Filosofie HAVO Examenbundel 2000-2015
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Inhoudsopgave 2015 I - Filosofie Opgaven
2
2015 II - Filosofie Opgaven
14
2014 I - Filosofie Opgaven
26
2014 II - Filosofie Opgaven
39
2013 I - Filosofie Opgaven
50
2013 II - Filosofie Opgaven
62
2012 I - Filosofie Opgaven
72
2012 II - Filosofie Opgaven
81
2011 I - Filosofie (Vernieuwde 2e fase) Opgaven
90
2010 I - Filosofie (Vernieuwde 2e fase) Opgaven
98
2009 I - Filosofie (Vernieuwde 2e fase) Opgaven
107
Bijlage opgaven aanvulling
115
2008 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
116
2007 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
123
2006 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
132
2005 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
139
2004 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
146
2003 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
152
2003 II - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
159
2002 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
165
2002 II - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
170
2001 I - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
176
2001 II - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
181
2000 II - Filosofie (Oude 2e fase) Opgaven
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
187
Pagina: 1
Examen HAVO
2015 tijdvak 1 dinsdag 19 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 42 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-15-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 2
Opgave 1 Fort Europa
3p
1
Lampedusa is een Italiaans eiland in de Middellandse Zee. De bewoners van dit eiland leven voornamelijk van visserij en toerisme. Jaarlijks proberen tienduizenden immigranten via Lampedusa Europa te bereiken. In vaak gammele en overvolle bootjes steken zij vanuit NoordAfrika de Middellandse Zee over. Regelmatig zinkt zo’n bootje en verdrinken de immigranten. De Italiaanse film Terraferma speelt zich af op en rond Lampedusa. Hoofdpersoon is de 20-jarige Filippo. Hij en zijn opa Ernesto hebben een oude vissersboot en proberen van de vangst rond te komen. Op een dag, als Filippo en Ernesto aan het vissen zijn, zien zij op zee een bootje met Afrikaanse immigranten. Ernesto waarschuwt de Italiaanse kustwacht en die geeft hem de opdracht uit de buurt te blijven van het bootje. Maar als een paar van de immigranten in het water springen en naar de vissersboot van Filippo zwemmen, besluit Ernesto dat zij hen uit het water moeten redden. Het is volgens Ernesto immers een oude wet van de zee dat je mensen in nood helpt. De volgende dag neemt de politie de boot van Filippo en Ernesto in beslag. Zij hebben hulp geboden aan illegale immigranten en dat is volgens de Italiaanse wet strafbaar. Veel vissers zijn het niet eens met deze wet. Zij vinden dat de wet van de zee zwaarder weegt dan de wet van de staat. In de filosofische discussie over plichten wordt een onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve plichten. Robert Nozick en Peter Singer verschillen met elkaar van mening over de vraag of wij verplicht zijn mensen in nood te helpen. Leg uit of de wet van de zee een positieve of een negatieve plicht is. Beargumenteer vervolgens met de positieve en/of de negatieve plicht: of de vissers volgens Singer de illegale immigranten op zee moeten helpen, en of de vissers volgens Nozick de illegale immigranten op zee moeten helpen.
HA-0311-a-15-1-o
2 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 3
2p
3p
2
3
Niet alleen hulp aan illegale immigranten is in sommige Europese landen strafbaar, ook het illegaal verblijf zelf wordt in sommige Europese landen bestraft. Immigranten die geen geldige verblijfsvergunning hebben, kunnen in die landen geldboetes of een gevangenisstraf krijgen. Immanuel Kant gaat in de tekst Over de eeuwige vrede in op de vraag hoe wij met vreemdelingen moeten omgaan. Kant vindt dat iedere vreemdeling of immigrant gastvrij behandeld moet worden. Daarbij gaat hij uit van twee soorten rechten die vreemdelingen kunnen hebben. Leg met deze twee soorten rechten uit: of het strafbaar stellen van hulp aan de illegale immigranten op zee in strijd is met Kants begrip van gastvrijheid, en of het strafbaar stellen van illegaal verblijf in strijd is met Kants begrip van gastvrijheid. Filippo uit Terraferma krijgt nog vaker te maken met immigranten op zee. Filippo wordt verliefd op een meisje dat als toerist in het huis van zijn moeder logeert. In een van de scènes neemt Filippo haar ’s nachts in een klein bootje mee de zee op om dolfijnen te kijken. Hij schijnt met een lamp op het water. Maar in plaats van dolfijnen zien zij tientallen Afrikanen in het water die dreigen te verdrinken. De drenkelingen zwemmen naar het bootje van Filippo toe en proberen erin te klimmen. Het bootje dreigt om te slaan. Filippo raakt in paniek en slaat met een ijzeren staaf de drenkelingen van het bootje af. Bij terugkomst krijgen Filippo en het meisje ruzie. Het meisje vindt dat ze de drenkelingen alsnog moeten helpen. Volgens Filippo leidt dat nergens toe en hij loopt boos weg. Als het gaat over ongelijkheid in de wereld worden verschillende beelden gebruikt. Sommigen vergelijken de aarde met een ruimteschip. Garreth Hardin heeft aan de hand van ‘de tragedie van de meent’ kritiek op dit beeld en gebruikt liever het beeld van een reddingsboot. Toch is ook zijn beeld van de reddingsboot omstreden. Geef weer wat Hardins kritiek is op het beeld van de aarde als ruimteschip. Leg vervolgens met Hardins beeld van de reddingsboot uit: waarom Hardin de keuze van Filippo om de immigranten van de boot te slaan verstandiger zou vinden dan de keuze om ze te redden, en hoe het meisje de kritiek op het beeld van de reddingsboot kan gebruiken om haar keuze te verdedigen.
HA-0311-a-15-1-o
3 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 4
3p
4
In Terraferma worden immigranten vooral afgebeeld als mensen in nood, die hulp nodig hebben. Een heel ander perspectief op het onderwerp van illegale immigranten geeft de Belgische filmmaker Nicolas Provost in zijn film The Invader (De indringer). In deze film volgen we de Afrikaan Amadou vanaf het moment dat hij aanspoelt op een Europees strand. Hij gaat vervolgens naar Brussel waar hij illegaal werk vindt in de bouw. Amadou lijdt geen honger, hij weet te overleven in de illegaliteit. Maar als illegaal leidt hij een bestaan aan de onderkant van de samenleving. Het werk dat hij doet is zwaar, het pension waar hij woont oud en vies. Bovendien heeft hij als illegaal geen enkel recht als hij werkloos raakt of ziek wordt. Amadou is ambitieus en wil hogerop. Als hij verliefd wordt op de rijke, getrouwde zakenvrouw Agnès, probeert hij haar te verleiden. Om haar voor zich te winnen doet Amadou zich voor als een succesvol zakenman. Agnès bezwijkt voor de charme van Amadou, maar als zij erachter komt dat hij een illegaal is en geen succesvolle zakenman, laat ze hem vallen. Amadou is gefrustreerd over Agnès’ afwijzing en de beperkingen van zijn bestaan in de illegaliteit. De film The Invader roept vragen op over de positie van illegalen in Europa. Daarbij laat de film in het midden of we als kijker medelijden moeten hebben met iemand als Amadou. Het is immers maar de vraag of Amadou op grond van zijn positie als illegaal ‘arm’ te noemen is. Zowel Abraham Maslow als Adam Smith geven een definitie van het begrip ‘armoede’. Leg uit: of Amadou arm is volgens Maslows definitie van armoede, en of Amadou arm is volgens Smiths definitie van armoede. Beargumenteer vervolgens of Amadou volgens jou arm is door een afweging van de twee definities van armoede te maken. Het verschijnsel van (illegale) immigratie is een gevoelig onderwerp in Europa. Er wordt niet alleen discussie gevoerd over de vraag of mensen van buiten Europa zich hier mogen vestigen, het gaat ook over de vraag hoe wij naar de immigranten zelf moeten kijken. De films Terraferma en The Invader geven allebei een andere visie op het verschijnsel van immigratie. Zo zegt regisseur Emanuele Crialese over zijn film Terraferma het volgende:
HA-0311-a-15-1-o
4 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 5
tekst 1 “Het werd een verhaal over de menselijke waardigheid. Over de band die de ene mens heeft met de andere. Daar is ook de eeuwenoude wet van de zee op gebaseerd: als iemand in nood is, dan help je. Soms denk ik dat de beschaving teruggaat in de tijd in plaats van vooruit. Kijk naar die Franse wet die hulp aan vluchtelingen strafbaar stelt. Ongelofelijk. Kijk naar Libië. Europa stuurt militairen om uit naam van de democratie Gaddafi te verwijderen — en creëert daar ondertussen een enorme puinhoop — maar als de Libiërs in gammele bootjes hun land ontvluchten dan laten we ze midden op zee verzuipen.” naar: filmkrant.nl Nicolas Provost, maker van The Invader, zegt over zijn film: tekst 2 “De film ontstond vanuit een krantenfoto van een twintigtal Afrikanen dat bezig was een bootje in zee te duwen om naar Europa te komen. Eén van hen was heel mooi gekleed, met een leren jas en een open, gespierde borst. Hij duwde niet zo hard als de rest. En hij had een blik in zijn ogen: ik ga Europa veroveren. Ik heb gekozen het verhaal te vertellen van iemand die op zoek gaat naar het paradijs, naar zijn plaats in de wereld, zonder hem in het hokje te stoppen van de Afrikaan als lijdende migrant. Hij gaat eigenlijk actief op zoek naar zijn geluk.” naar: cinema.nl
3p
5
Voor- en tegenstanders van een streng immigratiebeleid gebruiken vaak andere benamingen voor immigranten. Door voorstanders van een streng immigratiebeleid worden mensen die in een bootje de Middellandse Zee oversteken ‘gelukszoekers’ genoemd. Tegenstanders van een streng immigratiebeleid spreken juist eerder van ‘vluchtelingen’. De keuze voor een benaming hangt vaak samen met een achterliggend mensbeeld, bijvoorbeeld een utilitaristisch mensbeeld of een libertaristisch mensbeeld. De Britse filosoof David Miller heeft kritiek op een eenzijdige manier van kijken naar mensen in nood. Hij pleit ervoor dat we mensen in nood niet alleen zien als ‘hulpeloos slachtoffer’ maar ook als ‘handelende persoon’. Leg met tekst 1 en 2 uit: of in Terraferma het utilitaristische of het libertaristische mensbeeld het duidelijkst naar voren komt, of in The Invader het utilitaristische of het libertaristische mensbeeld het duidelijkst naar voren komt en waarom er volgens Miller geen absolute tegenstelling tussen de mensbeelden van beide films bestaat.
HA-0311-a-15-1-o
5 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 6
Opgave 2 De ongelijke verdeling van Tony’s Chocolonely
4p
6
De chocoladerepen van het merk Tony’s Chocolonely (zie afbeelding) zijn niet verdeeld in allemaal even grote blokjes, maar in ongelijke stukken. De makers van de chocoladerepen willen met deze ongelijke verdeling benadrukken dat in de chocoladewereld de inkomsten ongelijk zijn verdeeld. Multinationals maken namelijk stevige winst door de prijs voor cacaobonen expres laag te houden. Cacaoboeren moeten daarom met hun gezinnen rondkomen van € 1,- per dag. Ze leven in extreme armoede. Aristoteles onderscheidt algemene rechtvaardigheid en twee vormen van speciale rechtvaardigheid. De Romeinen hadden een eigen definitie van rechtvaardigheid, gebaseerd op het principe van suum cuique tribuere. Leg uit: of het principe van suum cuique tribuere uitgaat van ‘verdienste’ of van ‘gelijkheid’, welke vorm van rechtvaardigheid die Aristoteles onderscheidt aan de orde wordt gesteld met de ongelijke verdeling van de chocoladerepen, waarom beide andere rechtvaardigheidsvormen van Aristoteles hier niet van toepassing zijn. Op een school in Assen werd aandacht besteed aan de ongelijke verdeling van de Tony-chocoladereep. Om inzichtelijk te maken dat rijkdom en armoede op de wereld onrechtvaardig zijn verdeeld, liet juf Carin van groep 4 de ongelijke stukjes van de chocoladereep verdelen onder de kinderen van de klas. Wie een klein stukje chocolade kreeg, zou leven in armoede, wie een groot stuk chocolade kreeg, zou leven in rijkdom. Dat ging als volgt:
tekst 3 Emiel krijgt de opdracht om de reep te verdelen in 20 stukjes. De hele klas staat eromheen. Emiel mag de chocola ook uitdelen. Halverwege vraag ik hem hoe hij dat doet: “Ik leg gewoon op elke tafel een stukje en kijk niet wie wat krijgt.” Geen kind klaagt, terwijl er toch duidelijk verschil is in grootte. naar: JaarFAIRslag 2012, Tony’s Chocolonely
HA-0311-a-15-1-o
6 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 7
2p
3p
7
8
Net als de filosoof John Rawls stelt Emiel het probleem van ongelijkheid en verdelende rechtvaardigheid aan de orde. Emiel vindt een manier om geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor de ongelijke verdeling. Om iets te kunnen zeggen over de verantwoordelijkheid voor armoede worden de begrippen ‘herstellende verantwoordelijkheid’ en ‘resultaatsverantwoordelijkheid’ onderscheiden. Beargumenteer met deze begrippen: in welk opzicht Rawls het eens zou zijn met Emiels aanpak, en in welk opzicht Rawls’ opvatting afwijkt van Emiels aanpak. Tony’s Chocolonely ontstond in 2005 op initiatief van journalist Teun van der Keuken. In zijn televisieprogramma Keuringsdienst van waarde deed hij onder andere verslag van zijn onderzoek naar misstanden op cacaoplantages in West-Afrika. Er werden beelden vertoond van kindslaven die op twaalfjarige leeftijd met smoesjes uit hun dorp worden weggelokt en vervolgens worden opgesloten. Ze gaan niet meer naar school, moeten 16 uur per dag cacaobonen plukken, worden daarbij fysiek mishandeld, krijgen maar één keer per dag te eten en ontvangen nauwelijks loon. In 1989 ondertekenden vrijwel alle landen ter wereld, ook de landen in West-Afrika, het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind, opgesteld door de Verenigde Naties. In dit universele kinderrechtenverdrag staat onder andere dat kinderen recht hebben op voedsel, kleding en veilige huisvesting, maar ook op onderwijs, goede gezondheidszorg en vrije tijd. Bovendien hebben kinderen recht op bescherming tegen mishandeling, uitbuiting, kinderarbeid en slavernij. Het verdrag beschermt kinderen tegen zowel fysieke als sociale armoede. Volgens sommige filosofen is er een tegenstelling tussen fysieke armoede als absolute armoede (ook wel absolute deprivatie genoemd) en sociale armoede als relatieve armoede (ook wel relatieve deprivatie genoemd). Andere filosofen bestrijden het bestaan van deze tegenstelling. Geef weer: wat fysieke armoede als absolute armoede betekent, en wat sociale armoede als relatieve armoede betekent. Leg vervolgens uit dat er volgens het kinderrechtenverdrag geen tegenstelling is tussen deze twee soorten armoede. Om de kans op kindslavernij zo klein mogelijk te maken, vindt Tony’s Chocolonely in de eerste plaats dat de cacaoboeren een betere prijs moeten krijgen voor hun bonen. Daarom worden de bonen direct bij WestAfrikaanse cacaoboeren ingekocht. Daarnaast investeert Tony’s Chocolonely in voorlichting. In West-Afrika wordt kindslavernij als iets onvermijdelijks beschouwd: door de lage cacaoprijzen zijn de boeren niet in staat werknemers in dienst te nemen en hun een fatsoenlijk loon te betalen. Die situatie kan veranderen als de algemene opinie in West-Afrika verandert.
HA-0311-a-15-1-o
7 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 8
2p
2p
9
10
In een van de afleveringen van het programma Keuringsdienst van waarde gaat Teun van der Keuken in gesprek met een plaatselijke minister voor mensenrechten. Deze minister legt de verantwoordelijkheid voor het probleem van kindslaven niet bij haar eigen regering, maar uitsluitend bij de macht van de multinationals die de prijs voor cacaobonen bepalen. In de opvattingen van de filosoof Thomas Pogge speelt de vraag wie verantwoordelijk is voor armoede en onrecht in arme landen een belangrijke rol. Pogge bespreekt in dit verband het verklarend nationalisme van John Rawls. Leg uit dat het standpunt van de minister voor mensenrechten overeenkomt met Pogges opvatting over verantwoordelijkheid voor armoede. Beargumenteer vervolgens dat Tony’s Chocolonely met het verklarend nationalisme kritiek levert op het standpunt van Pogge. Wie in Nederland een chocoladereep koopt, kan kiezen uit chocoladerepen met of zonder fairtrade-keurmerk. Dit keurmerk wil zeggen dat boeren een faire prijs ontvangen voor hun cacaobonen, maar het keurmerk controleert niet of de extra opbrengst ook daadwerkelijk bij de betreffende boeren terechtkomt. Regelmatig blijkt de opbrengst naar rijke eigenaren van plantages te gaan en niet naar de boeren zelf. Om deze reden koopt Tony’s Chocolonely direct bij boeren in tegen een faire prijs. Bovendien controleren zij daarbij op de aanwezigheid van kindslaven. De utilitarist Peter Singer is een groot voorstander van het geven van hulp aan arme landen. Voor anderen staat de relatie tussen de morele plicht om te helpen en de effectiviteit van hulp ter discussie. Stel dat jij begaan bent met mensen in arme landen en daarom altijd de Tony-chocoladereep koopt, maar dat die uitverkocht is. Je moet dus kiezen tussen een duurdere fairtrade-chocoladereep en een goedkopere gewone chocoladereep. Leg uit of je volgens Singer de fairtrade- of de gewone chocoladereep moet kopen. Beargumenteer vervolgens dat je vanuit het utilitarisme ook tot een tegengestelde conclusie kunt komen.
HA-0311-a-15-1-o
8 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 9
Opgave 3 Wat is de Wat
1p
2p
11
12
Het boek Wat is de Wat vertelt het verhaal van Valentino, een jongen die een vluchteling wordt in een door oorlog verscheurd Soedan. Het is geschreven door Dave Eggers. Hij vormde het levensverhaal van Valentino om tot een roman en de volledige opbrengst van het boek komt ten goede aan een stichting die zich inzet voor de wederopbouw van het geboortedorp van Valentino. Eggers is ervan overtuigd dat één-opéén-hulp de enige manier is om verandering te bereiken en hij is van mening dat zoiets voor de meeste mensen redelijk gemakkelijk is in te passen in hun leven. Eggers is tevreden over wat hij voor het geboortedorp van Valentino heeft kunnen betekenen. Hij vindt dat het niet zoveel zin heeft om lang stil te staan bij de problemen die nog niet zijn opgelost. Hij richt zich liever op problemen die hij wél kan oplossen. Met de opbrengst van het boek hebben Eggers en Valentino inmiddels een school gebouwd. Het boek stelt de lezer voor allerlei vragen over de ellende in de wereld in het algemeen en die van Soedan in het bijzonder. Vragen over de ellende in de wereld kunnen moreel of politiek-ethisch zijn. Leg uit of Eggers zich met morele vragen of met politiek-ethische vragen bezighoudt. Veel filosofen zijn het erover eens dat het goed is om anderen te helpen. Maar hoe ver moeten we gaan? Liam Murphy begrenst de morele plicht tot liefdadigheid door de introductie van het begrip ‘billijk deel’. Eggers geeft méér dan dit ‘billijke deel’ omdat hij heeft besloten de opbrengst van zijn roman aan het goede doel te doneren. Leg uit waarom Eggers volgens Murphy niet meer dan een ‘billijk deel’ aan het goede doel hoeft te doneren. Beargumenteer vervolgens vanuit de plichtethiek of Kant het met de onderbouwing van Murphy eens zou zijn.
HA-0311-a-15-1-o
9 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 10
4p
13
Wanneer Valentino met een groep andere vluchtelingen in Amerika aankomt, wordt hij opgevangen door verschillende hulporganisaties en kerken die hem helpen met het vinden van een tijdelijke woning. Valentino wordt overweldigd door de luxe, zoals lichtschakelaars en televisies met 120 kanalen. Dan krijgt hij een eigen woning en helpen vrijwilligers van hulporganisaties hem bij het vinden van een baantje. Ze leren hem over sneeuw en wat voor kleding hij dan nodig heeft. Gaandeweg komt Valentino erachter dat hij met zijn baantje niet voldoende verdient om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Hij moet nóg een baantje zoeken en is teleurgesteld dat hij geen tijd en geld heeft om aan een opleiding te beginnen. Ook merkt Valentino dat hij niet automatisch geaccepteerd wordt. Op straat roepen jonge zwarte Amerikanen hem toe dat hij terug naar Afrika moet gaan en geven ze zijn voorouders de schuld van de slavernij. Net als veel van zijn medevluchtelingen wordt Valentino het slachtoffer van gewelddadige beroving en discriminatie. Toch blijft Valentino hoopvol en dankbaar voor de kansen die hem geboden worden. De vrijwilligers steunen Valentino door tijd en geld in hem te investeren. Volgens de Amerikaanse filosoof Rawls is het soms nodig om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen; zowel de kloof tussen arme en rijke burgers als de kloof tussen arme en rijke staten. Hij geeft daarvoor twee redenen. Leg uit dat de twee redenen van Rawls: beide van toepassing zijn op de hulp voor Valentino, en overeenkomen met de twee redenen die Rawls herkent om te investeren in mislukte staten. Valentino voelt zich in Amerika buitengesloten en niet gewaardeerd, ook niet als hij ergens een baantje heeft. Op de laatste pagina’s van Wat is de Wat neemt Valentino zich voor weerbaarder te worden en niet langer een blok aan het been te zijn van mensen die al veel voor hem hebben gedaan. De laatste woorden van het boek vertellen waar hij de kracht vandaan haalt. Hij richt zich tot de lezer van het boek:
HA-0311-a-15-1-o
10 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 11
tekst 4 Het geeft me kracht, een haast ongelooflijke kracht, te weten dat jij er bent. Ik bereik je ogen, je oren, ik overbrug de inklapbare afstand die tussen ons ligt. Wat zijn we gezegend dat we elkaar hebben. Ik leef en jij leeft, dus we moeten de lucht met onze woorden vullen. Ik zal deze dag vullen, en de dag van morgen en alle dagen totdat God me tot zich roept. Ik zal verhalen vertellen aan mensen die willen luisteren en aan mensen die niet willen luisteren, aan mensen die naar me toe komen en aan mensen die hard weglopen. En al die tijd zal ik weten dat jij er bent. Hoe zou ik kunnen doen alsof jij niet bestaat? Dat is haast even onmogelijk als het voor jou zou zijn om te doen alsof ik niet besta. bron: Dave Eggers, Wat is de Wat
3p
3p
14
15
Door zich tot de lezer te richten beschouwt Valentino zichzelf en de lezers van Wat is de Wat als leden van dezelfde gemeenschap. Volgens Aristoteles is de mens een gemeenschapswezen. Leg uit dat Valentino’s oproep hem volgens Aristoteles dichter bij een goed leven brengt met behulp van: Aristoteles’ opvatting van de mens als gemeenschapswezen, en een citaat uit tekst 4. Beargumenteer vervolgens met een eigen definitie van ‘gemeenschap’ of Valentino zichzelf en de lezers van Wat is de Wat terecht als leden van dezelfde gemeenschap beschouwt. Het geboortedorp van Valentino ligt in Soedan. Darfur is de regio in Soedan waar de burgeroorlog het hevigst was. In Darfur waren veel internationale waarnemers van de VN. In 2007 werd Jan Pronk, een Nederlandse VN-gezant, door de Soedanese regering het land uitgezet. De Soedanese regering accepteerde niet dat Jan Pronk volhield dat zij zich niet aan verdragen zou houden en de mensenrechten zou schenden door milities aan te zetten om het vuile werk voor de regering op te knappen. Een woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN nam afstand van de uitlatingen van Pronk door ze als persoonlijke mening af te doen. Geef aan welk dilemma er bestaat tussen collectieve en individuele zelfbeschikking. Leg vervolgens uit dat dit dilemma speelt voor de VN ten aanzien van Soedan.
Let op: de laatste vraag van dit examen staat op de volgende pagina.
HA-0311-a-15-1-o
11 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 12
In de afbeelding hiernaast zie je Dave Eggers en Valentino voor de school in aanbouw die Valentino’s naam zal dragen.
Na zijn verblijf in de VS keert Valentino terug in zijn dorp in Soedan. Eggers vertelt daarover het volgende: tekst 5 “Toen het boek was verschenen, reisden we af naar zijn dorp en vertelden de dorpelingen dat er geld zou komen voor een nieuwe stichting en dat Valentino een school wilde bouwen”, vertelt Eggers. “Vervolgens hebben we iets van een week of zo talloze vergaderingen aangehoord. We begrepen dat ze vooral een middelbare school nodig hadden. Het was maar goed dat we eerst goed hebben geluisterd, dat doen hulporganisaties lang niet allemaal.” Tijdens hun verblijf wordt aan Valentino een stuk grond vlak naast het centrale marktplein toegewezen. “Er werd een ceremonie gehouden en de hele gemeenschap kwam opdraven”, zegt Eggers. naar: Sarah Morrison op www.theguardian.com
2p
16
Volgens de Amerikaanse filosoof Michael Walzer zijn rechtvaardige oplossingen vooral een zaak van de lange termijn en kan die rechtvaardigheid alleen lokaal gevonden worden, bijvoorbeeld door een verhaal als dat van Valentino. Leg met gebruik van tekst 5 uit: waarom de internationale gemeenschap zich volgens Walzer wat betreft de langetermijnverdeling van sociale goederen in Soedan terughoudend moet opstellen, en hoe een verhaal zoals dat van Valentino volgens Walzer een positieve rol kan spelen bij het vinden van lokale rechtvaardigheid.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-15-1-o
12 / 12
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 13
Examen HAVO
2015 tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30 - 16.30 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 42 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-15-2-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 14
Opgave 1 Bloed, zweet en luxeproblemen
2p
1
In het programma Bloed, zweet en luxeproblemen van BNN reizen zes Nederlandse jongeren naar Ethiopië en Bangladesh. Zij worden daar geconfronteerd met de omstandigheden waaronder hun kleding, koffie, sieraden en andere (luxe)goederen gemaakt worden. Door te werken in onder andere een goudmijn, op een koffieplantage en in een kledingfabriek ervaren zij aan den lijve onder welke omstandigheden de spullen gemaakt worden die zij thuis kopen. De jongeren werken met de lokale arbeiders, krijgen hetzelfde salaris en moeten van het geld dat zij verdienen een slaapplaats betalen en voedsel kopen. Een van de deelnemers is Benjamin. Hij werkt in Nederland achter de bar. Benjamin verbaast zich over het verschil tussen wat hij thuis met dit werk verdient en wat de arbeiders in een kledingfabriek in Bangladesh verdienen. In 2013 bedraagt het minimumloon in Nederland voor een achttienjarige zonder diploma die achter de bar werkt € 4,08 per uur. De arbeiders in Bangladesh verdienen vaak niet meer dan een euro per dag. De baas van de fabriek legt uit waarom zijn arbeiders niet méér verdienen: “Dit is een onderontwikkeld land. We zijn voor een groot deel ongeschoold en er is hier minder kennis. Daarom moeten we harder werken voor minder geld.” Rechtvaardigheid werd door de Romeinen al gedefinieerd als ‘ieder het zijne geven’. Beargumenteer of jij de uitleg van de baas een goede rechtvaardiging vindt voor het inkomensverschil tussen Benjamin en de arbeiders: met de Romeinse definitie van rechtvaardigheid en met de spanning tussen de categorieën ‘verdienste’ en ‘verdeling’. Tijdens en na het werk voeren de zes deelnemers vaak gesprekken met de lokale arbeiders. Zo ook met de twaalfjarige Manna uit Bangladesh, die werkt in een fabriek waar pruiken van mensenhaar worden gemaakt. Manna werkt zeven dagen per week en verdient hiermee € 12,- per maand. Ze houdt van mooie kleren en sieraden en ze droomt ervan om later dokter te worden. Deelneemster Annejet heeft medelijden met Manna, omdat ze bang is dat Manna nooit gelukkig kan worden als zij haar droom niet kan verwezenlijken. De kans dat Manna dokter wordt, is bijzonder klein.
HA-0311-a-15-2-o
2 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 15
3p
2
Deelneemster Daphne vindt het medelijden van Annejet onterecht. Manna heeft misschien wel minder mogelijkheden en weinig geld, maar dat betekent niet dat zij ongelukkig is. Daphne vindt het juist goed dat Manna dromen heeft. Ook al is haar droom misschien niet te verwerkelijken, het geeft Manna wel kracht om met haar moeilijke omstandigheden om te gaan en het is voor haar een drijfveer om te leven en te werken. In de deugdethiek van Aristoteles staat ‘het goede leven’ centraal en is geluk het hoogste doel. Leg het verband tussen geluk en deugd in Aristoteles’ deugdethiek uit. Geef vervolgens het verschil tussen de geluksopvattingen van Daphne en Annejet weer. Beargumenteer tot slot met wie Aristoteles het eens zou zijn als het gaat om de mogelijkheid van Manna om gelukkig te worden, met Annejet of met Daphne. De 24-jarige modestudente Lotte vertelt in een interview waarom zij heeft meegedaan aan het programma:
tekst 1 Ben je een verwend type? “Ergens wel. Ik heb altijd alles gekregen van mijn ouders. Toch ben ik ook wel bewust opgevoed. Ik had een krantenwijk en wist dat er ook mensen zijn die het moeilijk hebben. In het buitenland, maar ook in Nederland. Alleen als je met ze praat en de tranen ziet, weet je pas echt hoe zwaar ze het hebben.” Waarom heb je je opgegeven? “Ik zat al een tijdje thuis te werken aan m’n eindscriptie, toen ik het spotje met de oproep op tv voorbij zag komen. Zes ‘verwende’ westerlingen aan de slag in ontwikkelingslanden. Ik voelde me opgesloten, wist niet wat ik moest doen en dit was zo anders dan ik gewend was. Ik wilde weg uit de veilige omgeving waarin ik tot dan toe had verkeerd.” naar: televizier.nl
Achteraf vertelt Lotte wat haar het meest is bijgebleven tijdens de opnames. In Ethiopië ziet Lotte een jong meisje op straat zitten voor de fabriek waar zij en de andere deelnemers op dat moment werken. Het grijpt Lotte aan en ze probeert erachter te komen wat er met het meisje aan de hand is. Het blijkt dat de ouders van het meisje zijn overleden. Ze slaapt vanaf haar tiende op straat. Lotte vraagt aan het meisje of ze bang is. Het meisje zegt dat ze heel erg bang is, omdat ze ‘s nachts op straat vaak wordt lastiggevallen door mannen die seks met haar willen. Ze hangt rond bij hotels en krijgt soms iets te eten van de hotelgasten. Maar vaak heeft zij niets te eten. De reactie van Lotte:
HA-0311-a-15-2-o
3 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 16
tekst 2 “De andere mensen zeggen ook dat deze mensen gewend zijn aan armoede, dus dat het dan niet zo erg is. Maar als je dit dan ziet, ik vind het echt verschrikkelijk. En een keuze is het al helemaal niet. In dit land sta je er helemaal alleen voor als je ouders doodgaan. Dan is er geen overheid of een potje of iets. Dan moet je alleen zien te overleven. Er is ook geen toekomst meer voor dit meisje. Ze kan ook niet meer naar school.” naar: Bloed, zweet en luxeproblemen, aflevering 4
3p
3p
3
4
Martha Nussbaum heeft een theorie ontwikkeld over menselijke ontwikkeling en levenskwaliteit. Zij stelt dat de kwaliteit van iemands leven het beste beoordeeld kan worden vanuit een capability-benadering. Nussbaum maakt daarbij een onderscheid tussen ‘gecombineerde capabilities’ en ‘inwendige capabilities’. Leg uit wat het verschil is tussen inwendige capabilities en gecombineerde capabilities. Leg vervolgens met tekst 1 en 2 uit dat het verschil tussen Lotte en het meisje: zowel een verschil is in inwendige capabilities als een verschil in gecombineerde capabilities. Om het meisje te helpen geeft Lotte haar een trui en schoenen. Ook geeft Lotte haar wat geld zodat het meisje voor een paar dagen te eten heeft. In Een theorie van rechtvaardigheid stelt John Rawls dat we veel verschillende soorten zaken ‘rechtvaardig’ en ‘onrechtvaardig’ noemen; niet alleen wetten, instituties en sociale systemen, maar ook allerlei soorten afzonderlijke handelingen, zoals wel of geen geld geven. Volgens Rawls is echter de basisstructuur van een samenleving het voornaamste object van rechtvaardigheid. Leg uit dat Rawls bij rechtvaardigheid meer belang hecht aan de basisstructuur van de samenleving dan aan afzonderlijke handelingen. Leg vervolgens het standpunt van Rawls uit: met tekst 2 en met de manier waarop Lotte het meisje probeert te helpen. Een terugkerende discussie tussen de deelnemers aan het programma gaat over de vraag of zij zelf verantwoordelijk zijn voor de armoedige omstandigheden waaronder hun spullen gemaakt worden. Ook gaat de discussie over de vraag of zij iets aan deze situatie kunnen veranderen. Met name Benjamin en Daphne staan lijnrecht tegenover elkaar. Tijdens het werk op de koffieplantage hebben zij een discussie over fairtradekoffie:
HA-0311-a-15-2-o
4 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 17
tekst 3 Benjamin: “Als ik heel veel geld heb, koop ik ook fairtrade. Maar als ik elke dag vijf euro moet uitgeven voor een zak koffie die dezelfde dag opgaat, dan is dat ook niet goed.” Daphne: “Maar er zijn altijd andere dingen waar je op kunt besparen. Wees dan zuiniger met energie, ga dan stoppen met roken. Stop dan met andere overbodige luxe.” Benjamin: “Ik drink elke dag koffie. Weet je wel niet hoeveel geld me dat gaat kosten? Toevallig leef ik in een andere wereld. Daar kan ik ook niks aan doen. Ik weet ook dat die mensen het hier slecht hebben. Maar ik denk eerst aan mezelf.” Daphne: “Jouw keuze is niet gebaseerd op gebrek aan geld. Je stelt gewoon de verkeerde prioriteiten. Als je iets echt wilt, dan lukt het.” naar: Bloed, zweet en luxeproblemen, aflevering 4
3p
5
Ook filosofen verschillen van mening over de vraag in hoeverre wij iets kunnen of moeten doen aan de armoede in andere landen, en zo ja, wat dan precies. Zo geeft Liam Murphy met zijn opvatting van billijkheid kritiek op Singers persoonlijke ethiek. Leg uit dat Daphne haar kritiek op Benjamin kan onderbouwen met de ethiek van Singer. Geef vervolgens Murphy’s kritiek op Singers opofferingsprincipe weer. Beargumenteer tot slot of Benjamin met de opvatting van Murphy kan rechtvaardigen dat hij geen fairtradekoffie koopt.
HA-0311-a-15-2-o
5 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 18
Opgave 2 Het kosmopolitisme van Amartya Sen
2p
6
Amartya Sen is een Indiase schrijver, econoom en filosoof die in 1998 de Nobelprijs voor de economie ontving voor zijn strijd tegen armoede. Enkele jaren voor de onafhankelijkheid van India in 1947, braken er op grote schaal rellen uit tussen hindoes en moslims. Voor het huis van Sen werd een moslimarbeider neergestoken. De zwaargewonde man vluchtte het huis in en vroeg de elfjarige Sen om hulp. De jongen gaf hem een glas water en riep zijn vader om hulp. Voordat hij naar het ziekenhuis gebracht werd, vertelde de man aan Sen dat zijn gezin al weken honger leed. Hij had het geriskeerd naar de vijandige hindoe-wijk te komen, waar Sen woonde, zodat hij wat geld kon verdienen. In het ziekenhuis stierf de man. De elfjarige Sen realiseerde zich vanaf dat moment dat economische vrijheid en politieke vrijheid met elkaar te maken hebben: wie arm is en honger lijdt, heeft geen keuze. Leg uit dat de hulp van de jonge Sen aan de zwaargewonde man volgens Cicero zowel medemenselijk als rechtvaardig is. De ervaring met de neergestoken man staat aan de basis van Sens motivatie om onrecht te onderzoeken en hij benadert dit onrecht zowel vanuit de filosofie als vanuit de economie. Sen merkt op dat hongersnood nooit plaatsvindt in een democratie en dat een rechtvaardige verdeling van welvaart net zo noodzakelijk is voor een rechtvaardige samenleving als gelijke grondrechten dat zijn. Sen verwijst in zijn werk naar Martin Luther King die zei: “Wat heb je aan het recht om samen met blanken in een restaurant aan tafel te zitten als je geen geld hebt om een maaltijd te bestellen?” Kings burgerrechtenstrijd is een goed voorbeeld voor Sens capabilitybenadering. Sen onderscheidt aan de ene kant de mogelijkheden die mensen hebben om keuzes te maken en aan de andere kant de mate waarin mensen die mogelijkheden ook praktisch verwerkelijken. Martha Nussbaum neemt deze gedachte van Sen over. Voor wat betreft het analyseren van rechtvaardigheid verschilt de capability-benadering van Sen wezenlijk van een benadering die uitgaat van een afgebakende lijst met universele grondrechten. Een voorbeeld van zo’n andere benadering is de Universele verklaring van de rechten van de mens uit 1948.
HA-0311-a-15-2-o
6 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 19
3p
2p
7
8
Wat is het voordeel van Sens capability-benadering ten opzichte van een benadering die uitgaat van een lijst van universele grondrechten? Leg dit voordeel uit met Sens verwijzing naar Martin Luther King. Leg vervolgens uit wat het verschil is tussen de capability-benadering van Sen en die van Nussbaum. In Sens moedertaal bestaan er twee woorden voor rechtvaardigheid. De term ‘niti’ verwijst naar procedurele rechtvaardigheid als eigenschap van organisaties en juridisch correct gedrag, terwijl ‘nyaya’ gaat over de rechtvaardigheid van de concrete, praktische uitkomsten van een handeling. Sen herkent beide noties van rechtvaardigheid ook in de westerse traditie; sommige filosofen hebben een idee van rechtvaardigheid dat sterk lijkt op ‘niti’, anderen filosoferen duidelijk over rechtvaardigheid als ‘nyaya’. Sen is van mening dat het belangrijk is deze verschillen te onderscheiden om spraakverwarring te voorkomen. Dit onderscheid tussen rechtvaardigheid als ‘niti’ en als ‘nyaya’ is te herkennen in de filosofie van Kant en in de analyse van armoede van Smith. Beargumenteer met de betreffende filosofie: of Kant rechtvaardigheid vooral opvat als ‘niti’ of als ‘nyaya’ en of Smith rechtvaardigheid vooral opvat als ‘niti’ of als ‘nyaya’. Sen illustreert zijn analyse van het begrip rechtvaardigheid aan de hand van een voorbeeld van drie kinderen die vechten om een fluit.
tekst 4 Anne eist de fluit op omdat zij de enige is die erop kan spelen. De andere kinderen spreken dat ook niet tegen. Het zou zeer onrechtvaardig zijn om de fluit te ontzeggen aan de enige die het instrument ook daadwerkelijk kan bespelen. Als dat alles is wat je zou weten, zou dat de claim van Anne erg sterk maken. Bob verdedigt zijn aanspraak op de fluit door erop te wijzen dat hij de enige van de drie is die zo arm is dat hij geen eigen speelgoed heeft. De fluit zou hem iets geven om mee te spelen. De andere kinderen erkennen dat zij rijker zijn en wel allerlei spullen voor zichzelf hebben. Als je alleen Bob zou hebben beluisterd en de andere twee niet, zou er veel voor te zeggen zijn om de fluit aan hem te geven. Carla wijst erop dat zij maandenlang heel zorgvuldig bezig is geweest om de fluit zelf te maken. Dit wordt door de anderen bevestigd. En “juist op het moment dat ik ermee klaar was”, zo klaagt ze, “probeerde dit gespuis mij de fluit te ontfutselen”. Als je alleen de verklaring van Carla zou hebben gehoord, zou je wel eens geneigd kunnen zijn geweest haar de fluit te geven als erkenning van haar begrijpelijke aanspraak op iets wat zij zelf heeft gemaakt. naar: Amartya Sen, Het idee van rechtvaardigheid, 2013
HA-0311-a-15-2-o
7 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 20
3p
3p
9
10
Als je de drie kinderen Anne, Bob en Carla hebt aangehoord met hun verschillende argumenten sta je voor een moeilijke beslissing. Theoretici van verschillende denkrichtingen, zoals egalitaristen, libertaristen of utilitaristen, menen dat het niet moeilijk is een rechtvaardige oplossing te vinden. Maar ze zouden verschillende oplossingen kiezen. Vanuit elk van de drie denkrichtingen moet telkens een ander kind de fluit krijgen. Beargumenteer welk van de drie kinderen de fluit moet krijgen volgens: de egalitaristen, de libertaristen en de utilitaristen. Sens boek Het idee van rechtvaardigheid is opgedragen ter nagedachtenis aan John Rawls. Sen meent dat Rawls een zeer grote indruk op het denken over rechtvaardigheid heeft gehad. Rawls beschrijft rechtvaardigheid als billijkheid, oftewel als ‘justice as fairness’. Aan de hand van het concrete verdelingsvraagstuk van kinderen die om een fluit ruziën, formuleert Sen kritiek op het rechtvaardigheidsbegrip van Rawls. Leg uit: waardoor volgens Rawls het gedachte-experiment van de sluier van onwetendheid leidt tot een theorie van rechtvaardigheid, welke kritiek Rawls daarmee op het utilitarisme heeft en welke kritiek Amartya Sen met het voorbeeld van de fluit op Rawls’ theorie van rechtvaardigheid heeft. Sen is een voorstander van het kosmopolitisme. Volgens hem is veel ellende in de wereld het resultaat van verwarring over de eigen identiteit; als mensen zich alleen maar identificeren met hun nationale of religieuze identiteit leidt dat snel tot haat en geweld, zoals hij als elfjarige zelf had meegemaakt. De gemeenschap waarmee iemand zich identificeert hoeft volgens Sen niet altijd dezelfde te zijn. Tijdens een voetbalwedstrijd bestaat er een vanzelfsprekende nationale of lokale identificatie, maar het is volgens Sen belangrijk om die identiteit weer los te laten zodra de wedstrijd afgelopen is. In het kosmopolitisme is het belangrijk om vertrouwen te houden in het vermogen van mensen over de hele wereld om elkaar te begrijpen en vooral nooit op te geven om dat te proberen. Amartya Sen verzet zich daarmee tegen nationalisme. De Amerikaanse filosoof Michael Walzer verzet zich juist tegen het kosmopolitisme.
HA-0311-a-15-2-o
8 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 21
3p
11
De tegenstelling tussen kosmopolitisme en nationalisme wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de eurocrisis. Tijdens deze crisis kwam de gemeenschappelijke munt van de Europese Unie onder druk te staan. Griekenland was een van de lidstaten met de grootste problemen. In 2010 was de Griekse staat bijna failliet en deed de Griekse regering een beroep op de andere eurolanden om mee te betalen aan de Griekse schulden. De andere eurolanden kwamen echter pas in actie toen de problemen van Griekenland ook hun eigen economieën in gevaar brachten. Door het uitstel is de uiteindelijke last voor de Europese belastingbetaler wel veel hoger uitgevallen. In ruil voor steun door de andere lidstaten moest de Griekse regering zware bezuinigingen doorvoeren. Staatsbedrijven werden verkocht en sommige ambtenaren kregen nog maar de helft van hun salaris. Leg uit: dat Walzer bezwaar zou maken tegen de oplossing voor de Griekse schuldencrisis en dat het kosmopolitisme volgens Walzer geen basis voor Europese politiek kan zijn. Beargumenteer vervolgens met zowel de opvatting van Walzer als de opvatting van Sen of nationalisme leidt tot minder mondiale rechtvaardigheid.
HA-0311-a-15-2-o
9 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 22
Opgave 3 De kledingindustrie van Bangladesh In april 2013 stortte in Bangladesh een groot naaiatelier in. Daarbij kwamen meer dan duizend mensen om het leven en vielen er vele duizenden gewonden. Journalist Casper Thomas schreef in juni 2013 een artikel over deze ramp in weekblad De Groene Amsterdammer. Dat artikel begint als volgt: tekst 5 Nazami Begum weet dat ze geluk heeft gehad. Op 24 april nam ze plaats achter de naaimachine in de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh. De dag daarvoor hadden zij en haar colleganaaisters centimeters diepe barsten in de muren van het gebouw gezien. Het bankfiliaal dat op de begane grond zat, was uit voorzorg ontruimd. Toch stond die ochtend haar baas op de stoep om te vertellen dat ze moest werken. Een grote bestelling T-shirts en broeken, bestemd voor de Europese kledingmarkt, wilde hij niet mislopen. Halverwege de ochtend viel de elektriciteit plotseling uit. De verdiepingen van Rana Plaza begonnen te schudden. Pleisterwerk viel naar beneden en de muren barstten. naar: De Groene Amsterdammer, nummer 26, juni 2013
1p
12
Casper Thomas laat met dit voorbeeld zien dat er in de Bengalese kledingindustrie sprake is van een onrechtvaardige situatie. Leg met het gedrag van Nazami Begums baas in tekst 5 uit wat volgens Cicero de rol van hebzucht bij onrechtvaardigheid is. De ramp in kledingfabriek Rana Plaza staat niet op zichzelf. In Bangladesh gebeuren zelfs regelmatig dergelijke ongelukken omdat kledingfabrieken vaak illegaal zijn gebouwd en niet voldoen aan internationale en nationale veiligheidsvoorschriften. De overheid van Bangladesh voert nauwelijks controles uit op de veiligheid van kledingfabrieken. Dat heeft te maken met belangenverstrengeling: veel kledingbaronnen in Bangladesh hebben vanwege hun rijkdom óók een zetel in het parlement en de helft van alle Bengalese politici heeft directe banden met de kledingindustrie.
HA-0311-a-15-2-o
10 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 23
4p
2p
13
14
Door hun politieke invloed kunnen de rijke fabriekseigenaren hun eigen winst verhogen.Bovendien hebben de fabriekseigenaren een speciale politiemacht aangesteld die de kritiek van de kledingarbeiders op de onveiligheid onderdrukt, zo nodig met geweld. Volgens Michael Walzer functioneert het tot stand komen van lokale distributieve rechtvaardigheid op dezelfde manier als het tot stand komen van collectieve zelfbeschikking. Volken kunnen zich daarbij volgens hem echter op twee manieren vergissen. Welke twee vergissingen kunnen volgens Walzer gemaakt worden bij het tot stand komen van lokale distributieve rechtvaardigheid? Leg uit dat beide vergissingen van toepassing zijn op de situatie in de kledingindustrie van Bangladesh. Na de ramp in Rana Plaza demonstreerden kledingarbeiders en nabestaanden van slachtoffers op de plek van de ingestorte fabriek. De kledingarbeiders wilden dat achterstallig loon werd betaald en de nabestaanden eisten een schadevergoeding. Omdat dit alles uitbleef, spraken demonstranten de vele westerse toeristen aan. Als geen enkele van die westerse toeristen geld geeft, zou de filosoof Peter Singer dat uitleggen met de ‘volg-de-massa-ethiek’. Leg Singers opvatting over een ‘volg-de-massa-ethiek’ uit en gebruik daarbij zijn utilitaristische argument. De Nederlandse minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Liliane Ploumen ondertekende in 2013 een veiligheidsakkoord waarin verschillende overheden samenwerken met grote kledingmerken, kledingfabrieken en Bengalese vakbonden om de veiligheid en arbeidsomstandigheden voor Bengalese kledingarbeiders te vergroten. Ploumen maakte voor dit akkoord 9 miljoen euro vrij. Daarover zei zij het volgende:
tekst 6 “Bangladesh is een straatarm land en heeft financiële hulp nodig. Hoewel de bal bij het bedrijfsleven ligt, zie ik het als een gezamenlijke plicht om de omstandigheden in de textielsector te verbeteren. We kunnen niet meer naar elkaar blijven wijzen en alle betrokken partijen - de Bengalese overheid, de textielsector, producenten, consumenten en andere overheden - moeten nu hun verantwoordelijkheid nemen om de vicieuze cirkel te doorbreken. We mogen niet accepteren dat textielarbeiders enorme veiligheidsrisico’s moeten lopen om voor ons spijkerbroeken en T-shirts te maken.” naar: rijksoverheid.nl
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
HA-0311-a-15-2-o
11 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 24
Niet iedereen is even enthousiast over de effectiviteit van ontwikkelingshulp. Ontwikkelingseconoom Angus Deaton zegt in een interview in de Volkskrant: tekst 7 “Ontwikkelingshulp is geven om de verkeerde redenen. We kunnen wel van bovenaf van alles willen opleggen, maar daarmee heb je nog geen functionerende systemen van onderwijs, zorg, politie, justitie of infrastructuur. Burgers moeten hun overheid zelf dwingen tot het leveren van diensten. Het is niet zo dat we niks kunnen doen, maar we moeten de goede dingen doen. Doe iets aan de handelsbelemmeringen en ontwapening en andere economisch of politiek ontwrichtende factoren. Laat de Wereldbank haar kennis delen. Er is veel expertise maar die is gekoppeld aan hulp. Ik denk dat veel landen vooral gebaat zijn bij goed advies.” naar: de Volkskrant, zaterdag 5 oktober 2013
3p
2p
15
16
Het idee van hulp aan ontwikkelingslanden is vaak in metaforen gevat, zoals die van de ‘global village’ of ‘de reddingsboot’. Leg uit of in tekst 6 blijkt dat Ploumen handelt vanuit het beeld van de ‘global village’ of vanuit het beeld van ‘de reddingsboot’. Beargumenteer vervolgens dat Deaton in tekst 7 beide beelden bestrijdt. Bangladesh was tot en met 1947 als onderdeel van Brits-Indië een Britse kolonie. Immanuel Kant bekritiseert het Europese kolonialisme en pleit voor wereldburgerschap. Zijn kritiek op het kolonialisme kan worden opgevat als een kritiekpunt op de ‘tragedie van de meent’ van Garret Hardin. Met ‘de tragedie van de meent’ legt Hardin zijn visie op de mondiale verdeling van welvaart uit. Leg uit dat Kants kritiek op het kolonialisme kan worden opgevat als kritiek op Hardins ‘tragedie van de meent’. Beargumenteer vervolgens op welke manier de ‘tragedie van de meent’ zou worden opgelost vanuit Kants plichtethiek.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-15-2-o
12 / 12
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 25
Examen HAVO
2014 tijdvak 1 dinsdag 20 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 17 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 44 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-14-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 26
Opgave 1 Verbeelding bij Shakespeare De toneelstukken van de Engelse schrijver William Shakespeare spreken nog altijd tot de verbeelding. Romeo en Julia werd in 1996 verfilmd met in de hoofdrollen Leonardo DiCaprio en Claire Danes. Het verhaal gaat over de tragische liefde tussen twee jonge mensen, Romeo en Julia, die behoren tot twee verschillende families die elkaars vijanden zijn. Hoewel ze verliefd zijn, moet Julia met een ander trouwen. Om aan dat lot te ontsnappen, wordt een list bedacht. Julia drinkt een slaapmiddeltje, waardoor het lijkt alsof ze dood is. Vervolgens zou Romeo met een briefje op de hoogte worden gebracht van deze list. Maar het briefje bereikt hem niet en hij treft Julia levenloos aan. Om toch voor eeuwig bij haar te zijn, neemt hij daarop een dodelijk gif in. Als Julia vervolgens uit haar slaap ontwaakt en ziet dat Romeo dood is, doorsteekt ze zichzelf met een dolk. Volgens theaterregisseur Ivo van Hove gaat Shakespeare heel ver in het confronteren van zijn toeschouwers met heftige emoties, juist met emoties van de toeschouwers zelf die ze liever niet willen zien of liever niet willen erkennen. Van Hove zegt hierover: tekst 1 Het theater dient niet om in de spiegel te kijken, maar om achter de spiegel te kijken. Shakespeare laat je achter de spiegel kijken naar wie we eigenlijk zijn, hij laat de diepere lagen zien die we graag verborgen willen houden. bron: De Groene Amsterdammer, 23 augustus 2012
2p
1
Aan de hand van de paradox van de fictionele emoties kan worden betwijfeld of het door Van Hove genoemde doel van theater wel haalbaar is. De filosoof Peter Lamarque bedacht een oplossing voor de paradox. Leg met behulp van tekst 1 uit wat volgens Van Hove de oplossing is voor de paradox van de fictionele emoties. Leg vervolgens uit of Van Hove het met de oplossing van Lamarque eens kan zijn.
