieuwe en verfrissende ideeën. Dit stimuleert ondernemerschap. Innovatie ontstaat door samenwerking van verschillende (en vaak niet alledaagse) combinaties. Voor toepassing van LmW-methode is het van belang dat er voldoende creativiteit en ondernemerschap bij de kennisvragers en de –aanbieders is. Zij moeten zelf willen investeren en een consortium weten te vormen. Je bent daarbij niet alleen tevreden met losstaande projecten, maar je wilt de projecten op programmaniveau gebruiken om je doelen te bereiken. Daarvoor is er een actief programmamanagement nodig die aanvullende activiteiten programmeert. Tevens durf je te kiezen voor een ondernemende aanpak. Je kunt niet je gehele kennisagenda realiseren, wel kun je op een aantal gebieden een echte doorbraak creëren. Kortom, de LmW-methode is goed bruikbaar in de toekomst. Zowel voor kennisontwikkeling als innovatie en voor de sociaal-maatschappelijke vraagstukken op het gebied van ondermeer inrichtingsvraagstukken en klimaatadaptatie. Maar houd dan de lessons learned goed in de gaten.
Lessons learned vanuit het management van een kennisontwikkelingsprogramma 1. De Nederlandse subsidiesystematiek staat innovatie in de weg, omdat zij teveel regels kent, te complex en niet kostenefficiënt is en een anti-vernieuwend karakter heeft. Zorg daarom voor een eenvoudigere subsidiesystematiek gebaseerd op normale (commerciële) kostprijstarieven. De eigen bijdrage kan dan in percentages van de kostprijzen berekend worden. Vermijd de invoering van een eigen integrale kostprijs of BSIK-systematiek met alle additionele administratieve kosten en negatieve energie van dien. Voorkom daarbij ook onredelijke co-financieringsregels. 2. Leg bij de start van een programma de doelstelling vast in een beperkt aantal kernboodschappen, waar je al je activiteiten en projecten aan moet kunnen toetsen. Dat ondersteunt ook de communicatie naar het netwerk. 3. Hanteer een bestuursmodel met Bestuur, Kennismotor en WAR met als randvoorwaarde dat onafhankelijke voorzitters deze gremia leiden en er goede afspraken zijn over de verschillende mandaten. 4. De kwaliteit van het programmamanagement is belangrijk waarbij in het team alle benodigde kwaliteiten en competenties aanwezig zijn. Daarbij is het programmamanagement een servicebureau voor het programma met haar consortiumpartners en netwerk met daarin onafhankelijke kennisondernemers, die alleen staan voor de kwaliteit van het programma. 5. Zorg dat het programma voldoende vraaggestuurd is. Vertegenwoordigers van de vraagkant dienen in alle gremia van een programma vertegenwoordigd te zijn. 6. Vraaggestuurd en maatschappelijk relevant betekent ook, dat de kennisagenda continue moet worden afgestemd met de vraag. Daarom werkt een systeem van secundaire tendering goed. Dit betekent dat je de gehele agenda voor de gehele levensduur van het programma niet op voorhand moet vastleggen. 7. Contracteer niet al te grote projecten en contracteer meer deelfasen binnen een project voor een grotere stuurbaarheid van het project en het programma. Let daarbij vooral op de kwaliteit van de projectleider/ penvoerder. 8. Wees niet al te zuinig met projectbegeleiding, ondanks dat daarmee de overhead stijgt. Grofweg, 20% meer capaciteit bij projectbegeleiding geeft 10% meer overhead, maar leidt ook tot 20% tot 40% meer impact van het programma. 9. Stuur beter op samenwerking tussen de programma’s (brugprojecten) met sancties en beloningen. Stuur ook beter op de aansluiting met vervolgprogramma’s. 10. Verleng de duur van dit soort programma’s naar 8 tot 10 jaar met daarbij een betere aansluiting tussen kennisontwikkeling en praktijkontwikkeling. Reserveer budget voor kennisdoorwerking en -verankering zowel op programmaniveau als projectniveau, want dat is vaak een ondergeschoven kindje. Terwijl de investeringen daarin veelal vier maal zoveel impact hebben dan in louter kennisontwikkeling. Ook moeten FES-gelden ook ingezet worden op praktijkontwikkeling om impact kennisontwikkeling tot zijn recht te laten komen.
Evaluatie werkwijze Leven met Water
7
Colofon Deze evaluatie van de werkwijze van Leven met Water is geschreven door: Han de Wit en Pascal Zoetbrood (Tauw) Tot stand gekomen op basis van uitgevoerde evaluaties van LmW en interviews met: • Ab van Luin (NederlandBovenWater) • Florrie de Pater (Klimaat voor Ruimte) • Jan Ploeger (IPO) • Bert Satijn (LmW) • Ger Vos (Innovatienetwerk) • Bas van der Wal (STOWA)
8
Evaluatie werkwijze Leven met Water