Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Flora- en faunatoets Polder Rohel
In opdracht van: Dienst Landelijk Gebied Leeuwarden UITVOERING:
TONCKENS ECOLOGIE Oosterweg 127 9751 PE Haren S. de Vries MSc drs. J. Tonckens
[email protected] www.tonckens.nl IN SAMENWERKING MET:
BUREAU FAUNAX ALDE DYK 31 TERWISPEL E.P. DE BOER 2 januari 2012 Tonckens Ecologie en Bureau FaunaX zijn lid van het Netwerk Groene Bureaus. www.netwerkgroenebureaus.nl
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
5
2
TOETSINGSKADER
7
2.1 Flora- en faunawet 2.1.1 Ontheffing en vrijstellingen 2.1.2 Gedragscodes 2.1.3 Beoordeling van aanvragen voor ontheffing
7 7 9 9
3
GEBIEDSBESCHRIJVING EN INRICHTINGSMAATREGELEN
11
4
INVENTARISATIE FLORA EN FAUNA
13
4.1
Beschikbare gegevens en veldonderzoek
13
4.2
Biotopen
14
4.3
Flora
16
4.4 Fauna 4.4.1 Dagvlinders 4.4.2 Libellen 4.4.3 Vissen 4.4.4 Amfibieën 4.4.5 Vogels 4.4.6 Zoogdieren
17 17 17 18 18 19 20
4.5 Conclusies aanwezigheid beschermde flora en fauna 4.5.1 Licht beschermde soorten 4.5.2 Zwaarder beschermde soorten
21 21 22
5
23
TOETSING
5.1
Effecten op populaties
23
5.2
Mogelijkheden ter voorkoming van schade: zorgvuldig handelen
24
6
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
28
7
GERAADPLEEGDE BRONNEN
30
3
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Bijlagen Bijlage 1: inrichtingsmaatregelen Bijlage 2: bemonsteringslocaties zoogdieren Bijlage 3: bemonsteringslocaties vissen en amfibieën Bijlage 4: waarnemingen Flora- en faunawet soorten Bijlage 5: waarnemingen Rode lijst soorten Bijlage 6: weidevogelgebieden
4
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
1 Inleiding Dit rapport betreft een onderzoek naar beschermde flora en fauna in het inrichtingsgebied Polder Rohel (Reahel) in Friesland, gemeente Achtkarspelen. Het plangebied is onderdeel van het herinrichtingsproject Achtkarspelen-Zuid. Polder Rohel maakt deel uit van het miedengebied bij Buitenpost en Zwaagwesteinde. Dit gebied bevindt zich op de overgang van zand, veen en klei aan de rand van het Drents plateau (figuur 1). De gronden worden vanouds gebruikt als hooiland. De ondergrond van het gebied bestaat uit veengronden met daar overheen kleiafzettingen. In de bodemprofielen is een verloop zichtbaar van de lage (zee)klei profielen in het noorden van Friesland richting de hoger gelegen zandgronden in het zuiden van de provincie. Het plangebied ligt op de overgang van klei naar zand en laat hoogteverschillen zien van één meter onder NAP tot één meter boven NAP. De woonkernen zijn van oudsher vaak gebouwd op hoger gelegen delen. Ook binnen de langgerekte percelen in het gebied is dit te herkennen aan de afscheiding van de percelen. Zo werden de precelen op de hogere delen afgescheiden door houtwallen en de lagere delen door sloten met elzensingels. Het afgraven van het veen dateert ten dele uit de Romeinse tijd, dit betreft de veenlaag van voor de afzetting van het knipkleidek. Ook de veenlaag die later gevormd is bovenop deze laag van knipklei werd tot in de Middeleeuwen afgegraven en gebruikt als brandstof (Stichting Bodemkartering, 1977). Voor het herinrichtingsplan wordt gestreefd naar het herstel van cultuurhistorisch waarden. Zo zullen singels worden hersteld om het oude verkavelingspatroon te herstellen. Daarnaast wordt gestreefd naar het herstel van de blauwgraslanden en bloemrijke hooilanden. Verbetering van de hydrologie is hiervoor noodzakelijk.
Figuur 1. Ligging van het plangebied op een globale bodemkaart.
5
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Polder Rohel maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur van Friesland. Het zuidoostelijk deel is ook onderdeel van het Nationale Landschap “Noordelijke Wouden”. Omdat ruimtelijke ingrepen worden gepleegd is het noodzakelijk te onderzoeken of de uitvoering van de plannen leidt tot strijdigheid met de Flora- en faunawet. Het dichtstbijzijnde Natura 2000gebied “Lauwersmeer” ligt 10 km ten noordoosten van het plangebied. Gezien de geruime afstand en de aard van de voorgenomen ingrepen, kunnen effecten op Natura 2000 gebieden op voorhand uitgesloten. Deze toetsing richt zich daarom uitsluitend op de Flora- en faunawet. Flora- en faunawet In het kader van de Flora- en faunawet is het van belang te onderzoeken welke wettelijk beschermde planten en dieren in het plangebied voorkomen en of er mogelijk verbodsbepalingen worden overtreden. In hoofdstuk 2 is het wettelijk kader van de Flora- en faunawet samengevat. Dit onderzoek geeft eerst een algemene beschrijving van de locatie en spitst zich vervolgens toe op het voorkomen van beschermde en bedreigde planten en dieren in en rond het plangebied. Vervolgens worden de effecten van de voorgenomen maatregelen beschreven en wordt het plan getoetst aan de Flora- en faunawet. Het rapport wordt afgesloten met aanbevelingen voor de uitvoering, gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van schade.
6
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
2 Toetsingskader 2.1
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet is in 2002 in werking getreden. In de Flora- en faunawet is bepaald dat een ieder voldoende zorg in acht dient te nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen of deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (Art. 2, het ‘zorgplichtartikel’). De Flora- en faunawet bevat tevens een aantal verbodsbepalingen. De verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke projecten, plannen en ingrepen zijn opgenomen in artikel 8 (betreffende planten op hun groeiplaats) en 9 tot en met 12 (betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving). Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.