HA-0311-a-14-1-o
2 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 27
3p
2
Volgens de Vlaamse filosofe Patricia de Martelaere kunnen we bij Shakespeares Romeo en Julia de wanhoop van een onherstelbaar verlies ondergaan zonder de pijn van een echt verlies te moeten dragen. Op de bank voor de tv kan de toeschouwer zich immers net zo ontroostbaar voelen als Romeo of Julia en de tranen de vrije loop laten. Dat komt volgens De Martelaere omdat je bij het kijken naar een film gemakkelijker emoties kunt ervaren dan in het werkelijke leven. Volgens haar sluiten we ons in het echte leven automatisch af voor emoties en houden zo − om onszelf te beschermen − de realiteit op afstand. Het beheersen van emoties is een belangrijk onderdeel van de filosofie van de stoïcijnen. Beargumenteer in welk opzicht de opvatting van De Martelaere, dat mensen zich in het echte leven afsluiten voor emoties, niet met de filosofie van de stoïcijnen kan worden onderbouwd. Leg je argument uit met een toepassing van de tegenstelling tussen acute en verborgen emoties. Beargumenteer vervolgens in welk opzicht de opvatting van De Martelaere wel met de filosofie van stoïcijn Seneca kan worden onderbouwd. Een ander bekend stuk van Shakespeare is de tragedie Macbeth. Het verhaal gaat als volgt: drie heksen voorspellen dat Macbeth koning zal worden. Aangezet door zijn vrouw Lady Macbeth, vermoordt Macbeth de zittende koning en neemt bezit van de troon. Hij raakt in de ban van de macht en ontwikkelt zich tot tiranniek heerser, die zelfs zijn beste vriend om het leven laat brengen. Maar vervolgens begint twijfel aan Macbeth te knagen en in vrees vraagt hij zich af of zijn vriend wel echt dood is. De moordenaar verzekert hem dat zijn vriend “veilig in een gracht ligt”. Toch ziet Macbeth tijdens een etentje de geest van zijn bebloede vriend op een stoel zitten. Lady Macbeth noch de andere gasten nemen iets ongebruikelijks waar, behalve het vreemde gedrag van Macbeth die tegen het spook schreeuwt.
tekst 2 Macbeth: ‘Ga weg! Uit mijn ogen! Kruip weer in de aarde. Je gebeente heeft geen merg, je bloed is koud. Die ogen waarmee je naar mij staart kunnen niet zien!’ (...) Lady Macbeth: ‘Dit is het beeld van je angst, anders niets. (...) O, dit geaarzel, dit getreuzel, die de ware angst na-apen, passen beter bij een wijvenverhaal bij de winterhaard beraamd door je grootmoedertje. Schaam je. Waarom staar en grijns je zo? Wat zie je in die stoel?’ Macbeth: ‘Kijk, dáár, alstublieft. Zie toch. Kijk. Dáár.−’ bron: William Shakespeare, Macbeth, bewerking van Hugo Claus
HA-0311-a-14-1-o
3 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 28
2p
3
Angst en verbeelding lijken bij Macbeth hand in hand te gaan. Zowel Aristoteles als Spinoza schreven over de rol die de verbeelding speelt bij het opwekken van emoties zoals angst. Leg uit welke verklaring Spinoza zou geven voor de angst van Macbeth in tekst 2 en leg uit welke verklaring Aristoteles hiervoor zou geven. Voor theaterregisseur Johan Simons is de tragedie Macbeth een studie naar geweld. Bij hem verandert het toneel in een bloedbad, waarbij de schouwburgbezoekers op de voorste rijen onder de bloedspetters komen te zitten. Volgens Simons is Macbeth het zwartste stuk dat hij kent. Woede leidt er onherroepelijk tot geweld.
tekst 3 Geweld is in ons allen aanwezig. Macbeth is een gevecht tussen cultuur en natuur, of liever de natuur spant samen met het menselijk geweld. De schreeuw van uilen, het getsjirp van krekels, het gekras van raven. De nacht van de moord woedt er een verschrikkelijke storm. Lady Macbeth ruikt bloed. Paarden slaan stampend en hinnikend op hol en vreten elkaar op. De woorden zijn ruw, grimmig, abrupt. naar: tga.nl - Toneelgroep Amsterdam, Macbeth
3p
4
Volgens Simons zijn woede en geweld natuurlijk, wat hij uitdrukt in de zin ‘de natuur spant samen met het menselijk geweld’. Volgens de filosoof Charles Taylor beschrijft Shakespeare de natuur in Macbeth juist als ‘onnatuurlijk’. In de nacht van de moord laat Shakespeare paarden zich verzetten tegen gehoorzaamheid alsof ze een oorlog wensen met de mensheid. Volgens Taylor geeft Shakespeare de natuur juist onnatuurlijk weer om het afschrikwekkende karakter van de moord aan te geven. De filosoof Seneca schreef over het verschil in woede bij mens en dier. Leg uit wat volgens Seneca het verschil is tussen woede bij de mens en woede bij dieren. Beargumenteer vervolgens in welk opzicht de opvatting van Seneca aansluit bij de opvatting van Simons en in welk opzicht die aansluit bij de opvatting van Taylor.
HA-0311-a-14-1-o
4 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 29
3p
5
Macbeth is meerdere malen verfilmd. Het kijken naar deze films lijkt op het kijken naar een goede horrorfilm waarbij de verbeelding een hoofdrol speelt. Op het toneel is die verbeelding nog meer aanwezig. Zo zie je bijvoorbeeld Macbeth bij een moord op het toneel spreken tegen een denkbeeldige dolk. Daarna verlaat hij het toneel om vervolgens met twee bebloede handen weer op te komen. Van de moord zelf zie je niets. De angst van een toeschouwer bij het kijken naar een horrorfilm of het toneelstuk Macbeth kan vanuit de cognitivistische emotietheorie maar ook vanuit de existentialistische emotietheorie worden benaderd. Welke van deze twee emotietheorieën is noodzakelijk om de angst die een toeschouwer bij Macbeth ervaart te kunnen begrijpen? Beargumenteer je antwoord met een uitleg van zowel de cognitivistische als de existentialistische benadering van angst.
HA-0311-a-14-1-o
5 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 30
Opgave 2 Politiek en emoties
2p
6
Een politicus die zijn emoties toont, vinden we tegenwoordig heel gewoon. Toen in 2012 het kabinet-Rutte I viel terwijl Nederland in een crisis verkeerde, bleef Mark Rutte bijvoorbeeld lachen. Als Rutte indertijd lachte vanuit vreugde over het vooruitzicht om met een nieuw kabinet meer maatregelen te kunnen uitvoeren ter verbetering van de situatie in Nederland, dan kan zijn emotie aansluiten bij Spinoza’s definitie van blijdschap. Leg uit dat Ruttes emotie kan aansluiten bij Spinoza’s definitie van blijdschap aan de hand van wat Spinoza verstaat onder een hartstocht. Volgens hoogleraar sociale psychologie Gerben van Kleef is het beeld van een emotionele politicus niet vanzelfsprekend.
tekst 4 In de politiek draait het immers om weloverwogen standpunten en rationele argumenten. In dat krachtenveld is geen plaats voor emoties. Het tonen van emoties wordt in de politiek van oudsher gezien als een teken van zwakte (...). Wie zijn emoties niet weet te beheersen, heeft kennelijk geen controle over zichzelf en vermoedelijk dus ook niet over de situatie. Dit maakt zo iemand ongeschikt voor een verantwoordelijke positie in de politiek. Een politicus moet stabiel, rationeel en evenwichtig zijn, en daarbij passen geen emoties. bron: Trouw, 11 september 2012 Maar aan de andere kant ziet hoogleraar Van Kleef juist dat politici die hun emoties tonen, tegenwoordig steeds meer worden gewaardeerd. tekst 5 Een lijsttrekker die zijn emoties toont, behaalt een electoraal voordeel. Het zou namelijk verraden waar een politicus écht voor staat. (...) Emoties verraden dat iemand iets belangrijk vindt. Zo suggereert blijdschap dat een politiek doel dichterbij komt, terwijl boosheid impliceert dat een doel wordt gefrustreerd. Omgekeerd doet een gebrek aan bezieling dus vermoeden dat een onderwerp een politicus niet zo bezighoudt. bron: Trouw, 11 september 2012
HA-0311-a-14-1-o
6 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 31
3p
3p
7
8
Misschien houdt de waardering van emoties verband met hoe we in verschillende tijden denken over wat het wezen van de mens is. In tekst 4 en 5 komen verschillende waarderingen van emoties naar voren die uitgaan van de redelijkheid van de mens. Welke tekst sluit volgens jou het beste aan bij de redelijkheid van de mens, tekst 4 of tekst 5? Beargumenteer je antwoord en leg daarin voor elk van de twee teksten het verband uit tussen de waardering van emoties en de redelijkheid van de mens. Dat emoties in de politiek een steeds grotere rol spelen, blijkt ook uit de opvattingen van de Franse politicoloog Dominique Moïsi. Hij is ervan overtuigd dat internationale politiek weinig te maken heeft met rationele argumenten of strategisch handelen. Volgens hem wordt de politiek in verschillende culturele gebieden bepaald door emoties. De westerse politiek − in Amerika en Europa − komt volgens Moïsi voort uit angst. Men is bang voor terrorisme uit de Arabische wereld, voor de opkomst van economische grootmachten als Azië, China in het bijzonder, en voor het aantasten van westerse waarden door de islam. De Arabische wereld − het Midden-Oosten − bedrijft volgens Moïsi politiek vanuit vernedering. Vernedering die is ontstaan toen men aan het Westen het Ottomaanse Rijk verloor, dat tot het eind van de 17e eeuw tot de machtigste naties ter wereld behoorde. Maar ook het feit dat de Arabische landen door toedoen van de westerse wereld beperkt toegang hebben tot de wereldmarkt, voedt het gevoel van vernedering. Volgens Moïsi bestoken de westerse en Arabische landen elkaars waardensystemen vanuit deze emoties. Om het probleem tussen de twee culturen op te lossen, bepleit hij meer aandacht voor de emoties angst en vernedering. Omdat angst en vernedering volgens hem basisemoties zijn, creëert dat wederzijds begrip. Met deze politieke visie verbindt Moïsi het debat over cultuurrelativisme aan het debat over emoties. In emotietheorieën worden doorgaans twee verschillende betekenissen van basisemoties gehanteerd. In het debat over het ontstaan van emoties staan reductionisten en constructivisten tegenover elkaar. Beargumenteer dat Moïsi het cultuurrelativisme bestrijdt. Leg daarbij uit welke betekenis van basisemoties Moïsi hanteert en dat Moïsi het reductionisme combineert met het constructivisme.
HA-0311-a-14-1-o
7 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 32
Niet alleen in theorieën over internationale politiek komt meer ruimte voor emoties, ook in politieke bewegingen spelen ze een expliciete rol, zoals verontwaardiging bij de Occupy-beweging. De Occupy-beweging ontstond in 2010 met protesten van Spaanse jongeren die zichzelf ‘los indignados’ (de verontwaardigden) noemden. In 2011 bezetten jongeren in West-Europa en de Verenigde Staten pleinen en parken om hun verontwaardiging te uiten over de politiek in westerse democratieën. Tijdens openbare bijeenkomsten, debatten en toespraken deelden ze hun verontwaardiging en probeerden toehoorders van het belang van deze emotie te overtuigen. Journaliste en activiste Naomi Klein hield in 2011 een toespraak voor Occupy Wall Street. Hieronder volgen in willekeurige volgorde drie tekstfragmenten uit het begin, midden en eind van Kleins toespraak. fragment A Laten we met elkaar omgaan vanuit een besef dat we zij aan zij moeten vechten gedurende vele, vele jaren. Want de taak die voor ons ligt zal niets minder van ons verlangen. Dit mooie moment is het belangrijkste in de wereld en laten we er zo mee omgaan. Want dit is wat het is. Echt waar.
fragment B Gisteren zei een van de sprekers op de werkbijeenkomst: “We hebben elkaar gevonden”. Dit gevoel vangt de schoonheid van wat hier wordt gecreëerd: een ruime open plek − met een gedachtegoed dat zo groot is dat geen enkele ruimte het kan bevatten − voor alle mensen die een betere wereld willen om elkaar in te vinden. We zijn zeer dankbaar.
fragment C Jullie hebben geen einddatum vastgesteld voor jullie aanwezigheid hier. Dit is wijs. Pas als je op je plek blijft kun je wortelen. Dit is essentieel. Het is een feit dat in het informatietijdperk vele bewegingen opbloeien als prachtige bloemen, maar even snel uitgebloeid raken. Dat komt omdat ze geen wortels hebben.
4p
9
Eén van de grondleggers van de retorica, Aristoteles, is van mening dat toespraken en redevoeringen een ommekeer teweeg kunnen brengen. Zet de drie fragmenten in de juiste volgorde volgens Aristoteles’ retorica. Beargumenteer je keuze aan de hand van Aristoteles’ opvatting over de retorische werking van begin, middenstuk en eind van een toespraak. Leg tot slot uit op welke manier een toespraak een ommekeer teweeg kan brengen.
HA-0311-a-14-1-o
8 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 33
3p
3p
10
11
Het opvallende aan de Occupybeweging is dat aanhangers van tegengestelde politieke kleuren zich bij de beweging aansluiten. Allemaal streven ze naar een ideale staat. Wat de Occupiërs bindt, is hun verontwaardiging over de graaicultuur van banken in de westerse democratieën die oncontroleerbare overheidsschulden veroorzaakt. Daardoor ontstaat volgens de Occupiërs een oneerlijke verdeling van macht en geld. Aristoteles’ leermeester Plato streefde ook naar een ideale staat. In zijn beschrijving van een stabiele samenleving formuleert hij kritiek op de retorica, die verband houdt met zijn opvatting over de ziel. In welk opzicht is Plato’s kritiek op de retorica wél en in welk opzicht is deze kritiek niet van toepassing op de Occupiërs? Leg je antwoord uit en beargumenteer of Plato de Occupiërs wel of niet zou veroordelen aan de hand van zijn opvatting over de ziel. Eén emotie die binnen uiteenlopende politieke theorieën al eeuwen een belangrijke rol vervult, is de emotie medelijden. De meningen over de rol van medelijden in de politiek lopen echter zeer uiteen. De Duitse filosofe Hannah Arendt bijvoorbeeld vindt dat medelijden niet in de politiek thuishoort. Medelijden met sociaal zwakkeren is in haar ogen een uiting van machtswellust. Degenen die medelijden hebben, plaatsen zichzelf als machtigen op grote afstand van degenen met wie ze medelijden hebben en dat kan leiden tot gruwelijk leed en wreedheden. In deze opvatting verhoudt zij zich tot de visies op medelijden van Nietzsche en Rousseau. Leg uit of Arendt het met Rousseaus opvatting over medelijden eens is en of zij het met Nietzsches opvatting over medelijden eens is. Beargumenteer vervolgens met behulp van deze uitleg of jij vindt dat de emotie medelijden thuishoort in de politiek.
HA-0311-a-14-1-o
9 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 34
Opgave 3 Het emotionele en het cognitieve brein Lachen en huilen zijn misschien wel de meest duidelijke en herkenbare uitingen van menselijke emoties. Psycholoog Ad Vingerhoets doet onderzoek naar het verschijnsel ‘huilen’. In zijn boek Tranen. Waarom mensen huilen stelt hij dat het vermogen om te huilen te maken heeft met de evolutionaire ontwikkeling van de hersenen. Aanvankelijk regelden de hersenen alleen de eenvoudige lichaamsfuncties. Na verloop van tijd echter evolueerden de hersenen tot een geavanceerd systeem met ingewikkelde functies zoals taalbeheersing, denken en het reguleren van emoties. Over de vraag waar de tranen bij het huilen vandaan komen, wordt al eeuwen nagedacht. Leonardo da Vinci geloofde in een directe verbinding tussen het hart en de ogen. Ook Vingerhoets spreekt over de verhouding tussen lichamelijke processen en de ervaring van emoties: tekst 6 Van emotionele tranen weten we tegenwoordig dat ze geproduceerd worden in de traanklier, die weer in verbinding staat met het emotionele brein, een gecompliceerd stelsel van hormoonklieren, zenuwcentra en vaatsystemen dat samen met de hart- en longactiviteit en andere fysieke processen in een voor ons nog ondoorgrondelijke kip-ei-relatie staat tot de ervaring van de emotie. Waar die precies ontstaat, is niet duidelijk. Wel staat vast dat het voor iedereen anders werkt en dat we er tot op zekere hoogte invloed op kunnen uitoefenen. De een beter dan de ander. naar: De Groene Amsterdammer, 24 maart 2011
2p
12
De uitspraak ‘ondoorgrondelijke kip-ei-relatie’ in tekst 6 verwijst naar de alom bekende vraag: “Wat was er eerder, de kip of het ei?” Net als Vingerhoets hanteerden ook de filosofen René Descartes en William James een fysiologische benadering bij hun onderzoek naar emoties. Waarin verschillen de fysiologische benaderingen van Descartes en van James van die van Vingerhoets? Leg je antwoord uit voor Descartes en vervolgens voor James en ga bij ieder van de twee in op de genoemde “kip-ei-relatie” met betrekking tot de ervaring van emoties.
HA-0311-a-14-1-o
10 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 35
Ad Vingerhoets deed ook onderzoek naar het verschil tussen het huilen van mannen en het huilen van vrouwen. Hij concludeert dat vrouwen niet alleen vaker huilen dan mannen, maar dat zij ook intenser en langer huilen. Vingerhoets schrijft over dit verschil tussen mannen en vrouwen: tekst 7 Een vrouw zal vooral huilen omdat ze zich machteloos voelt. Als er een conflict is, heeft zij het moeilijker om geen traan te plengen. Een man zal zijn gevoel van machteloosheid niet uiten met tranen. Nee, hij zal vloeken, met de deuren slaan of het opkroppen. Mannen huilen vooral positieve of sentimentele tranen. Als hun voetbalploeg wint of bij de geboorte van hun kind bijvoorbeeld. Mannentranen hangen vaker samen met gevoelens van trots, dapperheid, overwinning, nederlagen en kameraadschap. naar: Ad Vingerhoets, Tranen. Waarom mensen huilen
2p
2p
13
14
In tekst 7 wordt een verband gelegd tussen tranen en trots. Zowel Aristoteles als David Hume hebben filosofische opvattingen over trots ontwikkeld. Leg uit of kan worden vastgesteld dat er in tekst 7 sprake is van trots volgens Hume. Leg uit of kan worden vastgesteld dat er in tekst 7 sprake is van trots volgens Aristoteles. Geef in je antwoord de opvattingen over trots van beide filosofen weer. Hedendaags onderzoek bevestigt dat emoties als lachen en huilen lichamelijke en belichaamde verschijnselen zijn: als je blij bent lach je, maar het omgekeerde geldt ook, als je lacht, word je blijer. Psychologen noemen dit verschijnsel ‘embodied cognition’, een onbewust lichamelijk weten, waarbij lichamelijke houdingen worden beleefd als emotie. Als mensen bij een onderzoek bijvoorbeeld wordt gevraagd om een brief te schrijven terwijl ze aan een heel laag tafeltje zitten, schatten ze zichzelf vaak lager en negatiever in dan mensen aan wie wordt gevraagd om hetzelfde te doen, maar dan gezeten aan een hoge tafel. De mensen aan de hoge tafel zitten niet ineengedoken en voorovergebogen maar moeten zich helemaal uitrekken, zij voelen zich juist trots. Het ligt voor de hand om ‘embodied cognition’ te verklaren vanuit het fysiologische standpunt over emoties. Maar ook vanuit de cognitivistische benadering van Martha Nussbaum kan worden begrepen wat ‘embodied cognition’ inhoudt. Daarvoor moet Nussbaums standpunt over emoties worden onderscheiden van dat van de stoïcijnen. Hoe kan ‘embodied cognition’, zoals in de inleiding beschreven, vanuit de cognitivistische benadering worden begrepen? Beargumenteer je antwoord aan de hand van het verschil tussen Nussbaums opvatting over emoties en die van de stoïcijnen.
HA-0311-a-14-1-o
11 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 36
Volgens de cognitivistische benadering van Nussbaum hebben emoties zowel een cognitieve als een evaluatieve lading. Deze factoren kunnen worden gebruikt om vast te stellen of er sprake is van een emotie. De gedragsbiologe Nadia Kohts deed bijna een eeuw geleden onderzoek naar chimpansees en bestudeerde ook hun reactie op emoties: tekst 8 Joni, haar jonge chimpansee, was op een dag uit zijn kooi ontsnapt en boven op het dak van haar huis geklommen. Kohts verzon van alles om het beest weer naar beneden te lokken, maar tevergeefs. Ten slotte deed ze of ze huilde. Ze maakte snikkende geluiden en hield haar handen voor haar gezicht. Vrijwel onmiddellijk kwam de chimpansee van het dak, trachtte haar te troosten door met zijn gezicht het hare te raken en met zijn hand haar kin te ondersteunen, ondertussen rondturend of hij mogelijke belagers van haar kon ontdekken. naar: Frans de Waal, Our Inner Ape, 2005
2p
2p
15
16
Joni lijkt te handelen uit medelijden en de behoefte om te beschermen. Is er volgens Nussbaum bij de chimpansee Joni sprake van een emotie? Beargumenteer je antwoord door Nussbaums onderscheid tussen de cognitieve en evaluatieve lading van emoties toe te passen op tekst 8. Dieren lijken soms medelijden te kunnen hebben met mensen, andersom kunnen mensen ook medelijden hebben met dieren. Dit geldt zelfs voor filosofen van wie vaak wordt gedacht dat ze emoties louter verstandelijk benaderen. Zo wordt bijvoorbeeld van Friedrich Nietzsche gezegd dat hij in 1889 het Carlo Albertoplein in Turijn opliep en een koetsier een vermagerd paard zag afranselen. Nietzsche zou de aanblik hiervan niet hebben kunnen verdragen en huilend van medelijden het arme dier om de hals zijn gevallen. Dit voorval zou het einde van de geestelijke gezondheid van Nietzsche hebben ingeluid. In zijn filosofie heeft Nietzsche zijn ideeën over medelijden uiteengezet. Hij legt daarbij een verband tussen medelijden aan de ene kant en verachting, genot en vernedering aan de andere kant. Heeft Nietzsche in Turijn in overeenstemming met zijn eigen filosofie over medelijden gehandeld? Beargumenteer je antwoord door uit te leggen wat medelijden volgens Nietzsche met verachting en vernedering te maken heeft en door uit te leggen waarom men zich voor medelijden zou moeten behoeden.
HA-0311-a-14-1-o
12 / 13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 37
Volgens psychologe Margriet Sitskoorn hebben emoties in de geschiedenis steeds andere gedaanten aangenomen en andere aanleidingen gekregen. Had men vroeger angst voor leeuwen of slangen, tegenwoordig zijn het tikkende rugzakken op stations of moordende concurrentie die angst en stress opleveren. Sitskoorn bestudeert daarbij de rol van het cognitieve en het emotionele brein: tekst 9 Zo is er een onderzoek gedaan naar het gebruik van creditcards. Ons brein heeft er een hele tijd over gedaan om een ruilbalans te ontwikkelen. Als je meteen iets terugkrijgt voor wat je moet inleveren kan het emotionele brein gemakkelijk een afweging maken. Door eeuwenlange ruilhandel hebben we zo leren beslissen. Maar we zijn nog niet zo lang gewend aan andere betaalmiddelen, aan creditcards en pinpassen. Ons cognitieve brein weet dat we met een creditcard kunnen betalen en dat er over een tijdje geld wordt afgeschreven, maar ons emotionele brein weet dat niet. Het emotionele brein is niet goed in het afwegen op de lange termijn. Het zegt sneller ja, neemt eerder de beslissing om met een plastic kaartje te betalen dan wanneer ik nu meteen mijn schoenen zou willen ruilen met de jouwe. Dat verklaart waarom we gemakkelijker geld uitgeven met een pasje. bron: de Volkskrant, Hersengymnastiek, 5 mei 2009
3p
17
In het neurologisch onderzoek in tekst 9 wordt een onderscheid gemaakt tussen het emotionele en het cognitieve brein. Dit onderscheid kan worden begrepen vanuit de begrippen ‘nature’ en ‘nurture’. Leg met behulp van de begrippen ‘nature’ en ‘nurture’ het onderscheid uit tussen het emotionele en het cognitieve brein in tekst 9. Beargumenteer vervolgens of het onderscheid tussen ‘nature’ en ‘nurture’ vanuit het neurologisch onderzoek in tekst 9 houdbaar is.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-14-1-o
13 / 13
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 38
Examen HAVO
2014 tijdvak 2 dinsdag 17 juni 13.30 - 16.30 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 17 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 42 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-14-2-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 39
Opgave 1 Gespeelde emotie
2p
1
In een speelfilm over de voormalige Amerikaanse president Abraham Lincoln speelt de Britse acteur Daniel Day-Lewis de hoofdrol. Om zijn rol zo goed mogelijk te kunnen spelen, begon de acteur zich al een jaar voor de eerste opnamen zo in te leven in de persoon Lincoln, dat hij ging voelen en denken zoals de oud-president. Andere acteurs die in de film speelden kregen brieven en mails van Day-Lewis die ondertekend waren met de “A” van Abraham. Ze mochten geen gesprekken meer met hem voeren over alledaagse zaken en ze mochten ook niet met een Brits accent met hem spreken zodat hij zich het Amerikaanse accent helemaal eigen kon maken. De acteur die de zoon van Lincoln speelde in de film liet weten de “echte Day-Lewis” pas te hebben ontmoet op het moment dat een man in spijkerbroek en T-shirt hem begroette op het feestje na afloop van de filmopnamen. De acteertechniek waarbij de acteur zich zo volledig mogelijk inleeft in het personage dat hij gaat spelen, wordt ‘method acting’ genoemd. ‘Method actors’ maken zoveel mogelijk gebruik van eigen emoties en ervaringen om zo levensecht mogelijk over te komen. De Romeinse leraar in de retorica Quintilianus heeft adviezen gegeven hoe sprekers met succes emoties bij het publiek kunnen oproepen. Wat is volgens Quintilianus voor sprekers de beste manier om emoties bij het publiek op te roepen? Leg in je antwoord uit in welk opzicht ‘method acting’ met de opvatting van Quintilianus overeenkomt. William James geeft in tekst 1 aan wat er allemaal komt kijken bij het acteren van een emotie:
tekst 1 Het enorme aantal onderdelen dat veranderd wordt bij een emotie maakt het voor ons zo lastig om, volkomen onaangedaan, de volledige en integrale expressie van welke emoties dan ook te reproduceren. Het zal ons misschien nog lukken wat willekeurige spieren te laten bewegen, maar we gaan de mist in bij de huid, de klieren, ons hart en de overige inwendige organen. Evenals iemand die doet alsof hij moet niezen, net niet echt klinkt, zo zal ook iedere poging om een emotie na te doen zonder dat de oorzaak aanwezig is die er normaal aanleiding toe geeft, ‘hol’ overkomen. bron: W. James, Wat is een emotie?
HA-0311-a-14-2-o
2 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 40
Wat James in tekst 1 beweert over het reproduceren van emoties is nog steeds onderwerp van discussie. De Nederlandse actrice Carine Crutzen antwoordt bijvoorbeeld het volgende als haar in een interview wordt gevraagd of zij de kunst van het huilen beheerst: tekst 2 ‘Het blijft eigenlijk iets wat je overkomt. Terwijl je je natuurlijk bewust bent van het feit dat je speelt, moet je proberen iets open te zetten en dat lukt niet altijd. Bovendien moet je niet ‘denken’ aan emotie. Het is iets fysieks, iets zintuiglijks en daarmee ook niet mijn privé-verdriet.’ Er zijn wel ‘triggers’ die een acteur kunnen helpen, vertelt Crutzen. Ze refereert aan de scene in Black Swan die Natalie Portman waarschijnlijk haar Oscar opleverde. Daarin zien we het rigide danseresje dat ze speelt buiten zinnen raken wanneer ze hoort dat ze de hoofdrol mag dansen. Ze sluit zich op in een toilet en belt bevend haar moeder om het goede nieuws te delen. De telefoon gaat over, de spanning stijgt, en wanneer moeder opneemt en ze met een klein stemmetje zegt: ‘Mummy I’ve got the part’ breekt ze volledig. De fysieke handeling van het uitspreken van zo’n woord als ‘mammie’ kan, als je jezelf toestaat het op een bepaalde manier te zeggen, heftige emoties genereren, verklaart Crutzen. bron: De Groene Amsterdammer, 24 maart 2011
2p
2p
2
3
Crutzen lijkt het zowel eens als oneens te zijn met de opvattingen van James over acteren. In welk opzicht komen de opvattingen van Crutzen in tekst 2 overeen met de benadering van emoties van James? Leg je antwoord uit met behulp van een citaat uit tekst 2. Leg tevens uit dat Crutzen het niet helemaal eens is met James en gebruik daarbij een citaat uit tekst 1 en een citaat uit tekst 2. Crutzen gaat in het interview ook in op de louterende werking van emoties bij het publiek. Al bij Aristoteles kunnen we lezen waarom mensen behoefte hebben aan levensecht gespeeld drama. Volgens hem zijn we bij het kijken naar toneel namelijk op zoek naar het verwerken van emoties. Aristoteles noemt dit ‘katharsis’: een emotionele loutering of zuivering. Hij veronderstelt dat het publiek bij toneel een emotionele zuivering ondergaat door de confrontatie met sterke emoties als verdriet, vreugde, woede en angst. Door de emoties tijdens de voorstelling te uiten kun je in het dagelijks leven beter met tegenslagen omgaan en zal je niet langer met overdreven woede of angst reageren. Martha Nussbaum is in haar filosofie beïnvloed door Aristoteles. Volgens haar kunnen emoties waar en onwaar, redelijk en onredelijk zijn. Wat verstaat Nussbaum onder de waarheid en de redelijkheid van emoties? Leg in je antwoord uit in welk opzicht de redelijkheid van emoties overeenkomt met de opvatting over ‘katharsis’ van Aristoteles.
HA-0311-a-14-2-o
3 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 41
Het al dan niet ervaren van echte emoties bij het kijken naar film of theater is het onderwerp van de paradox van de fictionele emoties. In scripted-realityseries, waarin waargebeurde feiten worden nagespeeld, wordt dit op de spits gedreven. In de succesvolle scripted-realityserie Achter gesloten deuren is het voor de kijker niet meteen duidelijk dat het om acteurs gaat. Actrice Anna Alba Franchin speelde een zwanger meisje dat de ziekte hiv had opgelopen nadat zij was vreemdgegaan. Over haar ervaringen zegt zij: tekst 3 Toen die aflevering op tv kwam, was scripted reality nog niet heel bekend in Nederland. Veel mensen dachten dat het een reality-serie was en wisten niet dat ik acteerde. In de supermarkt stonden mensen achter mij te fluisteren: ‘kijk dat is dat meisje met hiv’. Mijn oude baas stuurde me zelfs een sms’je om me te feliciteren met mijn zwangerschap. bron: Metro, 1 maart 2013
2p
2p
4
5
Stel nu dat de mensen in de supermarkt en Anna’s oude baas wel hadden geweten dat ze naar scripted reality keken. Hadden deze mensen dan wel echte emoties kunnen hebben? Beargumenteer je antwoord door uit te leggen welke oplossing van de paradox van de fictionele emoties volgens jou het best is, die van Lamarque of die van Walton. Als een Nederlandse acteur in een Japans theaterstuk de emotie ‘amae’ zou moeten spelen, een emotie waar geen Nederlands woord voor bestaat, zou dat dan kunnen lukken? Voor deze emotie zijn immers geen voorbeelden uit je eigen cultuur te geven. De taalkundigen Edward Sapir en Benjamin Whorf hebben een hypothese over taal en emoties ontwikkeld. Kan een Nederlandse acteur een emotie als ‘amae’ spelen als er in het Nederlands geen woord voor bestaat? Leg in je argumentatie uit of jouw standpunt wel of niet aansluit bij de hypothese van Sapir en Whorf.
HA-0311-a-14-2-o
4 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 42
Opgave 2 Waanzin
2p
3p
6
7
Al eeuwen lang buigen filosofen, artsen en zelfs politici zich over de vraag wat waanzin is. In de Oudheid leden sommige mensen aan melancholie, ze waren neerslachtig en droefgeestig. De Grieken verklaarden dit vanuit de indertijd gangbare leer van lichaamsvloeistoffen. Melancholie betekent letterlijk ‘zwartgallig’. Als het lichaam te veel zwarte gal produceert, worden gevoelens van droefheid en zinloosheid ervaren, zo dachten de Grieken. Zo’n vijftien eeuwen later nam Descartes de emotie ‘droefheid’ op in zijn rijtje van zes basisemoties. Zijn benadering van emoties ontleende hij gedeeltelijk aan de opvattingen over emoties in de Oudheid. In welk opzicht sluit Descartes’ benadering van emoties aan bij de opvatting over melancholie in de Oudheid die in de inleiding is beschreven? Leg je antwoord uit aan de hand van Descartes’ definitie van droefheid. Een andere emotie die in verband kan worden gebracht met waanzin, is woede. In Middeleeuwse literatuur zwerven vaak zogenaamde woudmannen door de bossen. Dit waren behaarde, woeste gekken met een ontwortelde boomstam in de hand. Woudmannen worden omschreven als gevaarlijk en agressief omdat hun geliefde hen heeft afgewezen. Ze hebben hun emoties niet in de hand en trekken zich terug in de bossen. Op die manier vermijden ze elk contact met hun medemensen en kunnen ze hun woede niet botvieren op de geliefde die hen heeft afgewezen. Aristoteles schrijft over woede en over manieren waarop je met woede moet omgaan. Woede is volgens Aristoteles een gemengd gevoel en heeft twee kanten. Leg uit dat de manier waarop de woudmannen met hun woede omgaan niet overeenkomt met de manier waarop je volgens Aristoteles met woede moet omgaan. Bepaal voor elk van de twee kanten van woede of ze van toepassing zijn op de woudmannen. Een voorloper van de waanzinnige woudman komt al voor in het Oude Testament, in het verhaal over de koning Nebukadnessar. In dat verhaal speelt de emotie trots een belangrijke rol. Nebukadnessar wandelt op het dak van zijn koninklijk paleis in Babel en zegt:
HA-0311-a-14-2-o
5 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 43
tekst 4 Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit? bron: Daniël 4, ontleend aan De nieuwe Bijbelvertaling, 2004 Nebukadnessars uitspraak wordt door God bestraft: hij verandert de trotse koning voor zeven jaar in een waanzinnige woudman: tekst 5 Hij werd door de mensen verstoten, hij at gras als de runderen, zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel, en ten slotte was zijn haar even lang als de veren van een arend en waren zijn nagels uitgegroeid als de klauwen van een vogel. Maar toen de zeven jaren verstreken waren, sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen naar de hemel op en keerde mijn verstand in mij terug. (...) Ik, Nebukadnessar, roem, verhef en verheerlijk nu de koning van de hemel. Al zijn daden zijn juist en zijn paden recht. Wie hoogmoedig zijn, kan hij vernederen. bron: Daniël 4, ontleend aan De nieuwe Bijbelvertaling, 2004
4p
3p
8
9
Hume en Aristoteles schrijven beiden over trots. Leg uit dat de trots van Nebukadnessar in tekst 4 aansluit bij Humes opvatting over trots en bij Aristoteles’ opvatting over trots. Beargumenteer vervolgens met welke opvatting over trots jij het eens bent: met die in tekst 5, met die van Hume of met die van Aristoteles. Maak in je afweging duidelijk waarom je het niet eens bent met de andere twee opvattingen over trots. Hoewel waanzin in de Middeleeuwen als bron van inspiratie voor verhalen diende, overheerste doorgaans toch de angst voor de dwazen en zotten, ook in de eeuwen daarna. Vrouwelijke gekken werden bijvoorbeeld betiteld als heksen. Ze zouden met hun magische kunsten de orde verstoren en anderen schade toebrengen. Ze vormden een bedreiging voor het redelijke en vrije mens-zijn en werden verbrand op brandstapels. In welk opzicht zou Sartre bovengenoemde angst voor heksen als ‘vrees’ omschrijven en in welk opzicht als ‘angst’? Leg in je argumentatie uit wat existentiële angst inhoudt.
HA-0311-a-14-2-o
6 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 44
2p
3p
10
11
Op den duur werden waanzinnigen steeds vaker als zieken beschouwd. Ze werden niet meer verbrand, maar menselijk behandeld werden ze evenmin. Ze werden weggestopt in gestichten of ‘dolhuizen’ waar ze werden vastgebonden of opgesloten zodat ze geen kwaad konden aanrichten. Michel Foucault spreekt hierover in zijn boek De geschiedenis van de waanzin als ‘de grote opsluiting’. Volgens Foucault toont de manier waarop er in de loop van de geschiedenis is omgegaan met waanzin onder andere dat de mens altijd bepaald wordt door macht. Volgens hem gaat er ook in de twintigste eeuw nog een disciplinerende macht uit van psychiatrische instellingen. Foucaults opvatting over disciplinering staat tegenover de opvatting over vrijheid van Sartre. Leg uit wat Foucault verstaat onder ‘disciplinering’. Beargumenteer vervolgens dat Foucaults opvatting over disciplinering tegenover Sartres opvatting over vrijheid staat. Waanzin wordt sinds de Oudheid zowel positief als negatief gewaardeerd. De Grieken zagen waanzin als een goddelijke wijsheid, vergelijkbaar met hoe wij nu een briljant natuurkundige als Albert Einstein wel een ‘geniale gek’ noemen. Maar de Grieken zagen waanzin ook als een hinderlijke verstoring van de maatschappelijke en morele orde. En wij hopen tegenwoordig een eventuele psychische stoornis zo goed mogelijk te kunnen behandelen met therapieën of medicijnen, zodat de ‘waanzin’ snel verdwijnt. Als waanzin te maken heeft met emoties, dan kan de waardering van waanzin gekoppeld worden aan de waardering van emoties. In het debat over de waardering van emoties gaat het erom in hoeverre emoties noodzakelijk zijn voor het leiden van een menswaardig bestaan. Martha Nussbaum en Seneca denken daarover verschillend. Waardeer jij waanzin positief? Beargumenteer je antwoord met een uitleg in hoeverre waanzin volgens jou noodzakelijk is voor het leiden van een menswaardig bestaan. Geef daarbij aan of je het eerder eens bent met Seneca’s waardering van emoties of met Nussbaums waardering van emoties.
HA-0311-a-14-2-o
7 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 45
Opgave 3 De troost van muziek
2p
2p
12
13
Op zijn 66ste verjaardag brengt de Engelse muzikant David Bowie, na tien jaar stilte, in 2013 een nieuw album uit met daarop de ballade Where Are We Now? Treurig bezingt Bowie daarin de stad Berlijn waar hij in de jaren zeventig van de vorige eeuw popgeschiedenis schreef. Duitsland was destijds nog opgedeeld in Oost en West. Toen Bowie er muziek opnam, keek hij uit op de Muur tussen Oost- en West-Berlijn. Uit de tekst van de ballade Where Are We Now? die gaat over een man die “verdwaald is in de tijd”, blijkt de heimwee. Bowies treurige stem en de melodie versterken de emotie. Leg uit in welk opzicht de emotie in de ballade Where Are We Now? een acute emotie is. Leg vervolgens uit dat het hebben van een acute emotie nog niet per se duidelijk maakt dat het hier om de emotie heimwee gaat. Verschillende denkers hebben zich in het verleden afgevraagd waarom muziek zo goed in staat is om emoties op te roepen. Volgens sommigen zit de emotie in de muziek zelf, volgens anderen is de ontroering die we ervaren bij muziek alleen maar het gevolg van de verbeeldingskracht van de luisteraar. De filosoof Spinoza schreef over het verband tussen emoties en verbeelding. Hoe zouden we volgens Spinoza moeten reageren op de heimwee van Where Are We Now? Leg in je antwoord uit wat volgens Spinoza het verband is tussen emoties en verbeelding. Na in Amerika een leven met veel drank en drugs te hebben geleid, zocht Bowie in de jaren zeventig zijn toevlucht in Berlijn. Daar kickt hij af van de drugs en neemt hij zijn carrière weer op.
HA-0311-a-14-2-o
8 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 46
tekst 6 Bowie was Los Angeles ontvlucht, emotioneel uitgehold na de consumptie van bergen cocaïne, hij voelde niets meer, alleen nog leegte. De cokeverslaving die Bowie opdeed in zijn luxueuze Californische optrek leverde hem de reputatie van ‘alien’ op: in interviews had hij met zijn aangevreten motoriek en volslagen afwezige oogopslag wel iets weg van een robot of buitenaards wezen dat, zoals hij het zelf uitdrukte, “alleen in theorie leefde” en geen spoor van welke emotie dan ook vertoonde. naar: Muziek Magazine, nr 1, 2013, Bowie in Berlijn
3p
14
De ongelukkige situatie van Bowie lijkt op een beschrijving die de filosoof William James geeft. Volgens James zou ons leven enigszins lijken op het leven van Bowie in tekst 6 als de cognitivistische benadering van emoties waar zou zijn. De filosofe Martha Nussbaum hanteert een cognitivistische benadering van emoties. Volgens haar drukt muziek onze gehechtheid aan de dingen buiten onszelf uit. Die dingen hebben we niet in onze macht. Muziek is daarmee een uitdrukking van de tragische kwetsbaarheid van de mens. Leg aan de hand van tekst 6 uit wat volgens Nussbaum het verband is tussen emoties en welzijn. Beargumenteer vervolgens of muziek volgens Nussbaum het welzijn van Bowie kan vergroten. Leg tot slot uit welke overeenkomst er is tussen tekst 6 en de kritiek van James op de cognitivistische benadering van emoties. Volgens Plato is muziek in staat om de harmonie van de kosmos te laten weerklinken. Maar volgens hem drukken de tonen van de muziek ook emoties uit. Sommige tonen zijn vrolijk terwijl andere juist droevig klinken. Plato vindt echter dat er maar twee toonsoorten geschikt zijn om muziek mee te maken: de toonsoort die bezonnenheid uitdrukt en de toonsoort die als dapperheid klinkt. Instrumenten waarop je meer dan deze twee toonsoorten kunt spelen, horen volgens Plato niet thuis in een ideale staat. Die instrumenten roepen volgens hem verkeerde emoties op: tekst 7 Een nieuwe vorm van muziek invoeren is immers iets waar men zich voor moet hoeden als voor een gevaar dat alles bedreigt. Want: verander iets aan de toonsoorten in de muziek, en je wijzigt onvermijdelijk de meest fundamentele wetten in de staat. naar: Plato, Politeia
HA-0311-a-14-2-o
9 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 47
2p
3p
15
16
Ook in de wereld van vandaag is het maken van muziek in sommige landen nog omstreden, bijvoorbeeld in Iran. Na de Iraanse revolutie werden openbare muziekoptredens verboden, met uitzondering van de optredens waarin revolutionaire liederen ten gehore werden gebracht. Een tijd later werd het wel weer mogelijk om muziekinstrumenten te kopen, maar alleen om er muziek mee te maken die de opvattingen van de staat ondersteunt. Langzaamaan is er weer wat ruimte voor andere muzikale optredens gekomen, met strikte regels voor het uitdrukken of oproepen van gevoelens die te maken hebben met bijvoorbeeld erotiek en sensualiteit. Maar iedereen die muziek wil uitbrengen moet deze muziek nog steeds eerst laten goedkeuren door de staat. De kritiek die de staatslieden van Iran hebben op sommige vormen van muziek, is vergelijkbaar met de kritiek die Plato heeft op redevoeringen en retorica. Leg uit dat de kritiek die de machthebbers van Iran hebben op sommige vormen van muziek vergelijkbaar is met Plato’s kritiek op retorica. Beargumenteer vervolgens aan de hand van zijn driedeling van de ziel waarom Plato de toonsoorten die dapperheid en bezonnenheid uitdrukken wel toestaat. De filosoof Friedrich Nietzsche dicht muziek een belangrijke rol toe, zowel in het leven als in zijn filosofie. Hij schreef zelf over muziek, raakte bevriend met de beroemde componist Richard Wagner en componeerde ook eigen muziekstukken. Volgens Nietzsche verbindt muziek ons rechtstreeks met het bestaan en heeft muziek, net als filosofie, net zo’n heftige uitwerking als de hartstochten zelf. “Zonder muziek zou het leven een vergissing zijn”, schreef hij dan ook. Nietzsche sloot hierin aan bij Arthur Schopenhauer, de filosoof volgens wie we door de muziek even aan de eeuwige kringloop van het onheil kunnen ontsnappen. Volgens hem kan muziek troost brengen. Alleen door muziek en leven vanuit medelijden kan het leven draaglijk worden. Hoewel Schopenhauer en Nietzsche het erover eens zijn dat het leven zonder muziek een vergissing zou zijn, zijn ze het niet eens over de rol die medelijden in het leven zou moeten spelen. Beargumenteer vanuit de opvattingen over medelijden van Schopenhauer en Nietzsche welke verschillende betekenis zij zouden geven aan de zin “Zonder muziek zou het leven een vergissing zijn”. Gebruik in je antwoord een uitleg van de herenmoraal.
HA-0311-a-14-2-o
10 / 11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 48
3p
17
Welke opvatting je ook over medelijden hebt, het overlijden van grote sterren in de muziekwereld wekt onder veel mensen gevoelens op van medelijden, vaak aangewakkerd door de media. In Nederland was de ontsteltenis bijvoorbeeld groot bij het overlijden van de zanger André Hazes in 2004. Veel mensen hadden het gevoel alsof ze met de dood van de volkszanger een goede bekende hadden verloren. Bij een eerbetoon na het overlijden, een afscheidsceremonie in de Amsterdam Arena, waren bijna vijftigduizend mensen aanwezig. Ruim zes miljoen mensen keken bovendien live mee op televisie hoe talloze artiesten emotionele toespraken of optredens gaven bij de kist van Hazes, die op de middenstip van het voetbalveld stond. Toen een jaar later in Amsterdam een standbeeld van Hazes werd onthuld en een deel van zijn as met tien vuurpijlen de lucht in werd geschoten, werd dit opnieuw live uitgezonden op televisie. Geef een argument tégen emocultuur aan de hand van medelijden als emotie. Geef ook een argument vóór emocultuur aan de hand van medelijden als deugd. Maak een eigen afweging van deze twee argumenten op basis van de aandacht voor het overlijden van Hazes.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-14-2-o
11 / 11
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 49
Examen HAVO
2013 tijdvak 1 woensdag 15 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 44 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-13-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 50
Opgave 1 De emoties van Sven Kramer
2p
1
Tijdens de Olympische Winterspelen van 2010 in Vancouver werd de allergrootste schaatsfavoriet Sven Kramer gediskwalificeerd na de 10 kilometer. Bij de wissel in de 16e ronde reed Sven Kramer op een teken van zijn coach Gerard Kemkers naar de binnenbaan, terwijl hij naar de buitenbaan had moeten schaatsen. Sven Kramer was zich van geen kwaad bewust en reed één van zijn allersnelste races op de 10 kilometer. Toen hij over de finish kwam, waande hij zich Olympisch kampioen, terwijl iedereen in het stadion en voor de televisie al wist dat hij zijn gouden medaille had verspeeld. Coach Kemkers schaatste naar hem toe en vertelde hem wat er was gebeurd. Sven Kramer werd woedend. Hij smeet zijn schaatsbril kapot en duwde de troostende hand van zijn coach hard van zich af. De Amerikaanse filosoof William James onderzoekt in zijn opstel What is an emotion? wat emoties precies zijn. Is er in bovenstaand voorbeeld, volgens de opvatting van James, sprake van een emotie bij Sven Kramer? Leg je antwoord uit door aan te geven wanneer er wél en wanneer er géén sprake is van een emotie volgens James. In de drie jaar voorafgaand aan deze Olympische Spelen, had Sven Kramer bijna alle belangrijke kampioenschappen gewonnen. Iedereen verwachtte dat hij deze Spelen naar huis zou gaan met drie gouden medailles. De verbijstering en ontgoocheling bij het publiek was, na de dramatische wissel op de 10 kilometer, dan ook onvoorstelbaar groot. In de media is er veel over gesproken, niet in de laatste plaats door Sven Kramer zelf. Minuten na de race vertelde Sven Kramer in het stadion aan de verslaggever van de NOS dat hij tijdens de rit zonder aarzeling had vertrouwd op het teken van zijn coach om de binnenbocht in te schaatsen:
uitspraak 1 Sven Kramer: “Vervolgens kom je erachter dat je verkeerd hebt gewisseld op één van de belangrijkste momenten in je leven.” In december 2010 blikte de NOS terug op ‘De Wissel’, zoals het fatale moment in de volksmond is gaan heten. Sven Kramer spreekt in die uitzending over de euforie die hij voelde na zijn winst op de 5 kilometer en de afschuwelijke mislukking van de 10 kilometer, en over alle training die eraan vooraf was gegaan:
HA-0311-a-13-1-o
2 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 51
uitspraak 2 Sven Kramer: “Voor mij was het zo gigantisch belangrijk. (...) Al die jaren, gewoon elke dag, dag in dag uit, 24 hours all the way, altijd − het is dan in één keer weg.”
2p
3p
2
3
Naast woede over zijn verlies ervoer Sven Kramer ongetwijfeld ook emoties als teleurstelling, verslagenheid en verdriet. Volgens de filosofe Martha Nussbaum hebben emoties betrekking op ons welzijn. Ze wijzen ons op het feit dat we als mens kwetsbaar zijn. Leg uit aan de hand van de bovenstaande uitspraken van Sven Kramer op welke manier emoties volgens Nussbaum laten zien dat we als mens kwetsbaar zijn. De manier waarop Sven Kramer na de wissel de pers te woord stond, is door velen bewonderd. Behalve het kapot gooien van zijn bril en wat gevloek onmiddellijk nadat hij hoorde wat er was gebeurd, is hij nergens in blinde razernij voor een camera verschenen. Omdat zijn diskwalificatie niet aan hemzelf te wijten was, zou menigeen het hebben begrepen als hij in zijn kwaadheid onredelijk zou zijn geworden of het contact met zijn coach zou hebben verbroken. Maar hij beheerste zich en was zelfs in staat om zijn coach de foute aanwijzing te vergeven. Naar eigen zeggen had het geen zin om zijn beheersing te verliezen. Daarmee zou hij zijn medaille immers niet alsnog hebben gekregen. De filosofen Spinoza en Aristoteles hebben allebei geschreven over het beheersen van woede. Welke opvatting over het beheersen van woede verklaart volgens jou de beheersing van Sven Kramer het best, die van Spinoza of die van Aristoteles? Leg in je argumentatie zowel de opvatting over de beheersing van woede van Spinoza als die van Aristoteles uit. Na de Olympische Spelen werden de sporters in Nederland gehuldigd. Toenmalig premier Jan Peter Balkenende hield een toespraak waarin hij de memorabele momenten van de Spelen beschreef. Vervolgens sprak hij alle sporters persoonlijk toe. Hij begon met Sven Kramer, die volgens hem als geen ander tijdens de Spelen had ervaren dat de torenhoge verwachtingen van heel Nederland zwaar op een sporter kunnen drukken. Balkenende beschreef de eerste rit van Sven Kramer op de 5 kilometer, die hij een paar dagen vóór de desastreuze 10 kilometer reed:
HA-0311-a-13-1-o
3 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 52
tekst 1 Beste Sven, als eerste van alle favorieten hoorde je het startschot. Tijdens de race gaf je alles. Helemaal leeg kwam je over de finish. Daarna restte het bange wachten. De gekmakende spanning, gevolgd door tranen van intense opluchting toen bleek dat niemand aan jouw tijd kon tippen. Die glorieuze gouden plak behoort je gewoon toe. De rest van het toernooi was alles behalve gewoon voor Sven Kramer. Helaas hebben we allemaal moeten constateren dat vanzelfsprekendheden in de sport niet bestaan. In een flits kan een zeker gewaande winst omslaan in een bitter en verbijsterend verlies. Iedereen zag het tijdens die 10 kilometer. Iedereen was ontzet. Iedereen heeft er een mening over. Maar beste Sven, ik zeg je dit: alleen een groot sportman kan ook waardig verliezen. En jij hebt laten zien dat je niet alleen de beste bent, maar ook de allergrootste. Ik weet zeker dat in Rusland jouw revanche wacht (tijdens de Olympische Spelen van 2014). bron: www.rijksoverheid.nl, toespraak Balkenende, 3 mrt 2010
4p
4
De kunst om overtuigend te spreken, is niet iedereen gegeven. In de klassieke retorica zijn regels opgesteld om een redevoering te analyseren en beoordelen. Zo onderscheidt Aristoteles middelen, doelen en genres van een redevoering. Welke drie middelen die Aristoteles onderscheidt zijn te herkennen in de toespraak van Balkenende in tekst 1? Geef in je uitleg de betreffende tekstpassages aan. Leg bovendien uit wat het genre van deze toespraak is. Balkenende noemde Sven Kramer in zijn toespraak ‘de allergrootste’ omdat hij een waardig verliezer bleek. Vooral het feit dat hij de fout van zijn coach kon vergeven, gooide hoge ogen. Sven Kramer heeft altijd openlijk laten weten dat de schuld van de misser bij zijn coach lag, maar dat de verstandhouding tussen hen goed is gebleven. Hij heeft zich nooit iets aangetrokken van de mening van anderen over het incident. Ook meer in het algemeen wordt Sven Kramer met veel superlatieven omschreven en wordt hij geroemd om zijn professionaliteit. Hij weet precies wat hij wil bereiken en werkt daar met succes naartoe; tussen 2007 en 2010 won hij nagenoeg alle wedstrijden die hij schaatste. Hij heeft een winnaarsmentaliteit en neemt geen genoegen met een tweede of derde plaats, maar gaat er altijd voor om de beste te zijn. Alhoewel hij regelmatig als allrounder wereldkampioen is geworden, concentreert hij zich vooral op de afstanden waarin hij jaren achtereen gewonnen heeft en die het hoogst gewaardeerd worden: de 5 en de 10 kilometer. Hij trekt zich weinig aan van de kracht van zijn eventuele tegenstanders en blaakt van het zelfvertrouwen.
