14 Communicatie tijdens de Tweede Wereldoorlog
ver verwijderd van het hoofdkwartier in Berlijn. Goede en snelle communicatie was daarom van essentieel belang. Zij konden weliswaar gebruik maken van zenders, maar het gevaar daarvan was dat de vijand mee kon luisteren. Mede daarom maakten de Duitsers graag gebruik van bestaande telefoonnetwerken en telefoonleidingen. Daar waar nodig werden deze aangevuld met eigen netten die bovengronds werden aangelegd, vaak via al aanwezige palen of door bomen; gemakkelijk wat betreft aanleg, onderhoud en bewaking. Naast de telefonie vond communicatie tijdens de Tweede Wereldoorlog plaats door middel van koeriers, radiografische en radiotelefonische zenders, radio’s, telexen, postduiven en briefpost. Daarbij was het van essentieel belang om de berichten van A naar B te versturen zonder dat de vijand weet kreeg van de inhoud, omdat onderschepping catastrofale gevolgen kon hebben. Het opsporen van het vijandelijke berichtenverkeer had dan ook veel aandacht. Met alle mogelijke middelen werd getracht om informatie in handen te krijgen, onder meer door spionage en allerlei afluistermethodes. Ook werd geprobeerd te verhinderen dat berichten van de vijand werden doorgegeven. Dat gebeurde onder meer door zenders uit te peilen, radiofrequenties te storen, brieven te openen en koeriers te onderscheppen. Om te voorkomen dat berichten in verkeerde handen zouden vallen, werden ze vaak doorgeven in de vorm van geheime codes. De vijand probeerde die codes vervolgens te ontcijferen. Vrij bekend is het kraken door de Britse inlichtingendienst(i.6) van de Duitse onderzeebootcodes door middel van de elektromechanische codeermachine Enigma. Met het apparaat konden berichten worden gecodeerd in andere lettercombinaties dan het origineel en daarna weer worden terugvertaald. In verband met een mogelijke onderschepping werden tijdens het doorgeven van berichten via radio of zender ook vaak van tevoren afgesproken codes gebruikt. Vanuit Londen verzond Radio Oranje bijvoorbeeld talloze codeberichten die bestemd waren voor het Nederlandse verzet. Ook de BBC, de Britse omroep die tot in Polen te ontvangen was,
Verzet via het geheime telefoonnet
verzond codeberichten (i.7). Ook daaruit blijkt dat tijdens de Tweede Wereldoorlog communicatie niet alleen bij de legers een belangrijke rol speelde, maar eveneens bij de burgerbevolking. Toen bijvoorbeeld de Duitse bezetter in juli 1942 de Joden in Nederland verbood om een telefoon te bezitten, was het niet meer mogelijk om hen te bellen en te waarschuwen voor razzia’s. De Tweede Wereldoorlog was dan ook een oorlog waar meer dan ooit burgers bij betrokken waren. Het aantal doden is in dat verband veelzeggend: de helft van de in totaal vijftig miljoen doden bestond uit burgerslachtoffers.(i.8)
15
Telefoonverkeer tijdens de Tweede Wereldoorlog Telefonie nam aan het begin van de twintigste eeuw een grote vlucht toen bleek dat door middel van deze communicatievorm berichten snel en over grote afstand konden worden verspreid. Vooral de snelheid was een grote winst ten opzichte van de verzending van berichten via post of koerier. Tevens betekende een telefoonverbinding dat er over en weer overleg plaats kon vinden. Hoewel de telefoon dus meerdere voordelen kende, maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog het Nederlandse verzet aanvankelijk weinig gebruik van het openbare PTT-telefoonnet. Dat kwam vooral omdat de angst bestond om te worden afgeluisterd.
