Flevokust: Werkgelegenheidsontwikkeling voor met name laagopgeleiden In deze notitie wordt ingegaan op het belang van extra banen die mogen worden verwacht bij het in ontwikkeling nemen van Flevokust. In de rapportage van TNO1 is met name ingegaan op andere positieve effecten op de Lelystadse economie. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar die rapportage. 1. Directe werkgelegeheidseffect Het directe werkgelegenheidseffect voor het in ontwikkeling nemen van de eerste fase van Flevokust wordt becijferd op circa 1.700 voltijds arbeidsplaatsen (zie figuur 1). Figuur 1 Werkgelegenheid en toegevoegde waarde (TW) ‘Flevokust’ bij volledig ingerichte binnenhaven op basis van initiatief Van der Wiel. Activiteit
Containeroverslag Overslag stukgoed/bulk Natte waterbouw Energie/biobrandstoffen Recycling/milieu Distributie/warehousing/ logistiek Flevokust gebied A Flevokust gebied B
Ruimtebehoefte (hectare) 5 5 40 20 10 20 100 150
Arbeids- Totale Directe Directe Multiplaatsen / werkge- TW/werk- TW plier hectare legenheid nemer (mln euro) (.000 euro) 6 30 75 2,3 1,63 7 35 75 2,6 1,42 14 560 108 60,4 1,82 22 440 179 78,8 1,87 15 150 63 9,5 1,30 27 540 67 36,2 1,35 17,6 17,6
1755 2633
190 285
Directe TW + indirect achterwaartse TW (mln euro) 3,8 3,7 109,9 147,4 12,4 48,9 326 489
Bron kengetallen: TNO (2005, 2006), bron ruimtebehoefte: Tauw (2007)/Van der Wiel.
De sectoren die zich straks op Flevokust vestigen zoals distributie, opslag, logistiek, groothandel en industrie, kenmerken zich door veel werkgelegenheid voor laagopgeleiden2. Extra werk voor laagopgeleiden in Lelystad is van groot belang aangezien: 1. de groep niet-werkende werkzoekenden voor het grootste deel bestaat uit laagopgeleide personen (paragraaf 3); 2. laagopgeleiden immobieler zijn, waardoor de noodzaak om ook werk voor laagopgeleiden in Lelystad zelf te creëren groot is, zeker in het licht van de relatief grote afstand van Lelystad tot de werkgelegenheidsconcentraties buiten Lelystad (paragraaf 4). 2. Meer werk Lelystad wil groeien. Dit houdt in dat naast de groei van het aantal inwoners ook de werkgelegenheid moet meegroeien. De verhouding voor een evenwichtige groei is al sinds jaar en dag door de gemeente Lelystad vastgesteld op een werkgelegenheidsfunctie van 40%: 1
Flevokust, Logistiek vliegwiel voor Lelystad, 2008, TNO. Zie 1 en Ernst & Young ILAS, Ecorys, Groenewout Consultants & Engineers, 2002, Kerncompetenties Nederland: Europees logistiek service centrum van Europa, Utrecht, Rotterdam, Breda. 2
Lelystad wenst op iedere 100 inwoners 40 voltijds arbeidsplaatsen te realiseren3. Het ommeland van Lelystad, de provincie Flevoland, kent de dunste arbeidsplaatsenratio van heel Nederland. Met een arbeidsplaatsenratio (het aandeel voltijds arbeidsplaatsen op de totale beroepsbevolking) van 68% steekt Flevoland schraal af tegen het nationale gemiddelde van 87%4. De arbeidsplaatsenratio in Lelystad bedraagt 77%. Een en ander houdt in dat een groot deel van de Lelystedelingen/Flevolanders gedwongen zijn buiten Lelystad/Flevoland naar passend werk te zoeken. Extra werkgelegenheid in Lelystad en Flevoland is dus de komende jaren van harte welkom om gezonde economische verhoudingen te realiseren alsmede de pendel terug te dringen. De helft van de Flevolanders werkt buiten de provincie. Uit een recent gehouden onderzoek naar pendelstromen blijkt tevens dat Lelystad een belangrijke functie vervult voor arbeidskrachten uit Dronten, Noordoostpolder, Urk en in mindere mate Zeewolde. Thans heeft Lelystad een werkgelegenheidsfunctie van 37% (2007). De komende jaren dient de economie dus niet alleen mee te groeien met de voorziene groei van het aantal inwoners (80.000 inwoners in 2017); zij dient tevens nog een inhaalslag te maken (van 37 naar 40%). Lelystad dient derhalve nog zo’n 4.000 voltijds banen te accommoderen tot aan 2017. Figuur 2 Bevolkingsprognose Gemeente Lelystad