Tekstkader 1: Verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet die van belang zijn bij ruimtelijke ingrepen Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
2.1.1
Ontheffing en vrijstellingen
De wet biedt in artikel 75 de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen voor overtreding van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18. Vergunningen worden uitsluitend verleend door de minister van EL&I. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden
7
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
van zorgvuldigheid is voldaan. Zo mag door de inbreuk op het verbod geen gevaar bestaan voor de ‘gunstige staat van instandhouding’ van de soort in het betrokken gebied. In het kader van een Algemene Maatregel van Bestuur, het ‘Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten’, is geregeld dat onder verschillende voorwaarden vrijstellingen gelden. Het ministerie heeft hiervoor de beschermde soorten ingedeeld in 3 tabellen. Vogels vallen onder een apart beschermingsregime. Tabel 1 (beschermingsniveau 1, licht beschermde soorten) Hieronder vallen algemeen voorkomende zoogdieren, bruine kikker, groene kikker en gewone pad, kleine watersalamander, een aantal mierensoorten, de wijngaardslak en algemeen voorkomende beschermde planten. Voor soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling indien sprake is van bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of indien sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is het geval bij bijvoorbeeld het maaien van bermen, landbouwkundig gebruik, recreatief gebruik en ruimtelijke ontwikkelingen zoals woningbouw of natuurbouw. Voor andere activiteiten is een ontheffing nodig. Er wordt getoetst op het criterium: ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’. Tabel 2 (beschermingsniveau 2) Hieronder vallen de meeste van de beschermde plantensoorten, alpenwatersalamander en levendbarende hagedis, moerasparelmoervlinder en vals heideblauwtje, bermpje, kleine modderkruiper, meerval, rivierdonderpad, vliegend hert en rivierkreeft. Voor soorten van tabel 2 geldt een vrijstelling voor dezelfde activiteiten genoemd onder niveau 1, mits er gewerkt wordt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Is er geen gedragscode, dan moet er ontheffing worden aangevraagd. Deze wordt getoetst aan het criterium: de activiteit doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (‘lichte toets’). Voor alle vogelsoorten wordt getoetst aan de onder niveau 3 genoemde criteria (‘uitgebreide toets’). Tabel 3 (beschermingsniveau 3, zwaar beschermde soorten) Hieronder vallen bijvoorbeeld de das, boommarter, eikelmuis, veldspitsmuis, waterspitsmuis, zeehond, de meeste amfibieën en reptielen, alle soorten vleermuizen, een aantal vissen, vlinders en libellen en enkele bijzondere plantensoorten en kevers. Deze tabel is samengesteld uit: • soorten die aangewezen zijn in bijlage I van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten soorten die aangewezen zijn op grond van bijlage IV van de Habitatrichtlijn. • Voor de soorten uit bijlage I van het Vrijstellingenbesluit geldt een vrijstelling indien de activiteiten zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik en mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een goedgekeurde gedragscode. Voor artikel 10 kan geen ontheffing worden verleend. Voor activiteiten die vallen onder ruimtelijke inrichting of ontwikkeling geldt geen vrijstelling. Hiervoor is een ontheffing nodig. De aanvraag wordt getoetst aan het volgende criterium: er is sprake van een bij wet genoemd belang, én er is geen alternatief, én de activiteit doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (‘uitgebreide toets’). Voor soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn is sinds een uitspraak van de Raad van State geen ontheffing meer mogelijk voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Alleen wettelijke belangen die in de Habitatrichtlijn worden genoemd vormen een grond voor ontheffingverlening. Dit zijn: het belang van bescherming van flora en fauna, het belang van volksgezondheid en openbare veiligheid en andere dwingende redenen van groot openbaar belang. Vogels Vogels vormen een aparte categorie naast de bovengenoemde beschermingsniveaus. Voor vogels is geen vrijstelling mogelijk in het geval van ruimtelijke ingrepen. Werkzaamheden dienen daarom zo uitgevoerd en gepland te worden dat er geen schade kan optreden. Dit betekent dat er gewerkt moet worden buiten de periode dat er broedende vogels aanwezig zijn. Voor een aantal soorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn. De minister heeft een lijst opgesteld van soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, hieronder vallen bijvoorbeeld boomvalk, buizerd, ransuil, sperwer. Daarnaast
8
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
hanteert het ministerie van EL&I een lijst met soorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar waarvan inventarisatie wel gewenst is.
2.1.2
Gedragscodes
Op grond van een door de minister goedgekeurde gedragscode geldt een vrijstelling van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet voor soorten genoemd die vallen onder beschermingsniveau 2 . De vrijstelling is bedoeld voor het bestendig gebruik en voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud, en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Voor soorten die vallen onder beschermingsniveau 3 en vogels geldt op grond van een goedgekeurde gedragscode een vrijstelling voor de artikelen 8, 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet. De vrijstelling is bedoeld voor het bestendig (blijvend) gebruik en voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud. De vrijstelling voor tabel 3 soorten en vogels geldt niet voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een gedragscode moet minstens dezelfde waarborgen bieden als een afzonderlijke ontheffing vanuit de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Dit betekent dat gedragscodes concreet moeten zijn. In een gedragscode staat op welke manier invulling wordt gegeven aan zorgvuldig handelen. Een gedragscode leidt daarom tot zorgvuldig handelen met beschermde soorten zodat: •
de werkzaamheden geen wezenlijk negatieve invloed hebben op de beschermde soorten.
•
schade aan beschermde soorten zo veel mogelijk wordt voorkomen of beperkt. Meestal is een inventarisatie van soorten nodig voordat de werkzaamheden beginnen. Maatregelen zijn bijvoorbeeld: het markeren van bomen of nesten (in het veld en/of op een kaart), het werken buiten het broed- of paarseizoen, of een geleidelijke, gefaseerde uitvoering van werkzaamheden, zodat dieren de tijd krijgen om uit te wijken naar een ander leefgebied.
Er zijn momenteel een groot aantal goedgekeurde gedragscodes beschikbaar. Zo is er een gedragscode Natuurbeheer, een gedragscode Bosbeheer, een gedragscode voor de Waterschappen en een gedragscode voor de Bouw- en ontwikkelsector. Een ieder kan de gedragscodes gebruiken, zolang de voorgeschreven werkwijzen uit de betreffende gedragscode worden opgevolgd. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een gedragscode voor een bepaald werk is het altijd belangrijk om aantoonbaar, dat wil zeggen goed gedocumenteerd, volgens deze gedragscode te werken. De inhoud van de gedragscode moet bijvoorbeeld worden opgenomen in werkprotocollen. De gedragscodes zijn in te zien op internet www.rijksoverheid.nl 2.1.3
Beoordeling van aanvragen voor ontheffing
Ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet kan aangevraagd worden bij de Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I. Formulieren en toelichtingen zijn te vinden op het DRloket (www.drloket.nl).
9
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Indien schade aan zwaarder beschermde soorten optreedt (tabel 2 en 3, vogels) en er niet aan de richtlijnen uit een goedgekeurde gedragscode kan worden voldaan, zijn er in principe twee mogelijkheden: 1. mitigerende maatregelen treffen Voorkomen van overtreding van de Flora- en faunawet door voordat begonnen wordt met het project mitigerende maatregelen voor te leggen aan Dienst Regelingen. Het gaat dan om het behoud van de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft hier de functies van het leefgebied die ervoor zorgen dat de soort succesvol kan rusten of voortplanten, bijvoorbeeld migratieroutes en foerageergebied. Als deze veilig worden gesteld door vooraf mitigerende maatregelen te treffen is er mogelijk geen ontheffing meer nodig. Om zeker te zijn dat de maatregelen voldoende zijn kunnen ze vóóraf beoordeeld worden door Dienst Regelingen. Met dit besluit kan aangetoond worden dat u zich houdt aan de Flora- en faunawet. Het besluit heeft u bijvoorbeeld nodig als iemand bezwaar maakt tegen uw project of vraagt om handhaving van de Flora- en faunawet. 2. Ontheffing aanvragen Kan de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort niet worden gegarandeerd door mitigerende maatregelen dan dient een reguliere ontheffingsaanvraag ingediend te worden. Bij de beoordeling stelt Dienst Regelingen de vragen: 1. In welke mate wordt de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats aangetast door de werkzaamheden? · 2. Is er een wettelijk belang? (behalve bij tabel 2-soorten) · 3. Is er een andere bevredigende oplossing? (behalve bij tabel 2-soorten) · 4. Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? 5. Dienst Regelingen beoordeelt vervolgens of het wettelijk belang zwaarder weegt dan het overtreden van de verbodsbepaling(en).