HA-0311-a-13-1-o
4 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 53
3p
2p
5
6
Aristoteles beschrijft in zijn boek Ethica dat de emotie ‘fierheid’ een bekroning vormt van een voortreffelijk en volwaardig leven. Aan de hand van een tiental typeringen beschrijft Aristoteles de houding die karakteristiek is voor een ‘fier’ mens. Leg uit welke drie toepasselijke typeringen van de houding van fierheid van Aristoteles je herkent in bovenstaande beschrijving van Sven Kramer. Hoewel de emoties van Sven Kramer over zijn verlies intens waren, verraadden de beelden van coach Gerard Kemkers misschien nog wel heftiger emoties. Seconden nadat hij zijn pupil de verkeerde baan in had gestuurd, realiseerde Kemkers zich zijn fout. Naar eigen zeggen trof hem dat besef als een dolkstoot in zijn hart. Rondenlang moest hij Sven Kramer die van niks wist nog coachen, terwijl hij zelf al wist dat alles verloren was. Steeds als Sven Kramer bij hem in de buurt kwam, speelde Kemkers de coach die de schaatser nog gewoon begeleidt met aanwijzingen en aanmoedigingen. Maar zodra zijn pupil voorbij was geschaatst, zakte hij in elkaar. Op de foto hiernaast zie je Kemkers op zo’n moment. Zijn houding zou je kunnen interpreteren als een uiting van diepe verslagenheid, of het zou een uiting van verdriet, algehele ellende of ontreddering kunnen zijn. Maar emotionele houdingen zijn gemakkelijk verkeerd te interpreteren. Volgens een sportpsycholoog gaat Kemkers hier letterlijk gebukt onder schuldgevoel, een gevoel dat erg hevig is en moeilijk te aanvaarden omdat de fout nooit meer is goed te maken. Emoties kunnen zowel vanuit de fysiologische als vanuit de cognitivistische emotietheorie worden begrepen. Om schuldgevoel als emotie te begrijpen wordt in het algemeen gebruikgemaakt van de cognitivistische emotietheorie. Waarom is schuldgevoel in het algemeen het best te begrijpen vanuit de cognitivistische emotietheorie? Leg in je antwoord uit dat dit wordt bevestigd door het feit dat de houding van Kemkers op meerdere manieren is te interpreteren. Net als Sven Kramer kreeg ook Gerard Kemkers direct na de gebeurtenis een camera voor zijn neus om een verklaring te geven. Hij noemde zijn fout het allergrootste angstscenario dat een coach kan overkomen. Door zijn blunder had hij de winst en dus het lot van zijn pupil verpest.
HA-0311-a-13-1-o
5 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 54
2p
2p
7
8
Maar ook Kemkers’ eigen lot kwam aan het wankelen. Net als Sven Kramer had hij jaren achtereen dag in dag uit alles geïnvesteerd in de Olympische Spelen. Hij rekende evenzeer op de gouden medaille als Sven Kramer zelf. Door deze fout had Kemkers gefaald in zijn levenstaak, hetgeen hem opzadelde met grote twijfels over zichzelf. Naast fysiologische en cognitivistische emotietheorieën bestaat er ook een existentialistische emotietheorie. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen angst en vrees. In welk opzicht is er in het hierboven beschreven angstscenario van Kemkers sprake van vrees en in welk opzicht is er sprake van angst? In Nederland keken maar liefst 6,7 miljoen mensen op de televisie naar de commotie rondom de diskwalificatie van Sven Kramer. Maar ook in de maanden daarna kwam het voorval nog regelmatig op de buis. De fatale wissel werd eindeloos herhaald. Er verschenen compilaties van het gedrag van Kemkers tijdens de race en van de woede van Sven Kramer na afloop. Er werden reportages gemaakt van de manier waarop schaatsverenigingen uit Sven Kramers geboorteplaats Heerenveen meeleefden. Neurologen en psychologen legden voor de camera uit wat zich in de hersenen van Sven Kramer afspeelde tijdens de wissel en verschillende bekende Nederlanders uitten in de media hun eigen emoties over de diskwalificatie. Blijkt uit bovengenoemde voorbeelden dat wij leven in een emocultuur? Beargumenteer je standpunt en leg uit wat onder ‘emocultuur’ wordt verstaan.
U wilt hier de binnenbaan nemen Mag dat?
Over de diskwalificatie verschenen honderden grappen op internet. Inmiddels kan Sven Kramer om deze grappen lachen, maar vlak na zijn mislukte race was hij absoluut niet in staat om de gebeurtenis te relativeren. Volgens Sven Kramer heeft humor echter wel geholpen om zijn verlies te boven te komen. Met humor kon hij de werkelijke waarde van de diskwalificatie bepalen.
Een groot verdriet relativeren met behulp van humor verandert je emotie. Het verdriet neemt af en kan plaats maken voor berusting of zelfspot. Maar wat is nu de ‘ware’ emotie, het oorspronkelijke verdriet of de emotie na de relativering?
HA-0311-a-13-1-o
6 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 55
3p
9
Martha Nussbaum verbindt haar opvatting over emoties expliciet aan het begrip ‘waarheid’. Leg uit op welke twee manieren Nussbaum een verband legt tussen emoties en waarheid. Beargumenteer vanuit welk van deze twee manieren kan worden verklaard dat Sven Kramer zijn verlies met behulp van humor kon relativeren.
HA-0311-a-13-1-o
7 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 56
Opgave 2 Emoties bij mens en dier Charles Darwin, grondlegger van de evolutietheorie, is beroemd geworden door zijn onderzoek naar het ontstaan van de soorten en naar de afstamming van de mens. Daarnaast heeft hij vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar het gedrag van mensen en dieren. Zijn boek Het uitdrukken van emoties bij mens en dier (1872) bevat een nauwkeurige beschrijving van de manier waarop mensen en dieren uiting geven aan hun emoties. In het volgende fragment uit dit boek wordt de emotie woede bij apen beschreven: tekst 2 De emotie woede is regelmatig waar te nemen bij veel soorten apen en wordt op allerlei verschillende manieren uitgedrukt. Sommige soorten steken bij ergernis hun lippen vooruit, staren met een gefixeerde en woeste blik naar hun tegenstander en maken herhaaldelijk onverwachte bewegingen alsof ze naar voren gaan springen, en tegelijkertijd maken ze inwendige keelgeluiden. Veel apen tonen hun woede door plotseling abrupt naar voren te springen, terwijl ze daarbij hun mond openen en de lippen tuiten om de tanden te verbergen, en de ogen uitdagend op de vijand gericht te houden bij een woest duel. Sommige andere, in het bijzonder de langstaartapen of meerkatten, tonen juist wel hun tanden en laten hun kwaadaardige grijns vergezeld gaan van een scherpe, plotselinge en herhaalde schreeuw. naar: Charles Darwin, Het uitdrukken van emoties bij mens en dier, 1872
3p
10
Net als de bioloog Darwin schreef ook de Romeinse filosoof Seneca over de wijze waarop de emotie woede bij mens en dier tot uitdrukking wordt gebracht. Seneca maakte daarbij een onderscheid tussen woede bij mensen en woede bij dieren. Zou Seneca, net als Darwin, het gedrag van de apen in tekst 2 omschrijven als woede? Beargumenteer je antwoord en geef daarbij aan wat Seneca’s opvatting is over woede bij mensen en over woede bij dieren. Darwin gaat in zijn boek ook in op de manier waarop apen uitdrukking geven aan verbazing.
HA-0311-a-13-1-o
8 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 57
tekst 3 In de Londense dierentuin werd op mijn verzoek een levende zoetwaterschildpad bij een groot aantal apen in dezelfde ruimte geplaatst, die een ongeremde verbazing toonden, maar eveneens enige angst. Dit bleek uit het feit dat ze bewegingloos, met wijdgeopende ogen geconcentreerd bleven staren, terwijl alleen hun wenkbrauwen voortdurend op en neer gingen. Hun gezichten leken wat langer, en nu en dan gingen ze rechtop staan om beter te kunnen kijken. Vaak deden ze een paar stappen achteruit, hielden hun hoofd scheef, om daarna weer geconcentreerd te gaan staren. Het was curieus om te zien hoeveel minder bang ze voor de schildpad waren dan voor de levende slang die ik vroeger eens in hun hok had gelegd, want na verloop van een paar minuten waagden een paar apen het dichterbij te komen en de schildpad aan te raken. uit: Charles Darwin, Het uitdrukken van emoties bij mens en dier, 1872
2p
11
Op grond van deze observaties stelde Darwin dat de gelaatsuitdrukkingen van dieren, evenals hun bewegingen, bijna even expressief zijn als die van de mens bij basisemoties zoals angst, verbazing, woede, blijheid en droefheid. De lijst van basisemoties die de filosoof René Descartes opstelde, lijkt erg op het rijtje van Darwin. In de opsomming van Descartes neemt verwondering echter een bijzondere plaats in. Descartes geeft aan dat mensen goed moeten leren omgaan met deze emotie: ze kunnen zowel te kampen hebben met een tekort als met een overmaat aan verwondering. Ook maakt hij een onderscheid tussen verwondering en aandacht. Hoewel Descartes ervan overtuigd was dat dieren op een ander niveau staan dan mensen, en verwondering voor dieren onmogelijk is, zouden we ons toch kunnen afvragen of er bij de apen in tekst 3 sprake is van verwondering of aandacht. Beargumenteer of de reactie van de apen in tekst 3 beter omschreven kan worden als verwondering of als aandacht. Verwijs in je argumentatie naar tekst 3. Leg tevens uit wat volgens Descartes het verschil is tussen verwondering en aandacht. Bioloog en etholoog Frans de Waal is gespecialiseerd in het gedrag van mensapen. In zijn boek Van nature goed (1996) brengt hij verslag uit van onderzoek naar de moraliteit van apen. Volgens de Waal reageren veel dieren, niet alleen mensapen maar ook olifanten en dolfijnen, op elkaars pijn en ellende. Het basiselement van dit medelijden is volgens hem wederzijdse gehechtheid. Daarnaast speelt de prikkeling door de emoties van de ander een belangrijke rol. Deze twee elementen zorgen ervoor dat de genoemde dieren een zorgend gedrag vertonen dat lastig is te onderscheiden van menselijke uitingen van zorg voor de ander.
HA-0311-a-13-1-o
9 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 58
4p
12
De Waal geeft een voorbeeld van zorg voor andere dieren door te vertellen over een kapucijnaapje in de jungle van Venezuela dat met gedeeltelijk verlamde benen was geboren. De aap kon klimmen, maar niet springen en moest van de ene tak naar de andere worden gedragen. Onderzoekers stelden vast dat het gehandicapte aapje veel meer door de leden van de groep werd geholpen dan normaal was voor zijn leeftijd. De Waal is er door dit soort onderzoek van overtuigd geraakt dat het verschil in moreel gedrag tussen mensen en dieren niet wezenlijk is. Als De Waal gelijk heeft en mens en dier niet wezenlijk van elkaar verschillen, dan kan de vraag onderzocht worden of dieren op dezelfde manier medelijden kunnen hebben als mensen. Ook kan dan de opvatting van Aristoteles over medelijden worden toegepast op het gedrag van de kapucijnapen. Kan de zorg voor het kapucijnaapje door de andere leden van de groep worden omschreven als medelijden? Beargumenteer je antwoord aan de hand van de vier elementen waaruit medelijden volgens Aristoteles bestaat. In het volgende tekstfragment beschrijft De Waal hoe jonge en volwassen apen zich ten opzichte van elkaar gedragen tijdens het spelen.
tekst 4 Ik kijk altijd met bewondering naar de absolute beheersing van volwassen mannetjes tijdens het spelen; ze knagen met hun formidabele hoektanden aan de onvolwassen dieren en worstelen met hen, zonder hen ook maar in het minst te bezeren. Anderzijds ontzien apen tijdens het spel met oudere en sterkere partners niemand. Jongeren kunnen bijvoorbeeld op de rug van een volwassen mannetje springen en hem in het gezicht slaan met een kracht die fataal zou zijn als het andersom zou gebeuren. Primaten spelen dus met sterkeren op de ene manier, met zwakkeren op de andere manier. uit: Frans de Waal, Van nature goed, 1996, p. 61
4p
13
Deze beschrijvingen van het gedrag van jonge en oudere apen is interessant in het kader van het nature-nurture-debat. De apen lijken immers gedrag te vertonen waaraan bepaalde emoties ten grondslag kunnen liggen. Zowel constructivisten als reductionisten nemen in het nature-nurturedebat een bepaalde positie in ten aanzien van de oorsprong van gedrag en emoties. Vanuit beide benaderingen kunnen argumenten uit de beschrijvingen van het gedrag van apen worden gehaald om deze posities te onderbouwen. Leg uit welke standpunten constructivisten en reductionisten innemen in het nature-nurture-debat. Onderbouw elk van de standpunten met een citaat uit tekst 4.
HA-0311-a-13-1-o
10 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 59
2p
14
Apen kunnen meer dan we denken. Zeker de bonobo Kanzi, die erin is geslaagd om plaatjes met afbeeldingen van concrete voorwerpen (pictogrammen) te begrijpen, bijvoorbeeld toen Kanzi na het zien van pictogrammen met vuur en marshmellows (spekkies) naar buiten ging. Hij legde een vuurtje aan met behulp van takken en lucifers, prikte een marshmellow aan een stok en hield deze in het vuur om hem vervolgens op te eten. Kennelijk was door de pictogrammen bij Kanzi een emotie, verlangen of begeerte, opgewekt waardoor hij tot bepaald gedrag kwam. Omdat de emotie werd opgeroepen door pictogrammen in plaats van door een concrete situatie, zou je kunnen stellen dat het hier om een fictionele situatie gaat. Zoals mensen emoties ervaren bij het lezen van een boek, of bij het kijken naar een film, zo zou Kanzi emoties ervaren bij het zien van de pictogrammen. Een filosofische beschouwing van dergelijke emoties leidt echter tot de paradox van de fictionele emoties. De filosofen Peter Lamarque en Kendall Walton hebben verschillende oplossingen aangedragen voor deze paradox. Leg aan de hand van het voorbeeld van de bonobo Kanzi uit wat de paradox van de fictionele emoties inhoudt. Los deze paradox op voor de situatie van Kanzi door gebruik te maken van de theorie van Lamarque dan wel de theorie van Walton. Een andere beroemde aap, de vrouwelijke gorilla Koko, deed de wereld eveneens versteld staan van de mogelijkheden van deze dieren. Zo bleek zij in staat om 1000 gebaren uit een gebarentaal en 2000 gesproken woorden uit het Engels te begrijpen. Ook was Koko in staat om huisdieren te houden. Vooral haar relatie met een staartloze kat was bijzonder. Koko had via gebarentaal gevraagd om een huisdier. Na toestemming hiervoor koos ze een kat uit en gaf haar zelf de naam All Ball. Koko zorgde voor All Ball alsof het een babygorilla was. Na enkele maanden ontsnapte de kat echter uit de kooi van Koko en werd ze aangereden door een auto en overleed. Toen haar begeleider dit droevige nieuws meedeelde aan Koko, reageerde Koko via gebarentaal met: “Bad, sad, bad” en “Frown, cry, frown, sad” (“Slecht, droevig, slecht” en “Boos, huilen, boos, droevig”). Ook maakte ze geluiden die overeenkomen met de menselijke manier van huilen. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
HA-0311-a-13-1-o
11 / 12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 60
3p
3p
15
16
De taalkundigen Edward Sapir en Benjamin Whorf hebben een theorie ontwikkeld over de relatie tussen taal en emoties. Het is de vraag of het voorbeeld van gorilla Koko de hypothese van Sapir en Whorf ondersteunt. Leg uit wat de hypothese van Sapir en Whorf inhoudt. Geef aan de hand van het voorbeeld van Koko zowel een argument voor als een argument tegen deze hypothese. In het voorgaande zijn de opvattingen van verschillende filosofen over emoties toegepast op dieren. Maar het is de vraag of je mensen en dieren zomaar met elkaar kunt vergelijken. Dat is sterk afhankelijk van of je mensen beschouwt als (een soort) dieren of als wezenlijk of fundamenteel verschillend van dieren. Daarom is het belangrijk om duidelijk te weten welke vooronderstellingen je hanteert ten aanzien van mensen en dieren. Is er volgens jou een fundamenteel verschil tussen mensen en dieren? Beargumenteer je antwoord door jouw eigen mensvisie uit te leggen. Leg vervolgens uit met welke filosoof jouw visie het meest overeenkomt: Aristoteles, Descartes of Nietzsche.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-13-1-o
12 / 12
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 61
Examen HAVO
2013 tijdvak 2 dinsdag 18 juni 13.30 - 16.30 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-13-2-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 62
Opgave 1 Emoties van Afrika tot Japan In de 19e eeuw voer Charles Darwin met zijn schip de Beagle vijf jaar lang rond de wereld om natuuronderzoek te doen. Bij die reis kwam hij in contact met verschillende volken en maakte hij nauwkeurige notities over van alles wat hem daar opviel. In zijn boek Het uitdrukken van emoties bij mens en dier (1872) brengt hij daarover gedetailleerd verslag uit. Zo schrijft hij over inwoners van West-Afrika die, als ze verrast zijn, hun hand op hun mond slaan en zeggen: “Mijn mond kleeft aan me.” In het volgende fragment gaat Darwin in op andere manieren waarop uiting wordt gegeven aan verbazing. tekst 1 Er is een ander klein gebaar dat verbazing uitdrukt en waarvoor ik geen verklaring kan geven, namelijk het plaatsen van de hand op de mond of op een deel van het hoofd. Dit is bij zoveel mensenrassen waargenomen dat het een natuurlijke oorsprong moet hebben. Een oorspronkelijke inwoner van Australië werd meegenomen naar een grote kamer vol officiële papieren, wat hem zeer verraste, en terwijl hij de achterkant van zijn handen voor zijn lippen hield, riep hij “cluck, cluck, cluck”. Sommige Afrikaanse stammen drukken hun verbazing uit door ernstig te kijken, hun rechterhand op hun mond te plaatsen en “mawo” te zeggen, wat ‘wonderbaarlijk’ betekent. De Bosjesmannen zouden hun rechterhand naar hun hals brengen en hun hoofd achterover buigen. naar: C. Darwin, Het uitdrukken van emoties bij mens en dier, 1872
3p
1
Een eeuw later vraagt Paul Ekman zich af of de stelling van Darwin over het verband tussen gezichtsuitdrukkingen en emoties wel klopt. Hij besluit daarom zelf onderzoek te doen. Leg uit of het onderzoek van Ekman de stelling van Darwin in tekst 1 bevestigt. Lever tevens een punt van kritiek op de onderzoeksmethode die Ekman hanteert en een punt van kritiek op de conclusie die Ekman uit zijn onderzoek trekt.
HA-0311-a-13-2-o
2 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 63
Mede op basis van de kritiek die er op zijn eerste onderzoek kwam, besluit Ekman om zijn onderzoeksresultaten te verfijnen. Hij zet een experiment op, waarbij nauwkeurig de emotionele reacties van Japanners en Amerikanen op filmclips worden vastgelegd en bestudeerd. Tekst 2 is een verslag van dit experiment. tekst 2 Een deel van de clips bevatte beelden van plezierige of neutrale gebeurtenissen, zoals een kanotochtje, terwijl een ander deel beelden bevatte van nogal onprettige dingen, zoals een rituele besnijdenis, een neusoperatie en een bevalling waarbij een vacuümpomp op het hoofd van een kind werd gezet. Er werden twee soorten voorstellingen gegeven. Bij de ene soort voorstelling kregen de proefpersonen de filmpjes te zien terwijl ze alleen waren, bij de andere soort zat de proefpersoon samen met degene die hem de test afnam naar de filmpjes te kijken. Als ze alleen waren, bleken de gelaatsuitdrukkingen van de Japanse en Amerikaanse proefpersonen op elkaar te lijken, maar als de onderzoeker erbij was, bleken de Japanners meer te glimlachen en minder vaak weerzin te tonen dan de Amerikanen. Maar het interessantste resultaat van dit experiment werd pas opgemerkt toen de videobanden in slow motion werden afgespeeld. Pas toen was te zien dat de Japanners wanneer de onderzoeker erbij was dezelfde gelaatsuitdrukkingen van weerzin begonnen te tonen als de Amerikanen, en dat ze pas een fractie van een seconde later erin slaagden om die gelaatsuitdrukkingen te maskeren. uit: Dylan Evans, Emotie, De wetenschap van het gevoel, 2001
4p
2
Ook dit experiment van Ekman is van belang voor de wetenschappelijke discussie over emoties. Er worden vragen opgeworpen over het ontstaan van emoties en het verschil in emotionele reacties bij meerdere volken. In deze discussie − ook wel het nature-nurture-debat genoemd − staan twee groepen wetenschappers tegenover elkaar: de constructivisten en de reductionisten. Beide groepen kunnen argumenten uit dit experiment halen om het eigen standpunt te onderbouwen. Geef vanuit tekst 2 een argument voor het constructivistische standpunt en een argument voor het reductionistische standpunt in het naturenurture-debat. Leg in je antwoord beide standpunten uit.
HA-0311-a-13-2-o
3 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 64
2p
2p
3
4
In het debat over emoties speelt ook de vraag een rol hoe emoties worden herkend. Ekman ontdekte dat sommige mensen heel goed zijn in het herkennen van emoties van andere mensen. Deze mensen noemt Ekman ‘menselijke emotiemeters’. Uit een groep van 20 000 proefpersonen uit alle lagen van de bevolking selecteerde hij een kleine groep, die erg goed in staat bleek om te bepalen of iemand liegt of niet. Normaal gesproken hebben mensen een kans van ongeveer 50% om te weten of iemand liegt of niet, terwijl de geselecteerde groep dit met minstens 80% zekerheid wist vast te stellen. Ekman benadrukt dat deze menselijke emotiemeters geen aparte training nodig hebben gehad. Zij blijken gevoelig voor tegenstrijdigheden in getoonde emoties enerzijds en uitspraken die iemand doet anderzijds. Ze merken zelfs de kleinste nuances op in gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal en manieren van bewegen en spreken. In het onderzoek naar emoties staan twee verschillende benaderingswijzen tegenover elkaar: de fysiologische en de cognitivistische. Leg uit in welk opzicht dit experiment blijk geeft van een cognitivistische benadering van emoties én in welk opzicht van een fysiologische benadering van emoties. De aanhangers van de cognitivistische benadering van emoties hebben kritiek op de aanhangers van de fysiologische benadering. Mogelijkerwijs kan de huidige technologische ontwikkeling deze kritiek ondervangen. Naast menselijke emotiemeters bestaan er inmiddels ook zeer geavanceerde technologische emotiemeters. In Japan is er een bedrijf dat vanuit commercieel belang bestudeert welke emoties mensen hebben bij het kijken naar een programma op televisie of het bekijken van een website. Dit bedrijf heeft een camera ontwikkeld waarmee het knipperen met de ogen en het bewegen van de pupillen heel precies kunnen worden geregistreerd. Daarna kan deze technologische emotiemeter via berekeningen met hoge nauwkeurigheid vaststellen met welke emoties de kijkers naar het programma of de website hebben gekeken. Ook geeft het apparaat aan hoe de kijkers het programma waarderen. Leg uit welke kritiek vanuit de cognitivistische benadering op de fysiologische benadering van emoties wordt gegeven. Beargumenteer of deze kritiek met de technologische emotiemeter kan worden weerlegd.
HA-0311-a-13-2-o
4 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 65
2p
3p
5
6
De ontwikkeling van camera’s bij het meten van emoties wordt met grote belangstelling gevolgd. Met name producenten van televisieprogramma’s en reclamemakers zijn geïnteresseerd in analyses van menselijke emoties. Daarmee hopen ze hogere kijkcijfers en hogere inkomsten uit reclame te halen. Deze belangstelling van reclamemakers en producenten roept echter ook morele vragen op. Stel dat onze emotionele reacties op reclames met behulp van webcams worden gevolgd. Of dat zelfs onze emotionele reacties op billboards langs de weg worden vastgelegd met camera’s. Worden dan niet morele grenzen overschreden? Om morele vragen te beantwoorden, kan gebruik gemaakt worden van de plichtethiek, de deugdethiek of het utilitarisme. Vind jij het moreel geoorloofd om de emotionele reacties van mensen op reclames op billboards te filmen? Neem een beargumenteerd standpunt in en leg daarbij uit van welke van de drie genoemde ethische theorieën jij uitgaat. De manier waarop Japanners met emoties omgaan, wordt regelmatig aangehaald in Westers onderzoek. De journalist Tony Parsons bijvoorbeeld maakte in het voorjaar van 2011 een reportage over de manier waarop Japanners de gevolgen van de vloedgolf die het land overspoelde, verwerkten. Eén van de dingen die hem opviel was dat de getroffen Japanse scholen werden schoongemaakt door de leerlingen zelf. Schoonmaakbedrijven kwamen er niet aan te pas. Volgens Parsons had dit niets te maken met een obsessie voor hygiëne en orde, maar met trots. Trots op je school en trots op jezelf. Een trots die Parsons ook waarnam in de rijen van mensen die geduldig wachtten op voedsel. Of in de waardigheid van oudere vrouwen in een opvang voor mensen van wie het huis was weggespoeld. En zelfs bij mensen die behalve hun huis ook hun gezin waren kwijtgeraakt. Ondanks het gegeven dat hun hele leven op z’n kop was gezet, bleven ook zij kalmte en waardigheid uitstralen. Natuurlijk waren er tranen en was er angst en wanhoop, maar de trots stond voorop, aldus Parsons. Over trots is door verschillende westerse filosofen geschreven, waaronder Aristoteles en David Hume. Welke opvatting van trots sluit het best aan op de houding van de Japanners: die van Aristoteles of die van Hume? Beargumenteer je antwoord en leg daarbij uit van welke opvattingen over trots Aristoteles en Hume uitgaan.
HA-0311-a-13-2-o
5 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 66
3p
7
Behalve vanuit de filosofie zijn er ook binnen wereldreligies als de Islam en het Christendom visies ontwikkeld op trots. Heb jij een positieve of een negatieve waardering van trots? Beargumenteer jouw standpunt door de trots van de Japanners te vergelijken met de genoemde religieuze visies op trots. Leg daarbij uit welke visie het Christendom op trots heeft en welke visie de Islam op trots heeft. De manier waarop Japanners omgaan met hun emoties is misschien gedeeltelijk te verklaren door wat hen wordt geleerd in een sport als judo. Een centraal principe bij judo is ‘seiryoku zenyo’, wat te begrijpen is als het zo effectief mogelijk inzetten van je energie. In judo mag bijvoorbeeld geen energie worden verspild bij het onderuit halen van de tegenstander. Daarom wordt zoveel mogelijk de kracht van de tegenstander benut om hem ten val te brengen, waardoor er nauwelijks energie wordt verbruikt. Volgens de grondlegger van judo kun je ‘seiryoku zenyo’ ook toepassen op het alledaagse leven en de omgang met emoties: zet je energie zo effectief mogelijk in door alleen de juiste dingen te doen op het juiste moment. Over de juiste manier van omgaan met bijvoorbeeld de emotie woede schrijft hij:
tekst 3 Met het oog op onze dagelijkse activiteiten en sociale interacties, levert het principe van seiryoku zenyo het maximale resultaat op door het effectief gebruiken van iedere vorm van energie. Om deze reden zijn bijvoorbeeld menselijke fouten als woede in tegenspraak met dit principe. Woedend worden kost mentale energie. Hoe kan jij of iemand anders voordeel hebben van woede? Het gevolg van woede is onveranderlijk een uitputting van geestelijke energie, terwijl anderen op je neer gaan kijken. Door het principe van seiryoku zenyo toe te passen, worden mensen niet meer woedend. Ruzies en vechtpartijen zijn allemaal overtredingen van seiryoku zenyo. Degenen die aan judo doen moeten dit principe met zorgvuldigheid betrachten. Hoe de situatie ook is, er is slechts één pad dat je moet volgen: in ieder geval je afvragen wat het juiste is om te doen en dan die richting opgaan. naar: Jigoro Kano, Mind Over Muscle: Writings from the Founder of Judo, 2006
3p
8
In de westerse filosofie is door de Grieken en de Romeinen al geschreven over hoe men het beste met woede kan omgaan. Twee van deze filosofen zijn Aristoteles en Seneca. Welke opvatting over woede herken je in tekst 3, die van Aristoteles of die van Seneca? Leg in je argumentatie zowel de opvatting over woede van Aristoteles als die van Seneca uit.
HA-0311-a-13-2-o
6 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 67
Opgave 2 Emoties rondom Joran In 2005 werd de wereld opgeschrikt door de verdwijning van de Amerikaanse toeriste Natalee Holloway op Aruba. De Nederlander Joran van der Sloot werd gearresteerd als verdachte, maar al snel weer vrij gelaten wegens gebrek aan bewijs. Via de Nederlandse televisie werd de zaak bekend bij het grote publiek. In verschillende mediaoptredens beweerde Van der Sloot dat hij onschuldig was. Hij bleek volgens sommigen echter een ziekelijke neiging tot liegen te hebben. Hij zei dat het om een ongeluk ging, maar gaf voortdurend andere feiten op over de betrokkenen, de doodsoorzaak en de plaats van het stoffelijk overschot. Zijn onoprechtheid leidde bij de grote massa tot de conclusie dat Van der Sloot schuldig was aan een misdrijf. Velen waren verontwaardigd over het huichelachtige gedrag van Van der Sloot. De verontwaardiging werd in de jaren daarna nog sterker toen bleek dat Van der Sloot zich bezig hield met vrouwenhandel en op een hotelkamer een jonge vrouw vermoordde. Om te bepalen of de verontwaardiging over het gedrag van Van der Sloot een emotie is, kun je gebruik maken van de volgende definitie: definitie Een emotie is een reactie van een levend wezen op een gebeurtenis die voor dat wezen belangrijk is.
4p
3p
9
10
Deze definitie van een emotie bestaat uit vier verschillende onderdelen. Leg uit dat de verontwaardiging over Van der Sloot volgens de vier onderdelen van bovenstaande definitie inderdaad een emotie is. Geef bij elk element een vooronderstelling aan waarvan wordt uitgegaan. Naast verontwaardiging was er ook sprake van medelijden met het afschuwelijke lot van de achttienjarige Natalee Holloway en het verdriet van haar rouwende moeder. Aristoteles en Schopenhauer behandelen de emotie medelijden allebei als een deugd: medelijden is een goede karaktertrek van de mens. Toch bestaat er ook een groot verschil in hun opvatting over de emotie medelijden. In welk opzicht verschilt Aristoteles’ opvatting over medelijden van die van Schopenhauer? Leg in je antwoord de opvattingen over medelijden van beide filosofen uit. Gebruik bij je uitleg van Aristoteles’ opvatting de vier elementen waaruit medelijden volgens hem bestaat.
HA-0311-a-13-2-o
7 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 68
3p
2p
11
12
Misdaadverslaggever Peter R. de Vries maakte een televisie-uitzending over de zaak Holloway, waarin beelden werden vertoond die met een verborgen camera waren opgenomen. Deze camera was verstopt in de auto van iemand die undercover voor De Vries werkte en het vertrouwen van Van der Sloot had weten te winnen. De uitzending begon met de aankondiging van De Vries dat hij de zaak Holloway had opgelost, waarna hij inging op het politieonderzoek en het verdriet van de moeder van Natalee. De beelden die waren opgenomen met de verborgen camera werden pas tegen het eind van het programma getoond. Daarin zag je dat Van der Sloot, onder invloed van het roken van wiet, bekende dat Natalee op het strand onwel werd, waarna hij haar lichaam door een vriend in zee liet dumpen. Alhoewel de uitzending er niet toe leidde dat Van der Sloot opnieuw werd gearresteerd, werd de zaak op Aruba wel heropend. Peter R. de Vries verstond kennelijk de kunst om zijn toeschouwers bij justitie te overtuigen. Je zou een televisie-uitzending als die van Peter R. de Vries kunnen vergelijken met redevoeringen zoals die in de Oudheid werden gehouden. Daarbij wilde men immers het publiek overtuigen. Gebeurde dit in de Oudheid alleen met woorden, een televisiemaker kan tegenwoordig ook beelden gebruiken om de doelen van een redevoering te bereiken. Leg met behulp van de inleidende tekst op deze vraag uit dat de uitzending van Peter R. de Vries heeft voldaan aan de drie doelen van een redevoering. Niet iedereen in Nederland was onder de indruk van het programma van Peter R. de Vries. Er kwam ook kritiek. Sommigen vonden dat De Vries vooral op sensatie gerichte televisie had gemaakt. Het programma leverde immers, behalve een bekentenis van Van der Sloot onder invloed van wiet, geen harde bewijzen op. Vanwege de extreem hoge kijkcijfers en de gunstige verkopen van het programma aan het buitenland, zou De Vries verschrikkelijk veel geld hebben verdiend. Ook in de Oudheid werd kritiek geuit op de retorica, zoals door Plato. Welke twee overeenkomsten zijn er tussen de kritiek op de uitzending van Peter R. de Vries en Plato’s kritiek op de retorica?
HA-0311-a-13-2-o
8 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 69
4p
2p
13
14
Het ervaren van emoties bij een televisieprogramma kun je vergelijken met het ervaren van emoties bij het lezen van een boek of het zien van een bioscoopfilm. Het ervaren van emoties in deze situaties leidt filosofisch gezien echter tot de paradox van de fictionele emoties. De filosoof Peter Lamarque bedacht een oplossing voor deze paradox. Er is discussie mogelijk of de paradox van de fictionele emoties ook opgaat bij het kijken naar beelden die zijn opgenomen met een verborgen camera. Wat is Lamarques oplossing voor de paradox van de fictionele emoties? Leg in je antwoord de paradox van de fictionele emoties uit. Geef vervolgens een argument vóór en een argument tégen de stelling dat er bij een programma met een verborgen camera sprake is van de paradox van de fictionele emoties. Een andere opzienbarende uitzending over Van der Sloot was het RTL 5-programma ‘Terror Jaap’. Voorafgaand aan dat programma had Van der Sloot meegewerkt aan een test met een leugendetector. Bij een test met een leugendetector worden veranderingen in de fysieke toestand van een testpersoon geregistreerd op het moment dat deze door een deskundig persoon wordt ondervraagd. In de uitzending van ‘Terror Jaap’ werd verteld dat de detector veranderingen had geregistreerd in Van der Sloots fysieke toestand op het moment dat hij sprak over zijn onschuld in de zaak Holloway. Volgens de directeur van het recherchebureau dat verantwoordelijk was voor de test, heeft deze test bewezen dat de leugendetector werkt. Volgens critici kan iemand met een ziekelijke neiging tot liegen, zoals Joran van der Sloot, zijn emoties echter gemakkelijk anders voordoen dan ze zijn. Vóór- en tegenstanders van de leugendetectortest kunnen hun argumenten onderbouwen vanuit het lichaam-geest debat, waarin het monistische standpunt tegenover het dualistische standpunt staat. Leg uit waarop de voorstanders van de leugendetectortest zich het beste kunnen beroepen: het monistische of het dualistische standpunt. Geef daarbij het verschil tussen beide standpunten aan.
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
HA-0311-a-13-2-o
9 / 10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 70
2p
15
Of Van der Sloot nu wel of niet zijn emoties heeft kunnen manipuleren tijdens de leugendetectortest, het voortdurend afleggen en weer intrekken van verklaringen deden in ieder geval vermoeden dat zijn emoties niet altijd oprecht waren. Hij heeft zich voor de camera meerdere keren berouwvol getoond en schuldbewust opgesteld. Soms toonde hij zelfs verdriet over zijn eerdere leugens. Maar telkens bleek achteraf dat hij op die momenten gewoon weer een nieuwe leugen vertelde. Volgens de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum kan een emotie waar maar ook onwaar zijn. Op welke twee manieren kan het verdriet van Van der Sloot volgens Nussbaum onwaar zijn? Geef in je uitleg voor beide manieren een voorbeeld van onwaar verdriet van Van der Sloot. Volgens socioloog Willem Schinkel hebben de emoties rondom Van der Sloot een groot saamhorigheidsgevoel opgeroepen bij de Nederlandse burgers. De massale verontwaardiging over zijn gedrag heeft een duidelijk ‘wij-gevoel’ en gezamenlijke opwinding gecreëerd. Burgers zijn daardoor meer met elkaar verbonden geraakt.
tekst 4 “Heb jij gekeken?” Het was de meest gestelde vraag in de afgelopen weken. Ze duidt op iets wat interessanter is dan Joran en Natalee zelf, dan ‘Peter R.’ of het juridische spel: namelijk het massale publiek dat zich verzamelt rond ‘Joran’. De gemeenschap die zichzelf opwindt, ziet zichzelf tegenwoordig op televisie. (...) In ‘Joran’ zien we: zo ben je burger (want: zo ben je het niet). Maar hoe ben je dan ‘burger’? Ja, je verontwaardigt je! Of je je nu verontwaardigt over ‘Jorans’ indifferente arrogantie, zijn winstbejag, zijn acties, of over ‘die hele mediahype’, je bent verontwaardigd. (...) ‘Samenleving’, dat is georganiseerde verontwaardiging. bron: De Groene Amsterdammer, nummer 7, 15 februari 2008
3p
16
Schinkel geeft in tekst 4 indirect een argument voor het feit dat wij momenteel in een onwenselijke emocultuur leven. Maar je zou zijn betoog ook kunnen opvatten als een pleidooi voor de wenselijkheid van de emocultuur. Vind jij het wenselijk dat we in een emocultuur leven? Bepaal je standpunt door uit tekst 4 een argument vóór en een argument tégen de wenselijkheid van emocultuur te ontlenen en een eigen afweging te maken.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-13-2-o
10 / 10
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 71
Examen HAVO
2012
tijdvak 1 dinsdag 22 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-12-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 72
Opgave 1 De magie van theater In Nederland is het genre musical razend populair. Ieder jaar worden er tientallen musicalproducties uitgebracht die door miljoenen mensen worden bezocht. In de meeste musicals worden vrolijke maar ontroerende verhalen verteld met een goede afloop. Actrice Chantal Janzen heeft in verschillende musicals de hoofdrol gespeeld. Toen zij één van haar eerste rollen speelde, sprak zij in een interview over de magie van theater: tekst 1
T H E A T E R
“Ik heb altijd het idee bij musical dat ik in een andere wereld stap. Als ik in de coulissen sta, ben ik nog mezelf ..., maar dan opeens, zodra ik één stap op het toneel zet en het licht op me voel schijnen, stap ik een sprookje binnen. Dat is echt iets magisch, dat is iets van theater wat ik niet kan verklaren.” Om deze magie te creëren, gebruikt Janzen haar eigen verbeelding: “Ik maak voor mezelf altijd een achtergrond voor de persoon die ik speel. Dat staat niet in het script: het verhaal dat ik maak, bestaat helemaal niet.”
naar: Goossen, Jesse. Dit is theater, Lemniscaat, 2003
2p
1
Het verzonnen achtergrondverhaal heeft Janzen nodig om de emoties van haar personage te kunnen spelen en zo haar doel te bereiken: emoties oproepen bij de toeschouwers. Het is de vraag of de emoties die toeschouwers van een musical ervaren echt zijn of onecht. Naar aanleiding van de zogenoemde ‘paradox van de fictionele emoties’ onderzoekt filosoof KendalI Walton wat we ervaren bij het zien van situaties waarvan we weten dat ze niet echt zijn. Ervaart een toeschouwer van een musical volgens Walton echte emoties? Leg je antwoord uit en beredeneer vervolgens aan de hand van tekst 1 of Chantal Janzen zélf, bij het acteren in een musical, volgens Walton echte emoties ervaart. Toen het theater in de vijfde eeuw vóór onze jaartelling in Griekenland ontstond, hield men van een ander soort voorstellingen dan musicals. In die tijd smulden de toeschouwers van tragedies, serieuze stukken die dramatisch eindigen met de ondergang van een heldhaftig persoon. Ze zijn meestal gebaseerd op verhalen uit de Griekse mythologie en gaan over zware thema’s zoals liefde en haat, wraak en verraad.
HA-0311-a-12-1-o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 73
5p
2p
2
3
De verhalen in Griekse tragedies zijn vaak zó onwaarschijnlijk, dat het voor de toeschouwers niet gemakkelijk is om zich erin te herkennen. Om te bereiken dat toeschouwers zich toch identificeren met de hoofdpersoon, wordt in veel tragedies een koor opgevoerd. De leden van het koor in een Griekse tragedie becommentariëren de ellende in het verhaal en geven hun emoties daarbij weer. Deze emoties zijn voor de toeschouwers onmiddellijk herkenbaar. In poëtische stijl, onder begeleiding van harmonieuze en aantrekkelijke fluitmuziek, vertellen de koorleden bovendien over de achtergrond en voorgeschiedenis van het verhaal. Daardoor kunnen de toeschouwers de gebeurtenissen goed begrijpen. De rol van het koor binnen een tragedie voldoet aan de drie doelen van een redevoering zoals die worden beschreven in de klassieke retorica. De Romein Quintilianus schreef in de eerste eeuw na onze jaartelling het handboek ‘De opleiding tot redenaar’. Daarin onderscheidt hij twee soorten emoties om de doelen van een redevoering te bereiken, namelijk pathos en ethos. Geef aan wat de drie doelen van een redevoering zijn volgens de klassieke retorica en laat zien hoe je deze drie doelen herkent in de rol die het koor speelt in een Griekse tragedie. Leg tevens uit op welke manier het koor volgens Quintilianus gebruik kan maken van pathos en ethos om deze doelen te bereiken. Het vergelijken van theater met retorica gebeurde vaak in de Oudheid. Quintilianus vergelijkt een toneelspeler met een redenaar. Ook in de filosofie van de Griekse filosoof Plato is een overeenkomst aan te wijzen tussen zijn opvattingen over theater en die over retorica. Plato leefde ten tijde van de hoogtijdagen van de Griekse tragedies, maar hij droeg het theater geen warm hart toe. Volgens Plato proberen toneelspelers emoties op te roepen bij de toeschouwers. Dit vindt hij gevaarlijk omdat die emoties de toeschouwers afleiden van dat waar zij eigenlijk naar zouden moeten streven. Deze kritiek van Plato valt goed te begrijpen vanuit zijn driedeling van de ziel. Waarin komt Plato’s kritiek op de retorica overeen met zijn kritiek op het theater? Leg je antwoord uit aan de hand van zijn driedeling van de ziel. Eén van de oudste bewaard gebleven tragedies is ‘Het verhaal van Orestes’. In deze tragedie wordt verteld hoe koningszoon Orestes wordt achtervolgd door vreselijke rampen. De ellende begint als zijn vader als overwinnaar terugkeert uit de oorlog. Zijn moeder heeft in de tussentijd echter een relatie aangeknoopt met de neef van zijn vader. Zij verwelkomt haar man alsof er niets aan de hand is, maar eenmaal binnen in het paleis vermoordt zij hem terwijl hij een bad neemt. Een groep oude mannen volgt vlak buiten het paleis angstvallig de gebeurtenissen, zonder precies te weten wat er gaande is. Ze voelen aan dat er iets niet klopt en verliezen hun vertrouwen in de toekomst. Ook al snappen ze niet precies waarvoor ze bang zijn, ze weten niet meer wat ze moeten doen.
HA-0311-a-12-1-o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 74
3p
4p
4
5
In de twintigste eeuw speelt de emotie angst een belangrijke rol in het werk van existentialistische filosofen. De Franse existentialist Jean-Paul Sartre maakt een duidelijk onderscheid tussen ‘angst’ en ‘vrees’. Zou Sartre de emotie van de oude mannen in ‘Het verhaal van Orestes’ omschrijven als angst of als vrees? Beargumenteer je antwoord en leg daarbij uit wat volgens Sartre het verschil is tussen angst en vrees en waarom angst volgens hem fundamenteler is dan vrees. In het vervolg van ‘Het verhaal van Orestes’ worden de verschrikkingen nog groter. Orestes krijgt van de goden de opdracht om zijn vader te wreken: hij moet zijn eigen moeder vermoorden. Een onmenselijke opdracht, maar in de Griekse mythologie ging men er vanuit dat de goden de hoogste waarheid vertegenwoordigen. Ieder normaal denkend mens gehoorzaamde dan ook aan de wil van de goden. Orestes slaagt erin de afschuwelijke bloedwraak op zijn moeder uit te voeren, maar onmiddellijk na de moord ziet hij de wraakgeesten. Deze wezens worden beschreven als half slang en half vrouw. Bloed druipt uit hun ogen en ze zijn alleen zichtbaar voor wie door hen wordt achtervolgd. Ze jagen hun slachtoffers voor eeuwig op. Hun angstaanjagende verschijning belooft dan ook weinig goeds voor Orestes. De filosoof Aristoteles leefde ongeveer een eeuw nadat ‘Het verhaal van Orestes’ werd geschreven. In tegenstelling tot Plato was Aristoteles een bewonderaar van het theater. Volgens hem gaan toeschouwers volledig op in de fictionele situatie van de tragedie: ze identificeren zich zodanig met het getoonde dat ze tijdens de voorstelling vergeten dat wat voor hun neus gebeurt niet echt is. Omdat de hoofdpersoon zulke vreselijke narigheid doorstaat, krijgen de toeschouwers medelijden met hem. Volgens Aristoteles roepen tragedies altijd terecht medelijden op. In zijn ‘Retorica’ beschrijft hij de vier elementen waarmee je kunt vaststellen of er sprake is van echt medelijden. Aan de hand van deze elementen zou hij bepaald hebben dat ook ‘Het verhaal van Orestes’ terecht medelijden opwekt bij de toeschouwers. Leg aan de hand van bovenstaande inleiding uit waarom de toeschouwers van ‘Het verhaal van Orestes’ volgens Aristoteles terecht medelijden krijgen met Orestes. Pas daarbij alle vier elementen toe die Aristoteles onderscheidt bij ‘medelijden’.
HA-0311-a-12-1-o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 75
3p
4p
6
7
In de negentiende eeuw onderzocht de filosoof Friedrich Nietzsche de Griekse kunst en cultuur in zijn boek ‘De geboorte van de tragedie uit de geest van de muziek’. Volgens hem werken er in een tragedie twee tegengestelde krachten. Aan de ene kant een wrede en mateloze kracht en aan de andere kant een fantasievolle en dromerige kracht. De wrede mateloosheid is uiteindelijk sterker dan de dromerige fantasie: tragedies kennen immers altijd een ongelukkig einde. Nietzsche vindt de Grieken een sterk en krachtig volk omdat zij kunnen genieten van tragische verhalen. Volgens Nietzsche roept een tragedie dan ook absoluut geen medelijden op, zoals Aristoteles beweerde. Een tragedie toont dat de mens zich niet moet laten misleiden door de fantasie, maar het leven altijd vol energie moet vieren, hoe ellendig het soms ook is. Deze opvatting van Nietzsche over het effect van tragedies valt goed te rijmen met zijn analyse van de emotie medelijden en zijn opvatting dat de mens de herenmoraal moet verkiezen boven de slavenmoraal. Beargumenteer vanuit Nietzsches opvatting over het effect van een tragedie dat hij de herenmoraal verkiest boven de slavenmoraal. Leg je antwoord uit aan de hand van Nietzsches analyse van medelijden en zijn onderscheid tussen herenmoraal en slavenmoraal. Over de vraag of een theatervoorstelling medelijden oproept, verschillen filosofen van mening. Dit meningsverschil hangt waarschijnlijk samen met het feit dat de emotie medelijden door sommige filosofen positief en door anderen negatief wordt beoordeeld. Nietzsche veroordeelt de emotie medelijden, terwijl zijn filosofische leermeester Arthur Schopenhauer de emotie medelijden juist verdedigt. Vind jij medelijden een wenselijke of juist een verwerpelijke emotie? Beargumenteer jouw standpunt zowel aan de hand van twee kenmerken van medelijden die Nietzsche beschrijft, als aan de hand van de visie die Schopenhauer op medelijden heeft.
HA-0311-a-12-1-o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 76
Opgave 2 Emoties op de beursvloer
2p
2p
8
9
In 2008 werd de zeer ambitieuze en trotse belegger Bernard Madoff uit New York ontmaskerd. Hij werd gearresteerd vanwege bedrog dat was gebaseerd op een piramidespel. Dit verboden piramidespel bleef lang in stand dankzij Madoffs goede verkooppraatjes en het grote onderling vertrouwen van de deelnemers. Door de kredietcrisis die eind 2008 uitbrak, wilden de investeerders hun geld echter terugzien en stortte de piramide in. Madoff werd berecht − het bleek dat er in totaal 65 miljard dollar in zijn handen was verdampt − en hij kreeg een gevangenisstraf van 150 jaar. Aristoteles legt in zijn filosofie over de emotie trots of fierheid een verband tussen fierheid aan de ene kant en verdiensten, ambities en aanzien aan de andere kant. Wat is volgens Aristoteles bij een fier mens het verband tussen verdiensten, ambities en aanzien? Is het terecht om Madoff op grond hiervan een fier of trots mens te noemen? De opvatting van Aristoteles over fierheid hangt samen met zijn visie op het morele handelen van mensen. In die visie staat het begrip ‘deugd’ centraal. Aristoteles spreekt over deugden vanuit een bepaald idee over een voortreffelijk en volwaardig leven. Het is daarmee mogelijk vanuit de deugdethiek van Aristoteles te oordelen over het handelen van Madoff. Wat is volgens Aristoteles het verband tussen een volwaardig leven en de deugd fierheid? Leg je antwoord uit en beargumenteer vanuit de deugdethiek van Aristoteles hoe je Madoff in moreel opzicht moet beoordelen. Madoff verloor veel geld door verkeerde beleggingen. Een belegger moet op de beurs voortdurend het koersverloop in de gaten houden. Sterke stijgingen en dalingen van de koersen kunnen voor de belegger grote winst of groot verlies als gevolg hebben. Om zo groot mogelijke winst te behalen, moet een belegger op het juiste moment de juiste keuze maken. Het gedrag van mensen in de handel en op de beurs is onderwerp van psychologisch onderzoek. Bij dit soort onderzoek is men er lange tijd vanuit gegaan dat beleggers op aandelenbeurzen handelen vanuit rationele overwegingen. Bij beslissingen zou een overzicht worden gemaakt van de kosten en baten van de beleggingsmogelijkheden en een keuze worden gemaakt voor de hoogste opbrengst. Recent psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat beleggers ook onder invloed staan van emoties. Als er bijvoorbeeld geruchten in de media opduiken die van ingrijpende invloed kunnen zijn, raken beurshandelaren soms in paniek en maken ze keuzes die leiden tot verlies.
HA-0311-a-12-1-o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 77
4p
2p
2p
2p
10
11
12
13
Volgens de filosofe Martha Nussbaum zijn er met betrekking tot emoties vier belangrijke factoren te onderscheiden. Deze vier factoren kun je ook toepassen op een handelaar op de beursvloer die in paniek raakt. Pas de vier factoren, die Nussbaum onderscheidt ten aanzien van emoties, toe op een beurshandelaar die geconfronteerd wordt met geruchten uit de media en in paniek raakt. Nussbaum is beïnvloed door zowel de filosofie van Aristoteles als die van de stoïcijnen. Ze onderscheidt zich echter van de stoïcijnen door de manier waarop ze met betrekking tot emoties over waarheid en redelijkheid spreekt. Leg uit wat volgens Nussbaum het verband is tussen emoties enerzijds en waarheid en redelijkheid anderzijds. Beargumenteer tevens hoe dit verband wordt bevestigd door het gedrag van een beurshandelaar die in paniek is geraakt. Het psychologisch onderzoek van gedrag op de beurs geeft nog geen antwoord op de vraag hoe een emotie ontstaat. In andere psychologische onderzoeken zijn hiertoe experimenten gedaan. In één van die experimenten lieten psychologen proefpersonen bepaalde handelingen uitvoeren, zoals het vastklemmen van een pen tussen de tanden. Bij deze handeling spanden de proefpersonen, zonder dat te beseffen, de lachspieren aan. Wanneer deze groep vervolgens afbeeldingen werd voorgelegd die je verschillend kunt interpreteren, bleken de leden van de groep positiever over de afbeeldingen te oordelen dan de mensen in een controlegroep die naar dezelfde afbeeldingen hadden gekeken, zonder pen tussen de tanden. Een zelfde soort effect werd bereikt bij een groep proefpersonen die werd gevraagd om een pen tussen de lippen vast te houden. Het gevolg hiervan was dat door de houding van de mond boosheid werd opgewekt. Beargumenteer vanuit welke theorie je het in deze ‘experimenten met een pen’ optredende effect het beste kunt verklaren: de cognitivistische theorie of de fysiologische theorie. Geef in je antwoord duidelijk het verschil aan tussen beide theorieën. Vanuit de cognitivistische en de fysiologische benadering zijn verschillende definities te geven van wat een emotie is. Eén van de mogelijke definities van een emotie is dat een emotie een reactie of respons is van een levend wezen op een gebeurtenis of situatie die door dat wezen als belangrijk wordt ervaren. Is deze definitie van een emotie toereikend met betrekking tot bovenstaande ‘experimenten met een pen’? Beargumenteer je antwoord en geef daarin aan welk verband er is met het lichaam-geestdebat. Een ander onderzoek werd uitgevoerd aan de universiteit van Los Angeles. Bij dit neurologisch onderzoek werden aan proefpersonen drie soorten woorden voorgelegd: gewone woorden als ‘rivier’ of ‘fiets’, merknamen zoals ‘Compaq’ of ‘Coca Cola’ en woorden zonder betekenis zoals ‘kratsel’ of ‘florp’. Gewone woorden werden het snelst herkend, daarna kwamen de merknamen en tenslotte de woorden zonder betekenis.
