Studiegids Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Adres: / Visiting Address: Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen / Faculty of Spatial Sciences Dierenriemstraat 100 9742 AK Groningen Postadres: / Postal Address: Postbus 800 9700 AV Groningen Telefoon: / Phone: (050) 363 3895/3896/3897 Fax: (050) 363 3901 Internet: www.rug.nl/frw
Eindredactie: / Final editing: Prof.dr.ir. G.J.J. Linden Grafische uitvoering: / Graphic implementation: M. Brugmans-Nieman/A.J. Huizinga/M. Kuipers
Deze studiegids is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Desondanks kunnen aan deze tekst geen rechten worden ontleend. Although this study guide has been prepared with the greatest possible care, no legal rights can be derived from the text.
Leeswijzer Leeswijzer Komend studiejaar worden twee complete Bacheloropleidingen aangeboden, respectievelijk een Bachelor Sociale Geografie & Planologie (SG&P) en een Bachelor Technische Planologie (TP) . Daarnaast worden er acht Masteropleidingen aangeboden, respectievelijk de eenjarige Masters: Culturele Geografie (CG), Economische Geografie (EG), Vastgoedkunde (VG), Planologie (PL), Population Studies, en Environmental and Infrastructure Planning (EIP) en de tweejarige Masters Lerarenopleiding en Research Master Regional Studies. Het onderwijs wordt gegeven over twee semesters, die vervolgens weer in tweeën gesplitst zijn. Er wordt gesproken over semester 1-a, 1-b, 2-a en 2-b. Voor de Bachelor- en Masteropleidingen wordt de studielast berekend in European Credits (EC’s). Hoofdstukken 1, 9, 10, 11 en 12 zijn van belang voor iedereen die onderwijs volgt aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. Deze hoofdstukken geven informatie over de organisatie en structuur van de Faculteit (hoofdstuk 1), allerlei praktische met het onderwijs samenhangende zaken (hoofdstuk 9), de onderwijs- en examenregelingen (hoofdstukken 9, 10 en 11) en de rechten en plichten van ingeschreven studenten (hoofdstuk 11). Verder is er, zoals u in de inhoudsopgave kunt zien, aan iedere opleiding die aangeboden wordt een hoofdstuk gewijd. Alle vakken die door de opleidingen worden aangeboden zijn toegelicht in hoofdstuk 8. Veel gebruikte afkortingen: CG = Culturele Geografie DEM = Demografie EC = European Credit EG = Economische Geografie EIP = Environmental and Infrastructure Planning (Technische Planologie) FRW = Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen PL = Planologie SG&P = Sociale Geografie en Planologie TP = Technische Planologie VG = Vastgoedkunde Collegezalen: Gebouw 5412 is het WSN-gebouw, Landleven 5. Gebouw 5419 is het Zernike-gebouw, Landleven 12. Gebouw DRS is het gebouw aan de Dierenriemstraat 100.
Semesters
Semesters 2007/2008 Semester 1-a: Collegeperiode: start maandag 3 september 2007, eindigt vrijdag 26 oktober 2007. Tentamenperiode: start maandag 29 oktober 2007, eindigt vrijdag 9 november 2007. Semester 1-b: Collegeperiode: start maandag 12 november 2007, eindigt vrijdag 18 januari 2008. Tentamenperiode: start maandag 21 januari 2008, eindigt vrijdag 8 februari 2008. Semester 2-a: Collegeperiode: start maandag 11 februari 2008, eindigt vrijdag 4 april 2008. Tentamenperiode: start maandag 7 april 2008, eindigt vrijdag 25 april 2008. Semester 2-b: Collegeperiode: start maandag 28 april 2008, eindigt vrijdag 20 juni 2008. Tentamenperiode: start maandag 23 juni 2008, eindigt vrijdag 11 juli 2008. Onderwijs wordt in beginsel uitsluitend in de twee semesters aangeboden. De periode 24 december 2007 tot en met 4 januari 2008 is een collegevrije periode. De universitaire voorzieningen en de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen zijn in het studiejaar 2007/2008 op de volgende dagen gesloten: Kerstmis: 25 december 2007 t/m 1 januari 2008* Goede Vrijdag: 21 maart 2008 Tweede Paasdag: 24 maart 2008 Koninginnedag 30 april 2008 Hemelvaart: 1 mei 2008 Bevrijdingsdag 5 mei 2008 Tweede Pinksterdag: 12 mei 2008 Gronings Ontzet: 28 augustus 2008 *In de periode van 25 december 2007 t/m 1 januari 2008 en op vrijdag 2 mei 2008 zijn enkele universitaire voorzieningen wel geopend: Voor meer informatie zie de UK en de website www.rug.nl.