10
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
3 Gebiedsbeschrijving en inrichtingsmaatregelen Polder Rohel ligt direct ten zuiden van Buitenpost in Friesland. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 300 ha. Het gebied bestaat voornamelijk uit grasland dat wordt doorsneden door sloten en greppels. In het noorden en noordoosten van het plangebied is (riet)moeras aanwezig met enkele kleine stukken bos. Op de historische kaart uit 1851-1855 wordt het noordelijke deel van het gebied aangegeven als grasland en het zuidelijke deel als hoogveen (Wolters-Noordhoff, 1990). Binnen het gebied zijn veel verschillende bodemtypen aanwezig, zoals te zien is op de Bodemkaart van Nederland, blad 6 Oost Leeuwarden (Stichting Bodemkartering, 1977). Het betreft voornamelijk aangemaakte petgatencomplexen en veengronden die bedekt zijn met een kleilaag. De zandondergrond begint al op geringe diepte. Meer ten zuiden bevinden zich enkele zandgronden bedekt met een dunne kleilaag. De mieden staan onder invloed van grondwater en op veel plaatsen in de polder Rohel kleurt het water roodbruin van de ijzeroxiden. De toestroming van mineraalrijk grondwater is van belang voor de ontwikkeling en instandhouding van bijzondere vegetaties zoals blauwgraslanden en bloemrijke graslanden. Watergangen met lage peilen die dwars op de hoogtegradiënt liggen, vangen echter veel grondwater af en onderbreken de grondwaterstroming. Hierdoor komt dit kwelwater vaak niet meer in de wortelzone. Binnen de polder Rohel fungeert de Tjoele als hogergelegen inzijggebied terwijl met name het westelijk deel van de polder een uitgesproken kwelgebied is (bron: Cultuur, mens en natuur in de Mieden, deel 1. Biografie van de Mieden). De waterhuishouding in het miedengebied is vooral afgestemd op landbouwkundig gebruik en zijn op veel plaatsen lager dan wenselijk vanuit het oogpunt van de natuur. De open delen van de polder Rohel behoren tot de betere weidevogelgebieden met hoge dichtheden van grutto, tureluur en watersnip. Een groot deel van de graslanden in de polder is voedselrijk en soortenarm, maar plaatselijk komen nog waardevolle natte schraallanden voor met spaanse ruiter, blauwe zegge, blauwe knoop, rietorchis en vleeskleurige orchis. In het westelijk deel van de polder zijn verder natte bloemrijke graslanden met soorten als dotterbloem, waterkruiskruid, holpijp en snavelzegge aanwezig. Het cultuurlandschap van de mieden is rond de duizend jaar oud. De mieden zijn in de loop van de tijd door het inklinken van het veen en het afgraven van de bovenste veenlaag vernat en een stuk lager komen te liggen dan de zandgronden aan de zuidkant en het zeekleigebied aan de noordkant, dat na aanleg van de eerste dijken langzaam is opgehoogd. In het gebied zijn de kavels zeer langgerekt en lopen van hoog naar laag. In het hoge deel werden de percelen gescheiden door houtwallen, terwijl op de lage, natte delen de scheiding werd gevormd door sloten met elzensingels. Er lopen slechts weinig verbindingspaden door de polder, omdat er lang weinig verspreide bebouwing is geweest. Inrichtingsplan In het inrichtingsplan voor de polder Rohel zjin zowel natuurdoelen, behoud van cultuurhistorische elementen en de verkaveling als recreatieve ontsluiting door middel van enkele voetpaden, opgenomen.
11
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
De natuurdoelen hebben betrekking op een combinatie van graslanden voor weidevogels en de ontwikkeling van bloemrijke graslanden en natte schraallanden al dan niet onder invloed van kwel. Een groot deel van de natuurwaarde bevindt zich in sloten, slootkanten en petgaatjes. De natuurwaarden van soortenrijke water- en oevervegetaties, inclusief het waterleven zijn daarom eveneens van belang. Petgaten zullen worden hersteld en in verschillende mate van verlanding worden beheerd om een zo gevarieerd mogelijk habitat te ontwikkelen (Inrichtingsschets polder Rohel). In grote lijnen is gekozen voor de handhaving van het agrarische landschap uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Dit houdt in dat over aanzienlijke oppervlakte graslandbeheer gevoerd moet worden. Elzensingels en houtwallen zullen worden hersteld. Daarnaast zal in het gehele gebied de waterstand worden verhoogd. Hiervoor zullen enkele brede en diepe waterafvoerende sloten worden verondiept en zullen op verschillende plekken sloten worden afgedamd. In het elzensingelgebied worden greppels en sloten waar mogelijk gedempt. De inrichtingsmaatregelen zijn weergeven op kaart in bijlage 1.
12
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
4 Inventarisatie flora en fauna 4.1
Beschikbare gegevens en veldonderzoek
Van de heer J. Hanenburg (SBB) zijn gegevens ontvangen, van eerder uitgevoerd onderzoek in Polder Rohel en omliggende gebieden. Daarnaast heeft de heer Boll gegevens opgestuurd van onderzoek uit het verleden betreffende vegetatie, libellen en amfibieën. Waarneming.nl is geraadpleegd, waarbij het zoeken is beperkt tot de jaren 2010 en 2011. Op 18/08, 27/09, 04/10 2011 zijn oriënterende veldbezoeken gebracht aan polder Rohel. De veldbezoeken, hadden met name als doel om de habitatgeschiktheid en de kans op voorkomen van beschermde soorten in te schatten. Hierbij lag de nadruk op het aflopen van plekken waar nieuwe inrichting gaat plaatsvinden en deze te beoordelen op habitatgeschiktheid van verwachte soorten. Het gebied is zo volledig mogelijk doorkruist om een globale indruk te verkrijgen van de kwaliteit. Op voorhand was al bekend dat er geen volledig overzicht was ten aanzien van het voorkomen van beschermde vissen, amfibieën en de waterspitsmuis. Om deze hiaten op te vullen is gericht veldonderzoek uitgevoerd naar deze soortgroepen. Veldonderzoek amfibieën en vissen Op 28/07, 29/07 en 04/10 2011 zij de sloten in het gebied steekproefsgewijs onderzocht op de aanwezigheid van vissen en amfibieën. De bemonsteringslocaties zijn aangegeven in bijlage 2. De bemonstering is uitgevoerd door twee man conform geaccepteerde methodieken van de RAVON d.w.z. met een RAVON-steeknet met grove maas.
Foto 1. Onderzoek van een dobbe in de Tjoele met behulp van het schepnet
13
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Veldonderzoek waterspitsmuis In de periode tussen 7 en 13 oktober 2011 is de aanwezigheid van kleine zoogdieren onderzocht, d.m.v. een vallenonderzoek. Hierbij is specifiek onderzoek gedaan naar het voorkomen van waterspitsmuis. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van het plaatsen van life-traps volgens de methodiek die wordt voorgeschreven door de VZZ. Hierbij zijn op vijf locaties binnen het gebied raaien met 20 Longworth-vallen uitgezet (bijlage 3). Aangezien specifiek werd bemonsterd op waterspitsmuis, werden per raai om de 10 meter twee vallen naast elkaar geplaatst, om de vangkans van deze specifieke soort te vergroten. Voor het vangen is een driedaagse pre baitperiode in acht genomen, waarbij de vallen volledig gevuld, maar op safe (geopend met een geblokkeerd vangmechanisme) in het veld werden geplaatst, zodat de dieren aan de verandering in het terrein konden wennen. Na deze periode zijn de vallen bijgevuld en op scherp gezet, waarna deze vijf keer (3 ochtendrondes en 2 avondrondes) zijn gecontroleerd. Gelijktijdig werd er in Noordoost Friesland een muizenonderzoek uitgevoerd door de Zoogdiervereniging VZZ. Hierbij werd ook de polder Rohel bemonsterd.
