2008. 1. Onderwerp van de klacht: plagiaat. 2. Advies commissie wetenschappelijke integriteit 11 december 2008
Feiten, overzicht procedure 1.1 Beklaagde promoveert op (datum) 2007 aan de (Universiteit) op het proefschrift (titel). Promotor is prof. dr. …... 1.2 Zowel voor als na het proefschrift zijn er beschuldigingen van plagiaat aan het adres van beklaagde. Deze leiden niet tot een formeel vervolg. 1.3 Op 29 februari 2008 schrijft klager een brief per email aan prof. dr. , Rector Magnificus van de …, waarin beklaagde formeel wordt beschuldigd van plagiaat, onder verwijzing naar drie oorspronkelijke bronnen: …... 1.4 De klacht is door het College van Bestuur van de ter advisering voorgelegd aan de Commissie wetenschappelijke integriteit (Ciewi), die klager op 29 april 2008 in de gelegenheid heeft gesteld de klacht nader toe te lichten. 1.5 Op 27 mei 2008 (brief per email) verwijst klager voor een nadere toelichting op de klacht naar het eerder aan de faculteit verzonden dossier, waarin de gewraakte passages in het proefschrift in kleur zijn gemarkeerd met verwijzing naar bijgevoegde passages uit de bronnen, waarvan beklaagde volgens klager gebruik heeft gemaakt. 1.6 De Ciewi heeft de met de gewraakte passages corresponderende passages uit de oorspronkelijke, (….) bronnen door een beëdigd vertaler laten vertalen in het Engels, en de gewraakte passages en de vertaalde passages naast elkaar gezet en met kleur gemarkeerd (hierna: plagiaatdossier). 1.7 Het plagiaatdossier is aan beide partijen verstuurd op 12 juni 2008, waarbij zij tevens werden uitgenodigd voor de hoorzitting. 1.8 Op 25 juni 2008 zijn klager en beklaagde achtereenvolgens, maar niet in elkaars bijzijn, gehoord. 1.9 Op 8 juli 2008 is prof. gehoord door de voorzitter van de Ciewi, in bijzijn van de secretaris. 1.10 De Ciewi heeft besloten beide partijen, en met name beklaagde, in de gelegenheid te stellen nadere informatie te geven en bewijsvoering te leveren en heeft dit op 22 juli 2008 aan partijen formeel meegedeeld, met het verzoek de gevraagde informatie vóór 1 september 2008 te geven. 1.11 In de tussentijd is advies gevraagd over het ‘plagiaatdossier’ aan mevrouw prof. dr. (deskundige 1) en lid van de promotiecommissie. Dit advies is op 16 juli 2008 door de Ciewi ontvangen. 1.12 Op 14 augustus 2008 verstrekt klager nadere informatie, met als bijlagen 2 ’gele’ boeken van … en een kopie van het webartikel van prof. … uit 2000. Op 15 september 2008 verklaart prof. per email dat de brieven van 29 februari 2008 (klacht) en 27 mei 2008 van zijn hand zijn en door hem ondertekend. 1.13 Van de zijde van beklaagde is op 28 augustus 2008 een brief van de heer Dr. … ontvangen, betreffende een passage in het verslag van de hoorzitting dat zou handelen over zijn dissertatie. Tevens werd in deze brief verzocht om een uitstel van 2 weken voor het geven van de nadere informatie, wat is verleend. 1.14 Op 11 september 2008 stuurt beklaagde haar nadere informatie, met 6 bijlagen betreffende de oorspronkelijke bronnen voor het webartikel van … en 3 bijlagen betreffende het boek van ….. 1.15 De Ciewi heeft de in 1.14 bedoelde oorspronkelijke, (…) bronnen door een beëdigde vertaler laten vertalen in het Engels en, waar mogelijk, deze vertaalde passages gezet naast passages uit het proefschriften en met kleur gemarkeerd (hierna: bronnendossier). 1.16 De Ciewi heeft op 21 oktober 2008 intern beraadslaagd aan de hand van de na de hoorzitting van 25 juni 2008 ingediende en geleverde stukken. Zij heeft partijen in de gelegenheid gesteld nog een keer te reageren op bedoelde stukken. 1.17 Klager heeft op 1 november 2008 inhoudelijk gereageerd. Beklaagde heeft per email van 7 november 2008 bericht geen inhoudelijke reactie te geven. 1.18 De Ciewi heeft de zaak met relevante stukken, waaronder het plagiaatdossier en het bronnendossier op 28 november 2008 voor advies voorgelegd aan Prof. dr. deskundige 2). Dit advies is op 4 december 2008 door de Ciewi ontvangen.