Algemeen studierichtingen en organisatie
1
Algemeen: studierichtingen en organisatie
Het onderwijs aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) wordt vormgegeven door het streven een hoogwaardige wetenschappelijke opleiding met internationale allure aan te bieden waarbij het FRW-onderwijsconcept met name de vervlechting van onderwijs en onderzoek accentueert in een voor de student stimulerende leeromgeving, gericht op het aankweken van een wetenschappelijke attitude. Een en ander is in de verwoording van de missie van de FRW verder uitgewerkt. Studierichtingen Het gehele reguliere onderwijsprogramma van de FRW bestaat uit twee Bacheloropleidingen, (Sociale Geografie & Planologie, en Technische Planologie), zeven Masteropleidingen (Population Studies, Planologie, Economische Geografie, Culturele Geografie, Vastgoedkunde, Environmental & Infrastructure Planning, Lerarenopleiding) en de door de Graduate School aangeboden Researchmaster- en PhD opleiding. De opleidingen volgen het semestersysteem en berekenen de studielast in European Credits (EC). 1 EC komt overeen met een studielast van 28 uur, zodat een studiejaar 60 EC omvat. Studenten kunnen een deel van hun studie ook verrichten aan een van de vele buitenlandse universiteiten waarmee de FRW uitwisselingsafspraken heeft. Voor buitenlandse uitwisselingstudenten biedt de FRW International School of Spatial Policy Studies twee maal per jaar een drie maanden durende Engelstalige cursus aan op Bachelorniveau. Drie van de acht aangeboden Masters plus de PhD opleiding zijn Engelstalig en staan ook open voor buitenlandse studenten. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om na het Bachelorexamen in te stromen in een van de FRW tweejarige Double Degree Master Programmes in samenwerking met respectievelijk het Institut Teknologik Bandung in Indonesië (Environmental & Infrastructure Planning) en de Universiteit van Oldenburg, Duitsland (Water and Coastal Management). De FRW neemt tevens deel aan een European Doctoral in Demography, georganiseerd door verschillende Europese demografische instituten. Studiegidsen De beschrijving van het FRW onderwijs zoals dat in het academisch jaar 2007/2008 wordt aangeboden, is verdeeld in vieren. Een algemeen deel betreffende de organisatie van en het onderwijs aan de FRW en drie delen met respectievelijk de Bacheloropleidingen (alleen in het Nederlands), de Masteropleidingen (in het Nederlands en bij een Engelstalige opleiding in het Engels), en de Graduate School (alleen in het Engels). De FRW biedt de volgende opleidingen aan in het jaar 2007/2008: 1. 2. -
Bacheloropleidingen (driejarig, leidende tot een Bachelor of Science diploma): Sociale Geografie & Planologie; Technische Planologie. Masteropleidingen (éénjarig, leidende tot een Master of Science diploma): Population Studies (Engelstalig); Planologie; Economische Geografie; Culturele Geografie; Vastgoedkunde;
1
Algemeen: organisatie en studierichtingen 3. -
Environmental and Infrastructure Planning (Engelstalig)1; Lerarenopleiding (2 jaar); Graduate School (leidende tot respectievelijk een Master of Science (MSc) en een Doctor of Philosophy (PhD)): Research Master Regional Studies (2 jaar en Engelstalig) met daarna het PhD traject (4 jaar en Engelstalig)
De beschrijvingen van de twee Double Degree Master opleidingen zijn op aanvraag beschikbaar. Deze informatie wordt in electronische vorm (www.rug.nl/frw) aangeboden, waarbij ten behoeve van niet Nederlandse bezoekers bovendien een beknopte Engelstalige beschrijving van ons gehele Nederlandstalige onderwijsaanbod is toegevoegd. 1.1
Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen
Binnen de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen vinden werkzaamheden met betrekking tot het onderwijs en onderzoek in de Culturele Geografie, de Economische Geografie, de Planologie, de Technische Planologie en de Demografie plaats. Bij de vormgeving van het onderwijs laat de FRW zich leiden door haar onderwijsmissie en onderwijsconcept. 1.1.1
De FRW onderwijsmissie en het FRW onderwijsconcept In onderstaande punten wordt de onderwijsmissie en tegelijkertijd het te volgen onderwijsconcept van de Faculteit omschreven: De FRW beschouwt het geven van wetenschappelijk onderwijs in de sociale geografie, (technische) planologie en demografie als een van haar twee primaire verantwoordelijkheden. Het verrichten van onderzoek in deze drie wetenschapsgebieden is haar andere primaire verantwoordelijkheid. Onderwijs en onderzoek zijn bij de FRW nauw verweven. Het onderwijs van de FRW weerspiegelt de complexiteit van de samenleving, in het bijzonder gelet op de samenstelling en ontwikkeling van de bevolking, de ruimtelijke inrichting van het woon- en werkgebied en de ruimtelijke planning, ook in technische zin, die daarvoor nodig is. De FRW streeft in haar onderzoek en onderwijs naar een hoge, internationaal vergelijkbare kwaliteit. Onderzoekers, docenten en studenten werken hier aan de grenzen van het weten. De nadruk ligt op multidisciplinaire kennisverwerving: juist op de grenzen der disciplines vindt de vooruitgang plaats. Wetenschap gedijt slechts in een sfeer van academische vrijheid en mondiale uitwisseling van ideeën. De FRW onderhoudt daarom nauwe contacten met zusterinstellingen in binnen- en buitenland en bevordert de uitwisseling van stafleden en studenten met deze instellingen. In de omvang van die uitwisseling loopt zij voorop en haar ambitie is die positie te behouden. De FRW kiest voor samenwerking met overheden, bedrijfsleven en organisaties zowel in Nederland als in het buitenland. Tegelijkertijd voelt het als enige wetenschappelijke opleidingsinstituut voor de ruimtelijke wetenschappen in het noorden des lands een speciale betrokkenheid met de culturele, sociale, economische en in het bijzonder de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Dit uit zich in dat deel van haar onderwijs en onderzoek dat op de regio gericht is. De onderwijsprogramma’s zijn geplaatst in een activerende leeromgeving met ruimte voor zelfselectie en persoonlijke ontplooiing. Dit wordt gestimuleerd door onderwijs dat in een sfeer van openheid, constructief denken en belangstelling voor elkaars werk plaats vindt. De opleidingen stimuleren algemeen wetenschappelijke vorming als toe-
1
Environmental and Infrastructure Planning is de Engelse benaming voor Technische Planologie (croho-nummer 66194).