4.2
Biotopen
Graslanden Het grootste deel van Polder Rohel bestaat uit bemeste graslanden. De graslanden worden gedomineerd door grassen van matig voedselrijke tot voedselrijke omstandigheden zoals engels raaigras, ruw beemdgras, gestreepte witbol, pinksterbloem e.d. Door de verschillen in begrazingsintensiteit is in meer of mindere mate pitrus in de percelen aanwezig. De percelen worden begraasd door koeien en schapen en Foto 2. Graslanden binnen het plangebied. andere percelen zijn in gebruik als hooiland en worden gemaaid. In verschillende graslanden is duidelijk invloed van kwel zichtbaar tot in het maaiveld. Plaatselijk zijn nog meer oorspronkelijke graslanden (blauwgrasland, bloemrijk grasland) aanwezig. Sloten en oevers Het hele gebied wordt doorsneden door een groot aantal sloten. De diepte en breedte van deze sloten varieert. Aan de zuidwestkant van het gebied zijn de sloten in meer of mindere mate begroeid met vegetatie, dat verschillende stadia van verlanding laat zien. Deze sloten worden één keer per jaar geschoond. In het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn de sloten gelegen langs singels, waardoor ze sterk worden beschaduwd. Deze sloten bevatten veel minder begroeiing van waterplanten. De sloten langs de singels hebben Foto 3. Sloot met begroeide oevers
14
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
verschillende diepten en waren ten tijde van het veldbezoek ook niet geheel gevuld met water. Door het gehele gebied, maar met name in het westelijke deel, is het water sterk roestbruin gekleurd en werden op enkele plaatsen vliezen van ijzerbacteriën op het water aangetroffen. Dit duidt op de aanwezigheid van kwelwater in het gebied. Singels In het zuidoostelijke deel van het gebied is een groot aantal singels aanwezig. De singels bestaan voornamelijk uit zwarte els en zomereik, met gewone vlier, rozen en eensteilige meidoorn. Op enkele plaatsen zijn deze singels goed ontwikkeld en dichtbegroeid, waar deze op andere plaatsen slechts nog bestaan uit enkele dode bomen. Op enkele plaatsen is te zien dat de singels enige tijd geleden zijn afgezet. Een groot deel van deze singels wordt door Maes Foto 4. Rozenstruik in een singel. en van Loonen (2010) aangegeven als oude boskernen en houtwallen. Binnen deze singels zijn dan ook op enkele locaties nog autochtone bomen en struiken te vinden. Petgaten en verlandingscomplex Aan de westzijde van Polder Rohel zijn veel petgaten en vochtige graslanden aanwezig. De petgaten bevinden zich in verschillende stadia van verlanding, waardoor het oppervlakte openwater sterk verschilt. De petgaten worden in meer of mindere mate gevoed door kwelwater wat is te zien in de mate van bruinkleuring (roest) van het water. Poelen Binnen het gebied zijn twee poelen aanwezig. Beide zijn gelegen tussen de weilanden aan de zuidoostkant van het gebied (de Tjoele). Met name de noordelijke poel, mogelijk een oude dobbe, is groot en is gelegen op de scheiding van twee percelen. De vegetatie rondom en in deze poel wordt gedomineerd door pitrus, met daartussen soorten van matig voedselrijke omstandigheden zoals egelboterbloem en schildereprijs. Verder zijn diverse kleine poeltjes zijn aanwezig op de kruising van sloten.
Foto 5 en 5. Een petgat aan de westzijde (links) en de grote poel aan de zuidoost kant van Polder Rohel
15
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
4.3
Flora
Hogere planten Staatsbosbeheer beschikt over vegetatiekartering van de polder Rohel, deze is echter beperkt tot het westelijke deel van de polder. Binnen de polder komen veel verschillende habitattypen voor, waardoor de vegetatiesamenstelling ook sterk verschilt. De oostelijke helft van het gebied bestaat voornamelijk uit grasland dat wordt begraasd door koeien of schapen, of wordt gemaaid. De graslanden bestaan voornamelijk uit engels raaigras, gestreepte witbol en kruiden, zoals scherpe boterbloem, grote weegbree, paardebloem en veldzuring. De westkant van de polder bestaat voor het grootste deel uit een complex van petgaten en rietmoeras. De sloten in dit deel van het gebied zijn begroeid met grote egelskop, riet, hennegras, hoge cyperzegge, grote boterbloem, gele plomp, kikkerbeet, watermunt, grote waterweegbree, blauw glidkruid, glanzig fonteinkruid, waterviolier en waterpest. Met name langs de oevers en de petgaten zijn verschillende soorten zegges (oeverzegge, tweerijigezegge, snavelzegge) aangetroffen. In een petgat en de naastgelegen sloot direct ten oosten van de Rohelsterweg is krabbenscheer aanwezig. Staatsbosbeheer heeft in de periode 2005-2006 het gebied geïnventariseerd op autochtone bomen en struiken. Dit onderzoek is in 2009 aangevuld door de twee ecologische adviesbureaus Maes en Van Loon. Tijdens de inventarisatie van de singels in 2010 zijn de volgende autochtone bomen en struiken in Polder Rohel aangetroffen: zwarte els, zachte berk, bastaard meidoorn, tweestijlige meidoorn, eenstijlige meidoorn, gewone es, wilde kamperfoelie, ratelpopulier, heesterpruim, zomereik, zwarte bes, hondsroos, schijnhondsroos, schijnheggenroos, schietwilg, boswilg, kraakwilg, gewonevlier, bitterzoet (Maes et al., 2010). Het grootste deel van deze soorten is aangetroffen in de singels aan de oostkant van het gebied. In dit singelgebied liggen ook sloten die aan één of twee kanten zijn begroeid door zwarte els, meidoorn, verschillende rozensoorten en gewone vlier. Deze sloten hebben verschillende afmetingen, zo zijn enkele zeer ondiep en bevatten ook geen water, terwijl andere veel dieper zijn en wel water bevatten. Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst Beschermde plantensoorten in Polder Rohel zijn gewone dotterbloem, zwanenbloem (tabel 1, licht beschermd) en brede orchis/rietorchis, vleeskleurige orchis, spaanse ruiter en waterdrieblad (tabel 2) (bijlage 4). Spaanse ruiter (kwetsbaar) en waterdrieblad (gevoelig) staan ook op de Rode lijst. Daarnaast zijn de volgende soorten van de rode lijst aangetroffen. Met de status ‘gevoelig’: blauwe knoop, krabbenscheer, wateraardbei, brede waterpest, kamgras en moerasbasterdwederik. Met de status ‘kwetsbaar’: draadzegge, veenreukgras, ronde zegge en kleine valeriaan en blonde zegge met de status ‘bedreigd’ (bijlage 5).
16
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
4.4 4.4.1
Fauna Dagvlinders
Tijdens het veldbezoek zijn algemeen voorkomende soorten dagvlinders waargenomen. Het betreft klein koolwitje, klein geaderd koolwitje, zwartsprietdikkopje en icarusblauwtje. De Friese atlas van dagvlinders geeft in polder Rohel geen beschermde soorten of soorten van de Rode lijst aan (Vlinderwerkgroep Friesland 2000). Groot dikkopje werd in 2010 en 2011 in het gebied waargenomen (www.waarneming.nl). Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst In het gebied zijn geen beschermde of bedreigde soorten dagvlinders aanwezig. Groot dikkopje staat genoemd op de Rode lijst van Dagvlinders met de status ‘gevoelig’.
4.4.2
Libellen
In Polder Rohel zijn waarnemingen gedaan van verschillende soorten libellen en waterjuffers. Het betreft bruine glazenmaker, steenrode heidelibel, gewone pantserjuffer, houtpantserjuffer en grote keizerlibel. Dit zijn algemene soorten zonder duidelijke biotoopvoorkeur die verspreid in heel Nederland voorkomen. Het betreft incidentele waarnemingen, waardoor de lijst mogelijk niet compleet zal zijn. Met name rond de grote poel (dobbe), langs de sloot waar ook krabbenscheer werd waargenomen en rond de petgaten werden de meeste individuen waargenomen. Opvallend was de grote drukte van voortplantende keizerlibellen en heidelibellen bij de dobbe in de Tjoele op 4 oktober, wat aan de late kant van het seizoen is. In 2003 zijn door leden van de Friese libellenwerkgroep enkele opvallende waarnemingen gedaan. Zo werden van tengere grasjuffer en platbuik de grootste populaties van Friesland op één vindplaats waargenomen. Daarnaast werden ook waarnemingen gedaan van maanwaterjuffer, een soort van zure vennen op binnenlandse gronden (de Boer 2003). Groene glazenmaker Het voorkomen van groene glazenmaker is sterk gebonden aan de aanwezigheid van verlandingsvegetaties met krabbenscheer. Krabbenscheervegetaties zijn bekend van twee locaties in polder Rohel. Een medewerker van Staatsbosbeheer heeft op één van deze locaties ook waarnemingen gemeld van de groene glazenmaker. Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst De streng beschermde soort groene glazenmaker (tabel 3-soort) is in het gebied waargenomen (bijlage 4). Bruine winterjuffer en glassnijder zijn in 2010 genoteerd op de website www.waarneming.nl. Beide soorten staan genoemd op de Rode lijst van Libellen met de status van resp. bedreigd en kwetsbaar. Uit de gegevens van Staatsbosbeheer blijkt dat ook de Rode lijst soort tengere grasjuffer (kwetsbaar) in het gebied voorkomt (bijlage 5). Overige beschermde libellen worden op basis van de bekende verspreiding in Friesland niet in het gebied verwacht (www.hynstebiter.nl).