Bron: Gemeente Lelystad, 2007 Bevolkingsprognose 2013 75.787
3 4
2014 76.298
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
76.676
77.036
77.337
77.696
78.148
78.665
79.264
79.948
Structuurplan Lelystad 2015 Strategische Visie Werklocaties 2020, Provincie Flevoland, 2003, pp. 76
3. Meer werk voor laagopgeleide (niet-werkende) werkzoekenden Lelystad kenmerkt zich door haar ruime opzet en de beschikbare ruimte voor ontwikkelingen. Marktkansen zijn er in het bijzonder voor ruimte-extensieve bedrijvigheid. Lelystad zet daarom in op het versterken en uitbreiden van het zogenoemde industrieel-logistieke complex5. Sectoren die hiervan deel uitmaken zijn industrie, transport, logistiek en (groot)handel. Deze keuze voor een industrieel-logistiek complex sluit aan op de geografische ligging, de hieruit voortvloeiende concurrentiepositie, de huidige en toekomstige arbeidsmarkt, de goede bereikbaarheid, de ruimtelijke mogelijkheden en de toekomstige ruimtelijk-economische ontwikkelingen6, 7. In eerste instantie wordt ingezet op een industrieel-logistiek profiel om meer ‘vlees op de botten’ te krijgen. In tweede instantie zal deze verbetering van de basis, het fundament zijn voor de ontplooiing en vestiging van meer zakelijke dienstverlening. De inzet op het industrieel-logistiek complex heeft als belangrijk neveneffect dat zij gepaard gaat met relatief veel arbeidsplaatsen voor laagopgeleide niet-werkende werkzoekenden (NWW) in Lelystad. Voor de plannen op Flevokust mag worden aangenomen dat zo’n 60-75% van de arbeidsplaatsen bestaat uit werkgelegenheid die geschikt is voor laagopgeleiden8,9. Dit matcht met de groep NWW-ers, die door de jaren heen voor 41 tot 54% bestond uit laagopgeleiden. Figuur 3 Percentage NWW-ers naar opleidingsniveau eind 2000 - eind 2007
5.000 4.000
onbekend
3.000
hoog
2.000
midden
1.000
1.367
1.487
1.737
1.968
1.710
1.523
1.379
1.621
eind 2007
eind 2006
eind 2005
eind 2004
eind 2003
eind 2002
eind 2001
eind 2000
laag
0
Bron CWI, Team Onderzoek en Statistiek, 2008, Gemeente Lelystad
5
zie 6 en 3 Naar een sterke economie in Lelystad, gemeente Lelystad, december 2003 7 Gemeentelijke Visie Vestigingsplaatsbeleid Lelystad (GVV Lelystad), gemeente Lelystad, september 2007. 8 Gesprek met de heer B. Kuiper, Erasmus Universiteit Rotterdam, Regionale economie, Haven-, Verkeers- en vervoerseconomie (RHV), 13 juni 2008. 9 Logistics Labour Survey 2007, Tempo Team uitzendburerau/NDL, 6
-Meer werkzoekenden tov 2008, meer laagopgeleide werkzoekenden (van 1.621 naar 1.970 in 2012) Voor Flevokust gaat het in de eerste fase derhalve om zo’n 1.000 tot 1.200 arbeidsplaatsen voor laagopgeleide arbeidskrachten (bij volledige uitgifte van het terrein). Dit is een belangrijke ontwikkeling om meer laagopgeleide NWW-ers aan werk te helpen. Deze groep kent de laatste jaren een omvang van circa 1.350 (2007) tot 1.900 (2004) personen. In het licht van de huidige omvang laagopgeleide NWW-ers, is de conclusie gerechtvaardigd dat ontwikkeling van Flevokust van groot belang is. 4. Laagopgeleide NWW-ers In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de moeilijke positie van de laagopgeleide NWWers in het algemeen en in Lelystad in het bijzonder.