2
Algemeen studierichtingen en organisatie
-
-
1.1.2
gang tot verantwoordelijke posities in de samenleving en afgestudeerden worden aangezet tot levenslang leren. De facultaire organisatie is gericht op het scheppen van voorwaarden die excellente prestaties van zowel staf als studenten mogelijk maakt. Beiden hebben een belangrijke inbreng bij de besluitvorming binnen de Faculteit. Mondigheid van betrokkenen garandeert open verhoudingen. Open verhoudingen zijn onmisbaar voor een levende en bloeiende Faculteit. Door regelmatig overleg met de alumniraden van de verschillende opleidingen en de FRW-beroepenveldcommissie met buitenuniversitaire niet-alumni leden wordt het FRW onderwijs- en onderzoeksbeleid getoetst en indien nodig bijgesteld.
Algemene doelstellingen van het facultaire onderwijsprogramma De volgende karakteristieken van wetenschappelijk onderwijs spelen bij het concretiseren van de facultaire onderwijsmissie en het toepassen van het facultaire onderwijsconcept een belangrijke rol. Het eigen karakter van het wetenschappelijk onderwijs is gelegen in de bijzondere situatie waarin het onderwijs plaatsvindt. Instellingen voor wetenschappelijk onderwijs zijn immers organisaties, waarbinnen wetenschapsbeoefening (onderzoek) is geïnstitutionaliseerd. Onderwijs is één van de twee taken van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs. Het eigen karakter van de opleidingen is gelegen in de nauwe relatie tot de tweede taak: het wetenschappelijk onderzoek. Dat impliceert echter niet dat het onderwijs geheel gericht zou zijn op de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Wel hebben zich in de samenleving zodanige ontwikkelingen voltrokken dat zelfstandige wetenschapsbeoefening steeds meer beroepsmatige trekken is gaan vertonen en de voorbereiding op maatschappelijke betrekkingen steeds meer een wetenschappelijk aspect heeft verkregen. Ten gevolge hiervan is er een duidelijker wordend onderscheid in onderwijsbehoefte tussen enerzijds studenten die zich voorbereiden op een maatschappelijke functie waarvoor een wetenschappelijke opleiding vereist is en studenten die een carrière in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek ambiëren. In het FRW onderwijsaanbod is met deze trend rekening gehouden. Dit laat onverlet dat het concrete karakter van de vakken van de Faculteit alsmede de praktijkgerichtheid van veel onderzoek, in ieder geval in Groningen, kenmerkend is en blijft voor de opleidingen. Daarom wordt ruimschoots, dat wil zeggen zeker een kwart van de studietijd, aandacht besteed aan onderzoek en direct onderzoek ondersteunende practische oefeningen. Daarbij is ruime aandacht voor ontwikkelingen in het buitenland. Zo brengt meer dan 50% van de FRW Bachelor studenten minimaal drie maanden door op een buitenlandse universiteit. Voorbeelden van onderzoek ondersteunende practische oefeningen zijn: veldwaarneming (veldwerk en excursie), veldonderzoek (interview en enquête), werken in groepen en het doelgericht verzamelen, bewerken en presenteren van al dan niet zelf verzamelde kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Bij de presentatie wordt aandacht geschonken aan mondelinge, schriftelijke en grafische (cartografische) vaardigheden. Voorts wordt op uitgebreide schaal gebruik gemaakt van computers en wordt er voor alle studenten een basistraining gegeven in het werken met Geografische Informatie Systemen (GIS). Aan het einde van de opleidingen is een zodanige onderzoekservaring opgedaan, zeker wanneer een externe afstudeeropdracht of praktijkproject onderdeel uitmaakt van het afstuderen, dat een breed terrein van maatschappelijke betrekkingen waarvoor een dergelijke soort opleiding op prijs gesteld wordt, open ligt. Het concrete en praktijkgerichte van de opleidingen laat onverlet dat grote aandacht wordt geschonken aan het aanleren van een analytische en creatieve wetenschappelijke houding. Bij het wetenschappelijk onderwijs wordt dan ook gestreefd naar het verwezenlijken van het gemeenschappelijke in de afzonderlijke hoofddoelstellingen: de vorming tot zelfstandige beoefening van de wetenschap; 3
Algemeen: organisatie en studierichtingen -
de voorbereiding tot het bekleden van maatschappelijke betrekkingen waarvoor een wetenschappelijke opleiding vereist is of dienstig kan zijn.