17
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
4.4.3
Vissen
Uit verspreidingsgegevens van vissen in Friesland blijkt dat mogelijk grote modderkruiper en kleine modderkruiper in het gebied voorkomen. Overige beschermde soorten, zoals bittervoorn, worden, op grond van de bekende verspreiding in Friesland (Brenninkmeijer et al., 2008; www.piscaria.nl), niet in het gebied verwacht. In september en oktober van 2011 is in polder Rohel een schepnetbemonstering uitgevoerd om het voorkomen van vis in de sloten te onderzoeken. Bij dit onderzoek zijn driedoornige stekelbaars, tiendoornige stekelbaars, kroeskarper, snoek, baars, zeelt, rietvoorn en kleine modderkruiper aangetroffen. Kleine modderkruiper Tijdens schepnetbemonstering in september is op één locatie aan de westrand van het gebied kleine modderkruiper aangetroffen (bijlage 4). De soort is beschermd (tabel 2-soort). De kleine modderkruiper komt vrij wijd verspreid voor in de provincie Friesland. Ondiepe plekken met een rijke begroeiing en een zandbodem of een zachte slib/modderlaag hebben de voorkeur. Dat de soort maar op één plaats is aangetroffen, geeft aan dat deze niet algemeen is in de polder. Grote modderkruiper Het zwaartepunt van de verspreiding van grote modderkruiper ligt in gebieden op de overgang van zand naar veen. De soort heeft een voorkeur voor ondiepe sloten met een dikke modderlaag. Waar sloten en slooteinden modderig zijn en daardoor “ondiep”, zijn deze niet geschikt voor andere vissoorten (als snoek en baars) en dus in potentie geschikt voor de grote modderkruiper. Het jaarlijks schonen van sloten, wat in Polder Rohel praktijk is, is echter ongunstig voor de grote modderkruiper. Tijdens het veldonderzoek is deze soort niet aangetoond. Bittervoorn De kans op voorkomen van bittervoorn wordt gering geacht, aangezien het bekende verspreidingsgebied in de provincie zich beperkt tot het noord-westen (zeekleigebied) en de stroomgebieden van Linde en Tjonger. In het merengebied is de bittervoorn een zeldzame verschijning. Indien aanwezig, dan wordt het meest geschikte habitat gevormd door de wat bredere en diepere watergangen in polder Rohel. In de ondiepe sloten met een dikke laag bagger is het voorkomen vrijwel uit te sluiten. De soort is niet aangetoond tijdens het schepnetonderzoek. Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst In polder Rohel is op één locatie kleine modderkruiper aangetroffen. Deze soort wordt genoemd in tabel 2 van de Flora- en faunawet. Daarnaast is ook kroeskarper gevangen, deze soort staat genoemd op de Nederlandse Rode lijst met de status kwetsbaar (bijlage 5). 4.4.4
Amfibieën
De talrijke sloten vormen een geschikt habitat voor groene kikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Tijdens de veldbezoeken en bemonsteringen zijn al deze soorten ook vastgesteld.
18
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Gezien de ruime verspreiding van de heikikker in zuidoost Friesland is deze soort ook op geschikte plaatsen in Polder Rohel te verwachten. De grote verspreidingskernen liggen in de laagen hoogveengebieden (Bogert 2004). Van de Bogert geeft aan dat de polder Rohel een kerngebied is voor de heikikker. Tijdens de schepnetbemonstering in juli 2011 werden met name in het petgatencomplex in het westelijke deel en aan de noordoost kant verschillende exemplaren gezien en gevangen. Tijdens de veldbezoeken op 27 september en 4 oktober zijn ook exemplaren van de heikikker gevangen in het singelgebied aan de zuidoostkant van polder (de Tjoele). Bijna alle exemplaren werden op het land waargenomen en betroffen voornamelijk juvenielen. Daarnaast werden tijdens de verschillende veldbezoeken bruine kikker, gewone pad, meerkikker, bastaardkikker en kleine watersalamander gevangen. Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst In Polder Rohel komen een aantal licht beschermde soorten voor; meerkikker, bastaardkikker, gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. Heikikker is een streng beschermde soort (tabel 3-soort) (bijlage 4). Deze soort staat ook vermeld op de Rode lijst voor amfibieën als gevoelig. De soort heeft een ruime verspreiding in de gehele polder. 4.4.5
Vogels
Broedvogels In polder Rohel komt een groot aantal broedvogels voor en het is een goed weidevogelgebied (bijlage 6). De graslanden zijn ook geschikt voor meer kritische soorten als gele kwikstaart, slobeend, en zomertaling. De rietmoerasjes en petgaten zijn geschikt habitat voor kleine moerasvogels zoals kleine karekiet, bosrietzanger, blauwborst en sprinkhaanzanger (www.waarneming.nl). In de polder worden, in samenwerking met Staatbosbeheer, sinds 2000 broedvogelinventarisaties uitgevoerd door leden van de vogelwacht Buitenpost. Het aantal broedparen en soorten heeft de afgelopen 10 jaar wat geschommeld, maar in 2010 werden 406 broedparen aangetroffen verspreid over 58 verschillende soorten. In 2009 werden 55 soorten geteld. De zuidwestkant van het gebied is een kerngebied voor weidevogels. Hier werden enkele jaren geleden (2003) greppels gegraven, waardoor een soort plas-drassituatie is ontstaan. Wintervogels Over wintervogels zijn geen gegevens bekend. Ook op de website waarneming.nl zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat het gebied voor overwintering door grote groepen vogels wordt gebruikt. Om een beter beeld te krijgen van de winterfunctie van de polder voor vogels zou een wintertellingen moeten plaatsvinden. Wanneer tijdens de werkzaamheden rekening wordt gehouden met aanwezige overwinterende vogels is een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst Alle vogels zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet, ze vallen onder een streng beschermingsregime, wat betekent dat verstoring van broedende vogels moet worden voorkomen. Tijdens de broedvogelkartering van 2010 zijn 14 soorten van Rode lijst waargenomen.
