fa/00548
- 1 -
26 februari 1998
RAPPORT INZAKE MUNTAANKOPEN DOOR DE NEDERLANDSCHE BANK TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG
1
1.1
De opdracht tot onderzoek
Naar aanleiding van een bericht in Vrij Nederland van 13 december
1997 (‘Nog meer opgedoken Liro-archief’) over de aankoop in 1944 door de Nederlandsche Bank (de Bank) van 32 munten bij Lippmann, Rosenthal & Co Sarphatistraat - in het vervolg kortheidshalve LiRoS - tot een totaal bedrag van f 2,-, heeft de directie op 16 december 1997 prof dr M.M.G. Fase - onderdirecteur van de Bank en verantwoordelijk voor wetenschappelijk onderzoek en econometrie, deeltijd-hoogleraar monetaire economie aan de Universiteit van Amsterdam, belast met de geschiedschrijving van de Bank voor het tijdvak 1948-1973 - en prof mr J.Th. de Smidt - emeritus hoogleraar rechtsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam alsmede voormalig voorzitter van de Archiefraad - verzocht een diepgaand onderzoek in te stellen naar mogelijke andere aankopen van munten en voorwerpen door de Bank bij of via LiRoS in de oorlogsjaren 1940-1945. De resultaten van dit onderzoek zouden ter beschikking worden gesteld aan de commissie Scholten. Deze commissie doet op verzoek van de Contactgroep Tegoeden WO II (commissie Van Kemenade) een onderzoek naar de systematiek van het rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot door de bezetter van joodse burgers gevorderde tegoeden en verzekeringspolissen. Met het oog hierop hebben ondergetekenden in hun onderzoek ook aandacht geschonken aan vragen van rechtsherstel met betrekking tot de bij de Bank terechtgekomen munten uit joods bezit.
1.2
Het onderhavige onderzoek omvat:
• een inventarisatie en reconstructie van alle muntaankopen door de Bank in de periode 1940-1945, met in het bijzonder de aankopen uit joods bezit; • de achtergronden van de desbetreffende aankopen; • het rechtsherstel met betrekking tot ‘geroofde’ munten. Ons onderzoek berust op een nauwkeurige analyse van de desbetreffende archiefstukken en overige boekingsbescheiden van de Bank, aangevuld met
fa/00548
- 2 -
26 februari 1998
een gedetailleerd onderzoek van de nog overgebleven documenten uit het LiRoS-archief. Steekproefgewijs werd onderzoek gedaan in de archieven van LiRoS, in het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) en in die van het Nederlands Beheersinstituut (bij ARA). Overleg vond plaats met de commissie Kordes, prof dr I. Lipschits en dr A.J. van der Leeuw. Voor de uitvoering van het hier weergegeven onderzoek werden wij bijgestaan door een aantal medewerkers van de Bank∗.
2
2.1
De voornaamste feiten en achtergronden
Deviezenregelingen in 1940 en 1941
Op grond van artikel 9 van de Deviezenverordening 1940 (27 juni 1940) werden alle ingezetenen verplicht tegen betaling van de goudwaarde om goud, edele metalen [enz.] bij de Nederlandsche Bank aan te bieden en op verlangen te verkopen en over te dragen. Dit voorschrift bleef gehandhaafd in het Deviezenbesluit 1941 (29 maart 1941). Ook gouden en zilveren munten uit verzamelingen dienden te worden aangemeld. Van de 85.000 aanmeldingen hadden circa 2.100 betrekking op verzamelingen van gouden munten en verzamelstukken. Munten werden als verzamelstukken beschouwd wanneer daaraan een belangrijk hogere handelswaarde kon worden toegekend dan met de goudwaarde overeenkwam. Bezwaren en vervreemden was gebonden aan een vergunning van het Deviezeninstituut. Erkende muntenhandelaren werd een algemene vergunning verleend, maar moesten maandelijks bij het Deviezeninstituut aangifte doen van hun munttransacties. In juli 1942 deelde het Deviezeninstituut mede ‘dat de handel tusschen ingezetenen van het bezette Nederlandsche gebied in zilveren verzamelmunten niet meer aan een vergunning van het Deviezeninstituut onderhevig wordt geacht’. Sindsdien beperkten de opgaven door de muntenhandelaars zich tot de gouden munten.
Tot medio 1941 werden op grond van de desbetreffende Deviezenverordening 1940 en Deviezenbesluit 1941 regelmatig (verzamel)munten aan de Bank
∗ Dit waren mevrouw drs C. van Renselaar (historica) en de heren J.J. Grolle (conservator numismatische verzameling), drs E. van der Kam (adjunct-conservator) en drs H. Waalwijk (archivaris).
fa/00548
- 3 -
26 februari 1998
aangeboden. De aanbieders werd verzocht deze munten alsnog in te leveren danwel medegedeeld dat de munten nog niet behoefden te worden ingeleverd maar dat de Bank zich moet ‘voorbehouden om alsnog tot aankoop van verzamelstukken over te gaan’.
Ons is niet gebleken dat de Bank in het kader van de Deviezenverordening, gebruik makend van het gemaakte voorbehoud, ‘verzamelmunten’ zou hebben aangekocht ten behoeve van de eigen muntenverzameling. De gouden munten die als deviezengoud tegen de goudwaarde door de Bank waren aangekocht, werden aan de goudvoorraad van de Bank toegevoegd. Na de oorlog is gebleken dat zich onder de ingekochte munten toch bijzondere exemplaren hebben bevonden. Onwetendheid bij koper en verkoper kan daarvan de oorzaak zijn geweest. Een restant van dit munten-deviezengoud werd in december 1944 via Meppel naar Duitsland (Würzburg) afgevoerd. Toen na de oorlog deze zakken met munten in Duitsland waren opgespoord en in oktober 1948 weer in Nederland waren teruggekeerd, constateerde de firma Schulman, die om advies was gevraagd, dat ook ‘verzamelstukken’ deel uitmaakten van dit deviezengoud. Wellicht waren er ook nog munten bij die in de jaren 1942-1944 door LiRoS waren ingenomen. Uit briefwisseling met de Minister van Financiën blijkt dat Financiën accoord ging met de toewijzing van de Würzburg-verzameling aan de Bank, ‘mits uw instelling bereid is eventuele rechtsherstel aanspraken, welke gedepossedeerden mochten blijken te hebben te honoreren’. De Bank antwoordde op 9 januari 1951 dat zij aanspraken uit rechtsherstel zou honoreren. Uit deze bron werden toen 736 munten - en later in 1952 79 munten - door de Bank overgenomen ten behoeve van haar numismatische verzameling.
2.2
LiRoS: de ‘roofbank’
Op 8 augustus 1941 riep de Duitse bezetter de Dienststelle Lippmann Rosenthal & Co, Sarphatistraat (LiRoS) in het leven. De naam Lippmann, Rosenthal & Co was de handelsnaam van een gerenommeerd, in 1859 opgericht joods bankiershuis in Amsterdam, dat gevestigd was in de Nieuwe Spiegelstraat. De Duitsers gaven hun Dienststelle in de Sarphatistraat
fa/00548
- 4 -
26 februari 1998
1) opzettelijk de naam van deze in joodse kringen vertrouwde instelling. Dit was echter bewuste misleiding: ‘Te stelen onder een Joodse naam, te grijpen met een hand, die aan een Joodse hand herinnerde, en dat dan te doen bij Joden zelf, dat is een pikanterie waaraan men het hele karakter der Duitse bezettingstactiek af kan lezen’ 2). De ‘roofbank’ stond in feite los van het oude bankiershuis, dat zijn zaken voortzette op het oude adres 3) en na de bevrijding weer onder de vooroorlogse leiding kwam te staan 4). Begin 1948 werd aan de naamsverwarring een einde gemaakt, toen de naam van LiRoS veranderd werd in Liquidatie Vermögens Verwaltung Sarphatistraat (LVVS).
De joodse Nederlanders genoemd in artikel 4 van de Verordening 189/1940 werden op 8 augustus 1941 verplicht hun contante geld te storten op een rekening bij LiRoS. Op die datum wordt de verordening 148/41 betreffende de behandeling van het joodse geldelijk vermogen van kracht en hiermee wordt een begin gemaakt met het onderbrengen van geldelijke vermogens van joodse natuurlijke personen bij LiRoS. Verder moesten zij hun effecten in depot geven en tegoeden en deposito’s bij banken, spaarkassen en andere geld- en kredietinstellingen overboeken naar een op hun naam te openen rekening bij LiRoS (de depotplicht gold niet voor personen met een zuiver vermogen minder dan f 10.000 of met een belastbaar inkomen van minder dan f 3.000). 1) Later is de naam van deze straat gewijzigd in Muiderschans. 2) A.J. Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging 1940-45. Amsterdam 1985, 92. 3) Over de verhouding tussen beide het volgende. A. Flesche was in juni 1940 aangesteld als Verwalter van de firma Lippmann, Rosenthal & Co., Nieuwe Spiegelstraat, en na 8 augustus 1941 ook van kantoor Sarphatistraat. In augustus 1943 wordt O. Witscher benoemd tot Verwaltungstreuhändler van het kantoor Sarphatistraat, maar blijft Flesche ook tekenbevoegdheid behouden voor LiRoS. Op 1 juni 1945 verklaren de beheerders van LiRoS, de heren Masthoff en Roos, ‘dat ons niet is gebleken dat tusschen de door ons beheerde onderneming en de firma Lippmann, Rosenthal & Co., kantoor houdende Nieuwe Spiegelstraat 6-8, een rechtsband bestaat of ooit heeft bestaan’. In het eindverslag uit 1958 van de beheerders-vereffenaars LVVS wordt LiRoS een ‘schijnfiliaal’ genoemd. In een notitie van 31 augustus 1944 merkt
de Bank, op dat LiRoS ambtshalve is aangemeld in augustus 1943 voor het ‘Bankenregister’ en aangemerkt moet worden als ‘Deutsche Dienststelle’.
fa/00548
- 5 -
26 februari 1998
Op 21 mei 1942 werd Verordening 58/1942 van kracht. Deze bepaalde dat alle vorderingen van en op joodse burgers schriftelijk bij LiRoS moesten worden aangemeld. Diezelfde Verordening verplichtte joodse burgers ‘Collecties van alle soorten, kunstvoorwerpen, voorwerpen van goud, platina of zilver, alsmede bewerkte of onbewerkte edelsteenen, halfedelsteenen en parels (...)’ in te leveren bij LiRoS 5). Munten vielen onder voorwerpen van goud, enz. De hier bedoelde inlevertermijn eindigde op 30 juni 1942, maar tot juni 1944 werden bij LiRoS aangebrachte munten geadministreerd.
De ingeleverde goederen, waaronder munten, werden door LiRoS te gelde gemaakt en voor de opbrengst werd de eigenaar gecrediteerd. Deze mocht tot een bepaald maximum bedrag over dit tegoed beschikken. Begin 1943 werden alle rekeningen op één Sammelkonto gebracht. Het te gelde maken vond plaats tussen januari 1943 en september 1944 6).
Bij het zoeken naar mogelijke kopers maakte LiRoS gebruik van ter zake deskundige taxateurs, tussenpersonen en veilinghuizen. Vooraanstaand in verband met verzamelmunten was de firma J. Schulman, sinds 1902 gevestigd te Amsterdam.
2.3
Numismatische verzameling van de Bank
De numismatische verzameling van de Bank ontstond in de 19e eeuw onder het presidentschap van W.C. Mees (1863-1884), maar werd voortgezet door zijn opvolgers N.G. Pierson (1885-1891) en N.P. van den Berg (18911912). De collectie omvatte toen ongeveer 1.000 Nederlandse munten. De collectie werd langzaam door schenkingen (mr G. Vissering) en aankopen uitgebreid. In 1926 besloot de directie naast de muntcollectie tot aan4) In 1968 smolt Lippmann, Rosenthal & Co samen met de Hollandse Koopmansbank te Utrecht. 5) Verordening 58/1942: Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende de behandeling van joodsche vermogenswaarden, Afdeling III, artikel 10. 6) Vgl. J. Brands en J.C. Brezet, Bedrijfseconomische notities. Nogmaals: Lippmann, Rosenthal & Co, Sarphatistraat. In: EconomischStatistische Berichten, 30 maart 1949, 259-260.
fa/00548
- 6 -
26 februari 1998
leg van een verzameling bankbiljetten en stelde een conservator aan voor het beheer van de munten- en waardepapierverzameling. Sindsdien was er sprake van een professioneel en actief verzamel- en aankoopbeleid voor de historische collectie. Met dit verzamelbeleid voegde de Bank zich overigens bij collega-centrale banken in Europa, die alle historische collecties van munten en bankbiljetten aanlegden.
2.3.1
Munttransacties ten behoeve van de verzameling van de Bank
Zoals hiervoor al is gezegd, is ons niet gebleken dat de Bank ten behoeve van haar verzameling aangemelde en vrijgestelde verzamelingen van munten en verzamelstukken tijdens de oorlog zou hebben ingekocht. Wel zijn uit de zogenaamde Würzburg-verzameling na de oorlog in 1949 736 munten en in 1952 nog 79 munten door de Bank overgenomen ten behoeve van haar muntenverzameling.