4.1 NWW-laagopgeleiden: algemeen Laagopgeleide werklozen hebben meer moeite met het vinden van werk dan hoogopgeleide10. Dit komt grotendeels door getalsmatige verhoudingen tussen werklozen en vacatures. Op het laagste opleidingsniveau is het aantal werklozen per vacature veel hoger dan op hogere opleidingsniveaus. Het werkloosheidspercentage van laagopgeleiden ligt ook structureel hoger dan dat van hoger opgeleiden. In 2005 was het werkloosheidspercentage van laagopgeleiden gemiddeld 9,8%, ten opzichte van 4,2% voor hoger opgeleiden11. Met de overgang naar de kenniseconomie verdwijnen er ook nog eens veel banen in de primaire en secundaire sectoren, waarin traditioneel veel werk voor laaggeschoolden voorkwam. Als men kijkt naar de ontwikkeling van de werkloosheid onder laaggeschoolden over de laatste 30 jaar, dan valt te zien dat deze verhoudingsgewijs redelijk gelijke tred houdt met de werkloosheid onder de hoger opgeleiden12. Behalve in periodes van economische laagconjunctuur is het werkloosheidspercentage van laaggeschoolden structureel ongeveer twee maal zo hoog als dat van hoger geschoolden. Verder valt op dat in periodes van aantrekkende economie de werkloosheid onder laaggeschoolden sneller daalt dan onder 10
SEO Economisch Onderzoek, “De onderkant van de arbeidsmarkt vanuit werkgeversperspectief”, 2006. CWI 12 P. de Beer, Kansen voor de onderkant, Binnenlands Bestuur, 27-10, pp. 32-35, 2006. 11
hoger opgeleiden. Daar staat tegenover dat in periodes van laagconjunctuur de werkloosheid onder laagopgeleiden weer hoger is. Op dit moment is er een harde onderlaag van langdurig werklozen die veelal laagopgeleid zijn13. Binnen deze onderlaag is een aantal ontwikkelingen te onderscheiden die aandacht behoeven. Allereerst is het zorgwekkend dat het aantal kansarme allochtonen in de onderklasse van de arbeidsmarkt toeneemt14. Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de laagopgeleide NWW-ers is in de vier grote steden al méér dan 50 procent. Ten tweede zijn er een aantal mismatches die de bemiddeling van laaggeschoolden bemoeilijken15. Zo moet er een onderscheid gemaakt worden tussen werklozen die redelijk gemakkelijk naar een baan bemiddeld kunnen worden (fase 1 en fase 2) en werklozen die meer begeleiding nodig hebben voor het verkrijgen van duurzaam werk (fase 3 en fase 4). Ook zijn er mismatches op leeftijd (er is een grotere vraag naar jonge laagopgeleiden, terwijl de aanwas in deze groep klein is) en op werkuren (deeltijd versus voltijd). Ten derde is er onvoldoende werkgeversgerichtheid op competenties en potenties (zoals scholingsmogelijkheden) van werkzoekenden. Een vierde ontwikkeling is dat als gevolg van het uitkeringsbeleid mensen gedwongen worden werk aan te nemen op een lager werk- en opleidingsniveau. Hierdoor treedt er een verdringingseffect op, waarbij hoger geschoolden (al dan niet tijdelijk) banen aannemen die geschikt zijn voor laaggeschoolden. Ten slotte hebben werkgevers ook andere opties dan lokale werknemers aan te nemen. Met de uitbreiding van de Europese Unie is het makkelijker geworden goedkopere Oost-Europeanen aan te nemen, daarnaast kunnen activiteiten ook volledig naar Oost-Europa of Azië worden verplaatst. Om aan deze problematiek het hoofd te bieden zou getracht dienen te worden arbeidsplaatsen voor laagopgeleiden te creëren of in ieder geval te behouden16. Er speelt naast bovengenoemde mismatches nog een andere mismatch: een ruimtelijke mismatch17. Dit houdt in dat vraag en aanbod van elkaar vandaan gevestigd zijn en elkaar daardoor niet vinden. Dit ruimtelijke probleem speelt een grotere rol bij laagopgeleiden dan bij hoger opgeleiden: mobiliteit neemt toe met het opleidingsniveau18. Het is juist mobiliteit dat de conditie voor het vinden van passend werk in grote mate faciliteert. Figuur 5 Mobiliteit naar opleidingsniveau