Het illegale telefoonnet Die afluisterangst verdween grotendeels toen het verzet telefoonleidingen en -netwerken kon benutten die het reguliere PTT-net omzeilden. Dat was onder meer mogelijk door talloze ondoorzichtige netwerken, lijnen en systemen aan elkaar te koppelen en illegale verbindingen en doorlassingen aan te leggen. Dat unieke en technische hoogstandje werd vooral gerealiseerd door de Centrale Inlichtingen Dienst, een verzetsgroep die zich vrijwel uitsluitend bezighield met het illegale telefoonverkeer, het verzamelen van informatie en het doorgeven van berichten. Het illegale telefoonnet, dat ook door andere verzetsgroepen werd gebruikt, betrof geen vastomlijnd net, maar een bonte verzameling van talloze netwerken en lijnen dat door sabotage, bominslagen, verraad en opsporing aan voortdurende verandering onderhevig was. Wat echter gedurende de gehele bezetting vrijwel onveranderd bleef, was een uiterst belangrijk onderdeel van dat landelijke illegale stelsel: het legale, zelfstandige diensttelefoonnet van de Provinciale Geldersche ElectriciteitsMaatschappij, de PGEM.
Het PGEM-telefoonnet De PGEM was vanaf de oprichting in 1915 verantwoordelijk voor de elektriciteitsvoorziening in de provincie Gelderland. Om dat op een goede en veilige manier te kunnen doen, beschikte het bedrijf over een eigen telefoonnetwerk. Het betrof een zelfstandig werkend systeem van telefoonverbindingen door vrijwel geheel Gelderland. Tevens waren er verbindingen met toestellen van elektriciteitsbedrijven in de omringende provincies: Overijssel, Utrecht, Limburg en Noord-Brabant. Hoewel de Duitsers op de hoogte waren van het feit dat de PGEM gebruik maakte van een eigen diensttelefoonnetwerk, hebben zij de werking, de omvang en het intensieve gebruik voor verzetsactiviteiten niet of nauwelijks op juiste waarde geschat. Ook hadden zij niet in de gaten dat het PGEM-net in verbinding stond met een groot landelijk illegaal telefoonnet van het verzet en met telefoonnetten van andere provinciale elektriciteitsbedrijven.
De inkrimping van het telefoonverkeer Gedurende de gehele bezetting was het beleid van de Duitsers erop gericht om het openbare telefoonverkeer in Nederland in te krimpen. Een van de redenen was dat zij het materiaal dat op die manier beschikbaar kwam, konden afvoeren naar Duitsland om het daar te gebruiken. Een belangrijker reden was echter dat de Duitsers zich terdege bewust waren van het feit dat de telefoon tegen hen werd gebruikt. Op welke wijze en in welke mate dat gebeurde, wisten ze echter niet. Afsluiting van het volledige telefoonnet had die tegenwerking kunnen voorkomen. Die optie was echter uitgesloten, omdat de centrales, de installaties en de verbindingen voor de Duitsers onmisbaar
16 Telefoonverkeer tijdens de Tweede Wereldoorlog
Verzet via het geheime telefoonnet
waren voor hun eigen gebruik. Vandaar dat de inkrimping van het openbare telefoonverkeer stapsgewijs gebeurde. Daarin worden door diverse historici drie belangrijke fases te onderscheiden.
tussen het zuiden van het land en het gebied boven de grote rivieren. De medewerkers van de Centrale Inlichtingen Dienst konden in het bezette deel nog wel gebruik maken van het dienstlijnennet van de PTT.
Eerste fase
Derde fase
De eerste fase (i.22a) (i.22a) duurde vanaf de inval tot begin september 1944 toen de geallieerden voet op Nederlandse bodem zetten. In die periode was lokaal (i.23) en interlokaal (i.24) telefoneren in het hele land mogelijk. Op last van het Duitse postbestuur waren vanaf 1941 echter uitsluitend nieuwe aansluitingen gerealiseerd die volgens Duitse maatstaven lebenswichtig waren (i.25). Daarnaast sloten de Duitsers veel abonnees in de kuststrook af omdat ze wilden voorkomen dat ze informatie over de kustverdediging door zouden geven. In juli 1942 werden alle Nederlanders die in het bezit waren van een telefoon verplicht om een ariërverklaring in te vullen. Daaruit moest blijken of iemand al dan niet joods was. Joden raakten op die manier vanaf 1 augustus hun telefoonaansluiting kwijt, evenals degenen die weigerden het formulier terug te sturen. In maart 1943 besloten de Duitsers dat uitsluitend abonnees een telefoonaansluiting mochten behouden wanneer het toestel kriegswichtig (i.27). was. In november 1943 werd door PTT’ers in het telefoondistrict Breda een begin gemaakt met de afsluitingen die volgens de Duitsers niet voldeden aan dat criterium. In de zomer van 1944 waren er uiteindelijk op die manier nog maar weinig abonnees in Nederland over die konden beschikken over een telefoon. Bellen konden ze overigens al aanmerkelijk minder, want de meeste automatische verbindingen van het interlokale net waren al vanaf de eerste helft van 1944 verbroken.
