Financiële analyse vzw
Dossier De Vereniging vzw
Deze studie werd opgemaakt door S-PAS bvba - www.espas.be Daarbij is gebruik gemaakt van de boekhoudkundige gegevens van De Vereniging vzw
De Vereniging vzw INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 2 1.
2.
3.
Kerncijfers.........................................................................................................................................3 1.1.
BALANS (Herwerkt) ...........................................................................................................3
1.2.
Vermogen - Subtotalen .....................................................................................................5
1.3.
RESULTATENREKENING.....................................................................................................6
1.4.
Netto bedrijfsresultaat......................................................................................................7
1.5.
Financieel resultaat...........................................................................................................7
1.6.
Resultaat na gewone activiteiten......................................................................................8
1.7.
Uitzonderlijk resultaat.......................................................................................................8
1.8.
Resultaat van het boekjaar ...............................................................................................9
Verticale en horizontale analyse ....................................................................................................10 2.1.
Verticale analyse - Activa ................................................................................................10
2.2.
Verticale analyse - Passiva ..............................................................................................11
2.3.
Verticale analyse werkingsopbrengsten .........................................................................11
2.4.
Verticale analyse werkingskosten...................................................................................12
2.5.
Horizontale analyse - Activa............................................................................................12
2.6.
Horziontale analyse - Passiva ..........................................................................................13
2.7.
Horizontale analyse werkingsopbrengsten.....................................................................13
2.8.
Horizontale analyse werkingskosten ..............................................................................14
Analyse van de cashflow.................................................................................................................15 3.1.
4.
5.
Potentiële operationele cash flow ..................................................................................15
Bedrijfskapitaal...............................................................................................................................16 4.1.
Netto bedrijfskapitaal: 1ste berekening .........................................................................16
4.2.
Netto bedrijfskapitaal: 2de berekening ..........................................................................17
4.3.
Behoefte aan bedrijfskapitaal .........................................................................................17
Ratio Analyse ..................................................................................................................................19 5.1.
Liquiditeitsratio's.............................................................................................................19
5.2.
Solvabiliteitsratio's ..........................................................................................................21
5.3.
Performantie- en rendabiliteitsratio's ............................................................................24
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 2 / 30
De Vereniging vzw 1. 1.1.
KERNCIJFERS BALANS (HERWERKT)
De balans is een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van de organisatie. Ze bestaat uit 2 delen die in evenwicht zijn: de activa en de passiva. De balans is steeds een momentopname. De activa zijn samengesteld door de bezittingen. Deze worden ingedeeld in vaste activa die niet op korte termijn realiseerbaar zijn zoals terreinen, gebouwen, machines, installaties,... en vlottende activa die op korte termijn (-1 jaar) realiseerbaar zijn zoals voorraden, liquide middelen, openstaande vorderingen,... De passiva bestaan uit de bronnen waarmee de organisatie gefinancierd is. Ze worden gevormd door het eigen vermogen en het vreemd vermogen (schulden), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen lang vreemd vermogen voor langer dan 1 jaar en kort vreemd vermogen voor minder dan 1 jaar. Tot de passiva behoren ook de voorzieningen die worden aangelegd om in de toekomst aan te wenden voor een specifiek doel, bijvoorbeeld grote onderhoudswerken, oninbare vorderingen,... In deze analyse wordt de balans zoals die voorkomt op het volledige standaardschema van de Nationale Bank licht herwerkt. De vorderingen op meer dan 1 jaar worden verplaatst van de vlottende naar de vaste activa. Deze vorderingen zijn immers op de korte termijn niet omzetbaar in liquiditeiten. De herwerkte balans geeft dus een getrouwer beeld van de liquiditeitspositie.
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 3 / 30
De Vereniging vzw 2014
2013
2012
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
357 435,11
357 435,11
357 435,11
357 435,11
357 435,11
357 435,11
1 462 479,45
1 399 289,23
1 252 727,39
13 232,75
5 284,05
5 196,53
VII. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar
550 871,61
554 421,37
479 445,64
VIII/IX.Geldbeleggingen en liquide middelen
868 949,27
803 417,79
740 007,97
29 425,82
36 166,02
28 077,25
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
1 140 257,61
1 056 266,43
924 746,32
510 329,23
510 329,23
510 329,23
III. Bestemde fondsen
341 852,09
257 860,91
126 340,80
IV. Overgedragen resultaat (+ of -)
288 076,29
288 076,29
288 076,29
679 656,95
700 457,91
685 416,18
VI. Schulden op méér dan 1 jaar
392 937,16
416 396,40
439 535,38
VII. Schulden op ten hoogste 1 jaar
237 716,92
276 915,78
239 912,16
49 002,87
7 145,73
5 968,64
BALANS (Herwerkt) Activa Uitgebreide vaste activa I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa IV. Financiële vaste activa V. Vorderingen op méér dan 1 jaar Beperkte vlottende activa VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering
X. Overlopende rekeningen Passiva Eigen vermogen I. Fondsen van de vereniging II. Herwaarderingsmeerw.
V. Kapitaalsubsidies Voorzieningen Schulden
VIII. Overlopende rekeningen
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 4 / 30
De Vereniging vzw 1.2.