Tijdens de periode 1940-1945 werden, zo leert tabel 1, ten behoeve van de verzameling, munten (en papiergeld) aangekocht tot een totaal van ruim f 95.000,- en werden ‘doubletten’ afgestoten tot een bedrag van bijna f 9.500,-. Voor iedere aankooptransactie was het fiat van de directie nodig. Uit de desbetreffende administratie (Aanwinstenregister van de muntverzameling en waardepapierverzameling 1928-1946; ‘repertoria’; ‘onkostenboeken’ en ‘memorialen’) blijkt dat in de periode mei 1940 tot maart 1945 negentien aankopen plaatsvonden voor bedragen variërend van f 2,- tot f 65.000,- en drie verkopen van doubletten, waaronder één aan de firma Schulman (oktober 1943) en twee aan medewerkers van de Bank (oktober 1943 en maart 1945) tot een totaalbedrag van f 9.436,40. Van de negentien aankopen betroffen twee transacties (mei/oktober 1940) munten (en bankbiljetten) die vermoedelijk afkomstig waren van de agentschappen Groningen en Leeuwarden en van ‘s Rijks Munt; twee aankopen (maart 1942) betroffen (bankbiljetten en) munten door de kassier-generaal van de Bank; in vijf gevallen (december 1940; januari, maart, mei 1941; oktober 1942) geschiedde de aankoop bij de firma J. Schulman, in één geval (april 1944) bij Van Stockum’s Antiquariaat te ‘s Gravenhage. Eén aankoop (à f 3.500,-) geschiedde op grond van een advertentie (december 1941) in een dagblad, waarbij een ‘zeldzame col-
fa/00548
- 7 -
26 februari 1998
lectie oud papierengeld’, bestaande uit bank- en noodbiljetten, werd aangeboden; voor f 460,- werden ook 37 munten (Leids noodgeld en zilveren munten) bij die koop betrokken. De grootste aankoop (f 65.000,-) betrof de privé-verzameling van mr G.W.A. de Veer (directeur van een hypotheekbank en in zijn vrije tijd conservator van het Zeeuws Penningenkabinet), die door bemiddeling van de firma Schulman in januari 1943 plaatsvond. In vijf gevallen is de verkoper ‘onbekend’ en op geen enkele wijze meer te traceren uit de beschikbare administratieve bescheiden. Centraal bij de meeste transacties stond de firma J. Schulman, niet alleen bij koop en verkoop, maar ook bij taxaties. Helaas is het archief van de firma in 1989 vernietigd, waardoor deze informatiebron is opgedroogd. Tabel 1 geeft een overzicht van alle munttransacties uit de periode 1940-1952. Tabel 1
Aankoop verzamelmunten 1940-1945
________________________________________________________________________________________________ Jaar
Maand
Herkomst/ verkoper
Aantal munten
Bedrag (in glds)
__________
__________
________________
__________
__________
1940
oktober december
‘s Rijksmunt J. Schulman
6 52
2,86 81,40
1941
januari maart mei december
J. J. J. J.
8 6 28 37
20,50 85,00 146,25 460,00
1942
maart oktober
Kassiergeneraal DNB J. Schulman
1943
januari
G.W.A. de Veer
1944
februari april augustus
LiRoS I Van Stockum LiRoS II
Totaal bedrag per jaar (in glds) __________
82,26 Schulman Schulman Schulman Fuldauer
711,75 69 10
64,85 176,00 a) 240,85
1.497
65.000,00
2.138 32 ca 220
24.550,00 968,98 5.065,00
65.000,00
30.583,98 Verkoop door de Bank van verzamelmunten 1940-1945
1943 1945
oktober oktober maart
Koper: J. Schulman F.G. Hartjes P. ten Cate
185 20 ca 985 b)
1.900,00 12,40 7.524,00
1940-1945 inlevering (35 ton goud, wo munten) op grond van Deviezenverordening: f 71 mln Hieraan onttrokken voor verzameling c): Herkomst: 1949 oktober Goudvoorraad DNB 736 21.210,65 1952 juni Goudvoorraad DNB 79 2.435,20 ________________________________________________________________________________________________ a) b) c)
Tevens nog voor f 254 bankpapier. 59 kavels overige munten en 60 gouden munten, alle afkomstig van LiRoS. Hieronder bevond zich ten minste één munt afkomstig van LiRoS.
fa/00548
- 8 -
26 februari 1998
Onderscheid moet worden gemaakt tussen ‘gebruikelijke aanschaffingen’ die op basis van vrijwilligheid plaatsvonden en die welke samenhingen met Duitse dwang en roof.
Twee transacties betreffen aankopen van LiRoS, respectievelijk in februari (LiRoS I) en in augustus 1944 (LiRoS II). Het zijn deze aankopen waarvan op de bewaard gebleven LiRoS-kaarten melding wordt gemaakt en waarvan in het artikel in Vrij Nederland van 13 december 1997 sprake is.
2.3.2
Nadere analyse van de munttransacties met LiRoS
Alle onlangs teruggevonden 3.317 LiRoS-kaarten, waarvan 205 anonieme (‘Herrenloses Jüdisches Gut’), die indertijd afgezonderd zijn van de in totaal 13.607 Lippmann-claims, zijn zorgvuldig nagezien op aankopen door de Bank. In totaal zijn op negentien kaarten vermeldingen van muntverkopen aan de Bank gevonden. Op de kaarten staat vaak vermeld op welke datum de munten bij LiRoS zijn binnengekomen. Die data lopen van medio 1942 tot juli 1944. LiRoS heeft de in die jaren binnengekomen munten kennelijk bewaard en in februari en augustus 1944 als partijen aan de Bank met de desbetreffende facturen doen toekomen.
Deze handelwijze vloeide voort uit het overleg in 1942 met de Bank, i.c. mr J. Robertson, naar aanleiding van een vraag of verzamelmunten aan de Bank danwel aan LiRoS aangeboden moesten worden. In juli 1942 drong Robertson, waarvan bekend is dat hij persoonlijk een grote belangstelling voor (munten) verzamelingen had, er bij dr A.J. Bühler, de Beauftragte der Reichskommissar bij de Bank, op aan ‘... dass wir zwecks Ergänzung der Münzensammlung unseres Institutes, an gewissen bei der Firma Lippmann, Rosenthal & Co. abgelieferten oder noch abzuliefernden Münzen eine Interesse haben, und wir wären Ihnen deswegen dankbar, falls Sie veranlassen wollten, dass die Firma Lippmann, Rosenthal & Co. sich künftighin vorher mit einem Angebot an uns wendet, ehe Sie die Veräusserung der eingelieferten Sammlungen oder Sammelstücke in irgendeiner anderen Weise zur Hand nimmt’. LiRoS handelde conform dit verzoek en bewaarde de in 1942 en volgende jaren bij LiRoS binnengekomen munten ten
fa/00548
- 9 -
26 februari 1998
behoeve van de Bank. Op 25 februari 1944 (factuur 623 à f 24.550,-), 26 februari 1944 (factuur 624 à f 186,11) en 29 augustus 1944 (factuur 714 à f 5.065,-) werden de partijen aan de Bank overgedragen. De hier genoemde factuur-nummers zijn ontleend aan de LiRoS-kaarten. Van de rekeningen 623, 624 en 714 is in het archief van de Bank alleen rekening nr 623 aangetroffen. De rekeningen 624 en 714 zijn noch in het archief van de Bank, noch in het archief van LVVS (bewaard op het RIOD), noch in dat van het Nederlands Beheers Instituut (NBI) (bewaard op het ARA) teruggevonden. Uit de boekhouding van de Bank zijn deze aankopen echter te reconstrueren.
Factuur 623 bestaat uit 99 posten die van 63 verschillende HR-nummers zijn voorzien 7). Na zorgvuldig onderzoek van de bewaard gebleven LiRoSkaarten bleken zeven HR-nummers te corresponderen met HR-nummers op de bewaard gebleven LiRoS-factuur. In één geval kon worden vastgesteld dat na de oorlog een beheerder was aangesteld over de boedel van rechthebbenden die allen tijdens de oorlog waren omgebracht of na de oorlog zijn omgekomen. De overige 56 HR-nummers moeten op de LiRoS-kaarten hebben gestaan die in 1986 zijn vernietigd. Nader onderzoek is daarom vooralsnog onmogelijk. Factuur 624 betreft waarschijnlijk aankoop van gouden munten tegen de dagprijs van het goud. Deze munten zijn niet opgenomen in de muntenverzameling van de Bank, doch hoogstwaarschijnlijk toegevoegd aan het zgn munten-deviezengoud, waarvan hierboven sprake was. Een en ander is nogmaals samengevat in tabel 2. Tabel 2 Aantal gekochte munten bij LiRoS ____________________________________________________________________
factuur 623 (LiRoS I) factuur 624 factuur 714 (LiRoS II)
gouden munten _____________
overige munten ______________
192 19 20 _____
1.946 200 _____
Totaal van LiRoS gekocht 231 2.416 ____________________________________________________________________
7) Vermoedelijk is dit de door de Duitsers bezetter gebruikte afkorting voor Hausrat.
fa/00548
- 10 -
26 februari 1998
Van de in tabel 2 vermelde munten werden in totaal 1.370 munten opgenomen in de collectie van de Bank: 148 gouden en 1.222 andere munten (zie bijlage, waarin er 1.358 zijn vermeld). Daar de beschrijving van de gouden munten veelal onvolledig is en de overige (zilveren en koperen) munten in het geheel niet door LiRoS werden gedetermineerd, is het ondoenlijk alle 1.370 van LiRoS afkomstige munten te identificeren, mede ook omdat de muntenverzameling vele doubletten bevat.
2.4
Overige aankopen
Analyse van de inventarislijst van de kunstverzameling van de Bank laat zien dat de Bank gedurende de oorlog ten behoeve van haar collectie twee gravures 8) heeft aangekocht alsmede twee muntgewichtdoosjes. De gravure van H. Schoute, met de afbeelding gasthuiskerk, werd aangekocht op 10 december 1941, maar de verkoper is niet meer te achterhalen. (Overigens bezit de Bank van deze kunstenaar nog een tweede gravure.) De andere gravure is van D. Leth en werd aangekocht op 13 december 1943 voor f 218,60 (huidige waarde ongeveer f 4.000,-), maar gegevens over de verkoper of herkomst van deze aanschaf ontbreken. Het eerste muntgewichtdoosje is, blijkens etiket, een 17e-eeuws doosje met de aanduiding ‘weduwe Gulliam de Neve’. Het werd in juli 1940 voor f 25,- ten behoeve van de verzameling gekocht van een particulier. Het andere aangekochte doosje is een 18e-eeuws doosje, waarvan met zekerheid is vastgesteld dat het niet afkomstig is van LiRoS.
2.5 Terugkeer oude Bankleiding en zuivering
Op 7 mei 1945 deelt Bankpresident Trip aan het personeel mede dat door hem de leiding van de Bank is overgenomen van de NSB-directie (met Rost 8) In een artikel van 6 januari 1998 meldde NRC-journalist H. van Wijnen ten onrechte dat de Bank in de oorlog een schilderij van Isaäc Israels had aangeschaft. Het desbetreffende werk, ‘De Munttoren’, kocht zij in mei 1957 op een veiling van Mak van Waay. Het werd in 1965 op een tentoonstelling als familiebezit herkend door een in Israel woonachtige vrouw. Haar moeder had het werk in de oorlog moeten afstaan aan Lippmann, Rosenthal & Co. Hoewel de Bank het doek aantoonbaar te goeder
fa/00548
- 11 -
26 februari 1998
van Tonningen, Robertson en Bijleveld) en alle personeelsleden die lid waren van de NSB terstond zijn ontslagen. Voorts kondigde hij een zuivering aan, waarvoor een commissie onder leiding van kassier-generaal mr C.W. Ritter 9) werd gevormd die de Bankdirectie zou adviseren.
Op 30 augustus 1945 heeft de Bankdirectie, gehoord de Commissie van Advies inzake zuivering van personeel, openlijk enkele personeelsleden berispt voor hun ‘gedurende de Duitsche bezetting aangenomen houding’. Ook de archivaris, die de muntenverzameling beheerde, kreeg een openlijke afkeuring. Als fanatiek verzamelaar schroomde de archivaris niet met Robertson, die dezelfde numismatische verzamelwoede had, nauw samen te werken. De veronderstelling dat de hierboven geciteerde brief van juli 1942 de beheerder van de muntenverzameling bekend was, lijkt verantwoord. In het rapport van de Zuiveringscommissie wordt hem de aankoop van de LiRoS-munten echter niet aangerekend, maar de commissie was, blijkens een aantekening, hiervan wel op de hoogte. Overigens schijnt het feit dat de muntenverzameling in december 1944 niet met het muntendeviezengoud naar Meppel en Duitsland is afgevoerd, mede te danken te zijn aan de meer dan grote zorg die de archivaris voor ‘zijn’ collectie aan de dag legde: hij schroomde niet, via zijn relatie met Robertson, de belangstelling die ‘een ryksduitsche verzamelaar’ voor LiRoS II aan de dag legde, te trotseren 10). Erg veel aandacht kreeg de kwestie van de LiRoS-aankopen echter niet.
2.6
Rechtsherstel en de Bank
Op 25 mei 1945 werden beheerders over LiRoS aangesteld. In 1948 verandert het Nederlands Beheersinstituut (NBI) de naam LiRoS in LVVS (Liquidatie Vermögens Verwaltung Sarphatistraat). In 1958 werd de liqui-
trouw had aangeschaft, heeft zij het aan de vrouw teruggegeven. Het betrof dus geen aankoop door de Bank bij LiRoS tijdens de oorlog. 9) Mr C.W. Ritter, kassier-generaal van de Nederlandsche Bank, speelde met de gebroeders Walraven en Gijs van Hall - oprichters van het Nationaal Steun Fonds, de ‘bankiers van het verzet’ - een centrale rol bij de verwisseling van de schatkistpromessen ten behoeve van de financiering van het verzet. Zie bijvoorbeeld G. van Hall, Ervaringen van een Amsterdammer, Amsterdam 1976, pp 65-82. 10) Correspondentie 18 juli en 28 augustus 1944.
fa/00548
- 12 -
26 februari 1998
datie afgesloten en op 1 januari 1958 werden de activa (effecten, vorderingen en goederen) overgenomen door Waarborgfonds Rechtsherstel (WR), dat op 15 januari 1948 was ingesteld. Op 19 juli 1956 kocht WR de boedels van LVVS en VVRA (Vermögensverwaltung und Renteanstalt) met de verplichting uit deze boedels 90% uit te keren aan de crediteuren op LVVS en 85% op VVRA. De op 1 januari 1958 nog niet afgehandelde vorderingen op LVVS werden door WR overgenomen. Bij Koninklijk Besluit van 30 oktober 1959 werden vorderingen van niet verschenen rechthebbenden ter beschikking gesteld van het Joods Maatschappelijk Werk (JMW).
Uit een door ons verricht steekproefonderzoek op basis van de namen, ontleend aan de LiRoS-kaarten, in de dossiers van het NBI (die in het ARA bewaard worden), blijkt dat de Bank geen initiatief heeft ontplooid de Raad voor het Rechtsherstel te informeren over de LiRoS-munten.
In één geval - het betrof een casus waarin de gedepossedeerde en zijn hele gezin waren omgekomen en de bewindvoerder zich beperkte tot de reconstructie van het effectenbezit en het onroerend goed - bevatte het dossier geen enkele verwijzing naar de ingenomen munten. Onwetendheid bij de bewindvoerder, of wellicht de overweging dat de relatief bescheiden bedragen een verder onderzoek niet loonden, bieden hiervoor een verklaring.
Het tweede geval betrof een firma die via het kantoor Arnhem van de Amsterdamse Bank in juli 1940 36 gouden munten krachtens de Deviezenverordening 1940 inleverde. Bij de zeven gouden rijders staat op het desbetreffende formulier aangetekend ‘vrij’. In juni 1944 zijn deze zeven gouden rijders bij de LiRoS ingeleverd en op 29 augustus (factuur 714) aan de Bank verkocht voor f 1.500,-. Het zijn deze zeven gouden munten waarvoor van Duitse zijde duidelijke belangstelling was getoond. Na de oorlog werden de meubelwinkel en de goederen tijdelijk onder beheer gesteld. Het beheer werd op 1 november 1946 opgeheven. De beheerder, die employé was van de Amsterdamse Bank, meldde dat aan LiRoS waren ingeleverd vijf gouden rijders en twee halve gouden rijders ‘ingevolge verordening joodsch geldelijk vermogen’. Op de vermogensopstelling is sprake van een vordering à f 1.480,- ingediend bij LiRoS. Aan het slot
fa/00548
- 13 -
26 februari 1998
van zijn overzicht noteert de beheerder: ‘Van de geclaimde fondsen bij Lippmann Rosenthal komt zoo goed als niets terecht’.
