Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
In opdracht van: Sandra Aarts 6 januari 2015 J.P.M. Hovens en G. Hovens
Faunaconsult Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl
Inhoud 1 2
Inleiding........................................................................................................................................... 2 Beleidskader .................................................................................................................................... 3 2.1 Inleiding................................................................................................................................... 3 2.2 Flora- en faunawet ................................................................................................................... 3 3 Werkwijze ....................................................................................................................................... 5 3.1 Beschrijving van het plangebied ............................................................................................. 5 3.2 Veldinventarisatie .................................................................................................................... 5 4 Resultaten inventarisatie.................................................................................................................. 7 4.1 Resultaten beleidsinventarisatie .............................................................................................. 7 4.2 Resultaten veldinspectie .......................................................................................................... 9 5 Effecten van de voorgenomen ingreep .......................................................................................... 12 5.1 De ingreep ............................................................................................................................. 12 5.2 Effecten op algemene beschermde soorten ........................................................................... 12 5.3 Effecten op vleermuizen ........................................................................................................ 12 5.4 Effecten op steenuil en huismus ............................................................................................ 12 5.5 Effecten op de EHS ............................................................................................................... 13 6 Consequenties vanuit de wet- en regelgeving ............................................................................... 14 6.1 Flora- en faunawet ................................................................................................................. 14 6.2 Overige regelgeving .............................................................................................................. 14 Literatuur ............................................................................................................................................... 15
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
1
1
Inleiding
Onderzoeksvragen Arvalis begeleidt de plannen van Sandra Aarts voor de herinrichting van locatie Heide 1a te Roggel. Hier bevindt zich The Horse Valley, een zorgboerderij voor mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking. Het is de bedoeling dat een van de gebouwen wordt verbouwd tot woonhuis, dat er twee trekkershutten worden gebouwd, date er een haag langs de weg wordt geplaatst en dat de dierweiden in het bosdeel dat deel uitmaakt van de EHS (Ecologische HoofdStructuur) worden gesaneerd. Sandra Aarts heeft ecologisch adviesbureau Faunaconsult opdracht gegeven voor deze plannen een flora- en fauna-inspectie uit te voeren. Faunaconsult is gevraagd het volgende aan te geven: - welke beschermde dieren en planten komen voor in het plangebied - welke effecten heeft de voorgenomen ingreep - kunnen negatieve effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd (verzacht) - welke eventuele gevolgen zijn er met betrekking tot de EHS en op welke wijze kunnen die worden gecompenseerd. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het huidige beleidskader en van de Flora- en faunawet. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied en de werkwijze van de inventarisaties van de natuurwaarden. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de beleids- en veldinventarisaties weergegeven en in hoofdstuk 5 de effecten van de voorgenomen ingreep op de aanwezige natuurwaarden. Hoofdstuk 6 behandelt de consequenties van wet- en regelgeving.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
2
2
Beleidskader
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het natuurbeleid van de diverse overheden, dat van belang is bij de voorgenomen herinrichting van het plangebied. Het natuur- en soortenbeleid is in Nederland geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hiermee wordt onder andere invulling gegeven aan de Europese wet- en regelgeving, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn.
2.2
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (Stb. 1998, 402) is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet bundelt onder meer de bepalingen over soortenbescherming die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, namelijk de Vogelwet 1936, de Jachtwet, (de oude) Natuurbeschermingswet, de Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van circa 500 plant- en diersoorten. Het gaat hierbij om alle inheemse zoogdieren (uitgezonderd bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle amfibieën en reptielen, een aantal vissen en enkele bij AMvB (Stb. 523, 2000) speciaal aangewezen plant- en diersoorten. Uitgangspunt van de wet is het ‘nee, tenzij’- beginsel. Slechts voor een beperkt aantal handelingen kan op basis van artikel 75 van de Flora- en faunawet ontheffing worden verleend van de verboden uit artikel 8 t/m 11 van de wet (voor zover hiervoor niet reeds op basis van een ander artikel vrijstelling of ontheffing kan worden verleend). Voorwaarde