VERMOGEN - SUBTOTALEN
Bij de financiering van een organisatie moeten twee belangrijke keuzes worden gemaakt: 1) de keuze tussen financiering met eigen middelen of met schulden; 2) de looptijd van deze financieringsvormen. Om deze keuze duidelijk naar voren te brengen worden aan de passiefzijde van de balans enkele subtotalen ingevoerd: 1) het eigen vermogen wordt gescheiden van de voorzieningen en de schulden (vreemd vermogen); 2) er wordt een onderscheid gemaakt tussen het vreemd vermogen op lange termijn (voorzieningen en schulden op meer dan één jaar) en het vreemd vermogen op korte termijn (schulden op ten hoogste één jaar en overlopende rekeningen). Aangezien het eigen vermogen langdurig ter beschikking staat van de organisatie, wordt het eigen vermogen samengeteld met het vreemd vermogen op lange termijn en wordt dit aangeduid als het permanent vermogen van de organisatie. Formules: Permanent vermogen = Eigen vermogen + Voorzieningen + Schulden op meer dan 1 jaar Vreemd vermogen lange termijn = Voorzieningen + Schulden op meer dan 1 jaar Vreemd vermogen korte termijn = Schulden op ten hoogste 1 jaar + Overlopende rekeningen Vreemd vermogen = Voorzieningen + schulden op meer dan 1 jaar + Schulden op ten hoogste 1 jaar + Overlopende rekeningen
2014
2013
2012
1 533 194,77
1 472 662,83
1 364 281,70
Vreemd vermogen lange termijn
392 937,16
416 396,40
439 535,38
Vreemd vermogen korte termijn
286 719,79
284 061,51
245 880,80
Vreemd vermogen
679 656,95
700 457,91
685 416,18
Vermogen - Subtotalen Permanent vermogen
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 5 / 30
De Vereniging vzw 1.3.
RESULTATENREKENING
De resultatenrekening, ook wel winst-en-verliesrekening of exploitatierekening genoemd, geeft een overzicht van de opbrengsten en kosten van een organisatie over een bepaalde periode (meestal een jaar). Bemerk het verschil met de balans die een foto toont op één specifiek moment. Het saldo van de resultatenrekening is de behaalde winst (positief saldo) of het geleden verlies (negatief saldo) over de bepaalde periode. Het opstellen van een resultatenrekening en het bepalen van het bedrijfsresultaat is tamelijk gecompliceerd. Dat heeft vooral te maken met het toewijzen van kosten over meerdere boekjaren, het zogenaamde afschrijven. De resultatenrekening is ingedeeld naar kostensoorten.
2014
2013
2012
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
405 239,24
388 766,13
372 819,24
115 587,98
109 463,44
115 848,69
8 463 999,52
8 133 700,27
7 969 837,99
8 897 583,16
8 507 642,82
8 346 816,69
Voorraden en leveringen (60)
248 469,71
251 206,12
252 578,95
Diensten en diverse goederen (61)
999 069,11
950 952,65
960 758,60
7 649 833,08
7 305 274,26
7 123 321,65
RESULTATENREKENING Werkingsopbrengsten Omzet (70) Wijzigingen in de voorraden (71) Geproduceerde vaste activa (72) Overige werkingsopbrengsten (74) Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies (73) Werkingskosten
Bezoldigingen en sociale lasten (62)
9 364,40
Afschrijvingen, waardeverm. en voorzieningen (63) 211,26
209,79
793,09
Positief (negatief) netto bedrijfsresultaat
87 243,58
124 287,02
111 689,23
Financiële opbrengsten
10 454,07
16 669,92
8 829,94
Financiële kosten
10 136,72
10 679,72
11 449,60
Positief (negatief) gewoon bedrijfsresultaat
87 560,93
130 277,22
109 069,57
Uitzonderlijke opbrengsten
1 692,23
1 242,89
4,00
Uitzonderlijke kosten
5 261,98
Overige werkingskosten (64)
Positief (negatief) resultaat van het boekjaar
83 991,18
74,37 131 520,11
108 999,20
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 6 / 30
De Vereniging vzw 1.4.
NETTO BEDRIJFSRESULTAAT
Het netto bedrijfsresultaat wordt verkregen als resultaat van de dagelijkse activiteiten van de organisatie. Het is het zuivere verschil tussen de kosten en de opbrengsten.
2014
2013
2012
87 243,58
124 287,02
111 689,23
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
Netto bedrijfsresultaat Positief (negatief) netto bedrijfsresultaat Bedrijfsopbrengsten Bedrijfskosten
1.5.
(8 897 583,16) (8 507 642,82) (8 346 816,69)
FINANCIEEL RESULTAAT
De financiële kosten zijn de kosten van het ingebrachte vreemd vermogen (kosten van leningen). De financiële opbrengsten zijn afkomstig van de ontvangen rente op liquide middelen en beleggingen.
2014
2013
2012
317,35
5 990,20
(2 619,66)
10 454,07
16 669,92
8 829,94
(10 136,72)
(10 679,72)
(11 449,60)
Financieel resultaat Positief (negatief) financieel resultaat Financiële opbrengsten (75) Financiële kosten (65)
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 7 / 30
De Vereniging vzw 1.6.
RESULTAAT NA GEWONE ACTIVITEITEN
2014
2013
2012
Positief (negatief) gewoon bedrijfsresultaat
87 560,93
130 277,22
109 069,57
Positief (negatief) netto bedrijfsresultaat
87 243,58
124 287,02
111 689,23
Financiële opbrengsten
10 454,07
16 669,92
8 829,94
(10 136,72)
(10 679,72)
(11 449,60)
Resultaat na gewone activiteiten
Financiële kosten
1.7.
UITZONDERLIJK RESULTAAT
Uitzonderlijke kosten en opbrengsten zijn kosten en opbrengsten die geen verband houden met de operationele en financiële activiteiten van de organisatie.
2014
2013
2012
(3 569,75)
1 242,89
(70,37)
1 692,23
1 242,89
4,00
Uitzonderlijk resultaat Positief (negatief) uitzonderlijk resultaat Uitzonderlijke opbrengsten (76) Uitzonderlijke kosten (66)
(5 261,98)
(74,37)
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 8 / 30
De Vereniging vzw 1.8.
RESULTAAT VAN HET BOEKJAAR
2014
2013
2012
Positief (negatief) resultaat van het boekjaar
83 991,18
131 520,11
108 999,20
Positief (negatief) gewoon bedrijfsresultaat
87 560,93
130 277,22
109 069,57
Positief (negatief) uitzonderlijk resultaat
(3 569,75)
1 242,89
(70,37)
Resultaat van het boekjaar
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 9 / 30
De Vereniging vzw 2.