2. Klacht Klager meent dat beklaagde zich schuldig maakt aan plagiaat in haar proefschrift. Op verschillende plaatsen in haar proefschrift neemt zij letterlijk of met slechts geringe modificaties delen over van publicaties van de wetenschappelijke staf van klager. De drie hoofdbronnen waarop het plagiaat betrekking heeft zijn: a. …….. Bijna een vierde van deze publicatie is letterlijk overgenomen op pp. ……. van het proefschrift. b. ……….: pp. … in pp. …. van het proefschrift; p. .. in pp. …. en pp. …. in pp. …. c. …..: p. …van deel 2 in p. .. van het proefschrift; pp. …. van deel 1 in pp. …. Verwezen wordt naar het bij (faculteit) ingediende ‘kleurendossier’. In november 2007, althans voor de verdediging van het proefschrift, is beklaagde door de conrector prof. …. er nog op gewezen op correcte wijze te citeren in haar proefschrift. Nu dit niet is gebeurd lijkt van opzet sprake. Klager verzoekt om rechtzetting van de gemaakte fouten en om alsnog de bronnen te citeren of op juiste wijze in noten op te nemen. 3. Mondelinge behandeling (eerste ronde) Als uitgangspunt is genomen het ‘plagiaatdossier’ (in kleur). Verwezen wordt naar de gemaakte verslagen, die als bijalge bij dit advies zijn gevoegd. Kernachtig wordt door partijen het volgende gezegd. a. Klager ………. b. Beklaagde ………………. c. Prof. dr. (promotor)
4. Nadere informatie Op 22 juli 2008 zijn beide partijen in het bezit gesteld van de verslagen van de hoorzittingen. Daarbij is aan beklaagde gevraagd voor 1 september 2008 de bronnen te noemen en te overleggen, die zij gebruik heeft voor het proefschrift. Aan klager is gevraagd zo mogelijk nog iets over de bronnen te melden. Partijen hebben als volgt gereageerd. a. Klager (brief 14 augustus 2008) b. Beklaagde (11 september 2008) c. Advies prof. dr. deskundige 1 (16 juli 2008) In het advies worden de volgende conclusies getrokken: Is er sprake van plagiaat, uitgaande van het plagiaat/kleurendossier en de originaliteit van de genoemde bronnen door klager? - Onmiskenbaar bestaan er grote overeenkomsten tussen de gemarkeerde passages in het plagiaat/kleurendossier. Evenwel kunnen bepaalde feiten niet anders dan in verwante terminologie worden beschreven (bijv. de situering van …….). - Mogelijk is intensiever gebruik gemaakt van de bronnen dan uit de bronvermelding blijkt. Maar mogelijk kan deze informatie ook uit andere bronnen worden gehaald, die origineler zijn dan die door klager vermeld. Beklaagde zou deze originelere bronnen moeten noemen. Hoe ernstig is de beweerdelijke overname van teksten in de context van het gehele proefschrift? Ten aanzien van het gehele proefschrift zijn de bestreden passages niet heel relevant. De focus van het onderzoek ligt niet in de historische gegevens, maar in de ideevorming over ……… tijdens het interbellum en de betekenis van ….. Over dit laatste wordt geen beschuldiging van plagiaat geuit. Is de gehanteerde bronvermelding gebruikelijk bij historisch-…. onderzoek? De normen verschillen per universiteit/faculteit. Op enkele plaatsen (m.n. de bestreden inleiding van hoofdstuk II) had beklaagde nauwlettender de bronnen kunnen vermelden, zodat de gebruikte informatie beter traceerbaar was. Anderzijds vermeldt zij soms wel en is er een literatuurlijst die zij kritisch bespreekt. Zij komt dan voor een groot deel tegemoet aan de gebruikelijke (gemiddelde) norm. Naar aanleiding van opmerkingen aan beide zijden is een passage in het hoorzittingsverslag aangepast (…..). 