De verschillen in reisgedrag tussen de verschillende opleidingsniveaus zijn groter dan indelingen naar persoonskenmerken als sekse of leeftijd. 13
Zie 12 Zie 12 15 P. Mollink, CWI, “Laaggeschoolde arbeid in de (regionale) arbeidsmarkt.”, 2006. 16 M. Creemers, V. Backera, H. Faun, Afstand tot werk of afstand tot de arbeidsmarkt?, E,til, NICIS, 2007 17 zie 16. 18 M. Hensen, R. de Vries, 2004, The relationship between geographical mobility and education-job mismatches, University Maastricht. 14
Uitgesplitst naar reismotieven is landelijk 28% van de afgelegde afstanden van en naar werk. Doorgerekend zou dit betekenen dat laaggeschoolden per dag slechts 7,3 kilometer naar het werk en terug pendelen en hun werk dus gemiddeld binnen een straal van 3,7 kilometer van hun woning ligt. Uit onderzoek naar mobiliteit is gebleken dat laagopgeleiden zich zowel minder vaak als minder ver verplaatsen19. Belangrijke verklaring hiervoor zijn de vervoerskosten20, die een significant hoger aandeel uitmaken bij laagopgeleid werk. Hiervoor werd al gemeld dat de groep allochtonen binnen de laaggeschoolden substantieel is. Onderzoek heeft uitgewezen dat allochtonen minder mobiel zijn dan autochtonen. Hoewel er verschillen zijn tussen de diverse herkomstgroepen, kan toch in het algemeen geconcludeerd worden dat het autobezit onder allochtonen lager ligt dan onder autochtonen, ze minder vaak een rijbewijs hebben en veel minder vaak over een fiets beschikken. Het bezit van openbaar vervoersabonnementen ligt wel hoger onder allochtonen. De lagere mobiliteit van allochtonen kan enerzijds een gedeeltelijke verklaring zijn voor de lagere mobiliteit van laagopgeleiden. Anderzijds kan het feit dat het aandeel allochtonen in de groep laagopgeleiden groeit, leiden tot een potentiële verder verslechtering van de mobiliteit van laagopgeleiden in het algemeen. 4.2 NWW-laagopgeleiden in Lelystad Aangenomen mag worden dat de geconstateerde mismatches uit 4.1 ook gelden voor de NWW laagopgeleiden in Lelystad. Zo blijkt uit figuur 6 bijvoorbeeld de conjunctuurgevoeligheid bij het vinden van een baan door laagopgeleide NWW-ers. Figuur 6 NWW-ers uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking in Lelystad tussen januari 1995 en 2008 25,0
20,0
15,0
10,0
5,0
jan-08
jan-07
jan-06
jan-05
jan-04
jan-03
jan-02
jan-01
jan-00
jan-99
jan-98
jan-97
jan-96
jan-95
0,0
Bron: Provincie Flevoland, bewerking O&S gemeente Lelystad, 2008
19
Sociaal-Cultureel Planbureau, De sociale staat van Nederland, H9: Mobiliteit, 2005. T. Schwanen, M. Dieleman, M. Dijst, 2001, Travelbehaviour in Dutch monocentric and policentric urban systems, Journal of Transport Geography, 9 pp. 173-186. 20
Aantal niet-werkenden in verhouding tot beroepsbevolking is tov 2008 verder toegenomen: van 6 naar 8%.
Jaartal 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Beroepsbevolking 48.949 49.649 50.449 50.673 51.168 51.407 51.673 51.734 51.743 51.171 50.932
Absoluut NWWers 2.250 2.512 3.596 4.282 3.511 2.512 2.250 2.913 2.870 3.598 4.101
% Nww-ers 4,596621 5,059518 7,127991 8,45026 6,86171 4,886494 4,354305 5,630726 5,546644 7,031326 8,051912
Ten aanzien van de gesignaleerde ruimtelijke mismatch zal die in Lelystad een groter probleem vormen dan gemiddeld in Nederland. Immers, Lelystad is relatief ver afgelegen van de dichtstbijzijnde werkgelegenheidsgebieden buiten de gemeente (zoals Almere en Amsterdam), en dus zijn de vervoerskosten, die een drempel opwerpen, hoog. Gelet op vorenstaande is het dus van groot belang om in de gemeente zelf zorg te dragen voor werkgelegenheid voor laagopgeleiden. Dit heeft Burgemeester en Wethouders van Lelystad ook in haar Collegeprogramma 2006-2010 opgenomen21. Mede met de ontwikkeling van Flevokust wordt hieraan invulling gegeven. 21
Collegeprogramma Lelystad 2006-2010, ‘Iedereen doet mee’.