VERTICALE EN HORIZONTALE ANALYSE
In een verticale - of structuuranalyse wordt het totaal van de activa en de passiva gelijk gesteld aan 100%. Iedere balanspost wordt vervolgens gepresenteerd als een percentage van het balanstotaal. Een dergelijke structuuranalyse toont een duidelijk beeld van welke de belangrijkste posten zijn op de actief- en de passiefzijde van de balans. Deze analyse help om de wijzigingen in de berekende ratio's te verklaren. Ze geeft ook aan op welke posten de analyse zich best concentreert en welke nauwgezette opvolging verdienen. In een horizontale- of tijdsanalyse van de balans wordt voor elke post het bedrag van het referentiejaar (kolom uiterst rechts) gelijk gesteld aan het getal 100. Voor iedere volgende periode wordt de nieuwe waarde gedeeld door de waarde in het referentiejaar en vermenigvuldigd met 100. In deze analyse krijgen we een duidelijk beeld van hoe de posten van de balans evolueren in de tijd. De groei of afname van actiefbestanddelen, eigen vermogen en schulden wordt in kaart gebracht en kan toegelicht worden. Zoals bij de verticale analyse kan de evolutie van de balansposten inzicht bieden in de wijzigigen die zich voordoen in de financiële ratio's.
2.1.
VERTICALE ANALYSE - ACTIVA 2014
2013
2012
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
19,6 %
20,3 %
22,2 %
19,6 %
20,3 %
22,2 %
80,4 %
79,7 %
77,8 %
0,7 %
0,3 %
0,3 %
VII. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar
30,3 %
31,6 %
29,8 %
VIII/IX.Geldbeleggingen en liquide middelen
47,7 %
45,7 %
46,0 %
1,6 %
2,1 %
1,7 %
Verticale analyse - Activa Activa Uitgebreide vaste activa I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa IV. Financiële vaste activa V. Vorderingen op méér dan 1 jaar Beperkte vlottende activa VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering
X. Overlopende rekeningen
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 10 / 30
De Vereniging vzw 2.2.
VERTICALE ANALYSE - PASSIVA 2014
2013
2012
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
62,7 %
60,1 %
57,4 %
28,0 %
29,1 %
31,7 %
III. Bestemde fondsen
18,8 %
14,7 %
7,8 %
IV. Overgedragen resultaat (+ of -)
15,8 %
16,4 %
17,9 %
37,3 %
39,9 %
42,6 %
VI. Schulden op méér dan 1 jaar
21,6 %
23,7 %
27,3 %
VII. Schulden op ten hoogste 1 jaar
13,1 %
15,8 %
14,9 %
2,7 %
0,4 %
0,4 %
2014
2013
2012
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
4,5 %
4,5 %
4,4 %
1,3 %
1,3 %
1,4 %
94,2 %
94,2 %
94,2 %
Verticale analyse - Passiva Passiva Eigen vermogen I. Fondsen van de vereniging II. Herwaarderingsmeerw.
V. Kapitaalsubsidies Schulden
VIII. Overlopende rekeningen
2.3.
VERTICALE ANALYSE WERKINGSOPBRENGSTEN
Verticale analyse werkingsopbrengsten Werkingsopbrengsten Omzet (70) Wijzigingen in de voorraden (71) Geproduceerde vaste activa (72) Overige werkingsopbrengsten (74) Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies (73)
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 11 / 30
De Vereniging vzw 2.4.
VERTICALE ANALYSE WERKINGSKOSTEN 2014
2013
2012
8 897 583,16
8 507 642,82
8 346 816,69
2,8 %
3,0 %
3,0 %
Diensten en diverse goederen (61)
11,2 %
11,2 %
11,5 %
Bezoldigingen en sociale lasten (62)
86,0 %
85,9 %
85,3 %
Verticale analyse werkingskosten Werkingskosten Voorraden en leveringen (60)
0,1 %
Afschrijvingen, waardeverm. en voorzieningen (63) 0,0 %
0,0 %
0,0 %
2014
2013
2012
Horizontale analyse - Activa
113,03 %
109,10 %
1 610 162,50
Activa
113,03 %
109,10 %
1 610 162,50
100,00 %
100,00 %
357 435,11
100,00 %
100,00 %
357 435,11
116,74 %
111,70 %
1 252 727,39
VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering
254,65 %
101,68 %
5 196,53
VII. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar
114,90 %
115,64 %
479 445,64
VIII/IX.Geldbeleggingen en liquide middelen
117,42 %
108,57 %
740 007,97
X. Overlopende rekeningen
104,80 %
128,81 %
28 077,25
Overige werkingskosten (64)
2.5.
HORIZONTALE ANALYSE - ACTIVA
Uitgebreide vaste activa I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa III. Materiële vaste activa IV. Financiële vaste activa V. Vorderingen op méér dan 1 jaar Beperkte vlottende activa
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 12 / 30
De Vereniging vzw 2.6.
HORZIONTALE ANALYSE - PASSIVA 2014
2013
2012
Horziontale analyse - Passiva
113,03 %
109,10 %
1 610 162,50
Passiva
113,03 %
109,10 %
1 610 162,50
123,30 %
114,22 %
924 746,32
100,00 %
100,00 %
510 329,23
III. Bestemde fondsen
270,58 %
204,10 %
126 340,80
IV. Overgedragen resultaat (+ of -)
100,00 %
100,00 %
288 076,29
99,16 %
102,19 %
685 416,18
VI. Schulden op méér dan 1 jaar
89,40 %
94,74 %
439 535,38
VII. Schulden op ten hoogste 1 jaar
99,08 %
115,42 %
239 912,16
821,01 %
119,72 %
5 968,64
2014
2013
2012
Horizontale analyse werkingsopbrengsten
106,22 %
102,05 %
8 458 505,92
Werkingsopbrengsten
106,22 %
102,05 %
8 458 505,92
108,70 %
104,28 %
372 819,24
99,77 %
94,49 %
115 848,69
106,20 %
102,06 %
7 969 837,99
Eigen vermogen I. Fondsen van de vereniging II. Herwaarderingsmeerw.