Hoewel de Bank zich passief opstelde inzake het rechtsherstel, werd er bij de Bank een aantal claims inzake rechtsherstel ingediend, zoals het archief van de Bank leert. Het desbetreffende verhaal is het volgende. Een bank X in Nederland, behartigend de belangen van zijn in New York verblijvende joodse cliënt A, had in juli 1940 krachtens de Deviezenverordening 1940 enkele gouden munten van de cliënt A bij de Bank aangemeld. Inlevering was niet nodig omdat het een verzameling betrof. In 1942 levert bank X krachtens Ver. 58/1942 meer dan 200 gouden munten bij LiRoS, waarop LiRoS deze munten in december 1942 als deviezengoud aan de Bank verkoopt met het verzoek ‘ons voor de tegenwaarde op onze rekening te crediteeren’. Op één enkele munt na die in de muntenverzameling van de Bank werd opgenomen, zijn deze munten, tezamen met het zgn Deviezengoud, uiteindelijk op 8 december 1944 via Meppel naar Duitsland afgevoerd. In oktober 1948 werd dat goud gerecupereerd. In februari 1965 vroeg cliënt A van bank X bij de Bank om inlichtingen over zijn bij de Bank krachtens Deviezenverordening 1940 aangemelde ‘kleine verzameling gouden munten’. Die ene specifieke munt waarvoor cliënt A speciale belangstelling toonde, bleek inderdaad in de muntenverzameling van de Bank te zijn opgenomen, waardoor de kwestie in der minne kon worden geregeld.
Belangrijk is de vraag hoe de Bank zelf dacht over haar aankopen van LiRoS en of men zich van dat verleden bewust was, zeker nadat incidentele claims waren binnengekomen en gehonoreerd. Twee interne nota’s uit 1961 en 1965 geven hierover uitsluitsel. Op 14 januari 1961 schrijft de waarnemend chef Secretarie aan de directie: ‘Na de oorlog is deze aangelegenheid aan onze aandacht ontsnapt. Het ware juist geweest, indien wij via de toen in het leven groepen instanties rechtsherstel zouden hebben aangeboden. Dit is niet gebeurd en de zaak is immer gebleven zoals hij was. (...) De vraag rijst alleen of wij dit rechtsherstel slechts moeten verlenen aan hen, die daarom vragen, of dat wij, nu wij met dit probleem geconfronteerd zijn, actief naar gedepossedeerden moeten gaan zoeken, teneinde rechtsherstel aan te bieden. Dit laatste zal wellicht enige openbaarheid vorderen, die kan leiden tot de vraag, waarom wij daarmee nu pas beginnen. Dit heeft ons doen nagaan, wat de financiële consequenties zijn van rechtsherstel. Te dien einde hebben wij de in 1944 betaalde taxatieprijs van een groot aantal gouden
fa/00548
- 14 -
26 februari 1998
munten vergeleken met de laatste veilingprijzen (bij Schulman) van dezelfde munten. Wij zijn daarbij tot de ontdekking gekomen, dat over het algemeen de huidige prijzen niet onaanzienlijk lager liggen dan in 1944. Het wil ons derhalve voorkomen, dat wij zonder bezwaar het actief aanbieden van rechtsherstel achterwege kunnen laten. Tegenover ieder verwijt hierover kunnen wij antwoorden, dat rechtsherstel in dit geval voor gedepossedeerden ongunstig zou zijn uitgekomen. Tenslotte merken wij nog op, dat afgifte van de zich in onze collectie bevindende munten geen onoverkomelijk bezwaar vormt. De collectie buitenlandse munten is secundair’ 11). Op 25 augustus 1965 geeft de chef Archief en Bibliotheek aan de directeur-secretaris van de Bank naar aanleiding van een verzoek om informatie over in de oorlog ingeleverde munten ‘een exposé van het bezit aan verzamelmunten, waarvan zou kunnen worden gesteld dat zij op een minder elegante wijze in het bezit van de Bank zijn gekomen’. Over de ‘minder elegante wijze’ waarop de Bank aan een deel van haar muntencollectie is gekomen, rept de chef Archief in 1967 niet meer. In een notitie aan chef Secretarie, dd 6 maart 1967, schrijft hij naar aanleiding van een verzoek via de Geschäftstelle der Landgerichts Berlin om informatie over ingeleverde munten: ‘Bovendien staat onomstotelijk vast dat de Bank de in haar verzameling aanwezige munten niet verkreeg door aankoop van Lippmann, Rosenthal & Co., Sarphatistraat, het zij als deviezengoud dan wel als verzamelmunten’ 12). Er moet hier naar ons oordeel sprake zijn geweest van een geheugenstoornis.
3
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven analyse kan worden vastgesteld dat de Bank ten behoeve van haar verzameling in 1944 148 gouden en 1.222 andere (zilveren en koperen) munten heeft gekocht van LiRoS tegen betaling van f 22.091,-. Dit is na aftrek van de weer doorverkochte munten ter waarde van f 7.524,00. Derhalve bedroegen de totale (bruto) aankopen van LiRoS f 29.615,00. Tot deze aankopen was de Bank niet verplicht. De
11) ADNB 1.8/99/38/1. Beschadigingen. Aanvechtbaar bezit in muntencollectie. Notitie aan directie dd 14 januari 1961. 12) ADNB 1.8/99/38/1. Beschadigingen. Aanvechtbaar bezit in muntencollectie. Notitie aan chef Secretarie dd 6 maart 1967.
fa/00548
- 15 -
26 februari 1998
huidige waarde van deze munten kan, uitgaande van een door ons gemaakte taxatie voor verzamelmunten 13), worden geraamd op f 250.000,-.
Van de op grond van de Deviezenverordening 1940 door de Bank verkregen munten is de Bank door bij de wet verplichte koop eigenares geworden. De 736 gouden munten die in 1949 door de Bank zijn aangekocht, behoorden tot een restant deviezengoud dat met instemming van de Minister van Financiën na recuperatie uit Duitsland aan de Bank onder verrekening is overgedragen. De Bank verplichtte zich eventuele aanspraak tot rechtsherstel te honoreren 14). Een klein aantal van de desbetreffende munten is aan de oorspronkelijke eigenaren tegen betaling teruggegeven. Tegen de afspraak in heeft de Bank een deel van deze munten doorverkocht aan Schulman.
De aankoop van munten bij LiRoS is vooral uitvloeisel geweest van de monomane verzameldrift van de toenmalige conservator, die daarin werd gesteund door de toenmalige Bankdirectie, in het bijzonder mr J. Robertson. Dit aankoopbeleid was onnodig uit Bankbelang, opportunistisch en getuigde van onvermogen zich in te leven in de ongewone omstandigheden waaronder het aanbod van de munten door LiRoS mogelijk was geworden.
Met betrekking tot het naoorlogse rechtsherstel heeft de Bank een afwachtende houding aangenomen en geen initiatief genomen waaruit zou blijken dat de LiRoS-aankopen uit zedelijk oogpunt moest worden betreurd. Wel heeft de Bank in de enkele gevallen dat munten werden teruggevraagd naar beste weten de desbetreffende claims gehonoreerd. Het aantal is echter gering gebleven en doet niets af aan de indruk van afwachtend gedrag inzake rechtsherstel.
Amsterdam, 26 februari 1998
Prof dr M.M.G. Fase
Prof mr J.Th. de Smidt
13) Op basis van catalogi en veilingprijzen. 14) Brief van de Bank, dd 9 januari 1951 aan de Minister van Financiën.
Bijlage
M U N T E N C O L L E C T I E DNB; IN 1944 VAN LIROS AANGEKOCHTE EN IN DE BANKCOLLECTIE OPGENOMEN MUNTEN
nr
muntnr
omschrijving
------------------------ E U R O P A -------------------------------------------------ANTIEKEN ROMEINSE REPUBLIEK 1 127.1 denarius Gaius Cato 2 127.2 denarius Paullus Aemilius Lepidus 3 127.3 denarius Titus Carisius 4 127.4 denarius Caius Julius Caesar 5 127.5 denarius Caius Julius Caesar 6 127.6 denarius Publius Clodius Marci filius 7 127.7 denarius Marcus Antonius 8 127.8 denarius? Marcus Antonius 9 128.1 denarius? Marcus Antonius ROMEINS KEIZERRIJK 10 128.2 sestertius Julius Caesar en Octavianus 11 128.3 quinarius Octavius Augustus 12 128.4 as Octavius Augustus 13 128.5 as (Lyon) Octavius Augustus 14 128.6 as Octavius Augustus 15 128.7 as Octavius Augustus 16 128.8 as Octavius Augustus 17 128.9 sestertius Octavius Augustus 18 128.1 as Agrippa 19 128.11 as Agrippa en Augustus 20 128.12 as Germanicus 21 128.13 sestertius Caligula 22 129.1 as Claudius 23 129.2 as Nero 24 129.3 denarius Nero 25 129.4 as Vespasianus 26 129.5 denarius Vespasianus 27 129.6 as Titus 28 129.7 as Domitianus 29 129.8 denarius Domitianus 30 129.9 as Domitianus 31 129.1 dupondius Domitianus 32 130.1 denarius Nerva 33 130.2 denarius Trajanus 34 130.3 denarius Trajanus 35 130.4 sestertius Trajanus 36 130.5 as Faustina Mater 37 130.6 sestertius Marcus Aurelius 38 130.7 sestertius Faustina Junior 39 130.8 denarius Julia Domna 40 130.9 sestertius Maximus 41 131.1 quinarius Claudius II 42 131.2 quinarius Constantinus I ALEXANDRIA
Metaal
Ag Ag Ag Ag Ag Ag Ag Ag Ag Cu Ag Cu Cu Cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu ag cu ag cu cu ag cu cu ag ag ag cu cu cu cu ag cu cu cu
43 44 45 46
131.3 131.4 131.5 131.6
tetradrachme Nero tetradrachme Trajanus tetradrachme Trajanus tetradrachme Hadrianus
BELGIë BRABANT, hertogdom 47 132.1 denier Godfrieden 48 132.2 denier Hendrik I 49 132.3 denier van Brussel 50 132.4 denier van Thienen 51 132.5 sterling Jan I Brussel 52 132.6 sterling Jan I Maastricht 53 132.7 sterling Jan I mmr Walther 54 132.8 sterling Jan II 55 132.1 groot roozebeeker 1384 Johanna en Philips 56 133.1 zwarte corte zj Karel V 57 133.2 dubbele souverain 1647 Philips IV 58 133.3 patagon 1709 Karel III 59 133.4 ½ liard 1749 Maria Theresia 60 133.5 souverain d'or 1756 Maria Theresia 61 133.6 dubbele souverain d'or 1766 Maria Theresia 62 133.7 dubbele liard 1778 Maria Theresia DOORNIK, heerlijkheid 63 133.8 oort 1590 Philips II 64 133.9 dukaton 1633 Philips IV HENEGOUWEN, graafschap 65 133.1 ridder Margaretha v Constantinopel 66 133.11 sterling Jan II van Avesnes 67 133.12 sterling Jan II van Avesnes 68 134.1 billonmunt Jan IV HORNE, heerlijkheid/graafschap 69 134.2 sprenger zj Philips v Montmorency LUIK, bisdom 70 134.3 plaquette 1751 Jan Theodoor v Beieren NAMEN, graafschap 71 134.4 sterling Guido v Dampierre RECKHEIM, heerlijkheid 72 134.5 daalder zj Willem v Vlodorp 73 134.6 duit zj Ferdinand v Aspremont 74 134.7 duit 1660 Ferdinand v Aspremont RUMMEN, heerlijkheid 75 135.1 muntje zj Johanna v Wesemael STAVELOT, abdij 76 135.2 thaler 1567 Christof v Manderscheid VLAANDEREN, graafschap 77 135.3 dubbele groot Jan zonder Vrees 78 135.4 gouden rijder Philips de Goede 79 135.5 dubbele groot Philips de Goede 80 135.6 dubbele patard Karel de Stoute 81 135.7 dubbel vuurijzer 1477 Maria v Bourgondie 82 135.8 bourgondische kruisdaalder 1568 Philips II 83 135.9 ¼ patagon zj Albert en Isabella
ag ag ag ag
ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag/cu au ag cu au au cu cu ag ag ag ag cu ag ag ag ag cu cu cu/bi ag ag au ag ag ag ag ag