daarbij is dat met de voorgenomen activiteit geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Kort gezegd worden de onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten in drie categorieën opgedeeld, met elk een ander regime wat betreft ontheffingen: algemene soorten (FF1); overige soorten (FF2); streng beschermde soorten (FF3). De categorie ‘algemene soorten’ –zoals mol en konijn - is voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag. De categorie ‘overige soorten’ is eveneens voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I) goedgekeurde gedragscode. In zo'n code geeft een sector zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld: altijd eerst inventariseren waar de soorten precies voorkomen en daar met de werkzaamheden rekening mee houden, bijvoorbeeld door een hol af te schermen of de standplaats van planten aan te geven. Voor ingrepen waarvoor geen goedgekeurde gedragscode bestaat, moet ten aanzien van verblijfplaatsen van beschermde soorten uit de categorie ‘overige soorten’, een ontheffing worden aangevraagd. Daarbij kan worden volstaan met een zogenaamde lichte toetsing. Dat houdt in dat de voorgenomen maatregelen ‘geen afbreuk doen aan gunstige staat van instandhouding van de soort’. De categorie ‘streng beschermde soorten’ omvat de soorten die worden genoemd in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn of bijlage 1 van AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet. Voor de categorie ‘streng beschermde soorten’ wordt slechts in een beperkt aantal situaties een vrijstelling verleend. Voor bijlage 1 soorten wordt getoetst aan de volgende drie criteria (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005): 1) er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort 2) er is geen goed alternatief 3) de activiteit past binnen een van de hierna genoemde belangen:
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
3
Onderzoek en onderwijs; Repopulatie en herintroductie; Bescherming van flora en fauna; Veiligheid van het luchtverkeer; Volksgezondheid of openbare veiligheid; Dwingende redenen van openbaar belang; Voorkomen van ernstige schade aan vormen van eigendom; Belangrijke overlast veroorzaakt door dieren; Uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw; Bestendig gebruik; Uitvoering in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
Deze drie criteria vormen de zg. uitgebreide toets en aan alle drie moet worden voldaan. Als het gaat om een ontheffingsaanvraag in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het gaat om streng beschermde soorten en/of vogels, dan wordt extra getoetst op een vierde criterium: 4) de werkzaamheden moeten zodanig uitgevoerd worden dat er sprake is van ‘zorgvuldig handelen’ Voor ruimtelijke maatregelen kan men ten aanzien van streng beschermde soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn ontheffing krijgen op grond van belangen die zijn opgenomen in de Habitatrichtlijn. Dat zijn: Bescherming van flora en fauna; Volksgezondheid of openbare veiligheid; Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten. Voor ruimtelijke maatregelen kan men ten aanzien van vogels ontheffing krijgen op grond van belangen die zijn opgenomen in de Vogelrichtlijn. Dat zijn: Bescherming van flora en fauna; Veiligheid van het luchtverkeer; Volksgezondheid of openbare veiligheid.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
4
3
Werkwijze
3.1
Beschrijving van het plangebied
De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Het plangebied bestaat uit weilanden en enkele dierweiden in het bos, bebouwing en erven. Verder is er een eendenvijver en zijn er verschillende dierverblijven. In de weilanden groeien naast grassen algemene soorten als kamille, smalle weegbree, behaard knopkruid, Canadese fijnstraal, grote brandnetel, kruipende boterbloem, Jacobskruiskruid en grote weegbree. Het bos, dat deels in gebruik is als dierweiden, ten zuidoosten van het plangebied bestaat vooral uit grove dennen, met enkele Amerikaanse eiken en lariks. Verder wordt de struiklaag gedomineerd door bramen en groeien er brede stekelvaren, grote brandnetel en gewone vlier.
Figuur 1. Het plangebied (groen gearceerd).
3.2
Veldinventarisatie
Op 9 oktober 2014 heeft Faunaconsult het plangebied, het bos dat in eigendom is van Sandra Aarts (en nu deels met dierweiden is ingericht), en de 100 m brede zone daaromheen geïnspecteerd voor een flora- en fauna-inspectie. Daarbij werden de aanwezige biotopen beoordeeld op hun geschiktheid als habitat voor beschermde dier- en plantsoorten. Alle beschermde planten werden in kaart gebracht. Tevens werd er gezocht naar (tekenen van aanwezigheid van) beschermde zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Met betrekking tot zoogdieren werd speciaal gelet op pootafdrukken, krabsporen, wissels, uitwerpselen, haren, graafsporen, holen, en potentieel geschikte verblijfplaatsen.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
5
De bomen en het gebouw dat zal worden omgevormd tot woning zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van strenger beschermde vogelnesten, eekhoornnesten en holten etc. Indien er holten waren, werden deze met behulp van een zaklamp, boomcamera en ladder geïnspecteerd. Aan de hand van relevante verspreidingsgegevens (Bos et al., 2006; RAVON, 2006, 2007, 2010, 2011 en 2013; Huizenga et al., 2010; Van Buggenum et al., 2009 en www.waarneming.nl) is vervolgens ingeschat welke beschermde soorten mogelijk in het plangebied voorkomen.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
6
4
Resultaten inventarisatie
4.1
Resultaten beleidsinventarisatie
Figuur 2 geeft de ligging van het plangebied weer ten opzichte van de EHS (Ecologische HoofdStructuur) en de POG (Provinciale Ontwikkelingszone Groen). Het plangebied ligt voor een klein deel in de EHS, in de categorie 'Bos- en natuurgebied'.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
7
Figuur 2. EHS en POG ten opzichte van het plangebied (rode ovaal in het midden van de figuur).