Wetenschappelijke vorming staat voorop en in een concrete eindterm geformuleerd betekent het dat: iedere afgestudeerde Master in staat moet zijn om de ontwikkelingen op het vakgebied van de gekozen wetenschap - bijvoorbeeld de Sociale Geografie en Planologie, Technische Planologie of Demografie - althans in hoofdlijnen, zelfstandig te kunnen blijven volgen en om de ontwikkelingen op een deelgebied daarvan meer van nabij te volgen; de attitudes zijn aangekweekt om als afgestudeerde deel te blijven nemen aan een levenslang proces van verdere ontwikkeling, al dan niet met behulp van postdoctorale opleidingen en/of postacademisch onderwijs; de bij een afgestudeerde Bachelor c.q. Master behorende beroepsethiek geïnternaliseerd is. De algemene wetenschappelijke vorming van de afgestudeerde omvat ook het verschaffen van inzicht in de samenhang der wetenschappen. Een gedetailleerde opsomming van alle doelstellingen en eindtermen van de afzonderlijke Bachelor- en Masteropleidingen wordt gegeven in de Onderwijs- en Examenreglementen (OERen) van die opleidingen en de betreffende studiegids. Daarbij is het van belang aan te tekenen dat in voorkomende gevallen, waarbij een student geconfronteerd wordt met grote studievertraging ten gevolge van bestaande regelingen altijd de mogelijkheid bestaat om een met redenen omkleed verzoek tot een individuele regeling in te dienen bij de examen- c.q. toelatingscommissie. 1.1.3
Opbouw studieprogramma Alle studieprogramma’s van de Faculteit worden gekenmerkt door een stapsgewijze opbouw van kennis en vaardigheden. Het examenprogramma omvat een propedeutisch en een Bachelorexamen. Daarna volgen de Masterexamens en ten slotte de verdediging van een proefschrift als afsluiting van de PhD opleiding. Het propedeutisch examen heeft een studiebelasting van 60 EC’s en valt geheel binnen het eerste cursusjaar. Het propedeutisch examen kan in nader aangegeven onderdelen worden afgelegd. Aan het einde van het eerste inschrijvingsjaar verstrekt de Faculteit de student een advies met betrekking tot de voortzetting van de studie die gebaseerd is op de examenresultaten gedurende het eerste inschrijvingsjaar. Na de propedeutische fase heeft de overige Bacheloropleiding een duur van 2 jaar (120 EC). De totale Bacheloropleiding omvat 3 jaar (180 EC). Het staat de individuele student vrij om zelf een onderwijsprogramma samen te stellen dat uitgaat boven de voorgeschreven en gedeeltelijk voorgeprogrammeerde Bacheloropleiding van 180 European Credits (EC’s). De driejarige Bachelor met een brede wetenschappelijke achtergrond met eventueel een (aanbevolen) Minor specifiek gericht op een van de Masteropleidingen leidt tot een Bachelordiploma. Na het met succes doorlopen van een van de twee Bacheloropleidingen aan de FRW kan een keuze gemaakt worden uit een van de acht Masteropleidingen. Een daarvan is geprogrammeerd in samenhang met de universitaire lerarenopleiding voor het vak Aardrijkskunde, waartoe bezitters van het Bachelorexamen Sociale Geografie & Planologie onder bepaalde voorwaarden toegang kunnen verkrijgen. Afhankelijk van het vakkenpakket in de Bachelor in relatie tot de specifieke eisen van de betreffende Masteropleiding kunnen door de Mastertoelatingscommissie aanvullende eisen worden gesteld, maar voor beide bacheloropleidingen geldt dat ze tenminste tot een van de facultaire Masteropleidingen rechtstreeks toegang biedt (doorstroommaster). Ook bestaat de mogelijkheid om elders een Masteropleiding te volgen, of deel te nemen aan de tweejarige Double Degree opleidingen, waarin de FRW partner is. Dit laatste leidt tot zowel een FRW Master diploma als een Master diploma van de samenwerkende universiteit (beschrijving van 4
Algemeen studierichtingen en organisatie Double Degree opleidingen op aanvraag verkrijgbaar; voor verdere details over de Masteropleidingen, zie de studiegids Masteropleidingen). Na het afronden van de Masteropleiding bestaat de mogelijkheid (voor een geselecteerd aantal afgestudeerden) om of door te stromen naar de FRW Graduate School of bij één van de Nederlandse universiteiten een verdere onderzoeksopleiding te volgen als AIO (Assistent In Opleiding), als OIO (Onderzoeker In Opleiding) of als PhD bursaal. 1.1.4