5. Tweede, schriftelijke ronde De Ciewie is bijeengekomen op 21 oktober 2008, waarin zij gesproken heeft over de nadere informatie genoemd in punt 4 en over het bronnendossier, genoemd in 1.15. De Ciewi heeft besloten partijen nog een keer te laten reageren op de stukken onder 4, dus ook op elkaars ingebrachte informatie, en op het bronnendossier. De reacties hielden, zakelijk weergegeven in: a. Klager (brief 1 november 2008) b. Beklaagde (email 7 november 2008) Klager bericht zich van de zaak te distantiëren en heeft geen inhoudelijke reactie gegeven. c. Advies Prof. dr. deskundige 2 (5 december 2008) De Ciewi heeft besloten zich nog te laten adviseren door een volledig onafhankelijke deskundige, in de persoon van Prof. dr. …. Aan hem zijn relevante stukken verstrekt, waaronder het plagiaatdossier en het bronnendossier. Aan hem zijn dezelfde vragen als die aan prof. (deskundige 1) gesteld, met een nieuwe vraag omdat inmiddels meer informatie voorhanden was, met name het bronnen dossier. Deze nieuwe vraag luidt: Hoe beoordeelt u het verweer van Beklaagde, zoals verwoord in haar brief van 14 augustus 2008 en met inachtneming van bronnendossier? Het advies, dat als bijlage bij dit advies wordt gevoegd, luidt samengevat: De adviseur onderscheidt aan de hand van het bronnendossier (kleurendossier A) drie gradaties van ‘laakbare’ manieren van citeren, verwijzen en gebruik maken van primaire en vooral secundaire bronnen: 1. Opvoeren van niet als citaat herkenbare tekstblokken met algemene, feitelijke informatie plaatsen, …., jaartallen) met geen uitgesproken auteursrechtelijke identiteit. Een behoorlijk deel van de bestreden passages behoort tot deze categorie. Het is niet
bewijsbaar dat alle hier genoemde tekstblokken ontleend zijn aan de door de klager genoemde bronnen. Het verweer van Beklaagde zoals verwoord in haar brief van 11 september 2008 voor deze categorie overtuigend is. Overigens had zij zich veel ellende kunnen besparen door deze wel als ‘circumstantial literature’ in een noot of anderszins te vermelden. 2. Opvoeren van niet direct als citaat herkenbare tekstblokken of passages die gebruik maken van elementaire formuleringen uit met name secundaire literatuur, maar dan wel aangevuld en gecorrigeerd waardoor de inhoud veranderd wordt. Een behoorlijk deel van de bestreden passages behoort tot deze categorie. Deze manier van omgaan met of gebruik van primaire of secundaire literatuur kan niet zonder meer worden bestempeld als wetenschappelijk plagiaat, maar getuigt evenmin van wetenschappelijke zorgvuldigheid. 3. Opvoeren van niet als citaat herkenbare tekstblokken of passages die op aantoonbare wijze ontleend – in de zin van overgeschreven - zijn aan primaire en secundaire bronnen zonder daar via aanhalingstekens en/of verwijzingen in noten naar te verwijzen. Een kleine kern van de door de klager als plagiaat gebrandmerkte passages valt zonneklaar onder deze categorie, te weten bronnendossier/Kleurendossier A: blz. (6x). Ten aanzien van deze vijf tekstfragmenten is het verweer niet voldoende. Alleen opname in de literatuurlijst, ook al zou …. dit zelf doen en dit binnen de … academische wereld gebruikelijk zijn, dan nog is dit geen acceptabele standaard voor Nederland. Het betreft geen plagiaat van ideeën, maar beter citeren was in deze gevallen nodig geweest: Mocht bij beklaagde de indruk zijn ontstaan dat dit voor haar met haar achtergrond gebruikelijk zou zijn, dan zou het aan de juiste begeleiding hebben geschort. 