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
8
4.2
Resultaten veldinspectie
Zoogdieren De tot woning te verbouwen aanbouw is ongeschikt als vleermuizenverblijf, doordat er in het dak geen kleine ruimten zijn en de spouw alleen toegankelijk is vanuit de stootvoegen op 0,5 m hoogte (op deze hoogte vliegen vleermuizen niet in). De dierverblijven in het plangebied zijn alle enkelwandig en ongeschikt voor vleermuizen. Holle bomen zijn afwezig, maar het is echter goed mogelijk dat de bosrand in het plangebied fungeert als vaste vliegroute van verschillende soorten vleermuizen. Deze staan vermeld in tabel 1. Vaste rust- en verblijfplaatsen van overige beschermde diersoorten (zoals de eekhoorn of de das) zijn in het plangebied en in het bosdeel dat binnen de EHS ligt afwezig. Tabel 1 geeft een overzicht van de beschermde zoogdiersoorten die mogelijk een vaste rust- of verblijf in of nabij het plangebied hebben. Tabel 1. Beschermde zoogdiersoorten die (mogelijk) een vaste rust- en verblijfplaats in het plangebied hebben. De status van de soorten in de Flora- en faunawet is eveneens weergegeven. Nederlandse naam en wetenschappelijke naam FF1 FF2 FF3 Aardmuis (Microtus agrestis) X Bosmuis (Apodemus sylvaticus) X Rosse woelmuis (Clethrionomys glareolus) X Gewone bosspitsmuis (Sorex araneus) X Huisspitsmuis (Crocidura russula) X Veldmuis (Microtus arvalis) X Egel (Erinaceus europeus) X Haas (Lepus europeus) X Mol (Talpa europea) X Konijn (Oryctolagus cuniculus) X Hermelijn (Mustela erminea) X Bunzing (Mustela putorius) X Watervleermuis (Myotis daubentonii) Franjestaart (Myotis natteri) Laatvlieger (Eptesicus serotinus) Gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus)
X X X X X X
FF1 = algemene soorten FF2 = overige soorten FF3 = streng beschermde soorten
Broedvogels Tijdens de inspectie bleek dat er in het dak van het (tot woonhuis) te renoveren gebouw één steenuilennest en vier huismusnesten aanwezig zijn (zie figuur 3 en figuur 4). De bewoners zagen deze zomer voor het eerst twee jonge steenuilen op hun erf en zien regelmatig een volwassen steenuil in de paardenstal (dit is één van de andere gebouwen). In de gebouwen die niet zullen worden gerenoveerd bevinden zich enkele nesten van boerenzwaluw en spreeuw. Nesten van de huismus en steenuil beschouwt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (Dienst Regelingen, 2009b) jaarrond als een vaste rust- en verblijfplaats. Boerenzwaluwen en spreeuwen zijn ‘omgevingsscansoorten’; dat zijn soorten waarvan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland eist dat de broedbiotoop blijft gewaarborgd.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel
9
Figuur 3. De ingang tot het steenuilennest (gele pijl).
In 2012 heeft de Provincie Limburg (www.natuurgegevensprovincielimburg.nl) het voorkomen van bijzondere broedvogels in en rond het plangebied in kaart gebracht. Daaruit bleek dat er in het km-hok van het plangebied een buizerd broedde, waarvan de nestlocatie niet wordt getoond. Uit het veldbezoek blijkt echter dat er geen buizerdnest in het plangebied of in het onderzochte bos aanwezig is. In het bos dat deels met dierweiden is ingericht, werden tijdens het veldbezoek grote bonte specht en matkopmees waargenomen. Dit zijn ‘omgevingsscansoorten’ die hier tijdens het broedseizoen kunnen broeden. Ook is te verwachten dat er in het broedseizoen algemene vogelsoorten als merel en winterkoning in het bos naast het plangebied zullen broeden. In de bomen in het plangebied kunnen tijdens het broedseizoen eveneens algemene broedvogels als de vink broeden. Doordat de dierweides in het plangebied kort zijn gevreten, zijn daarin tijdens het broedseizoen geen vogelnesten te verwachten.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel 10
Figuur 4. Jaarrond beschermde vogelnesten in het plangebied. Rode cirkel = steenuilnest; gele cirkel = huismusnest; witte pijlen = locaties van de te plaatsen steenuilnestkasten.