84 135.1 dukaton 1633 Philips IV 85 135.11 gouden kroon 1642 Philips IV 86 136.1 dukaton 1673 Karel II VERENIGDE BELGISCHE GEWESTEN, republiek 87 136.2 dubbele liard 1790 BELGIë, koninkrijk 88 136.3 2 centimes 1835 Leopold I 89 136.4 5 centimes 1847 Leopold I 90 136.5 25 francs 1848 Leopold I 91 136.6 25 franc 1850 Leopold I 92 136.7 5 franc 1853 Leopold I 93 136.9 franc 1830 Leopold II 94 136.1 franc 1886 Leopold II 95 136.11 5 centime 1895 Leopold II 96 136.12 10 centime 1898 Leopold II 97 136.14 5 centime 1902 Leopold II 98 136.15 2 centime 1905 Leopold II 99 136.16 5 centime 1907 Leopold II 100 136.17 2 frank 1912 Albert 101 136.18 25 centime 1921 Albert 102 136.19 10 centime 1926 Albert 103 136.2 5 centime 1927 Albert 104 136.21 frank 1928 Albert 105 136.22 frank 1929 Albert 106 136.25 5 frank 1933 Albert 107 136.26 frank 1934 Albert 108 136.27 5 frank 1939 Leopold III 109 136.28 frank 1943 Leopold III 110 136.29 10 centime 1814 Antwerpen (noodmunt) 111 136.3 5 centime zj Colonies Agricoles de Bien. B U L G A R IJ E 112 265.1 2 lewa 1925 Boris III 113 265.2 50 lewa 1930 Boris III 114 265.3 10 lewa 1930 Boris III 115 265.4 5 lewa 1930 Boris III 116 265.5 50 lewa 1934 Boris III DENEMARKEN 117 137.2 dikkelhalve krone 1624 Christiaan IV 118 137.3 dukaat 1647 Christiaan IV 119 137.4 2 skilling 1662 Frederik III 120 137.5 1/16 rigsdaler 1667 Frederik III 121 137.6 2 skilling 1667 Frederik III 122 137.7 2 skilling 1693 Christiaan V 123 137.8 8 skilling 1704 Frederik IV 124 137.9 2 skilling 1712 Frederik IV 125 137.1 12 skilling 1720 Frederik IV 126 137.11 12 mark 1759 Frederik V 127 137.12 24 skilling Frederik V 128 137.13 2 skilling 1780 Christiaan VII 129 137.14 1/15 rigsdaler 1801 Christiaan VII 130 137.15 2 skilling 1801 Christiaan VII 131 137.16 1/5 rigsbankskilling 1842 Christiaan VIII 132 137.17 4 skilling 1854 Frederik VII
ag au ag cu cu cu au au ag ag ag cu ni ni cu ni ni ni ni ni ni ni ni ni ni ni cu cu ni ag ni ni ag ag au ag ag ag ag ag ag ag au ag ag ag ag cu ag
133 137.18 öre 1875 Christiaan IX 134 137.19 25 öre 1900 Christiaan IX 135 137.2 10 öre 1904 Christiaan IX 136 137.21 25 öre 1907 Frederik VIII 137 137.22 5 öre 1918 Christiaan X 138 137.23 2 öre 1918 Christiaan X 139 137.24 öre 1918 Christiaan X 140 137.25 2 kroner 1923 Christiaan X (25jr huwelijk) DUITSLAND HEILIGE ROOMSE RIJK 141 138.1 keizerschild (1338) Antwerpen Lodewijk IV 142 138.2 3 mark 1754 Aken ANHALT 143 138.3 3 mark 1914 Friedrich II ANHALT-BERNBURG 144 138.4 1/6 Thaler 1856 Alexander Carl 145 138.5 thaler 1862 Alexander Carl BADEN 146 138.6 kreuzer 1732 Karl Wilhelm 147 138.7 2 kreuzer 1742 Karl Friedrich (bevoogd) 148 138.8 10 kreuzer 1772 Karl Friedrich (bevoogd) 149 138.9 6 kreuzer 1816 Karl Ludwig Friedrich 150 138.1 thaler 1829 Ludwig 151 138.11 6 kreuzer 1832 Leopold 152 138.12 3 kreuzer 1834 Leopold 153 138.13 gulden 1838 Leopold 154 138.14 ½ gulden 1845 Leopold 155 138.15 kreutzer 1863 Friedrich I 156 138.16 5 mark 1877 Friedrich I 157 138.17 2 mark 1903 Friedrich I BAMBERG, bisdom 158 138.18 4 kreuzer 1696 Lothar Franz v Schönborn 159 138.19 4 kreuzer 1698 Lothar Franz v Schönborn 160 138.2 4 kreuzer 1700 Lothar Franz v Schönborn 161 138.21 groschen 1766 Adam Friedrich v Seinsheim BEIEREN 162 138.22 4-dukaten 1665 Ferdinand Maria 163 139.1 3 kreuzer 1752 Maximiliaan Joseph III 164 139.2 dukaat 1809 Maximiliaan Joseph IV 165 139.3 3 kreuzer 1835 Ludwig I 166 139.4 6 kreuzer 1847 Ludwig I 167 139.5 6 kreuzer 1850 Maximiliaan II 168 139.6 thaler 1865 Ludwig II 169 139.7 kreuzer 1865 Ludwig II 170 139.8 kreuzer 1866 Ludwig II 171 139.9 2 mark 1876 Ludwig II 172 139.1 5 mark 1877 Ludwig II 173 139.11 3 mark 1909 Otto 174 139.12 2 mark 1911 Otto 175 139.13 3 mark 1914 Ludwig III BENTHEIM 176 139.14 5 pfennig 1659 Moritz BENTHEIM-TECKLENBURG-RHEDA
cu ag ag ag fe fe fe ag
au ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag cu au ag ag ag ag ag au ag au ag ag ag ag ag ag ag au ag ag ag cu
177 139.15 1/16 reichsthaler Johann Adolph BERG 178 139.16 wappenturnois zj Wilhelm II 179 139.17 rader-albus zj Adolph BONN 180 140.1 25 pfennig 1920 (noodmunt met Beethoven) BRANDENBURG 181 140.2 groschen 1545 Johann von Küstrin BRANDENBURG-ANSBACH 182 140.3 thaler 1777 Alexander BRANDENBURG-BAYREUTH 183 140.4 20 kreuzer 1764 Friedrich-Christian 184 140.5 thaler 1766 Friedrich-Christian 185 140.6 10 kreuzer 1766 Friedrich-Christian BRANDENBURG in Franken 186 140.7 goudgulden 1505 Friedrich 187 140.8 thaler 1539 Georg und Albrecht 188 140.9 1/6 thaler 1676 Johann Friedrich BRANDENBURG in de Marken 189 140.1 hohlpfennig Friedrich I-II BREMEN 190 140.11 4 grote 1660 191 140.12 schwaren 1708 192 140.13 schwaren 1730 193 140.14 thaler 1864 'opening beurs 1864' 194 140.15 ½ thaler 1864 (36 grote) 195 140.16 thaler 1865 '2e schuttersfeest' 196 140.17 thaler 1871 'vrede 10 mei 1871' BREMERHAVEN 197 140.18 3 mark 1927 '100 jaar Bremerhaven' BRESLAU 198 141.1 groschen 1508 Johann v Turzo BREZENHEIM 199 141.2 ½ thaler 1790 Karl August BRUNSWIJK-LUNEBURG-Wolfenbüttel 200 141.3 4 Mariengroschen 1679 Rudolf August 201 141.4 24 Mariengroschen 1687 Rudolf August + Anton 202 141.5 6 Mariengroschen 1689 Rudolf August + Anton 203 141.6 24 Mariengroschen 1695 Rudolf August + Anton 204 141.7 5 thaler 1763 Karl I 205 141.8 pfennig 1774 Karl I 206 141.9 4 Mariengroschen 1782 Karl Wilhelm Ferd. 207 141.1 2 Mariengroschen 1787 Karl Wilhelm Ferd. 208 141.11 2 Mariengroschen 1789 Karl Wilhelm Ferd. 209 141.12 1/12 thaler Doppelgroschen 1803 KWF BRUNSWIJK-LUNEBURG-Luneburg 210 142.1 2 Mariengroschen 1663 Ernst August 211 142.2 4 Mariengroschen 1681 Ernst August 212 142.3 4 Mariengroschen 1688 Ernst August 213 142.4 6 Mariengroschen 1711 Georg Ludwig 214 142.5 1/3 thaler 1716 Georg Ludwig 215 142.6 wildemanthaler 1723 Georg Ludwig 216 142.7 4 pfennig 1775 Georg III
ag ag ag al ag ag ag ag ag au ag ag ag ag ag cu ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag au cu ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag
217 142.8 1/6 thaler 1776 Georg III 218 142.9 1/6 thaler 1798 Georg III 219 142.1 2/3 thaler 1805 Georg III 220 142.11 5 thaler 1814 Georg III 221 142.12 4 thaler 1826 Georg IV 222 142.13 3 mark 1915 Ernst August 'regering 1913' BEUER in Westfalen 223 142.14 10 pfennig 1919 noodmunt CASSEL 224 142.15 10 pfennig 1917 noodmunt CONSTANZ 225 143.1 10 kreuzer zj 226 143.2 2 kreuzer 1625 DORTMUND 227 143.3 ¼ stüber 1754 FRANKFURT a/MAIN 228 143.4 thaler 1621 229 143.5 Judenpfennig 1807 230 143.6 Judenpfennig 1809 231 143.7 Judenpfennig 1818 232 143.8 Judenpfennig 1819 233 143.9 Judenpfennig 1819 234 143.1 Judenpfennig 1819 235 143.11 Judenpfennig 1820 236 143.12 ½ gulden 1841 237 143.13 kreuzer 1857 238 143.14 thaler 1858 239 143.15 thaler 1859 '100e geboortedag Schiller' 240 143.16 kreuzer 1859 241 143.17 thaler 1862 'Duitse schuttersfeesten 1862' 242 143.18 thaler 1863 'vorstenbijeenkomst 1863' 243 143.19 kreuzer 1866 GÖTTINGEN 244 143.2 Mariengroschen 1550 GULIK en BERG 245 143.21 3 stüber 1792 Karl Theodor HAGEN 246 265.7 50 pfennig 1917 noodmunt HAMBURG 247 143.22 2 schilling 1689 248 143.23 2 mark 1694 249 143.24 16 schilling 1726 250 143.25 schilling 1727 251 143.26 32 schilling 1809 252 143.27 sechsling 1855 253 143.28 dukaat 1871 254 143.29 5 mark 1876 255 143.3 2 mark 1893 256 143.31 200.000 mark 1923 noodmunt HAMELN 257 144.1 1/24 thaler-groschen 1609 258 144.2 6 Mariengroschen 1669 259 144.3 12 Mariengroschen 1671
ag ag ag au ag ag zi fe ag ag cu ag cu cu cu cu cu cu cu ag br ag ag br ag ag br ag br zi ag ag ag ag ag ag au ag ag al ag ag ag
HAMM 260 144.4 3 pfennig 1736 HANNOVER 261 144.5 3 Mariengroschen 1816 Georg III 262 144.6 3 Mariengroschen 1818 Georg III 263 144.7 thaler 1849 Ernst August 264 144.8 2 pfennig 1849 Ernst August 265 144.9 1/12 thaler 1853 266 144.1 ½ groschen 1858 267 144.11 thaler 1865 'Waterloo' HANNOVER, stad 268 144.12 Mariengroschen 1536 269 144.13 thaler 1872 '4e Duitse Bondsschuttersfeest' HERFORD 270 144.14 zwölfer 1670 HESSEN (-Darmstadt) 271 144.15 10 kreuzer 1727 Ernst Ludwig 272 144.16 6 kreuzer 1827 Ludwig I 273 144.17 gulden 1838 Ludwig II 274 145.1 6 kreuzer 1865 Ludwig III 275 145.2 kreuzer 1866 Ludwig III 276 145.3 pfennig 1871 Ludwig III 277 145.4 5 mark 1877 Ludwig III 278 145.5 2 mark 1891 Ludwig IV 279 145.6 2 mark 1904 Ernst Ludwig '400 jr Hessen' HESSEN-CASSEL 280 145.7 thaler 1766 Friedrich II 281 145.8 ¼ thaler 1766 Friedrich II 282 145.9 1/24 thaler 1784 Friedrich II 283 145.1 thaler 1841 Wilhelm II + Friedrich Wilhelm 284 145.11 2 thaler 1842 Wilhelm II + Friedr.Wilhelm 285 145.12 silbergroschen 1857 Friedrich Wilhelm I HESSEN-HOMBURG 286 145.13 gulden 1846 Philipp 287 145.14 thaler 1863 Ferdinand HILDESHEIM, bisdom 288 145.15 2/3 thaler 1764 Friedrich Wilhelm HILDESHEIM, Stad 289 146.1 1/24 thaler 1688 HOHENLOHE-WALDENBURG 290 146.2 5 kreuzer 1768 291 146.3 kreuzer 1768 HOLSTEIN GOTTORP 292 146.4 1/16 thaler 1604 293 146.5 1/16 reichsthaler 1624 Friedrich III 294 146.6 1/16 reichsthaler 1658 Friedrich III 295 146.7 1/16 reichsthaler 1671 Christian Albert 296 146.8 schilling 1704 Carl Friedrich 297 146.9 6 schilling 1724 Carl Friedrich JEVER 298 146.1 stuiver zj Karl Wilhelm JULICH, CLEVE & BERG 299 146.11 ½ reichsthaler 1803
cu ag ag ag cu ag ag ag ag ag cu ag ag ag ag ag cu au ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag cu ag
KEMPTEN, abdij 300 146.12 thaler 1748 Engelbert v Siegenstein KEULEN, aartsbisdom 301 147.1 goudgulden zj Dietrich II 302 147.2 goudgulden zj Herman IV 303 147.3 4 albus 1719 Joseph Clemens KEULEN, stad 304 147.4 8 heller 1583 305 147.5 goudgulden 1604 306 147.6 8 albus 1635 307 147.7 2 albus 1683 KLEEF, hertogdom 308 147.8 duit 1606 Johann Wilhelm KLEEF onder Brandenburg 309 147.9 stüber 1669 Friedrich Wilhelm 310 147.1 stüber 1670 Friedrich Wilhelm LAUENBURG 311 147.11 2/3 thaler 1830 Friedrich IV LEININGEN 312 147.12 3 kreuzer 1805 Carl Friedrich Wilhelm LIPPE 313 148.1 groschen 1608 Simon IV LIPPE DETMOLD 314 148.2 2/3 thaler 1715 315 148.3 2/3 thaler Simon August 316 148.4 pfennig 1847 LIPPE SCHAUMBURG 317 148.5 2/3 thaler 1761 Wilhelm Friedr. Ernst 318 148.6 thaler 1860 Georg Wilhelm 319 148.7 thaler (3 mark) 1911 Georg LOEWENSTEIN-WERTHEIM 320 148.8 20 kreuzer 1767 Carl Thomas 321 148.9 thaler 1769 Carl Thomas LUBECK 322 149.1 2 pfennig 1607 323 149.2 8 schilling 1729 324 149.3 32 schilling 1797 325 265.8 2 mark 1904 MAAGDENBURG, aartsbisdom 326 149.4 2/3 thaler 1669 August v Saksen-Weiss. MAAGDENBURG, stad 327 149.5 2/3 thaler 1675 MAINZ, stad 328 149.6 5 sols (1793) noodmunt 329 149.7 sol (1793) noodmunt MANSFELD-BORNSTÄTT 330 149.9 ½ thaler 1774 Heinrich MANSFELD-SCHRAPPLAU 331 149.1 groschen 1547 Gebhart VII en Johann Georg I MECKLENBURG 332 149.11 2 schilling 1525 Heinrich V 333 149.12 2/3 thaler 1678 Christian Ludwig MECKLENBURG-SCHWERIN