19
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
4.4.6
Zoogdieren
In Polder Rohel komen algemene soorten zoogdieren voor. Haas en ree zijn direct zichtbaar aanwezig, tijdens de veldbezoeken werden ze op meerdere plaatsen waargenomen. Minder zichtbaar zijn kleine zoogdieren, zoals muizen en marterachtigen. De petgaten, sloten en verruigde graslanden vormen een goed biotoop voor muizen. Soorten die hier verwacht kunnen worden en tijdens het zoogdierenonderzoek begin oktober zijn aangetroffen, zijn: bosmuis, dwergmuis, gewone bosspitsmuis, veldmuis en aardmuis. Hieronder wordt ingegaan op (de kans op) het voorkomen van zwaarder beschermde soorten zoogdieren: vleermuizen, steenmarter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Vleermuizen Over het voorkomen van vleermuizen in Polder Rohel zijn geen gegevens bekend bij Staatsbosbeheer. Gezien de ligging en de bekende verspreiding van vleermuizen in dit deel van Friesland (bron; zoogdierenvereniging en digitale atlas zoogdieren Friesland) lijkt Polder Rohel geschikt als foerageergebied voor de laatvlieger, rosse vleermuis, gewone- en ruige dwergvleermuis en tweekleurige vleermuis. De vaste verblijfplaatsen van vleermuizen die eventueel aanwezig kunnen zijn in Polder Rohel, zullen zich bevinden in bestaande bebouwing (boerderijen, woningen). Momenteel bestaan geen plannen voor sloop van bebouwing, waardoor eventuele verblijfplaatsen niet worden bedreigd. Met name de singels zullen door deze soorten worden gebruikt als foerageerroutes. Steenmarter Steenmarters worden incidenteel gemeld in de polder Rohel (mond med.. J. Hanenburg). Deze soort is voor zijn verblijf aangewezen op bebouwing in het gebied. Verder zijn wezel en hermelijn aanwezig zijn. Door de verborgen levenswijze is er weinig bekend over de verspreiding van deze soorten. Waterspitsmuis In de ten westen gelegen Twijzelermieden is in het verleden waterspitsmuis vastgesteld op grond van een vallenonderzoek (R. Hiemstra, 2010). Daarnaast zijn schedelresten gevonden in braakballen van een kerkuil. Met name de sloten en petgaten aan de westkant van Polder Rohel vormen een geschikt habitat voor de waterspitsmuis. Deze watergangen zij rijk begroeid met een verlandingsvegetatie van riet en kruiden en bevatten veel insecten. Tijdens het muizenonderzoek in oktober 2011 is door bureau Faunax langs raai 5, één waterspitsmuis gevangen (bijlage 4). Aangezien dit een steekproef betreft, kan ervan worden uitgegaan dat deze soort zich in het hele plangebied kan bevinden in geschikt biotoop. Beschermde soorten en soorten van de Rode lijst In polder Rohel komen naast een aantal algemene en licht beschermde soorten enkele zwaarder beschermde soorten voor. Het gaat om steenmarter (tabel 2) en waterspitsmuis (zwaar beschermd, tabel 3). Polder Rohel zal worden gebruikt als foerageergebied door diverse soorten vleermuizen. Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen is niet bekend, maar de kans daarop is wel aanwezig. Er zijn echter nauwelijks geschikte bomen met holten van voldoende
20
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
ouderdom aanwezig. Wel kunnen verblijfplaatsen aanwezig zijn in de verspreid aanwezige bebouwing in de polder.
4.5
Conclusies aanwezigheid beschermde flora en fauna
4.5.1
Licht beschermde soorten
In onderstaande tabel worden de vastgestelde en (op basis van habitatgeschiktheid) potentieel voorkomende licht beschermde soorten weergegeven. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ingepen, maar geldt wel de algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet). Tabel 6
Overzicht van licht beschermde soorten (tabel 1, beschermingsniveau 1)
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Vastgesteld
Aanwezigheid verondersteld
Zwanebloem
Butomus umbellatus
In sloten
Gewone dotterbloem
Caltha palustris
slootkanten
Gewone bosspitsmuis
Sorex araneus
Vangst
Veldmuis
Microtus arvalis
Vangst
Dwergmuis
Micromys minimus
Vangst
Aardmuis
Microtus agrestis
Vangst
Dwergspitsmuis
Sorex minutus
X
Rosse woelmuis
Clethrionomys glareolus
X
Huisspitsmuis
Crocidura russula
X
Bosmuis
Apodemus sylvaticus
Vos
Vulpes vulpes
Haas
Lepus europeus
Zichtwaarneming
Mol
Talpa europea
Molshopen
Ree
Capreolus capreolus
Zichtwaarneming
Vangst X
Bunzing
Mustela putorius
X
Hermelijn
Mustela erminea
X
Wezel
Mustela nivalis
X
Gewone pad
Bufo bufo
X
Bruine kikker
Rana temporaria
Vangst
Groene kikker complex
Rana esculenta synklepton
Vangst
Kleine watersalamander
Triturus vulgaris
Vangst
21
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
4.5.2
Zwaarder beschermde soorten
In het plangebied komen mogelijk meerdere beschermde soorten voor die vallen onder de zwaardere beschermingscategorieën (tabel 2 en 3). Indien schade optreedt aan deze soorten geldt niet automatisch een vrjistelling bij ruimtelijke ingrepen. In onderstaande tabel zijn de soorten weergegeven waar het om gaat. Tabel 7
Overzicht van zwaarder beschermde soorten (beschermingsniveua 2/3)
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Voorkomen
Aanwezigheid
Status
Brede orchis / Rietorchis
Dactylorhiza majalis
Vochtige graslanden
Half-natuurlijk grasland SBB
Beschermd, tabel 2
Spaanse ruiter
Circium dissectum
Vochtige graslanden
Half-natuurlijk grasland SBB
Beschermd, tabel 2
Vleeskleurige orchis
Dactylorhiza incarmata Vochtige graslanden praetermissa
Half-natuurlijk grasland SBB
Beschermd, tabel 2
Waterdrieblad
Menyanthes trifoliata
Sloten, petgaten
Sloot langs moerasbosje
Beschermd, tabel 2
Kleine modderkruiper
Cobitis taenia
Sloten
Vastgesteld
Beschermd, tabel 2
Heikikker
Rana arvalis
Graslanden, petgaten, sloten
Vastgesteld
Beschermd, tabel 3, bijlage IV HR
Groene glazenmaker
Aeshna viridis
Sloten, petgaten
Waarneming Staatsbosbeheer
Beschermd, tabel 3, bijlage IV HR
Waterspitsmuis
Neomys fodiens
Sloten, oevers
Vastgesteld
Beschermd, tabel 3, bijlage 1 AMvB
Steenmarter
Martes foina
Bebouwing, schuurtjes
Waarneming Staatsbosbeheer
Beschermd, tabel 2
Vleermuizen
Vlieg- en foerageerroutes
Niet bekend, verwacht op grond van habitat
Beschermd, tabel 3, bijlage IV HR.
Alle broedvogels
Graslanden, rietlanden, bosjes
Broedvogels (half maart – half augustus)
Beschermd tabel 3, Vogelrichtijn. Natura 2000 doelsoorten
22
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
5 Toetsing 5.1
Effecten op populaties
De uit te voeren inrichtingsmaatregelen in Polder Rohel zijn gericht op het verbeteren van de waterhuishouding. Verondiepen van verschillende sloten in het gebied, het graven van greppels en het opzetten van slootpeilen maken hier deel van uit. De maatregelen hebben tot doel om verzuring tegen te gaan en waar mogelijk kwelwater weer tot in de wortelzone te laten doordringen. Door de diepste sloten in het singellandschap te verondiepen wordt getracht een minder snelle afvoer van regenwater te realiseren in het hoogste deel van polder Rohel, waardoor het meer tijd krijgt te infiltreren. Het graven van de greppels heeft tot doel om een plas-drassituatie te creëren, vergelijkbaar met het gebied dat in 2003 is ingericht, om meer weidevogels en wintervogels een geschikte habitat te geven. Flora De inrichtingsmaatregelen hebben geen negatieve effecten op de instandhouding van zwaarder beschermde soorten en rode lijst soorten. Door de verbeterde waterhuishouding worden de schraalgraslanden met beschermde en bedreigde flora beter beschermd omdat water van goede kwaliteit langer wordt vastgehouden. Kleine modderkruiper Kleine modderkruiper is een maal aangetroffen. De soort is dus slechts sporadisch aanwezig. Op deze plaats worden geen maatregelen uitgevoerd. Schade is uitgesloten. Heikikker Heikikker is een zeer algemene soort in de polder Rohel. Na de voortplantingsperiode zwermen de dieren uit over de polder en zijn ze in principe overal te vinden in ruige graslanden, langs slootkanten e.d. De voortplantingslocaties (petgaten, poelen) worden niet beïnvloed door de werkzaamheden. De aanwezige populaties worden niet geschaad, maar schade aan individuen is niet uit te sluiten, indien sloten worden verondiept of greppels gedempt. Waterspitsmuis Waterspitsmuis is aangetroffen langs een watergang in het noordoosten van het plangebied, langs een sloot die verondiept zal worden. De soort is slechts in één van de in acht raaien gevangen, waaruit afgeleid kan worden dat de soort in de polder niet zeer talrijk is. Een schatting van de populatiegrootte is moeilijk te maken, maar de soort zal verspreid over de polder in lage dichtheden aanwezig zijn. Ook in aangrenzende delen van het miedengebied is de waterspitsmuis aanwezig. Het verondiepen van de betreffende sloot kan schade tot gevolg hebben aan individuen maar effecten op populatieniveau worden niet verwacht. Groene glazenmaker Groene glazenmaker is slechts op één plaats aanwezig, namelijk in de sloot en het petgat langs de Rohelsterweg. Het petgat bevat een begroeiing met krabbenscheer die geschikt is als
23
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
voortplantingslocatie. Ook in de sloot evenwijdig aan het petgat, waarvoor het voornemen bestaat deze te verondiepen, is krabbenscheer aanwezig. Door het verondiepen van deze sloot wordt deze ongeschikt (te ondiep) voor krabbenscheer en dus ook voor de groene glazenmaker. Het petgat blijft zijn functie behouden. Om de populatie te beschermen en te versterken moet gestreefd worden naar instandhouding van de krabbenscheervegetaties en zo mogelijk uitbreiding daarvan.