Overige beschermde soorten In het plangebied werden tijdens het veldbezoek geen beschermde planten aangetroffen. In 2010 heeft de Provincie Limburg (www.natuurgegevensprovincielimburg.nl) in en rond het plangebied bijzondere planten in kaart gebracht. Daarbij werden geen beschermde planten in het plangebied aangetroffen. Er zijn geen wateren aanwezig die als voortplantingshabitat voor strenger beschermde amfibieën kan dienen (de eendenvijver is daarvoor ongeschikt wegens de vele eenden), Het voorkomen van strenger beschermde amfibieën is daardoor niet te verwachten. Voor overige beschermde soorten zijn geen geschikte habitats aanwezig. Tabel 2 geeft de mogelijk in het plangebied voorkomende amfibieën weer. Tabel 2. (Potentieel) in het gebied voorkomende beschermde overige soorten. De status van de soorten in de Flora- en faunawet is eveneens weergegeven. Nederlandse naam en wetenschappelijke naam FF1 FF2 FF3 Gewone pad (Bufo bufo) Bruine kikker (Rana temporaria)
X X
FF1 = algemene soorten FF2 = overige soorten FF3 = streng beschermde soorten
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel 11
5
Effecten van de voorgenomen ingreep
5.1
De ingreep
De dierverblijven in de EHS worden afgebroken. Bomen en struiken in het plangebied blijven alle gehandhaafd. Op de locatie van het huidige ezelverblijf worden twee trekkershutten gebouwd. Langs de weg wordt een haag aangeplant en een deel van de aanwezige bebouwing wordt omgevormd tot woonhuis. Deze laatste maatregel betreft vooral inpandige aanpassingen (zoals het aanbrengen van dakisolatie in het noordoostelijk deel van de uitbouw). Daarnaast zullen er enkele dakkapellen worden aangebracht.
5.2
Effecten op algemene beschermde soorten
Door de grondwerkzaamheden voor de bouw van de trekkershutten, kunnen holen en individuen van algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën worden verstoord of verdwijnen. Doordat de dierweiden in het bos verdwijnen, zal de bosvegetatie zich op den duur herstellen. Dit is gunstig voor sommige algemene zoogdieren, amfibieën en voor de strikte bosvogelsoorten. De voorgenomen maatregelen vinden alle plaats op ruime afstand van de aangetroffen spreeuwennesten en boerenzwaluwnesten.
5.3
Effecten op vleermuizen
Omdat de bosrand blijft gehandhaafd, zal een eventueel aanwezige vaste vliegroute van vleermuizen niet worden aangetast. Er zijn dus geen effecten op vleermuizen te verwachten.
5.4
Effecten op steenuil en huismus
Om verstoring van het steenuilennest en de huismusnesten te voorkomen, dienen de te plaatsen dakkapellen ruim buiten het broedseizoen van steenuil en huismus te worden geplaatst: in de periode 1 augustus – 1 januari. Omdat huismussen geen last hebben van een dakkapel, is er voor deze soort geen mitigatie nodig; de onder het golfplaten dak aanwezige nesten zullen immers worden gehandhaafd. Voor de steenuil is niet uit te sluiten dat deze de huidige nestlocatie zal verlaten (de afstand van de te plaatsen dakkapellen tot de nestingang zal zo’n 5 meter bedragen). Om het verlies van een broedhabitat van de steenuil te voorkomen, zullen daarom 2 steenuilennestkasten worden geplaatst: - één kast achter een reeds in de muur aanwezig uilengat (zie figuur 5). Dit uilengat is ooit gemaakt om een kerkuilenkast te plaatsen, deze kast is echter al jaren niet meer aanwezig. In het verleden hebben hier wel holenduiven in gebroed. Omdat de schuifdeur naast het uilengat alleen bij aanvoer van hooi wordt gebruikt, is de aanwezigheid van de schuifdeur geen probleem voor de steenuil. - één kast in de schuur waar de huidige bewoners het afgelopen jaar regelmatig een steenuil hebben waargenomen. Het invlieggat van deze nestkast zal in de muur van de schuur worden aangebracht. Beide kasten worden vóór 1 januari 2015 geplaatst op de in figuur 4 weergegeven locaties. De invliegopeningen van beide nestkasten zijn zo gekozen dat ze ochtendzon hebben (ideaal voor steenuilen) en doordat de kasten in het gebouw worden geplaatst,worden ze ’s middags niet door de middagzon beschenen (geen sterfte van steenuiljongen op hete dagen). Doordat er twee nieuwe nestkasten worden opgehangen, blijft de aanwezige broedhabitat intact en ontstaat er meer schuilgelegenheid voor pas uitgevlogen jonge steenuilen. Hierdoor gaat de aanwezige steenuilenhabitat er op vooruit.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel 12
.