De derde fase (1.27b) was van eind oktober/ begin november 1944 tot aan de bevrijding in april/mei 1945. In die periode blokkeerden de Duitsers in het nog bezette noordelijk deel van Nederland de PTT-dienstverbindingen en stelden de sterkstroomvoeding naar vrijwel alle telefooncentrales buiten werking. Slechts de centrales die zij zelf nodig hadden voor hun oorlogsvoering bleven in gebruik. Dat betekende dat er alleen nog maar kon worden gebeld door middel van inductorverbindingen. Toch slaagde het verzet erin om ook in deze periode nog gebruik te blijven maken van de verbindingen van de afgesloten centrales.
Tweede fase De tweede fase (1.27a) was van begin september 1944 tot eind oktober 1944. In verband met de geallieerde opmars in het zuidelijk deel van Nederland blokkeerden de Duitsers in die periode alle openbare interlokale verbindingen. Ook verbraken ze de telefoonverbindingen
De rol van het PGEM-telefoonnet Terwijl de Duitsers stapsgewijs het openbare telefoonverkeer terugdrongen en steeds meer toestellen afsloten, bleef het PGEM-telefoonnet vrijwel onveranderd. Dat was vooral te danken aan het feit dat het telefoonnet van de PGEM als onmisbaar werd beschouwd bij de vaak gecompliceerde en verstoorde elektriciteitsvoorziening. Omdat elektriciteit ook in Duits belang was, bleef het PGEMtelefoonnetwerk gedurende de gehele bezetting onaangetast. Mede daardoor kon dat telefoonnet een opmerkelijke en belangrijke rol spelen. Belangrijker zelfs dan de diensttelefoonnetwerken van elektriciteitsbedrijven in overige provincies. Dat kwam vooral door de geografische ligging van Gelderland: centraal in Nederland en grenzend aan Duitsland. Daarnaast liep vanaf september 1944 de frontlijn door Gelderland. In eerste instantie rond de grote rivieren en tijdens het voorjaar van 1945 door de Achterhoek en vervolgens via de Veluwe. Hoe groot de rol van het PGEM-telefoonnet precies is geweest, is ruim 65 jaar na de
bevrijding niet meer te achterhalen. De inhoud van de berichten die door het verzet werden doorgebeld werden meestal niet vastgelegd en het merendeel van de direct betrokkenen is inmiddels overleden. Desondanks bleek het mogelijk om veel gegevens boven water te krijgen, onder meer door naspeuringen in talrijke archieven. Ook konden er nog getuigen worden opgespoord. Op basis van die informatie kan de conclusie worden getrokken dat het PGEM-telefoonnet tijdens de Tweede Wereldoorlog van onschatbare waarde is geweest: voor het bedrijf, voor het verzet, voor de geallieerden en voor burgers. Dat kwam niet alleen omdat het gebruik van de telefoon een snelle berichtgeving mogelijk maakte, maar ook omdat het PGEMtelefoonnet een goed functionerend netwerk vormde dat toestellen in heel Gelderland met elkaar verbond. Tevens beschikte het PGEM-net over diverse telefoonverbindingen met de omliggende provincies. Naast de officiële verbindingen met andere provinciale elektriciteitsbedrijven betrof het ook een illegale aftakking met het door de illegaliteit aangelegde landelijke telefoonnetwerk. Een netwerk dat cruciaal was voor het Nederlandse verzet, want zonder die verbindingen had het nauwelijks kunnen functioneren. Ook zorgden PGEM’ers voor talloze doorlassingen en aftakkingen. Dat gebeurde onder meer door gebruik te maken van meetlijnen in de elektriciteitskabels en, met name vanaf september 1944, door middel van het door de Duitsers uitgeschakelde openbare PTT-net. Het PGEM-telefoonnet dat tijdens de inval in 1940 een totale kabellengte kende van 1500 kilometer, groeide tijdens de bezetting dan ook aanzienlijk. Het PGEM-telefoonnet heeft dan ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een opmerkelijke en omvangrijke rol gespeeld. Zodanig dat het belangrijk was om het voor altijd vast te leggen.