6. Beoordeling van de standpunten Regelgeving en jurisprudentie De commissie wetenschappelijke integriteit (Ciewi) is op grond van artikel 3 van de Regeling wetenschappelijke integriteit …. (hierna: Regeling) bevoegd ter zake van het behandelen van klachten over vermoede inbreuken op de wetenschappelijke integriteit, volgens de klachtenprocedure geregeld in de artikelen 5 tot en met 17 van de Regeling. In artikel 2, eerste lid, van de Regeling wordt onder inbreuk op de wetenschappelijke integriteit verstaan: een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit, zoals onder meer omschreven in paragraaf 3 van de "Notitie Wetenschappelijke Integriteit, Over normen van wetenschappelijk onderzoek en een Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke Integriteit" van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) van november 2001 (hierna: Notitie). In paragraaf 3 van de Notitie is als vorm van inbreuk op de wetenschappelijke integriteit, als uitwerking van wetenschappelijk wangedrag, opgenomen: plagiëren van resultaten of publicaties van anderen; zonder bronvermelding overnemen van teksten of resultaten van onderzoek van anderen. In de “Handleiding Scripties”, uitgegeven door de faculteit ….., staat onder “Noten, citaten en literatuuropgaven” onder meer; “Het overschrijven of vertalen van stukken uit de literatuur zonder bronvermelding alsof het eigen tekst is, is bedrog en kan leiden tot ongeldig verklaring van de scriptie.” Uit een uitspraak van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit ( LOWI) uit 2007, te vinden op de website www.knaw.nl als bijlage I bij het jaarverslag 2005-2006, wordt het begrip plagiaat nader uitgewerkt. Dit wordt herhaald in het LOWI-advies 2008-1. Van schending van wetenschappelijke integriteit is naar het oordeel van het LOWI sprake indien in openbare publicaties en/of gedragingen wordt gehandeld in strijd met de algemene verplichtingen om gegevens uit wetenschappelijk onderzoek naar waarheid te presenteren, waarbij met name gegevens van een wetenschappelijk onderzoek niet mogen worden vervalst, gemanipuleerd, verzwegen, verzonnen of, indien fictief van aard, als echt gepresenteerd, of waarbij gegevens, letterlijke tekstgedeelten en wetenschappelijke ideeën, ontleend aan andere bronnen, zonder juiste, volledige bronvermelding en onder eigen naam worden gepubliceerd. Een onderscheid wordt gemaakt tussen tekstueel plagiaat en conceptueel plagiaat
-
-
Conceptueel plagiaat is een vergaande vorm van plagiaat, waarbij ideeën uit andermans werk worden overgenomen, zonder daarbij aan te geven dat het ideeën van iemand anders zijn. Tekstueel plagiaat is het woordelijk of geparafraseerd overnemen van (passages) uit het werk van anderen, zonder daarbij aan te geven dat het de woorden of gedachtegang van iemand anders zijn of zonder de precieze vindplaats aan te geven.
Algemeen De Ciewi maakt eerst een opmerking over de getrouwheid van de ondertekening van de klacht, die namens beklaagde aan de orde is gesteld. De Ciewi is er, gelet op het emailbericht van 15 september 2008 van prof. … zelf, voldoende van overtuigd, dat klacht en nadere toelichting (mede) van … afkomstig is en door hem wordt onderschreven. Overigens staat de opmerking van beklaagde formeel los van de onderhavige klacht. Indien beklaagde van oordeel is dat hier sprake is van valsheid in geschrifte of iets dergelijks, dan zou dit in een aparte procedure tegen klager moeten worden aangevoerd. De Ciewi heeft kennis van genomen van de door partijen te berde gebrachte (voor)geschiedenis in deze zaak, maar heeft deze als achtergrondinformatie beschouwd en niet verder onderzocht, omdat dit de kern van de zaak te buiten gaat. De Ciewi heeft zich geconcentreerd op de vraag of in het proefschrift sprake is van plagiaat. Plagiaat De Ciewi heeft naar aanleiding van de klacht het plagiaatdossier opgesteld en voorlopig geconcludeerd dat bepaalde passages in het proefschrift veel lijken op passages uit de door klager genoemde bronnen. Om die reden is beklaagde gevraagd te komen met tegenbewijs, in de zin van het noemen van oorspronkelijker bronnen waaraan de teksten ontleend zouden zijn.