V. Kapitaalsubsidies Voorzieningen Schulden
VIII. Overlopende rekeningen
2.7.
HORIZONTALE ANALYSE WERKINGSOPBRENGSTEN
Omzet (70) Wijzigingen in de voorraden (71) Geproduceerde vaste activa (72) Overige werkingsopbrengsten (74) Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies (73)
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 13 / 30
De Vereniging vzw 2.8.
HORIZONTALE ANALYSE WERKINGSKOSTEN 2014
2013
2012
Horizontale analyse werkingskosten
106,60 %
101,93 %
8 346 816,69
Werkingskosten
106,60 %
101,93 %
8 346 816,69
98,37 %
99,46 %
252 578,95
Diensten en diverse goederen (61)
103,99 %
98,98 %
960 758,60
Bezoldigingen en sociale lasten (62)
107,39 %
102,55 %
7 123 321,65
Voorraden en leveringen (60)
9 364,40
Afschrijvingen, waardeverm. en voorzieningen (63) Overige werkingskosten (64)
26,64 %
26,45 %
793,09
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 14 / 30
De Vereniging vzw 3. 3.1.
ANALYSE VAN DE CASHFLOW POTENTIËLE OPERATIONELE CASH FLOW
Een organisatie die rendabele activiteiten heeft genereert meer middelen dan ze er moet uitgeven. Het verschil tussen beide, met andere woorden het saldo van de gegenereerde middelen van de betrokken periode is de cashflow. Deze zal prioritair moeten aangewend worden voor de aflossing van schulden op lange termijn. De overblijvende (vrije) cashflow kan dan bijvoorbeeld aangewend worden om de ontwikkeling van nieuwe diensten, of investeringen in vaste activa te financieren. De cashflow wordt berekend als de som van het resultaat van het boekjaar en de niet-kaskosten (afschrijvingen, voorzieningen, waardeverminderingen, meer- en minderwaarden). Het verkregen resultaat is de potentiële operationele cashflow. Formule: Operationale casflow = Resultaat van het boekjaar + Afschrijvingen + Waardeverminderingen + Voorzieningen voor risico’s en kosten = Potentiële operationele cashflow
2014
2013
2012
Potentiële operationele cash flow
83 991,18
131 520,11
118 363,60
Positief (negatief) resultaat van het boekjaar
83 991,18
131 520,11
108 999,20
Afschrijvingen, waardeverm. en voorzieningen (63)
9 364,40
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 15 / 30
De Vereniging vzw 4.
BEDRIJFSKAPITAAL
Een gezonde financiële structuur betekent dat de activa in een organisatie gefinancierd worden met middelen die ter beschikking blijven gedurende de tijd dat het actief in de onderneming aanwezig is. Lange termijnactiva (lees: uitgebreide vaste activa) worden dus best gefinancierd met permanent vermogen, korte termijnactiva met vreemd vermogen op korte termijn. Aan korte termijnactiva zijn echter risico’s verbonden betreffende het te gelde maken ervan, bijvoorbeeld cliënten verkeren in betalingsmoeilijkheden en betalen later dan de vervaldag of zelfs niet, subsidies worden later of slechts gedeeltelijk uitbetaald. Om deze redenen is een financiële buffer noodzakelijk tegen liquiditeitsproblemen. Deze buffer is het netto bedrijfskapitaal. In de meeste organisaties is het belangrijk dat het netto bedrijfskapitaal positief is. Aangezien we te maken hebben met een absoluut getal en niet met een ratio, zijn er geen richtlijnen beschikbaar over de gewenste grootte van het netto bedrijfskapitaal. Twee elementen spelen daarbij een rol: de grootte van de organisatie en haar behoefte aan bedrijfskapitaal. Een organisatie die een gezond financieel beleid wil voeren moet streven naar een positief netto bedrijfskapitaal. Het netto bedrijfskapitaal is positief zodra de beperkte vlottende activa groter zijn dan het vreemd vermogen op korte termijn. Dit betekent dat het permanent vermogen (eigen vermogen en vreemd vermogen op lange termijn) groter moet zijn dan de uitgebreide vaste activa. Voor de berekening van het netto bedrijfskapitaal kunnen we twee berekeningswijzen toepassen.
4.1.
NETTO BEDRIJFSKAPITAAL: 1STE BEREKENING
Formule: Netto bedrijfskapitaal = beperkt vlottende activa - vreemd vermogen op korte termijn Deze berekeningswijze legt de nadruk op de mate waarin de organisatie de beperkt vlottende activa kan financieren op korte termijn.
2014
2013
2012
Netto bedrijfskapitaal: 1ste berekening
1 175 759,66
1 115 227,72
1 006 846,59
Beperkte vlottende activa
1 462 479,45
1 399 289,23
1 252 727,39
Vreemd vermogen korte termijn
(286 719,79)
(284 061,51)
(245 880,80)
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 16 / 30
De Vereniging vzw 4.2.
NETTO BEDRIJFSKAPITAAL: 2DE BEREKENING
Formule: netto bedrijfskapitaal = permanent vermogen - uitgebreide vaste activa Deze berekeningswijze legt de nadruk op de mate waarin ze de uitgebreide vaste activa kan financieren met lange termijnmiddelen, met name het eigen en vreemd vermogen op lange termijn.
2014
2013
2012
Netto bedrijfskapitaal: 2de berekening
1 175 759,66
1 115 227,72
1 006 846,59
Permanent vermogen
1 533 194,77
1 472 662,83
1 364 281,70
Uitgebreide vaste activa
(357 435,11)
(357 435,11)
(357 435,11)
4.3.