17 17
Gelderland Gelderland nam door grootte en centrale geografische ligging voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een cruciale en strategische positie in. Dat bleek al toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam. Vanaf dat moment ontvluchtte een groot aantal Duitsers het land. Veel communisten, socialisten, politieke tegenstanders van het nazi-bewind en Joden vluchtten naar Nederland. In de Achterhoek bestonden enkele tientallen vluchtelingencomités om hen over de streng bewaakte Nederlands-Duitse grens te helpen en vervolgens te zorgen voor opvang of verder vervoer. Om de grensbewaking te omzeilen, reisde het overgrote deel van die vluchtelingen via de eeuwenoude handelsroute BocholtAalten-Halle-Vorden-Zutphen. Een route via een karrenspoor dat op geen enkele stafkaart stond aangegeven. Wie eenmaal in Zutphen was, kon daar de trein naar Amsterdam nemen. Van daaruit reisden velen vervolgens door naar de Verenigde Staten(i.17). (i.17) Krosenbrink, xxx. Ook tijdens de inval op 10 mei 1940 met de overschrijding van de Gelders-Duitse grens door Duitse troepen speelde Gelderland een belangrijke rol. Onder meer omdat de aanval door het Nederlandse leger werd gestuit bij twee Gelderse verdedigingslinies: bij de IJssel door middel van de IJssellinie en ter hoogte van de provinciegrens met Utrecht door de Grebbelinie. Tijdens de daaropvolgende bezetting bood Gelderland veel Joden en andere onderduikers een schuilplaats. Vooral de bosrijke en dunbevolkte Veluwe en Achterhoek met de vele boerderijen kenden talrijke, relatief veilige duikadressen. Aanzienlijk meer dan in alle andere provincies(i.18). (i.18) Nederland kende gemiddeld 1 onderduiker op de 25 inwoners. In het Achterhoekse Aalten en omgeving was dat 1 op de 5 inwoners. Het percentage onderduikers dat uiteindelijk de oorlog overleefde was in Nederland 25.7 procent, in Gelderland 38.9 procent en in Aalten en omgeving 58.7 procent(i.19). (i.19) Jongejans, 2010, lezing. Daarnaast deden enkele dunbevolkte Gelderse gebieden, vooral in het laatste oorlogsjaar,
18 Telefoonverkeer tijdens de Tweede Wereldoorlog
dienst als droppinggebied. Britse vliegtuigen voorzagen op die manier het verzet onder meer van wapens en munitie. Ook diverse Duitse instanties wisten Gelderland te vinden. In het voorjaar van 1943 bijvoorbeeld vestigde de Beauftragte für das Post- und Fernmeldewesen zich met zijn complete staf en een gedeelte van het PTT-hoofdbestuur in Arnhem. Ook andere belangrijke Duitse instanties en objecten verhuisden dat jaar vanuit het westen van het land naar Gelderland. Verhuizingen die veelal te maken hadden met de vrees voor een geallieerde invasie op de Nederlandse kust. Vooral de Achterhoek kreeg daarnaast te maken met de opvang van grote aantallen evacués die om uiteenlopende redenen waren gedwongen om hun huizen elders in Nederland te verlaten. Onder meer nadat steden in het zuiden van het land werden geëvacueerd toen daar vanaf september 1944 de geallieerden oprukten. De vluchtelingen werden voorafgegaan