ag au au ag ag au ag ag cu ag ag ag ag ag ag ag cu ag ag ag ag ag cu ag ag ag ag ag cu cu ag ag ag ag
334 150.1 2 mark 1904 Friedrich Franz IV 'huwelijk' MECKLENBURG-STRELITZ 335 150.2 3 pfennig 1832 Georg 336 150.3 3 pfennig 1855 Georg 337 150.4 ½ groschen 1864 Friedrich Wilhelm METZ 338 150.5 goudgulden zj (eind 16e eeuw) MÜHLHAUSEN in Thüringen 339 150.6 1/12 thaler 1702 MüHLHEIM (Ruhr) 340 150.7 25 pfennig 1917 (noodmunt) MÜNSTER, bisdom 341 150.8 4 pfennig 1748 Clemens August MÜNSTER, domkapitel 342 150.9 4 pfennig 1692 343 150.1 3 pfennig 1714 344 150.11 3 pfennig 1748 345 150.12 2 pfennig 1790 MÜNSTER, stad 346 150.13 6 pfennig 1602 met klop NASSAU 347 151.1 15 kreuzer 1692 Georg August 348 151.2 thaler 1811 Friedrich Wilhelm v Weilburg 349 151.3 6 kreuzer 1833 Wilhelm 350 151.4 6 kreuzer 1855 Adolf NASSAU-DILLENBURG 351 151.5 15 kreuzer 1688 Heinrich NEURENBERG 352 151.6 kreuzer zj 353 151.7 dukaat 1700 354 151.8 ¼ dukaat 1700 355 151.9 1/8 dukaat zj vierkant 356 151.1 1/16 dukaat zj vierkant 357 151.11 1/32 dukaat zj 358 151.12 thaler 1757 359 151.13 thaler 1765 OETTINGEN 360 151.14 gulden 1677 Albert Ernst I OHLINGS 361 265.9 50 pfennig z.j. noodmunt OLDENBURG 362 151.15 2 groten 1815 Peter Friedrich Wilhelm 363 151.16 12 groten 1816 Peter Friedrich Wilhelm 364 152.1 ½ groschen 1858 Nicolaus Friedrich 365 152.2 2 mark 1891 Nicolaus Friedrich OOST-FRIESLAND 366 152.3 6 stüber 1584 Edzard II und Johann II OSNABRÜCK, bisdom 367 152.4 denar zj Konrad II OSNABRÜCK, stad 368 152.5 4 pfennig 1676 met klop PADERBORN, bisdom 369 152.6 6 pfennig 1706 Franz Arnold v Metternich
ag c c a au ag ni cu cu cu cu cu cu ag ag ag ag ag ag au au au au au ag ag ag fe ag ag ag ag ag ag cu cu
370 152.7 6 pfennig 1748 Clemens August 371 152.8 2/3 thaler 1770 Wilhelm Anton PALTS Oude keurlinie 372 152.9 goudgulden (Oppenheim) Rupert de Roode 373 152.1 batzen 1516 (Neuburg) Otto Heinrich+Philipp PALTS Keur-Palts 374 153.1 20 kreuzer 1727 Carl Philipp PALTS Keurlinie Sulzbach 375 153.2 Rijngoud dukaat 1764 Karl Theodor PASSAU, bisdom 376 153.3 ¼ thaler 1717 Raimund Ferdinand POMMERN 377 153.4 1/16 thaler 1629 Bogislaus XIV PRUISSEN 378 153.5 ¼ dukaat 1706 Friedrich III 'huwelijk' 379 153.6 ¼ dukaat 1714 Friedrich Wilhelm I 380 153.7 pfennig 1753 Friedrich II 381 153.8 1/3 thaler 1759 Friedrich II 382 153.9 ¼ thaler 1764 Friedrich II 383 153.1 ½ groschen 1771 Friedrich II 384 153.11 2 stüber 1772 Friedrich II 385 153.12 ½ groschen 1776 Friedrich II 386 153.13 friedrich d'or 1778 Friedrich II 387 153.14 3 kreuzer 1785 Friedrich II 388 154.1 kreuzer 1792 Friedrich Wilhelm II 389 154.2 thaler 1794 Friedrich Wilhelm II 390 154.3 1/6 thaler 1797 Friedrich Wilhelm II 391 154.4 thaler 1803 Friedrich Wilhelm III 392 154.5 thaler 1814 Friedrich Wilhelm III 393 154.6 1/6 thaler 1827 Friedrich Wilhelm III 394 154.7 thaler 1841 Friedrich Wilhelm IV 395 154.8 pfennig 1841 Friedrich Wilhelm IV 396 154.9 2½ silbergroschen 1842 Friedrich Wilhelm IV 397 154.1 thaler 1845 Friedrich Wilhelm IV 398 154.11 silbergroschen 1847 Friedrich Wilhelm IV 399 154.12 2 pfennig 1851 Friedrich Wilhelm IV 400 154.13 thaler 1855 Friedrich Wilhelm IV 401 154.14 2½ silbergroschen 1856 Friedrich Wilhelm IV 402 154.15 silbergroschen 1856 Friedrich Wilhelm IV 403 265.1 1/6 thaler 1863 Friedrich Wilhelm IV 404 154.16 pfennig 1869 Friedrich Wilhelm IV 405 154.17 thaler 1861 Wilhelm I 406 154.18 2½ silbergroschen 1869 Wilhelm I 407 154.19 silbergroschen 1869 Wilhelm I 408 154.2 silbergroschen 1869 Wilhelm I 409 154.21 ½ silbergroschen 1870 Wilhelm I 410 265.11 siegesthaler 1871 Wilhelm I QUEDLINBURG, abdij 411 154.22 1/24 thaler 1618 Dorothea Sophia 412 154.23 1/24 thaler 1622 Dorothea Sophia REGENSBURG, stad 413 154.24 breede batzen 1519 414 154.25 thaler 1809
cu ag au ag ag au ag ag au au cu ag ag cu ag cu au ag ag ag cu ag ag ag ag cu ag ag ag cu ag ag ag ag cu ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag
REUSS Oudere linie 415 155.1 thaler 1765 Heinrich XXIV 416 155.2 3 pfennig 1808 Heinrich XIII 417 155.3 3 pfennig 1868 Heinrich XXII 418 155.4 3 mark 1909 Heinrich XXIV REUSS Jongere linie 419 155.5 3 pfennig 1858 Heinrich LXVII ROSTOCK 420 155.6 3 pfennig 1750 421 155.7 6 pfennig 1761 422 155.8 3 pfennig 1864 SAKSEN Ernestinische linie 423 155.9 2 schrenkenberger zj Johann Friedrich SAKSEN Albertinische linie 424 155.1 thaler 1589 Christian I 425 155.11 1/8 thaler 1617 Johann Georg I 'eeuw' 426 156.1 groschen 1656 Johann Georg I 427 156.2 ¼ thaler 1659 Johann Georg II 428 156.3 dickthaler 1660 Johann George II 429 156.4 gulden 1693 Johann George IV 430 156.5 2 groschen 1742 Friedrich August II 431 156.6 thaler 1763 Friedrich Christian 432 156.7 thaler 1827 Friedrich August I 433 156.8 neugroschen 1846 Friedrich August II 434 156.9 thaler 1847 Friedrich August II 'Bergbau' 435 156.1 2 neugroschen 1853 Friedrich August II 436 156.11 1/3 thaler 1854 Friedrich August II 437 156.12 thaler 1855 Johann 'bezoek Munt' 438 156.13 2 neugroschen 1856 Johann 439 156.14 thaler 1858 Johann 440 156.15 thaler 1861 Johann 441 156.16 thaler 1871 Johann 442 156.17 5 mark 1877 Albert SAKSEN-ALTENBURG 443 157.1 thaler 1841 Josef Georg Friedrich SAKSEN-COBURG-GOTHA 444 157.2 6 kreuzer 1827 Ernst I 445 157.3 2 grosschen 1841 Ernst I 446 157.4 1/6 thaler 1869 SAKSEN-MEININGEN 447 157.5 heller 1694 Bernhard 448 157.6 gulden 1829 Bernhard Erich Freund 'Bergbau' 449 157.7 gulden 1830 Bernhard Erich Freund 450 157.8 gulden 1838 Bernhard Erich Freund 451 157.9 2 pfennig 1865 Bernhard Erich Freund 452 157.1 thaler 1867 Georg II 453 157.11 2 mark 1901 Georg II SAKSEN-WEIMAR-EISENACH 454 157.12 silbergroschen 1840 Carl Friedrich SCHWARZBURG-RUDOLSTADT 455 157.13 thaler 1864 Friedrich Günther 'jubileum' 456 157.14 thaler 1866 Friedrich Günther 457 158.1 2 mark 1898 Günther
ag cu cu ag cu cu cu cu ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag ag au ag ag ag ag cu ag ag ag cu ag ag ag ag ag ag
SILEZIë - Oostenrijks bestuur 458 158.2 kreuzer 1698 Leopold I 459 158.3 thaler 1714 Karel VI SILEZIë - Liegnitz-Brieg 460 158.4 3 kreuzer 1656 Georg III e.a. 461 158.5 6 kreuzer 1673 Georg III e.a. SILEZIë - Württemberg-Oelz 462 158.6 gröschel 1680 Sylvius Friedrich 463 158.7 ½ kreuzer 1689 Sylvius Friedrich 464 158.8 gröschel 1687 Sylvius Friedrich SLEESWIJK-HOLSTEIN - Deens bestuur 465 158.9 dreiling 1787 Christiaan VII SLEESWIJK-HOLSTEIN - Duits bestuur 466 159.1 10/100 gutschriftsmarke 1923 Gold-Girobank SOEST 467 159.2 2 schilling 1620 SOLMS-HOHENSOLMS 468 159.3 groschen z.j. (1613-36) Philip Reinhard TANGERMüNDE 469 159.4 10 pfennig 1919 TRIER, aartsbisdom 470 159.5 petermännchen 1671 Carl Casper 471 159.6 3 petermännchen 1693 Johann Hugo 472 159.7 1/6 thaler 1705 Johann Hugo 473 159.8 3 petermännchen 1705 Johann Hugo 474 159.9 thaler 1773 Clemens Wenzel ULM 475 159.1 2 kreuzer z.j. 476 159.11 gulden 1704, noodmunt WALDECK-PYRMONT 477 160.1 6 pfennig 1730 Karl August Friedrich 478 160.2 ¼ thaler 1810 Friedrich WARENDORF 479 160.3 pfennig 1690 zeer zeldzaam WESTFALEN, hertogdom van de abs van Keulen 480 160.4 2 Mariengroschen 1645 WESTFALEN, koninkrijk 481 160.5 thaler 1811 482 160.6 5 frank 1813 WIED-NEUWIED 483 160.7 1/3 thaler 1752 Friedrich Alexander 484 160.8 ¼ gulden 1753 Friedrich Alexander WIED-RUNKEL 485 160.9 1/6 thaler 1758 Johann Ludwig Adolph WISMAR 486 160.1 3 pfennig 1761 WORMS 487 160.11 10 pfennig 1918 noodmunt WüRTTEMBERG, hertogdom 488 161.1 2 kreuzer 1624 Johann Friedrich WüRTTEMBERG, koninkrijk 489 161.2 thaler 1810 Friedrich I 490 161.3 10 kreuzer 1818 Wilhelm I
ag ag ag ag ag ag ag cu al cu ag zi ag ag ag ag ag ag ag cu ag cu ag ag au ag ag ag cu zi ag ag ag
491 161.4 6 kreuzer 1845 Wilhelm I 492 161.5 3 kreuzer 1851 Wilhelm I 493 161.6 ½ gulden 1860 Wilhelm I 494 161.7 thaler 1868 Karl 495 161.8 2 thaler 1869 'Dom Ulm' Karl 496 161.9 kreuzer 1870 Karl 497 161.1 5 mark 1876 Karl 498 161.11 5 mark 1877 Karl 499 161.12 2 mark 1892 Wilhelm II 500 265.12 5 mark 1904 WüRZBURG, bisdom 501 161.13 zwanziger 1795 Georg Karl DUITSLAND, keizerrijk - WILHELM I 502 161.14 20 pfennig 1873 C 503 161.15 20 pfennig 1875 A 504 161.16 20 pfennig 1875 D 505 161.17 10 pfennig 1875 J 506 161.18 5 pfennig 1875 C 507 161.19 5 mark 1876 A 508 161.2 2 mark 1876 A 509 161.21 50 pfennig 1876 A 510 161.22 10 pfennig 1876 A 511 161.23 50 pfennig 1877 H 512 161.24 50 pfennig 1877 B 513 161.25 mark 1883 G DUITSLAND, keizerrijk - FRIEDRICH I 514 162.1 20 pfennig 1888 A DUITSLAND, keizerrijk - WILHELM II 515 162.2 2 mark 1891 A 516 162.3 5 pfennig 1891 A 517 162.4 mark 1896 A 518 162.5 10 pfennig 1897 A 519 162.7 10 pfennig 1898 G 520 162.8 mark 1899 A 521 162.9 5 mark 1900 A 522 162.1 10 pfennig 1900 F 523 162.11 10 pfennig 1900 J 524 162.12 5 mark 1901 kz Friedrich I 1701 525 162.13 2 mark 1901 kz Friedrich I 1701 526 162.14 10 pfennig 1901 G 527 162.15 pfennig 1901 G 528 162.16 10 pfennig 1903 F 529 265.13 mark 1906 E 530 162.17 10 pfennig 1906 A 531 162.18 ½ mark 1907 D 532 162.19 10 pfennig 1907 A 533 162.2 3 mark 1908 A 534 162.21 5 pfennig 1908 E 535 162.22 5 mark 1909 'universiteit Leipzig' 536 162.23 3 mark 1909 A 537 162.24 3 mark 1909 'universiteit Leipzig' 538 265.14 2 mark 1909 'universiteit Leipzig' 539 265.15 mark 1910 A
ag ag ag ag ag ag ag au ag ag ag ag ag ag ag ni ag ag ag ni ag ag ag ni ag ni ag ni ni ag ag ni ni ag ag ni cu ni ag ni ag ni ag ni ag ag ag ag ag