BEHOEFTE AAN BEDRIJFSKAPITAAL
Ook social-profitorganisaties worden geconfronteerd met financieringsnoden en financieringsmiddelen in hun bedrijfscyclus. Ter illustratie: de voorraad van aangekochte tweedehandsgoederen in een kringloopcentrum, de vorderingen op de overheid voor te ontvangen subsidies, wachten op de betaling van lidgelden door de leden van de vereniging, ... De nood aan bedrijfskapitaal wordt gedefinieerd als het verschil tussen de bedrijfscyclische financieringsnoden en de bedrijfscyclische financieringsmiddelen. We leiden deze af uit de jaarrekening. Formule: de behoefte aan bedrijfskapitaal = voorraden en bestellingen in uitvoering + vorderingen < 1 jaar + overlopende actiefrekeningen - schulden > 1 jaar die < 1 jaar vervallen - schulden m.b.t. belastingen en bezoldigingen - ontvangen voorschotten - overige schulden - overlopende passieve rekeningen Als de nood aan bedrijfskapitaal negatief is, betekent dit dat de organisatie over voldoende bedrijfscyclische of ‘spontane’ financiering beschikt om de bedrijfscyclus te organiseren. Ze heeft dan met andere woorden geen liquiditeitsbuffer nodig. Als er wel nood is aan bedrijfskapitaal, moet worden nagegaan of er een liquiditeitsbuffer bestaat en of die voldoende groot is. Is dat niet het geval, dan moet de organisatie ingrijpen door bijkomende financiering aan te gaan. Meestal gebeurt dit onder de vorm van een kaskrediet of een kredietopening bij een financiële instelling om de nood op korte termijn op te vangen. Als dit meermaals gebeurt moet de financiering van de organisatie op meer structurele manier worden herbekeken. Er moet dan worden onderzocht of de bedrijfscyclus anders kan worden georganiseerd: kunnen we meer krediet krijgen van leveranciers? 27/4/2015 www.espas.be
Pagina 17 / 30
De Vereniging vzw Hebben we al de vaste activa nodig? Kunnen we leningen aangaan op langere termijn? Kunnen de klanten (gebruikers, overheden, leden,…) sneller betalen, bijvoorbeeld door een betere opvolging?
Behoefte aan bedrijfskapitaal
2014
2013
2012
168 138,40
158 674,83
99 240,41
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 18 / 30
De Vereniging vzw 5.
RATIO ANALYSE
De financiële analyse maakt veelal gebruik van ratio’s. Ratio’s of kengetallen zijn verhoudingsgetallen. Door twee of meer gegevens uit de balans of de resultatenrekening in verhouding tot elkaar te plaatsen, wordt een beter oordeel gevormd over de verschillende criteria die de basis vormen voor de prestaties en de financiële gezondheid van de organisatie. De ratio’s kunnen gegroepeerd worden in: •
liquiditeitsratio’s: de kasinkomsten moeten voldoende zijn om de kasuitgaven te dragen;
•
rentabiliteitsratio’s: het verschil tussen opbrengsten en kosten moet voldoende zijn in vergelijking met het geïnvesteerde vermogen;
•
solvabiliteitsratio’s of schuldgraadratio’s;
Ratio’s moeten steeds in onderling verband gebracht worden. Ze hebben des te meer betekenis als ze vergeleken worden in de tijd. Door ratio’s over een voldoende lange periode te berekenen heeft men zicht op de algemene evolutie van de organisatie en kunnen sterkten en zwakten ontdekt worden.
5.1.
LIQUIDITEITSRATIO'S
Als een organisatie perfect het financieringsevenwicht zou toepassen, dan zouden alle vaste activa gefinancierd worden met middelen op lange termijn en alle vlottende activa met middelen op korte termijn. In de realiteit zullen organisaties echter een voorkeur hebben voor een balans met een zeker onevenwicht. Door de liquiditeitspositie van de organisatie te analyseren gaan we na in hoeverre zij in staat is haar financiële verplichtingen op korte termijn na te komen. De organisatie is liquide als zij in staat is om met haar beperkte vlottende activa haar betalingsverplichtingen op de korte termijn te voldoen.
5.1.1.
Current ratio
Als we het netto bedrijfskapitaal, zijnde het verschil tussen de beperkte vlottende activa en het vreemd vermogen op korte termijn, uitdrukken als een verhoudingsgetal, krijgen we de Current ratio of de Liquiditeitsratio in ruime zin Formule: Current ratio = Beperkte vlottende activa / schulden op ten hoogste 1 jaar De betekenis van de current ratio is gelijkaardig aan deze van het netto bedrijfskapitaal. Indien het netto bedrijfskapitaal positief (negatief) is, is de current ratio groter (kleiner) dan één. In de meeste organisaties kan er dus gepleit worden voor een current ratio die groter is dan één punt. Een te grote current ratio is echter niet het streefdoel. Dat zou betekenen dat de organisatie te grote voorraden opbouwt, te lang moet wachten op de inning van vorderingen of teveel liquide middelen en geldbeleggingen aanhoudt. Dit kan wijzen op een weinig efficiënt gebruik van bedrijfsmiddelen.
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 19 / 30
De Vereniging vzw
Current ratio Beperkte vlottende activa Schulden op ten hoogste 1 jaar
5.1.2.
2014
2013
2012
6,15
5,05
5,22
1 462 479,45
1 399 289,23
1 252 727,39
237 716,92
276 915,78
239 912,16
Quick Ratio
Een aantal elementen die zijn opgenomen in de Current ratio zijn moeilijk op zeer korte termijn omzetbaar in liquide middelen. In de Quick ratio, ook de ‘Acid test ratio’ of ‘Liquiditeit in enge zin’ genoemd, worden enkel de meest liquide vlottende activa opgenomen. Het resultaat is een zeer strenge maatstaf voor de liquiditeit van de organisatie. Deze ratio wordt daarom ook wel de zuurteproef genoemd in vele gevallen zal de Current ratio te mild, en de Acid test ratio te streng zijn. Formule: Quick ratio = Vorderingen op minder dan 1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen / vreemd vermogen korte termijn
Quick Ratio Vorderingen <1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen Schulden op ten hoogste 1 jaar
5.1.3.