Ambities in de verschillende studiefasen De ambities voor de Propedeutische fase, de Bachelorfase, de Masterfase en de PhD fase kunnen als volgt worden omschreven: Propedeutische fase: Overzicht van het gehele veld van de Sociale Geografie, Planologie en Demografie (SG&P) c.q. Technische Planologie (TP). Centraal in het eerste jaar: studenten ontdekken de wereld. Eerste oriëntatie op de in de ruimtelijke wetenschappen gebruikte onderzoekstechnieken. Beeld van de vervolgopleiding en de latere beroepspraktijk, zodat een verantwoorde keuze van optionele onderdelen en vervolgwegen mogelijk is. Variatie aan werkvormen die gericht is op het bevorderen van zelfwerkzaamheid en zelfstandig studeren. Verdere studie voor het Bachelordiploma: Verdieping van de kennis op het wetenschapsgebied van de SG&P resp. TP, in het bijzonder op de aandachtsvelden van de FRW. Uitbreiding van de kennis en vaardigheden met betrekking tot methodologie en methoden en technieken van onderzoek. Kennismaking met belangrijke steunvakken van de SG&P resp. TP: Oefening in brede reflectie op maatschappelijke, i.h.b. ruimtelijke vraagstukken. Oriëntatie op multidisciplinaire kennisverwerving en interdisciplinaire samenwerking in onderzoek. Opzet en uitvoering van onderzoek in een gecontroleerde setting. Oefening in de mondelinge en schriftelijke rapportering over zulk onderzoek. Er wordt een zodanig niveau bereikt dat de afgestudeerde met een wetenschappelijke attitude in maatschappelijke functies werkzaam kan zijn. Masterfase: Uitbreiding van de kennis op het wetenschapsgebied van de SG&P, resp. TP en Demografie tot een niveau waarop wetenschappelijke reflectie mogelijk wordt. Specialisatie in een deel van het wetenschapsgebied, waar kennis en vaardigheden tot een niveau worden opgebouwd dat actieve deelname aan internationale wetenschappelijke fora mogelijk maakt. Er wordt een zodanig niveau bereikt dat de afgestudeerde in staat is tot het zelfstandig opzetten van wetenschappelijk onderzoek en het vervaardigen van een academisch proefschrift. In de Researchmaster wordt op voorgaande ambities nog meer accent gelegd en liggen de eisen hoger. PhD-fase: De succesvolle kandidaat heeft aangetoond in staat te zijn zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te kunnen verrichten door ofwel een monografie dan wel een aantal artikelen in internationale vaktijdschriften te publiceren en in het openbaar te verdedigen. De FRW wil verder excellente studenten met een sterke motivatie voor onderzoek vroegtijdig identificeren en een uitdagend programma aanbieden. Binnen de opbouw van het onderwijs5
Algemeen: organisatie en studierichtingen programma is extra aandacht voor de excellente student met belangstelling voor onderzoek in het zogenaamde Challenge Programme. Zo ontstaat al gedurende de Bacheloropleiding een op de Researchmaster gericht onderwijstraject. 1.2
Vooropleidingseisen
1.2.1
Toelating propedeuse Bachelorprogramma’s Om toegelaten te worden tot het propedeutisch examen in het Bachelorprogramma SG&P en Technische Planologie dient de aankomende student te beschikken over het einddiploma VWO, waarvan Wiskunde A of B deel uitmaakt c.q. een van de volgende profielen: Natuur & Gezondheid, Natuur & Techniek, Economie & Maatschappij of Cultuur & Maatschappij. Voor de opleiding Technische Planologie geldt een zogenaamde ‘inschrijvingsdeficiëntie’ voor Wiskunde A en/of B, of aanvullend Wiskundeonderwijs bij het profiel Cultuur & Maatschappij. Dat wil zeggen dat men niet kan worden ingeschreven bij de opleiding Technische Planologie indien niet aan de genoemde eis is voldaan. Diegenen die menen een kwalificatie te hebben verworven die het waarschijnlijk maakt dat zij de studie met succes kunnen volgen, moeten zich bij de Centrale Studentenbalie (CSB) aanmelden en kunnen om toelating verzoeken. In andere gevallen moet een colloquium doctum worden afgelegd. Voor gegevens hierover kan men zich wenden tot de studieadviseur mw.drs. D. Muntinga-Weurman (zie lijst medewerkers in deze studiegids, bijlage 1). Zij die beschikken over een buitenlands equivalent van een VWO-diploma dienen zich tot het College van Bestuur (Centrale Studentenbalie, CSB) van de Universiteit te wenden met een verzoek om nadere informatie over de procedure van toelating.