door Duitse troepen die zich hals over kop terugtrokken en waarvan een groot deel neerstreek in de Achterhoek. Kort daarop werd Arnhem brandpunt van de strijd aan het westelijke Europese front. Want de geallieerde operatie Market Garden had als einddoel de Rijnbrug in die stad. Een brug die beslissend werd geacht om nog voor het einde van 1944 Duitsland definitief op de knieën te krijgen. Na dagenlange strijd bleef de brug echter in Duitse handen zodat slechts een klein deel van Gelderland werd bevrijd. Nadat Market Garden was mislukt, dwongen de Duitsers de Arnhemmers hun verwoeste stad(i.21). (i.21) Veel wat in Arnhem na Market Garden nog overeind stond, werd zeven maanden later verwoest toen de Britten er uiteindelijk wel in slaagden de stad te bevrijden. te verlaten. Arnhem werd frontstad en onderdeel van een frontlinie die dwars door Gelderland liep. Een groot deel van de provincie werd daarom door de Duitsers onder water gezet. Nijmegen was op dat moment weliswaar bevrijd, maar lag vervolgens nog maandenlang in de frontlinie. En dat terwijl eerder al door een Amerikaans luchtbombardement een groot deel van de binnenstad was verwoest en achthonderd Nijmegenaren waren omgekomen. Totaal verloren 2200
Verzet via het geheime telefoonnet
Nijmegenaren het leven. Ook Doetinchem werd relatief zwaar getroffen: Britse vliegtuigen legden met hun bommen kort voor de bevrijding van de stad een groot deel van het centrum in puin. Doetinchem behoorde dan ook met Arnhem en Nijmegen tot de zwaarst getroffen steden van Nederland. De IJssel vormde een barrière tussen het westen en oosten van het land en tijdens de laatste oorlogswinter zelfs tussen het gedeelte van Nederland dat honger leed en het deel dat nog beschikte over voldoende voedsel. In diezelfde periode werden duizenden mannen door de Duitsers gedwongen om langs de IJssel en de Rijn verdedigingslinies te graven. Vanuit de Achterhoek werden er door het verzet acties ondernomen om de Nederlandse dwangarbeiders uit de Duitse werkkampen te bevrijden. Pas in maart 1945 trokken de geallieerden, na de verovering van het Rijnland, vanuit Duitsland over de grens bij Megchelen. Dat Achterhoekse dorp was daarmee de eerste bevrijde plaats van noordelijk Nederland. Het duurde vervolgens weken voordat het grootste deel van de rest van Gelderland was bevrijd. Begin mei liep het front tussen Rhenen en Wageningen en werd het westen van het land nog steeds door Duitse troepen bezet. De oorlog in Europa was echter bijna ten einde. De onderhandelingen over een Duitse capitulatie in Nederland werden gevoerd in Wageningen. Uiteindelijk werd ook het capitulatieverdrag ondertekend in Gelderland. Niet in Wageningen, zoals over het algemeen wordt beweerd, maar in een stukgeschoten huis een eind daarbuiten(i.22). (i.22) De auteur zette het onderzoek van de historicus Henk Krosenbrink voort die zich langdurig verdiepte in dit onderwerp. Hun conclusie is dat de ondertekening niet in Hotel De Wereld of in de aula van de Landbouwhogeschool in Wageningen plaatsvond.