2014
2013
2012
5,97
4,90
5,08
1 419 820,88
1 357 839,16
1 219 453,61
237 716,92
276 915,78
239 912,16
Aantal dagen debiteurenkrediet
Om een gezonde liquiditeitspositie te bewerkstelligen moet men aandacht hebben voor de inning van openstaande vorderingen. Ook social-profitorganisaties hebben ‘betalende klanten’ in de ruime zin van het woord. Door middel van de gegevens uit de jaarrekening worden de openstaande handelsvorderingen uit de balans vergeleken met de ‘verkopen’ uit de resultatenrekening. Het resultaat van die vergelijking geeft het aantal dagen debiteurenkrediet. De gegevens uit de balans zijn een momentopname, terwijl de gegevens van de resultatenrekening een periode omvatten. De evolutie van deze ratio is belangrijk, maar het ‘aantal dagen’ is eerder richtinggevend en niet ‘exact’. Formule: aantal dagen debiteurenkrediet = 365 dagen x openstaande handelsvorderingen / verkopen + [aangerekende btw (indien van toepassing)]
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 20 / 30
De Vereniging vzw 2014
2013
2012
520 827,22
498 229,57
488 667,93
Aantal dagen debiteurenkrediet 365 dagen x openstaande handelsvorderingen 'Verkopen' + aangerekende btw
5.1.4.
Aantal dagen leverancierskrediet
Naar analogie met het aantal dagen die biedt debiteurenkrediet kan ook het aantal dagen leverancierskrediet worden berekend op basis van de jaarrekening. De ratio wordt dan samengesteld uit de openstaande handelsschulden en de aankopen van de organisatie. Net als bij het aantal dagen debiteurenkrediet wordt ook hier de BTW in rekening gebracht indien van toepassing. Formule: aantal dagen leverancierskrediet = 365 dagen x openstaande handelsvorderingen / aankopen + [terugvorderbare btw (indien van toepassing)]
2014
2013
2012
1 247 538,82
1 202 158,77
1 213 337,55
Aantal dagen leverancierskrediet 365 dagen x openstaande handelsschulden 'Aankopen' + terugvorderbare btw
5.2.
SOLVABILITEITSRATIO'S
Terwijl de liquiditeitsratio’s nagaan of de organisatie op korte termijn kan tegemoetkomen aan de eisen van de schuldeisers, zijn de kengetallen betreffende de solvabiliteit gericht op de lange termijn. In deze ratio’s wordt daarom verwezen naar de langetermijnpassiva (bestanddelen van het permanent vermogen) en de langetermijnactiva (bestanddelen van de uitgebreide vaste activa). Een solvabele organisatie is een organisatie die in staat is al haar schulden, zowel op korte als op lange termijn, terug te betalen.
5.2.1.
Algemene schuldgraad
De schuldgraad (debt ratio) van een organisatie geeft aan in hoeverre het vermogen is gefinancierd met vreemd vermogen. Het vreemd vermogen wordt in verhouding tot het eigen vermogen of in procent van het totaal vermogen beoordeeld. Formule: algemene schuldgraad = vreemd vermogen / totaal vermogen
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 21 / 30
De Vereniging vzw
Algemene schuldgraad Vreemd vermogen Passiva
5.2.2.
2014
2013
2012
37,3 %
39,9 %
42,6 %
679 656,95
700 457,91
685 416,18
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
Solvabiliteitsgraad
De solvabiliteitsgraad of graad van financiële afhankelijkheid geeft een indicatie over de mate waarin de organisatie in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Hoe groter deze ratio, hoe minder de organisatie afhankelijk is van vreemd vermogen. Als norm wordt vaak 50% gehanteerd. Dat wil zeggen dat als de waarde van de activa met 50% daalt, kan de organisatie nog steeds al haar verplichtingen aan haar schuldeisers nakomen. Formule: eigen vermogen / totaal vermogen
2014
2013
2012
62,7 %
60,1 %
57,4 %
Eigen vermogen
1 140 257,61
1 056 266,43
924 746,32
Passiva
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
Solvabiliteitsgraad
5.2.3.
Zelffinancieringsgraad
De zelffinancieringsgraad is een ratio die het procentuele aandeel uitdrukt van de reserves en de overgedragen resultaten in het totaal vermogen. Geeft weer hoeveel van het totaal vermogen gefinancierd wordt met gerealiseerde resultaten uit het verleden. Deze ratio wordt beïnvloed door de reserveringspolitiek en door de leeftijd van de organisatie. Formule: zelffinancieringsgraad = bestemde fondsen + overgedragen winst of verlies / totaal vermogen
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 22 / 30
De Vereniging vzw
Zelffinancieringsgraad Bestemde fondsen + overgedragen winst of verlies Passiva
5.2.4.
2014
2013
2012
34,6 %
31,1 %
25,7 %
629 928,38
545 937,20
414 417,09
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
Financieringsstabiliteit
Naast de keuze tussen eigen vermogen en vreemd vermogen (financiële onafhankelijkheid) is ook de termijn van de financiering een belangrijke karakteristiek. Als de organisatie in grote mate een beroep doet op korte termijn financiering, dan is ze ook sterk afhankelijk van herfinanciering van deze schulden. Doet de organisatie echter voornamelijk een beroep op lange termijn financiering via het permanent vermogen, dan is de financiering van de activa en de activiteiten gedurende meerdere jaren gewaarborgd. De financieringsstabiliteit wordt weergegeven in de verhouding tussen het permanent vermogen en het totaal vermogen. Formule: financieringsstabiliteit = permanent vermogen / totaal vermogen
2014
2013
2012
84,2 %
83,8 %
84,7 %
Permanent vermogen
1 533 194,77
1 472 662,83
1 364 281,70
Passiva
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
Financieringsstabiliteit
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 23 / 30
De Vereniging vzw 5.3.