540 162.25 25 pfennig 1910 D 541 162.26 10 pfennig 1910 A 542 265.16 3 mark 1911 'universiteit Breslau' 543 162.27 10 pfennig 1911 J 544 162.28 2 pfennig 1911 D 545 162.29 2 pfennig 1911 J 546 162.3 ½ mark 1912 A 547 162.31 10 pfennig 1912 A 548 162.32 pfennig 1912 A 549 162.33 20 mark 1913 A 550 162.34 3 mark 1913 Gott, König, Vaterland 551 162.35 2 mark 1913 E 552 162.36 10 pfennig 1913 A 553 162.37 10 pfennig 1913 J 554 162.38 3 mark 1914 A 555 162.39 mark 1914 D 556 162.4 mark 1914 J 557 162.41 ½ mark 1914 D 558 162.42 50 pfennig 1914 J 559 162.43 mark 1915 A 560 162.44 mark 1915 D 561 162.45 ½ mark 1915 D 562 162.46 ½ mark 1916 D 563 162.47 5 pfennig 1916 F 564 162.48 ½ mark 1917 F 565 265.17 pfennig 1917 D 566 162.49 ½ mark 1918 D DUITSLAND, republiek 567 162A.1 3 mark 1922 A 568 162A.2 500 mark 1923 F 569 162A.3 200 mark 1923 D 570 162A.4 mark 1924 E 571 162A.5 10 pfennig 1924 A 572 162A.6 10 pfennig 1924 D 573 162A.7 2 pfennig 1924 J 574 162A.8 3 mark 1925 G 'Rheinland' 575 162A.9 mark 1925 J 576 162A.10 10 pfennig 1925 D 577 162A.11 2 pfennig 1925 D 578 162A.12 pfennig 1925 A 579 162A.14 pfennig 1925 G 580 162A.15 2 mark 1926 J 581 162A.16 10 pfennig 1926 A 582 162A.17 5 mark 1927 J 583 162A.18 pfennig 1927 E 584 162A.19 5 mark 1928 A 585 162A.20 5 mark 1928 F 586 265.18 3 mark 1928 D 'Dürer' 587 162A.21 50 pfennig 1928 E 588 162A.22 pfennig 1928 A 589 265.19 5 mark 1929 E '1000 jaar stad Meissen' 590 162A.23 5 mark 1929 F 'Lessing' 591 265.2 3 mark 1929 D '10 jaar Grondwet 1919'
ni ni ag ni cu cu ag ni cu ag ag ag ni ni ag ag ag ag ag ag ag ag ag fe ag al ag al al al ag al al cu ag ag al cu cu cu ag cu ag cu ag ag ag ni cu ag ag ag
592 593 594 595 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644
162A.24 162A.25 162A.26 162A.27 162A.28 266.1 162A.29 163.1 266.2 163.2 163.3 266.3 163.4 163.5 163.6 163.7 163.8 163.9 163.1 163.11 266.4 163.12 163.13 266.5 163.14 163.15 163.16 163.17 163.18 163.19 163.2 163.21 163.22 163.23 266.6 163.24 163.25 163.26 163.27 266.7 163.28 163.29 163.3 163.31 163.32 163.33 163.34 163.35 163.36 163.37 163.38 163.39 163.4
3 mark 1930 J 'Zeppelin' 50 pfennig 1929 A 10 pfennig 1929 D 10 pfennig 1929 E pfennig 1929 A 3 mark 1930 D 'Vogelweide' 3 mark 1930 J 10 pfennig 1930 A 3 mark 1931 A 'Von Stein' pfennig 1931 F 5 mark 1932 A 3 mark 1932 E 'Goethe' 10 pfennig 1932 E 5 mark 1933 A 'Luther' 5 mark 1933 F 'Luther' 2 mark 1933 A 2 mark 1933 E 2 mark 1933 F mark 1933 A 50 pfennig 1933 G pfennig 1933 A 2 mark 1934 F 'Schiller' 2 mark 1934 J 'Garnizoenskerk Potsdam' mark 1934 D 10 pfennig 1934 A 10 pfennig 1934 D pfennig 1934 A 5 mark 1935 A 'Garnizoenskerk Potsdam' 10 pfennig 1935 A 10 Pfennig 1935 E 5 pfennig 1935 F pfennig 1935 A pfennig 1936 A 2 mark 1937 A 'Hindenburg' mark 1937 A 10 pfennig 1937 F 5 pfennig 1937 D pfennig 1937 A 2 mark 1938 A 'Hindenburg' mark 1938 A 5 pfennig 1938 D pfennig 1938 A 2 mark 1939 A 'Hindenburg' 2 pfennig 1939 F 50 pfennig 1940 A 10 pfennig 1940 A 10 pfennig 1940 D pfennig 1940 G 10 pfennig 1941 D 10 pfennig 1941 J 10 pfennig 1942 B 10 pfennig 1942 J pfennig 1942 J
ag ni al al cu ag ag al ag cu ag ag al ag ag ag ag ag ni ni cu ag ag ni al al cu ag al al al cu cu ag ni al al cu ag ni al cu ag cu al zi zi zi zi zi zi zi zi
645 163.41 2 rentenpfennig 1923 G 646 163.42 50 rentenpfennig 1924 J 647 163.43 10 rentenpfennig 1924 D 648 163.44 10 rentenpfennig 1924 G 649 163.45 5 rentenpfennig 1924 F 650 163.46 5 rentenpfennig 1924 J 651 163.47 2 rentenpfennig 1924 J DUITSLAND - huismunten BURG 652 164.1 100 pfennig z.j. (1914-18) Gevangenkamp FRIEDBERG 653 164.2 5 mark z.j. (1914-18) Gevangenkamp DUITSLAND - ontwerpen 654 164.3 20 mark 1913 door Götz 655 164.4 10 mark 1913 door Götz ESTLAND 656 266.18 5 marka 1922 657 266.19 5 marka 1924 658 266.2 10 marka 1925 659 266.21 3 marka 1925 FINLAND 660 266.22 25 penniä 1917 661 266.23 10 penniä 1919 662 266.24 penni 1919 663 266.25 50 penniä 1923 664 266.26 penni 1923 665 266.27 penni 1924 666 266.28 markka 1928 667 266.29 10 penniä 1928 668 266.3 25 penniä 1934 669 266.31 50 penniä 1938 F R A N K R IJ K 670 164.5 écu d'or au soleil 1560 Charles IX 671 164.6 teston 1576 Parijs Henri III 672 164.7 1/8 écu 1586 Henri III 673 164.8 2 tournois 1642 Rochelle Louis XIII 674 164.9 ½ louis d'or 1653 Parijs Louis XIV 675 164.1 louis d'or 1667 Lyon Louis XIV 676 164.11 1/12 écu Parijs Louis XIV 677 164.12 louis d'or 1788 Rijssel Louis XVI 678 164.13 sol 1789 Rouaan Louis XVI 679 164.14 centime l'an 6 (1797) Parijs 1e Republiek 680 164.15 ¼ franc l'an 12 (1803) Parijs idem 681 164.16 ½ franc 1812 Parijs Napoleon I 682 165.1 40 franc 1818 Rijssel Louis XVIII 683 165.2 5 franc 1837 vals Louis Philippe 684 165.3 ¼ franc 1840 Parijs Louis Philippe 685 165.4 5 centime 1854 Straatsburg Napoleon III 686 165.5 10 centime 1857 Marseille Napoleon III 687 165.6 100 franc 1865 Parijs Napoleon III 688 165.7 20 centime 1867 Straatsb. Napoleon III 689 165.8 franc 1868 Parijs Napoleon III klop SEDAN 690 165.9 20 centime 1868 Parijs Napoleon III
cu al al al al al cu
zi zi verguld verguld ni ni ni ni ag cu cu ni cu cu ni cu ni ni au ag ag cu au au ag au cu cu ag ag au lood ag cu cu au ag ag ag
FRANKRIJK - derde republiek 691 165.1 100 franc 1881 A 692 165.11 10 centime 1898 693 165.12 20 franc 1929 694 165.13 25 centime 1929 695 165.14 5 centime 1931 696 165.15 10 centime 1932 697 165.16 5 franc 1933 groot model 698 165.18 franc 1933 699 165.19 25 centime 1936 700 165.2 20 franc 1938 BéARN, burggraafschap 701 165.25 écu d'or z.j. (1479-83) François Phébus BOISBELLE ET HENRICHEMONT, prinsdom 702 166.1 2 tournois 1642 Maximiliaan II LOTHARINGEN, hertogdom 703 166.2 groot st.-Michiel z.j. 1431-53 Reinoud I ORANGE, prinsdom 704 166.3 2 tournois 1640/7 Frederik Hendrik RéTHEL, graafschap 705 166.4 2 liard 1609 Charles II van Gonzaga SEDAN, heerlijkheid 706 166.5 2 tournois Henri de la Tour AMIENS 707 166.6 10 centime 1921 Chambre de commerce ORAN 708 166.7 25 centime 1922 Chambre de commerce PERPIGNAN 709 166.8 10 centime 1921 Chambre Syndicale des Comm. GRIEKENLAND 710 167.1 10 lepta 1831 Joannis Kapodistrias 711 167.2 lepton 1878 Georgois I CRETA 712 167.3 drachme 1901 prins Georgois GROOT-BRITTANNIë en IERLAND 713 167.4 farthing z.j. (1635-48) Charles I 714 167.5 sixpence z.j. (1625-48) Charles I 715 167.6 ½ groat 1672 Charles II 716 167.7 farthing 1679 Chartels II 717 167.8 crown 1696 William III 718 167.9 3 pence 1717 George I 719 167.1 2 pence 1717 George I 720 167.11 Peruviaanse peso met klop George III 721 167.12 farthing 1799 George III 722 168.1 ½ sovereign 1825 George IV 723 168.2 penny 1827 George IV 724 168.3 farthing 1827 George IV 725 168.4 1½ penny 1835 William IV 726 168.5 1½ penny 1843 Victoria 727 168.6 model penny z.j. Victoria 728 266.32 4 pence 1855 Victoria 729 168.7 1/3 farthing 1881 Victoria 730 168.8 3 pence 1886 Victoria
au br ag cu ni ni ni al cu ag au cu ag cu cu cu al al al cu cu ag cu ag ag cu ag ag ag ag cu au cu cu ag ag cu/br ag cu ag
731 168.9 shilling 1890 Victoria 732 168.1 shilling 1894 Victoria 733 168.11 6 pence 1895 Victoria 734 168.12 3 pence 1896 Victoria 735 168.13 shilling 1908 Edward VII IERLAND 736 168.14 6 pence z.j. (1603) Jacobus I 737 168.15 ½ crown 1689 february Jacobus II NORTH WALES 738 168.16 ½ penny z.j., token met Washington GUERNESEY 739 168.17 double 1868 Victoria 740 266.33 8 doubles 1914 Edward VII GIBRALTAR 741 169.1 quarto 1802 van R. Keelings JERSEY 742 266.34 1/24 shilling 1888 742 266.35 1/12 shilling 1931 JONISCHE EILANDEN 744 169.2 lepton 1851 Victoria EILAND MAN 745 169.3 ½ penny 1813 H O N G A R IJ E HONGARIJE, koninkrijk 746 169.4 dukaat 1738 Karel VI 747 169.5 10 franc 1886 Franz Joseph 748 169.6 korona 1893 Franz Joseph 749 169.7 20 filler 1893 Franz Joseph 750 266.36 10 filler 1895 Franz Joseph 751 266.37 filler 1895 Franz Joseph 752 266.38 korona 1900 Franz Joseph = Oostenrijk! 753 266.39 korona 1901 Franz Joseph = Oostenrijk! 754 266.4 20 filler 1907 Franz Joseph 755 267.1 10 heller 1907 Franz Joseph = Oostenrijk! 756 267.2 2 filler 1907 Franz Joseph 757 267.3 20 filler 1908 Franz Joseph 758 267.4 20 heller 1909 Franz Joseph = Oostenrijk! 759 267.5 2 filler 1909 Franz Joseph 760 267.6 10 heller 1910 Franz Joseph = Oostenrijk! 761 267.7 20 heller 1911 Franz Joseph = Oostenrijk! 762 267.8 2 filler 1912 Franz Joseph 763 169.8 korona 1915 Franz Joseph 764 267.9 10 filler 1915 Franz Joseph 765 169.9 korona 1916 Franz Joseph 766 169.1 20 filler 1916 Franz Joseph 767 169.11 2 filler 1917 Karel IV HONGARIJE, republiek 768 169.12 50 filler 1926 769 169.13 2 filler 1926 770 169.14 10 filler 1927 771 169.15 2 pengo 1929 772 169.16 2 filler 1929 773 169.17 filler 1933
ag ag ag ag ag ag cu cu cu br cu br br cu cu
au au ag ni ni br ag ag ni ni br ni ni br ni ni br ag fe ag fe fe ni cu ni ag cu cu
774 267.1 filler 1935 ITALIë FLORENCE 775 169.18 crazia z.j. (1723-37) Giovanni Gastone 776 170.1 50 centesimi 1860 Victor Emanuel II GUASTALLA 777 170.2 ongaro z.j. 1575-1621 Ferrante Gonzaga MALTA - Orde van St.-Jan 778 170.3 grano 1778 Emanuel de Rohan MESSERANO 779 170.4 teston z.j. 1528-32 Ludovico II Fieschi MILAAN 780 170.5 grosso z.j. (1354-78) Galeazzo II 781 170.6 20 lire 1848 Ferdinand I NAPELS en SICILIë 782 170.7 4 quattrini 1782 Ferdinand IV PARMA en PIACENZA 783 170.8 20 soldi 1793 Ferdinand PAUSELIJKE STAAT 784 171.1 ½ grosso 1699 Innocentius XII porta santa 785 171.2 quattrino z.j. (1700-21) Clemens XI 786 171.3 8 baiocci 1849 Republiek 787 171.4 centesimo 1866 Pius IX 788 171.5 10 lire 1867 Pius IX 789 171.6 lire 1867 Pius IX 790 171.7 10 centesimi 1930 Pius XI 791 267.11 5 lire 1932 Pius XI 792 267.12 2 lire 1932 Pius XI 793 267.13 lire 1935 Puis XI SARDINIë 794 171.8 20 lire 1828 Carlo Felice TURIJN - Piemonteensche republiek 795 171.9 2 solidi anno 9 (1799) VENETIë 796 171.1 denaro z.j. (1056-1125) Hendrik IV 797 172.1 piccolo z.j. (1172-78) Sebastiano Ziani 798 172.2 zecchino z.j. (1763-79) ITALIë, koninkrijk 799 172.3 lire 1887 Humberto I 800 172.4 25 centesimi 1902 Vittorio Emanuele III 801 172.5 lire 1909 Vittorio Emanuele III 802 172.6 10 centesimi 1935 Vittorio Emanuele III JOEGOSLAVIë 803 267.14 2 dinar 1925 Alexander I 804 267.15 20 dinar 1931 Alexander I 805 267.16 10 dinar 1931 Alexander I 806 267.17 2 dinar 1938 Peter II LETLAND 807 267.18 2 sdantimi 1926 808 267.19 santims 1932 LITHAUEN 809 172.7 2 litu 1925 810 172.8 litas 1925
cu
ag ag au ag ag ag au cu ag ag ag ag cu au ag cu ag ni ni au cu ag ag au ag ni ag br ni/br ag ag al br br ag ag