HA-0311-a-12-1-o
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 78
3p
2p
14
15
Op een hersenscan was te zien dat de gewone woorden op een andere plaats werden verwerkt dan de merknamen. Volgens de onderzoekers duidt dit erop dat merknamen een bepaalde emotionele respons oproepen. In het nature-nurturedebat wordt onder meer ingegaan op het ontstaan van emoties, terwijl in het debat tussen reductionisten en constructivisten het verband tussen hersenprocessen en emoties ter discussie staat. Leg uit wat het nature-nurturedebat ten aanzien van emoties inhoudt en beredeneer voor welk standpunt in het nature-nurturedebat het neurologisch experiment het beste argument aandraagt. Beargumenteer tevens of dit experiment een ondersteuning biedt voor het reductionisme of voor het constructivisme. Uit de beschreven experimenten blijkt dat emoties invloed hebben op ons gedrag en dat ze dit gedrag kunnen sturen, zoals ook bleek uit het verhaal over het bedrog van Madoff. Een financiële crisis zoals die van 2008, waardoor veel landen in een recessie geraakten en die ook het bedrog van de eerder genoemde Madoff aan het licht bracht, is niet uniek in de geschiedenis. Al in het Nederland van de zeventiende eeuw was er een financiële crisis als gevolg van het speculeren of gokken op de beurs. De ‘Tulpenmanie’ waar toen sprake van was, kan zelfs als de eerste grote speculatiegolf worden gezien. Deze manie ontstond tijdens de Gouden Eeuw in de gewesten Holland en Utrecht. In 1637 bereikten de prijzen van bepaalde typen tulpen extreme hoogten. Vlak voor de ineenstorting van deze handel werden tulpenbollen verkocht voor de prijs van een Amsterdams grachtenpand. Er werd zelfs dik betaald voor opties op tulpenbollen die nog in de grond zaten. Het bezitten en dragen van bijzondere tulpsoorten was in de mode. Zo droegen chique dames op gala’s in Londen en Parijs een duurbetaalde tulpenbloem in hun decolleté. De filosoof René Descartes leefde ten tijde van de tulpenmanie in het gewest Holland. In zijn werk ‘De passies van de ziel’ filosofeert hij over emoties of hartstochten. Hij komt daarbij tot een onderscheiding van zes primaire hartstochten. Welke primaire hartstocht van Descartes herken je in het verhaal over de tulpenmanie? Leg je antwoord uit aan de hand van de definitie die Descartes van deze hartstocht geeft. Veel burgers, waaronder predikanten van de Gereformeerde Kerk, zagen in die tijd het speculeren met tulpenbollen als zondig en goddeloos. In allerlei pamfletten werd er tegen gewaarschuwd. Sommige schrijvers zagen de uitgebroken pestepidemie zelfs als een straf van God. Door het speculeren werd immers de religie verwaarloosd: in plaats van de God van de Bijbel werd de heidense godin Flora aanbeden. Ook in gedichten werd de goddeloosheid van de tulpengekte verwoord, zoals bijvoorbeeld in het volgende gedicht:
HA-0311-a-12-1-o
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 79
tekst 2
Als door de stem van God Deze nacht, O bloemenzot Jouw arme ziel wordt weggerukt En jij als een bloem bent afgeplukt Wat heb je dan nog aan al die tulpenbollen Die je uit de aarde hebt gewonnen? Komt die winstgevende tulp Jou dan nog steeds te hulp? naar: Van de floristen (Krelage 1942 b. 108), 9e couplet
3p
16
Niet zozeer het vertrouwen op gezond verstand en wetenschap, maar eerder een terugkeer naar het geloof en de Bijbel zou volgens velen het antwoord zijn op de ellende en emoties door het speculeren met tulpenbollen. De filosoof Benedictus de Spinoza − die net als Descartes ook in deze tijd leefde − dacht hier anders over. In zijn hoofdwerk ‘Ethica’ gaat Spinoza in op de oorsprong en de natuur van onze hartstochten als ook op het bestaan van verschillende kennisniveaus. Wat is de definitie van emoties of hartstochten volgens Spinoza? Beargumenteer op basis van deze definitie hoe hartstochten volgens Spinoza kunnen worden beteugeld. Leg uit dat hij daarmee voor een andere oplossing kiest dan een terugkeer naar het geloof en de Bijbel.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-12-1-o
9
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 80
Examen HAVO
2012 tijdvak 2 woensdag 20 juni 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 51 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-12-2-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 81
Opgave 1 Star Trek
2p
1
‘Star Trek’ is een sciencefictionserie die voor het eerst in 1966 op de Amerikaanse televisie is uitgezonden. Door de enorme populariteit van deze televisieserie zijn er in de loop der jaren nog vijf nieuwe series en elf speelfilms gemaakt. ‘Star Trek’ toont een utopische wereld in de 23e en 24e eeuw van onze jaartelling, waarin de meeste huidige wereldproblemen, zoals conflicten tussen mensen, vervuiling, honger en armoede zijn opgelost. In ‘Star Trek’ komen veel verschillende volken voor die rondtrekken door de ruimte of op één van de talloze planeten leven. Onder deze volken zijn ook de Vulcans en de Romulans. Deze volken wonen oorspronkelijk op dezelfde planeet en zijn erg gewelddadig en emotioneel. Na vele onderlinge oorlogen besluiten de Vulcans zichzelf echter aan een strenge geestelijke discipline te onderwerpen. Met behulp van de theorieën van Vulcanfilosoof Surak leren ze hun emoties te onderdrukken, waardoor ze in staat zijn hun oorlogen te beëindigen. De Vulcans worden een volk van zeer intelligente en vredelievende mensachtigen, die logica en rationaliteit als de basis voor iedere beslissing zien. De Vulcans zijn in ‘Star Trek’ bondgenoten van de mensheid, waar ze uiterlijk slechts van verschillen door hun puntige oren en omhooggekrulde wenkbrauwen. De Romulans, het andere volk, weigeren echter om de ideeën over het onderdrukken van emoties van de filosoof Surak te volgen. Ze besluiten naar de planeet Romulus te vertrekken en alle banden met de Vulcans te verbreken. Deze Romulans vormen, hoewel in oorsprong genetisch verwant, in alles de tegenpool van de Vulcans: ze zijn niet intelligent en rationeel maar juist erg gepassioneerd, gewelddadig en oorlogszuchtig. De ontstaansgeschiedenis van het verschil tussen de Vulcans en de Romulans kan worden benaderd vanuit het nature-nurture debat. Welke positie in het nature-nurture debat is in de inleiding bij de Vulcans te herkennen? Beargumenteer je antwoord en leg tevens uit wat het nature-nurture debat inhoudt. De filosofie van Surak met betrekking tot de emoties van de Vulcans, lijkt enigszins op de stoïcijnse theorie die de klassieke Romeinse filosoof Seneca heeft verwoord. Seneca laat zich daarin met name uit over de emotie woede. In ‘Star Trek’ beschouwen de Romulans emoties, en zeker ook woede, als behorend tot hun natuur. De Vulcans daarentegen proberen de woede juist te onderdrukken middels een rationele discipline.
HA-0311-a-12-2-o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 82
4p
4p
3p
2p
2
3
4
5
In ‘Star Trek’ zijn zowel de Vulcans als de Romulans aan mensen verwant, en kunnen daarom ook onderling kinderen voortbrengen. Zo heeft officier Spock (zie de afbeelding op de vorige bladzijde) bijvoorbeeld een Vulcan-vader en een Mensen-moeder. Ga er daarom van uit dat de theorieën over menselijke emoties ook op de Vulcans en Romulans van toepassing zijn. Gaan de Vulcans volgens de filosofie van Seneca op de juiste manier met woede om? Beargumenteer je antwoord aan de hand van de gevolgen die woede volgens Seneca kan hebben. Leg daarbij uit of woede volgens Seneca sterker is dan de menselijke rede en leg uit of woede volgens Seneca tot de menselijke natuur behoort. De hedendaagse filosofe Martha Nussbaum brengt emoties in verband met waarheid en redelijkheid. Zij heeft het in dat verband vooral over de emotie verdriet. Volgens de filosoof Spinoza kan woede of haat worden herleid tot de basisemotie verdriet of droefheid. Kunnen emoties als verdriet en woede volgens jou waar of onwaar zijn? Beargumenteer je antwoord en leg daarin uit hoe Nussbaum emoties in verband brengt met waarheid en/of redelijkheid. Leg tevens aan de hand van een voorbeeld uit hoe ze zich daarin onderscheidt van de stoïcijnse filosofie van Seneca. Er kan worden gesteld dat de filosofie van Spinoza over emoties een middenpositie inneemt tussen de emotiefilosofie van Seneca en die van Nussbaum. Spinoza noemt basisemoties ‘primaire hartstochten’ en brengt deze in verband met kennis en verschillende kennisniveaus. Leg uit dat de filosofische positie van Spinoza als middenpositie tussen die van Seneca en Nussbaum kan worden beschouwd. Gebruik daarbij a) de definitie van hartstochten volgens Spinoza en b) de oorsprong van de hartstochten volgens Spinoza. Ondanks de rationele discipline van de eerder genoemde Vulcans komt het bij hen soms toch tot een hevige en ongecontroleerde emotionele uitbarsting. Blijkbaar zijn de emoties niet helemaal verdwenen. In ‘Star Trek’ vertelt officier Spock bijvoorbeeld dat hij na de moord op zijn zoon de resten van een emotie voelt, namelijk de resten van de emotie ‘haat’. Gaan de Vulcans volgens de filosofie van Spinoza op de juiste manier met woede om? Leg je antwoord uit aan de hand van Spinoza’s argumentatie hoe het mogelijk is om onder leiding van de rede de emoties haat en woede te corrigeren of te voorkomen.
HA-0311-a-12-2-o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 83
3p
3p
6
7
Een groot voordeel van het niet hebben van emoties zou kunnen zijn dat ook benauwende emoties als angst en vrees afwezig zijn. In het dagelijks taalgebruik worden angst en vrees als synoniemen gebruikt. Toch wordt er in de existentialistische filosofie door filosofen als Jean-Paul Sartre en Martin Heidegger een onderscheid gemaakt tussen angst en vrees. Het lijkt er daarom op dat er een verschil is tussen de begrippen ‘angst’ en ‘vrees’. De negentiende eeuwse dichter Nicolaas Beets verwoordt het in de zin: “Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest, doch dat nooit op zal dagen”. Wat is het onderscheid dat in de existentialistische filosofie wordt gemaakt tussen angst en vrees? Leg je antwoord uit aan de hand van de opvatting over angst van Heidegger en de opvatting over angst van Sartre. In veel films spelen angst en vrees een belangrijke rol. Er is zelfs een genre films dat zich heeft gespecialiseerd in angst en vrees: de horrorfilm. Zo kijken veel mensen met plezier naar de geweldadige en angstwekkende Romulans in ‘Star Trek’ of naar een horrorfilm als ‘Psycho’. De tegenstelling tussen de doorgaans als negatief ervaren emoties angst en vrees, en het plezier dat mensen blijkbaar beleven bij het kijken naar deze films, wordt de horror-paradox genoemd. Oplossingen die voor deze paradox zijn aangedragen stellen bijvoorbeeld dat we ook plezier kunnen beleven aan angst, of dat het vooral onze nieuwsgierigheid is die ons genoegen verschaft en die groter is dan de angst. Naast de horror-paradox bestaat er ook de paradox van de fictionele emoties. Deze paradox kan als volgt beschreven worden: we weten dat wat in een roman of in een film gebeurt, niet echt is: het is fictie; we ervaren emoties als we een roman lezen of een film zien; we ervaren geen emoties bij zaken waarvan we weten dat ze niet echt zijn. De filosofen Kendall Walton en Peter Lamarque hebben elk een eigen oplossing van de paradox van de fictionele emoties gegeven. De filosofe Patricia de Martelaere heeft echter kritiek op deze oplossingen. Wat is het verschil tussen de oplossing van Walton en de oplossing van Lamarque van de paradox van de fictionele emoties? Leg je antwoord uit en geef twee punten van kritiek op de wijze waarop Walton en Lamarque de paradox oplossen.
HA-0311-a-12-2-o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 84
4p
8
De verbeelding speelt een belangrijke rol bij het opwekken van emoties. Ook in ‘Star Trek’ wordt gebruik gemaakt van de verbeelding door twee fictieve volken op te voeren, de Vulcans en de Romulans, en deze tegenover elkaar te plaatsen in hun omgang met emoties. Reeds de Romeinse filosoof en redenaar Quintilianus had in de gaten dat de verbeelding een belangrijke rol speelt bij het opwekken en ervaren van emoties. Hij hanteerde daarom, net als Aristoteles, specifieke maatstaven voor het opzetten van een redevoering. Beargumenteer voor welke omgang met emoties jij zou willen pleiten, die van de Vulcans of die van de Romulans. Geef met betrekking tot jouw argumentatie een korte opzet (maximaal 200 woorden) voor een redevoering volgens de driedeling van Quintilianus en Aristoteles. Geef daarbij aan welk middel je in welk gedeelte van de redevoering inzet.
HA-0311-a-12-2-o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 85
Opgave 2 Het geval Phineas Gage Phineas Gage is voorman van een groep spoorwegarbeiders die in de Amerikaanse staat Vermont werkt aan een spoorlijn. Bij het verwijderen van een rotsblok met behulp van springstof krijgt Gage een ijzeren staaf door z’n hersenpan geschoten doordat hij wordt afgeleid door iemand die naar hem roept. Hij overleeft het ongeluk, maar is daarna zichzelf niet meer en hij vertoont steeds minder samenhangend gedrag. Gage kan z’n leven steeds minder goed organiseren en slaat, door verminderde emotionele controle, obscene taal uit. Vrouwen wordt zelfs afgeraden in zijn buurt te komen. Ook ernstige vermaningen van zijn behandelend arts kunnen hem niet meer op het rechte pad brengen. Het gedrag van Phineas Gage is na zijn ongeluk door tal van neurologen, psychologen en filosofen bestudeerd. Een interessant punt daarbij is de vraag naar de emotionele gevolgen van de opgelopen schade aan de hersenen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de ijzeren staaf de hersengebieden waar motorische functies en het taalvermogen worden geregeld, ongemoeid had gelaten. De schade zat vooral in delen van de prefrontale hersenschorsgebieden. Hier liggen onder meer de vermogens opgeslagen om toekomstplannen te maken en te handelen volgens sociale regels of moreel besef. Wat veranderde er precies aan het gedrag van Gage? Hierover is uitgebreide documentatie te vinden bij zijn arts, dr. John Harlow uit Boston. Deze schrijft: tekst 1 Hij was rusteloos, onbeleefd, en in tegenstelling tot zijn vroegere gewoonte gaf hij zich af en toe over aan de grofste godslasteringen; hij gaf nauwelijks blijk van respect voor zijn medemens, duldde geen tegenwerking of advies als het strijdig was met zijn verlangens, beet zich nu en dan koppig in iets vast, maar was ook wispelturig en onzeker, en maakte allerlei toekomstplannen, die hij verwierp nog voordat hij eraan begon ……….. Hij was in zijn intellectuele vermogens en uitingen een kind, maar had de dierlijke hartstochten van een volwassen kerel. bron: A.R. Damasio, De vergissing van Descartes, Gevoel, verstand en het menselijk brein, Amsterdam, 1995
2p
9
Het geval Phineas Gage kan vanuit allerlei invalshoeken en benaderingen worden bekeken. Bijvoorbeeld vanuit de fysiologische opvattingen van emoties. Eén van de grondleggers van deze fysiologische opvattingen is William James. Op welke manier kan vanuit de fysiologische benadering van emoties het veranderde gedrag van Phineas Gage worden verklaard? Leg je antwoord uit en maak daarin duidelijk wat de fysiologische benadering van emoties van James inhoudt.
HA-0311-a-12-2-o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 86
3p
3p
4p
10
11
12
Naast de fysiologische benadering van emoties staat de cognitivistische benadering. Aanhangers van het cognitivisme menen in het geval Phineas Gage ondersteuning te kunnen vinden voor hun benadering. Het is de vraag in hoeverre dat mogelijk is. Geef een argument vóór en een argument tégen de stelling dat het geval Phineas Gage een ondersteuning is van het cognitivisme. Leg in je antwoord uit wat de cognitivistische benadering van emoties inhoudt. Volgens de filosofe Martha Nussbaum zijn emoties van belang om als mens een volwaardig leven te kunnen leiden. Dat heeft volgens haar te maken met het feit dat emoties een cognitieve en een evaluatieve lading hebben. Je kunt je afvragen in hoeverre er nog sprake is van een volwaardig leven van Gage na zijn ongeluk. Beargumenteer of je vanuit de opvattingen van Nussbaum in het geval van Gage kunt spreken van een volwaardig menselijk leven. Leg daarbij uit wat Nussbaum verstaat onder de evaluatieve lading van emoties. Het geval Phineas Gage staat uitgebreid beschreven in het boek ‘De vergissing van Descartes. Gevoel, verstand en het menselijk brein’ van de neuroloog Antonio Damasio. Volgens Damasio is er in de westerse geschiedenis veel onbegrip geweest ten aanzien van patiënten als Phineas Gage. Volgens hem komt dit onder meer door de grote invloed die het denken van de filosoof René Descartes heeft gehad. Descartes heeft zich uitvoerig beziggehouden met emoties. Hij sprak in dit verband van ‘eenvoudige en primitieve passies van de ziel’. Naast begeerte, onderscheidde Descartes nog vijf basisemoties, waarbij één emotie een bijzondere plaats inneemt. Welke vijf andere basisemoties onderscheidt Descartes naast begeerte en welke van die vijf neemt een bijzondere plaats in? Leg je antwoord uit en geef aan in hoeverre Descartes een aanhanger van zowel de fysiologische als de cognitivistische emotietheorie kan worden genoemd.
HA-0311-a-12-2-o
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 87
Volgens Damasio is het denken van Descartes dualistisch en daarmee oorzaak van veel misverstanden ten aanzien van de relatie tussen het lichaam, de hersenen en de geest. Ten aanzien van het dualisme bij Descartes schrijft Damasio: tekst 2 Dit is de vergissing van Descartes: de onoverbrugbare scheiding tussen lichaam en geest, tussen de uitgebreide, dimensionele, mechanisch functionerende, oneindig deelbare substantie van het lichaam aan de ene kant, en de niet-uitgebreide, nietdimensionele, niet-mechanische, ondeelbare substantie van de geest aan de andere kant; de suggestie dat het vermogen om te redeneren, het morele oordeel en het lijden dat het gevolg is van fysieke pijn of emotionele ontreddering, onafhankelijk van het lichaam kunnen bestaan. Om precies te zijn: de scheiding tussen de meest geraffineerde functies van de geest enerzijds en de structuur en functie van een biologisch organisme anderzijds. bron: A.R. Damasio, De vergissing van Descartes, Gevoel, verstand en het menselijk brein, Amsterdam, 1995
Toch heeft Descartes zich in zijn werk uitgebreid beziggehouden met emoties, vooral in zijn boek ‘De passies van de ziel’. In dit boek schrijft hij het volgende over de emotie begeerte: tekst 3 Tenslotte valt mij bij de begeerte vooral op dat, meer dan bij enige andere passie, de beweging van het hart zeer heftig is, zodat ook de hersenen van meer geesten worden voorzien, welke, doordat ze vanuit de hersenen doorstromen naar de spieren, alle zintuigen scherper en alle lichaamsdelen beweeglijker maken. bron: R. Descartes, De passies van de ziel, Groningen, 2008
3p
13
Stel dat de ‘geesten’ waarover Descartes schrijft in tekst 3, zouden kunnen worden opgevat als ‘zuurstof’, in dat geval zou de begeerte er voor zorgen dat de hersenen van meer zuurstof worden voorzien en daarna ook de spieren. Dit lijkt een fysiologische benadering van emoties te zijn. Beargumenteer dat Descartes vanwege zijn emotietheorie tóch een dualist genoemd moet worden. Betrek in je argumentatie zowel een argument uit de tekst van Damasio als een argument uit de tekst van Descartes.
HA-0311-a-12-2-o
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 88
5p
2p
4p
14
15
16
Met Phineas Gage is het slecht afgelopen. Via twaalf ambachten en dertien ongelukken overlijdt hij 12 jaar na het ongeluk in 1861 ten gevolge van een serie epileptische aanvallen. Het is de vraag hoe we op het leven van Gage moeten terugkijken. Moeten we dat vooral zakelijk doen en bewondering hebben voor wat hij toch nog gepresteerd heeft ondanks alle tegenslag? Of moeten we ons hem herinneren als een tragisch persoon, met wie we vooral medelijden moeten hebben? Over het hebben van medelijden met de medemens is door filosofen zeer verschillend gedacht. De Griekse filosoof Aristoteles bijvoorbeeld, ziet emoties als belangrijke morele en vormende waarden, als deugden. In zijn opvattingen zijn deugden noodzakelijk voor het vormen van een goed karakter, waardoor je een volwaardig lid kunt zijn van de gemeenschap. In zijn boek ‘Retorica’ wijdt hij een gedeelte aan de emotie medelijden. Volgens hem heeft medelijden vier verschillende aspecten en moeten deze allemaal voorkomen om echt van medelijden te kunnen spreken. Het is de vraag of al die vier aspecten in het verhaal over Phineas Gage voorkomen. Kun je vanuit de opvattingen van Aristoteles medelijden hebben met iemand als Phineas Gage? Beargumenteer je antwoord aan de hand van alle vier de aspecten die Aristoteles bij medelijden onderscheidt. De filosoof Friedrich Nietzsche heeft een andere benadering van de emotie medelijden. Terwijl voor Aristoteles het hebben van medelijden deugdzaam is, brengt Nietzsche het hebben van medelijden in verband met de slavenmoraal. Deze slavenmoraal contrasteert hij met de herenmoraal. Waarom is volgens Nietzsche het hebben van medelijden met iemand als Phineas Gage een uitdrukking van een slavenmoraal? Leg je antwoord uit en maak daarin duidelijk wat het verschil is tussen de slavenmoraal en de herenmoraal. De meningen van Aristoteles en Nietzsche over de waardering van medelijden als emotie lopen sterk uiteen. Is medelijden in wezen egoïstisch, zoals Nietzsche beweert, of is medelijden een deugd die belangrijk is in de menselijke samenleving, zoals Aristoteles betoogt? Leg uit waarom medelijden volgens Nietzsche egoïstisch is. Beargumenteer vervolgens, met behulp van een concreet hedendaags voorbeeld, in hoeverre je het met Aristoteles eens bent en in hoeverre met Nietzsche.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-12-2-o
9
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 89
Examen HAVO
2011 tijdvak 1 dinsdag 24 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 46 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-11-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 90
Opgave 1 De graaf van Monte-Cristo Tussen augustus 1844 en januari 1846 verschenen er in de Franse krant ‘Journal des débats’ 150 De graaf van afleveringen van de feuilletonroman ‘De graaf van Monte Cristo Monte-Cristo’, geschreven door Alexandre Dumas. Het grote publiek raakte steeds meer in de ban van het verhaal dat volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk de grootste ‘wraakfabel’ uit de wereldliteratuur genoemd kan worden. ‘De graaf van Monte-Cristo’ vertelt het verhaal van een jonge zeeman uit Marseille, Edmond Dantès. De zeeman komt op grond van valse beschuldigingen van jaloerse mensen terecht in de gevangenis. Die gevangenis is een door de zee omspoeld kerkerhol van het Cháteau d’If, waarin hij 14 jaar moet verblijven. Na zijn ontsnapping neemt hij wraak en vereffent hij alle openstaande rekeningen. De veroorzakers van zijn leed worden de een na de ander met koele berekening uitgeschakeld. Het handelen van Edmond Dantès wordt aangestuurd vanuit de emoties haat en woede. Deze emoties zetten hem aan tot wraakneming op zijn vijanden. Haat en woede zijn emoties of hartstochten die ook door Spinoza worden erkend. Spinoza maakt in zijn filosofie een onderscheid tussen primaire of oorspronkelijke hartstochten en secundaire of afgeleide hartstochten. Van welke primaire hartstocht kan haat volgens Spinoza worden afgeleid? Leg in je antwoord uit wat haat volgens Spinoza is en hoe je deze haat in de inleiding kunt herkennen. Alexandre Dumas
3p
2p
1
2
Het is duidelijk dat Edmond Dantès het onrecht dat hem is aangedaan wil wreken. Hij gaat daarbij systematisch te werk. Alle vier de veroorzakers van het kwaad moeten worden gestraft. Zoals de kleine schurk die hem verraden heeft en de corrupte rechter die op de hoogte was van de onschuld van Dantès, maar hem toch veroordeelt om zijn eigen carrière niet in gevaar te brengen. Ook de twee bedenkers van het complot tegen Dantès moeten eraan geloven. Spinoza heeft in het debat over de oorsprong van emoties en de manier waarop je met emoties moet omgaan een duidelijk standpunt ingenomen. Vanuit zijn filosofie, waarin hij verschillende kennisniveaus hanteert, is het mogelijk om emoties als haat en woede te corrigeren of te voorkomen. Hoe had Edmond Dantès volgens Spinoza zijn haat en woede kunnen corrigeren of voorkomen? Beargumenteer je antwoord door aan te geven op welk kennisniveau haat en woede zich volgens Spinoza bevinden. Woede en haat zijn universele thema’s die een belangrijke rol spelen in de Griekse mythologie en het begin van de Griekse literatuur. Zo begint de beroemde ‘Ilias’ van Homerus (achtste eeuw voor Christus) met de woede: “Vertel Godin, vertel van de woede van Achilles. Daar kwam voor de Grieken grote ellende uit voort. Naar de onderwereld voeren talloze helden. Honden en gieren vraten hun lijken. Het was Zeus die het wilde.”
HA-0311-a-11-1-o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 91
2p
2p
5p
3
4
5
Achilles, de held van de mythe, wordt gedreven door trots en woede. Hij ontploft zelfs van woede wanneer hij het bericht krijgt van de dood van zijn jonge vriend Patroclus. Diens dood moet gewroken worden door de dader, de Trojaan Hector, om te brengen. Achilles gaat daarin heel ver. Na Hector gedood te hebben in een spectaculair gevecht, neemt hij diens lijk mee naar het kamp van de Grieken. In de dagen daarna rijdt hij in dat kamp rond met een strijdwagen waarachter het lijk van Hector is vastgebonden, zodat het lijk over de grond wordt voortgesleept. De griekse filosoof Aristoteles leefde enkele eeuwen na Homerus. In zijn filosofisch werk ‘Ethica Nicomachaea’ gaat Aristoteles in op de emotie woede. Hij geeft niet alleen een beschrijving van woede, hij heeft er ook een oordeel over. Wat is de opvatting van Aristoteles over woede? Leg je antwoord uit en geef aan hoe Aristoteles over de woede van Achilles en diens wraak op Hector zou oordelen. In de periode na Aristoteles ontstaat de Stoa. De Stoa is een filosofische school of stroming waarin opvattingen zijn ontwikkeld over de menselijke natuur en de juiste levenshouding. Seneca, een Romeins aanhanger van de Stoa, kan zich niet helemaal in het standpunt van Aristoteles over woede vinden. Seneca gaat in zijn kritiek uit van een bepaalde opvatting over de menselijke natuur en de daarmee verbonden levenshouding. Wat is volgens Seneca kenmerkend voor woede? Beargumenteer of woede volgens Seneca tot de menselijke natuur behoort. De opvattingen van aanhangers van de Stoa, zoals Seneca, zijn in onze eigen tijd opnieuw in de belangstelling gekomen. Daarbij worden de stoïcijnse ideeën niet alleen opnieuw uitgewerkt maar ook bekritiseerd, zoals bijvoorbeeld door Martha Nussbaum in haar boek ‘Oplevingen van het denken’. In dit boek doet zij een poging om het stoïcijnse standpunt ten aanzien van emoties opnieuw te doordenken. Het standpunt van Nussbaum ten aanzien van emoties wordt om die reden ook wel neo-stoïcijns genoemd. In haar beschouwingen beschrijft Nussbaum vier factoren die bij emoties een rol spelen. Eén van de factoren speelt bovendien een rol in haar kritiek op filosofen zoals Seneca. Hoe zijn de vier factoren, die volgens Nussbaum een rol spelen bij emoties, in de woede van Achilles te herkennen? Geef daarbij aan welke kritiek Nussbaum heeft op het stoïcijnse standpunt over emoties van Seneca.
HA-0311-a-11-1-o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 92
3p
3p
6
7
Volgens Nussbaum zijn emoties noodzakelijk voor het leiden van een menswaardig bestaan. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee benaderingen van emoties: de fysiologische en de cognitivistische benadering. Welke van deze twee benaderingen kan volgens jou het beste uitleggen dat emoties noodzakelijk zijn voor het leiden van een menswaardig bestaan? Beargumenteer je antwoord en leg uit hoe je de emotie ‘woede’ vanuit enerzijds de fysiologische en anderzijds de cognitivistische benadering van emoties kunt begrijpen. De in de inleiding van deze opgave eerder genoemde filosoof Peter Sloterdijk is van mening dat er in onze hedendaagse samenleving te eenzijdig wordt nagedacht over emoties, met name over de emotie woede. In zijn boek ‘Woede en tijd’ benadrukt hij het positieve van woede en verwijst daarbij naar Homerus en Plato die woede als onderdeel zagen van de zogenaamde ‘thymos’. Thymos is het ‘orgaan’ in de borst van helden (zoals Achilles) en van mensen die vatbaar zijn voor grote opwellingen: hun trots, hun moed, hun woede, hun geldingsdrang en hun verlangen naar gerechtigheid en eer. Sloterdijk wijst op de boodschap van ‘De graaf van Monte-Cristo’: Edmond Dantès is de voltrekker van gerechtigheid als heilig recht door middel van perfecte wraakneming. Ook in onze tijd is het thema wraak en woede een belangrijk thema in het nieuws, van hooligans tot internationaal terrorisme. Het roept de vraag op wanneer woede terecht of zinvol is en omgezet mag worden in wraak en geweld. Om die vraag te kunnen beantwoorden kun je je baseren op uiteenlopende ethische theorieën zoals de gevolgenethiek, de plichtethiek en de deugdethiek. Onder welke maatschappelijke omstandigheden vind jij wraak en geweld als uitingen van woede te rechtvaardigen? Beargumenteer jouw standpunt aan de hand van één van bovengenoemde ethische theorieën. Maak bovendien duidelijk welke grenzen voor maatschappelijk geweld vanuit deze theorie worden aangegeven.
HA-0311-a-11-1-o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 93
Opgave 2 Boer zoekt vrouw ‘Boer zoekt Vrouw’ is één van de meest bekeken tv-programma’s van de afgelopen jaren. Het is een programma van de KRO waarin presentatrice Yvon Jaspers op zoek gaat naar een vrouw voor een boer. De gedachte achter het programma is dat boeren geen tijd en gelegenheid hebben om een vrouw te ontmoeten door het vele werk dat hen aan huis gebonden houdt. We zien in het programma boeren die het moeilijk vinden hun emoties te tonen en daarom vooral zwijgend over het landschap turen. De vrouwen die een paar dagen op de boerderij meelopen en aan wie steeds gevraagd wordt wat zij nou van Wietse, Bertus of Hendrik vinden, praten juist openhartig over hun emoties: over vlinders in hun buik en over niet te verwoorden gevoelens. Hoewel Yvon Jaspers ook voortdurend vraagt naar de gevoelens van de boeren, krijgt ze van hen nauwelijks of geen antwoord. Volgens sommigen heerst in onze huidige samenleving een emocultuur die met name in de media tot uitdrukking komt. Het programma ‘Boer zoekt Vrouw’ zou als uiting van emocultuur gezien kunnen worden. Leg aan de hand van twee kenmerken van emocultuur uit waarom het programma ‘Boer zoekt Vrouw’ als uiting van emocultuur gezien zou kunnen worden.
Boer zoekt vrouw
2p
5p
8
9
Retorica is de wetenschap of kunst van het goed en overtuigend spreken. Maar naast het overtuigend spreken is er ook een non-verbale retorica: de kunst van het zwijgen. Zo zou je kunnen stellen dat de scène waarin een boer voor het eerst met een vrouw in het grasland zit te zwijgen omdat hij zijn emoties niet verwoord krijgt, een groot retorisch effect op de kijkers heeft. Aangenomen dat de producent en de regisseur van het programma hoge kijkcijfers beogen, is het immers niet voor niets dat zo’n zwijgscène op precies dat moment in het programma wordt gemonteerd. Ook over de montage van de beelden van de vrouwen die op bezoek zijn bij een boer en zich uiten in ‘stromen van gevoelens’ zal van tevoren goed zijn nagedacht. Het programma is uit kijkcijferoogpunt bekeken een kraker. De retorica bestaat uit een aantal elementaire onderdelen, waaronder de doelen en de middelen van redevoeringen. Volgens Aristoteles zijn er drie middelen om het publiek te overtuigen. Leg de drie retorische middelen uit die Aristoteles onderscheidt. Welk van deze retorische middelen sluit het meest aan bij de wijze waarop het gedrag van de boeren, en welke bij de wijze waarop het gedrag van de vrouwen in het programma is gemonteerd?
HA-0311-a-11-1-o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 94
2p
3p
3p
10
11
12
De programmamakers van ‘Boer zoekt Vrouw’ slagen er in van het programma een groot succes te maken: het ultieme doel zoveel mogelijk mensen te laten kijken, wordt al jarenlang bereikt. De Romeinse retoricus Quintilianus beschreef tweeduizend jaar geleden al hoe je als redenaar succes kunt behalen bij het oproepen van emoties bij het publiek. Wat is volgens Quintilianus de belangrijkste succesfactor bij het oproepen van emoties bij het publiek? Leg uit of deze factor ook het succes van het programma ‘Boer zoekt Vrouw’ kan verklaren. Volgens emotiefilosoof Robert Solomon en de Amerikaanse taalkundigen Edward Sapir en Benjamin Whorf hangen onze emoties af van wat onze moedertaal ons toestaat. Wanneer we in contact komen met een nieuwe cultuur en met nieuwe omstandigheden, komen we ook in contact met woorden waar wij zelf geen synoniemen voor hebben, en met emoties waar wij geen woorden voor hebben (zoals ‘amae’ en ‘fago’). Emoties zouden daarom cultureel bepaald zijn. In onze moedertaal – het Nederlands – kennen wij geen specifiek woord voor de combinatie van het gevoel van betrapt zijn, je schuldig voelen en je geen raad weten met je houding. In de afleveringen van ‘Boer zoekt vrouw’ uit 2009 kwam een boer voor die zich geen raad wist met de ijzige stiltes die hij zelf wist op te roepen. Boer Wietse probeerde zich op zulke momenten een houding te geven door te gaan lachen, zij het als een boer met kiespijn. Stel dat er vanaf nu voor dergelijke situaties wél een woord zou zijn: ‘wietsig' (naar de naam van de betreffende boer in het programma), zou dat van invloed zijn op onze emoties? Lachen als je je betrapt en schuldig voelt en je geen raad weet met de situatie zouden we dan dus ‘wietsig lachen’ noemen. Ben jij het eens met de stelling dat emoties cultureel bepaald zijn? Beargumenteer je standpunt aan de hand van Sapir en Whorf en het ‘wietsig lachen’. Leg uit of je daarbij een reductionistische of constructivistische opvatting van emoties hanteert. In het programma ‘Boer zoekt Vrouw’ blijft uiteindelijk maar één vrouw als winnares over, de anderen worden weggestuurd. Het is gemakkelijk voor de kijker om medelijden te hebben met de weggestuurde vrouwen. De emotie medelijden wordt door filosofen verschillend gewaardeerd. De meest positieve waardering vinden we bij Aristoteles, Rousseau en Schopenhauer. Volgens Aristoteles kent medelijden vier elementen die alle vier moeten voorkomen wil er terecht sprake van medelijden zijn. Is er volgens Aristoteles terecht sprake van medelijden van de kijker wanneer één van de vrouwen uit ‘Boer zoekt Vrouw’ wordt weggestuurd? Beargumenteer je antwoord met behulp van twee van de elementen die Aristoteles bij medelijden onderscheidt.
HA-0311-a-11-1-o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 95
2p
13
Rousseau en Schopenhauer benadrukken in hun analyse van medelijden één van de vier elementen van medelijden die Aristoteles onderscheidt. Is er volgens Rousseau en Schopenhauer terecht sprake van medelijden van de kijker wanneer één van de vrouwen uit ‘Boer zoekt Vrouw’ wordt weggestuurd? Beargumenteer je antwoord aan de hand van de opvatting van medelijden van Rousseau en Schopenhauer. Tegenover bovengenoemde boeren die het moeilijk vinden hun gevoelens ten overstaan van vrouwen te tonen, staat het pronken met dat vermogen van rokkenjagers. Over de grootste rokkenjager uit de geschiedenis heeft Mozart een opera gecomponeerd: Don Giovanni. In de aria ‘Madamina, il catalogo e questo’, vertelt Leporello, de knecht van don Giovanni, aan donna Anna over het aantal veroveringen van zijn meester. Zij is met stomheid geslagen als ze hoort:
tekst 1 Mevrouwtje, hier is de lijst van liefjes die mijn meester versierde. Een lijst is het, die ik gemaakt heb, kijk en lees met mij: In Italië zeshonderdveertig, in Duitsland tweehonderdeenendertig, honderd in Frankrijk, in Turkije eenennegentig, maar in Spanje al duizenddrie. Daaronder zijn boerenmeisjes, kamer- en burgermeisjes, gravinnen, baronessen, markiezinnen en prinsessen, vrouwen van alle standen, elke gestalte en elke leeftijd.
3p
14
Hoewel verderop in de opera Leporello ernstig bezwaar begint te maken tegen zijn meester don Giovanni, lijkt aanvankelijk toch een zekere trots door te klinken: zoveel veroveringen! Volgens de filosoof David Hume is het bij de emotie trots belangrijk om object en oorzaken te onderscheiden. Is Leporello volgens Hume terecht trots op de veroveringen van zijn meester don Giovanni? Beargumenteer je antwoord aan de hand van het onderscheid tussen het object en de oorzaken van trots zoals door Hume opgevat.
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
HA-0311-a-11-1-o
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 96
4p
15
Don Giovanni zelf is zéér trots op zijn veroveringen: het aantal veroveringen wordt door hem zelfs nauwkeurig bijgehouden op een lijst. Trots kan worden beschouwd als een emotie, maar in zijn deugdethiek noemt Aristoteles trots ook een deugd: de fierheid. Waarom bezit don Giovanni de deugd fierheid volgens Aristoteles niet? Leg je antwoord uit met behulp van twee toepasselijke typeringen van de houding van fierheid volgens Aristoteles en de aria in tekst 1. Het lijkt erop dat in ‘Boer zoekt Vrouw’ en ‘Don Giovanni’ met traditionele manvrouwbeelden wordt gewerkt. Don Giovanni onderscheidt zich van de mannen in ‘Boer zoekt Vrouw’ door zijn welbespraaktheid. Zo zingt don Giovanni, in de naar hem genoemde opera, van onder haar raam een ander liefje toe dat hij aan het verleiden is:
tekst 2 Ach kom aan het raam, schat van mijn hart! Ach kom en lenig mijn smart: en toon je geen mededogen, dan wil ik sterven vóór jouw ogen. Jij, zoeter dan honing is je mond, jij die midden in je hart suiker draagt, wees niet wreed voor me, o zoete maagd en toon je, mijn geliefde, nu terstond!
2p
16
Deze tekst uit ‘Don Giovanni’ zou kunnen worden gelezen als een lofrede en valt daarmee in de genres van redevoeringen onder de gelegenheidstoespraken. Ook de doelen van een redevoering zijn in tekst 2 te herkennen: don Giovanni wil zijn liefje informeren, behagen en ontroeren. De filosoof Plato had de vrouw die wordt toegezongen wellicht kunnen beschermen tegen de retorische talenten die don Giovanni tijdens het verleiden gebruikt. Welke kritiek had Plato op de retorica? Laat zien hoe deze kritiek ook op de welbespraaktheid van don Giovanni mogelijk is.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-11-1-o HA-0311-a-11-1-o*
8
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 97
Examen HAVO
2010 tijdvak 1 woensdag 26 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie tevens oud programma
filosofie
Dit examen bestaat uit 14 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-0311-a-10-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 98
Opgave 1 De verbeterde mens? Voordat de Olympische Spelen in 2008 werden gehouden, speelde in de media een discussie over de atleet Oscar Pistorius. Deze atleet is een heel goede hardloper en wilde graag meedoen aan de Olympische Spelen. Hij mist echter beide onderbenen en heeft daarom twee bijzondere prothesen van koolstof: de cheeta’s. De vraag is: heeft Pistorius voordeel van deze prothesen? Journalist Ronald Hunneman schreef hierover het volgende artikel: tekst 1 Oscar Pistorius daagt essentialisten uit Sport is filosofie in actie. De Zuid-Afrikaanse atleet Oscar Pistorius neemt in zijn optredens een bijzondere positie in. Pistorius is een cyborg 1), een mengvorm van mens en techniek. Zijn onderbenen werden geamputeerd toen hij elf maanden oud was. Hij loopt hard op cheeta’s, twee prothesen van koolstofvezel die aan zijn onderbenen zijn bevestigd. En hij loopt hard, harder dan u of ik ooit de 400 meter zullen lopen, harder dan veel atleten ooit de 400 meter zullen lopen. Maar mag hij meedoen aan de Olympische Spelen? foto De Internationale Atletiek Federatie (IAAF) heeft deze atleet laten onderzoeken, en gevonden dat Pistorius in het voordeel is ten opzichte van lopers met ouderwetse, biologische benen. De cheeta’s voeren energie beter terug naar de bovenbenen en Pistorius verbruikt minder zuurstof en stort daardoor na 250 meter niet in zoals andere lopers.
Daarnaast zijn ordinaire biologische onderbenen erg blessure gevoelig. Voeten, schenen, enkels en achillespezen geven er bij iedere serieuze wedstrijdloper ten minste een keer per twee jaar de brui aan. Dus Pistorius kan ook nog eens constanter trainen. Op grond van deze bevindingen sloot de IAAF Pistorius uit van deelname aan wedstrijden, althans van deelname aan wedstrijden voor wezens met biologische benen. De vraag naar de essentie van een hardloper wordt door Pistorius terzijde geschoven; hij stelt simpelweg de vraag wie er als eerste over de finish komt. Hij heeft aangekondigd zich alsnog te willen plaatsen voor de Olympische Spelen en maakt een goede kans op een plek in het Zuid-Afrikaanse team voor de 4 × 400 meter. naar: Ronald Hunneman, NRC-Handelsblad, 2008
noot 1 Een cyborg is een kunstmatig verbeterd mens; half mens en half machine.
HA-0311-a-10-1-o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 99
2p
1
In bovenstaande tekst 1 stelt de schrijver dat de atleet Oscar Pistorius de vraag niet wil beantwoorden of hij door kunstmatige onderbenen te gebruiken nog wel een atleet is. Wie de beste atleet is, wordt volgens Pistorius alleen maar bepaald door wie er als eerste over de finish komt. De hardloper blijkt daarmee de vraag naar de essentie van wat een hardloper is, af te wijzen. Leg met behulp van Wittgensteins opvattingen over familiegelijkenissen uit hoe Pistorius de vraag naar wat de essentie van een hardloper is, terzijde kan schuiven. Leg in je antwoord uit wat Wittgenstein verstaat onder een familiegelijkenis. Later moet De IAAF haar standpunt veranderen en Pistorius laten meedoen aan de Olympische Spelen. In de krant stond toen het volgende bericht:
tekst 2 Onlangs heeft het internationale hof voor sportarbitrage (CAS) die beslissing teruggedraaid, en bepaald dat Pistorius toch aan alle wedstrijden mee mag doen: “Het IAAF heeft voor de commissie van het CAS niet kunnen aantonen dat biomechanische effecten Oscar Pistorius een voordeel opleveren ten opzichte van atleten zonder cheeta’s.” Natuurlijk heeft Pistorius een voordeel. Biologische benen zijn onhandige krengen die veel energie vragen en voortdurend stuk gaan. Cyborgs zijn altijd in het voordeel, weten we sinds de film ‘Blade Runner’. Het cybervraagstuk Pistorius gaat niet over de vraag of een Zuid-Afrikaanse atleet door kunstbenen een voordeel zou krijgen. Nee, het gaat over de vraag wat een hardloper is. Voetzoolprothesen, zoals spikes, leveren ook een behoorlijk voordeel op, toch doet de IAAF daar niet moeilijk over. Mag een pees in een knie of onderbeen worden vervangen door een varkenspees? Mag een kleiduivenschutter een bril dragen? Mag een loper zijn tempo afstemmen op een hartslagmeter? Mag een atleet platen in schoenen stoppen die de energie van de landing terugleveren tijdens de afzet? Op al deze vragen is het antwoord: “Ja, dat mag van de IAAF.” Pistorius is een normaal mens, met normale benen en mag zich van het CAS normaal voor de Olympische Spelen proberen te kwalificeren. Alle cyborgs hopen dat hij daarin slaagt, dus ik ook. naar: Ronald Hunneman, NRC-Handelsblad, 2008
2p
2
In het boek ‘Het nieuwe Atlantis’ beschrijft Bacon op welke gebieden de wetenschap in dienst staat van het verbeteren van het leven van de mens: de gezondheid van de mensen is bijvoorbeeld sterk verbeterd. Je kunt je afvragen op welke gebieden het leven van Pistorius is verbeterd. Je zou kunnen zeggen dat hij ‘gezonder’ is geworden, want door het hardlopen is zijn lichamelijke conditie waarschijnlijk verbeterd. Leg uit op welke twee andere gebieden, zoals beschreven door Bacon, het leven van Pistorius door de wetenschap wordt verbeterd.
HA-0311-a-10-1-o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 100
Niet alleen Bacon heeft zich in zijn tijd het lot van de mens aangetrokken. Eerder al had Plato getracht de mens een betere plek te geven. Hij beschreef daartoe een ideale staat. In deze staat hebben alle mensen een bepaalde taak. Opvallend is bovendien dat de mensen die over de beste eigenschappen beschikken om die taak uit te voeren met elkaar mogen huwen, maar dat de mensen die een gebrek hebben géén verbintenis met elkaar mogen aangaan en dus niet met elkaar mogen huwen: tekst 3 - Dan is het dus onze taak ons uiterste best te doen om de meest ideale, en dat wil zeggen de meest voordelige, verbintenissen tot stand te brengen. […] - Uit het voorafgaande blijkt namelijk dat het noodzakelijk is dat de beste mensen zovéél en de slechtste mensen zo wéinig mogelijk seksuele omgang met elkaar hebben, en dat alleen kinderen van die begaafde mensen worden grootgebracht, als we tenminste willen dat de kudde optimale kwaliteiten heeft. […] - Verder worden de kinderen van minder begaafde mensen en ook die van anderen voorzover die met gebreken geboren worden, ergens in het geheim waar men dat niet kan ontdekken, op passende wijze verborgen. bron: Plato, De Staat (pag. 96 en pag. 97)
3p
4p
3
4
Zoals eerder gesteld, heeft Pistorius een duidelijk lichamelijk gebrek: zijn onderbenen zijn geamputeerd. In de ideale staat van Plato zou dat kunnen betekenen dat Pistorius zich niet mag voortplanten of zelfs verborgen wordt gehouden. Maar in andere geschriften verdedigt Plato duidelijk een dualistisch mensbeeld, waarbij hij een onderscheid maakt tussen lichaam en ziel. Leg uit dat het op basis van het dualistische mensbeeld van Plato toch waardevol is als Pistorius zich voortplant. Pistorius heeft zijn leven door externe hulpmiddelen meer inhoud gegeven. De filosoof Nozick heeft in een gedachte-experiment ook een extern hulpmiddel bedacht: de ervaringsmachine. Door ons aan te sluiten op deze ‘ervaringsmachine’ zouden we een perfect leven kunnen leiden: bijvoorbeeld sprintend van een gele trui in de Tour de France via een Oscar in Hollywood naar een Nobelprijs in Stockholm! Een duidelijk verschil met Nozick is natuurlijk dat Pistorius hulpmiddelen heeft moeten laten construeren om te kunnen hardlopen en een proefpersoon in het experiment van de filosoof Nozick dat niet hoeft, want die ervaringsmachine staat al klaar. Een nog belangrijker verschil is dat het hardlopen van Pistorius in de echte wereld plaatsvindt en de ervaringen bij Nozicks machine in de virtuele wereld. Geef twee andere verschillen aan tussen Pistorius en iemand die aangesloten is aan de ervaringsmachine van Nozick.
HA-0311-a-10-1-o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 101
3p
4p
5
6
De ‘oplossing’ van Pistorius heeft weliswaar op de atletiekbaan zijn voordelen, maar heeft ook negatieve kanten. De filosoof Fukuyama signaleert negatieve gevolgen en bezwaren als hij het heeft over ontwikkelingen in de biotechnologie. Welk bezwaar heeft Fukuyama tegen de biotechnologie, waarbij de menselijke natuur wordt aangepast? Zou Fukuyama dat bezwaar ook hebben ten aanzien van hardloper Pistorius? Geef een argumentatie voor je antwoord. Bij Pistorius zien we dat een gebrek gecompenseerd kan worden door de techniek. Filosofen als Arnold Gehlen zouden echter stellen dat de mens van nature reeds gebrekkig is: ook al heeft hij twee gezonde benen, een echte cheeta loopt sneller; ook al heeft hij twee gezonde ogen, een adelaar ziet beter, enzovoort. De definiëring van wat een gebrek is, verandert blijkbaar in de tijd. In hoeverre passen de hulpmiddelen van Pistorius volgens jou bij de menselijke natuur? Betrek in je antwoord de opvatting van Gehlen en leg in je antwoord uit wat je onder de menselijke natuur verstaat.
HA-0311-a-10-1-o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 102
Opgave 2 ‘Amerika’ als utopisch ideaal ‘Amerika’ wordt en is ook in het verleden vaak gezien als het land van de toekomst. Zeker in de 17e eeuw toen honderden groepen kolonisten er naartoe trokken. In het werelddeel ‘Amerika’ zou het eindrijk van welvaart en vrede gevestigd worden en daar wilden ze graag deel van uitmaken. Volgens de filosoof Richard Rorty (1928-2007) is het ideaal van ‘Amerika’ onder druk komen te staan mede door toedoen van de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in Vietnam in de 20e eeuw en in Irak in de 21e eeuw. Veel westerse intellectuelen zijn pessimistisch geworden over de idealen van vrijheid en democratie zoals ze ooit in de ‘Onafhankelijkheidsverklaring’ van 1776 zijn beschreven door de stichters van de Verenigde Staten. Rorty knoopt echter liever aan bij de filosoof John Dewey (1859-1952), die nog volop kon geloven in de toekomst van de mensheid en de bestemming van zijn land. De Verenigde Staten werden door Dewey beschouwd als een kans, namelijk om de geschiedenis van de mensheid een nieuwe wending te geven. In plaats van te geloven in een ideaal dat pas in het hiernamaals zou worden gerealiseerd, hoopte Dewey op een democratisch en klasseloos ‘Amerika’ in het heden. In de opvattingen van Dewey is democratie synoniem met de realisering van menselijkheid. Dat menselijke en democratische ‘Amerika’ komt er volgens Dewey echter niet door een vastliggend historisch proces van vooruitgang, maar doordat mensen steeds weer opnieuw samen problemen oplossen.
2p
4p
7
8
Uit bovenstaande inleiding blijkt dat Dewey kritisch staat tegenover twee toekomstverwachtingen: die van het Christendom en die van Karl Marx. Leg uit in welk opzicht Dewey kritiek levert op de christelijke toekomstverwachting en in welk opzicht hij kritiek levert op de toekomstverwachting van Karl Marx. In Rorty’s essay ‘De voltooiing van Amerika’ wordt uitgelegd dat voor Dewey de termen ‘Amerika’ en ‘democratie’ trefwoorden zijn voor een nieuwe opvatting van het menszijn. Het is een opvatting waarin geen ruimte wordt geboden aan gehoorzaamheid aan een niet-menselijke autoriteit en waarin besluiten worden genomen enkel en alleen in een vrij proces waarin mensen tot overeenstemming komen. In deze uitleg wordt duidelijk dat Deweys opvattingen lijken op de opvattingen van de aanhangers van de theorie van het maatschappelijk verdrag uit de 17e eeuw. Ook liggen aan zijn opvattingen uit de inleiding bij vraag 7 vooronderstellingen ten grondslag over maakbaarheid en de natuur van de mens. Leg uit in welk opzicht Dewey´s opvattingen uit de inleiding bij vraag 7 passen binnen de theorie van het maatschappelijk verdrag. Geef in je antwoord tevens aan van welke opvatting over de menselijke natuur Dewey uitgaat.
HA-0311-a-10-1-o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 103
4p
4p
9
10
Net als Dewey gelooft ook zijn landgenoot Francis Fukuyama in de mogelijkheden van de Verenigde Staten om een belangrijke rol te spelen in de geschiedenis. Fukuyama stelde zelfs na de val van de Berlijnse Muur in 1989 dat de ideeën over vrijheid en democratie het gewonnen hadden van de communistische ideeën over de samenleving. Hij sprak in dit verband over het ‘Einde van de geschiedenis’. Volgens zijn critici werd het denken van Fukuyama echter gestuurd door utopische motieven. Tegenover Fukuyama’s utopisch gemotiveerde visie op de ‘Amerikaanse’ samenleving en de rol van de Verenigde Staten in de geschiedenis, benadrukken de critici de dystopische kanten van de samenleving en de rol van de Verenigde Staten in het heden en in het verleden. Noem een tweetal kenmerken van de Verenigde Staten, die je zowel utopisch als dystopisch kunt waarderen. In hoeverre beschouw jij de Verenigde Staten als realisering van een utopie of als realisering van een dystopie? Betrek in je antwoord deze twee kenmerken. Een scherp criticus van de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten is de Engelse filosoof John Gray. Terwijl in het verleden ‘Amerika’ zelf vaak werd gezien als een plaats waar utopieën konden worden gerealiseerd, hebben de Verenigde Staten dit utopisme in de moderne tijd gericht op de rest van de wereld. Volgens Gray leven we in een tijd van ‘utopistische’ politiek, waarvan de voormalige president George Bush jr. het belangrijkste voorbeeld was. Bush geloofde dat democratie actief en desnoods met geweld verspreid kon en moest worden op weg naar een nieuwe wereldorde. In Gray’s boek ‘Zwarte mis’ uit 2007 wordt de politiek van Bush om in te grijpen in Irak en Afghanistan ernstig bekritiseerd. Gray vindt de ideeën van Bush om de wereld te hervormen volgens Amerikaans model een gevaarlijk mengsel van religieuze ideeën over de eindtijd (Apocalyps) en door de Verlichting geïnspireerde utopieën. Eén van de ethische theorieën die ontstond in de tijd van de Verlichting was de theorie van de morele plicht. Is het volgens jou een morele plicht van een land om idealen van vrijheid en democratie op te leggen aan een ander land? Geef een argument vóór en een argument tégen dit standpunt en geef daarbij aan door welke ethische theorieën deze argumenten ondersteund kunnen worden.