Figuur 5. Het reeds aanwezige uilengat (aangegeven met een gele pijl) waarachter één van de steenuilenkasten wordt geplaatst.
5.5
Effecten op de EHS
Door het weghalen van de dierenweiden in het EHS-deel, zal de bosvegetatie zich herstellen. Dit is gunstig voor typische boszoogdieren en bosvogels als de matkopmees en de grote bonte specht. De overige maatregelen hebben weinig tot geen effect op de EHS.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel 13
6
Consequenties vanuit de wet- en regelgeving
6.1
Flora- en faunawet
Beschermde dieren uit de categorie ‘algemene soorten’: vrijstelling Voor het vernietigen van holen etc. en verstoren van beschermde zoogdieren en amfibieën van de categorie ‘algemene soorten’ voor ruimtelijke ingrepen, bestaat een vrijstelling op grond van ‘AMvB artikel 75’ van de Flora- en faunawet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005). Er hoeft daarom geen ontheffing te worden aangevraagd. Voorkomen doden of verwonden dieren De in de Flora- en faunawet genoemde ‘algemene zorgplicht’ is ook op beschermde soorten uit de categorie ‘algemene soorten’ van toepassing. Beschermde diersoorten (ook die van de categorie ‘algemene soorten’) die tijdens het verwijderen van vegetatie en het vergraven van grond worden aangetroffen, moeten direct worden gevangen en in het aangrenzende gebied worden vrijgelaten. Steenuil en huismus: aangepaste werkwijze Steenuilen en hun nest zijn jaarrond beschermd onder de Flora- en faunawet. Om de functionaliteit van de bestaande steenuilenhabitat te behouden, dienen er vóór 1 januari 2015 twee steenuilnestkasten te worden geplaatst, op de in figuur 4 weergegeven locaties. Deze dienen op minstens 3 meter hoogte te worden geplaatst. Steenuilnestkasten kunnen worden besteld via de Vogelbescherming of Vivara. Daarnaast kunnen ze zelf worden gemaakt volgens: http://www.steenuil.nl/pdf/handleiding/handleiding_14_Nestkasten.pdf. De te plaatsen dakkapellen dienen ruim buiten het broedseizoen van de steenuil (en de huismus) worden geplaatst; dus plaatsen in de periode 1 augustus – 1 januari. Hierdoor blijven de aanwezige broedhabitats van de steenuil en huismus intact en hoeft er geen ontheffing op de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
6.2
Overige regelgeving
Omdat er positieve effecten zijn te verwachten op de EHS, zijn er op dit punt geen bezwaren vanuit het provinciale natuurbeleid.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel 14
Literatuur
Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff. 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden; European Invertebrate Survey, Leiden. Buggenum, H.J.M. van, R.P.G. Geraeds en A.J.W. Lenders (red.). 2009. Herpetofauna van Limburg. Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in de periode 1980-2008. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. Dienst Regelingen. 2009a. Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Dienst Regelingen. 2009b. Bijlage aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten. Ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Dienst Regelingen. 2009c. Uitleg Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Dienst Regelingen. 2012. Soortenstandaard das Meles Meles. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. 2014. Soortenstandaard Kerkuil (Tyto alba). Huizenga, C.E., R.W. Akkermans, J.C. Buys, J. van der Coelen, H. Morelissen en L.S.G.M. Verheggen (red.). 2010. Zoogdieren van Limburg. Verspreiding en ecologie in de periode 1980-2007. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005-A. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005-B. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. RAVON, 2006. Waarnemingenoverzicht 2005. RAVON, 24: 46-64. RAVON, 2007. Waarnemingenoverzicht 2006. RAVON, 27: 46-64. RAVON, 2010. Waarnemingenoverzicht 2007 en 2008. RAVON, 34: 61-80. RAVON, 2011. Waarnemingenoverzicht 2010. RAVON, 42: 105-119. RAVON, 2013. Waarnemingenoverzicht 2012. RAVON, 51: 119-132.
Flora- en fauna-inspectie Heide 1a te Roggel 15