LUXEMBURG 811 172.9 blau-gros z.j. (1353-83) Wenceslaus I 812 172.1 gans z.j. (1383-88) Wenceslaus II 813 172.11 groot z.j. 1384-1402 Jodocus van Moravië 814 172.12 6 sol 1790 Leopold II 815 267.2 10 centime 1855 Willem III 816 267.21 5 centime 1855 Willem II 817 173.1 10 centime 1930 Charlotte 818 173.2 5 centime 1930 Charlotte 819 173.3 25 centime 1938 Charlotte 820 173.4 nooddaalder 1795 stad Luxemburg MONACO 821 173.5 5 centime 1837 Honoré V 822 173.6 100 franc 1904 Albert I 823 267.22 franc 1926 Louis II NEDERLAND KAROLINGERS 824 173.7 denarius (814-40) Lodewijk de Vrome 825 173.8 denarius (855-69) Duurstede Lotharius II DUITSE KEIZERS 826 174.1 obool Tiel (1024-39) Koenraad II GERE, hertogdom 827 174.4 ¼ groot Arnhem (1402-23) Reinoud IV 828 174.8 filipsdaalder 1558 Filips II GELDERLAND, gewest 829 174.1 oort z.j. 830 174.12 ½ gouden rijder 1644 831 174.13 duit 1739 832 174.14 ½ gouden rijder 1760 833 174.17 duit 1788 NIJMEGEN, stad 834 174.19 daalder 1565 835 174..21 statenschelling 1691 ZUTFEN, stad 836 175.2 duit 1687 837 175.4 statenschelling 1691 ELBURG, stad 838 175.12 duit 1621 HOLLAND, graafschap en gewest 839 176.1 goudgulden (1386-88) Willem V 840 176.2 duit 1712 841 176.3 duit 1720 842 176.4 stuiver 1726 afslag in goud 843 176.5 gouden rijder 1751 844 176.6 duit 1754 845 176.7 2 stuiver 1757 afslag in goud 846 176.8 dukaat 1758 847 176.9 2 dukaat 1764 848 176.11 dukaat 1778 849 176.12 dukaat 1779 ZEELAND, graafschap en gewest 850 176.13 oort z.j. Filips II 851 176.14 hoedjesschelling 1672
ag ag ag ag br br br br ni ag br au al
ag ag ag ag ag cu au cu au cu ag ag cu ag cu au cu cu au au cu au au au au au cu cu
852 176.15 duit 1689 853 176.16 2 stuiver 1722 854 176.17 duit 1758 855 176.18 gouden rijder 1761 856 176.2 duit 1779 857 176.21 duit 1792 WEST-FRIESLAND, landschap 858 176.22 dukaat 1595 859 176.23 duit 1742 860 176.24 gouden rijder 1751 beschadigd 861 176.25 scheepjesschelling 1752 afslag in goud 862 176.27 duit 1769 UTRECHT, bisdom en gewest 863 177.1 goudgulden David van Bourgondië 864 177.2 duit 1687 afslag in goud 865 177.3 stuiver 1739 afslag in goud 866 177.4 stuiver 1750 afslag in goud 867 177.5 gouden rijder 1760 868 177.6 ½ gouden rijder 1760 869 177.7 gouden rijder 1763 870 177.8 dukaat 1787 871 177.9 dukaat 1786 872 177.1 dukaat 1789 873 177.11 2 dukaat 1794 BATAAFSCHE REPUBLIEK 874 177.12 dukaat Utrecht 1805 UTRECHT, stad 875 177.13 oort z.j. 876 177.14 duit 1722 877 177.15 duit 1740 878 177.16 duit 1784 FRIESLAND, gewest 879 177.17 oort 1610 880 177.18 duit 1702 881 177.19 duit 1724 OVERIJSSEL, gewest 882 177.2 duit 1750 883 177.21 ½ gouden rijder 1760 884 177.22 ½ gouden rijder 1761 beschadigd 885 177.23 duit 1767 KAMPEN, stad 886 178.2 duit z.j. Spaans type 887 178.3 2 dukaat 1657 GRONINGEN, stad 888 178.4 duit 1690 889 178.5 statenschelling 1691 GRONINGEN, gewest 890 178.6 duit 1674 891 178.7 florijn 1677 met klop HOL THORN, abdij 892 178.8 daalder 1563 Margaretha van Brederode 893 178.9 duit (1604-31) Anna van der Marck GRONSVELD, heerlijkheid/graafschap
cu ag cu au cu cu au cu au au cu au au au au au au au au au au au au cu cu cu cu cu cu cu cu au au cu cu au cu ag cu ag ag cu
894 179.1 oort (1588-1617) Jan van Bronkhorst NEDERLAND, koninkrijk - WILLEM I 895 179.2 dukaat 1817 896 179.3 10 gulden 1819 897 179.4 dukaat 1819 898 179.5 dukaat 1838 NEDERLAND, koninkrijk - WILLEM II 899 179.6 dukaat 1841 fakkel 900 179.7 dukaat 1841 lelie NEDERLAND, koninkrijk - WILLEM III 901 179.8 dukaat 1849 NEDERLAND, Koninkrijk - WILHELMINA 902 179.9 dukaat 1924 proefslag 903 179.13 dubbeltje 1943 904 179.15 stuiver 1943 905 179.17 gulden 1944 906 179.18 kwartje 1944 907 179.19 dubbeltje 1944 NEDERLAND, noodmunten 908 179A.4 stuiver 1672-78 NOORWEGEN 909 179A.5 12 skilling 1847 Oscar I 910 179A.6 5 öre 1899 Oscar II 911 179A.7 5 öre 1919 Haakon VII 912 179A.8 öre 1919 Haakon VII O O S T E N R IJ K 913 179A.9 dukaat 1756 Carlsburg Franz I 914 180.1 dukaat 1787 Praag Joseph II 915 180.2 20 kreuzer 1787 Praag Joseph II 916 180.3 30 kreuzer 1807 Franz II 917 180.4 ½ thaler 1815 Franz II 918 180.5 3 kreuzer 1836 Ferdinand I 919 180.6 dukaat 1844 Ferdinand I 920 180.7 dukaat 1853 Kremnitz Franz Joseph 921 180.8 dukaat 1859 Venetië Franz Joseph 922 180,9 ¼ florin 1859 Carlsburg Franz Joseph 923 180.1 dukaat 1860 Wenen Franz Joseph 924 180.11 dukaat 1861 Wenen Franz Joseph 925 180.12 dukaat 1867 Carlsburg Franz Joseph 926 180.13 dukaat 1868 Wenen Franz Joseph 927 180.14 20 kreuzer 1870 Franz Joseph 928 180.15 10 kreuzer 1872 Franz Joseph 929 180.16 heller 1901 Franz Joseph 930 180.17 4 dukaten 1914 Franz Joseph 931 180.18 4 dukaten 1915 Franz Joseph 932 180.19 20 heller 1916 Franz Joseph 933 180.2 10 heller 1916 Franz Joseph 934 180.21 20 heller 1918 Karl VII OOSTENRIJK, republiek 935 268.24 1000 kroner 1924 936 180.23 groschen 1926 937 180.24 ½ schilling 1926 938 180.26 10 groschen 1929
cu au au au au au au au au zi zi ag ag ag ag ag ag fe fe au au ag cu ag ag au au au ag au au au au ag ag cu au au fe ni fe ni cu ni ni
939 180.27 2 schilling 1943 'Dollfuss' 940 180.28 schilling 1935 941 180.29 50 groschen 1935 942 180.3 5 groschen 1936 943 180.31 groschen 1936 944 180.32 2 schilling 1937 'Karlskirche' BOHEMEN, konikrijk 945 181.1 Prager groschen z.j. Wladislaw II SALZBURG, aartsbisdom 946 181.2 kreuzer 1685 Max Gandolf 947 181.3 Kreuzer 1757 Sigismund III 948 181.4 pfennig 1796 Hieronymus SILEZIë 949 181.5 dukaat 1733 Karl VI DUITSE ORDE 950 181.6 ½ thaler 1776 Karl Alexander v Lotharingen P O L E N , koninkrijk en republiek 951 181.7 3 groschen 1536 Danzig Sigismund I 952 182.1 4 groschen 1567 Sigismund August 953 268.25 2 zlote 1924 954 268.26 zloty 1925 955 182.3 2 grosze 1928 956 268.27 5 groszy 1931 957 268.28 grosz 1931 958 268.29 5 zlotych 1932 959 268.3 10 zlotysch 1936 960 268.31 grosz 1936 PORTUGAL 961 182.4 cruzado novo 1729 Joao V 962 182.5 ½ escudo 1730 Joao V 963 182.6 10 reis 1734 Joao V 964 182.7 40 reis 1823 Joao VI 965 268.1 20 reis 1892 966 268.2 5 reis 1893 967 182.8 50 reis 1900 Carlos I 968 182.9 500 reis 1910 Manuel II 969 268.3 50 centavo 1914 970 268.4 10 centavo 1915 971 268.5 4 centavo 1917 972 268.6 2 centavo 1918 973 268.7 20 centavo 1921 974 268.8 10 centavo 1921 975 268.9 5 centavo 1921 976 268.1 50 centavo 1926 977 182.1 10 escudo 1932 978 268.11 20 centavo 1948 ROEMENIë 979 182.11 leu 1906 Carol I RUSLAND 980 182.12 kopek 1715 Peter I 981 183.1 5 kopek 1727 Catharina I 982 183.2 kopek 1728 Peter II 983 183.3 5 kopek 1774 Catharina II
ag ni ni ni cu ag ag ag ag cu au ag ag ag ag ag cu cu cu ag ag cu au au cu br br br ni ag ag ag ni br ni ni br al ag br ag cu cu cu cu
984 183.4 5 kopek 1778 Catharina II 985 183.5 5 kopek 1792 Catharina II 986 183.6 roebel 1814 Alexander I 987 183.7 5 kopek 1822 Alexander I 988 183.8 5 roebel 1828 Nikolai I 989 183.9 10 kopek 1870 Alexander II 990 183.1 20 kopek 1873 991 269.12 5 kopek 1899 992 183.11 2 kopek 1910 Nikolai II 993 269.13 kopek 1911 Nikolai II 994 269.14 roebel 1912 Nikolai II 995 269.15 50 kopek 1912 Nikolai II 996 269.16 ½ kopek 1912 Nikolai II 997 269.17 kopek 1913 Nikolai II 998 269.18 10 kopek 1915 Nikolai II 999 269.19 3 kopek 1915 Nikolai II RUSLAND, sovjetrepubliek 1000 183.12 2 kopek 1930 cu 1001 183.13 kopek 1930 SERVIë 1002 269.2 20 para 1912 Peter I 1003 269.21 10 para 1912 Peter I SPANJE 1004 183.14 denarie Toledo (1104-34) Alfonso I 1005 184.1 cornado Burgos (1312-50) Alfonso XI 1006 184.2 4 escudo 1780 Carlos I 1007 184.3 ½ escudo 1783 Carlos I 1008 184.4 ½ escudo 1784 Carlos I 1009 184.5 ½ escudo 1786 Carlos I 1010 184.6 escudo 1787 Carlos I 1011 184.7 ½ escudo 1788 Carlos I 1012 184.8 escudo 1800 Carlos IV 1013 184.9 8 maravedi 1814 Fernando VII 1014 184.1 2 reales 1848 Isabel II 1015 184.11 25 centesimo Isabel II 1016 184.12 peseta 1813 Franse bezetting van Barcelona T S J E C H O - S L O W A K IJ E 1017 184.13 20 heller 1922 1018 184.14 koruna 1923 1019 184.15 5 koruna 1925 1020 269.22 5 koruna 1926 1021 184.16 20 heller 1926 1022 269.23 5 koruna 1927 1023 184.17 10 heller 1927 1024 269.24 10 koruna 1930 1025 184.19 5 koruna 1930 1026 184.2 10 koruna 1931 1027 184.21 5 heller 1931 1028 184.22 10 koruna 1932 1029 184.23 10 heller 1932 1030 184.24 25 heller 1933 1031 184.25 10 heller 1933 1032 269.25 20 koruna 1937
cu cu ag ag au ag ag ag cu cu ag ag cu cu ag cu
cu ni ni ag ag au au au au au au au cu ag cu ag ni ni ni ni ni ni cu ag ag ag cu ag cu ni cu ag
1033 184.26 10 heller 1937 1034 269.26 5 koruna 1938 T U R K IJ E 1035 185.1 ¼ seguin 1815 Mahmoed I 1036 185.2 jigirmiparalik 1840 Abdoel Medjid 1037 185.3 jigirmiparalik 1844 Abdoel Medjid 1038 185.4 5 piater 1886 Abdoel Hamid II 1039 185.5 2 piaster 1886 Abdoel Hamid II 1040 185.6 ¼ pond 1895 Abdoel Hamid II 1041 185.7 5 para 1901 Abdoel Hamid II 1042 185.8 ¼ pond 1919 Mehmed VI ZWEDEN 1043 185.9 öre klippingsmynt 1625 Gustaaf II Adolf 1044 185.1 öre 1627 Gustaf II Adolf 1045 185.11 öre 1645 Kristina 1046 185.12 2 öre koppermynt 1665 Karl XI 1047 185.13 daler silfvermynt 1715 kroon Karl XII 1048 185.14 daler silfvermynt 1716 publica fide Karl XII 1049 185.15 daler silfvermynt 1717 wett/wappen Karl XII 1050 185.16 daler silfvermynt 1718 Jupiter Karl XII 1051 185.17 daler silfvermynt 1718 Mars Karl XII 1052 185.18 daler silfvermynt 1718 Phoebus Karl XII 1053 186.1 daler silfvermynt 1719 hoppet Ulrike Eleon. 1054 186.2 1/12 skilling 1802 Gustaf IV Adolf 1055 186.3 1/3 skilling banco 1848 Oscar I 1056 186.4 10 öre 1874 Oscar II 1057 186.5 50 öre 1907 Oscar II 1058 186.6 2 öre 1918 Gustaf V ZWITSERLAND APPENZELL, kanton 1059 186.8 batzen 1808 BAZEL, kanton 1060 186.9 3 batzen 1809 BERN, kanton 1061 186.1 ½ batzen 1771 1062 186.11 ½ kreuzer 1771 1063 186.12 10 kreuzer 1777 1064 186.13 batzen 1826 SOLOTHURN, kanton 1065 186.14 10 kreuzer 1787 ZUG, kanton 1066 186.15 rappen 1783 ZüRICH, kanton 1067 187.1 rappen z.j. 1068 187.2 5 schilling 1700 1069 187.3 10 schilling 1810 GRAUWBUNDERLAND, kanton 1070 187.4 blutzger 1660 Chur GENèVE, kanton 1071 187.5 25 centime 1839 NEUCHATEL, kanton 1072 187.6 ½ batzen 1789 Friedrich Wilhelm II 1073 187.7 batzen 1807 Alexandre Berthier
cu ni au cu cu ag ag au ag au cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu ag ag fe
cu ag ag ag ag ag ag cu ag ag ag ag cu cu cu