1.2.2
Toelating Masterprogramma’s Een Bachelorexamen Sociale Geografie & Planologie of Technische Planologie behaald aan de RUG geeft in principe toegang tot elk van de aangeboden Masteropleidingen, met dien verstande dat afhankelijk van de te kiezen Master een Minorprogramma sterk aanbevolen (Demografie), dan wel aangeraden wordt. Toelating tot de Research Master moet individueel aangevraagd worden en wordt beoordeeld door de toelatingscommissie van de Research Master. De gecombineerde toelatingscommissie van de andere Masteropleidingen kan in geval van twijfel aan de kans op succesvolle studieafronding aanvullende eisen stellen alvorens een toelatingsbewijs wordt verstrekt, behalve voor de doorstroommasters. Aanvullende eisen kunnen ook gesteld worden aan studenten van andere faculteiten aan de RUG of elders, waarbij in ieder geval standaard een intakegesprek plaats vindt. Ook hier behoudt de toelatingscommissie het recht om aanvullende eisen te stellen. Soms wordt een minor programma voorgeschreven om toelating te verkrijgen (zie ook hoofdstuk 14 van deze studiegids).
1.2.3
Instroming en doorstroming vanuit het HBO Het is mogelijk na een voldoende propedeuse of een overgangsbewijs van jaar 1 naar jaar 2 van het HBO in te stromen in het Bachelorprogramma van het WO. Daarbij geldt de eis dat men Wiskunde A of B op VWO-niveau moet beheersen. Raadpleeg hierover de studieadviseur. Na een voltooide HBO-opleiding is het, afhandelijk van de gevolgde HBO-opleiding, soms mogelijk in te stromen in de opleidingen van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. Het betreft dan een schakelprogramma met toelatingsbewijs tot specifieke Masteropleiding. De student krijgt een individueel programma, vast te stellen door de examencommissie van de betreffende Masteropleiding. De omvang van het schakelprogramma is meestal 60 EC, afhankelijk van het bestaan van afspraken met de HBO van herkomst 6
Algemeen studierichtingen en organisatie Voor alle HBO-instromers geldt dat er een intakegesprek plaatsvindt.
1.3
De FRW onderwijsorganisatie
1.3.1
De onderwijs- en examenregelingen Eenmaal per jaar worden de onderwijs- en examenregelingen voor het propedeutisch-, alsmede voor de Bachelor- en Masterexamens vastgesteld. Dit gebeurt op voorstel van het Faculteitsbestuur, na overleg met de opleidingscommissies en met instemming van de Faculteitsraad.
1.3.2
Faculteitsbestuur, Faculteitsraad en opleidingscommissies Het Faculteitsbestuur wordt benoemd door het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen en bestaat uit: 1 hoogleraar, die voorzitter is (decaan) en tevens portefeuillehouder ‘onderwijs’; 1 lid van het wetenschappelijke personeel met de portefeuille ‘onderzoek’, tevens plaatsvervangend voorzitter; 1 lid met de portefeuille ‘middelen’. Een studentlid als adviseur (aangewezen door de student-leden van de Faculteitsraad). Samenstelling Faculteitsbestuur met ingang van 1 september 2007: prof.dr.ir. G.J.J. Linden (voorzitter en decaan, portefeuillehouder ‘onderwijs’); prof.dr. I. Hutter (plv. voorzitter, portefeuillehouder ‘onderzoek’); mevr. G. Groen (portefeuillehouder ‘middelen’); E. Blok (studentlid adviseur). De Faculteitsraad is samengesteld uit 10 leden, waarvan 5 leden éénmaal per twee jaar worden gekozen door en uit het personeel, en; 5 leden éénmaal per jaar worden gekozen door en uit de studenten. De Faculteitsraad en het Faculteitsbestuur laten zich bijstaan door een aantal commissies, waaronder: de Bachelor opleidingscommissie Sociale Geografie & Planologie; de Bachelor opleidingscommissie Technische Planologie; de gecombineerde opleidingscommissies voor de MSc-opleidingen, te weten: Economische Geografie/Vastgoedkunde, Culturele Geografie/Lerarenopleiding, Planologie/Environmental and Infrastructure Planning en Population Studies/de Research Master in Regional Studies.