HA-0311-a-10-1-o
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 104
4p
3p
3p
11
12
13
In de opvattingen van Dewey en Fukuyama speelt het principe ‘hoop’ een belangrijke rol. Dat begrip is volgens een andere filosoof, Ernst Bloch, de essentie van dat nadenken over de toekomst. Volgens hem is de mensheid vanaf de vroegste tijd bezig geweest met het nadenken over de toekomst. Het ‘principe hoop’ vindt hij terug in tal van sprookjes, legenden, mythen en volksverhalen. Maar ook vindt hij voorbeelden terug in muziek, schilderkunst en religies. Wat teksten betreft vond Bloch voorbeelden van utopische elementen in de Grieks-filosofische en joods-christelijke traditie. Hij wijst daarbij op ‘De Staat’ van Plato en op de Bijbel. Noem uit zowel ‘De Staat’ van Plato als uit de Bijbel een voorbeeld van een utopische gedachte. Leg in beide gevallen uit in welk opzicht er sprake is van een utopische gedachte. Om vast te stellen of er sprake is van een utopie, worden doorgaans drie criteria genoemd: er moet in de geschetste wereld sprake zijn van een opvatting over de natuur van de mens, het geluk van de mens en maakbaarheid. Beargumenteer of er in ‘De Staat’ van Plato en of er in de Bijbel sprake is van maakbaarheid. Neem vervolgens een beargumenteerd standpunt in over de vraag of er in beide gevallen dan toch gesproken kan worden van een utopie. In twee andere utopische geschriften, die kort na de Tweede Wereldoorlog verschenen, speelt de taal een grote rol. In ‘Ik Bubanik’ van de Nederlandse schrijver Harry Mulisch heeft de hoofdpersoon Bubanik een methode voor de mensheid bedacht om gelukkig te worden. Hij richt zich daarbij op de opvoedkunde en de rol van de taal daarin. In de roman van George Orwell ‘1984’ wordt ook veel aandacht besteed aan de rol van de taal bij de vorming van een ‘ideale gemeenschap’. Als we de twee boeken met elkaar vergelijken over de rol van de taal dan zijn er overeenkomsten en verschillen. Geef één overeenkomst en twee verschillen over rol van de taal in ‘Ik Bubanik’ van Mulisch en de rol van de taal in ‘1984’ van Orwell.
HA-0311-a-10-1-o
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 105
3p
14
Het ontwerpen van en het geloven in een ideale samenleving lijkt de mens in het bloed te zitten, zoals bleek uit ‘Amerika’ als utopisch ideaal en verhalen als ‘Utopia’ en ‘Ik Bubanik’. In perfecte samenlevingen leven mensen vreedzaam samen, lossen ze samen problemen op, bannen ze onrecht uit en zijn mensen allemaal gelijkwaardig. Zo was John Dewey hoopvol gestemd over de mogelijkheden om deze idealen in Amerika in praktijk te brengen. Toch is het de vraag of mensen wel kunnen leven zonder tegenstellingen, strijd en onzekerheid. Is de menselijke natuur wel zodanig dat we ons thuis voelen in een geordende en risicoloze samenleving? Volgens de Oostenrijke psychiater Sigmund Freud (1856-1939) is dat niet zo en zitten er diep in ons driften als haat, agressie en vernietiging, die dan ook voortdurend aan de oppervlakte komen. We kunnen daarbij denken aan oorlogen of misdadig gedrag, zoals het gebruik van geweld door voetbalsupporters. Eigenlijk geeft Freud een beschrijving van de natuurtoestand, waar mensen elkaar naar het leven staan. Door over te gaan op een geordende samenleving via het sluiten van een maatschappelijk verdrag, lijkt het wel of de mens zijn agressieve en vernietigende neigingen heeft moeten inleveren. Maar wel voor de hoge prijs van een groot ‘onbehagen’: hij is niet meer zichzelf omdat hij zijn oernatuur niet meer mag uitleven zonder gestraft te worden. In zekere zin kun je de sombere opvattingen van Freud over de natuur van de mens plaatsen tegenover de hoopvolle en utopische opvattingen over de menselijke natuur van John Dewey. Neem een beargumenteerd standpunt in over de vraag of utopieën wel passen bij de menselijke natuur. Geef daarbij aan wat jouw opvatting is over de menselijke natuur en in hoeverre die aansluit bij de opvattingen van Freud en in hoeverre die aansluit bij die van Dewey over de menselijke natuur.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-0311-a-10-1-o HA-0311-a-10-1-o*
9
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 106
Examen HAVO
2009 tijdvak 1 woensdag 27 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie tevens oud programma
filosofie
Dit examen bestaat uit 15 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 43 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
923-0311-a-HA-1-o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 107
Menselijke robots: utopisch of dystopisch?
3p
3p
2p
1
2
3
Uit ‘The Faber book of Utopias’ blijkt dat de mensheid eeuwenlang ideeën heeft gekoesterd over een ideale samenleving. Alleen al in de 17e eeuw verschenen er in Europa ieder jaar minstens een paar utopieën. Utopieën zijn er in allerlei soorten en maten. Dat maakt het moeilijk om tot een sluitende definitie te komen van wat een utopie precies is. Om tot een indeling te komen maakt Hans Achterhuis een onderscheid tussen sociale en technische utopieën en noemt hij van beide soorten de nodige kenmerken. Om te laten zien dat het lastig is om tot een ‘wezensdefinitie’ van utopieën te komen, doet hij een beroep op Ludwig Wittgenstein, die in dit verband gebruik maakt van de metafoor van familiegelijkenissen. Leg uit welke kritiek Wittgenstein heeft op de mogelijkheid van het geven van wezensdefinities. Pas deze kritiek toe op het begrip ‘utopie’ en maak daarbij gebruik van de metafoor van familiegelijkenissen. In veel utopieën spelen technische ontwikkelingen een belangrijke rol. Zo staat de technische wetenschap in ‘Het Nieuwe Atlantis’ (1627) van Francis Bacon in het teken van het vergroten van het menselijke geluk door de leden van ‘Salomons Huis’. Vier eeuwen later blijkt in onze tijd dat die technische wetenschappen daadwerkelijk een enorme invloed hebben op het dagelijks leven. In sommige opzichten lijken we tegenwoordig te leven in de utopie van Bacon, waarin de drie doelen van de leden van Salomons Huis zijn bereikt met behulp van de techniek. Noem de drie doelen van de leden van Salomons huis, zoals die bij Bacon worden beschreven. Geef bij elk van deze doelen een voorbeeld uit de hedendaagse samenleving waaruit blijkt hoe deze doelen zijn gerealiseerd. Bacon beschouwt de natuur in ‘Het Nieuwe Atlantis’ dus als maakbaar. Maar bij wat de mensen uit de natuur maken, tonen ze duidelijk hun afhankelijkheid van God. De dienstbaarheid van de natuur heeft bij Bacon dus een religieus fundament. Geef twee voorbeelden van handelingen waaruit blijkt dat het dienstbaar zijn van de natuur in ‘Het Nieuwe Atlantis’ een religieus fundament heeft. Een technische ontwikkeling in onze samenleving die vele mensen tot de verbeelding spreekt, heeft te maken met de ontwikkeling van robots. De eerste robots werden in de industrie gebruikt waar ze eindeloos mechanisch werk verrichtten. Tegenwoordig worden ook op andere gebieden robots gebruikt: bij missies op de oceaanbodem, bij het werken in de buurt van vulkanen of bij onderzoek op de planeet Mars. Japanse bedrijven als Honda en Toyota ontwikkelen humanoïde of menselijke robots die kunnen assisteren bij huishoudelijke taken als deuren openen, de krant van de deurmat halen en het zetten van koffie of thee.
923-0311-a-HA-1-o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 108
foto 1 Robot ASIMO van Honda
bron:Gadgetzon.nl Duidelijk is dat robots in de toekomst tot steeds meer in staat zijn en een eigen leervermogen zullen bezitten. Bovendien gaan robots door de combinatie van levend weefsel en duurzame materialen uiterlijk steeds meer op mensen lijken. Maar andersom zijn mensen al veel kunstmatiger en robotachtiger geworden dan ze beseffen. In het alledaagse leven maken ze immers allang gebruik van machinale hulpmiddelen als pacemakers, kunstknieën en kunstheupen. Deze ontwikkeling is voor de Amerikaanse filosofe Donna Haraway de aanleiding om allerlei tegenstellingen, zoals tussen lichaam en geest of tussen machine en organisme, aan te vallen. In haar boek ‘Een Cyborg Manifest’ stelt zij: tekst 1 Al vanaf de zeventiende eeuw werden machines tot leven gewekt – ze kregen een spookachtige ziel toegeschreven doordat ze konden praten of bewegen, of ter verklaring van hun gedisciplineerde ontwikkeling van mentale mogelijkheden. Omgekeerd konden organismen worden gemechaniseerd – teruggebracht tot een lichaam verstoken van geest. Zulke machine / organisme relaties zijn gedateerd, onnodig. Voor ons kunnen machines, in de verbeelding en in andere praktijken, protheses zijn, intieme componenten, vriendelijke zelven. bron: Haraway, Een Cyborg Manifest, 1991 4p
4
Ben je het met Haraway eens dat de tegenstelling tussen machine en organisme gedateerd is? Geef een argumentatie voor je antwoord waarin je duidelijk maakt wat deze tegenstelling inhoudt en verwerk daarbij de gegevens uit tekst 1.
923-0311-a-HA-1-o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 109
Volgens de Britse specialist in kunstmatige intelligentie David Levy zullen de ontwikkelingen zover gaan dat robots in de toekomst zelfs onze vrienden of liefdespartners kunnen worden. Nu is het al zo dat sommige mensen verliefd kunnen worden op iemand via het internet, terwijl die ‘iemand’ een programma blijkt te zijn. Bovendien blijkt uit sommige onderzoeken dat er hondenbezitters zijn die meer van hun honden houden dan van mensen. Als mensen, stelt Levy, liefde voor dieren kunnen voelen, dan zal dat zeker lukken voor robots. foto 2 Robot Aibo ERS-70 van Sony
bron: www.avland.co.uk/sony/ers7/ers-7.htm Zo’n robot kan de vorm hebben van een hond, zoals Aibo op foto 2, maar kan ook de vorm hebben van een mens. tekst 2 Een robot kan uitstekend met een mens concurreren als liefdespartner. Gewenste karakteristieken – lengte, gewicht, oog- en haarkleur, wel of niet-besneden – kunnen in de fabriek worden meegegeven. En de robot kan de behoeftes van de partner beter vervullen dan een menselijke partner ‘eenvoudigweg omdat een robot beter toegerust zal zijn om die behoeften te herkennen, meer kennis zal hebben hoe ze te vervullen en gespeend is van egoïsme of andere neigingen die een liefdevolle, verzorgende houding in de weg staan.’ bron: Interview met David Levy in Vrij Nederland, 20 oktober 2007
4p
5
Wat Levy voorspelt over de sociale functie van robots voor mensen lijkt in de buurt te komen van het gedachte-experiment van Robert Nozick over de ‘ervaringsmachine’. Beschrijf in het kort het gedachte-experiment van Nozick. Geef daarbij aan in hoeverre dit gedachte-experiment tot werkelijkheid wordt in de ontwikkeling van ‘menselijke’ robots zoals Levy die beschrijft. Noem daarbij een overeenkomst en een verschil.
923-0311-a-HA-1-o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 110
4p
2p
4p
6
7
8
Het is de vraag of wat Levy hier beargumenteert ten aanzien van intieme relaties met robots moreel aanvaardbaar is. Worden hier geen morele grenzen overschreden? Ook in technische utopieën wordt dit soort vragen aan de orde gesteld: wordt de natuur van de mens bepaald door zijn fysieke behoeften of door zijn fysieke tekorten en mogen deze tekorten worden gecompenseerd door wetenschappelijke en technische middelen? Mogen we zonder voorbehoud technische middelen aanwenden om aan onze behoeften te voldoen en gelukkiger te worden? Wat is geluk en wat zijn onze werkelijke behoeften? Het vraagstuk over onze werkelijke behoeften speelt in de geluksopvatting van Thomas More een grote rol. Hij maakt daarbij een onderscheid tussen echte en onechte behoeften. Beargumenteer in welk opzicht robots – zoals David Levy die beschrijft in tekst 2 – zouden passen in de gedachten van Mores Utopia en in welk opzicht robots daarin niet zouden passen. Betrek bij je argumentatie het onderscheid dat More maakt tussen echte en onechte behoeften. Bij het ontwerpen van utopieën wordt er altijd van uitgegaan dat de samenleving op de een of andere manier maakbaar is. Maar de vraag daarbij was tot voor kort of de menselijke natuur zich wel zo gemakkelijk laat aanpassen of veranderen. Moderne ontwikkelingen in de biotechnologie laten echter zien dat het wel degelijk mogelijk is om de natuur van de mens aan te passen. Dat roept onmiddellijk de principiële vraag op of we de menselijke natuur zomaar mogen aanpassen. Francis Fukuyama heeft zich in verband met de biotechnologie daarover negatief uitgesproken. Het is de vraag of de argumenten die Fukuyama voor zijn standpunt ten opzichte van de biotechnologie aandraagt, ook gelden ten aanzien van de ontwikkeling van robots die sprekend op mensen lijken: humanoïde robots. Geef aan wat de opvatting van Fukuyama is over moderne ontwikkelingen in de biotechnologie, waarin de menselijke natuur wordt aangepast. De ingenieurs van Salomons Huis in het ‘Het Nieuwe Atlantis’ van Bacon staan positief tegenover het verbeteren van de menselijke natuur. Dit roept de vraag op of technologische ontwikkelingen die ingrijpen in de menselijke natuur gezien moeten worden als utopisch of als dystopisch. Moet het produceren van humanoïde robots volgens jou als utopisch of dystopisch worden beschouwd? Leg in je argumentatie uit in hoeverre je eigen opvatting over de menselijke natuur aansluit bij die van Bacon of Fukuyama.
923-0311-a-HA-1-o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 111
Minority Report Minority Report is een Amerikaanse sciencefiction film uit 2002, geregisseerd door Steven Spielberg. Een belangrijke rol is weggelegd voor Tom Cruise. De film laat een toekomstige wereld zien: het verhaal speelt zich af in 2054. Die wereld verschilt niet zo heel veel van de wereld van 2002, al komen er wel futuristische wapens en transportmiddelen in voor die gebruikelijk zijn in dit soort films. Maar toch is er één heel groot verschil: in het jaar 2054 bestaat in de Amerikaanse stad waar het verhaal zich afspeelt, namelijk Washington, moord helemaal niet meer. Men kan in 2054 namelijk in de toekomst ‘schouwen’: alle toekomstige ‘schuldigen’ worden door een politie-eenheid opgepakt en gestraft nog vóór ze hun misdaad hebben begaan. Zogenaamde ‘Pre-Cogs’, drie wezens die zeer getalenteerd zijn, vangen signalen op over moorden die nog niet gebeurd zijn en sturen die beelden door naar Pre-Crime-topman John Anderton, die vervolgens zijn politie-eenheid inzet om toekomstige moordenaars op te sporen. Het systeem werkt perfect: de Pre-Cogs vergissen zich nooit en moord vindt dus niet meer plaats in Washington. Als de overheid dan na zes jaar overweegt om het systeem ook nationaal te gaan toepassen, is Anderton meer dan ooit overtuigd dat Pre-Crime werkt. Hij heeft geen reden om het systeem in twijfel te trekken, totdat het zich tegen hem zelf keert. De Pre-Cogs sturen hem namelijk een beeld van een opmerkelijke toekomstig moordenaar door: John Anderton zelf. Binnen 36 uur zal deze topman van de Pre-Crime afdeling dus zelf iemand vermoorden – die hij op dat moment nog niet eens kent. Nu hij op de huid gezeten wordt door zijn eigen eenheid, duikt Anderton onder in de hightech-stad Washington en gaat hij op zoek naar onvolkomenheden in het systeem dat hij de afgelopen zes jaar zo trouw is geweest. Uiteindelijk lukt hem dat en worden de Pre-Cogs bevrijd en de Pre-Crime afdeling opgeheven.
3p
9
Minority Report is een film die zich afspeelt in het jaar 2054 en gaat over het terugdringen van de criminaliteit door de Pre-Cogs, wezens die een moord kunnen voorspellen. De naam ‘Pre-Cog’ is afgeleid van pre-cognitie; dit betekent letterlijk ‘vóór-het-denken of voor de kennis’. Men onderscheidt over het algemeen twee soorten utopieën: de sociale en de technische. Wat verstaat men onder een sociale utopie en wat verstaat men onder een technische utopie? Leg vervolgens uit of het voorkomen van moord in de wereld van Minority Report, zoals hierboven beschreven, kenmerken heeft van een sociale utopie of van een technische utopie. Ook Karl Marx heeft zich bezighouden met de toekomst. Hij heeft een toekomstverwachting geschreven in de vorm van een manifest. In dit Communistisch Manifest schrijft Marx:
923-0311-a-HA-1-o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 112
tekst 3 De wapens, waarmee, de bourgeoisie het feodalisme te gronde heeft gericht, richten zich nu tegen de bourgeoisie zelf. Maar de bourgeoisie heeft niet slechts de wapens gesmeed die haar de dood brengen; zij heeft ook de mannen voortgebracht die deze wapens zullen hanteren – de moderne arbeiders, de proletariërs. bron: Karl Marx en Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest
2p
2p
2p
10
11
12
Zowel door Karl Marx als in het verhaal van de film Minority Report wordt ervan uit gegaan dat de toekomst zich noodzakelijk zal voltrekken. Toch is er een verschil in opvatting wat betreft de noodzakelijkheid van de toekomst. Leg uit wat dat verschil is. Op het einde van de film Minority Report krijgt agent John Anderton beelden te zien van een moord die uitgerekend hijzelf binnen 36 uur zal plegen. Hij slaat meteen op de vlucht en gaat op onderzoek uit omdat hij niet gelooft dat hijzelf ook een potentiële moordenaar is. Zijn vlucht kan op het eerste gezicht worden gezien als daad van paniek, maar Ernst Bloch zou het gedrag niet alleen uit paniek verklaren. Hoe zou Bloch het principe waarop het gedrag van John Anderton berust benoemen en uitleggen? Leg het principe van Bloch uit en pas dit toe op het gedrag van Anderton. Aan utopieën liggen vaak visies op de maakbaarheid van de samenleving ten grondslag. Dat is ook het geval in de film Minority Rapport, als we ons beperken tot het Pre-Crime aspect in het verhaal. Leg uit of er in Minority Report sprake is van maakbaarheid van de samenleving. In onderstaand fragment uit Utopia van Thomas More spreekt hij over de opvoeding van de mens in zijn ideale samenleving. tekst 4 Bij het begin van elke maaltijd wordt iets voorgelezen met een zedelijke strekking, maar kort, zodat het niet gaat vervelen. Hieraan knopen de ouders een opvoedend gesprek vast – opvoedend maar daarom nog niet zwaar op de hand en ook niet zonder humor. Ook houden zij geen lange vertogen die de hele duur van de maaltijd in beslag nemen. Integendeel, zij luisteren ook graag naar de jongeren, en lokken ze opzettelijk uit hun tent, om een indruk te krijgen van ieders karakter en gaven; die komen bij de maaltijd immers veel meer ongedwongen aan de dag. bron:Thomas More, Utopia
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
923-0311-a-HA-1-o
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 113
2p
4p
2p
13
14
15
We kunnen de visie op maakbaarheid uit Minority Rapport vergelijken met die van Thomas More uit tekst 4. Komen beide visies op maakbaarheid overeen of verschillen ze van elkaar? Geef een argumentatie voor je antwoord. Als we de vraag stellen naar de wenselijkheid van een samenleving zoals wordt weergegeven in Minority Rapport, komen we op het terrein van de ethiek. Dat mensen niet veroordeeld kunnen worden om wat zij denken, maar slechts om wat zij daadwerkelijk doen of gedaan hebben, lijkt in onze huidige samenleving vanzelfsprekend te zijn. Toch zijn in onze hedendaagse samenleving aspecten te herkennen van de wereld die in Minority Report wordt uitgebeeld: mensen worden opgepakt tijdens voetbalwedstrijden als zij zich als hooligan dreigen te gaan gedragen. En mensen die te veel informatie opvragen over mogelijke terreurdoelen als bijvoorbeeld Schiphol worden als mogelijke toekomstige schuldige in het oog gehouden. Er lijkt in onze samenleving in dat opzicht dus langzaam een verschuiving plaats te vinden richting ‘Minority Report’: zo word je door de politie gearresteerd als je van plan bent een illegale daad te plegen. Het gedrag van de agenten van de Pre-Crime afdeling kan zowel vanuit de plichtethiek als vanuit de gevolgenethiek uitgelegd worden. Leg uit dat dit gedrag van de agenten van de Pre-Crime afdeling zowel op grond van de plichtethiek als op grond van de gevolgenethiek uitgelegd kan worden. Geef in je antwoord duidelijk aan wat onder plichtethiek en wat onder gevolgenethiek verstaan moet worden. Naast films die in de toekomst spelen zijn er verschillende games of computerspellen die de deelnemer in een virtuele, kleine utopie verplaatsen. Een voorbeeld hiervan is het computerspel ‘Second Life’. Dit is een virtual reality spel waarin de speler zijn uiterlijk door middel van een zogenaamde ’avatar’ naar wens kan aanpassen. Hij of zij kan ook huizen of andere voorwerpen naar eigen wensen ontwerpen. Daarnaast heeft de speler een onbeperkte keuze om zijn eigen identiteit en sociale gedrag te kiezen. De vraag hierbij is in hoeverre wij verantwoordelijk zijn voor onze gedragingen in die virtual reality en in hoeverre het virtuele gedrag bepalend mag zijn voor het leven in de ‘echte wereld’. Stel je bent in de echte wereld een aanhanger van de deugdethiek. Zou jij je in het spel ‘Second Life’ als aanhanger van de deugdenethiek hetzelfde gedragen als in de echte wereld of zou je je anders gaan gedragen? Geef een argumentatie voor je antwoord.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. 923-0311-a-HA-1-o 923-0311-a-HA-1-o*
8
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 114
erratumblad
2009-1
filosofie (tevens oud programma filosofie) HAVO Centraal examen havo Tijdvak 1 Opgaven
Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo, Bij het centraal examen filosofie havo op 27 mei, aanvang 09.00 uur, moeten de kandidaten de volgende mededeling ontvangen. Deze mededeling moet bij het begin van de zitting worden voorgelezen en/of aan de kandidaten worden uitgereikt.
Op pagina 5, bij vraag 8 moet in de laatste zin het woord of worden vervangen door: en die van
De voorzitter van de CEVO drs. H.W. Laan
937-E-0311-a-HA-1-o*
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 115
Examen HAVO
2008 tijdvak 1 donderdag 29 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 15 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 48 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
800023-1-066o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 116
Opgave 1 Mogelijkheid van een eiland
4p
3p
1
2
Wie van u verdient het eeuwige leven? Deze vraag is de ondertitel van de roman ‘Mogelijkheid van een eiland’ van de Franse schrijver Michel Houellebecq. In dit boek wordt gefantaseerd over de diep menselijke verlangens naar het eeuwige leven, naar de jeugd en naar het aantrekkelijk zijn en vooral het aantrekkelijk blijven. Houellebecq koppelt de huidige stand van zaken in de gentechnologie aan de kennis die is opgebouwd op het gebied van de overdracht van computergeheugen en denkt door over wat er in de toekomst mogelijk is. Het verhaal in de roman speelt zich op een aantal verschillende niveaus af. In het heden leven de hoofdpersonages, waaronder Daniël 1. Er spelen echter ook twee vertellers in de toekomst een rol: Daniël 24 en Daniël 25. Dit zijn de gekloonde versies van Daniël 1 en zij leven 2000 jaar later. Deze klonen, de zogenaamde neomensen, sterven niet en planten zich niet voort: rond hun vijftigste gaan ze in een soort van coma, wordt hun lichaam gekloond en hun geheugen daarin gekopieerd. Alle neomensen hebben hun levensverhaal zo nauwkeurig mogelijk in een dagboek opgeschreven, zodat elke Daniël zijn voorgangers als het ware in zich verenigt. Op die manier krijgt Daniël de kans zichzelf doorlopend te perfectioneren. Deze vervolmaking van de mens is een van de thema’s van het boek. Veel discussies over dit boek en zijn auteur betreffen dan ook de vraag of we met een utopische of een dystopische roman te maken hebben. Met welke drie criteria kunnen we vaststellen of er sprake is van een utopie? Geef aan of de genoemde roman van Houellebecq volgens deze drie criteria inderdaad een utopie te noemen is. Hoe en door wie zijn de mensen ooit gekloond? Daniël 1 wordt vanwege zijn succes als cabaretier uitgenodigd bij bijeenkomsten van de sekte der Elohimieten. Deze Elohimieten houden hun leden voor dat ze hun het eeuwige leven kunnen bezorgen. Alleen bedoelen ze dat niet in overdrachtelijke zin, zoals in vele andere religies, maar letterlijk: door intensief wetenschappelijk onderzoek slagen zij erin elk van hun leden te klonen. De leden van de sekte moeten wat DNA afstaan, dat na hun dood bij een kloon wordt ingeplant. In principe kan dit eindeloos doorgaan en daarom zijn er dus reeds een hele reeks Daniëls geweest, waardoor Daniel in feite altijd dezelfde leeftijd heeft gehouden. Noem drie overeenkomsten tussen het verhaal van Houellebecq, zoals in de inleiding van vraag 1 en 2 weergegeven, en het door Bacon geschetste toekomstbeeld in ‘Het Nieuwe Atlantis’.
800023-1-066o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 117
3p
2p
3
4
De neomensen leven alleen en geïsoleerd van elkaar in appartementen in beveiligde en afgesloten complexen. Als ze al met elkaar communiceren, dan alleen nog via webcams en chatsessies. Hele dagen worden doorgebracht achter computerschermen. Natuurlijke behoeften hebben ze niet meer, ze leven van pillen met mineralen en ze planten zich niet meer voort. De voortplanting is overbodig geworden en daarmee de biologische zin van het menselijk leven. Al het menselijke lijkt in deze toekomstige samenleving verdwenen, ook verdriet en vreugde. Behoeften, begeertes en verlangens spelen meestal een belangrijke rol in utopieën en dystopieën. Wat zijn echte en onechte behoeften volgens Thomas More? Leg aan de hand van deze twee begrippen uit of er volgens jou in Houellebecqs ‘utopie’ sprake is van geluk. Velen, waaronder ook Houellebecq zelf, zien overeenkomsten tussen de ‘Mogelijkheid van een eiland’ en de ‘Heerlijke Nieuwe Wereld’ van Aldous Huxley. Zo komt Daniël 25 er in de toekomst achter dat er nog niet-gekloonde ‘wilden’ rondlopen, mensen zoals wij die dichter bij een dierlijke natuur staan dan de neomensen. Daniël 25 is ondanks het feit dat hij gekloond is erg benieuwd naar de ‘wilden’. Hij ontsnapt daarom uit de veilige omheining van zijn appartementencomplex, waardoor hij ook de onsterfelijkheid verliest. Buiten het complex is het niet meer mogelijk gekloond te worden en is er alleen een barre en woeste natuur. De ‘wilden’ laten in de roman ‘Heerlijke nieuwe wereld’ van Huxley, die in de toekomst speelt, ook zien hoe de mens zonder biotechnologisch ingrijpen werkelijk is. Daardoor wordt zowel in de roman van Huxley als in de roman van Houellebecq de samenleving waarin zij als schrijver leven een utopische of dystopische spiegel voorgehouden. Leg uit welke andere overeenkomst er is in de romans van Houellebecq en Huxley wat betreft de rol van de ‘wilden’. Maak vervolgens duidelijk met welk doel in beide romans de vooronderstelde ‘wildheid’ van de mens wordt onderdrukt.
800023-1-066o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 118
4p
5
Francis Fukuyama is bezorgd over hedendaagse ontwikkelingen in de biotechnologie. Deze wijzen volgens hem in de richting van de ‘Heerlijke Nieuwe Wereld’. De grote angst die de biotechnologie ons inboezemt, zegt Fukuyma, is dat zij uiteindelijk zal leiden tot ‘het verlies van onze menselijkheid’. Maar wat is die menselijkheid dan precies, vraagt hij zich af? Wat is onze menselijke natuur? De biotechnologie is vooral gericht op ‘utilitaire’ oftewel utilistische doelen. Leg uit dat de biotechnologie utilistisch genoemd kan worden. Geef aan welke kritiek Fukuyama heeft op de opvatting van de biotechnologie over de menselijke natuur en geef aan in hoeverre Fukuyama zich daarbij baseert op het denken van Aristoteles. Volgens sommigen geeft Houellebecq in zijn romans niet alleen een dystopische visie op onze toekomst, maar levert hij ook scherpe kritiek op de huidige maatschappij. tekst 1 Door middel van kurkdroge, vlijmscherpe maatschappijanalyses van Daniel 1 beschrijft Houellebecq het tot ding maken van de mens, de instrumentalisering van de menselijke relaties, de verkleutering van de cultuur en het verdwijnen van de affectieve en emotionele inbedding van onze impulsen. Mensen en gevoelens worden op de vrije markt in een soort ruilhandel tegen elkaar uitgespeeld; de waarde van het kapitaal is de enige waarde die overblijft. bron: Bart van der Straeten, ‘La possibilité d’ une île’, De Gids, januari 2006
4p
3p
6
7
Leg uit hoe een toekomstverhaal tegelijkertijd zowel utopisch als dystopisch kan zijn. Beargumenteer of het verhaal van Houellebecq - zoals in alle voorafgaande inleidingen is weergegeven - volgens jou meer utopische kenmerken heeft of meer dystopische kenmerken. Zoals gezegd, is de ondertitel van de Nederlandse vertaling van Houellebecqs roman ‘Wie van u verdient het eeuwige leven?’. Maar je zou de vraag ook kunnen veranderen in ‘Wie van u wil het eeuwige leven?’. Deze vraag krijgt Daniël 1 − inmiddels moe van alle menselijke verlangens − voorgelegd: tijdelijk leven met menselijke verlangens, of eeuwig doorleven zonder die menselijke verlangens? Het gedachte-experiment van Nozick stelt ons voor een soortgelijke filosofische vraag. Beschrijf het gedachte-experiment van Nozick en maak duidelijk op welke manier de in het experiment gestelde vraag overeenkomt met de keuze die Daniël 1 in de inleiding van deze vraag wordt voorgelegd. Geef in je antwoord aan welke keuze jij zou maken en noem daarbij het argument dat voor jou de doorslag geeft.
800023-1-066o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 119
Opgave 2 Democratie en dictatuur
2p
5p
2p
8
9
10
Plato leefde in een onrustige tijd. Als gevolg van de Peloponnesische oorlog (431-404 v. Chr.) tegen Sparta was het leiderschap van de stadsstaat Athene, waarin hij woonde, ten einde gekomen. Tirannieën en democratieën wisselden elkaar af. Toen ook nog zijn leermeester Socrates door de Atheense rechters ter dood werd veroordeeld was de neergang compleet en ging Plato op zoek naar het fundament voor een ideale staat met een stabiele grondslag. “Zo staat aan de hemel het voorbeeld van zulk een stad, en wie wil kan het zien en zich ziende daarnaar richten; en, onverschillig of er in werkelijkheid zulk een stad is of ooit heeft bestaan….., zal hij de zaak van deze stad en van geen andere willen voorstaan.” (bron: Plato, De Staat, 595) In zijn politieke opvattingen gaat Plato ervan uit dat een ideale maatschappij in de behoeften van ieder mens voorziet en dat mensen bepaalde taken uitvoeren. Geef aan in welke behoeften van een mens een ideale maatschappij volgens Plato moet voorzien en welke taken daarom volgens hem moeten worden uitgevoerd. Om de taken binnen de ideale staat te kunnen uitvoeren, moet er volgens Plato een specifieke arbeidsverdeling bestaan tussen de drie verschillende bevolkingsgroepen: elke groep heeft zijn eigen taak. Deze verdeling van de arbeid zorgt ervoor dat de ideale staat ook een rechtvaardige staat is. Plato heeft daarnaast een soortgelijke visie op de menselijke ziel: ook die bestaat uit drie delen. Leg uit hoe bij Plato de driedeling in de menselijke ziel wordt weerspiegeld in de arbeidsverdeling tussen de drie groepen in de staat. Leg bovendien uit hoe rechtvaardigheid gezien kan worden als toestand van de ideale staat èn als toestand van de ideale menselijke ziel. Rond 1950 schrijft de filosoof Karl Popper een kritisch boek over de opbouw van samenlevingen: ‘De open samenleving en haar vijanden’. Hij plaatst in dit boek twee typen samenlevingen tegenover elkaar: de gesloten samenleving en de open samenleving. Kenmerkend voor de gesloten samenleving is dat iedereen vanaf zijn geboorte onveranderlijk tot één sociale klasse behoort. In deze gesloten samenleving heeft iedereen niet alleen een vaste plek in de sociale orde, maar ook wordt iedereen geacht dat te accepteren: kritiek is niet mogelijk. Kenmerkend voor de open samenleving is de sociale mobiliteit: elk individu kan door z’n ambities na te streven een hogere sociale klasse bereiken en maatschappelijke carrière maken. In deze open samenleving zijn mensen in beginsel redelijk en zullen met elkaar in goed democratisch overleg treden om eventuele problemen te bespreken en op te lossen. Volgens Popper beschrijft Plato in zijn ideale staat het type van een gesloten samenleving. Popper zelf is voorstander van een open samenleving. Geef aan de hand van de inleiding bij deze vraag twee punten van kritiek die Popper heeft op de ideale samenleving van Plato.
800023-1-066o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 120
3p
3p
3p
11
12
13
Over de kritiek van Popper op Plato is onder filosofen veel te doen geweest. Op de achtergrond van deze kritiek speelt de vraag of de mens van nature deel uitmaakt van een collectief of uiteindelijk als een individu moet worden beschouwd. Bij Plato geeft de regerende klasse zich geheel over aan zijn taak: het bestuur van de staat. Eigen bezit of een eigen gezin is daarbij taboe. De koning-filosoof leeft slechts voor het algemeen belang van de staat. Welk standpunt neem jij in: is de mens van nature a) collectivistisch en is hij vooral gericht op het algemeen belang, of b) individualistisch en is hij vooral gericht op zijn eigen belang? Geef een argumentatie en betrek daarin zowel de beschrijving van de staat van Plato als van Popper. Geef bovendien aan welk argument voor jou de doorslag geeft. In het tweede deel van zijn boek richt Popper zijn kritiek vooral op Karl Marx. Marx is volgens hem een ‘historicist’. Historicisme houdt in dat de geschiedenis een proces is dat zich op een noodzakelijke wijze voltrekt en dat gericht is op het realiseren van één bepaald doel, zonder dat mensen daar invloed op kunnen uitoefenen. Popper noemt Marx een ‘utopische ingenieur’: Marx redeneert immers vanuit een bepaald utopisch doel, en iedere fase naar dat doel is zowel noodzakelijk als goed. Tegenover de benadering van Marx stelt Popper de benadering van de stapsgewijze, technische en ontwerpende vormgeving. Wanneer uit een open en redelijk gevoerde discussie tussen mensen blijkt dat een blauwdruk of scenario niet aan de doelstellingen beantwoordt, mag de blauwdruk of het scenario worden aangepast of worden verworpen. Beargumenteer waarom Marx zijn communistische toekomstvisie niet als utopisch beschouwt. Beargumenteer of Marx uitgaat van scenario’s, zoals Popper doet. Hoewel er tussen Plato en Karl Marx een periode zit van bijna 2.500 jaar, laat Popper zien dat er toch veel overeenkomsten zijn tussen de manier van denken van Plato en van Marx. Volgens Popper hebben beiden een toekomstbeeld van een totalitaire en gesloten samenleving ontwikkeld waarin de menselijke natuur tot zijn recht moet komen. Bovendien: om die natuur tot zijn recht te laten komen spelen de verschillende taken of arbeid die de mens moet verrichten, een belangrijke rol. Marx maakte in zijn denken een scherpe analyse van de economische verhoudingen in zijn tijd, de 19e eeuw. Volgens hem heeft de manier waarop arbeid wordt georganiseerd geleid tot een groot probleem, namelijk dat van de ‘vervreemding’. Geef aan wat volgens Marx de betekenis is van arbeid voor de menselijke natuur en leg daarbij het begrip ‘vervreemding’ duidelijk uit. Leg in je antwoord tevens uit op welke manier de organisatie van arbeid volgens Marx leidt tot een strijd in de samenleving.
800023-1-066o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 121
3p
4p
14
15
De 20e eeuw is volgens Popper het tijdperk waarin totalitaire manieren van denken voor grote catastrofes hebben gezorgd. Volgens hem hebben filosofen als Plato en Marx daarvoor de grondslag gelegd. Hun intolerante denkwijze is door totalitaire staten opgepakt en aangepast, zoals we hebben gezien in het China van Mao, de Sovjet-Unie van Stalin of het Cambodja van Pol Pot. Een belangrijk onderdeel van de ideologie van deze totalitaire staten was dat de burgers heropgevoed moesten worden. Bij deze heropvoeding moest niet alleen het vaststaande toekomstplan van de staat worden geïndoctrineerd, maar wordt ook de werkelijkheid herschreven. Ook in ‘1984’ van George Orwell is sprake van heropvoeding van de burgers van Oceanië. De Partij heeft immers altijd gelijk en kan niet falen. Leg aan de hand van het optreden van O’Brien tegenover Winston uit hoe in Oceanië de waarheid over het heden, verleden en toekomst van de mens gemanipuleerd wordt. Het is de vraag of er werkelijk een rechtstreekse lijn te trekken valt vanuit de ideeën over de staat bij Plato en Marx naar de praktijk van de communistische systemen onder Stalin, Mao en Pol Pot. Op dezelfde wijze kun je je afvragen of Orwell gelijk heeft gekregen met zijn sombere toekomstvisie in ‘1984’. De fundamentele vraag hierbij is of utopieën altijd in dystopieën omslaan of dat ze een taak hebben in het verbeelden van een mogelijke toekomst. Welk belang heeft utopisch denken voor de hedendaagse maatschappij? Geef een argumentatie voor je antwoord en geef daarbij aan in hoeverre je het eens bent met Popper en met Orwell.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. 800023-1-066o 800023-1-066o*
7
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 122
Examen HAVO
2007 tijdvak 1 donderdag 24 mei 9.00 - 12.00 uur
filosofie
Dit examen bestaat uit 16 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 49 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
700023-1-067o
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 123
Opgave 1 Utopie en biotechnologie In de zogenaamde ‘technische utopie’ gaat men uit van een toekomst waarin men door vooruitgang in de techniek de kwaliteit van het menselijk leven kan verbeteren. Ontdekkingen in de wetenschappen en daaraan verbonden technische uitvindingen spelen daarin een onmiskenbare rol. Veel wetenschappers motiveren hun onderzoek naar de menselijke natuur met het argument dat het de mensheid ten goede zal komen. Zo heeft de geneeskunde in de afgelopen eeuw veel vooruitgang geboekt in het bestrijden van ziektes en heeft zij daardoor bijgedragen aan het verlengen van het leven.
4p
4p
1
2
De genetica is de wetenschap die onderzoek doet naar de werking van genen en de eventuele manipulatie daarvan. Genen spelen een grote rol bij het bepalen van ons uiterlijk, hoe slim we zijn, en of we gezond zijn, en dergelijke. De filosoof Rüdiger Safranski schetst in het tijdschrift ‘De Groene Amsterdammer’ wat ons met betrekking tot de genetica te wachten staat: ‘’Bij genenbanken zal men eigenschappen kunnen aankopen. De selectie vindt vóór de geboorte plaats, maar het blijft een selectie. De genetica zal een hoogtepunt beleven, en er zal een nieuwe klassenmaatschappij kunnen ontstaan van mensen die genetisch gemodelleerd zijn en mensen die nog langs natuurlijke weg en dus minder ‘waardevol’ ter wereld komen’’. Leg uit wat het verschil is tussen de begrippen ‘politikon zóion’ en ‘homo faber’. In hoeverre zijn beide begrippen terug te vinden in het citaat van Safranski? Licht je antwoord toe. Het maken van nieuwe soorten wordt door Bacon in zijn ‘Het Nieuwe Atlantis’ letterlijk genoemd als verworvenheid van de leden van Salomons Huis. In de utopie van Bacon is zodoende een zeer belangrijke rol weggelegd voor de techniek en de wetenschap. Welke drie doelen wil Bacon met de techniek bereiken? Noem bovendien een drietal technische verworvenheden uit onze huidige maatschappij waarmee deze doelen bereikt kunnen worden.
700023-1-067o
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 124
In het boek ‘Remaking Eden. Cloning and beyond in a brave new world’ zegt geneticus Lee Silver het volgende: tekst 1 Genetica, in de VS hebben wij dat al. Er zijn bij ons bedrijven die openlijk reclame maken met zaadcellen voor kunstmatige inseminatie die van de knapste Harvardstudenten zijn. Als je meer informatie over je toekomstige kind wil, over de vader die het zaad levert, dan kun je daar terecht. En dat wordt gewoon geaccepteerd. De nieuwe vorm van genetica die er aan staat te komen, is dat ouders kunnen zorgen dat er twintig eicelletjes tegelijk bevrucht worden door twintig zaadcellen, en dan kunnen doorlichten welke eigenschappen die kinderen zullen hebben - en van steeds meer eigenschappen zal dat vastgesteld kunnen worden. Dan kunnen ze kiezen welke van die twintig microembryootjes ze geïmplanteerd willen hebben. Dan willen ze vaak de beste. bron: ‘Remaking Eden. Cloning and beyond in a brave new world’, Lee Silver 3p
3p
3
4
Is de geschetste ontwikkeling in tekst 1 volgens jou utopisch of dystopisch te noemen? Beargumenteer je antwoord en verwijs daarin naar tekst 1. Beargumenteer tevens met welk criterium je zinvol een onderscheid kunt maken tussen een utopische en dystopische ontwikkeling. Vaak wordt er een verband gelegd tussen de hedendaagse ontwikkelingen in wetenschap en techniek en hetgeen Huxley beschreef in zijn bekende ‘Heerlijke Nieuwe Wereld’. In dit boek wordt een gerealiseerde technische utopie beschreven. Een bijzonder aspect is de voortplanting; ‘mensen’ komen in laboratoria en uit flessen ter wereld. Vervolgens verloopt hun verdere leven in strakke banen, maar daar staat met de mogelijkheden van de genetica tegenover dat in de nieuwe wereld alle gebreken verholpen en alle behoeften bevredigd worden. Het menselijk geluk dient hiermee vergroot te worden. Uit het gesprek in ‘Heerlijke Nieuwe Wereld’ tussen Mustapha Mond en de ‘wilde’, blijkt echter dat er ook behoeften onderdrukt worden door deze stabiele orde. Kan het onderscheid dat Thomas More maakt tussen echte en onechte behoeften verklaren waarom technische utopieën, die het menselijk geluk nastreven, in werkelijkheid dit geluk teniet kunnen doen? Verwerk in je antwoord het onderscheid van More tussen echte en onechte behoeften en geef van beide soorten behoeften een voorbeeld.
700023-1-067o
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 125
In Nederland ging de omstreden filosoof Rietdijk volgens sommigen behoorlijk ver in zijn opvattingen over genetisch manipuleren. De redenering van het pleidooi van Rietdijk voor humane selectie (Filosofie Magazine, jaargang 1999, nummer 4) kan in de volgende stappen worden samengevat: − Genen zijn een belangrijke bepalende factor van het goede leven. − Er zijn daarbij goede en slechte genen. − Iedereen vindt gezondheid en hoogbegaafdheid belangrijke ingrediënten voor een goed leven. − Gezondheid en hoogbegaafdheid zijn genetisch bepaald. − Zet op grond van bovenstaande een humane selectie in werking waarin je je uitspreekt voor, en stappen onderneemt in de richting van genetische verbetering van de wereldbevolking door welbewust bepaalde genen voorrang te geven boven andere. − Bevorder daarnaast goede genen (zaadbanken) en elimineer de slechte (euthanasie en abortus) en misschien moeten we ook klonen toestaan. − Deze moraal zal tenslotte het totale geluk in de wereld bevorderen.
3p
3p
5
6
Rietdijk zelf heeft gesteld dat zijn opvattingen utopisch bedoeld zijn en gericht zijn op een toekomstige en betere wereld. Zijn ideeën hebben veel kritiek gekregen, waaronder een aanklacht van de Gehandicaptenraad. De bezwaren tegen zijn denkbeelden zijn moreel van aard. Daarmee wordt de vraag belangrijk met welke algemene argumenten uit de ethiek de denkbeelden van Rietdijk eventueel zijn te onderbouwen. Welke ethische theorie is herkenbaar in de redenering van Rietdijk? Licht je antwoord toe. Beredeneer hoe je vanuit deze ethische theorie ook tot een andere conclusie dan die van Rietdijk kunt komen. In discussies over genetische manipulatie spelen naast ethische uitgangspunten en morele oordelen ook vraagstukken met betrekking tot de menselijke natuur een rol. Daarbij lijkt er vaak een spanning te bestaan tussen de opvatting dat de samenleving maakbaar is en de opvatting dat de menselijke natuur onveranderbaar is. Francis Fukuyama richt zich in zijn boek ‘De Nieuwe Mens’ onder andere op deze spanning aan de hand van recente ontwikkelingen in de biotechnologie. Leg uit wat deze spanning inhoudt en beredeneer waarom deze spanning volgens Fukuyama niet langer lijkt te bestaan. Verwerk in je antwoord de mogelijkheden van de genetica die Rietdijk schetst.
700023-1-067o
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 126
3p
7
In alle utopieën en in kritieken op die utopieën spelen opvattingen over de al dan niet veranderbare natuur van de mens een rol. Fukuyama heeft zelf nadrukkelijk aangegeven de ideeën van Aristoteles over de menselijke natuur te gebruiken in zijn kritiek op onder andere de huidige biotechnologie. Maak aan de hand van een concreet voorbeeld duidelijk waarom je, op basis van de opvatting van Aristoteles over de menselijke natuur, tegen de genoemde ontwikkelingen in de genetica kunt pleiten.
700023-1-067o
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 127
Opgave 2 Sociale utopieën tussen fantasie en werkelijkheid In de middeleeuwen was er een constante stroom van gedachten over het volmaakte leven op aarde. Dat leven werd gesitueerd in het fictieve land ‘Cocagne’. Hoe het leven daar was, werd beschreven in verschillende teksten, maar werd vooral doorverteld via mondelinge overlevering. Aan het einde van de middeleeuwen had iedereen in Europa wel eens van de utopische fantasie ’Cocagne’ of ‘Luilekkerland’ gehoord. Aan de ene kant geloofde de Christelijke middeleeuwer dat het volmaakte leven pas in het hiernamaals zouden worden bereikt, aan de andere kant was er kennelijk een diepe behoefte aan fantasieën over ideale leefomstandigheden. Uit verschillende van die verhalen blijkt dat in Cocagne werken is verboden, voedsel overal te verkrijgen is en het altijd voorjaar is. Daarnaast is alles gemeenschappelijk bezit, is er nooit ruzie of oorlog, en heeft men de eeuwige jeugd dankzij een verjongingsbron.
3p
8
Ook in utopieën wordt nagedacht over het ideale leven op aarde. Een utopie geeft een beschrijving van een ideale samenleving. Volgens Hans Achterhuis heeft Thomas More met zijn boek ‘Utopia’ (1516) voor de eerste uitgewerkte utopie gezorgd en zijn er in de periode vóór die tijd slechts flarden van utopisch denken waar te nemen. Om te bepalen wat de kern van utopisch denken is, haalt Achterhuis een principe aan dat hij ontleent aan de opvattingen van Bloch. Leg uit van welk principe Ernst Bloch uitgaat bij utopieën en geef aan waarom het zo'n belangrijke rol speelt in utopische fantasieën, zoals over ‘Cocagne’.
Tekst 2 Volgens de opvattingen van Hans Achterhuis zijn fantasieën zoals over ‘Cocagne’ nog geen utopieën, hoewel zij wel enkele kenmerken daarvan bezitten. Pas in de ‘waanzinnige veertiende eeuw’ is volgens hem de grondslag gelegd voor de latere bloei van de utopie. Door de ellende van die tijd – hongersnood, oorlogen en vooral de ‘Zwarte Dood’ (de pest) – werden de mensen niet langer geïnspireerd om alleen maar te fantaseren over ‘het ideale leven’ (Cocagne) of om te geloven in een hiernamaals. In plaats van de bestaande wereld in de hoop op betere tijden te aanvaarden, wilden ze het ideale leven direct dichterbij en in praktijk brengen. Men wilde de ellende aanpakken en een betere wereld realiseren door eigen menselijke inspanningen. Naar: Utopie, Hans Achterhuis
5p
9
In de veertiende eeuw vonden volgens Achterhuis dus ontwikkelingen plaats die van groot belang zijn voor het ontstaan van de moderne utopie. Hans Achterhuis beschrijft drie criteria aan de hand waarvan utopieën beoordeeld kunnen worden. Welke drie criteria zijn dat? Geef een duidelijke omschrijving van deze criteria. Beargumenteer welke twee van deze criteria te herkennen zijn in tekst 2.
700023-1-067o
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 128
2p
10
Het merkwaardige van de fantasie over ‘Cocagne’ is dat deze op gespannen voet staat met de middeleeuwse en Bijbelse verwachting van een hiernamaals. Deze Bijbelse verwachting is vooral geestelijk van aard. De gelovigen moeten zich op het hiernamaals voorbereiden door af te zien van aardse geneugten en door sober te leven. In ‘Cocagne’ of ‘Luilekkerland’ draait het juist om het zoveel mogelijk toegeven aan aardse lusten. Als de middeleeuwers in staat waren geweest in onze tijd hier en nu rond te lopen, hadden ze zich waarschijnlijk permanent verbaasd. Want waarover zij fantaseerden in verhalen over ‘Cocagne’, ligt voor veel moderne mensen binnen handbereik: in onze maatschappij is voedsel in overvloed, hebben we vormen van arbeidsloos inkomen, kunnen we het klimaat in onze huizen beheersen en kunnen we met behulp van plastische chirurgie onze jeugd verlengen. Het is echter de vraag in hoeverre wij met al onze verworvenheden ‘gelukkig’ genoemd kunnen worden. Thomas More schrijft in zijn ‘Utopia’ uitgebreid over ‘genietingen van het menselijk lichaam’ en het bereiken van geluk. Leg uit welke opvatting Thomas More heeft over genot en geluk. En geef aan wat het verschil is tussen deze geluksopvatting en de geluksopvatting in de fantasie over het land ‘Cocagne’. ‘Cocagne’ heeft in de loop der tijd ook schilders geïnspireerd, zoals Pieter Brueghel de Oudere (1525-1569). In onderstaande afbeelding zien we zijn visie op Luilekkerland als land van overvloed. Zo zien we links boven een huis, waarvan het dak met pannenkoeken of vlaaien is bedekt en loopt er een ei met een lepeltje rond. Op de voorgrond zien we drie personen die onder een boom met lekkernijen in slaap zijn gevallen. Van links naar rechts zijn dat een soldaat (met een lans), een boer (met een dorsvlegel) en een geleerde (met een boek).
bron: ‘Luilekkerland’ Pieter Brueghel de Oude, Alte Pinakothek, München
700023-1-067o
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 129
3p
11
Karl Marx formuleerde in de 19e eeuw een kritische visie op de maatschappij, omdat de periode van de industriële revolutie voor met name de arbeiders geen periode van overvloed was. Vanuit een analyse van de misstanden op sociaal en economisch terrein in zijn tijd, kwam hij tot een nieuwe en - volgens hem - wetenschappelijke toekomstvisie over een maatschappij waarin verschillen tussen sociale klassen zijn opgeheven. Beargumenteer welk aspect van zijn eigen toekomstvisie Karl Marx in bovenstaande afbeelding zou hebben kunnen waarderen en op welk aspect Marx kritiek zou kunnen hebben gehad. Leg tevens uit waarom Marx zijn eigen toekomstvisie niet als fantasie heeft beschouwd. In de fantasie over Luilekkerland gaat het in eerste instantie om een overvloed aan voedsel. In andere utopieën wordt echter veel aandacht besteed aan de betrekkingen tussen mensen onderling. Zo schreef Thomas More in ‘Utopia’ over het huwelijk het volgende:
tekst 3 Een meisje trouwt niet voor haar achttiende jaar, de jongeman moet om te trouwen nog vier jaar ouder zijn. Wordt iemand, hetzij man of vrouw, voor het huwelijk schuldig bevonden aan omgang met de andere sekse, dan wordt hij of zij streng gestraft en van het huwelijk voorgoed uitgesloten – tenzij de vorst hem gratie verleent. Bij het kiezen van een echtgenoot houden zij er een heel wonderlijke gewoonte op na. (………) De vrouw namelijk, of het nu een meisje is of een weduwe, wordt door een ernstige en waardige matrone naakt aan de aspirant-echtgenoot vertoond, en omgekeerd stelt een man van goede reputatie de pretendent naakt aan het meisje voor. Schenders van het huwelijk worden met de zwaarste slavernij gestraft, en wanneer de betrokkenen beiden getrouwd waren, kunnen de beledigde partijen desgewenst de schuldigen verstoten en onderling een huwelijk aangaan – of anders trouwen met wie zij willen. bron: Thomas More, Utopia, p. 102-104 2p
3p
12
13
Leg uit welke spanning er tussen de macht van de staat en de vrijheid van het individu in tekst 3 tot uitdrukking komt. De jaren zestig van de 20e eeuw gaven een flinke aanzet tot nieuw utopisch denken. Ook toen betroffen de idealen niet de materiële behoeften, maar de sociale behoefte van de mens. Een belangrijk onderdeel daarvan was hoe je als man en vrouw met elkaar omging in een relatie. Dat maakt een vergelijking tussen het utopisch denken van de jaren zestig van de 20e eeuw en dat van Thomas More op het gebied van huwelijksmoraal interessant. Noem een verschil en een overeenkomst tussen het utopisch denken van deze jaren zestig en dat van Thomas More op het gebied van huwelijksmoraal. Illustreer de overeenkomst aan de hand van tekst 3.