Met inachtneming van de gegeven adviezen constateert de Ciewi dat op bepaalde plaatsen sprake is van overgenomen teksten, zonder dat daarvan de bron is vermeld. Dit wordt ondersteund door het advies van prof.(1), waarin zij stelt dat er grote overeenkomsten bestaan in de gemarkeerde passages in het kleurendossier. Op enkele plaatsen, met name de bestreden inleiding van hoofdstuk II, zo staat in haar advies, had beklaagde nauwlettender bronnen kunnen vermelden. Het geheel verdient geen schoonheidsprijs, aldus prof. (1). Prof. (2) geeft in zijn advies gedetailleerd drie categorieën van opvoeren van teksten aan, waarna hij concludeert dat in ieder geval over 5 passages kan worden gezegd dat zij zijn overgeschreven van … (2 passages) en … (3 passages). De Ciewi deelt die conclusie met enkele aanvullingen: aan categorie 3 toevoegen ….; aan categorie 2 toevoegen: …. en bij categorie 1 wijzigen: blz. …. (i.p.v. ..) en schrappen van ….. Andere bronnen Prof. (1) geeft in haar advies aan dat er wellicht andere bronnen zijn geweest dan de door klager genoemde, waaraan de teksten in het proefschrift zijn ontleend. De Ciewi concludeert uit de door beklaagde nader verstrekte informatie van 11 september 2008, dat deze oorspronkelijker bronnen er niet zijn. Beklaagde heeft althans niet duidelijk kunnen maken, dat de gewraakte passages aan deze oorspronkelijker bronnen zijn ontleend. De passages uit het plagiaatdossier lijken veel meer op elkaar dan die uit het bronnendossier vergeleken met de passages uit het proefschrift. Deze redenering wordt ondersteund door het advies van (2), in ieder geval voor wat betreft de vijf door hem als ‘harde’ voorbeelden gekenmerkte passages. Wijze van bronvermelding De Ciewi verwerpt het verweer van beklaagde dat de haar gehanteerde wijze van citeren gebruikelijk zou zijn bij historisch, … onderzoek. Binnen de ….., Nederland en in ieder geval de westerse academische wereld is nauwkeurige bronvermelding standaard. Ook (2) geeft dit in zijn advies aan. Zo dit aan de …….academie in de … anders zou zijn, gaat dit voor het onderhavige proefschrift niet op, want beklaagde is immers gepromoveerd aan een Nederlandse universiteit waarop de Nederlandse normen van toepassing zijn. De Ciewi onderschrijft derhalve het advies van (2). De Ciewi voegt hier aan toe dat ook de richtlijnen voor studenten bij scripties wijzen op nauwkeurige bronvermelding. Te meer geldt dit dan voor promovendi bij het schrijven van een proefschrift. De Ciewi gaat niet mee in het oordeel van (1) dat bij onderzoeken als deze, waarin veel feiten worden genoemd, bronvermelding soms achterwege zou kunnen blijven. Overigens geeft ook zij aan dat op bepaalde plaatsen bronnen hadden moeten worden vermeld. Conclusie Alles overwegende, met inachtneming van de adviezen en de uitspraak van het LOWI uit 2007 (bijlage 1 bij het Jaarverslag 2005-2006 waarin ook plagiaat in een proefschrift aan de orde is), komt de Ciewie tot de volgende conclusies. Bij de door adviseur (2) vijf genoemde passages, blz. ………. van het proefschrift, is sprake van tekstueel plagiaat en derhalve van een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit. Hieraan doet niet af dat de Ciewi niet is gebleken dat sprake is geweest van opzet, omdat dat niet doorslaggevend is voor het plegen van plagiaat. De Ciewi is van mening dat beklaagde op zijn minst slordig en laks heeft gehandeld. Overigens verdient de wijze van citeren bij de andere bestreden passages geen schoonheidsprijs, al kan daar niet worden gesproken van plagiaat. De Ciewi weegt bij haar oordeel zwaar mee, dat beklaagde in de hoorzitting heeft gesteld dat het webartikel van … niet is gebruikt, terwijl de overeenkomsten evident zijn en zij niet heeft kunnen aantonen van een oorspronkelijker bron gebruik te hebben gemaakt. Bovendien is zij voorafgaand aan het verdedigen van het proefschrift door de conrector gewaarschuwd nauwkeurig met citaten en bronvermelding om te gaan. Als verlichtende omstandigheid geldt niet dat beklaagde zich gesteund voelde door haar promotoren dat dit de juiste methode van citeren was. De Ciewi merkt hierover op, dat een promovendus ook een eigen verantwoordelijkheid bij literatuurvermelding heeft, een verantwoordelijkheid die ook van studenten wordt verwacht. Beklaagdes verweer dat meer verwijzingen ten koste zou gaan van de leesbaarheid van het proefschrift, acht de Ciewi geen valide argument.