19
1 De dreiging
Geheim, schrijft ingenieur Herman Lohr op de eerste regel van het briefpapier. Vervolgens leunt de 67-jarige directeur van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij wat achterover in zijn bureaustoel. Het woord komt hem vreemd voor, naar de militaire autoriteiten hadden hem nadrukkelijk op het belang van geheimhouding gewezen. Hij kijkt uit het raam van het hooggelegen Kraton1, het fraaie, witte hoofdkantoor van de PGEM aan de rand van Arnhem2. Zoals altijd geniet hij van het weidse uitzicht op de uiterwaarden ten zuiden van de stad. Hij ziet hoe talrijke binnenvaartschepen het water doorklieven van de Neder-Rijn die zich meanderend een weg zoekt aan de voet van de beboste heuvels. Gestaag stroomt de rivier langs de binnenstad waar de nieuwe stalen verkeersbrug3 zorgt voor de verbinding met de zuidelijke oever, evenals verder stroomafwaarts de spoorbrug4 en het pontje tussen Heveadorp en Driel. Lohr kijkt nog eens naar dat ene woord op het verder nog onbeschreven vel papier op zijn bureau. Vervolgens schrijft hij in de linker bovenhoek September 1938. Opnieuw dwalen zijn gedachten af. Ze gaan veertig jaar terug; naar de periode in Duitsland, direct nadat hij was afgestudeerd5 en enkele jaren in Neurenberg woonde en werkte6. Uitgerekend die mooie historische stad hebben de nazi’s7 als hun bolwerk bestempeld en uitgekozen om er jaarlijks begin september hun Rijkspartijdagen8 te houden. Ook dit jaar. Enkele dagen eerder had hij in de krant gelezen hoe meer dan een miljoen Duitsers de parades hadden bezocht en in een immens stadion hadden geluisterd naar de toespraak van hun leider Adolf Hitler 9. Op een onnavolgbare manier had de Führer10 zijn rede gehouden; opnieuw doorspekt met dreigementen waardoor de rest van de wereld de adem inhield. Want Hitlers aanhang groeide en zijn eisen werden talrijker11. Zouden inderdaad Duitse troepen na de
annexatie van Oostenrijk12 ook Nederland binnenvallen? Komt er een oorlog nu Hitler ook Sudetenland13 opeist? Opnieuw pakt Lohr zijn pen en schrijft verder. Hij richt zich tot PGEM-werknemers die belast zijn met de bediening van het eigen diensttelefoonnet van het bedrijf. Hij vraagt hun of zij politieagenten en andere rijksambtenaren vertrouwd willen maken met het PGEMtelefoonnet en om ingeval van een Duitse inval behulpzaam te zijn bij het telefoneren naar de militaire politie die in Gelderland talloze strategische locaties zal bezetten. Als de desbetreffende PGEM’ers Lohrs brief ontvangen, stemmen ze in met zijn verzoek. In hun vrije tijd oefenen ze vervolgens gedurende vele avonden met een geselecteerde groep ambtenaren om hun het telefoneren met het PGEM-systeem bij te brengen. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig omdat het halfautomatische PGEM-telefoonnet ook toestellen kent zonder automatische verbinding14. Na enige tijd lijken de instructieavonden echter overbodig, want de oorlogsdreiging wordt afgewend als tijdens onderhandelingen in München de vertegenwoordigers van Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië akkoord gaan met Hitlers eis om Sudetenland in te lijven15. Een van de onderhandelaars, de Britse premier Neville Chamberlain, wordt bij thuiskomst in Londen dan ook enthousiast onthaald als de man die de vrede heeft gered. In maart 1939 neemt het Duitse leger echter ook de rest van Tsjechoslowakije in. Wederom dreigt een oorlog. Van Frankrijk en Groot-Brittannië komen er echter geen militaire reacties omdat Hitler toezegt geen verdere eisen te stellen. Ondanks die toezegging vallen de Duitsers op 1 september 1939 Polen binnen. Een inval die tot gevolg heeft dat Groot-Brittannië en Frankrijk twee dagen later Duitsland nu wel de oorlog verklaren16.
20 De dreiging
Verzet via het geheime telefoonnet
De Nederlandse regering vreest betrokken te worden en besluit tot een algemene mobilisatie17. In januari 1940 worden de militairen in staat van paraatheid gebracht. In april bezetten Duitse troepen vervolgens Denemarken en Noorwegen; opnieuw een reden voor grote waakzaamheid voor het Nederlandse leger dat stellingen heeft betrokken bij diverse verdedigingslinies, zoals de IJssellinie18 en de belangrijke Grebbelinie19.
daarom naar Arnhem of naar andere plaatsen ten westen van de IJssel in de overtuiging dat ze achter de IJssellinie veilig zijn20. Meestal is de verhuizing tijdelijk en keren ze terug als de dreiging is afgenomen21.