5.2
Mogelijkheden ter voorkoming van schade: zorgvuldig handelen
Bij het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen kan wel schade ontstaan aan individuen van beschermde soorten. Door de inrichtingsmaatregelen zal de verspreiding van soorten in het gebied plaatselijk wijzigen en zich aanpassen aan de gewijzigde terreinomstandigheden. Uitgangspunten waardoor schade zo veel mogelijk kan worden voorkomen zijn: • een goede werkplanning afgestemd op de activiteitsperioden van soorten; • werkwijze waarbij kwetsbare terreindelen worden ontzien, kleinschalig werken; • creëren van nieuwe habitats voor soorten. Ondanks de aangepaste werkwijze is schade aan individuen niet altijd uit te sluiten. Indien het gaat om zwaarder beschermde soorten (tabel 2 of 3) zal ontheffing moeten worden aangevraagd in het kader van art. 75 van de Flora- en faunawet. Hieronder wordt de kans op schade aan habitats en kwetsbare en beschermde soorten beschreven en wordt aangegeven hoe schade zo veel mogelijk kan worden beperkt of voorkomen.
Amfibieën Amfibieën kunnen schade ondervinden bij werkzaamheden aan sloten en watergangen. Op verschillende locaties zullen sloten worden verondiept. Tijdens de veldbezoeken is de streng beschermde soort heikikker in het gebied aangetroffen. De heikikker is een soort die vroeg in het voorjaar eieren afzet. De grootste aantallen werden waargenomen aan de noordkant van het gebied waar op veel plaatsen petgaten en rietmoeras aanwezig is. Dit geldt ook als een optimale habitat voor deze soort. Het aantreffen van individuen van de heikikker in het singellandschap aan de zuidoostkant van het gebied kan wijzen op een zeer grote populatie, waardoor ook minder optimaal leefgebied wordt opgezocht. De beste manier om schade aan de soort te voorkomen is rekening te houden met de periode van uitvoering. De maanden september en oktober zijn het meest geschikt, dit is de periode tussen voortplanting en de winterrust van vissen en amfibieën. Bovendien valt dit tijdstip na de voortplantingsperiode van waterspitsmuis. In het zuidoosten van het gebied worden greppels en sloten langs singels verondiept ter verbetering van de waterhuishouding. Hierdoor gaat wel leefgebied voor amfibieën verloren. Door het aanleggen van poelen op kruisingen kan dit weer worden gecompenseerd. Vissen Vissen kunnen schade ondervinden van werkzaamheden aan sloten en watergangen. Enkele sloten zullen worden verondiept. Tijdens veldwerkzaamheden is de kleine modderkruiper op één
24
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
locatie aan de westrand van het plangebied aangetroffen. In de sloten waar werkzaamheden aan zijn gepland, is de soort niet aangetroffen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat schade aan deze soort zal worden toegebracht. Om schade aan overige vissen en waterdieren zo veel mogelijk te beperken is het van belang het water in de te verondiepen sloten af te laten stromen naar te handhaven sloten, of het gebruik van een visvriendelijke pomp. Libellen Het verondiepen van de sloten kan leiden tot schade aan in het water levende organismen (larven). Daarbij kan het aan te brengen materiaal, om de bodem omhoog te brengen, de in het water aanwezige larven bedelven. Eén van de te verondiepen sloten betreft een sloot met krabbenscheer, waarin groene glazenmaker aanwezig is. Deze sloot wordt jaarlijks geheel geschoond (foto 6 en figuur 2), waardoor het geen optimaal voortplantingsbiotoop is. Krabbenscheer groeit optimaal bij een waterdiepte van ca. 80 cm. De gemeten diepte in deze sloot bedraagt 70 cm (wintersituatie). Het verondiepen van deze sloot is dus ongunstig voor krabbenscheer en groene glazenmaker. Het naast gelegen petgat bevat betere condities voor de groene glazenmaker. Hier komen enkele aaneengesloten krabbenscheervelden voor en de gemeten waterdiepte bedroeg hier ca 100 cm. Het petgat is een geschikter biotoop voor de groene glazenmaker dan de sloot. Om schade zo veel mogelijk te beperken zijn er twee mogelijkheden: 1. De sloot afdammen, maar het verondiepen van deze sloot met krabbenscheer achterwege laten. Gezien de geringe diepte en de nabijheid van het (diepere) petgat zal het effect op de hydrologie niet groot zijn. Schade aan de populatie groene glazenmaker is op deze wijze uitgesloten. 2. alvorens te verondiepen de aanwezige krabbenscheerplanten met bodemmateriaal en de daarin eventuele larven van groene glazenmaker overzetten in het naastgelegen petgat. De verlandingsvegetatie in het petgat wordt hiervoor plaatselijk verwijderd. Schade aan de populatie is op deze wijze niet uitgesloten maar zal gering zijn. 3. Om de populatie te versterken kunnen verlandde delen van het petgat open gemaakt worden waardoor krabbenscheer zich kan uitbreiden. Broedvogels Door de hoge dichtheid aan weidevogels en water- en moerasvogels in de sloten brengt werken in het broedseizoen al snel schade met zich mee. Uitgangspunt moet zijn geen verstorende werkzaamheden uit te voeren in het broedseizoen. Het weidevogelseizoen loopt van half maart tot half juli. Werkzaamheden aan singels kunnen het beste worden uitgevoerd vanaf half augustus.
25
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Foto 6. De te verondiepen sloot met krabbenscheer, daarachter het petgat met krabbenscheer (oktober 2011)
Figuur 2. Locatie van de te verondiepen sloot, waarin krabbenscheer is aangetroffen (rood)
26
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Zoogdieren Waterspitsmuizen kunnen schade ondervinden van werkzaamheden aan watergangen. Tijdens het veldwerk is op één locatie waterspitsmuis aangetroffen. Op verschillende plaatsen in het gebied zullen werkzaamheden aan watergangen plaatsvinden. Hierbij kan schade ontstaan aan het leefgebied van de waterspitsmuis. Van belang is de werkzaamheden uit te voeren in de periode september – oktober. Dit is na de voortplantingsperiode van de waterspitsmuis en is tevens de meest gunstige periode in verband met amfibieën. Vleermuizen Over het voorkomen van vleermuizen in Polder Rohel is geen informatie aanwezig. Het is echter zeer aannemelijk dat verschillende soorten in het gebied aanwezig zijn en mogelijk verblijfplaatsen hebben in de bebouwing in het gebied. De ingrepen zoals aangegeven op de inrichtingschets hebben verder geen nadelige effecten op foerageergebieden of vliegroutes voor vleermuizen, doordat vrijwel alle structuren in stand blijven. In de te verwijderen singels zijn geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen waargenomen.