700023-1-067o
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 130
2p
2p
4p
14
15
16
In de jaren zestig van de 20e eeuw werd niet alleen de verhouding tussen man en vrouw ter discussie gesteld, maar ook de verhouding tussen staat en individu. Twijfel aan het gebruik van de macht van de staat zien we al eerder bij George Orwell, die in 1949 het boek ‘1984’ schreef. In dit boek wordt een zwart scenario geschetst over de toekomst van de mensheid. In de toekomst zou de mens weinig of geen vrijheid kennen en onderworpen zijn aan een almachtige staat die alle gangen van het individu nagaat. Winston Smith, een niet volkomen aangepaste burger van de staat ‘Oceanië’, krijgt in dit boek te maken met een extreme vorm van dwang van de staat – ‘Grote Broer’ – als hij verliefd wordt op Julia. Daarbij zet de staat een aantal middelen in om hem zijn vrijheid van denken en voelen te beperken. Taal is daarbij één van de middelen die tegen alle burgers wordt ingezet Hoe wordt door de ‘Nieuwspraak’ de vrijheid van de individuele burger beperkt? In ‘1984’ wil ‘Grote Broer’ niet alleen de gangen van het individu tot in het extreme nagaan met behulp van duizenden camera’s, maar ook de geest van de mensen zo manipuleren dat ze precies gaan denken, zoals de staat dat wil. Dit laatste gebeurt aan het slot van ‘1984’ bij de confrontatie tussen O’Brien als vertegenwoordiger van de staat en Winston Smith. Leg aan de hand van het optreden van O’Brien tegenover Smith uit hoe in Oceanië het heden, verleden en de toekomst van de mens worden gemanipuleerd. Het is de vraag of de mensheid wel zonder utopieën kan. Dromen en denken over een betere toekomst ligt immers diep in de mens verankerd. Velen leggen zich dan ook niet zomaar neer bij wat in het heden mogelijk is. Zij werpen een blik in de toekomst en geloven in de maakbaarheid van de samenleving ten bate van meer geluk voor de mens. Maar critici wijzen er op dat utopische doelen gevaarlijk zijn, want waar een utopisch doel is, zijn de middelen al snel geheiligd. Utopieën kunnen leiden tot gevaarlijk totalitair denken, waarbij mensen met geweld hun doelen willen realiseren. Daar tegenover kan gesteld worden dat mensen zonder utopisch verlangen al snel afzakken naar oppervlakkige tevredenheid met de bestaande samenleving. Ze willen niets aan de samenleving veranderen en zijn niet bereid te vechten voor hun idealen. Neem een beargumenteerd standpunt in over de vraag of de mensheid wel zonder utopieën kan. Maak daarbij een afweging op grond van een duidelijke opvatting over de menselijke natuur.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. 700023-1-067o 700023-1-067o*
9
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 131
filosofie
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
06
Tijdvak 1 Vrijdag 2 juni 9.00 – 12.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Voor dit examen zijn maximaal 31 punten te behalen; het examen bestaat uit 14 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
600023-1-64o
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 132
Opgave 1 Hersenen en bewustzijn
2p
1
Stel je voor dat op een dag op een andere planeet een ruimteschip van de aarde arriveert. De bemanning bestaat onder meer uit filosofen die zich het nodige afvragen over de lokale bewoners die zij ‘Antipoden’ noemen. De Antipoden gedragen zich als mensen. Zo trekken zij hun hand weg van een hete kachel, gaan naar de tandarts als hun kies ontstoken is en lachen als ze een grap horen. Maar hebben ze daarbij dezelfde ervaringen als mensen? Kunnen ze ook pijn of blijdschap voelen? Welke conclusie zou Ludwig Wittgenstein trekken ten aanzien van de vraag of de Antipoden pijn of blijdschap kunnen voelen? Geef daarbij aan wat er volgens Wittgenstein nodig is om van ‘iets’ vast te kunnen stellen of het gevoel heeft. De ‘Aardlingen’ raken in gesprek met de Antipoden en al gauw blijkt dat de taal en de manier van leven en zelfs de filosofie erg lijkt op die van ons. Maar er is een belangrijk verschil: de Antipoden drukken zich op een zeer technische manier uit. Wat de Aardlingen niet weten is dat de Antipoden op het gebied van neurologie en biochemie grote technologische doorbraken hebben bereikt. Een gevolg hiervan is dat de Antipoden bij het beschrijven van hun persoonlijke gevoelens en ervaringen veelvuldig gebruik maken van begrippen uit de neurologie, zoals ‘zenuwen’, ‘vezels’, ‘synapsen’ en ‘neuronen’. Eén van de filosofen vraagt zich dan ook af of Antipoden gevoelens van verliefdheid of pijn wel kennen, zoals Aardlingen die kennen, want deze woorden gebruiken de Antipoden immers niet. Als de Aardlingen en Antipoden hierover met elkaar in gesprek raken, wordt snel duidelijk dat het gaat om dezelfde gevoelens en ervaringen. Het gesprek tussen de Aardlingen en de Antipoden leek in het begin dus vast te lopen op de betekenis van woorden: bedoelen ze met de verschillende woorden wel hetzelfde? (naar: Richard Rorty, Philosophy and the Mirror of Nature)
2p
3p
2
3
600023-1-64o
Gottlob Frege heeft in zijn artikel ‘Over betekenisinhoud en betekenisomvang’ (1892) een onderscheid gemaakt tussen de intensie en de extensie van een woord. Leg uit wat volgens Frege het onderscheid is tussen de intensie en de extensie van een woord. Licht dit onderscheid toe met behulp van de gegevens uit bovenstaande inleiding over de ontmoeting tussen de Aardlingen en de Antipoden. Ook valt het een ‘aardse’ filosoof op dat de Antipoden geen woord voor ‘geest’ of ‘bewustzijn’ kennen. Als hij daarover in gesprek raakt met de Antipoden, volgt de uitleg dat men vroeger op hun planeet ook wel sprak over ‘geest’ of ‘bewustzijn’, maar dat men daar intussen op grond van nieuwe neurologische kennis van is teruggekomen. Praten over ‘geest’ ziet men als een overblijfsel van een ouderwetse en achtergebleven ‘populaire psychologie’, waarin werd uitgegaan van ‘geest’ of ‘bewustzijn’ als op zichzelf staande fenomenen. Volgens Gilbert Ryle ontstaan veel filosofische problemen door verkeerd taalgebruik. In zijn hoofdwerk uit 1949 levert hij kritiek op de manier waarop het begrip ‘geest’ in de filosofie van Descartes wordt gebruikt. Hij spreekt in dit verband van de ‘categoriefout’ in het taalgebruik van Descartes. Leg uit wat Ryle verstaat onder de ‘categoriefout’. Beargumenteer tevens in welk opzicht de opvatting van Ryle over het begrip ‘geest’ aansluit bij de opvatting van de Antipoden daarover.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 133
2p
2p
3p
2p
4
5
6
7
600023-1-64o
René Descartes maakt in zijn filosofie een scherp onderscheid tussen mensen enerzijds en dieren en machines anderzijds. Dieren handelen volgens hem zuiver op grond van reflexen die veroorzaakt worden door een mechaniek. Hij beschouwt dieren als veredelde ‘automaten’. De opvattingen van Descartes worden omschreven als ontologisch dualisme. Descartes – die leefde in de 17e eeuw – was echter ook op de hoogte van bepaalde neurologische processen, zoals de prikkeling van zenuwen. Op dieren, maar ook op mensen kunnen volgens hem prikkels van buiten inwerken. Niet alleen op het lichaam, maar óók op de geest. Zijn dualisme roept de vraag op hoe prikkels van buiten die bij de mens inwerken op het lichaam, óók kunnen inwerken op de geest. Leg uit waarom Descartes een dualist genoemd kan worden en geef aan de hand van een voorbeeld aan hoe volgens hem prikkels van buiten kunnen inwerken op het lichaam én de geest van de mens. Op het dualisme van Descartes is veel kritiek gekomen. Onder meer van Daniel Dennett. In zijn boek ‘Het bewustzijn verklaard’ (1991) komt hij met de theorie dat de geest of het bewustzijn niet losstaat van de fysieke hersenen: ‘…. er is geen reden om aan te nemen dat de hersenen zelf nog een hoofdkwartier hebben, een inwendig heiligdom, en dat het daar aankomen (van informatie) de noodzakelijke of toereikende voorwaarde is voor een bewuste ervaring.’ De zienswijze van Dennett levert een probleem op als het gaat om bewuste ervaringen in kwalitatief en subjectief opzicht. Denk maar aan de waardering van de smaak van bier of het ervaren van de schoonheid van een landschap. Maar niet alleen het proeven van bier of het zien van een landschap, maar ook voelen, zien, horen en denken zelf, zullen altijd op een bepaalde manier subjectief ervaren worden. Zal het ooit mogelijk zijn om met behulp van de natuurwetenschappen deze subjectieve en kwalitatieve ervaringen – qualia genaamd – te herleiden tot neurologische processen in de hersenen? Geef aan tot welk standpunt Dennett komt ten aanzien van de vraag of qualia van belang zijn bij het onderzoek naar bewustzijn. Beargumenteer tevens of je het met Dennetts standpunt eens bent. Thomas Nagel heeft zich ook met het qualia-vraagstuk beziggehouden. Want, stel dat qualia bestaan en de wetenschap in staat is om deze subjectieve ervaringswijzen te herleiden tot de werking van de hersenen, dan zou het mogelijk kunnen worden om ook subjectieve ervaringswijzen te simuleren in digitale computers. Dan zouden bewuste computers ofwel robots met kwalitatieve ervaringen mogelijk worden. Ten aanzien van ‘bewustzijn’ worden doorgaans drie vormen onderscheiden: de manier waarop we de alledaagse werkelijkheid ervaren, het vermogen om ergens aan te denken en het besef dat we hebben van ons eigen denken. Over de vraag of we wetenschappelijke kennis van qualia kunnen bereiken heeft Nagel een gedachte-experiment ontwikkeld over ‘hoe het voelt om een vleermuis te zijn’. Geef aan de hand van het gedachte-experiment over ‘hoe voelt het om een vleermuis te zijn’ aan welke conclusie Nagel zou trekken over de mogelijkheid om machines te maken die subjectieve ervaringen (of qualia) hebben. Leg uit op welke van de drie genoemde vormen van bewustzijn Nagels gedachte-experiment betrekking heeft. Aan de ontwikkeling van ‘denkende machines’ wordt gestaag gewerkt. Zo zijn er kunstmatig intelligente schaakcomputers ontworpen die kunnen wedijveren met topschakers. Dit roept de vraag op of het menselijke brein ooit voorbijgestreefd gaat worden door ‘kunstmatige breinen’. John Searle maakt in zijn boek ‘Geesten, hersenen en wetenschap’ (1984) een vergelijking tussen de manier waarop informatie wordt verwerkt door de mens en de manier waarop de huidige generatie computers dat doet. Hij levert daarbij kritiek op filosofen die de mens voorstellen als een combinatie van hardware en software. Om aan te geven dat er een fundamenteel verschil is tussen menselijk denken en het denken van een computer kwam Searle met het gedachteexperiment van de Chinese kamer. Leg uit wat dit experiment inhoudt en geef aan welke conclusie Searle trekt over het verschil tussen menselijk denken en het denken van een computer.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 134
3p
8
600023-1-64o
Als men er in de toekomst in slaagt om een computer net zo te laten denken als de mens, zou dit betekenen dat er nauwelijks of geen verschil meer is tussen wat in de hersenen gebeurt en wat in de geest gebeurt: de machine kan tevens ‘bewust’ worden genoemd. De voorspelling van de aanhangers van de identiteitstheorie komt dan uit: tussen hersenen en geest (bewustzijn) is er geen onderscheid meer. Tegenstanders van de identiteitstheorie beweren echter dat gedachten eigenschappen hebben die hersenprocessen – ook al vinden ze plaats in een neuraal netwerk – niet hebben. Een van die eigenschappen is ‘intentionaliteit’. Geef aan wat onder intentionaliteit wordt verstaan en lever aan de hand hiervan kritiek op de stelling van de aanhangers van de identiteitstheorie.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 135
Opgave 2 Expertsystemen In tal van beroepen zijn experts werkzaam: mensen die op hun eigen vakgebied zeer bekwaam zijn. We kennen natuurlijk computerexperts, maar er zijn soms ook piloten, artsen, kunstenaars, rechters, filosofen en docenten die de naam expert verdienen. Zij blinken meestal uit omdat ze door ervaring en inzicht de juiste beslissingen nemen in bepaalde situaties en daarmee blijk geven van intelligent handelen. Tegenwoordig bestaan er zogenaamde expertsystemen: computerprogramma’s die het menselijk denken nabootsen en daardoor een deel van de besluitvorming van menselijke experts kunnen overnemen. Een oudere versie daarvan kennen we als de automatische piloot die ‘zelfstandig’ een vliegtuig kan besturen. Momenteel zijn er ook toepassingen in bijvoorbeeld de medische wereld, de industrie, de rechtspraak en de financiële planning. Zo zijn er expertsystemen ontwikkeld om ziektebeelden vast te stellen en behandelingsmethoden aan te bevelen, fouten op te sporen in vliegtuigmotoren, te bepalen of personen recht hebben op een werkloosheidsuitkering of een straf op te leggen aan veroordeelde wetsovertreders. Hubert Dreyfus is een filosoof die veel aandacht heeft voor vraagstukken die de overeenkomsten en verschillen tussen mensen en machines betreffen. In ‘Mens versus computer’ beschrijft Philip Brey de opvattingen van Dreyfus. In deze tekst wordt ook ingegaan op expertsystemen. Bij een expertsysteem tracht men door interviews met experts een lijst te maken van (duizenden of tienduizenden) feiten en regels volgens welke experts worden geacht te redeneren, bijvoorbeeld: persoon X is ziek en heeft symptomen als koorts, spierpijn, hoofdpijn, hoesten etcetera. De conclusie zal dan zijn: persoon X heeft griep. Deze lijst wordt in een computerprogramma vertaald. Daarna worden de prestaties van het systeem vergeleken met de prestaties van de menselijke expert. Als het systeem voldoende lijkt te presteren, kan het in gebruik worden genomen.
tekst 1
bron: Philip Brey, Mens versus computer. (in H. Achterhuis, (red), Van stoommachine tot cyborg. Denken over techniek in de nieuwe wereld) 2p
9
Welke overeenkomst is er tussen de hierboven beschreven toetsing van de prestaties van expertsystemen en de test van Turing? In dezelfde tekst wordt ook de rechtspraak genoemd als een voorbeeld waarin expertsystemen worden toegepast. Wat mensen kunnen, kunnen computers ook, zo denkt men. Het bepalen van de juiste strafmaat voor een vergrijp vereist, nemen wij aan, de expertise van een rechter. Een rechter heeft de expertise om met inachtneming van de verschillende omstandigheden die golden bij het vergrijp en van de achtergrond van de verdachte een vonnis uit te spreken. Een wetgevende instantie kan echter ook beslissen dat rechters voortaan de strafmaat vaststellen op basis van een aantal formele principes, zoals de aard van het vergrijp, het strafblad van de delinquent en een beperkt aantal andere, formeel toetsbare criteria. Op deze manier wordt het intuïtieve oordeel van de rechter uitgeschakeld en wordt zijn taak beperkt tot het toepassen van een aantal formele regels.
tekst 2
bron: Philip Brey, Mens versus computer. (in H. Achterhuis, (red), Van stoommachine tot cyborg. Denken over techniek in de nieuwe wereld)
600023-1-64o
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 136
Volgens H.T. Schipper, oud-voorzitter van de Nederlandse vereniging van juristen is een dergelijk expertsysteem in de rechtspraak juist daarom niet wenselijk. De wezenlijke efficiency van de rechtspraak in ethisch, democratisch en humanitair opzicht groeit namelijk niet wanneer een vonnis aan een computer wordt ontleend, maar naarmate zij meer genuanceerd en kenbaar op individuele gevallen betrokken is. Naarmate de moderne rechter zich meer bewust wordt van de waarde van zijn uitspraken, zal hij zich minder als onaantastbare autoriteit manifesteren en meer laten blijken dat hij als menselijk wezen in slechts betrekkelijk geringe mate van zijn cliënten verschilt.
tekst 3
bron: H.T. Schipper. Mensbeeld in rechte. Zoeken naar het mensbeeld
2p
10
Turing zelf geeft enkele argumenten tegen zijn eigen test, waaronder het argument op grond van bewustzijn, zoals geformuleerd door professor Jefferson. Wat houdt het argument op grond van het bewustzijn in? Leg vervolgens uit in welk opzicht dit argument een ondersteuning kan zijn voor de opvatting dat een uitspraak van een rechter verschilt van een uitspraak door een computersysteem. Ook het al dan niet toelaten van asielzoekers kan afhangen van het oordeel van de computer. Dat dergelijke beslissingen al door een computer genomen worden, blijkt uit een lezing van minister Korthals van justitie, gehouden in 1999 op een congres over privaatrecht in de 21e eeuw. De gedachte dat de computer het rechterswerk overneemt, is en blijft moeilijk te accepteren. Maar we moeten wel beseffen dat we het stadium dat overheidsbeslissingen via expertsystemen genomen kunnen worden bij bepaalde massazaken al bereikt hebben. Bij bijvoorbeeld beslissingen over de verkrijging van het Nederlanderschap wordt op basis van een aantal ‘hard en fast rules’ een beslissing genomen. Bij de inrichting van de wet wordt al rekening gehouden met het feit dat in massazaken uitvoering slechts mogelijk is als dat automatisch kan.
tekst 4
bron: Minister Korthals: site Ministerie van Justitie
2p
2p
11
12
600023-1-64o
In de tekst van Brey wordt echter ook gesproken over ethiek: ‘Bij de beslissing of een asielzoeker wel of niet wordt toegelaten, of welke strafmaat een wetsovertreder krijgt, is het overlaten van de beslissing aan een computer vanuit ethisch oogpunt zeer omstreden.’ Met behulp van welk criterium zal het utilisme de toelaatbaarheid van expertsystemen beoordelen? Hoe zou een utilist tot een oordeel komen over de besluitvorming door computers over de toelating van asielzoekers? Ook in het onderwijs spelen intelligente computersystemen in toenemende mate een rol. Je filosofiedocent legt in de lessen uit wat de machine van Turing inhoudt. Wellicht zijn machines op een bepaalde manier intelligent te noemen, op een gelijksoortige wijze zoals mensen intelligent gedrag vertonen. De vraag kan vervolgens gesteld worden: hebben leerlingen overeenkomsten met machines, in plaats van andersom? Volgens Putnam heeft de Turingmachine intelligente eigenschappen, zodat men ervan uit kan gaan dat deze machine een voorbeeld of model is van hoe de menselijke geest werkt. In hoeverre zijn Turingmachines een model van de menselijke geest? Leg aan de hand van dit model uit hoe de geest van een leerling functioneert bij het maken van schoolwerk.
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 137
In het boek ‘Het tijdperk van de levende computers’ van Ray Kurzweil, wordt fantasievol beschreven hoe het onderwijs er in het jaar 2029 zou kunnen uitzien. Het leren van mensen geschiedt voornamelijk met virtuele leerkrachten en wordt verbeterd door de vrijwel overal verkrijgbare zenuwimplantaten. De implantaten verbeteren het geheugen en de waarneming, maar het is nog niet mogelijk kennis direct te downloaden. Hoewel het leren is verbeterd door virtuele ervaringen, intelligent interactief onderwijs en zenuwimplantaten vereist het nog steeds tijdrovende menselijke ervaring en studie. Op deze activiteit concentreert de mens zich voornamelijk.
tekst 5
bron: Ray Kurzweil: Het tijdperk van de levende computers
2p
13
Ongetwijfeld speelt denken of het leren denken een belangrijke rol in het onderwijs. Halverwege de 19e eeuw formuleerde de Duitse wetenschapper Ludwig Büchner al een materialistische visie op het begrip ‘denken’. Leg uit wat Büchner onder denken verstaat. Geef daarbij aan hoe de materialistische opvatting van Büchner te herkennen is in de visie op onderwijs in 2029, zoals door Kurzweil in tekst 5 verwoord. Volgens de eerder genoemde Dreyfus, die zeer geïnspireerd is door de filosofie van Merleau-Ponty, is de menselijke wereld een geheel andere wereld dan de kunstmatige wereld van computers en implantaten. Deze ‘menselijke wereld’ is een wereld die niet geheel objectief is, maar gevuld is met structuren, zoals geuren, gevoelens, frustraties, bedreigingen, hindernissen en doelen. Deze geuren en hindernissen zijn geen zaken die we zomaar bedenken, maar die zich in onze interactie met de wereld en in onze ervaring manifesteren. In deze wereld zijn we ook actief en leren we waarnemen, handelen en denken. Deze wereld evolueert echter mee met onze activiteiten, omdat mede in en door deze activiteiten zich steeds nieuwe structuren manifesteren. Zo is de wereld van een pasgeboren baby nog grotendeels ongestructureerd, maar bevinden zich in de wereld van een volwassen mens talloze, in de loop van de jaren uitgekristalliseerde structuren.
tekst 6
bron: Philip Breys, Mens versus computer. (in H. Achterhuis, (red), Van stoommachine tot cyborg. Denken over techniek in de nieuwe wereld) 2p
14
Hoe denkt Merleau-Ponty over de verhouding tussen lichaam en geest? Leg daarbij aan de hand van tekst 6 uit waarin deze opvatting verschilt van de opvatting van Büchner.
Einde
600023-1-64o
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 138
filosofie
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
05
Tijdvak 1 Dinsdag 31 mei 9.00 – 12.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 40 punten te behalen; het examen bestaat uit 14 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
500017-1-24o
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 139
Opgave 1 The Matrix
2p
1
Er zijn maar weinig speelfilms die de gemoederen van filosofen zo hebben beroerd als The Matrix. Zeker het eerste deel van de drie films gaf velen te denken. De rijkdom aan filosofische ideeën in combinatie met visueel sterke effecten om deze ideeën in beeldtaal zichtbaar te maken, gaf aanleiding tot veel beschouwingen over de overeenkomsten of verschillen tussen mens en machine. Kort samengevat laat The Matrix een toekomstige wereld zien waarin machines de macht hebben. Deze machines zijn voor hun eigen voortbestaan afhankelijk van aan mensenlichamen onttrokken energie. De mensen liggen vanaf de geboorte in vaten opgesloten om de nodige energie te leveren. Tegelijkertijd worden ze door zogenaamde ‘bio-poorten’ aangesloten op computers en in The Matrix geplaatst. The Matrix is een computerwereld waarin mensen door prikkeling van zenuwen en hersenen alle ook voor ons bekende zintuiglijke ervaringen en lichamelijke sensaties kunnen hebben, zoals het zien van kleuren en het proeven van voedsel. De mensen kennen niets anders dan deze wereld en kunnen daarom ook niet uit die Matrix stappen. Er zijn echter een aantal mensen die in de ‘echte’ wereld buiten The Matrix leven. Zij proberen vooral door softwareprogramma’s binnen The Matrix strijd te leveren en daarbuiten de machtige machines te vernietigen. Neo, de hoofdpersoon in de film, is uitverkoren als de grote verlosser. Zowel binnen als buiten The Matrix moet hij strijd leveren om de mensen los te koppelen van de machines en het echte leven veilig te stellen. Los van deze strijd tussen mens en machine roept de film zelf een aantal filosofische vraagstukken op met betrekking tot de mogelijke overeenkomsten tussen mensen en machines. Werkt ons bewustzijn zoals een computer, zodat het aansluiten van de hersenen op een computerprogramma ook de inhoud van ons bewustzijn kan bepalen? Een filosofisch vraagstuk dat hiermee samenhangt, is te vinden in een dialoog tussen Neo, die net uit The Matrix bevrijd is, en de rebel Morpheus. Neo vraagt zich af wat echt is, waarop Morpheus een antwoord geeft dat de waarneming en de verhouding tussen lichaam en geest betreft. Neo: Is dit niet echt? Morpheus: Wat is echt? Als je het hebt over wat je kan voelen, proeven, ruiken of zien, dan is ‘echt’ eenvoudigweg niets anders dan de elektrische signalen die door de hersenen worden verwerkt. Leg aan de hand van bovenstaand citaat uit in hoeverre de opvatting van Morpheus overeenkomt met het materialisme. Geef in je uitleg en met gebruik van bovenstaand citaat aan of deze opvatting monistisch of juist dualistisch te noemen is. In de volgende tekst over The Matrix legt filosoof Daniel Barwick het materialisme uit. Als je een vriend vraagt wat er gebeurt als ik een boom zie, dan vertelt hij of zij jou een verhaal. Het verhaal is dat licht naar beneden komt van de zon en enkele van de lichtgolven worden opgenomen door de boom en de andere lichtgolven worden gereflecteerd. Sommige van deze gereflecteerde golven komen het oog binnen en de energie van het licht wordt getransporteerd naar cellen in dat oog. De energie gaat een lange weg (via de optische zenuw) totdat het gezichtscentrum van de hersenen wordt bereikt. Aldaar vuren wat neuronen een bepaald patroon en zie ik een boom.
tekst 1
bron: Daniel Barwick, Neo-Materialism and the Death of the Subject. In: The Matrix and Philosophy.
3p
2
500017-1-24o
Deze materialistische beschrijving van het zien, doet volgens sommigen geen recht aan het menselijk bewustzijn en de eigenschappen van dat bewustzijn. Zij menen dat in de uitspraak “ik zie een boom” een eigenschap van het bewustzijn te herkennen is die niet vanuit de materie verklaard kan worden. Naast in het ‘zien’ is dezelfde eigenschap ook aanwezig in alle andere bewuste activiteiten als ‘luisteren’, ‘denken’ en ‘praten’. Welke eigenschap zouden bewuste gedachten wel hebben die de door Morpheus genoemde elektrische signalen juist niet hebben? Beschrijf daarbij op welke manier deze vooronderstelde eigenschap in een argumentatie tegen het materialisme gebruikt kan worden. 2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 140
4p
3
In The Matrix kunnen computers de mensheid de meest uiteenlopende menselijke ervaringen laten beleven. Als dit inderdaad mogelijk is, dan kun je omgekeerd ook de vraag stellen of die computers zelf ook niet tot het beleven van dergelijke ervaringen in staat zijn. Denk daarbij aan een computer die ‘weet’ hoe het is om plezier te beleven bij het zien van een mooie man of vrouw of een glas wijn te drinken in een restaurant, zoals de mensen in The Matrix dat meemaken. Beargumenteer hoe de identiteitstheorie binnen het materialisme de mogelijkheid van computers die ervaring hebben, zal beoordelen. Geef vervolgens in de argumentatie aan hoe minder ‘strenge’ materialisten tot een enigszins andere conclusie komen. Het door Morpheus ingenomen standpunt met betrekking tot de echtheid van zintuiglijke waarnemingen dwingt ons ook na te denken over de vraag hoe de waarneming bij mensen precies werkt en of computers tot soortgelijke prestaties in staat zijn. Ten dele lijkt dit laatste bevestigd te kunnen worden nu er al computers bestaan die bijvoorbeeld gezichten en stemmen kunnen herkennen. De filosoof Maarten Coolen beschrijft hoe ‘waarneming’ in een computer werkt: Laten we de menselijke waarneming vergelijken met de machinale patroonherkenning. Als voorbeeld kies ik de programmeerbare industriële robot; laten we aannemen dat hij voorzien is van een televisiecamera waarmee hij vormen van voorwerpen kan herkennen, bijvoorbeeld onderdelen waaruit hij een apparaat moet samenstellen. Herkenning van een voorwerp kan dan worden gerealiseerd door een opdeling van zijn televisiebeeld in een groot aantal kleine vlakjes (in computerjargon: pixels), door een meting van de zwarting of van de kleur van elk stukje van het beeld en door een vergelijking van de aldus verkregen getalwaarden met de in het geheugen opgeslagen gegevens. Er bestaan ook andere mathematische representaties van te herkennen patronen; zo kunnen de letters van het alfabet onderling worden onderscheiden door zekere karakteristieke vormelementen. De robot vergelijkt als het ware het te herkennen patroon met het in het geheugen opgeslagen patroon door een lijst van kenmerken af te werken.
tekst 2
bron: Maarten Coolen, De machine voorbij
2p
4
Maarten Coolen zal later in zijn boek betogen dat de menselijke zintuiglijke waarneming wezenlijk verschilt van patroonherkenning door een computer. Hij hanteert daarbij argumenten die verwant zijn aan die van Searle met betrekking tot het denken van computers in het gedachte-experiment van de Chinese Kamer. Beschrijf wat de overeenkomst is tussen Searles gedachte-experiment van de Chinese Kamer en bovenstaande beschrijving van Coolen van de werking van een industriële robot. Geef vervolgens aan met welke redenering Searle duidelijk probeert te maken dat computers niet kunnen ‘begrijpen’ zoals mensen dat wel kunnen. Een avond op het voertuig van de rebellen geeft aanleiding tot filosofische bespiegelingen: ‘Tijdens een diner op de Nebuchadnezzar peinst Mouse over de vraag op welke manier The Matrix heeft besloten hoe kip zou smaken, en vraagt zich daarbij af of de machines het wellicht mis hebben omdat ze niet in staat zijn tot het ervaren van smaken. Een niet-bewuste machine kan geen kleur ervaren zoals ze evenmin ook enige smaak kan hebben. Een computer kan informatie opslaan over gekleurd licht, zoals bij een digitale foto, maar dat doet hij zonder enige gewaarwording van de bewuste ervaring van kleur. De digitale foto kan alleen bewuste kleurervaringen oproepen als er iemand is om de foto te zien.’
tekst 3
bron: Peter Lloyd, Glitches in The Matrix…and how to fix them
4p
5
500017-1-24o
Bovenstaand citaat heeft alles te maken met het ingewikkelde vraagstuk van de zogenaamde ‘qualia’. Met betrekking tot deze qualia heeft Thomas Nagel zich afgevraagd hoe het is om een vleermuis te zijn en als een vleermuis te ervaren. Zijn antwoord op deze vraag heeft ook gevolgen voor de manier waarop we over het verschil tussen mensen en machines denken. Welk antwoord geeft Nagel op de vraag of machines smaak kunnen ervaren? Verwerk in je antwoord Nagels gedachte-experiment over hoe het is om een vleermuis te zijn.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 141
Eén van de rebellen, Cypher, is van plan de rest van de groep te verraden. In ruil daarvoor kan hij in the Matrix alles krijgen wat hij maar wil, zoals een heerlijke biefstuk eten en een beroemd acteur worden, wetende dat dit alles niet echt is. Zijn bestaan als rebel buiten The Matrix zal hij vergeten. ‘Onwetendheid is een zegen’, zegt hij. Robert Nozick heeft het volgende experiment bedacht: Stel dat we in een ervaringsmachine zitten die je iedere ervaring kan geven die je maar wil. Neuropsychologen kunnen jouw hersenen zo stimuleren dat het zal voelen en denken dat je een fantastisch boek leest of schrijft, of vriendschappen sluit. De hele tijd dobber je in een tank, met elektroden aan je hersenen verbonden. Zou je, als je de keuze had, in zo’n tank willen zijn die al je verlangens vervult?
3p
4p
6
7
500017-1-24o
Stel nu dat de beslissing genomen moet worden om iedereen in een ervaringsmachine te stoppen. Zal het utilisme instemmen met de keuze om iedereen in de beschreven ervaringsmachine te stoppen? Beargumenteer je antwoord en beschrijf hoe het utilisme tot een beslissing komt. Volgens A.M. Verbeek “bestaat filosofie eigenlijk alleen maar in de vorm van filosoferen, van beoefenen, van blijven streven naar meer inzicht. Inzicht heeft alles te maken met nadenken, met denkactiviteit. We spreken liever van: reflecteren. Daarmee bedoelen we dat men zich over zoveel mogelijk facetten van het te beschouwen onderwerp ‘terugbuigt’, dat men de zaak van alle kanten beschouwt en het geheel overweegt.” (A.M. Verbeek in: Filosoferen? Gewoon doen!) Is filosoferen zoals dat in bovenstaand citaat wordt opgevat volgens jou mogelijk in de ervaringsmachine van Nozick? Beargumenteer je antwoord en geef tevens aan of je daarbij een monistische of dualistische positie verdedigt.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 142
Opgave 2 Denkende machines, lichamelijkheid en vervreemding Wereldkampioen schaken Gary Kasparov geloofde in 1990 nog dat een computer nooit een schijn van kans zou krijgen om hem te verslaan. Had hij immers niet de vloer aangeveegd met de beste computers die tot op dat moment ontwikkeld waren? Maar de ontwikkeling van schaakcomputers ging gestaag voort. Het gevolg was dat Kasparov in 1997 een voor hem ontluisterende nederlaag leed tegen ‘Deep Blue’, een schaakprogramma van IBM. Tot op de dag van vandaag houdt Kasparov vol dat hij is bedrogen door de ontwerpers van ‘Deep Blue’. De computer maakte namelijk fouten die je eerder bij een mens zou verwachten. In plaats van een pionoffer te accepteren, speelde het programma in deze wedstrijd een andere zet, terwijl schaakcomputers tot dan toe als haaien hun prooi verscheurden. Maar een programmeur van ‘Deep Blue’ verklaarde dat het team de computer had leren schaken als een grootmeester van vlees en bloed. Schaakgrootmeester John van der Wiel denkt echter dat Kasparov verloor door op de verkeerde manier tegen het programma te schaken: “Gary kijkt zijn tegenstander graag diep in de ogen, maar met zijn mimiek kan hij een computerprogrammeur niet imponeren. Die voert alleen de zet van een machine uit en dat ding heeft nu eenmaal geen emoties. Schaken tegen een computer vereist een bijna kromme manier van denken. Je moet je eigen stijl durven verloochenen en voorkomen dat je in een stelling verzeild raakt, waarin de computer van zijn enorme rekenkracht profiteert. Dat kan Kasparov niet.” (naar: De Volkskrant van 24 januari 2004)
3p
2p
3p
3p
8
9
10
11
500017-1-24o
Het is de vraag of machines zoals de schaakcomputer ‘Deep Blue’ in staat zijn tot menselijk denken. Alan Turing heeft destijds een test bedacht om te kunnen bepalen of machines dat kunnen. Geef een beschrijving van de Turing-test en beargumenteer of deze test een geschikt criterium biedt om vast te stellen of achter ‘Deep Blue’ een schaakprogramma zit of een mens. Voordat Kasparov zijn beruchte nederlaag leed tegen ‘Deep Blue’ werd vaak beargumenteerd dat schaakcomputers nooit van grootmeesters zouden kunnen winnen omdat ze fundamentele eigenschappen ontberen die niet zijn te programmeren. Dit bezwaar had ook Lady Lovelace toen ze commentaar gaf op de Analytische Machine van Charles Babbage. Geef aan wat het argument van Lady Lovelace inhoudt. Leg vervolgens uit welke kritiek Turing op dit argument heeft geleverd. In zijn ‘Lister Oration’ uit 1949 stelde professor Jefferson: “Pas wanneer een machine een sonnet kan schrijven of een concert kan componeren naar aanleiding van gedachten en gevoelde emoties en niet naar aanleiding van een toevallige combinatie van symbolen, kunnen we het erover eens zijn dat de machine gelijk staat aan hersenen – dat wil zeggen dat de machine niet alleen schrijft, maar ook weet dat zij het geschreven heeft.” Geef aan bij welke tegenwerping van Turing professor Jefferson aansluit. Leg vervolgens uit waarom volgens Turing de aanname van deze tegenwerping leidt tot solipsisme. John Copeland heeft verschillende argumenten tegen de Turingtest aangevoerd en beoordeeld: het chimpansee-argument, het argument vanuit de zintuigen en het imitatie-argument. Beargumenteer aan de hand van een uitleg van één van deze argumenten waarom de Turingtest niet voldoet als test om vast te stellen of denkvermogen aanwezig is.
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 143
Ruim voordat er krachtige schaakcomputers als ‘Deep Blue’ ontwikkeld werden, waren er kunstenaars die veel verder konden kijken dan hun eigen tijd. Reeds in 1909 schreef E.M. Forster een verhaal met de titel The Machine stops. In dit verhaal wordt vooruitgeblikt naar een toekomst waarin een wereldomspannende machine de mensheid voorziet van eten, onderdak, communicatiemiddelen en medische zorg. In ruil daarvoor moeten mensen het aardoppervlak opgeven voor een leven in isolatie en onbeweeglijkheid. Ieder mens komt te leven in een onderaardse zeshoekige cel, waar aan alle lichamelijke behoeften wordt voldaan en geestelijke steun wordt verleend door de Machine. Mensen verlaten maar zelden hun kamers voor lijfelijke ontmoetingen. In plaats daarvan hebben ze contact via een wereldwijd web dat een onderdeel is van de Machine. In het volgende fragment uit het verhaal zoekt een zoon via een beeldscherm contact met zijn moeder. Ze zag het beeld van haar zoon, die aan de andere kant van de aarde leefde, en hij zag haar. “Wat is er lieve jongen?” […] “We hebben elkaar al zo lang niet meer gezien.” “Maar we zien elkaar nu toch!” riep ze uit. “Wat wil je nog meer?”[…] “Ik zie iets wat op je lijkt, maar jou zie ik niet. Ik hoor iets wat op je lijkt door deze telefoon, maar jou hoor ik niet.” De ongrijpbare blos, door een in diskrediet geraakte filosofie ooit verklaard tot de feitelijke kern van het gesprek, werd door de Machine genegeerd.
tekst 4
bron: E.M. Forster, The Machine Stops, in: The New Collected Stories
3p
2p
12
13
In dit fragment komt de vervreemdende invloed van de moderne technologie op menselijke ontmoetingen aan de orde. De Machine lijkt niet in staat de kern van menselijke ontmoeting – het gesprek – te kunnen waarborgen. Martin Heidegger sluit in zijn denken bij deze opvatting aan. Volgens hem is de mens door de onstuitbare opmars van de moderne technologie zelfs bezig om te verdwijnen. Leg uit welke richting Heidegger heeft gegeven aan de discussie over het probleem mensmachine. Geef daarbij aan wat volgens hem de oorzaak is van de vervreemding tussen mensen zoals die wordt geïllustreerd in het fragment van Forster. In de virtuele wereld van het internet zonder fysieke contacten wordt ons lichaam steeds irrelevanter en lijkt het wel of we aan onze geest voldoende hebben. Reeds in de 17e eeuw concludeerde René Descartes – op grond van een onderzoek naar de manier waarop het oog reageert op licht en de informatie doorgeeft aan de hersenen – dat onze toegang tot de werkelijkheid indirect was; we zouden geen directe toegang tot de dingen hebben. “Mensen van wie een arm of been is geamputeerd hebben mij verzekerd dat zij nog steeds af en toe pijn lijken te voelen in het lichaamsdeel dat zij verloren hebben – en dit heeft mij reden gegeven om te denken dat ik niet helemaal zeker kan weten dat een pijn die ik ervaar inderdaad te wijten is aan het lichaamsdeel waarin ik deze pijn lijk te voelen.” (naar: R. Descartes, Dioptrique) Beargumenteer aan de hand van bovenstaande tekst dat Descartes een ontologisch dualist genoemd kan worden. Op grond van de opvattingen van Descartes zou gesteld kunnen worden dat de wereld of ons eigen lichaam nooit direct voor ons aanwezig is en dat we alleen ons eigen bewustzijn direct kunnen ervaren. Als die stelling waar is, betekent dit dat informatie die we aangereikt krijgen over mensen en toestanden via het internet op dezelfde wijze ‘aanwezig’ is, maar dan in virtuele vorm. Merleau-Ponty heeft op dit punt een fundamentele kritiek geleverd op het denken van Descartes. Ieder mens heeft volgens hem een fundamentele vertrouwdheid met de wereld door zijn lichamelijke bestaanswijze. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer we naar een voorwerp of object kijken en vervolgens zonder na te denken de beste afstand kiezen om het voorwerp vast te pakken:
500017-1-24o
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 144
Het object is slechts object, dat wil zeggen, is vóór ons aanwezig, omdat het waarneembaar is, omdat het een plaats heeft aan het uiteinde van onze vingers en van onze blik, en omdat het door elk van hun bewegingen in zijn geheel wordt verstoord en hervonden. In het bijzonder is het object slechts object, als er afstand van kan worden genomen en het dus aan de uiterste grens uit mijn gezichtsveld kan verdwijnen […] Met andere woorden, ik neem uitwendige objecten met mijn lichaam waar, ik hanteer ze, onderzoek ze, bekijk ze van alle kanten, maar mijn lichaam zelf neem ik nooit op deze wijze waar […]
tekst 5
bron: M. Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming 2p
14
Neem een beargumenteerd standpunt in over de vraag of machines lichamelijkheid kunnen ervaren. Geef in je argumentatie aan in hoeverre je het eens bent met de zienswijze van MerleauPonty, zoals die in het citaat naar voren komt.
Einde
500017-1-24o
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 145
filosofie
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
04
Tijdvak 1 Dinsdag 1 juni 9.00 – 12.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 48 punten te behalen; het examen bestaat uit 16 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
400015-1-24o
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 146
Opgave 1 Gevoel en machine Sinds de uitvinding van de camera zijn er honderden films gemaakt waarin robots, replicanten, robocops en terminators een hoofdrol spelen. Gemeenschappelijk aan al deze figuren is dat ze in meer of mindere mate gelijkenis vertonen met mensen, ook al bestaan ze helemaal of voor een deel uit materialen waaruit wij mensen niet bestaan. In een artikel over deze films schrijft Bianca Stigter het volgende: “De kunstmatige mensen verlangen het meest naar het krijgen van een hart, zoals de blikken man in The Wizard of Oz al zei. Ze willen voelen, de mannen van staal en de vrouwen van plastic. Ze willen pijn hebben als ze zich bezeren, lachen als de zon schijnt, genieten van een ijsvogel die zulke mooie ijsvogels kan maken. Boven alles willen ze - hoe kan het anders? - de liefde leren kennen. In een laatste vertoon van op de borstklopperij kan de kijker deze mensen in spe zijn medeleven schenken. Hij kan ze als zichzelf zien.”
tekst 1
bron: Bianca Stigter in: Goud uit stro. Het menselijk lichaam als avontuur, 2002
2p
2p
4p
1
2
3
400015-1-24o
Een antwoord op de vraag of ‘kunstmatige mensen’ en daarmee ook bepaalde machines kunnen verlangen en voelen, hangt af van de filosofische vooronderstellingen die ons denken bepalen. In het denken van Descartes over de levende natuur wordt bijvoorbeeld uitgegaan van dieren als gevoelloze wezens. Over deze filosoof doet het verhaal de ronde dat hij bij een bezoek aan Leiden een hond op straat een schop gaf, omdat een hond volgens hem toch slechts een machine is. Kennelijk zijn machines en dieren die als zodanig worden opgevat niet in staat tot het hebben van gevoelens, zoals pijn, en kunnen mensen met een geest dat wel. Zoals bekend gaat Descartes uit van een sterke scheiding tussen geest en lichaam. Hij wordt daarom een ontologisch dualist genoemd. Leg uit waarom een dier volgens Descartes nooit pijn kan hebben zoals een mens dat wel heeft. Verwerk in je antwoord twee argumenten van het ontologisch dualisme die de visie van Descartes ondersteunen. Tegenwoordig wordt de opvatting van Descartes over dieren als gevoelloze machines niet meer ondersteund. Filosoof, onderzoeker op het gebied van robotica en dj Dylan Evans is het in ieder geval niet eens met het uitgangspunt van Descartes: “Nu we weten dat het pijnmechanisme van mensen niet sterk verschilt van dat van andere diersoorten, doet het cartesiaanse onderscheid tussen mensen als intelligente wezens en dieren als een soort machines onzinnig aan. Analoog hieraan zal de vraag of machines ‘echte’ of ‘valse’ emoties vertonen, in de toekomst aan betekenis verliezen.” Evans baseert zijn argumentatie mede op de huidige stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek. Zo wordt tegenwoordig op basis van onderzoek algemeen aangenomen dat onze basisemoties geregeld worden door het limbische systeem, een onderdeel van de hersenen. Als je dit nog verder doortrekt, dan zijn emoties misschien wel op te vatten als identiek aan hersenprocessen. We noemen dit een materialistische identiteitstheorie. Leg uit wat het uitgangspunt van het ontologisch materialisme inhoudt. Geef vervolgens vanuit dit uitgangspunt aan waarom machines wel of niet menselijke emoties kunnen hebben. Evans heeft forse kritiek op deze benadering van het materialisme. Volgens hem is het een tamelijk racistisch uitgangspunt om het verschil tussen mens en machine zo groot te maken. Racisme berust in dit verband op de denkfout dat bepaalde materiële eigenschappen automatisch andere eigenschappen uitsluiten. “Het zou wel eens net zoiets kunnen zijn als de houding van de eerste Europese kolonisten in Amerika: omdat de huid van de mensen daar een andere kleur heeft dan die van hen, konden de inboorlingen dus geen ziel hebben.” Welk argument tegen het ontologisch materialisme kun je herkennen in het bovenstaand citaat van Evans? Maak daarbij duidelijk waarom dit argument aanleiding kan geven tot de opvatting dat machines juist wel emoties zouden kunnen hebben.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 147
4p
4p
4
5
Evans is optimistisch over een toekomst met ‘voelende’ machines: “Janet Kahn heeft een programma ontworpen dat op emotionele toon kan spreken. In het kader van een experiment voerde ze emotioneel neutrale zinnetjes in de computer in – zinnetjes als ‘Ik heb je naam in de krant gezien’ en ze gaf de computer daarna opdracht om ze zo uit te spreken dat ze verdrietig klonken. Toen menselijke luisteraars moesten zeggen welke emotie de synthesizer uitdrukte, benoemde 91 procent het goed. Het programma was minder goed bij het uiten van andere emoties, maar mensen slagen er ook niet altijd even goed in om alleen met behulp van klank van hun stem een bepaalde emotie over te brengen.” Naast de stem, zijn bijvoorbeeld ook gelaatsuitdrukkingen en lichamelijke bewegingen een onderdeel van emotioneel gedrag. Welke conclusie trekt het behaviorisme met betrekking tot het kunnen voelen van machines indien de behavioristen afgaan op de uiting van verdriet van de computer? Leg daarbij uit, waarom in deze conclusie de keuze voor materialisme of dualisme niet relevant is voor de behavioristen. De nadruk die het behaviorisme legt op het waarneembare gedrag is overgenomen door veel wetenschappers die letten op waarneembare en terugkerende patronen in het voelen en de emotionaliteit van mensen. Ook Ludwig Wittgenstein, hoewel zelf niet echt een behaviorist, is van mening dat gedrag het uitgangspunt moet zijn om mensen te begrijpen. “Een belangrijk onderdeel van dit gedrag is dat wij spreken en communiceren. We zeggen bijvoorbeeld dat we pijn hebben en we begrijpen ook wat de betekenis is van deze uitspraak, ook wanneer anderen het uitspreken. Dit leer je al op jonge leeftijd te doen: een kind heeft zich verwond en huilt; en dan spreken de volwassenen tegen hem en leren hem uitroepen en later zinnen maken.” (Ludwig Wittgenstein: Filosofische Onderzoekingen 245, 256-257) Leg uit waarom machines volgens Wittgenstein geen pijn kunnen hebben. Verwerk in je antwoord hoe Wittgenstein de betekenis van woorden opvat. De reeds geciteerde Dylan Evans denkt vrijuit over een mogelijke toekomst met emotionele machines: “In de film Terminator verwerft de reusachtige computer Skynet zelfbewustzijn, en daarna probeert hij te voorkomen dat de mensen hem uitschakelen door een aantal militaire commandosystemen over te nemen en vervolgens raketten met kernkoppen te lanceren. Zal de ontwikkeling van emotionele computers leiden tot een strijd tussen mens en machine? En zo ja, wie zal die dan winnen? Misschien zullen robots in de toekomst niet langer ons speelgoed zijn, maar wij dat van hen. We zouden dit grimmige lot kunnen vermijden door de computers zo te programmeren dat ze ons altijd gehoorzaam zijn. Zo zouden we bijvoorbeeld de drie wetten van de robotica kunnen programmeren in hun elektronische breinen, zoals Isaac Asimov in zijn vele robotverhalen heeft voorgesteld. De drie wetten van de robotica luiden: 1 Een robot mag een menselijk wezen niet verwonden, noch door niet-handelen toelaten dat een menselijk wezen gewond raakt. 2 Een robot dient de opdrachten van menselijke wezens te gehoorzamen, behalve als deze in strijd zijn met de eerste wet. 3 Een robot dient zijn eigen bestaan te beschermen, zolang hij daardoor geen inbreuk maakt op de eerste of tweede wet.”
tekst 2
bron: Dylan Evans, Emoties, 2002
2p
6
400015-1-24o
In de ethiek houdt men zich bezig met de vraag welke manieren van handelen goed zijn en wat moreel juist gedrag is. Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ staat hierin centraal. Of je mensen verantwoordelijk acht voor hun daden of juist niet, heeft alles te maken met je visie op de vrije wil en het determinisme, een vraagstuk dat bijna alle filosofen wel heeft beziggehouden. Kun je als vrij wezen kiezen voor wat je doet of laat, of word je in je handelen bepaald door gevoel, natuur, eigenbelang en opvoeding, alsof je voorgeprogrammeerd en dus gedetermineerd bent? Zouden machines volgens Kant moreel verantwoordelijk kunnen handelen?
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 148
“Veel mensen denken dat computers altijd voorspelbaar zullen zijn, omdat ze niets anders doen dan een programma afwerken. Dezelfde idee leidt diezelfde mensen ertoe om zonder meer te stellen dat computers nooit emoties zullen kunnen ontwikkelen. Zelfs als we slimme software ontwerpen die een computer in staat stelt om emotioneel gedrag na te apen, dan zullen dat toch geen echte emoties zijn, zeggen ze, want de computer zal niet onvoorspelbaar zijn, zoals wél het geval is met wezens die echte emoties kennen.”
tekst 3
bron: Dylan Evans, Emoties, 2002 3p
7
Welk standpunt zal een dualist innemen en welk zal een materialist innemen over de vraag of computers ooit echte emoties zullen hebben? Geef vervolgens aan welke van de twee standpunten jouw voorkeur heeft.