Veel inwoners hebben een groot vertrouwen in de verdedigingslinies. Dat geldt ook voor diverse Joodse families uit de Achterhoek. Zij zijn extra bevreesd voor een Duitse inval, want ze zijn op de hoogte van de vervolgingen van Joden in Duitsland. Op momenten dat de kans op een inval toeneemt, verhuizen sommige families
In Doetinchem bemannen soldaten dag en nacht de telefooncentrale van de PGEM22. De zogeheten centraalpost bevindt zich op de bovenste etage van het PGEM-kantoor in de Grutstraat 23. De installatie maakt deel uit van een eigen telefoonnetwerk van het bedrijf dat vrijwel geheel Gelderland bestrijkt. Het PGEM-
Ook in de Achterhoek en de Liemers zijn op veel plaatsen militairen gelegerd. Ze hebben zich verschanst bij invalswegen, rond bruggen en aan de Duitse grens.
telefoonnet maakt het mogelijk om bij een Duitse inval berichten snel door te geven. Op die manier kan het openbare PTT-telefoonnet worden omzeild. Dat zou nodig kunnen zijn als de Duitsers tijdens een inval het openbare telefoonnet onschadelijk maken om de communicatie te verhinderen zodat informatie over hun opmars niet kan worden doorgegebeld. Daarnaast zouden bovengrondse, maar ook ondergrondse telefoonleidingen door granaatinslagen en beschietingen beschadigd kunnen raken met verbroken verbindingen als gevolg. Door gebruik te maken van het grotendeels ondergrondse PGEM-net kan het Nederlandse leger dan toch inspelen op de ontwikkelingen en vervolgens versperringen aanbrengen en bruggen opblazen om een Duitse opmars te bemoeilijken. Voor dat doel zijn extra
21
telefoontoestellen van Defensie op het PGEMtelefoonnet aangesloten. De toestellen maken het mogelijk om zowel met de PGEM-toestellen als met elkaar bellen. Er zijn onder meer defensietoestellen geplaatst bij de IJsselbruggen van Westervoort, Doesburg en Zutphen en de bruggen bij Hedel en Grave24. In Gelderland26 bevinden zich zowel de telefoonals de elektriciteitsleidingen van de PGEM in buizen die aan de onderzijde van bruggen zijn bevestigd. Om te voorkomen dat ingeval van het opblazen van de bruggen de kabels eveneens worden vernietigd, verwijderen PGEM-monteurs de kabels27 om ze vervolgens op enige afstand van de bruggen in het water te leggen28. Een van de bruggen die ondermijnd zijn, is de Aerdtsebrug over de Oude Rijn tussen Babberich
11 Om een Duitse opmars te bemoeilijken, zijn er bij belangrijke doorgaande wegen versperringen aangebracht. Op een invalsweg naar Doetinchem zijn zogeheten asperges geplaatst. 11 Inwoners van Doesburg sturen de Britse premier Chamberlain een kaart als dank voor zijn inzet om de vrede te redden. (Johan Janssen, privé-collectie Han Janssen) 11 Een groep Nederlandse militairen die bij Doesburg is belast met de verdediging van de IJssellinie is ondergebracht in boerderij Cabenter. (Johan Janssen, privécollectie Han Janssen) 11 Nederlandse militairen leggen naast boerderij Cabenter de laatste hand aan een loopgraaf die deel uitmaakt van de IJssellinie. Op de achtergrond de weg tussen Doesburg en Ellecom en een PGEMtransformatorhuisje met telefoonaansluiting. (Johan Janssen, privé-collectie Han Janssen)
(Jan Massink, Erfgoed- centrum Achterhoek en Liemers)
11 Het PGEM-kantoor in de Doetinchemse Grutstraat. (x, Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers) 11 Schematisch overzicht van de telefoonaansluitingen van de militaire politie op het PGEM-telefoonnet in mei 194025.