27
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
6 Conclusies en aanbevelingen Werkwijze In het plangebied komen verschillende licht beschermde soorten voor waarvoor een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen. Daarnaast zijn in het onderzoeksgebied ook de zwaarder beschermde soorten waterdrieblad, kleine modderkruiper (beide tabel 2-soorten) , groene glazenmaker, heikikker en waterspitsmuis (tabel 3- soorten) aangetroffen. Door met name het tijdstip van uitvoering zorgvuldig te kiezen is veel schade te voorkomen. Voor alle soorten binnen het plangebied geldt de algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet). Dit houdt in dat bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden deze de gelegenheid dienen te krijgen om te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Bij het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen kan op diverse manieren schade ontstaan aan beschermde flora en fauna. Hieronder zijn de maatregelen aangegeven die zorgen dat schade aan beschermde soorten zo min mogelijk optreedt. Indien de volgende richtlijnen worden opgevolgd zal schade aan beschermde soorten achterwege blijven of zo min mogelijk optreden: Algemeen • Tijdens de werkzaamheden alert zijn op het voorkomen van beschermde planten en dieren en zonodig gepaste maatregelen nemen. Regelmatig toezicht houden op het werk, door een toezichthouder met kennis van flora en fauna en ecologisch inzcht. Tijdstip van uitvoering • Geen verstorende maatregelen uitvoeren in het broedseizoen van vogels, tussen half maart en half juli. Werkzaamheden aan singels kunnen plaatsvinden vanaf half augustus. De Flora- en faunawet kent geen vaste begrenzing van de broedperiode, het gaat erom of een broedgeval aanwezig is. • Werkzaamheden aan oevers, sloten en slootkanten bij voorkeur in de periode septemberoktober. Dit is de periode tussen voortplanting en de winterrust van vissen, amfibieën en waterspitsmuis, bij zacht weer is uitloop mogelijk. Verondiepen van sloten • Verondiepen van sloten in de richting van een open einde uitvoeren, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten. • Verondiepen van greppels en sloten in het singelgebied bij voorkeur uitvoeren gelijkertijd met het afzetten van singels • Poelen creëren op kruisingen van sloten om verloren gegaan waterhabitat te compenseren.
28
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Waterspitsmuis • Voor aanvang van de werkzaamheden de sloten schonen en de slootkanten kort maaien om het biotoop voor waterspitsmuis ( en andere muizensoorten) onaantrekkelijk te maken.
Groene glazenmaker • Alvorens de sloot te verondiepen de aanwezige krabbenscheer voorzichtig oppakken en en overzetten in het naastgelegen petgat. • Met riet en lisdodde verlandde delen van het petgat open maken om nieuwe vestiging / uitbreiding van de aanwezige krabbenscheervegetataties mogelijk te maken. Vastleggen van de werkwijze • Bovengenoemde aanwijzingen voor de uitvoering dienen te worden vastgelegd in een werkprotocol dat onderdeel uitmaakt van het bestek.
Noodzaak tot het aanvragen van ontheffingen Ondanks een zorgvuldige werkwijze blijft de kans bestaan onbedoeld dieren te doden. Het gaat dan met name om dieren die verblijven langs en in te verondiepen sloten. De te verondiepen sloten worden in de huidige situatie al jaarlijks geschoond. Bij dit schonen zal tevens enige schade optreden. De te verwachten schade als gevolg van het verondiepen zal niet veel groter zijn dan de schade die jaarlijks optreedt bij het schonen. Omdat het verondiepen een ruimtelijke ingreep betreft, wordt desondanks aangeraden ontheffing aan te vragen voor de volgende soorten (bijlage 7): • • •
Heikikker Waterspitsmuis 1 Groene glazenmaker
art 9, 11 art 9, 11 art 9, 11
In het voorgaande is al aangegeven dat de schade die optreedt gering is, en het biotoop van de betreffende soorten in stand blijft. De verwachting is dan ook dat deze ontheffing verleend zullen worden, dan wel dat een ‘positieve afwijzing’ wordt gegeven. 1
Alleen indien er voor gekozen wordt de sloot te verondiepen.
29
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
7 Geraadpleegde bronnen Boer, E.P. de, 2003. Fries libellennieuws uit 2003. Twirre (4)14: 6 Bogert, H. v.d., 2002. Geef de Ringslang in Fryslân een kans. Elsloo. Bogert, H. v.d., 2004. Op zoek naar Heikikkers in Fryslân. Heikikkerwerkgroep WARF. Elsloo / Olterterp. Brenninkmeyer, A, R. van der Hut, M. Koopmans. 2008. Verspreiding van beschermde vissoorten in Fryslân. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek. Veenwouden. A&W rapport 1029. in opdracht van Wetterskip Fryslân. Delft, J.J.C.W. van, R.C.M. Creemers & A. Spitzen-van der Sluijs, 2007. Basisrapport Rode Lijsten Amfibieën en Reptielen volgens Nederlandse en IUCN-criteria. – Stichting RAVON, Nijmegen, in opdracht van Directie Kennis, Ministerie van LNV. Hiemstra, R. 2010. Voorlopig overzicht zoogdierenfauna en resultaten muizenonderzoek Twijzelermieden. Staatsbosbeheer. Maes, N.C.M. en R. van Loon. 2010. Rapport De Mieden. Inventarisatie autochtone bomen en struiken in de terreinen van Staatsbosbeheer: De Mieden of Noordelijke Friese Wouden (Friesland) en de Doezumer Mieden (Groningen). In opdracht van Staatsbosbeheer. Melis, J. 2011. Muizenkamp Friesland. Verslag oktober 2011. Verslag van muizenonderzoek in de polder Rohel, Twijzelermieden en Zwagermieden. Zoogdiervereniging VZZ, coördinator Atlasproject. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2005. Buiten aan het werk. Brochure over de Flora- en faunawet. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. 2005. Algemene handreiking Natuurbeschermingswet. Ministerie van LNV. Den Haag Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. 2006. Natura 2000 doelendocument. Ministerie van LNV. Den Haag Stichting voor Bodemkartering. 1977. Bodemkaart van Nederland, blad 6 oost en west, Leeuwarden Vlinderwerkgroep Friesland & De vlinderstichting. 2000. Dagvlinders in Fryslân. Friese Pers Boekerij, Leeuwarden; KNNV, Utrecht.
30
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Wolters-Noordhof Atlasprodukties. 1990. Grote Historische Atlas van Nederland, 2 Noord Nederland 1851-1855. p.38 Internet Digitale atlas libellen in Friesland. www.hynstebiter.nl Digitale atlas zoogdieren in Nederland. www.zoogdieratlas.nl Stichting Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland. www.ravon.nl. Ministerie van EL&I. Natuurwetgeving. Te raadplegen via www.rijksoverheid.nl Natuurloket. Gegevens over beschermde gebieden en soorten. www.natuurloket.nl Verspreidingsgegevens Nederlandse oppervlaktewateren: www.piscaria.nl Verspreidingsgegevens diverse soorten: www.telmee.nl en www.waarneming.nl Zoogdiervereniging. www.zoogdiervereniging.nl
31
Flora- en Faunatoets Polder Rohel
Bijlagen bijlage 1: inrichtingsmaatregelen bijlage 2: bemonsteringslocaties vissen en amfibieën bijlage 3: bemonsteringslocaties zoogdieren bijlage 4: waarnemingen Flora- en faunawet soorten bijlage 5: waarnemingen Rode lijst soorten bijlage 6: weidevogelgebieden bijlage 7: waarnemingen soorten voor een ontheffingsaanvraag
32