Opgave 2 Denken en bewustzijn Op het Artificial Intelligence Laboratory van het Massachussetts Institute of Technology (MIT) in de Verenigde Staten houden wetenschappers zich intensief bezig met de ontwikkeling van kunstmatig intelligente machines, beter gezegd: robots. Men bestudeert bijvoorbeeld de manier van voortbewegen van insecten en vraagt zich vervolgens af hoe dit aan robots geleerd kan worden. Bij insecten gaat het immers om eenvoudig gedrag. Ze bezitten hooguit een paar honderdduizend zenuwcellen, maar toch kunnen ze zich snel en doelmatig voortbewegen op zoek naar voedsel of partners. Daarbij bewegen ze zich niet vanuit een vooropgezet plan, maar gaan ze spontaan op weg en reageren ter plekke op mogelijke hindernissen waar ze mee in aanraking komen. De wetenschappers gaan uit van eenvoudige programma’s om daar naderhand complexere programma’s aan toe te voegen. Het complexere programma staat in hiërarchie wel hoger dan het eenvoudiger programma. In totaal worden drie besturingslagen aangebracht. In de eerste laag zijn de robots in staat om hindernissen te vermijden en zich te verwijderen van objecten die door hun eigen sensoren worden waargenomen. In de tweede laag worden de robots in staat gesteld om zich willekeurig en zonder doel voort te bewegen. In de derde en hoogste laag reageert het systeem op prikkels van buiten, zoals licht of lucht. Op deze manier is de mobiele robot Genghis ontstaan. Genghis bezit geen centraal brein. In de robot zijn in totaal 51 programma’s ingebracht die niet ingewikkelder zijn dan bijvoorbeeld het programma van een koffieautomaat. Zo’n afzonderlijk programma heeft slechts een beperkte taak in het geheel en is in staat om te leren van zijn ervaringen. Om die ervaringen te voeden, beschikt Genghis op zijn kop over zes infraroodsensoren en twee voelsprieten als ‘zintuigen’, alsmede over een weerstandsmeter op iedere motor en een hellingmeter. Revolutionair bij deze robot is dat hij zich eerst met zijn poten verplaatst en de ‘zintuigen’ daarna pas aangeven of het de goede kant op gaat. Bij traditionele robots is het omgekeerd: eerst wordt een model van de omgeving gemaakt en vervolgens een strategie ontwikkeld om tot verplaatsing te komen. Genghis is in staat om zich zonder enig aangegeven doel te verplaatsen tot het moment dat de sensoren een object opmerken en de robot zich omvormt in een roofdier op jacht. Toch is er bij Genghis geen beeld van een prooi geprogrammeerd of van een bepaalde omgeving waarbinnen hij zich moet verplaatsen. 3p
3p
8
9
400015-1-24o
Beargumenteer of je aan Genghis ‘bewustzijn’ kunt toekennen. Geef daarbij aan wat je onder ‘bewustzijn’ verstaat. Volgens Gilbert Ryle zijn tal van filosofische problemen ontstaan door verkeerd taalgebruik. Dat is volgens hem ook het geval bij het lichaam-geest probleem. Met name levert hij forse kritiek op het dualisme van lichaam en geest in het denken van Descartes. Hij spreekt in dit verband over ‘de mythe van Descartes’. Geef aan wat Ryle met de ‘mythe van Descartes’ bedoelt. Maak daarbij duidelijk welk standpunt Ryle daartegenover inneemt en hoe de gegevens uit het verhaal over de robot Genghis gebruikt kunnen worden om dit standpunt te onderbouwen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 149
De wetenschappers wilden na het succes van Genghis een volgende stap zetten. Opnieuw werd het principe van hiërarchisch gestapelde programma’s toegepast zonder rekening te houden met zaken als ‘bewustzijn’ of ‘intelligentie’. Het resultaat van de inspanningen waren de ‘menselijke’ robots Cog en Kismet, beiden slechts uitgerust met een hoofd en een arm. Bij het ontwerpen werd veel aandacht besteed aan de gelaatsuitdrukkingen en hoofdbewegingen. Zo kreeg Kismet ogen, oren, wenkbrauwen en lippen. De opzet was om de robot zo menselijk mogelijk te laten reageren op vragen bij gesprekken met proefpersonen. Het contact met proefpersonen verliep opmerkelijk: hoewel Kismet alleen maar onzin uitkraamde en niet in staat was om te begrijpen wat de proefpersonen vertelden, duurden de ‘gesprekken’ in veel gevallen een half uur. Dit wijst erop dat het bij dit soort contacten kennelijk niet slechts gaat om het uitwisselen van talige informatie die gebaseerd is op begrip. figuur 1
bron: Dylan Evans, Emoties, 2002
4p
3p
3p
10
11
12
Over de vraag of machines wel in staat zijn tot begrijpen, wordt een felle discussie gevoerd. Bij deze discussie is het belangrijk om inzicht te hebben in de vooronderstellingen die de verschillende filosofen hanteren ten aanzien van de vraag wat ‘denken’ precies inhoudt. Ook John Searle heeft zich uitgebreid beziggehouden met deze vraag. Leg uit hoe de vraag ‘Kunnen machines denken?’ door Searle wordt opgevat en geef aan waarom het onderscheid tussen ‘hardware’ en ‘software’ daarbij zo belangrijk is. Om de werking van de menselijke geest te kunnen vergelijken met de werking van het ‘computerbrein’ bedacht Searle het experiment met de ‘Chinese kamer’. Beschrijf in het kort het gedachte-experiment met de ‘Chinese kamer’ en geef aan in hoeverre het verloop van de gesprekken van Kismet met de proefpersonen een ondersteuning vormt voor de conclusie die Searle trekt uit dit gedachte-experiment. Geef ook aan welke conclusie dit is. Zoals al gezegd, is de vraag naar wat ‘denken’ precies inhoudt, afhankelijk van vooronderstellingen. Dit geldt nog sterker voor de vraag wat ‘filosofisch denken’ inhoudt. Neem een standpunt in over de vraag in welke zin filosofisch denken zich onderscheidt van ‘gewoon’ denken. Beargumenteer daarbij aan welke voorwaarden voldaan moet worden, wil filosofisch denken ooit mogelijk worden voor kunstmatig intelligente robots. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
400015-1-24o
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 150
Een ander punt waarover filosofen bij het thema Mens-Machine van mening verschillen, draait om de vraag of het in de toekomst mogelijk zal zijn om computers zo te maken dat ze de werkelijkheid om zich heen op een bepaalde manier gaan ervaren, net zoals mensen dat doen. Valt de zintuiglijke manier waarop mensen de werkelijkheid ervaren - zoals bij het proeven van chocola of het drinken van bier - na te bootsen in computerprogramma’s? Het gaat hier niet om meetbare of kwantitatieve gegevens - zoals van hoeveelheid of samenstelling - maar om de kwaliteit van het persoonlijke ervaren: de qualia. Daniel Dennett en Thomas Nagel verschillen van mening over de vraag of qualia van belang zijn om ‘bewustzijn’ te kunnen omschrijven en te verklaren. Om hun standpunten kracht bij te zetten hebben beiden verschillende gedachte-experimenten ontwikkeld en daaruit conclusies getrokken. Geef het standpunt van Nagel weer over de vraag of qualia bestaan aan de hand van het door hem ontwikkelde gedachte-experiment over de vraag of de mens zich kan verplaatsen in een vleermuis.
4p
13
2p
14
Geef het standpunt weer van Dennett over de vraag of qualia van belang zijn om het begrip bewustzijn te omschrijven.
2p
15
Neem een beargumenteerd standpunt in over de vraag of qualia van belang zijn om ‘bewustzijn’ te kunnen omschrijven en verklaren. Geef daarbij aan welk standpunt je voorkeur heeft: dat van Nagel of dat van Dennett.
3p
16
In een reclamespotje voor een nieuw type auto van Citroën heeft een verfspuitende robot sterke aandrang om af te wijken van zijn saaie en geestdodende opdrachten. Als de in een blauwe overall geklede controleur even niet oplet, spuit de robot zelfbedachte en creatieve figuren op auto’s die op een lopende band voorbijkomen. De boodschap die je uit dit spotje zou kunnen afleiden, is dat machines wellicht veel meer kunnen dan wij verwachten. De filosoof Martin Heidegger maakte zich over de positie van de moderne techniek in onze wereld bepaalde zorgen. Welke zorgen had Heidegger over de moderne techniek en beargumenteer of jij het wel of niet met hem eens bent. Geef in je antwoord een voorbeeld uit de techniek waardoor jouw standpunt ondersteund wordt.
Einde
400015-1-24o
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 151
Filosofie (nieuwe stijl)
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
03
Tijdvak 1 Vrijdag 16 mei 9.00 – 12.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 55 punten te behalen; het examen bestaat uit 15 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
300011 28
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 152
Opgave 1 Globalisering De afgelopen jaren zijn er verhitte discussies gevoerd over wat ‘globalisering’ wordt genoemd, een omvattend en soms ook vaag begrip dat verwijst naar grote veranderingen in de wereld. Kort samengevat wordt met globalisering een proces bedoeld waarin de grenzen tussen staten weg lijken te vallen en de hele wereld, de globe, onderworpen is aan de macht van multinationals, zoals Microsoft, Nike en McDonalds. In dit proces is een aantal tendensen zichtbaar. Ten eerste wordt de politiek en de politieke besluitvorming gedomineerd door een kapitalistische economie waarin de grote bedrijven het voor het zeggen hebben. Het belangrijkste doel van deze bedrijven is een steeds grotere winst. Ten tweede nemen deze bedrijven steeds meer bezit van de publieke ruimte door reclame en marketing. Het gaat niet meer om producten, maar om het verkopen van levensstijlen. Traditionele politieke machtsverhoudingen lijken in ieder geval verdwenen, zeker wanneer de hele wereld aan een en dezelfde markt onderworpen is, waarbij mensen in arme landen worden uitgebuit en idealen plaats hebben gemaakt voor het grote geld. Vooral de tegenstanders van deze globalisering laten van zich horen. Deze zogenaamde ‘anti-globalisten’ zijn met name in het nieuws geweest door te protesteren bij grote internationale conferenties van economisch machtige landen. Er zijn inmiddels ook boeken geschreven die het proces van globalisering analyseren en ook bekritiseren. ‘No Logo’ is de titel van het boek waarmee Naomi Klein wereldberoemd werd en tot spreekbuis werd van de ‘anti-globaliseringsbeweging’. Viviane Forrester schreef het boek ‘De terreur van de globalisering’.
2p
4p
1
2
300011 28
Volgens Forrester gaat het om “De obsessie om de wereld volledig over te leveren aan een welbeschouwd menselijke drift: de drang tot bezitvorming, het neurotisch winstbejag, de verlokking van geld, alles in zijn zuiverste vorm, waarvoor men bereid is alle mogelijke verwoestingen aan te richten. Deze drift heeft bezit genomen van het hele gebied of, beter gezegd, van de hele ruimte, zonder zich aan geografische grenzen te storen.” Leg uit waarom mensen volgens Hobbes een rusteloos verlangen naar macht hebben. Verwerk in je antwoord tevens de rol die anderen spelen bij het versterken van dit verlangen naar macht. Volgens Forrester is er wereldwijd een strijd gaande tussen bedrijven: “De concurrentie dwingt ons…”, “door de concurrentie is het onmogelijk…”, “het wordt aangevoerd als rechtvaardiging voor talloze even rampzalige als perverse beslissingen: mensen bij bosjes tegelijk ontslaan, ondernemingen naar elders overbrengen, lonen bevriezen of verlagen, het personeel inkrimpen, de arbeidsomstandigheden ernstig aantasten. (…) Maar wat betekent concurrentie dan? Die vraag wordt nooit gesteld. Wie strijdt er tegen wie? Om wat voor strijd gaat het?” Wat zijn de drie hoofdoorzaken van de ‘oorlog van allen tegen allen’ zoals Hobbes die beschrijft? In hoeverre zijn deze oorzaken te herkennen bij concurrentie tussen de multinationals?
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 153
4p
3p
3p
3
4
5
300011 28
In een interview spreekt politicoloog Benjamin Barber over de huidige wereld als McWorld. “Ondemocratisch is ‘McWorld’, de commerciële globalisering geleid door de grote multinationale ondernemingen, die menen met het streven naar winstmaximalisering het algemeen belang te dienen. Zij behoeven daartoe alle vrijheid van plaatselijke, nationale of internationale overheid.” Naomi Klein onderschrijft deze visie van Barber: “Multinationals zouden zo groot zijn geworden dat ze het landsbestuur van zijn plaats verdringen. In tegenstelling tot regeringen zijn ze alleen verantwoording verschuldigd aan hun aandeelhouders; er bestaan geen regelingen die ervoor zorgen dat ze rekenschap afleggen aan een breder publiek.” Welke opvatting heeft Hobbes over vrijheid in de natuurtoestand en over vrijheid binnen een staat? Laat aan de hand van deze opvatting zien hoe het mogelijk is dat multinationals hun macht en tevens hun verlangen naar die macht onbeperkt kunnen vergroten. Naomi Klein schrijft provocerend dat multinationals het landsbestuur, dat bij Hobbes de soevereine macht is, van zijn plaats verdringen. Maak duidelijk aan de hand van bovenstaande citaten van Barber en Klein in welk opzicht de macht van multinationals wel en in welk opzicht deze macht niet lijkt op de soevereine macht zoals door Hobbes opgevat. Leg daarbij uit waarom multinationals geen verantwoording schuldig zijn aan een breder publiek. Niet iedereen is tegen globalisering. Er zijn ook grote voorstanders die in de globalisering juist de oorzaak zien van een vermindering van de armoede in de wereld. De globalisering is volgens hen eerder sociaal te noemen. Door meer internationale handel en minder regelgeving vanuit overheden zou de welvaart in arme landen gestegen zijn. Zo stelt Johan Norberg in een interview in reactie op de vraag wat hij tegen de antiglobaliseringsbeweging heeft: “Die beweging stelt terecht de armoede en onderontwikkeling in de Derde Wereld aan de orde, maar het probleem is dat de antiglobalisten om een of andere merkwaardige reden denken dat het medicijn tegen armoede de oorzaak ervan is. Ze strijden tegen investeringen, vrijhandel en privatisering, zaken die nu precies nodig zijn om armoede terug te dringen.” Het kapitalisme daarentegen vertegenwoordigt volgens Norberg naast de waarde keuzevrijheid, ook de “waardigheid, de mogelijkheid op je eigen benen te staan en voor jezelf te kunnen beslissen wat je kiest uit de aangeboden alternatieven.” Leg uit waarom het mensbeeld van Hobbes geen ondersteuning is voor wat Norberg stelt met betrekking tot de waarden van het kapitalisme. Geef daarbij beargumenteerd aan of je het mensbeeld van Hobbes onderschrijft en het zodoende wel of niet eens bent met het idee dat deze waarden inderdaad kunnen leiden tot een vermindering van de armoede.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 154
De anti-globalisten maken zich in ieder geval zorgen om de jongeren in de wereld. De aangeboden alternatieven waarover Norberg spreekt, zouden juist bepaald worden door de commercie. Zo betalen jongeren het meest voor juist die producten waarvan het merk goed zichtbaar is, zodat ze tegelijkertijd reclame maken. “Meer dan wie of wat dan ook zijn de met logo’s versierde tieners uit de middenklasse – vastbesloten om zich te vormen naar een door de media gecreëerd model, – de krachtigste symbolen van de mondialisering geworden.” Toch is er ook optimisme: er zijn andere jongeren, door Klein ‘mondiale tieners’ genoemd, oftewel surfende activisten, die - in onderscheid tot de met logo’s versierde tieners tegenbewegingen kunnen vormen “die op een complexe wijze met elkaar verbonden zijn, ongeveer zoals de hyperlinks hun websites op het internet aan elkaar koppelen. Dankzij het internet kunnen de mensen vrijwel zonder bureaucratie en met minimale hiërarchie gemobiliseerd worden. (…) Sommigen vinden dit soort op het internet surfend activisme iets vreselijks. Maar of je nu met het model instemt of niet, het valt niet te betwijfelen dat een van de sterkste punten ervan is dat het vrijwel niet te controleren valt, vooral omdat het zo verschilt van de organisatieprincipes en doelstellingen van de bedrijven en instanties waartegen het zich richt.”
3p
4p
3p
6
7
8
300011 28
In het artikel ‘Globalisering en concurrentie: Leviathan revisited’ schrijft Bruno Coppieters met betrekking tot internet: “Grote veranderingen worden niet langer van bovenuit opgelegd, maar groeien van onderuit en bewerkstelligen geruisloos heuse revoluties.” Eerder in het artikel haalt de schrijver het denken van de Stoa aan, een denken dat volgens hem de nadruk op het innerlijk van de mens legt, juist in reactie op een buitenwereld waarin de machtsverhoudingen onoverzichtelijk en onzeker zijn. Op wat voor een manier zouden surfende activisten een bijdrage kunnen leveren aan de vorming van de wereld indien ze zouden leven volgens het ideaal van het wereldburgerschap zoals opgevat door Marcus Aurelius, een aanhanger van de Stoa? Geef daarbij aan of er volgens jou een verschil is tussen dit wereldburgerschap en de ‘met logo’s versierde tiener’. Ook de al eerder geciteerde Forrester neemt het op voor de jongeren wanneer ze stelt dat ontwikkeling van innerlijkheid belangrijk is. Volgens haar hebben jongeren de behoefte “zich een brede, gestructureerde geestelijke ruimte eigen te maken en toegang te krijgen tot de fascinerende gedachtewereld die emoties opwekt, het leiden van een onafhankelijk bestaan mogelijk maakt, de kritische geest scherpt en hen beter in staat stelt te weigeren en voor zichzelf een wereld te scheppen die niet geheel en al onderworpen is aan krachten die het eigen ik vreemd zijn.” Beargumenteer dat Marcus Aurelius’ visie op het innerlijk kompas overeenkomst vertoont met de ‘geestelijke ruimte’ die Forrester als alternatief schetst in onze huidige wereld. Neem vervolgens een standpunt in over de vraag of de filosofie volgens jou een bijdrage kan leveren aan de vorming van een dergelijke ‘geestelijke ruimte’. De al dan niet terechte verontwaardiging van de verschillende auteurs is voor een deel ook moreel van aard. Dat wil zeggen dat het proces van globalisering zoals zij dat beschrijven een aantal belangrijke waarden aantast, zoals het recht van mensen in de Derde Wereld op fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en het recht op een leefomgeving en een milieu dat niet wordt aangetast door de bedrijven die hele oerwouden weghalen voor het fokken van rundvlees voor fast-food-consumptie. De multinationals spelen ook in op eventuele morele verontwaardiging van consumenten: een geslaagde reclamecampagne kan laten zien dat het bedrijf juist heel bezorgd is om het milieu en wantoestanden in de wereld. Immanuel Kant wil met zijn ethiek tot een morele afweging kunnen komen door vast te stellen wat je plicht als mens is. Maak aan de hand van de plichtsethiek van Kant duidelijk op welke manier we de medemens in ieder geval moeten benaderen. Laat daarbij zien hoe Kant zou beargumenteren dat de multinationals hun plicht wereldwijd zouden moeten naleven.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 155
Opgave 2 Macht en Straf
4p
4p
6p
4p
9
10
11
12
300011 28
Bij de Italiaanse misdaadorganisatie de Maffia is sprake van een ingewikkeld netwerk van leiders, uitvoerders en informanten. De leden van de organisatie moeten voldoen aan talloze regels, plichten en rituelen. Een van die regels is de zogenaamde ‘omertà’, te vertalen als ‘zwijgplicht’. Hierbij wordt de leden, maar ook gewone burgers, op straffe des doods verboden om te getuigen tegen een lid van de organisatie. Ook al is iemand getuige geweest van bijvoorbeeld een koelbloedige moord die is begaan door een maffialid. Canetti heeft zich in zijn werk op een gevarieerde manier beziggehouden met het verschijnsel macht. Hij brengt daarbij macht in verband met alledaagse zaken als spreken, oordelen, vragen, antwoorden en zwijgen. Leg uit hoe Canetti het zwijgen in verband brengt met macht. Geef daarbij aan wat het verschil is tussen Canetti’s opvatting over het zwijgen en het zwijgen bij de ‘omertà’. Een belangrijk thema in het werk van Foucault is het ontstaan van ‘disciplinerende macht’ in de moderne tijd. Volgens hem is men in de 17 e eeuw begonnen met ‘de Grote Opsluiting’. Ouden van dagen, weeskinderen, bedelaars, zieken, prostituees en werklozen werden in landen als Frankrijk en Nederland opgesloten in instellingen waar zij zowel geholpen als getuchtigd werden. Ondanks het feit dat Foucault spreekt van ‘de Grote Opsluiting’ ziet hij de disciplinering die hiermee wordt bereikt als een ‘positieve en producerende macht’. Dit in tegenstelling tot de macht die moest worden uitgeoefend in steden die met de pest te maken kregen. Geef aan de hand van het verschil tussen de ‘peststad’ en de panoptische instelling aan wat het onderscheid is tussen negatieve (vernietigende) macht en positieve (producerende) macht. Inmiddels zijn de machtstechnieken van de panoptische strafinrichting – gebaseerd op vrijheidsstraf – geconfronteerd met een alternatief, namelijk de taakstraf of straf waarbij veroordeelden diensten moeten verlenen. Deze straf kreeg eind jaren ‘70 bekendheid toen in de publiciteit kwam dat Rolling Stonesgitarist Keith Richard in Toronto wegens bezit van heroïne was veroordeeld. De rechter legde als onderdeel van de straf het geven van een liefdadigheidsconcert ten bate van de blinden in Canada op. Sinds 1980 wordt deze vorm van straf ook in ons land toegepast, namelijk als taakstraf. Niet al te lang geleden nog hebben bekende Nederlanders als Menno Büch, Patrick Kluivert en Ron Brandsteder deze straf moeten ondergaan. Zij moesten daartoe enkele weken werken in een ziekenhuis, bejaardentehuis of dierentuin. Volgens Foucault zijn er verschillende disciplinerende elementen werkzaam bij opsluiting in een panoptische gevangenis. Noem drie van deze disciplinerende elementen die volgens Foucault werkzaam zijn binnen een panoptische gevangenis. Beargumenteer vervolgens aan de hand van deze elementen of de taakstraf of dienstverlening afwijkt van de straf binnen een panoptische gevangenis. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat gevangenisstraffen contraproductief zijn. Dit betekent dat de gevangenisstraf zelden leidt tot gedragsverbetering van veroordeelden. Zelfs meer dan 80% van de gevangenen heeft eerder in de gevangenis gezeten. In de taal van Foucault zou je kunnen stellen dat de normaliserende en disciplinerende functies van de gevangenis niet het gewenste maatschappelijke effect hebben. Verschillende rechtsgeleerden hebben daarom gepleit voor afschaffing van het rechtssysteem waarin de vrijheidsstraf een vanzelfsprekendheid is. Het probleem is echter wat er voor in de plaats zou moeten komen. Het is bijvoorbeeld de vraag hoe een pleger van een gewapende roofoverval anders gestraft kan worden dan via een vrijheidsstraf. Neem een beargumenteerd standpunt in over de vraag of het mogelijk is om macht in de huidige samenleving uit te oefenen zonder een rechtssysteem dat is gebaseerd op vrijheidsstraffen. Geef daarbij aan van welke opvatting over macht en recht je uitgaat.
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 156
4p
13
Hoewel er tussen de opvattingen over macht bij Foucault en Hobbes grote verschillen bestaan, zijn er ook overeenkomsten. Hobbes spreekt immers over macht als een begrip met relationele kenmerken, terwijl Foucault beweert dat disciplinerende macht in een bepaalde zin een relatieverschijnsel is. Volgens Hobbes is macht altijd relationeel voor zover het gaat om een verhouding tussen eigen middelen en uitwendige belemmeringen en voor zover de kracht en effectiviteit van mijn macht direct gerelateerd is aan de wijze waarop anderen hem waarderen. Hobbes gaat hierbij met name in op het verschijnsel eer en eretekens. Geef het verschil aan tussen het relationele karakter van disciplinerende macht bij Foucault en de relationele kenmerken van het machtsbegrip van Hobbes. In Amsterdam werd tot ongeveer 1860 het onderwijs aan de armen gegeven in gebouwen die daarvoor dienst deden als pakhuis, kroeg, kazerne of gevangenis. Vanaf die tijd worden er speciale armenscholen gebouwd die bestaan uit twee grote lokalen, één voor het morele en één voor het lichamelijke onderwijs. De scholen kenden geen verdiepingen, maar wel een onderwijzerswoning. Tussen 1870 en 1880 verandert dit ook weer en worden de scholen verbouwd en uitgebreid met een verdieping. Zo worden er aparte lokalen gecreëerd voor leerlingen van een bepaalde leeftijd. Vanaf de gangen kan er in de lokalen gekeken worden. De basis voor het klassikale onderwijs, het lesrooster en een bepaalde verhouding tussen onderwijspersoneel en leerlingen wordt hiermee gelegd. Boven de ingang van een van de scholen zijn er tegeltjes aangebracht waarop kinderen worden afgebeeld die aan het (school)werk zijn gezet en waarop teksten staan vermeld als ‘ploeg vroeg’ en ‘arbeid adelt’. Hieronder tref je de plattegrond aan van de eerste verdieping van een van de scholen ná de verbouwing tussen 1870 en 1880.
figuur 1
5p
14
300011 28
Beschrijf in het kort de indeling en opzet van deze plattegrond en die van het Panopticum zoals door Foucault is weergegeven. Geef vervolgens twee overeenkomsten en een verschil aan.
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 157
Over de vraag in hoeverre de mens vrij is in zijn gedrag of omgevingsfactoren zijn gedrag bepalen, wordt in de menswetenschappen sinds jaar en dag een levendige discussie gevoerd. In onderstaand stripverhaal wordt in het gesprek tussen de vader en psychiater Sigmund een bepaalde opvatting over de invloed van omgevingsfactoren weergegeven. strip 1
bron: de Volkskrant van 7 maart 2002 2p
15
Leg uit welke opvatting dat is en leg tevens uit in hoeverre je in deze opvatting het standpunt van Foucault herkent over disciplinerende macht.
Einde
300011 28
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 158
Filosofie (nieuwe stijl)
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
03
Tijdvak 2 Vrijdag 20 juni 10.00 – 13.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 50 punten te behalen; het examen bestaat uit 13 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
300036 28
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 159
Oude en nieuwe media Vrijwel niemand zal ontkennen dat de media een grote rol spelen in de huidige tijd. De media zijn een macht met grote invloed. Aan de ene kant vormen de media in de vorm van kranten, televisie en tegenwoordig ook internet, ons beeld van de wereld. Beslissingen over politiek gevoelige onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het asielbeleid in Nederland, worden beïnvloed door de publieke opinie, die zelf weer afhankelijk is van de media. Aan de andere kant zijn er binnen de media zelf ook allerlei processen werkzaam die bepalen wat er aan wie getoond wordt. In het boek ‘De medialeugen’ beschrijft Ignace de Haes, communicatiedeskundige, de rol van media. De Haes somt een aantal elementen op die van invloed zijn op de media: de politieke verhoudingen, de vormgeving van het medium, de eigenaren, de adverteerders, de overeenstemming binnen een samenleving over wat acceptabel is, en natuurlijk de journalisten. Over journalisten wordt het volgende geschreven: Journalisten vergeten maar al te graag dat ze deel uitmaken van een bureaucratische onderneming en dat ze aan de regels daarvan gebonden zijn. Ze zijn onafhankelijk en vrij in het rapporteren van het nieuws zolang ze binnen de door hun superieuren gestelde grenzen blijven. Hoofd- en eindredacteuren hoeven de journalisten niet op het goede pad te houden, dat doen de journalisten zelf wel. Zij weten immers wat hoofd- en eindredacteuren graag geschreven zien en schrijven daar ook naar. Dit is niet alleen journalisten eigen: in alle hiërarchische organisaties wordt aanpassing gevraagd aan de wensen van wie het voor het zeggen heeft.
tekst 1
bron: Ignace de Haes, De medialeugen, Papieren Tijger, 1994
4p
4p
1
2
In een hiërarchische organisatie staat een persoon of instantie boven een andere persoon of instantie. Samenlevingen als geheel kennen ook zoiets als een hiërarchische ordening, die een uitwerking heeft op de media. Propaganda en censuur zijn voorbeelden van middelen waarmee een macht zoals de overheid via de media invloed probeert uit te oefenen. Voor filosofen is het vooral van belang zich af te vragen hoe een hiërarchie gevormd wordt en waarop zij uiteindelijk gebaseerd is. Thomas Hobbes heeft een duidelijke opvatting over de hiërarchie binnen de staat. Hoe komt volgens Thomas Hobbes een hiërarchische verdeling van de macht binnen een staat tot stand? Verwerk in je antwoord het begrip ‘sociaal contract’ met een korte uitleg van dit begrip. Vrijheid van meningsuiting is voor ons een belangrijk recht en is zelfs in de Nederlandse grondwet verankerd. Dat betekent dat ook de media in principe voor iedereen toegankelijk moeten zijn, maar vaak blijkt dit niet het geval te zijn. Hiërarchie bepaalt in Nederland ook wie wát mag zeggen. Leg uit waarom Thomas Hobbes in de staat geen vrijheid van meningsuiting zal toestaan en daarom aan journalisten beperkingen op zal willen leggen. Geef daarbij aan, welke rol de ‘soevereine macht’ binnen Hobbes’ staatsopvatting heeft. R.F. Beerling schrijft het volgende: Niemand of niets is machtig ‘op zichzelf’, maar altijd ‘in betrekking tot’. Dat het altijd om asymmetrische verhoudingen zou gaan is niet waar. Wij hanteren niet voor niets een begrip als machtsevenwicht naast machtsoverwicht en machtstegenwicht (…). Het is en blijft een verschuiving van relaties: leenheer en leenman, paus en keizer, (…), werkgevers en vakbonden, overheid en zakenleven, White House en Hill en last but not least: docenten en studenten.
tekst 2
bron: R.F. Beerling, Wijsgerig Perspectief 4p
3
300036 28
Zou Beerling het eens zijn met Hobbes’ idee over soevereine macht? Geef daarbij het verschil aan tussen de opvatting van Beerling over macht en de soevereine macht zoals Hobbes deze voorstond.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 160
4p
4p
3p
4p
4
5
6
7
300036 28
Indien Beerling gelijk heeft met zijn opvatting over macht, dan zullen de media bij hem een andere rol en taak toebedeeld krijgen dan bij Hobbes het geval zou zijn. Bij Hobbes, zo hebben we hierboven gezien, zullen de media vooral beperkingen opgelegd krijgen. Welke macht zullen de media volgens Beerling hebben, ook in verhouding tot een macht zoals bijvoorbeeld de overheid? Verwerk in je antwoord een voorbeeld uit de actualiteit. Naast wat er in het nieuws komt, speelt de commercie tegenwoordig ook een grote rol in de media. Er is veel reclame op de televisie en veel programma’s worden gesponsord door grote bedrijven. Een goed opgezette reclamecampagne kan er voor zorgen dat in zeer korte tijd grote groepen mensen overgaan tot de aanschaf van bepaalde artikelen, zoals de mobiele telefoon. Dat mensen dit doen, komt volgens Hobbes, omdat mensen in grote lijnen gelijk zijn en juist daarom hun best doen zich van elkaar te onderscheiden en anders te zijn. Maar het heeft in de eerste plaats te maken met macht. Verklaar aan de hand van Hobbes’ omschrijving van macht waarom iedereen gevoelig is voor en gemanipuleerd wordt door de media en de commercie. Ga in je verklaring tevens in op het verband tussen deze omschrijving van macht en het idee dat mensen gelijk zijn, zodat je aannemelijk kunt maken dat mensen overgaan tot het kopen van nieuwe artikelen. Tegenwoordig wordt er veel gesproken over ‘multi-media’. Een onderdeel daarvan is het snel verspreiden van informatie op wereldniveau via de computer en internet. Internet is een netwerk van op elkaar aangesloten computers, waartoe in principe iedereen toegang heeft. Een gevolg daarvan is dat iedereen naar believen informatie kan verspreiden. Dit kan ook gevolgen hebben voor bestaande machtsverhoudingen en voor de publieke opinie. Bij de rellen in Indonesië in 1998 communiceerden de studenten met elkaar en met de buitenwereld via internet; bij de oorlog tussen de NAVO en Joegoslavië in 1999 ging een radiostation dat ‘objectief’ verslag wilde doen via een Nederlandse internet-provider ondergronds. Wat internet betreft, lijkt er een verandering in de hiërarchie van machtsverhoudingen te hebben plaatsgevonden. Sterker nog: eigenlijk is er geen macht en hiërarchie meer die de orde handhaaft en daardoor is er bijna sprake van een anarchie, een toestand zonder wetten en regels. Leg uit, aan de hand van het verband dat Elias Canetti tussen snelheid en macht ziet, waarom internet als een machtsmiddel gebruikt kan worden. Geef in je antwoord tevens een voorbeeld, ontleend aan Canetti, van de snelheid van macht. Niet alleen de manier van het verspreiden van informatie is anders geworden door internet, ook hetgeen verspreid wordt is toegankelijker geworden. Rechts-extremistische partijen kunnen hun programma kwijt, wapens zijn gemakkelijk te koop, pornografische sites zijn de meest bekeken pagina’s op internet. Wat dit betreft lijkt internet op de natuurtoestand van Hobbes: geen regels, geen wetten, geen goed en kwaad, geen moraal. Er zijn dan ook mensen, die van mening zijn dat internet aan banden gelegd moet worden. Geef een argument voor, en een argument tegen de stelling dat internet aan banden gelegd moet worden. Noem de waarden die een rol spelen in de verschillende argumenten. Geef tenslotte een conclusie waarin je je eigen standpunt weergeeft, met daarbij vermeld, welk moreel uitgangspunt voor jou de doorslag geeft.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 161
Macht, uitsluiting en disciplinering Aan het einde van de 19e eeuw ging de Nederlandse overheid zich steeds nadrukkelijker bemoeien met de morele opvoeding en sociale leefomstandigheden van de lagere klassen. Deze sociale politiek werd uitgevoerd door te zorgen voor betere huisvesting, bevordering van gezinsleven en hygiëne, invoering van leerplicht, en het geven van uitkeringen via ziektewetten. Deze periode wordt in de geschiedenisboeken doorgaans beschreven als een tijd van ‘sociale vooruitgang’. Critici van deze visie wijzen er echter op dat deze politiek er vooral voor zorgde dat de staatsmacht over de lagere volksklassen werd vergroot. Immers, de staat zorgde via wetgeving voor nieuwe normen op het gebied van leefomstandigheden, woongedrag, gezondheid, hygiëne en gezinsleven.
4p
4p
8
9
In bovenstaande inleiding komt ‘macht’ over als een verschijnsel waar je op verschillende manieren over kunt denken. R.F. Beerling spreekt in het artikel ‘Hydra Macht’ over de ambivalentie van macht. Leg uit wat Beerling hiermee bedoelt. Leg vervolgens met behulp van elementen uit de inleiding uit waarom het beleid van de Nederlandse overheid ambivalent genoemd kan worden. In het denken van Michel Foucault wordt een nieuwe kijk gegeven op ‘macht’ in de moderne maatschappij. Foucault laat zien dat macht volgens bepaalde patronen is ingeweven in het denken en gedrag van moderne mensen. Hij maakt daarbij gebruik van de begrippen ‘normalisering’ en ‘disciplinering’. Leg uit wat Foucault verstaat onder a) disciplinerende macht en b) normaliserende macht en geef tevens aan wat het verschil is tussen enerzijds deze vormen van macht en anderzijds de ‘gewone’ staatsmacht. De Nederlandse overheid stichtte in het kader van de – hierboven beschreven – nieuwe strategie van volksopvoeding ook zogenaamde ‘woonscholen’. Door het opruimen van krotten ontstond er namelijk in de grotere steden een omvangrijke groep ‘ontoelaatbaren’ die er een woon- en leefwijze op nahield die niet paste bij de opzet van de nieuwe arbeiderswijken. Vooral uit sociaal-democratische hoek werd de oplossing van dit probleem gezocht in isolatie van deze groep ‘onmaatschappelijken’ in aparte wijken waar ze konden worden heropgevoed. In Amsterdam, Utrecht en Den Haag verrezen woonscholen, waar deze mensen – ingedeeld in groepen met benamingen als ‘sociaalzwak’ of ‘a-sociaal’ – werden geplaatst in woningen met meer of minder comfort of toezicht. Woningopzichters, kinderpolitie en armenverzorgers hielden permanent toezicht en rapporteerden over gedragingen en levensomstandigheden van de bewoners. Een systeem van straffen en belonen moest de bewoners ‘dwingen tot het goede’.
3p
10
300036 28
De Amerikaanse gedragswetenschapper B.F. Skinner zou zich in dit beleid van de Nederlandse regering goed hebben kunnen vinden. Skinner ging ervan uit dat je mensen, net als dieren, kon beïnvloeden in hun gedrag. Via de juiste prikkels (stimuli) in de omgeving zou de gewenste gedragsverandering optreden. Skinner baseerde zijn theorie op experimenteel onderzoek naar veranderbaarheid van gedrag bij ratten, duiven, kleuters en psychisch gestoorden. Ben je het eens met Skinner dat mensen net als dieren via een systeem van belonen en straffen tot ‘goed gedrag’ kunnen worden gedwongen of vind je dat mensen en dieren daarvoor te veel van elkaar verschillen? Geef een tweetal argumenten waaruit blijkt dat mensen en dieren al dan niet fundamenteel van elkaar verschillen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 162
Hieronder tref je een plattegrond en een foto aan van de woonschool die in 1934 in Den Haag werd gebouwd. plattegrond
foto
bron: H.C.M. Michielse, Welzijn & discipline, Boom, 1989 5p
4p
11
12
Noem twee overeenkomsten en een verschil in de opzet en werking van de woonschool in vergelijking met die van het Panopticum van Bentham (zoals door Foucault is beschreven). Geef in je antwoord een korte beschrijving van de opzet en werking van de woonschool en van het Panopticum. Volgens Foucault is een belangrijk kenmerk van macht dat de grens tussen degene die macht uitoefent en degene die macht ondergaat niet vastligt. De uitoefening van disciplinerende macht is in bijvoorbeeld het Panopticum van Bentham niet alleen gebonden aan de gevangenbewaarders, maar ook aan de gevangenen. Het feit dat de gevangenen permanent zichtbaar zijn, speelt daarbij een belangrijke rol. Geef aan in hoeverre de bewoners van de woonschool, net als de gevangenen in het Panopticum, zowel disciplinerende macht ondergaan, als ook uitoefenen. Maak bij je antwoord gebruik van de gegevens over de woonschool. Let op: de laatste vraag van dit examen staat op de volgende pagina.
300036 28
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 163
3p
13
Keizer-filosoof Marcus Aurelius heeft zich in zijn leven diepgaand beziggehouden met de vraag hoe hij als mens kon ‘leven overeenkomstig de natuur’. In zeker opzicht kunnen zijn opvattingen gezien worden als een poging om begeerten naar macht en roem (‘onaangepast’ of ‘ontoelaatbaar’ gedrag) te disciplineren. In welk opzicht verschilt Marcus Aurelius’ uitleg van disciplinering van die van Foucault? Werk het verschil in opvatting van het begrip disciplinering uit en maak daarbij gebruik van de door Marcus Aurelius gebruikte begrippen ‘wereldrede’, ‘redelijke ziel’ en ‘innerlijk kompas’.
Einde
300036 28
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 164
Filosofie (nieuwe stijl)
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
02
Tijdvak 1 Vrijdag 17 mei 9.00 –12.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt. Voor dit examen zijn maximaal 59 punten te behalen; het examen bestaat uit 13 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
200017 32
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 165
Opgave 1 Big Brother
4p
6p
1
2
200017 32
Wij leven in een cultuur waarin het beeld en met name de televisie een belangrijke rol speelt. Veel zendtijd wordt gebruikt voor commercie en amusement. De commerciële omroepen laten de laatste jaren en met groot succes ’gewone’ mensen in ongewone situaties zien. Zo is er een reeks programma’s waarin een groep voor elkaar onbekende mensen opgesloten wordt in een bus, in een huis, of zelfs op een onbewoond eiland. Camera’s volgen permanent hun doen en laten en het publiek kan thuis meegenieten, via de televisie of internet. Met name Big Brother, een programma over een groep mensen in een afgesloten huis, werd meteen bekend en veel besproken. Voor- en tegenstanders mengden zich in de discussies, want het ging hier om een nieuw soort televisie. Henri Beunders doet in zijn boek ’Wat je ziet ben je zelf’ een verslag van deze discussies en geeft een eigen analyse van Big Brother. Daarbij hanteert hij als uitgangspunt dat we veel kunnen leren van dergelijke programma’s: ”Honderdzes dagen staarden een tot twee miljoen mensen dagelijks naar minimale kunst op televisie: naar het leven van een stel mensen, zittend rond de keukentafel, hangend in een bankstel, rommelend in de tuin, kletsend in de stapelbedden. Alle woorden en bewegingen werden permanent geregistreerd door de alom aanwezige camera’s. Slechts om de zoveel tijd was er voor de kijkers een hoogtepunt, voor de bewoners een uur van de waarheid. Dan moesten ze een paar metgezellen nomineren om de groep te verlaten. Het publiek besliste wie de ongelukkige werd.” Big Brother heeft, zoals uit het citaat blijkt, alles te maken met oordelen door de huisgenoten en televisiekijkers. Wie de groep moet verlaten en geen kans meer maakt op een grote geldsom, hangt echter in laatste instantie af van het publiek. Volgens Canetti heeft oordelen en veroordelen alles te maken met machtsuitoefening. Hij spreekt zelfs van het plezier in het veroordelen. Waarom heeft men volgens Canetti plezier en wellust in het oordelen en veroordelen? Leg in verband hiermee uit wat hij bedoelt met het middel van dualistische classificatie. De deelnemers die in 1999 voor het eerst meededen aan Big Brother, werden al snel bekende Nederlanders. De kijkers leerden ze snel als verschillende persoonlijkheden kennen en konden zich zo een oordeel vormen. ”Big Brother fascineerde omdat je er als kijker zelf achter kon zien te komen wat -naast het geld en de roem- de werkelijke drijfveren van de meeste deelnemers waren. Hoezeer ze ook voor het onmogelijke prisoner’s dilemma waren geplaatst door de geniale maar in wezen sadistische makers. Ze moesten zichzelf spelen, authentiek zijn en ook nog in Kamer 101, de dagboekkamer, bekentenissen doen als daarom werd gevraagd. En tegelijkertijd moesten ze zo populair worden dat ze niet door medebewoners of het publiek werden weggestemd.” Kamer 101 is in Big Brother de afgesloten kamer waarin een deelnemer zijn of haar hart kan luchten voor de camera, zonder dat de andere deelnemers daar kennis van kunnen nemen. De programmamaker stelt ’intieme’ vragen. In deze kamer onderwerpt de ondervraagde zich echter wel aan het oordeel van het publiek, waarbij te sterk afwijkend gedrag niet gewaardeerd wordt. Canetti is van mening dat men door te vragen macht uitoefent. Leg uit op welke wijze men volgens Canetti door het vragen macht uitoefent. Geef daarnaast aan welk middel men kan inzetten tegen het wapen van het vragen en geef een argument waarom dit middel juist bij Big Brother niet of nauwelijks gebruikt kan worden.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 166
6p
4p
6p
4p
4p
”Wie zich profileerde met afwijkende meningen, of directe confrontaties opzocht, werd daarvoor beloond met de nominatie om te worden verwijderd. Na een maand werden Karin en Sabine door Ruud genomineerd: ’Ik ben hun geklaag tijdens het eten, dat er niet genoeg is, gewoon zat’. Aanpassing was de leuze, fatsoen zonder stiekemheid. ... De ernstigste fout was afzondering van de groep.” Ook Michel Foucault spreekt direct of indirect over het oordelen, vaak met betrekking tot wat de norm is en wat normaal wordt gevonden. Wie oordeelt of wie zich laat beoordelen, ontkomt er niet aan zichzelf aan de werkzaamheid van macht te onderwerpen. De manier waarop mensen zich in hun gedrag en oordelen hebben laten bepalen, verandert in de loop van de geschiedenis. Zo heeft Foucault het bijvoorbeeld over vroegere strategieën ter bestrijding van de pest en lepra, strategieën waarvan aspecten later zijn opgenomen in de inrichting van het Panopticum. 3 Beschrijf hoe volgens Foucault de strategie ter bestrijding van lepra werkt. Geef vervolgens aan welk punt van overeenkomst er is tussen deze strategie en de wijze waarop Canetti denkt over het oordelen of veroordelen. Geef tenslotte aan of deze overeenkomst herkenbaar is in bovenstaand citaat van Beunders. Het Panopticum, waarbij zichtbaarheid een belangrijke rol speelt, is voor Foucault bij uitstek het voorbeeld van disciplinerende macht. Je zou kunnen verdedigen dat zichtbaarheid in Big Brother één van de pijlers is van het programma, zoals uit de citaten van Beunders blijkt. 4 Geef aan waarom de ’zichtbaarheid’ zoals deze in het Panopticum voorkomt, volgens Foucault een onderdeel vormt van disciplinerende macht. Maak daarbij tevens duidelijk waarom deze zichtbaarheid juist bij Big Brother gezien kan worden als de werking van disciplinerende macht.
5
6
7
200017 32
Beunders stelt in zijn boek dat Big Brother ons iets vertelt over onze huidige maatschappij, waarin bureaucratisering en disciplinering volgens hem zijn toegenomen. Foucault zou dit vanuit zijn ideeën over disciplinerende macht kunnen beamen. Toch zijn er in Big Brother ook elementen van traditionele macht, de zogenaamde soevereine macht, te herkennen. Leg uit dat er in Big Brother naast disciplinerende macht ook sprake is van soevereine macht. Maak in je antwoord het verschil tussen beide vormen van machtsuitoefening duidelijk en geef aan wie of wat in Big Brother deze vormen van macht uitoefent. Met de komst van Big Brother en soortgelijke programma’s voelden uitzonderlijk veel mensen zich geroepen een standpunt in te nemen. Voor- en tegenstanders bestookten elkaar met argumenten. Vaak hadden de ingenomen standpunten betrekking op de morele toelaatbaarheid van dergelijke programma’s. Welke conclusie kan een utilist trekken over de morele toelaatbaarheid van Big Brother en soortgelijke programma’s? Geef tevens een eigen beargumenteerde visie waarin je te kennen geeft of Big Brother moreel toelaatbaar is of niet. In de conclusie van zijn boek schrijft Beunders het volgende: ”Individueel gesproken heeft Big Brother aangetoond dat een leven zonder privacy niet mogelijk is. Zonder de mogelijkheid zich tijdelijk terug te trekken uit de groep, om wat dan ook voor zichzelf te doen, ’doven de karakters’. Dit geldt zeker voor de intiemste dingen van het persoonlijk leven, de seksualiteit. De televisie had de afgelopen decennia de illusie versterkt dat iedereen recht heeft op lust, en dat deze in het openbaar, ook op de tv, bevredigd moet kunnen worden. De vrijpartij tussen Sabine en Bart was een voorbeeld van deze illusie. Zij kwamen er tijdens die vrijpartij achter dat echte erotische intimiteit alleen kan bestaan in de exclusiviteit van de afzondering.” Uit het bovenstaande mogen we concluderen dat Beunders van mening is dat privacy en intimiteit te maken hebben met de vorming van karakter. Intimiteit heeft natuurlijk niet alleen betrekking op seksualiteit, maar ook op andersoortige relaties, zoals op familiebanden en vriendschappen. Bekend is dat sommige machthebbers het niet op prijs stelden als nabije onderdanen vriendschappen sloten; vriendschappen zijn kennelijk een bedreiging voor de macht. Beargumenteer of intimiteit volgens jou belangrijk is. Geef daarbij aan of intimiteit zich onttrekt aan de disciplinerende macht zoals deze bijvoorbeeld in Big Brother voorkomt.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 167
Opgave 2 De staat en macht
3p
4p
6p
8
9
10
200017 32
Een van de meest bizarre Romeinse keizers was ongetwijfeld Nero. Sommige historici verdenken hem er zelfs van de grote brand van Rome (64 na Christus) te hebben aangestoken. Daar staat tegenover dat hij de stad in veel opzichten fraaier heeft herbouwd. Het pronkstuk was het Gouden Huis, het mooiste paleis van die tijd. Het paleis had een voorhal met een 35 meter hoog beeld van Nero en binnen de muren waren wijngaarden en weilanden waarin tamme en wilde dieren rondliepen. In de gastenzalen waren buizen aangelegd waardoor heerlijk ruikende parfums de zaal binnengelaten werden. Om aan de macht te blijven ging Nero heel ver. Hij liet zijn broer Britannicus, medekandidaat voor het keizerschap, vergiftigen. Ook zijn moeder was niet veilig voor hem. Omdat zij te veel macht kreeg, nodigde hij haar uit voor een pleziervaart op de Middellandse zee en liet vervolgens het schip zinken. Toen zijn moeder toch nog zwemmend de kust bereikte, liet hij haar doden door soldaten. Zelfs zijn vrouw Octavia moest het ontgelden: zij werd gedood op hun tiende huwelijksdag. Ook in zijn buitenlandse politiek leidde zijn machtswellust tot uitspattingen en oorlogen in Britannia en het Oosten. Het bovenstaande vormt een goede illustratie van de opvatting van Thomas Hobbes dat mensen een rusteloos verlangen naar macht hebben. Welke verklaring geeft Thomas Hobbes voor het rusteloze verlangen van mensen naar macht? Ongeveer 100 jaar na de regering van Nero, heeft een andere Romeinse keizer, Marcus Aurelius, zich in zijn filosofische geschriften uitgelaten over het verlangen naar macht dat mensen hebben en hoe je daar het beste mee om kunt gaan. Marcus Aurelius werd al op 17-jarige leeftijd geadopteerd door de toekomstige keizer Antoninus Pius. Een leven als geleerde werd daardoor onmogelijk: met de adoptie werd hij voorbestemd om Antoninus Pius op te volgen als keizer. In die tijd was adoptie een gebruikelijke manier om je opvolger aan te wijzen. Marcus Aurelius geeft in zijn ’Persoonlijke Notities’ vanuit zijn levenservaring als keizer en als filosoof een verklaring voor de begeerte naar macht en roem. Leg uit hoe Marcus Aurelius begeerte naar macht en roem bij mensen verklaart. Maak daarbij duidelijk welk onderscheid Marcus Aurelius maakt tussen lichaam, ziel en geest. Marcus Aurelius en Thomas Hobbes hebben niet alleen nagedacht over begeerte naar roem en macht bij mensen, maar ook over de manier waarop mensen zouden moeten samenleven in een staatsgemeenschap. De opvattingen van Marcus Aurelius en Hobbes over het functioneren van de ideale staat verschillen echter op essentiële punten. Zo heeft Marcus Aurelius een opvatting ontwikkeld over de relatie tussen burgers en de staat die sterk afwijkt van de opvatting van Hobbes daarover. Leg uit welke opvattingen Marcus Aurelius en Hobbes hebben over de betrekkingen tussen burgers en de staat. Geef daarbij twee verschillen aan tussen deze opvattingen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 168
Volgens de Amerikaanse psycholoog Dale Miller rust er in onze samenleving een taboe op het handelen uit andere motieven dan uit eigenbelang. Uit diverse experimenten blijkt dat de meeste mensen vinden dat iemands opvattingen worden bepaald door financiële en andere belangen. Deze norm is zo overheersend dat mensen die willen handelen vanuit een oprecht medeleven met anderen, liever uit schaamte hun werkelijke motieven verzwijgen. Volgens Miller is de norm van het volgen van je eigenbelang ons ingepeperd door sociale wetenschappers. Sinds de verschijning van Hobbes’ boek Leviathan hebben sociale wetenschappers de norm van het eigenbelang maatgevend gemaakt in de samenleving.
tekst
naar: Bram Buunk in de Volkskrant van 28 oktober 2000 4p
4p
4p
11
12
13
Ben jij het met het standpunt eens dat altruïstisch handelen altijd kan worden herleid tot eigenbelang? Verwerk in je antwoord de visie van Hobbes hierover. Het denken over de staat raakte in de 17e eeuw in een stroomversnelling. Voorheen domineerde de opvatting dat de staat door God was ingesteld en dat heersers verantwoording moesten afleggen voor hun daden aan God. In de moderne tijd echter ontstond de gedachte dat de staat is ontstaan op grond van een beslissing van mensen om een eind te maken aan de onveiligheid en onzekerheid die de ‘natuurtoestand’ met zich meebracht. Naast Hobbes hebben ook John Locke en Rousseau deze opvatting aangehangen. Rousseau kwam echter tot een geheel andere waardering van het maatschappelijk verdrag dan Hobbes. Rousseau gaf toe dat het maatschappelijk verdrag wel leidde tot orde en rust, maar het vervreemdde de mens ook van zijn oorspronkelijke natuur. Volgens hem leefde de mens vroeger als eenling in de natuur, trouw aan zichzelf en in harmonie met de natuur. Bij de opkomst van de landbouw ging de mens in groepen leven en ontstonden machtsverhoudingen, egoïsme en bezitsdrang. Uiteindelijk zou dit resulteren in een maatschappelijk verdrag. Volgens Rousseau hebben we door het maatschappelijk verdrag geen vrijheid gewonnen, maar juist verloren. Onze ware natuur is ingeruild voor een berekenend egoïsme: bezit en welvaart zijn in de plaats gekomen van de werkelijke geluksbeleving in de natuur. Met welk standpunt over de relatie tussen vrijheid en maatschappelijk verdrag ben je het eens: met dat van Hobbes of dat van Rousseau? Beargumenteer je mening en geef aan van welke vooronderstellingen over de mens je daarbij uitgaat. Na de Tweede Wereldoorlog is er binnen Europa een proces van economische en politieke eenwording op gang gekomen. Dit proces kan opmerkelijk worden genoemd, want in de vier eeuwen daaraan voorafgaand zijn oorlogen tussen de nationale staten in Europa eerder regel dan uitzondering geweest. Met de invoering van de Euro op 1 januari van dit jaar is de Europese integratie een forse stap dichterbij gekomen. Zowel bij de lidstaten als bij individuele burgers zijn er echter ook kritische geluiden te horen over de manier waarop het integratieproces zich voltrekt en de uiteindelijke overdracht van macht aan de Europese Unie. Je kunt je afvragen in hoeverre deze critici en voorstanders zich kunnen baseren op het politieke denken van Hobbes. Hobbes heeft zich immers nadrukkelijk beziggehouden met de soevereiniteit van staten en de vrijheden van de burgers. Geef aan in hoeverre óf een criticus óf een voorstander van Europese integratie zich kan baseren op het denken van Hobbes. Gebruik in je antwoord Hobbes’ opvattingen over de rechten van de soeverein en de vrijheden van de burgers.