22 De dreiging
en Herwen. Een groep van twintig militairen is belast met de bewaking. Onder hen sergeant Arie van Tuyl uit Rotterdam. Hij is al vanaf december 1939 in de omgeving ingekwartierd. Dagelijks laat hij zich door een luik in de brug zakken om de 32 eenheden springstof te controleren. De brug is afgesloten voor het verkeer. Alleen de meisjes uit Lobith die werkzaam zijn bij sigarettenfabriek Turmac in Zevenaar mogen er nog over. Toch moeten ook zij na enige tijd gebruik maken van een door soldaten bemande roeiboot. Als ze op een dag de meisjes overzetten, houden ze echter halverwege op met roeien. “Ik kan niet meer”, laat een soldaat weten. “Ik ben te vermoeid.” “We kunnen alleen maar verder roeien als we
Verzet via het geheime telefoonnet
een kus krijgen”, zegt een andere militair. Nadat de kussen in ontvangst zijn genomen, roeien de militairen verder. Ook de daaropvolgende weken worden ze tijdens de overtocht nog geregeld overvallen door spontane vermoeidheid29. In Doetinchem worden technici en kantoor personeelsleden van de PGEM voorbereid op het dreigende onheil. In verband met de kans op internationale conflicten, zoals de PGEM-directie het noemt, worden er allerlei oefeningen gehouden. Een groep van rond de 25 deelnemers oefent vrijwel wekelijks met gasmaskers omdat wordt gevreesd voor een Duitse aanval met gifgas30.
11 Dienstplichtige militairen waken onder toezicht van koningin Wilhelmina bij de telefooncentrale van het PGEM-kantoor in Doetinchem. ( fotograaf onbekend, privé-collectie Will Griess) 824b 11 Op de PGEM-centraalpost in Doetinchem lijken militairen op alles voorbereid. ( fotograaf onbekend, privé-collectie Will Griess) 822b 11 Nederlandse militairen bij de Driekoningenbrug wachten in hun verdedigingswerken naast boerderij Cabenter gespannen af. Op de achtergrond de Martinikerk en de watertoren van Doesburg. (Johan Janssen, privé-collectie Han Janssen)
Onder leiding van technisch opzichter Marinus Zwart trainen de PGEM’ers in en rond het voor de Achterhoek belangrijke 50-kV-onderstation31 aan de Keppelseweg en in de naastgelegen Kruisbergse Bossen. De deelnemers moeten onder meer met de gasmaskers op tegen de zandbult aan de Tweede Loolaan op rennen. Ook spelen de PGEM’ers voetbalwedstrijdjes met de maskers op. Om wat meer lucht te kunnen krijgen, steken ze vaak een lucifersdoosje onder het masker zodat er sprake is van een opening. Tevens wordt er geregeld geoefend in de kelder van het onderstation dat Zwart voor die gelegenheden vol gas laat lopen32.
23
Vijftien kilometer zuidoostelijk van Doetinchem ligt het dorpje Megchelen. Op slechts honderd meter afstand van de landsgrens is het aan drie zijden omsloten door Duits grondgebied. Door die ligging en het feit dat een aanzienlijk deel van vooral de vrouwelijke inwoners oorspronkelijk van Duitse afkomst is, zijn de Megchelenaren meer op Duitsland dan op Nederland georiënteerd. Het dorpje bestaat onder meer uit een lagere school, een kerk met een pastorie en een opvallend houten gebouw: een PGEMschakelstation. Naast het markante transformatorhuis bevindt zich de woning met een kwekerij van de familie Venhorst. Het is een bedrijf dat van oudsher veel Duitse klanten kent; clientèle die altijd met
11 Kniebuigingen met gasmaskers op het terrein van het PGEM-onderstation in Doetinchem. ( fotograaf onbekend) 11 Touwtrekken met gasmaskers op de zogeheten zandbult aan de Tweede Loolaan in de Kruisbergse Bossen in Doetinchem. ( fotograaf onbekend) 11 Een oefengewonde wordt afgevoerd op het terrein van het Doetinchemse onderstation. ( fotograaf onbekend)