PERFORMANTIE- EN RENDABILITEITSRATIO'S
De performantie van een vereniging zonder winstoogmerk is niet of nauwelijks meetbaar in financiële termen. De doelstelling van de vzw is immers niet om winst te maken, maar wel om een sociale winst te realiseren. Deze sociale winst is niet terug te vinden in de jaarrekening van de organisatie. Niettemin is het voor elke organisatie belangrijk om geen verliezen op te stapelen. Verliezen leiden onherroepelijk tot het inkrimpen of zelfs afstoten van de activiteiten. Enige winst is dus essentieel wil de organisatie overleven, groeien en /of investeren. De ratio’s in dit hoofdstuk hebben te maken met de rendabiliteit van de gedane investeringen en de toegevoegde waarde die voortvloeit uit de dienstverlening en uit de financiering. 2014
2013
2012
Performantie- en rendabiliteitsratio's
5.3.1.
Brutomarge
Het woord 'bruto' wijst op het feit dat bij de berekening enkel rekening wordt gehouden met de kaskosten. Er wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen (aangeduid als niet-kaskosten). Deze marges betreffen de activiteit zelf, zonder rekening te houden met onrechtstreekse resultaten ten gevolge van financiering. Voor de werkgelegenheid is het van belang dat deze marge zo groot mogelijk is aangezien zowel de opbrengsten als de loonkosten hierin vertegenwoordigd zijn. Bruto- en nettomarge moeten gezamenlijk beschouwd worden. Indien bijv. de brutomarge constant blijft, en de nettomarge daalt, is dit te wijten aan een relatieve verhoging van de niet-kaskosten. Een constante brutomarge en een stijgende nettomarge zijn dan weer het gevolg van relatief verlaagde afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen. Formule: brutomarge = bedrijfsresultaat + niet-kaskosten / bedrijfsopbrengsten
Brutomarge Bedrijfsresultaat + niet kaskosten Bedrijfsopbrengsten
2014
2013
2012
1,0 %
1,4 %
1,4 %
87 243,58
124 287,02
121 053,63
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 24 / 30
De Vereniging vzw 5.3.2.
Nettomarge
In tegenstelling tot de brutomarge wordt bij de berekening van de nettomarge wel rekening gehouden met afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen (niet- kaskosten). Formule: nettomarge = bedrijfsresultaat / bedrijfsopbrengsten
Nettomarge Bedrijfsresultaat Bedrijfsopbrengsten
5.3.3.
2014
2013
2012
1,0 %
1,4 %
1,3 %
87 243,58
124 287,02
111 689,23
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
Rendabiliteit van de gewone bedrijfsvoering
Vele verenigingen en stichtingen beschikken over vrij aanzienlijke financiële middelen in de vorm van beleggingen of termijnrekeningen. Dit betekent dat een gedeelte van de inkomsten bestaat uit financiële opbrengsten die kunnen worden benut om de activiteiten te ondersteunen. Om dit in kaart te brengen berekenen we het rendement van de bedrijfs- en financiële activiteiten van de organisatie: de rendabiliteit van de gewone bedrijfsuitoefening. Hierin wordt het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening (bedrijfsresultaat + financiële resultaat) vergeleken met de bedrijfsopbrengsten en de financiële opbrengsten waaruit dit resultaat voortvloeit. Dit kengetal wordt uitgedrukt als een percentage. Formule: rendabiliteit van de gewone bedrijfsvoering = resultaat van het boekjaar / bedrijfsopbrengsten + financiële opbrengsten
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 25 / 30
De Vereniging vzw 2014
2013
2012
1,0 %
1,5 %
1,3 %
87 560,93
130 277,22
109 069,57
8 995 280,81
8 648 599,76
8 467 335,86
Rendabiliteit van de gewone bedrijfsvoering Gewoon bedrijfsresultaat Bedrijfsopbrengsten + Financiële opbrengsten
5.3.4.
Rendabiliteit van de volledige activiteit
Als we de voorgaande ratio uitbreiden met de uitzonderlijke opbrengsten berekenen we de rendabiliteit van de totale opbrengsten. Het is evident dat een positief uitzonderlijk resultaat een eventueel negatief bedrijfs- of financieel resultaat kan compenseren. Het is echter even dividend dat we deze compensatie met veel voorzichtigheid moeten inschatten omwille van het niet-recurrente karakter van de uitzonderlijke kosten en opbrengsten. Formule: rendabiliteit van de volledige activiteit = resultaat van het boekjaar / bedrijfsopbrengsten + financiële opbrengsten + uitzonderlijke opbrengsten
2014
2013
2012
0,9 %
1,5 %
1,3 %
83 991,18
131 520,11
108 999,20
8 996 973,04
8 649 842,65
8 467 339,86
Rendabiliteit van de volledige activiteit Resultaat van het boekjaar Bedrijfsopbrengsten + Financiële opbrengsten + Uitzonderlijke opbrengsten
5.3.5.
Rotatie van de totale activa
In de voorgaande analyses werd geen rekening gehouden met de investeringen die de organisatie heeft gedaan om de activiteiten uit te voeren. Wanneer een organisatie een zelfde resultaat bereikt maar daarvoor minder investeringen heeft gedaan en dus minder financieringsnood had, dan is de efficiëntie van deze organisatie wellicht hoger. Om dit in kaart te brengen berekenen we de rotatie van de totale activa. Deze ratio meet de verhouding tussen de bedrijfsopbrengsten en de totale activa. Hoe hoger deze ratio, hoe meer de organisatie realiseert met weinig bedrijfsmiddelen. Formule: rotatie van de totale activa = bedrijfsopbrengsten / totale activa
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 26 / 30
De Vereniging vzw
2014
2013
2012
4,94
4,91
5,25
Bedrijfsopbrengsten
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
Activa
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
Rotatie van de totale activa
5.3.6.