Einde
200017 32
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 169
Filosofie (nieuwe stijl)
■■■■
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
02
Tijdvak 2 Vrijdag 21 juni 10.00 – 13.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 50 punten te behalen; het examen bestaat uit 13 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
200028
32
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 170
■■■■
Oude en nieuwe media Vrijwel niemand zal ontkennen dat de media een grote rol spelen in de huidige tijd. De media zijn een macht met grote invloed. Aan de ene kant vormen de media in de vorm van kranten, televisie en tegenwoordig ook Internet, ons beeld van de wereld. Beslissingen over politiek gevoelige onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het asielbeleid in Nederland, worden beïnvloed door de publieke opinie, die zelf weer afhankelijk is van de media. Aan de andere kant zijn er binnen de media zelf ook allerlei processen werkzaam die bepalen wat er aan wie getoond wordt. In het boek ’De medialeugen’ beschrijft Ignace de Haes, communicatiedeskundige, de rol van media. De Haes somt een aantal elementen op die van invloed zijn op de media: de politieke verhoudingen, de vormgeving van het medium, de eigenaren, de adverteerders, de overeenstemming binnen een samenleving over wat acceptabel is, en natuurlijk de journalisten. Over journalisten wordt het volgende geschreven: Journalisten vergeten maar al te graag dat ze deel uitmaken van een bureaucratische onderneming en dat ze aan de regels daarvan gebonden zijn. Ze zijn onafhankelijk en vrij in het rapporteren van het nieuws zolang ze binnen de door hun superieuren gestelde grenzen blijven. Hoofd- en eindredacteuren hoeven de journalisten niet op het goede pad te houden, dat doen de journalisten zelf wel. Zij weten immers wat hoofd- en eindredacteuren graag geschreven zien en schrijven daar ook naar. Dit is niet alleen journalisten eigen: in alle hiërarchische organisaties wordt aanpassing gevraagd aan de wensen van wie het voor het zeggen heeft.
tekst 1
bron: Ignace de Haes, De medialeugen, Papieren Tijger, 1994
4p
4p
1 ■
2 ■
In een hiërarchische organisatie staat een persoon of instantie boven een andere persoon of instantie. Samenlevingen als geheel kennen ook zoiets als een hiërarchische ordening, die een uitwerking heeft op de media. Propaganda en censuur zijn voorbeelden van middelen waarmee een macht zoals de overheid via de media invloed probeert uit te oefenen. Voor filosofen is het vooral van belang zich af te vragen hoe een hiërarchie gevormd wordt en waarop zij uiteindelijk gebaseerd is. Thomas Hobbes heeft een duidelijke opvatting over de hiërarchie binnen de staat. Hoe komt volgens Thomas Hobbes een hiërarchische verdeling van de macht binnen een staat tot stand? Verwerk in je antwoord het begrip ’sociaal contract’ met een korte uitleg van dit begrip. Vrijheid van meningsuiting is voor ons een belangrijk recht en is zelfs in de Nederlandse grondwet verankerd. Dat betekent dat ook de media in principe voor iedereen toegankelijk moeten zijn, maar vaak blijkt dit niet het geval te zijn. Hiërarchie bepaalt in Nederland ook wie wat mag zeggen. Leg uit waarom Thomas Hobbes in de staat geen vrijheid van meningsuiting zal toestaan en daarom aan journalisten beperkingen op zal willen leggen. Geef daarbij aan, welke rol de ’soevereine macht’ binnen Hobbes’ staatsopvatting heeft. R.F. Beerling schrijft het volgende: Niemand of niets is machtig ’op zichzelf’, maar altijd ’in betrekking tot’. Dat het altijd om asymmetrische verhoudingen zou gaan is niet waar. Wij hanteren niet voor niets een begrip als machtsevenwicht naast machtsoverwicht en machtstegenwicht (…). Het is en blijft een verschuiving van relaties: leenheer en leenman, paus en keizer, (…), werkgevers en vakbonden, overheid en zakenleven, White House en Hill en last but not least: docenten en studenten.
tekst 2
bron: R.F. Beerling, Wijsgerig Perspectief 4p
3 ■
200028
32
Zou Beerling het eens zijn met Hobbes’ idee over soevereine macht? Geef daarbij het verschil aan tussen de opvatting van Beerling over macht en de soevereine macht zoals Hobbes deze voorstond.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 171
4p
4p
3p
5p
4 ■
5 ■
6 ■
7 ■
200028
32
Indien Beerling gelijk heeft met zijn opvatting over macht, dan zullen de media bij hem een andere rol en taak toebedeeld krijgen dan bij Hobbes het geval zou zijn. Bij Hobbes, zo hebben we hierboven gezien, zullen de media vooral beperkingen opgelegd krijgen. Welke macht zullen de media volgens Beerling hebben, ook in verhouding tot een macht zoals bijvoorbeeld de overheid? Verwerk in je antwoord een voorbeeld uit de actualiteit. Naast wat er in het nieuws komt, speelt de commercie tegenwoordig ook een grote rol in de media. Er is veel reclame op de televisie en veel programma’s worden gesponsord door grote bedrijven. Een goed opgezette reclamecampagne kan er voor zorgen dat in zeer korte tijd grote groepen mensen overgaan tot de aanschaf van bepaalde artikelen, zoals de mobiele telefoon. Dat mensen dit doen, komt volgens Hobbes, omdat mensen in grote lijnen gelijk zijn en juist daarom hun best doen zich van elkaar te onderscheiden en anders te zijn. Maar het heeft in de eerste plaats te maken met macht. Verklaar aan de hand van Hobbes’ omschrijving van macht waarom iedereen gevoelig is voor en gemanipuleerd wordt door de media en de commercie. Ga in je verklaring tevens in op het verband tussen deze omschrijving van macht en het idee dat mensen gelijk zijn, zodat je aannemelijk kunt maken dat mensen overgaan tot het kopen van nieuwe artikelen. Tegenwoordig wordt er veel gesproken over ’multi-media’. Een onderdeel daarvan is het snel verspreiden van informatie op wereldniveau via de computer en Internet. Internet is een netwerk van op elkaar aangesloten computers, waartoe in principe iedereen toegang heeft. Een gevolg daarvan is dat iedereen naar believen informatie kan verspreiden. Dit kan ook gevolgen hebben voor bestaande machtsverhoudingen en voor de publieke opinie. Bij de rellen in Indonesië in 1998 communiceerden de studenten met elkaar en met de buitenwereld via Internet; bij de oorlog tussen de NAVO en Joegoslavië in 1999 ging een radiostation dat ’objectief’ verslag wilde doen via een Nederlandse Internet-provider ondergronds. Het nieuws over de sexuele escapades van de Amerikaanse president Bill Clinton verscheen voor het eerst op Internet. Wat Internet betreft, lijkt er een verandering in de hiërarchie van machtsverhoudingen te hebben plaatsgevonden. Sterker nog: eigenlijk is er geen macht en hiërarchie meer die de orde handhaaft en daardoor is er bijna sprake van een anarchie, een toestand zonder wetten en regels. Leg aan de hand van het verband dat Elias Canetti tussen snelheid en macht ziet uit waarom Internet als een machtsmiddel gebruikt kan worden. Geef in je antwoord tevens een voorbeeld, ontleend aan Canetti, van de snelheid van macht. Niet alleen de manier van het verspreiden van informatie is anders geworden door Internet, ook hetgeen verspreid wordt is toegankelijker geworden. Rechts-extremistische partijen kunnen hun programma kwijt, wapens zijn gemakkelijk te koop, pornografische sites zijn de meest bekeken pagina’s op Internet. Wat dit betreft lijkt Internet op de natuurtoestand van Hobbes: geen regels, geen wetten, geen goed en kwaad, geen moraal. Er zijn dan ook mensen, die van mening zijn dat Internet aan banden gelegd moet worden. Geef een argument voor, en een argument tegen de stelling dat Internet aan banden gelegd moet worden. Noem de waarden die een rol spelen in de verschillende argumenten. Geef tenslotte een conclusie waarin je je eigen standpunt weergeeft, met daarbij vermeld, welk moreel uitgangspunt voor jou de doorslag geeft.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 172
■■■■
Macht, uitsluiting en disciplinering Aan het einde van de 19e eeuw ging de Nederlandse overheid zich steeds nadrukkelijker bemoeien met de morele opvoeding en sociale leefomstandigheden van de lagere klassen. Deze sociale politiek werd uitgevoerd door te zorgen voor betere huisvesting, bevordering van gezinsleven en hygiëne, invoering van leerplicht, en het geven van uitkeringen via ziektewetten. Deze periode wordt in de geschiedenisboeken doorgaans beschreven als een tijd van ’sociale vooruitgang’. Critici van deze visie wijzen er echter op dat deze politiek er vooral voor zorgde dat de staatsmacht over de lagere volksklassen werd vergroot. Immers, de staat zorgde via wetgeving voor nieuwe normen op het gebied van leefomstandigheden, woongedrag, gezondheid, hygiëne en gezinsleven.
3p
4p
8 ■
9 ■
In bovenstaande inleiding komt ’macht’ over als een verschijnsel waar je op verschillende manieren over kunt denken. R.F. Beerling spreekt in het artikel ’Hydra Macht’ over de ambivalentie van macht. Leg uit wat Beerling hiermee bedoelt. Leg vervolgens met behulp van elementen uit de inleiding uit waarom het beleid van de Nederlandse overheid ambivalent genoemd kan worden. In het denken van Michel Foucault wordt een nieuwe kijk gegeven op ’macht’ in de moderne maatschappij. Foucault laat zien dat macht volgens bepaalde patronen is ingeweven in het denken en gedrag van moderne mensen. Hij maakt daarbij gebruik van de begrippen ’normalisering’ en ’disciplinering’. Leg uit wat Foucault verstaat onder a) disciplinerende macht en b) normaliserende macht en geef tevens aan wat het verschil is tussen enerzijds deze vormen van macht en anderzijds de ’gewone’ staatsmacht. De Nederlandse overheid stichtte in het kader van de – hierboven beschreven – nieuwe strategie van volksopvoeding ook zogenaamde ’woonscholen’. Door het opruimen van krotten ontstond er namelijk in de grotere steden een omvangrijke groep ’ontoelaatbaren’ die er een woon- en leefwijze op nahield die niet paste bij de opzet van de nieuwe arbeiderswijken. Vooral uit sociaal-democratische hoek werd de oplossing van dit probleem gezocht in isolatie van deze groep ’onmaatschappelijken’ in aparte wijken waar ze konden worden heropgevoed. In Amsterdam, Utrecht en Den Haag verrezen woonscholen, waar deze mensen – ingedeeld in groepen met benamingen als ’sociaalzwak’ of ’a-sociaal’ – werden geplaatst in woningen met meer of minder comfort of toezicht. Woningopzichters, kinderpolitie en armenverzorgers hielden permanent toezicht en rapporteerden over gedragingen en levensomstandigheden van de bewoners. Een systeem van straffen en belonen moest de bewoners ’dwingen tot het goede’.
3p
10 ■
200028
32
De Amerikaanse gedragswetenschapper B.F. Skinner zou zich in dit beleid van de Nederlandse regering goed hebben kunnen vinden. Skinner ging ervan uit dat je mensen, net als dieren, kon beïnvloeden in hun gedrag. Via de juiste prikkels (stimuli) in de omgeving zou de gewenste gedragsverandering optreden. Skinner baseerde zijn theorie op experimenteel onderzoek naar veranderbaarheid van gedrag bij ratten, duiven, kleuters en psychisch gestoorden. Ben je het eens met Skinner dat mensen net als dieren via een systeem van belonen en straffen tot ’goed gedrag’ kunnen worden gedwongen of vind je dat mensen en dieren daarvoor te veel van elkaar verschillen? Geef een tweetal argumenten waaruit blijkt dat mensen en dieren al dan niet fundamenteel van elkaar verschillen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 173
Hieronder tref je een plattegrond en een foto aan van de woonschool die in 1934 in Den Haag werd gebouwd. plattegrond
foto
bron: H.C.M. Michielse, Welzijn & discipline, Boom, 1989 5p
4p
11 ■
12 ■
Noem twee overeenkomsten en een verschil in de opzet en werking van de woonschool in vergelijking met die van het Panopticum van Bentham (zoals door Foucault is beschreven). Geef in je antwoord een korte beschrijving van de opzet en werking van de woonschool en van het Panopticum. Volgens Foucault is een belangrijk kenmerk van macht dat de grens tussen degene die macht uitoefent en degene die macht ondergaat niet vastligt. De uitoefening van disciplinerende macht is in bijvoorbeeld het Panopticum van Bentham niet alleen gebonden aan de gevangenbewaarders, maar ook aan de gevangenen. Het feit dat de gevangenen permanent zichtbaar zijn, speelt daarbij een belangrijke rol. Geef aan in hoeverre de bewoners van de woonschool, net als de gevangenen in het Panopticum, niet alleen disciplinerende macht ondergaan, maar ook uitoefenen. Maak bij je antwoord gebruik van de gegevens over de woonschool.
Let op: de laatste vraag van dit examen staat op de volgende pagina.
200028
32
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 174
3p
13 ■
Keizer-filosoof Marcus Aurelius heeft zich in zijn leven diepgaand beziggehouden met de vraag hoe hij als mens kon ’leven overeenkomstig de natuur’. In zeker opzicht kunnen zijn opvattingen gezien worden als een poging om begeerten naar macht en roem (’onaangepast’ of ’ontoelaatbaar’ gedrag) te disciplineren. In welk opzicht verschilt Marcus Aurelius’ uitleg van disciplinering van die van Foucault? Werk het verschil in opvatting van het begrip disciplinering uit en maak daarbij gebruik van de door Marcus Aurelius gebruikte begrippen ’wereldrede’, ’redelijke ziel’ en ’innerlijk kompas’.
Einde
200028
32
6
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 175
Filosofie (nieuwe stijl)
■■■■
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
01
Tijdvak 1 Maandag 28 mei 9.00 – 12.00 uur
Als bij een vraag een verklaring, uitleg of argumentatie gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of argumentatie ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 47 punten te behalen; het examen bestaat uit 13 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
100016
31
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 176
■■■■
4p
4p
4p
2p
1 ■
2 ■
3 ■
4 ■
100016
31
Opgave 1 Macht en techniek De mensheid heeft altijd over de toekomst nagedacht. Soms ziet die toekomst er in vergelijking tot de bestaande samenleving rooskleurig uit, rechtvaardiger en met een grotere sociale gelijkheid. Maar men droomt ook wel van het ergste, zoals in de sciencefictionfilm ’The Matrix’. In ’The Matrix’ leven mensen in een door computers geschapen virtuele wereld, niet vrij om er zelfstandig uit te stappen. In de film beïnvloedt de allesoverheersende techniek het menselijk leven, zodat mensen niet vrij lijken te zijn in hun denken, waarnemen, voelen en handelen. In deze meer sombere toekomstvisies worden ontwikkelingen in onze huidige samenleving uitvergroot en de gevolgen daarvan zijn nadelig te noemen voor de mens. Want vaak ziet men de samenleving in de toekomst als een compleet georganiseerd systeem met een centrale, onzichtbare macht, alsof het één groot apparaat is waarbinnen individuen slechts een vervangbaar onderdeel zijn. Veel filosofen hebben zich beziggehouden met de vraag naar de verhouding tussen individu en samenleving. Thomas Hobbes is een van de eersten geweest die de samenleving ziet als een kunstmatig en mechanisch geheel. Hij neemt daarbij natuurkundige inzichten van zijn tijd als model. Welk verband bestaat er bij Hobbes tussen zijn visie op de mens als levend organisme en zijn opvatting over de samenleving als een kunstmatige schepping? Verwerk in je antwoord de rol die macht volgens Hobbes bij de mens en de samenleving inneemt. Als er één gemeenschappelijk kenmerk genoemd kan worden van de hierboven beschreven negatieve toekomstvisies, waarvan The Matrix slechts een voorbeeld is, dan is het wel dat er altijd sprake is van een onderdrukkende macht die het leven van de onderdanen beheerst. Hoe verklaart Hobbes vanuit zijn mensopvatting dat de centrale macht in een samenleving mensen onderdrukt? Verwerk in je antwoord de eigenschappen van de mens die onderdrukking volgens Hobbes noodzakelijk maken. In veel toekomstvisies uit onze tijd speelt de techniek een belangrijke rol. Volgens Samuel IJsseling is de techniek zoals wij die nu kennen een omvattend systeem dat de mensheid een enorme macht geeft. Hij merkt echter op dat dit ook een keerzijde heeft: „Maar de individuele mens is machtelozer dan ooit, omdat hij in heel zijn doen en laten aangewezen is op anderen. De techniek verspreidt zich over de hele aarde en is overal identiek (…). Er is niets dat aan de techniek ontsnapt: ze heeft betrekking op alles van de samenleving en eist een volledige aanpassing van de mens. Alles kan en moet op een technische wijze worden geregeld, zelfs de geboorte en de dood”. (S. IJsseling: Macht en onmacht) Leg aan de hand van Hobbes’ opvatting over instrumentele macht uit waarom de techniek zo’n belangrijke rol speelt in de huidige samenleving en iedereen gedwongen wordt mee te gaan in technische ontwikkelingen. Geef daarbij tevens aan hoe deze instrumentele macht zich volgens Hobbes verhoudt tot de natuurlijke macht. Macht heeft de neiging zich te handhaven, sterker te worden en zich voort te zetten. Dit kan onder andere door met technische middelen controle over burgers te vergroten. Hobbes heeft duidelijk gesteld dat macht wil toenemen. Dit zou volgens hem ongetwijfeld ook opgaan voor de macht van de overheid in een democratie, hoewel hij het zelf nauwelijks over een democratie heeft. Aan de andere kant stelt IJsseling dat mensen zich met de zich uitbreidende techniek machtelozer voelen dan ooit. Dit geldt volgens hem ook binnen democratische samenlevingen. De Nederlandse overheid streeft ernaar om de hele bevolking via een computer toegang tot het internet te verschaffen. Eén van de argumenten voor dit streven is om hierdoor het democratisch gehalte van onze samenleving te vergroten. Beargumenteer aan de hand van deze door Hobbes geconstateerde neiging van de macht waarom het democratisch gehalte van de samenleving wordt vergroot door ook de burgers gebruik te laten maken van de computer. Verwerk daarbij de rol die de toegang tot informatie hierin speelt.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 177
Niet iedereen is even enthousiast over het functioneren van de democratie. Matthijs van Boxsel schrijft over de politici in een democratie: „De kandidaten handelen uit eigenbelang. Het gaat ze om macht, geld of de bevrediging van hun idealisme. Bovendien trekken ze alle registers van de retorica open; ze spelen in op de angst, frustratie, geldzucht, kortom op de sentimenten van de kiezers. De kiezers zijn niet veel beter. Ze laten zich leiden door hun individuele, verre van democratische, veeleer anarchistische, op eigenbelang gerichte opvattingen. Bovendien laten ze zich door hun emoties meeslepen”. (Matthijs van Boxsel in De encyclopedie van de domheid)
3p
5 ■
4p
6 ■
3p
7 ■
100016
31
Volgens Van Boxsel worden mensen in hun handelen geleid door op eigenbelang gerichte gevoelens en emoties. Ze lijken daardoor op willoze slachtoffers van hun eigen natuur, ondanks mooie idealen. Het vraagstuk over de rol van emoties in het menselijk leven en de mate waarin we al dan niet vrij zijn te handelen zoals wij zelf willen, is van alle tijden. Zo neemt dit vraagstuk binnen de Stoa, waar Marcus Aurelius een vertegenwoordiger van is, een belangrijke plaats in. Leg uit waarom Marcus Aurelius de kandidaten en kiezers, zoals Van Boxsel deze in het citaat beschrijft, geen macht zou willen geven. Verwerk in je antwoord het verband dat Marcus Aurelius legt tussen de eigen omgang met emoties (zoals angst en jaloezie) en het goed functioneren in een gemeenschap. Vermeld daarbij tevens op welke manier dit verband volgens Marcus Aurelius in een wijs mens gestalte krijgt. In welk opzicht past het mensbeeld van Marcus Aurelius niet in toekomstvisies waarin de techniek alles overheerst, en in welk opzicht past het mensbeeld van Hobbes daar wel in? In een compleet georganiseerde samenleving lijkt weinig ruimte te bestaan voor het individu en zijn denkkracht. De techniek grijpt in op vele gebieden van het alledaagse leven. Emoties worden gemanipuleerd door de media en men moet zo functioneren, dat het systeem blijft draaien. Toch hoort het ook bij de mens om na te denken en kritisch afstand te nemen van de bestaande maatschappij. Zoals er ook in films met een somber toekomstscenario uiteindelijk altijd een held is die zich verzet tegen het systeem. Hoe beoordeel jij de mogelijke rol van filosoferen binnen de huidige, complexe samenleving? Geef kort aan wat je onder filosoferen verstaat en welke macht volgens jou met deze activiteit gegeven is.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 178
■■■■
3p
4p
8 ■
9 ■
4p
10 ■
4p
11 ■
Opgave 2 Macht en de gevangenis Om het verschijnsel ’macht’ en machtspraktijken in de moderne maatschappij te kunnen begrijpen heeft Foucault onderzoek gedaan naar de manier waarop overheden in de vroegmoderne tijd te werk gingen bij het bestrijden van epidemische ziekten als lepra en de pest. Volgens Foucault hebben de overheden voor de bestrijding van lepra en de pest twee aparte technieken ontwikkeld. Geef aan welke twee verschillende technieken de overheden volgens Foucault hebben ontwikkeld om respectievelijk de pest en lepra te bestrijden. Laat in je antwoord duidelijk uitkomen wat het belangrijkste verschil is tussen deze twee technieken. In het Panopticum heeft Bentham een efficiënte vorm gevonden waarmee een grote groep mensen kan worden bewaakt. Deze vorm staat echter geheel in het teken van het doel van de opsluiting: dat er iets gebeurt met de misdadigers zodat ze ’genezen’ in de maatschappij kunnen terugkeren als gewone burgers. Het gaat niet zozeer om de bestraffing, maar om de verbetering van de misdadiger die hijzelf moet voltrekken door na te denken over zijn fouten en het aanleren van ordelijk en fatsoenlijk gedrag. Geef aan de hand van een beknopte beschrijving van het Panopticum aan hoe volgens Foucault deze disciplinerende werking wordt bereikt. Maak bij de uitleg gebruik van de begrippen ’individualiserende functie’ en ’zelfdisciplinering’. Canetti beschrijft verschillende verschijningsvormen van macht en legt een verband tussen bijvoorbeeld macht en het stellen van vragen, macht en snelheid en macht en ’het geheim’. Volgens Canetti behoort het ’geheim’ zelfs tot de ’binnenste kern van macht’. Ook in het Panopticum speelt ’het geheim’ een belangrijke rol. Leg aan de hand van het voorbeeld van het ’Panopticum’ uit waarom volgens Canetti het ’geheim’ de binnenste kern uitmaakt van macht. Canetti legt ook een relatie tussen macht en geweld. Leg deze relatie uit aan de hand van de situatie waarin de gevangenen in het Panopticum zich bevinden. Het principe van het Panopticum – verbetering van gedrag door eenzame opsluiting – bleek echter niet te werken. In plaats van te komen tot gedragsverbetering raakten de gevangenen ten prooi aan een proces van geestelijke aftakeling. De eenzame opsluiting leidde niet zelden tot krankzinnigheid en zelfmoord. Tot op de dag van vandaag zijn criminologen en psychologen het er niet over eens hoe het gevangenissysteem moet worden verbeterd. Medewerkers van de universiteit van Stanford (in Palo Alto, Californië) hebben onder leiding van Philip Zimbardo reeds in 1971 een experiment uitgevoerd om er achter te komen waarom het gevangenissysteem in westerse samenlevingen zo slecht werkt en eerder zorgt voor opstanden dan voor gedragsverbetering. Men wilde te weten komen waar de oorzaak lag: bij de agressie of het sadisme van de bewakers, het asociale en opstandige karakter van de gevangenen, of het gevangenissysteem zelf, met zijn strenge en onwrikbare machtsstructuur.
100016
31
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 179
Ter simulatie creëerden Zimbardo en zijn medewerkers een namaakgevangenis in de kelder van het psychologiegebouw van de universiteit van Stanford waarin gewone burgers de rol speelden van gevangenen en bewakers. De hypothese was dat wanneer de namaakgevangenis niet de vijandigheid en vervreemding opbracht van een echte gevangenis, dit er op zou wijzen dat de oorzaak van de onprettige sfeer ligt in de persoonskenmerken van de bewakers of gevangenen of beide. Wanneer andersom het gedrag van de gewone burgers ging lijken op dat van echte gevangenen en bewakers, dan zou dit volgens Zimbardo erop wijzen dat het gevangenissysteem zelf de oorzaak is van de agressie en opstandigheid. Alle deelnemers verleenden hun toestemming en waren zich bewust van de ernst van de simulatie: gevangenen werden écht bewaakt, werden streng behandeld en zouden enkele van hun rechten verliezen. Bij het experiment in de namaakgevangenis ging het er zo onvriendelijk en zelfs gevaarlijk aan toe dat na zes dagen werd besloten te stoppen in plaats van na veertien dagen. Op de tweede dag brak er opstand en geweld uit, gevangenen schreeuwden en vloekten tegen de bewakers en scheurden zich de kleren van het lijf. Bewakers onderdrukten de opstand op gewelddadige manier met behulp van brandblusapparaten en speelden gevangenen tegen elkaar uit. Een bewaker had van tevoren in zijn dagboek opgeschreven dat hij een vredelievend mens was en totaal niet agressief. Op de derde dag bleek dat hij kon genieten van de macht om mensen te manipuleren. Hij gaf de gevangenen vlak voor het bezoekuur te kennen niet tegen het bezoek te gaan klagen, anders zou het bezoek abrupt beëindigd worden. Zimbardo dacht hiermee te hebben aangetoond dat de verschrikkingen van het gevangenisleven zelfs optraden bij rechtschapen burgers die de rol speelden van gevangenen en bewakers. Kortom, de zedelijke verwildering van de deelnemers lag niet aan hun afwijkende persoonlijkheden, maar aan de situatie van gevangenschap. Volgens Zimbardo toonde het experiment: ’de macht aan van sociale, institutionele krachten om rechtschapen mensen aan duivelse daden te laten meedoen.’ naar: H. en M. Eysenck, De naakte ziel, deel I, hoofdstuk 4, Amsterdam/Brussel, 1981; naar: www.Zimbardo.com 4p
4p
12 ■
13 ■
Ondersteunt deze conclusie van Zimbardo de opvatting van Foucault over hoe macht werkt? Beargumenteer je antwoord en geef duidelijk aan wat de opvatting van Foucault over macht is. Critici van het experiment vroegen zich af of het moreel verantwoord is om mensen ten bate van een wetenschappelijk experiment bloot te stellen aan een dergelijk emotioneel ingrijpend gebeuren. Bewakers dwongen de gevangenen de toiletten met blote handen schoon te maken, besproeiden hen met brandblussers en lieten hen oefeningen doen als ’opdrukken’, soms zelfs met een bewaker op hun rug. Zimbardo gaf als antwoord dat psychologisch onderzoek moreel gerechtvaardigd is indien de baten – bijvoorbeeld nieuwe kennis – tegen de kosten opwegen. Zimbardo heeft met de laatste uitspraak een ethisch standpunt ingenomen. Een ethisch standpunt over een moreel vraagstuk kan in de meeste gevallen op een ethische theorie worden teruggevoerd. Beredeneer op welke ethische theorie het standpunt van Zimbardo kan worden teruggevoerd. Beargumenteer vervolgens of je het eens bent met het standpunt van Zimbardo. Verwerk in je argumentatie gegevens uit het experiment.
Einde
100016
31
5
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 180
Filosofie (nieuwe stijl)
■■■■
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
01
Tijdvak 2 Vrijdag 22 juni 10.00 – 13.00 uur
Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.
Voor dit examen zijn maximaal 50 punten te behalen; het examen bestaat uit 13 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
100020
31
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 181
■■■■
Oude en nieuwe media Vrijwel niemand zal ontkennen dat de media een grote rol spelen in de huidige tijd. De media zijn een macht met grote invloed. Aan de ene kant vormen de media in de vorm van kranten, televisie en tegenwoordig ook Internet, ons beeld van de wereld. Beslissingen over politiek gevoelige onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het asielbeleid in Nederland, worden beïnvloed door de publieke opinie, die zelf weer afhankelijk is van de media. Aan de andere kant zijn er binnen de media zelf ook allerlei processen werkzaam die bepalen wat er aan wie getoond wordt. In het boek ’De medialeugen’ beschrijft Ignace de Haes, communicatiedeskundige, de rol van media. De Haes somt een aantal elementen op die van invloed zijn op de media: de politieke verhoudingen, de vormgeving van het medium, de eigenaren, de adverteerders, de overeenstemming binnen een samenleving over wat acceptabel is, en natuurlijk de journalisten. Over journalisten wordt het volgende geschreven: Journalisten vergeten maar al te graag dat ze deel uitmaken van een bureaucratische onderneming en dat ze aan de regels daarvan gebonden zijn. Ze zijn onafhankelijk en vrij in het rapporteren van het nieuws zolang ze binnen de door hun superieuren gestelde grenzen blijven. Hoofd- en eindredacteuren hoeven de journalisten niet op het goede pad te houden, dat doen de journalisten zelf wel. Zij weten immers wat hoofd- en eindredacteuren graag geschreven zien en schrijven daar ook naar. Dit is niet alleen journalisten eigen: in alle hiërarchische organisaties wordt aanpassing gevraagd aan de wensen van wie het voor het zeggen heeft.
tekst 1
bron: Ignace de Haes, De medialeugen, Papieren Tijger, 1994
4p
4p
1 ■
2 ■
In een hiërarchische organisatie staat een persoon of instantie boven een andere persoon of instantie. Samenlevingen als geheel kennen ook zoiets als een hiërarchische ordening, die een uitwerking heeft op de media. Propaganda en censuur zijn voorbeelden van middelen waarmee een macht zoals de overheid via de media invloed probeert uit te oefenen. Voor filosofen is het vooral van belang zich af te vragen hoe een hiërarchie gevormd wordt en waarop zij uiteindelijk gebaseerd is. Thomas Hobbes heeft een duidelijke opvatting over de hiërarchie binnen de staat. Hoe komt volgens Thomas Hobbes een hiërarchische verdeling van de macht binnen een staat tot stand? Verwerk in je antwoord het begrip ’sociaal contract’ met een korte uitleg van dit begrip. Vrijheid van meningsuiting is voor ons een belangrijk recht en is zelfs in de Nederlandse grondwet verankerd. Dat betekent dat ook de media in principe voor iedereen toegankelijk moeten zijn, maar vaak blijkt dit niet het geval te zijn. Hiërarchie bepaalt in Nederland ook wie wat mag zeggen. Leg uit waarom Thomas Hobbes in de staat geen vrijheid van meningsuiting zal toestaan en daarom aan journalisten beperkingen op zal willen leggen. Geef daarbij aan, welke rol de ’soevereine macht’ binnen Hobbes’ staatsopvatting heeft. R.F. Beerling schrijft het volgende: Niemand of niets is machtig ’op zichzelf’, maar altijd ’in betrekking tot’. Dat het altijd om asymmetrische verhoudingen zou gaan is niet waar. Wij hanteren niet voor niets een begrip als machtsevenwicht naast machtsoverwicht en machtstegenwicht (…). Het is en blijft een verschuiving van relaties: leenheer en leenman, paus en keizer, (…), werkgevers en vakbonden, overheid en zakenleven, White House en Hill en last but not least: docenten en studenten.
tekst 2
bron: R.F. Beerling, Wijsgerig Perspectief 4p
3 ■
100020
31
Zou Beerling het eens zijn met Hobbes’ idee over soevereine macht? Geef daarbij het verschil aan tussen de opvatting van Beerling over macht en de soevereine macht zoals Hobbes deze voorstond.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 182
4p
4p
3p
4p
4 ■
5 ■
6 ■
7 ■
100020
31
Indien Beerling gelijk heeft met zijn opvatting over macht, dan zullen de media bij hem een andere rol en taak toebedeeld krijgen dan bij Hobbes het geval zou zijn. Bij Hobbes, zo hebben we hierboven gezien, zullen de media vooral beperkingen opgelegd krijgen. Welke macht zullen de media volgens Beerling hebben, ook in verhouding tot een macht zoals bijvoorbeeld de overheid? Verwerk in je antwoord een voorbeeld uit de actualiteit. Naast wat er in het nieuws komt, speelt de commercie tegenwoordig ook een grote rol in de media. Er is veel reclame op de televisie en veel programma’s worden gesponsord door grote bedrijven. Een goed opgezette reclamecampagne kan er voor zorgen dat in zeer korte tijd grote groepen mensen overgaan tot de aanschaf van bepaalde artikelen, zoals de mobiele telefoon. Dat mensen dit doen, komt volgens Hobbes, omdat mensen in grote lijnen gelijk zijn en juist daarom hun best doen zich van elkaar te onderscheiden en anders te zijn. Maar het heeft in de eerste plaats te maken met macht. Verklaar aan de hand van Hobbes’ omschrijving van macht waarom iedereen tegenwoordig gevoelig is voor en gemanipuleerd wordt door de media en de commercie. Ga in je verklaring tevens in op het verband tussen deze omschrijving van macht en het idee dat mensen gelijk zijn, zodat je aannemelijk kunt maken dat mensen overgaan tot het kopen van nieuwe artikelen. Tegenwoordig wordt er veel gesproken over ’multi-media’. Een onderdeel daarvan is het snel verspreiden van informatie op wereldniveau via de computer en Internet. Internet is een netwerk van op elkaar aangesloten computers, waartoe in principe iedereen toegang heeft. Een gevolg daarvan is dat iedereen naar believen informatie kan verspreiden. Dit kan ook gevolgen hebben voor bestaande machtsverhoudingen en voor de publieke opinie. Bij de rellen in Indonesië in 1998 communiceerden de studenten met elkaar en met de buitenwereld via Internet; bij de oorlog tussen de NAVO en Joegoslavië in 1999 ging een radiostation dat ’objectief’ verslag wilde doen via een Nederlandse Internet-provider ondergronds. Het nieuws over de sexuele escapades van de Amerikaanse president Bill Clinton verscheen voor het eerst op Internet. Wat Internet betreft, lijkt er een verandering in de hiërarchie van machtsverhoudingen te hebben plaatsgevonden. Sterker nog: eigenlijk is er geen macht en hiërarchie meer die de orde handhaaft en daardoor is er bijna sprake van een anarchie, een toestand zonder wetten en regels. Leg aan de hand van het verband dat Elias Canetti tussen snelheid en macht ziet uit waarom Internet als een machtsmiddel gebruikt kan worden. Geef in je antwoord tevens een voorbeeld, ontleend aan Canetti, van de snelheid van macht. Niet alleen de manier van het verspreiden van informatie is anders geworden door Internet, ook hetgeen verspreid wordt is toegankelijker geworden. Rechts-extremistische partijen kunnen hun programma kwijt, wapens zijn gemakkelijk te koop, pornografische sites zijn de meest bekeken pagina’s op Internet. Wat dit betreft lijkt Internet op de natuurtoestand van Hobbes: geen regels, geen wetten, geen goed en kwaad, geen moraal. Er zijn dan ook mensen, die van mening zijn dat Internet aan banden gelegd moet worden. Geef een argument voor, en een argument tegen de stelling dat Internet aan banden gelegd moet worden. Noem de waarden die een rol spelen in de verschillende argumenten. Geef tenslotte een conclusie waarin je je eigen standpunt weergeeft, met daarbij vermeld, welk moreel uitgangspunt voor jou de doorslag geeft.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 183
■■■■
Macht, uitsluiting en disciplinering Aan het einde van de 19e eeuw ging de Nederlandse overheid zich steeds nadrukkelijker bemoeien met de morele opvoeding en sociale leefomstandigheden van de lagere klassen. Deze sociale politiek werd uitgevoerd door te zorgen voor betere huisvesting, bevordering van gezinsleven en hygiëne, invoering van leerplicht, en het geven van uitkeringen via ziektewetten. Deze periode wordt in de geschiedenisboeken doorgaans beschreven als een tijd van ’sociale vooruitgang’. Critici van deze visie wijzen er echter op dat deze politiek er vooral voor zorgde dat de staatsmacht over de lagere volksklassen werd vergroot. Immers, de staat zorgde via wetgeving voor nieuwe normen op het gebied van leefomstandigheden, woongedrag, gezondheid, hygiëne en gezinsleven.
4p
4p
8 ■
9 ■
In bovenstaande inleiding komt ’macht’ over als een verschijnsel waar je op verschillende manieren over kunt denken. R.F. Beerling spreekt in het artikel ’Hydra Macht’ over de ambivalentie van macht. Leg uit wat Beerling hiermee bedoelt. Leg vervolgens met behulp van elementen uit de inleiding uit waarom het beleid van de Nederlandse overheid ambivalent genoemd kan worden. In het denken van Michel Foucault wordt een nieuwe kijk gegeven op ’macht’ in de moderne maatschappij. Foucault laat zien dat macht volgens bepaalde patronen is ingeweven in het denken en gedrag van moderne mensen. Hij maakt daarbij gebruik van de begrippen ’normalisering’ en ’disciplinering’. Leg uit wat Foucault verstaat onder a) disciplinerende macht en b) normaliserende macht en geef tevens aan wat het verschil is tussen enerzijds deze vormen van macht en anderzijds de ’gewone’ staatsmacht. De Nederlandse overheid stichtte in het kader van de – hierboven beschreven – nieuwe strategie van volksopvoeding ook zogenaamde ’woonscholen’. Door het opruimen van krotten ontstond er namelijk in de grotere steden een omvangrijke groep ’ontoelaatbaren’ die er een woon- en leefwijze op nahield die niet paste bij de opzet van de nieuwe arbeiderswijken. Vooral uit sociaal-democratische hoek werd de oplossing van dit probleem gezocht in isolatie van deze groep ’onmaatschappelijken’ in aparte wijken waar ze konden worden heropgevoed. In Amsterdam, Utrecht en Den Haag verrezen woonscholen, waar deze mensen – ingedeeld in groepen met benamingen als ’sociaalzwak’ of ’a-sociaal’ – werden geplaatst in woningen met meer of minder comfort of toezicht. Woningopzichters, kinderpolitie en armenverzorgers hielden permanent toezicht en rapporteerden over gedragingen en levensomstandigheden van de bewoners. Een systeem van straffen en belonen moest de bewoners ’dwingen tot het goede’.
3p
10 ■
100020
31
De Amerikaanse gedragswetenschapper B.F. Skinner zou zich in dit beleid van de Nederlandse regering goed hebben kunnen vinden. Skinner ging ervan uit dat je mensen, net als dieren, kon beïnvloeden in hun gedrag. Via de juiste prikkels (stimuli) in de omgeving zou de gewenste gedragsverandering optreden. Skinner baseerde zijn theorie op experimenteel onderzoek naar veranderbaarheid van gedrag bij ratten, duiven, kleuters en psychisch gestoorden. Ben je het eens met Skinner dat mensen net als dieren via een systeem van belonen en straffen tot ’goed gedrag’ kunnen worden gedwongen of vind je dat mensen en dieren daarvoor te veel van elkaar verschillen? Geef een tweetal argumenten waaruit blijkt dat mensen en dieren al dan niet fundamenteel van elkaar verschillen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 184
Hieronder tref je een plattegrond en een foto aan van de woonschool die in 1934 in Den Haag werd gebouwd. plattegrond
foto
bron: H.C.M. Michielse, Welzijn & discipline, Boom, 1989 5p
4p
11 ■
12 ■
Noem twee overeenkomsten en een verschil in de opzet en werking van de woonschool in vergelijking met die van het Panopticum van Bentham (zoals door Foucault is beschreven). Geef in je antwoord een korte beschrijving van de opzet en werking van de woonschool en van het Panopticum. Volgens Foucault is een belangrijk kenmerk van macht dat de grens tussen degene die macht uitoefent en degene die macht ondergaat niet vastligt. De uitoefening van disciplinerende macht is in bijvoorbeeld het Panopticum van Bentham niet alleen gebonden aan de gevangenbewaarders, maar ook aan de gevangenen. Het feit dat de gevangenen permanent zichtbaar zijn, speelt daarbij een belangrijke rol. Geef aan in hoeverre de bewoners van de woonschool, net als de gevangenen in het Panopticum, niet alleen disciplinerende macht ondergaan, maar ook uitoefenen. Maak bij je antwoord gebruik van de gegevens over de woonschool.
Let op: de laatste vraag van dit examen staat op de volgende pagina.
100020
31
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 185
3p
13 ■
Keizer-filosoof Marcus Aurelius heeft zich in zijn leven diepgaand beziggehouden met de vraag hoe hij als mens kon ’leven overeenkomstig de natuur’. In zeker opzicht kunnen zijn opvattingen gezien worden als een poging om begeerten naar macht en roem (’onaangepast’ of ’ontoelaatbaar’ gedrag) te disciplineren. In welk opzicht verschilt Marcus Aurelius’ uitleg van disciplinering van die van Foucault? Werk het verschil in opvatting van het begrip disciplinering uit en maak daarbij gebruik van de door Marcus Aurelius gebruikte begrippen ’wereldrede’, ’redelijke ziel’ en ’innerlijk kompas’.
Einde
100020
31
6
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 186
Filosofie
■■■■
Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
00
Tijdvak 2 Vrijdag 23 juni 10.00 – 13.00 uur
Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.
Dit examen bestaat uit 13 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
000014
38
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 187
■■■■
Oude en nieuwe media Vrijwel niemand zal ontkennen dat de media een grote rol spelen in de huidige tijd. De media zijn een macht met grote invloed. Aan de ene kant vormen de media in de vorm van kranten, televisie en tegenwoordig ook Internet, ons beeld van de wereld. Beslissingen over politiek gevoelige onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het asielbeleid in Nederland, worden beïnvloed door de publieke opinie, die zelf weer afhankelijk is van de media. Aan de andere kant zijn er binnen de media zelf ook allerlei processen werkzaam die richting geven aan wat er aan wie getoond wordt. In het boek ’De medialeugen’ beschrijft Ignace de Haes, communicatiedeskundige, de rol van media. De Haes somt een aantal elementen op die van invloed zijn op de media: de politieke verhoudingen, de vormgeving van het medium, de eigenaren, de adverteerders, de overeenstemming binnen een samenleving over wat acceptabel is, en natuurlijk de journalisten. Over journalisten wordt het volgende geschreven: Journalisten vergeten maar al te graag dat ze deel uitmaken van een bureaucratische onderneming en dat ze aan de regels daarvan gebonden zijn. Ze zijn onafhankelijk en vrij in het rapporteren van het nieuws zolang ze binnen de door hun superieuren gestelde grenzen blijven. Hoofd- en eindredacteuren hoeven de journalisten niet op het goede pad te houden, dat doen de journalisten zelf wel. Zij weten immers wat hoofd- en eindredacteuren graag geschreven zien en schrijven daar ook naar. Dit is niet alleen journalisten eigen: in alle hiërarchische organisaties wordt aanpassing gevraagd aan de wensen van wie het voor het zeggen heeft.
tekst 1
bron: Ignace de Haes, De medialeugen, Papieren Tijger, 1994
4p
4p
1 ■
2 ■
In een hiërarchische organisatie staat een persoon of instantie boven een andere persoon of instantie. Samenlevingen als geheel kennen ook zoiets als een hiërarchische ordening, die een uitwerking heeft op de media. Propaganda en censuur zijn voorbeelden van middelen waarmee een macht zoals de overheid via de media invloed probeert uit te oefenen. Voor filosofen is het vooral van belang zich af te vragen hoe een hiërarchie gevormd wordt en waarop zij uiteindelijk gebaseerd is. Thomas Hobbes heeft een duidelijke opvatting over de hiërarchie binnen de staat. Hoe komt volgens Thomas Hobbes een hiërarchische verdeling van de macht binnen een staat tot stand? Verwerk in je antwoord het begrip ’sociaal contract’ met een korte uitleg van dit begrip. Vrijheid van meningsuiting is voor ons een belangrijk recht en is zelfs in de Nederlandse grondwet verankerd. Dat betekent dat ook de media in principe voor iedereen toegankelijk moeten zijn, maar vaak blijkt dit niet het geval te zijn. Hiërarchie bepaalt in Nederland ook wie wat mag zeggen. Leg uit waarom Thomas Hobbes in de staat geen vrijheid van meningsuiting zal toestaan en daarom aan journalisten beperkingen op zal willen leggen. Geef daarbij aan, welke rol de ’soevereine macht’ binnen Hobbes’ staatsopvatting heeft. R.F. Beerling schrijft het volgende: Niemand of niets is machtig ’op zichzelf’, maar altijd ’in betrekking tot’. Dat het altijd om asymmetrische verhoudingen zou gaan is niet waar. Wij hanteren niet voor niets een begrip als machtsevenwicht naast machtsoverwicht en machtstegenwicht (…). Het is en blijft een verschuiving van relaties: leenheer en leenman, paus en keizer, (…), werkgevers en vakbonden, overheid en zakenleven, White House en Hill en last but not least: docenten en studenten.
tekst 2
bron: R.F. Beerling, Wijsgerig Perspectief 4p
3 ■
000014
38
Zou Beerling het eens zijn met Hobbes’ idee over soevereine macht dat niet houdbaar is? Geef daarbij het verschil aan tussen de opvatting van Beerling over macht en de soevereine macht zoals Hobbes deze voorstond.
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 188
4p
4p
3p
4p
4 ■
5 ■
6 ■
7 ■
000014
38
Indien Beerling gelijk heeft met zijn opvatting over macht, dan zullen de media bij hem een andere rol en taak toebedeeld krijgen dan bij Hobbes het geval zou zijn. Bij Hobbes, zo hebben we hierboven gezien, zullen de media vooral beperkingen opgelegd krijgen. Welke macht zullen de media volgens Beerling hebben, ook in verhouding tot een macht zoals bijvoorbeeld de overheid? Verwerk in je antwoord een voorbeeld uit de actualiteit. Naast wat er in het nieuws komt, speelt de commercie tegenwoordig ook een grote rol in de media. Er is veel reclame op de televisie en veel programma’s worden gesponsord door grote bedrijven. Een goed opgezette reclamecampagne kan er voor zorgen dat in zeer korte tijd grote groepen mensen overgaan tot de aanschaf van bepaalde artikelen, zoals de mobiele telefoon. Dat mensen dit doen, komt volgens Hobbes omdat mensen in grote lijnen gelijk zijn en juist daarom hun best doen, zich van elkaar te onderscheiden en anders te zijn. Maar het heeft in de eerste plaats te maken met macht. Verklaar aan de hand van Hobbes’ omschrijving van macht waarom iedereen tegenwoordig gevoelig is voor en gemanipuleerd wordt door de media en de commercie. Ga in je verklaring tevens in op het verband tussen deze omschrijving van macht en het idee dat mensen gelijk zijn, zodat je aannemelijk kunt maken dat mensen overgaan tot het kopen van nieuwe artikelen. Tegenwoordig wordt er veel gesproken over ’multi-media’. Een onderdeel daarvan is het snel verspreiden van informatie op wereldniveau via de computer en Internet. Internet is een netwerk van op elkaar aangesloten computers, waartoe in principe iedereen toegang heeft. Een gevolg daarvan is dat iedereen naar believen informatie kan verspreiden. Dit kan ook gevolgen hebben voor bestaande machtsverhoudingen en voor de publieke opinie. Bij de rellen in Indonesië in 1998 communiceerden de studenten met elkaar en met de buitenwereld via Internet; bij de oorlog tussen de NAVO en Joegoslavië in 1999 ging een radiostation dat ’objectief’ verslag wilde doen via een Nederlandse Internet-provider ondergronds. Het nieuws over de sexuele escapades van de Amerikaanse president Bill Clinton verscheen voor het eerst op Internet. Wat Internet betreft, lijkt er een verandering in de hiërarchie van machtsverhoudingen te hebben plaatsgevonden. Sterker nog: eigenlijk is er geen macht en hiërarchie meer die de orde handhaaft en daardoor is er bijna sprake van een anarchie, een toestand zonder wetten en regels. Leg aan de hand van het verband dat Elias Canetti tussen snelheid en macht ziet uit waarom Internet als een machtsmiddel gebruikt kan worden. Geef in je antwoord tevens een voorbeeld ontleend aan Canetti van de snelheid van macht. Niet alleen de manier van het verspreiden van informatie is anders geworden door Internet, ook hetgeen verspreid wordt is toegankelijker geworden. Rechts-extremistische partijen kunnen hun programma kwijt, wapens zijn gemakkelijk te koop, pornografische sites zijn de meest bekeken pagina’s op Internet. Wat dit betreft lijkt Internet op de natuurtoestand van Hobbes: geen regels, geen wetten, geen goed en kwaad, geen moraal. Er zijn dan ook mensen, die van mening zijn dat Internet aan banden gelegd moet worden. Geef een argument voor, en een argument tegen de stelling dat Internet aan banden gelegd moet worden. Noem de waarden die een rol spelen in de verschillende argumenten. Geef tenslotte een conclusie waarin je je eigen standpunt weergeeft, met daarbij vermeld, welk moreel uitgangspunt voor jou de doorslag geeft.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 189
■■■■
Macht, uitsluiting en disciplinering Aan het einde van de 19e eeuw ging de Nederlandse overheid zich steeds nadrukkelijker bemoeien met de morele opvoeding en sociale leefomstandigheden van de lagere klassen. Deze sociale politiek werd uitgevoerd door te zorgen voor betere huisvesting, bevordering van gezinsleven en hygiëne, invoering van leerplicht, en het geven van uitkeringen via ziektewetten. Deze periode wordt in de geschiedenisboeken doorgaans beschreven als een tijd van ’sociale vooruitgang’. Critici van deze visie wijzen er echter op dat deze politiek er vooral voor zorgde dat de staatsmacht over de lagere volksklassen werd vergroot. Immers, de staat zorgde via wetgeving voor nieuwe normen op het gebied van leefomstandigheden, woongedrag, gezondheid, hygiëne en gezinsleven.
4p
4p
8 ■
9 ■
In bovenstaande inleiding komt ’macht’ over als een verschijnsel waar je op verschillende manieren over kunt denken. R.F. Beerling spreekt in het artikel ’Hydra Macht’ over de ambivalentie van macht. Leg uit wat Beerling hiermee bedoelt. Leg vervolgens met behulp van elementen uit de inleiding uit waarom het beleid van de Nederlandse overheid ambivalent genoemd kan worden. In het denken van Michel Foucault wordt een nieuwe kijk gegeven op ’macht’ in de moderne maatschappij. Foucault laat zien dat macht volgens bepaalde patronen is ingeweven in het denken en gedrag van moderne mensen. Hij maakt daarbij gebruik van de begrippen ’normalisering’ en ’disciplinering’. Leg uit wat Foucault verstaat onder a) disciplinerende macht en b) normaliserende macht en geef tevens aan wat het verschil is tussen enerzijds deze vormen van macht en anderzijds de ’gewone’ staatsmacht. De Nederlandse overheid stichtte in het kader van de – hierboven beschreven – nieuwe strategie van volksopvoeding ook zogenaamde ’woonscholen’. Door het opruimen van krotten ontstond er namelijk in de grotere steden een omvangrijke groep ’ontoelaatbaren’ die er een woon- en leefwijze op nahield die niet paste bij de opzet van de nieuwe arbeiderswijken. Vooral uit sociaal-democratische hoek werd de oplossing van dit probleem gezocht in isolatie van deze groep ’onmaatschappelijken’ in aparte wijken waar ze konden worden heropgevoed. In Amsterdam, Utrecht en Den Haag verrezen woonscholen, waar deze mensen – ingedeeld in groepen met benamingen als ’sociaalzwak’ of ’a-sociaal’ – werden geplaatst in woningen met meer of minder comfort of toezicht. Woningopzichters, kinderpolitie en armenverzorgers hielden permanent toezicht en rapporteerden over gedragingen en levensomstandigheden van de bewoners. Een systeem van straffen en belonen moest de bewoners ’dwingen tot het goede’.
3p
10 ■
000014
38
De Amerikaanse gedragswetenschapper B.F. Skinner zou zich in dit beleid van de Nederlandse regering goed hebben kunnen vinden. Skinner ging ervan uit dat je mensen, net als dieren, kon beïnvloeden in hun gedrag. Via de juiste prikkels (stimuli) in de omgeving zou de gewenste gedragsverandering optreden. Skinner baseerde zijn theorie op experimenteel onderzoek naar veranderbaarheid van gedrag bij ratten, duiven, kleuters en psychisch gestoorden. Ben je het eens met Skinner dat mensen net als dieren via een systeem van belonen en straffen tot ’goed gedrag’ kunnen worden gedwongen of vind je dat mensen en dieren daarvoor te veel van elkaar verschillen? Geef een tweetal argumenten waaruit blijkt dat mensen en dieren al dan niet fundamenteel van elkaar verschillen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 190
Hieronder tref je een plattegrond en een foto aan van de woonschool die in 1934 in Den Haag werd gebouwd. plattegrond
foto
bron: H.C.M. Michielse, Welzijn & discipline, Boom, 1989 5p
4p
11 ■
12 ■
Noem twee overeenkomsten en een verschil in de opzet en werking van de woonschool in vergelijking met die van het Panopticum van Bentham (zoals door Foucault is beschreven). Geef in je antwoord een korte beschrijving van de opzet en werking van de woonschool en van het Panopticum. Volgens Foucault is een belangrijk kenmerk van macht dat de grens tussen degene die macht uitoefent en degene die macht ondergaat niet vastligt. De uitoefening van disciplinerende macht is in bijvoorbeeld het Panopticum van Bentham niet alleen gebonden aan de gevangenbewaarders, maar ook aan de gevangenen. Het feit dat de gevangenen permanent zichtbaar zijn, speelt daarbij een belangrijke rol. Geef aan in hoeverre de bewoners van de woonschool, net als de gevangenen in het Panopticum, niet alleen disciplinerende macht ondergaan, maar ook uitoefenen. Maak bij je antwoord gebruik van de gegevens over de woonschool.
Let op: de laatste vraag van dit examen staat op de volgende pagina.
000014
38
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 191
3p
13 ■
Keizer-filosoof Marcus Aurelius heeft zich in zijn leven diepgaand beziggehouden met de vraag hoe hij als mens kon ’leven overeenkomstig de natuur’. In zeker opzicht kunnen zijn opvattingen gezien worden als een poging om begeerten naar macht en roem (’onaangepast’ of ’ontoelaatbaar’ gedrag) te disciplineren. In welk opzicht verschilt Marcus Aurelius’ uitleg van disciplinering van die van Foucault? Werk het verschil in opvatting van het begrip disciplinering uit en maak daarbij gebruik van de door Marcus Aurelius gebruikte begrippen ’wereldrede’, ’redelijke ziel’ en ’innerlijk kompas’.
Einde
000014
38
6
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 192