VAUD, kanton (Waadtland) 1074 187.8 batzen 1814 HELVETIA, republiek 1075 187.9 ½ batzen 1799 1076 187.1 5 batzen 1800 HELVETIA, muntunie 1077 187.11 5 rappen 1872 1078 187.12 2 franc 1875 1079 187.13 5 centime 1889 1080 187.14 franc 1898 1081 187.15 2 franc 1906 1082 188.1 10 centime 1922 1083 188.2 2 centime 1926 1084 188.3 2 centime 1930 1085 188.4 10 centime 1931 1086 188.5 centime 1931 1087 188.6 5 franc 1932 1088 188.7 10 centime 1932 1089 188.8 5 centime 1932 1090 188.9 centime 1932 1091 188.1 5 franc 1933 1092 188.11 10 centime 1934 1093 188.12 centime 1934 1094 188.13 2 centime 1936 -------------------- A Z I ë --------------------------------------------------------BRITSCH-INDIë 1095 188.14 fels z.j.- Dehli 1096 188.15 pagoda z.j. Ikkeri 1097 188.16 pagoda faroeki 8 (1789) Mysore BENGALEN 1098 188.17 2 anna (1760-1820) George III 1099 189.1 ½ pice 1853 EIC Victoria 1100 189.2 ¼ anna 1858 EIC Victoria BOMBAY 1101 189.3 roepie 1722 George I 1102 189.4 ¼ anna 1830 EIC Willian IV MADRAS 1103 189.5 fanam (1660-85) Charles II 1104 189.6 star-pagoda (1760-1820) George III BRITSCH-INDIë, koninklijke munten 1105 189.7 2 anna 1841 EIC Victoria 1106 189.8 cent 1845 EIC Victoria 1107 269.33 roepie 1862 Victoria 1108 269.34 ½ roepie 1862 Victoria 1109 189.9 ½ anna 1862 Victoria 1110 189.1 ¼ anna 1862 1111 269.35 roepie 1880 Victoria 1112 269.36 ¼ roepie 1884 Victoria 1113 269.37 2 anna 1912 George V 1114 269.38 ¼ anna 1926 George V PODICHERY 1115 189.11 fanam z.j. FOIC CEYLON
cu cu ag cu ag ni ag ag ni cu cu ni cu ag ni ni cu ag ni cu cu
cu au au ag cu ag ag cu ag au ag cu ag ag cu cu ag ag ag cu ag
1116 190.1 ½ stuiver 1815 George III 1117 190.2 cent 1870 Victoria 1118 190.3 ½ cent 1898 Victoria 1119 190.4 ¼ cent 1898 Victoria 1120 269.39 25 cent 1911 George V 1121 269.4 25 cent 1922 George V 1122 269.41 cent 1929 George V STRAITS SETTLEMENTS 1123 190.5 ½ cent 1872 Victoria 1124 190.6 ¼ cent 1872 Victoria 1125 190.7 cent 1877 Victoria 1126 270.1 5 cent 1882 Victoria 1127 270.2 10 cent 1884 Victoria 1128 190.8 dollar 1904 Edward VII 1129 270.3 10 cent 1910 Edward VII HONG KONG 1130 190.9 20 cent 1868 Victoria 1131 270.4 10 cent 1881 Victoria 1132 190.1 cent 1881 Victoria 1133 270.5 cent 1919 George V 1134 270.6 cent 1923 George V 1135 270.7 cent 1925 George V CHINA 1136 191.1 tsien (1662-1723) Shing Tsu 1137 191.2 tsien (1726-96) Kao Tsung 1138 191.3 tsien (1726-96) Kao Tsung/Cheh Kiang 1139 191.4 tsien (1726-96) Kao Tsung/Kwei Lin 1140 191.5 tsien (1726-96) Kao Tsung/Wu Chang 1141 191.6 tsien (1851-62) Wan Tsung/Kwei Lin FRANSCH INDO-CHINA 1142 191.7 centime 1888 1143 191.8 sapèque 1888 1144 191.9 cent 1896 1145 270.8 20 centime 1930 ANNAM 1146 191.1 sapèque (1417-26) Li Loi KAMBODJA 1147 192.1 10 centime 1860 Narodom I BATAMBANG 1148 192.2 sleng z.j. garoeda IRAN 1149 192.3 1/5 toenam 1295 (1878) Nasir ed din 1150 192.4 kran 1297 (1880) Nasir ed din 1151 192.5 ½ toenam 1299 (1882) Nasir ed din 1152 192.6 1/5 toenam 1343 (1925) Ahmed JAPAN 1153 192.7 yen 1870 Moetsoehito 1154 192.8 sen 1874 Moetsoehito 1155 192.9 yen 1888 Moetsoehito 1156 270.9 yen 1889 Moetsoehito 1157 192.1 5 sen 1890 Moetsoehito 1158 192.11 20 sen 1892 Moetsoehito 1159 192.1 10 sen 1923 Yoshihito
cu cu cu cu ag ag cu cu cu cu ag ag ag ag ag ag cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu cu ag cu cu cu au ag au au au cu ag ag ni ag cu
N E D E R L A N D S C H O O S T -I N D I ë VEREENIGDE OOST-INDISCHE COMPAGNY 1160 192.13 dukaton 1739 Dordrecht 1161 193.1 ½ duit 1759 Dordrecht afslag in zilver 1162 193.2 duit 1761 Dordrecht afslag in zilver 1163 193.3 dukaton 1739 Middelburg 1164 193.4 duit 1756 Middelburg 1165 193.5 gulden 1791 Middelburg 1166 193.6 duit 1791 Westfriesland 1167 193.8 ½ duit 1756 Utrecht afslag in goud 1168 193.9 ½ duit 1763 Utrecht afslag in zilver 1169 193.1 3 gulden 1786 Utrecht 1170 193.11 ½ duit 1793 Utrecht afslag in zilver 1171 193.12 gulden 1790 Harderwijk JAVA 1172 193.13 ½ mohur 1816 Brits bestuur, beschadigd SUMATR A 1173 193.14 2 kepeng 1783 UEIC 1174 193.15 2 kepen 1787 UEIC 1175 193.16 kepen 1804 1176 194.1 piti teboh 1202 (1787-8) Palembang 1177 194.2 ½ cent 1787 UEIC Poeloe Penang 1178 194.3 2 kepeng 1247 (1831-2) Nigri Atjeh NEDERLANDSCH OOST-INDIë 1179 194.4 duit proef ca 1836 NEPAL 1180 194.5 soeka 842 (1721-22) Jagaj-jaya Malla BORNEO 1181 194.6 dollarcent 1304 (1887) Hasjim Djelal SIAM 1182 194.7 att 1236 (1874) NOORD BORNEO 1183 195.1 dollarcent 1889 BNBC PALESTINA 1184 195.2 20 mil 1927 PORTUGEESCH-INDIë 1185 270.11 rupia 1935 --------------------- A F R I K A -------------------------------------------------------A L G E R IJ E 1186 195.4 10 centime 1917 Chambre de Commerce DUITSCH OOST AFRIKA 1187 195.5 roepie 1890 Deutsch Ostafr. Gesellschaft 1188 195.6 15 roepie 1916 1189 195.7 5 heller 1916 EGYPTE 1190 195.8 20 para 1866 Abdoel Aziz 1191 195.9 40 para 1870 Abdoel Aziz 1192 195.1 1/40 piaster 1894 Abdoel Hamid II 1193 195.11 5 para 1904 Abdoel Hamid II 1194 270.12 5 millieme 1916 Adoel Hamid II ENGELSCH WEST-AFRIKA 1195 270.13 shilling 1913
ag ag ag ag cu ag cu au ag ag ag ag au
cu cu cu cu cu cu cu ag cu cu cu ni ag
zi ag au cu cu cu cu cu ni ag
1196 270.14 3 pence 1919 1197 270.15 penny 1919 1198 270.16 6 pence 1920 1199 270.17 3 pence 1920 1200 270.18 3 pence 1925 FRANS KAMEROEN 1201 270.19 franc 1924 KONGOSTAAT 1202 270.2 5 centime 1887 Leopold II 1203 195.12 10 centime 1888 Leopold II 1204 195.13 5 centime 1888 Leopold II 1205 270.21 10 centime 1894 Leopold II 1206 270.22 10 centime 1911 Albert I 1207 270.23 franc 1925 Albert I MADAGASCAR 1208 195.14 10 centime 1883 MAROKKO 1209 196.1 4 fels 1868 Mohammed VI 1210 196.2 4 fels 1870 Mohammed VI 1211 196.3 4 fels 1871 Mohammed VI 1212 196.4 10 franc 1934 Sidi Mohammed 1213 196.5 5 franc 1934 Sidi Mohammed MAURITIUS 1214 270.24 20 cent 1883 MOZAMBIQUE 1215 196.6 onça met klop M(aria II v Portugal) 1216 270.25 5 escudo 1935 PORTUGEES AFRIKA ANGOLA 1217 196.7 macuta 1789 Maria I klop wapen Portugal 1218 196.8 ½ macuta 1851 Maria II St.-HELENA 1219 196.9 ½ penny 1821 TUNESIë 1220 196.1 10 franc 1891 1221 196.11 10 centime 1907 1222 196.12 10 centime 1917 1223 270.26 10 centime 1918 1224 270.27 25 centime 1919 1225 271.1 franc 1921 1226 271.2 2 franc 1924 1227 271.3 50 centime 1926 1228 271.4 5 franc 1934-5 1229 271.5 5 franc 1936-7 ZANZIBAR 1230 197.1 paisa 1299 (1882) ZUID-AFRIKA 1231 197.2 penny 1892 Kruger 1232 197.3 ½ pound 1893 Kruger 1233 197.4 pound 1894 Kruger 1234 197.5 ½ pound 1894 1235 197.6 2½ shilling 1896 1236 197.7 shilling 1897
ag ni cu cu cu al cu cu cu cu ni ni cu cu cu cu ag ag ag ag ag
cu cu cu au cu cu ni ni al ni ni ag ag cu cu au au au ag ag
1237 197.8 shilling 1933 George V ag ZUID-RHODESIA 1238 271.6 shilling 1936 George V ag -------------------- A M E R I K A -------------------------------------------------------CANADA 1239 197.9 ½ penny 1813 George III cu 1240 197.1 cent 1876 Victoria cu 1241 197.11 2 dollar 1885 Victoria = New Foundland! au 1242 271.7 cent 1893 Victoria cu 1243 271.8 cent 1907 Edward VII cu 1244 271.9 cent 1908 Edward VII cu 1245 271.1 cent 1909 Edward VII cu 1246 271.11 cent 1913 George V cu 1247 271.12 cent 1915 George V cu 1248 271.13 cent 1916 George V cu 1249 271.14 cent 1917 George V cu 1250 271.15 cent 1918 George V cu 1251 271.16 cent 1919 George V cu HALIFAX 1252 197.12 ½ penny 1814 Hosterman & Etter cu MONTREAL 1253 197.13 ½ penny 1844 Bank of Montreal cu NEW-BRUNSWICK 1254 198.1 penny 1843 cu NEW-FOUNDLAND 1255 198.2 2 dollar 1885 (=1882!) Victoria au 1256 271.17 cent 1904 Edward VII cu 1257 271.18 cent 1913 George V cu 1258 271.19 cent 1917 George V cu 1259 271.2 cent 1919 George V cu 1260 271.21 cent 1920 George V cu 1261 271.22 cent 1929 George V cu NOVA SCOTIA 1262 198.3 cent 1861 Victoria cu MEXICO 1263 198.4 2 reales 1748 Ferdinand VI ag 1264 198.5 real 1748 Ferdinand VI ag 1265 198.6 peso 1810 Ferdinand VII ag 1266 198.7 peso 1867 Maximiliaan I ag 1267 271.23 5 centavo 1906 ni 1268 198.8 10 centavo 1907 ag 1269 271.24 5 centavo 1935 cu VERENIGDE STATEN 1270 198.9 ½ dollar 1806 beschadigd ag 1271 198.1 cent 1829 cu 1272 198.11 cent 1851 cu 1273 198.12 dollar 1853 zonder mtt au 1274 198.13 dollar 1853 mtt O au 1275 198.14 2 cent 1864 cu 1276 199.1 ½ dollar 1871 achtkant au 1277 199.2 cent 1880 cu 1278 199.3 5 cent 1887 ni
1279 199.4 20 dollar 1892 1280 199.5 ½ dollar 1893 columbian 1281 199.6 5 cent 1900 1282 199.7 5 cent 1901 1283 199.8 dime 1906 1284 199.9 ¼ dollar 1908 1285 199.1 dime 1913 1286 199.11 5 cent 1914 1287 199.12 dime 1928 1288 199.13 dime 1929 1289 199.14 5 cent 1934 1290 199.15 cent 1934 1291 199.16 dime 1936 1292 199.17 cent 1936 CUBA 1293 199.18 5 pesos 1915 1294 271.25 centavo 1915 1295 199.19 2 centavo 1915 1296 199.2 5 pesos 1916 1297 271.26 20 centavo 1916 1298 271.27 5 centavo 1920 1299 271.28 centavo 1920 DOMINICA 1300 199.21 50 centesimo 1891 GUATEMALA 1301 199.22 peso 1860 JAMAICA 1302 271.29 penny 1920 George V PANAMA 1303 199.23 2½ centesimo 1907 1304 199.24 ½ cenesimo 1907 1305 271.3 centesimo 1935 ANTILLEN DEENS WEST-INDIë 1306 199.25 5 cent 1859 1307 200.1 cent 1868 Christiaan IX 1308 200.2 cent 1883 Christiaan IX 1309 200.3 20 franc 1905 ARGENTINIë 1310 200.6 10 centave 1883 1311 271.31 2 centave 1884 1312 200.7 centave 1884 1313 272.1 centave 1889 1314 272.2 2 centave 1893 1315 200.8 10 centave 1905 1316 272.3 5 centave 1909 1317 272.4 10 centave 1912 1318 272.5 10 centave 1926 1319 272.6 5 centave 1928 1320 272.7 5 centave 1929 1321 272.8 20 centave 1930 1322 272.9 5 centave 1933 BUENOS-AYRES
au ag ni ni ag ag ag ni ag ag ni cu ag cu au ni ni au ag ni ni ni au ni ni ni cu
ag cu cu au ag cu cu cu cu ni ni ni ni ni ni ni ni
1323 200.9 2 reales 1853 1324 200.1 2 reales 1860 BOLIVIA 1325 200.11 ½ boliviano 1873 BRAZILIë 1326 200.12 peca 1736 Joao V 1327 200.13 peca 1771 José 1328 200.14 20 reis 1814 Joao VI 1329 200.15 10 reis 1818 Joao VI 1330 201.1 40 reis 1823 Pedro I met klop 20 1331 201.2 10 milreis 1866 Pedro II 1332 201.3 20 reis 1888 Pedro II 1333 201.4 20 reis 1895 1334 201.5 40 reis 1898 misslag 1335 272.1 40 reis 1908 1336 272.11 20 reis 1921 1337 272.12 2000 reis 1928 1338 272.13 500 reis 1928 1339 272.14 200 reis 1929 1340 272.15 100 reis 1930 1341 272.16 200 reis 1937 CHILI 1342 201.6 centavo 1851 1343 201.7 5 peso 1895 1344 272.17 20 centavo 1923 1345 272.18 10 centavo 1928 1346 272.19 20 centavo 1933 COLUMBIA 1347 201.8 centavo (1830) 1348 201.9 centavo (1830) variant 1349 201.1 centavo (1830) 2e variant 1350 201.11 50 centavo 1873 1351 201.12 2½ centavo 1352 201.13 50 centavo 1892 FRANS GUYANA 1353 201.14 2 sous 1789 N E D E R L A N D S G U Y A N A (SURINAME) 1354 201.15 2 duit 1679 PERU 1355 201.16 50 centimo 1858 1356 201.17 1/5 libra 1911 1357 201.18 centavo z.j. Enrique Swayne 1358 202.1 4 centesimo 1869
cu cu ag au au cu cu cu au cu cu cu cu ni ag al ni ni ni cu au ni ni ni cu cu cu ag ni ag cu cu ag au cu cu