De Ciewi meent evenwel dat geen sprake is van conceptueel plagiaat, in de zin van het overnemen van ideeën van anderen. De bestreden passages hebben betrekking op de historische inleiding van het proefschrift en niet op kern van het onderzoek: de ideevorming over ……. Het proefschrift wordt niet inhoudelijk aangetast en blijft een zelfstandige proeve van bekwaamheid. Dit wordt onderschreven door beide externe adviseurs. Maatregelen De Ciewi meent dat een adequate maatregel zou zijn, dat beklaagde ten aanzien van de vijf bedoelde passages een addendum met acknowledgement opstelt. Klager heeft in zijn klacht niet om meer gevraagd, en de Ciewi heeft getracht beklaagde hiertoe te bewegen tijdens de hoorzitting. Concreet beveelt de Ciewi aan dat beklaagde het proefschrift op de vijf bedoelde passages aanvult met een noot met concrete bronvermelding, en deze lijst voor een periode van 6 maanden plaatst op de website van de faculteit …, onder haar naam of die van het proefschrift. Voorts dat zij de elektronische versie van haar proefschrift op de website van de … op genoemde wijze aanvult. 6. ADVIES De commissie adviseert het College van Bestuur als volgt te beslissen: 6.1 De klacht deels gegrond te verklaren: bij de passages blz. ……….. van het proefschrift, is sprake van tekstueel plagiaat en derhalve van een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit. 6.2 Beklaagde op te dragen ten aanzien van de vijf bedoelde passages een addendum te maken, met concrete bronvermelding, en deze lijst voor een periode van 6 maanden te plaatsen op de website van de faculteit……., onder haar naam of die van het proefschrift. Voorts dat zij de elektronische versie van haar proefschrift op de website van de … op genoemde wijze aanvult. Dit advies is op 11 december 2008 gegeven door Prof. (voorzitter), Prof. en Prof. (leden), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. …. en ondertekend door de voorzitter en secretaris voornoemd.
3. Oordeel college van bestuur 23 december 2008 Wij hebben het advies van de Commissie Wetenschappelijke integriteit van 11 december 2008 ontvangen en besproken in de vergadering van het College van Bestuur van 16 december 2008. Wij nemen het advies om de klacht deels gegrond te verklaren over, inclusief de in het advies gegeven motivering en voorgestelde maatregelen. Een afschrift van het advies treft u bijgaand aan. De beslissing van het College van Bestuur houdt in: De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard: bij de passages blz. (volgt een vijftal passages, red.) van het proefschrift, is sprake van tekstueel plagiaat en derhalve van een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit. Het College legt de volgende maatregel op: Beklaagde dient ten aanzien van de vijf bedoelde passages een addendum te maken, met concrete bronvermelding, en deze lijst voor een periode van 6 maanden te plaatsen op de website van de faculteit, onder ... naam of die van het proefschrift. Voorts dient beklaagde de elektronische versie van haar proefschrift op de website van de …. op genoemde wijze aan te vullen. De Rector Magnificus zal in een gesprek met beklaagde de beslissing en de maatregel met haar bespreken.