Rendabiliteit totale activa
In hoeverre worden de activa op een rendabele manier ingezet? Voor verenigingen is deze rendementsvraag minder belangrijk dan voor bedrijven. Deze ratio wordt beïnvloed door verschillende elementen: de mate waarin de vzw rendement haalt uit haar activiteiten, en de mate waarin de activa worden ingezet om opbrengsten te realiseren. Om het rendement van de ingezette activa te berekenen zonder rekening te houden met de manier waarop deze activa zijn gefinancierd (met eigen vermogen of met schulden), houden we geen rekening met de intrestlasten van de organisatie. Dit betekent dat we vertrekken vanuit het resultaat van het boekjaar en de opgelopen interestlasten hier bij optellen. Formule: rendabiliteit totale activa = resultaat voor interesten / totale activa
Rendabiliteit totale activa Resultaat van het boekjaar + financiële kosten Activa
2014
2013
2012
5,2 %
8,1 %
7,5 %
94 127,90
142 199,83
120 448,80
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 27 / 30
De Vereniging vzw 5.3.7.
Nettorendabiliteit van het eigen vermogen
Het absolute bedrag van het resultaat is weinigzeggend. Door het resultaat te vergelijken met het eigen vermogen krijgt men een beter idee van de financiële rendabiliteit. De rendabiliteit van het eigen vermogen is een indicator van de financiële groeikracht en de toekomstige overlevingsmogelijkheden van een organisatie. De rendabiliteit is een belangrijke bron van vermogen en alleen rendabele organisaties zullen in staat zijn noodzakelijke toekomstgerichte investeringen te kunnen dragen. Een organisatie met voldoende hoge rendabiliteit zal tevens gemakkelijker toegang hebben tot andere vermogensbronnen zoals bijvoorbeeld leningen bij financiële instellingen. Hoe hoog moet de rendabiliteit van het eigen vermogen zijn? Dat is moeilijk vast te stellen. Het is nuttig de ratio te vergelijken met de prestaties van gelijkaardige organisaties binnen de sector. Wat vaststaat is dat de rendabiliteit voldoende hoog moet zijn om de groei te helpen financieren en de nodige investeringen te doen om de toekomst veilig te stellen en risico’s te compenseren. Formule: nettorendabiliteit van het eigen vermogen = nettoresultaat van het boekjaar / eigen vermogen
Nettorendabiliteit van het eigen vermogen Netto bedrijfsresultaat Eigen vermogen
5.3.8.
2014
2013
2012
7,7 %
11,8 %
12,1 %
87 243,58
124 287,02
111 689,23
1 140 257,61
1 056 266,43
924 746,32
Nettorendabiliteit van het totale vermogen
Naast de financiële rendabiliteit is ook de economische rendabiliteit een belangrijke parameter. Deze ratio meet de winstgevendheid van alle ingezette middelen in de onderneming en geeft een beeld hoe de organisatie het geïnvesteerde vermogen beheert. Er wordt dus abstractie gemaakt van de financieringswijze. Bij de berekening van de rendabiliteit van het totaal vermogen bestaat de teller uit het resultaat voor aftrek van de financiële kosten zodat er geen invloed is van de financieringswijze. Formule: nettorendabiliteit van het totaal vermogen = nettoresultaat + financiële kosten / totaal vermogen
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 28 / 30
De Vereniging vzw
Nettorendabiliteit van het totale vermogen Netto resultaat + financiële kosten Activa
5.3.9.
2014
2013
2012
5,4 %
7,7 %
7,6 %
97 380,30
134 966,74
123 138,83
1 819 914,56
1 756 724,34
1 610 162,50
Analyse toegevoegde waarde
In het kader van verenigingen is een analyse van de toegevoegde waarde wellicht nuttiger dan de pure rendabiliteitanalyses die eerder werden besproken. De sociale toegevoegde waarde van de uitgevoerde projecten is helaas niet af te leiden uit de jaarrekeningen en in vele gevallen ook moeilijk in monetaire termen uit te drukken. De waarde die de organisatie vertegenwoordigt kan worden gemeten aan de hand van haar bedrijfsopbrengsten. In het geval van een vereniging is het zo dat dit niet enkel de marktwaarde is van de door haar geleverde goederen en diensten aan de gebruikers van deze goederen en diensten, maar ook de waarde die de niet-gebruikers hiervoor wensen te betalen (bijv. subsidiërende overheden). We houden met andere woorden niet enkel rekening met de rekeningen 70 en 74, maar evengoed met rekening 73 voor het in kaart brengen van de toegevoegde waarde. De bruto toegevoegde waarde is het verschil tussen de opbrengsten van een organisatie en de door haar aangekochte goederen en diensten. Het gaat dus om de waarde die zij zelf toevoegt aan de aangekochte goederen en diensten via de inzet van personeel, de inzet van activa en de inzet van financiële middelen. Ook in een vzw is het van belang dat de toegevoegde waarde voldoende is om de inzet van de productiemiddelen in voldoende mate te vergoeden. Een eventueel surplus is wel van belang om het voortbestaan en de eventuele groei van de organisatie te bewerkstelligen. Formule: toegevoegde waarde = bedrijfsopbrengsten - aangekochte goederen en diensten 2014
2013
2012
Toegevoegde waarde
7 737 287,92
7 429 771,07
7 245 168,37
Bedrijfsopbrengsten
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
Analyse toegevoegde waarde
Kost van de toegevoegde waarde
(1 247 538,82) (1 202 158,77) (1 213 337,55)
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 29 / 30
De Vereniging vzw 5.3.10.
Toegevoegde waarde in de bedrijfsopbrengsten
Het nadeel van de toegevoegde waarde is dat het gaat om een absoluut getal, waarbij het niet mogelijk is om het te vergelijken met andere organisaties, waarden binnen de sector of een theoretische benchmark. Om deze vergelijking wel mogelijk te maken wordt de toegevoegde waarde gerelateerd aan de totale bedrijfsopbrengsten en uitgedrukt als een percentage. Formule: toegevoegde waarde in de bedrijfsopbrengsten = toegevoegde waarde / bedrijfsopbrengsten
2014
2013
2012
86,1 %
86,1 %
85,7 %
Toegevoegde waarde
7 737 287,92
7 429 771,07
7 245 168,37
Bedrijfsopbrengsten
8 984 826,74
8 631 929,84
8 458 505,92
Toegevoegde waarde in de bedrijfsopbrengsten
27/4/2015 www.espas.be
Pagina 30 / 30