1.3.3
Basiseenheden De Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen telt vier basiseenheden (BE), namelijk: Culturele Geografie Demografie Economische Geografie Planologie Een basiseenheid is een eenheid ten behoeve van de organisatie, coördinatie en integratie van de werkzaamheden van hen, wier taken met betrekking tot onderwijs en onderzoek op hetzelfde vakgebied liggen. Het Faculteitsbestuur wijst de leden van de basiseenheden van onderwijs en onderzoek aan. Het Faculteitsbestuur wijst tevens de hoogleraren aan die belast worden met de leiding van de basiseenheden.
7
Algemeen: organisatie en studierichtingen Dit zijn: voor Culturele Geografie: prof.dr. P.P.P. Huigen; voor Demografie: prof.dr. I. Hutter; voor Economische Geografie: prof.dr. P.H. Pellenbarg, en voor Planologie: dr.ir. P. Ike 1.3.4
Coördinatie onderwijs en examens Namens het Faculteitsbestuur zijn opleidingsdirecteuren belast met de nadere regeling van onderwijs en examens. De opleidingsdirecteuren zijn: voor Sociale Geografie & Planologie: prof.dr. P.P.P. Huigen voor Technische Planologie: dr.ir. P. Ike voor de Graduate School is Director: prof.dr. L.J.G. van Wissen De opleidingsdirecteur pleegt tenminste tweemaal per jaar overleg met opleidingscommissies over de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling. Coördinatie onderwijs en examens in het facultaire onderwijsprogramma Voor de goede afwikkeling van de dagelijkse gang van zaken bij het onderwijs van de verschillende Bachelor- en Masteropleidingen, wordt zorg gedragen door coördinatoren. Dit zijn voor de Master Planologie: prof.dr. G. de Roo; Master Economische Geografie: prof.dr. P.H. Pellenbarg; Master Culturele Geografie: dr. P.D. Groote; Master Vastgoedkunde: dr. P.R.A. Terpstra; Master Population Studies: prof.dr. I. Hutter; Master Environmental and Infrastructure Planning: dr.ir. P. Ike; Master Lerarenopleiding: dr. P.C.J. Druijven; Graduate School: Research Master Regional Studies: prof.dr. I. Hutter Graduate School: PhD opleiding: prof.dr. L.J.G. van Wissen. Gegevens om de coördinatoren te bereiken, staan in de lijst van medewerkers in deze studiegids, bijlage 1a.
1.4
Studieprogramma Internationaal onderwijs
De FRW stimuleert buitenlandse studieverblijven van studenten uit alle opleidingen, studierichtingen en afstudeerrichtingen. Ook werft de FRW actief buitenlandse studenten voor de facultaire Engelstalige opleidingen c.q. deelname aan het speciaal op uitwisselingsstudenten gerichte programma. De Facultaire organisatie voor internationaal onderwijs richt zich op vier doelgroepen: 1. FRW studenten die een deel van hun studie in het buitenland willen verrichten; 2. Buitenlandse uitwisselingsstudenten die voor een korte periode aan onze faculteit verblijven Voor deze twee categorieën is drs. P.J.M. van Steen het directe aanspreekpunt. 3. Buitenlandse studenten die aan een van de reguliere FRW Engelstalige master opleidingen (Population Studies, Environmental & Infrastructure Planning, Research Master Programme) deelnemen; Voor deze categorie is mw. S. E. Tiggelaar het aanspreekpunt. 4. FRW studenten die aan een Double Degree (Environmental & Infrastructure Planning met het ITB Bandung of Water and Coastal Management met de universiteit van Oldenburg) programma willen deelnemen. Voor deze categorie is prof.dr.ir. G.J.J. Linden het aanspreekpunt. 8
Algemeen studierichtingen en organisatie -
Internationale uitwisseling: het International Office en de International School of Spatial Policy Studies
De Faculteit biedt studenten diverse mogelijkheden om een deel van de studietijd in het buitenland door te brengen. De buitenlandse studiemogelijkheden zijn bedoeld voor studenten uit het laatste jaar van het Bachelorprogramma en studenten uit het Masterprogramma. De meeste buitenlandse studiemogelijkheden hebben betrekking op het volgen van onderwijs in de vorm van hoor- en/of werkcolleges. Soms is het ook mogelijk om een onderzoek (zoals het Bachelor- of het Masterproject) geheel of gedeeltelijk bij een buitenlandse partner te verrichten. In dit geval verzorgt een docent van de Faculteit de (mede-)begeleiding alsmede de eindbeoordeling. Ten behoeve van het FRW internationale studentenuitwisselingsprogramma heeft de Faculteit onder meer een International Office ingericht, een groot aantal samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse universiteiten afgesloten en - ten behoeve van het Engelstalig onderwijs aan bezoekende buitenlandse studenten - de International School of Spatial Policy Studies opgericht. Het International Office Het International Office van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen is het primaire aanspreekpunt voor studenten van de Faculteit die een deel van hun studie in het buitenland (willen) doen en voor buitenlandse studenten die voor een beperkte periode aan de Faculteit (willen) komen studeren. Het International Office is ondergebracht bij het Bureau Onderwijs en Examens op de administratie van de Faculteit (mw. D.A.F. Nauta-Offereins) en: verschaft informatie aan studenten die zich willen oriënteren op een buitenlands studieverblijf, onder andere door een centrale voorlichtingsbijeenkomst (in oktober of november van elk studiejaar), de uitgave van een brochure “Studeren in het buitenland: een wegwijzer voor studenten Ruimtelijke Wetenschappen” (verkrijgbaar bij Bureau Onderwijs en Examens), door het aanbieden en archiveren van informatie over de studiemogelijkheden bij de buitenlandse partneruniversiteiten en door individuele adviesgesprekken; coördineert de administratieve procedures rondom een buitenlands studieverblijf (zoals aanmelding bij de buitenlandse universiteit en het beschikbaar stellen van Socrates/ Erasmusbeurzen of Marco Polo studiebeurzen), en; coördineert de registratie van in het buitenland behaalde studieresultaten, in afstemming met de examencommissies c.q. de opleidings-/studierichtingsdirecteuren van de Faculteit. Op het Bureau Onderwijs en Examens /International Office zijn inschrijfformulieren voor een buitenlands studieverblijf te verkrijgen, evenals nadere informatie over de buitenlandse partneruniversiteiten. Aanvullende informatie wordt verstrekt door mw. D.A.F. Nauta-Offereins van het International Office of door de facultaire coördinator internationale studentenuitwisseling (drs. P.J.M. van Steen, zie bijlage 1 in deze studiegids voor spreekuur en e-mailadres). Afspraken voor een persoonlijk adviesgesprek kunnen gemaakt worden via mw. D.A.F. Nauta-Offereins. Zie ook: www.rug.nl/frw/informatievoorstudenten/studereninhetbuitenland. International School of Spatial Policy Studies De International School, waar stafleden uit alle basiseenheden van de Faculteit in participeren, verzorgt het Engelstalige onderwijs aan buitenlandse uitwisselingsstudenten die niet deelnemen aan de reguliere facultaire opleidingen.
9
Algemeen: organisatie en studierichtingen Oriëntatie op studeren in het buitenland Studenten die het voornemen hebben om in het buitenland te studeren, wordt aangeraden zich uiterlijk in de eerste maanden van het studiejaar voorafgaand aan het studiejaar waarin in het buitenland zal worden gestudeerd, te oriënteren op bestemmingsmogelijkheden, condities, inpassing in het eigen studieprogramma e.d. Zie daarvoor de brochure “Studeren in het buitenland, een wegwijzer voor studenten Ruimtelijke Wetenschappen” (te verkrijgen bij het Bureau Onderwijs en Examens). Het bijwonen van de jaarlijkse facultaire voorlichting over studeren in het buitenland, in oktober of november, wordt ten sterkste aangeraden (zie mededelingen op mededelingenborden en in de UK voor exacte datum, tijd en plaats). Tevens verdient het aanbeveling om na te gaan op welke wijze het buitenlandse studieverblijf, mede gelet op de semester- of trimesterindeling van de buitenlandse universiteit, optimaal kan worden ingepast in het programma van de eigen opleiding of studierichting. Zo nodig vindt in deze fase een adviesgesprek met de coördinator van de betreffende studiefase of de facultaire coördinator internationale studentenuitwisseling, drs. P.J.M. van Steen, plaats. Als regel sluit de inschrijving voor een buitenlandse studieperiode op 31 januari voorafgaand aan het studiejaar waarin het voorgenomen buitenlandse studieverblijf is gepland (de inschrijving voor een studieverblijf in Nieuw-Zeeland en Australië sluit in de regel op 31 augustus voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het voorgenomen buitenlandse studieverblijf is gepland). Beschikbare samenwerkingsovereenkomsten De Faculteit heeft verschillende samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse universiteiten afgesloten. Allereerst gaat het om overeenkomsten met universiteiten in Europa in het kader van het ‘Socrates/Erasmusprogramma’ van de Europese Gemeenschap. Hiervoor zijn meestal aanvullende studiebeurzen beschikbaar, die via de Faculteit beschikbaar worden gesteld. Het gaat hier om universiteiten in het Verenigd Koninkrijk (Reading, Nottingham, Plymouth, Coleraine, Leeds), Finland (Joensuu), Zweden (Göteborg), Duitsland (Frankfurt, Berlijn, Munster), Spanje (Zaragoza, Malaga), Portugal (Lissabon), Hongarije (Pecs), Roemenië (Boekarest), Oostenrijk (Wenen), Polen (Wroclaw) en Letland (Riga). Daarnaast heeft de Faculteit uitwisselingsafspraken gemaakt met een reeks universiteiten buiten Europa. In Nieuw-Zeeland is een overeenkomst tot stand gebracht met de University of Auckland en in India met de Jewaharlal Nehru University (JNU) in New Delhi. In de Verenigde Staten gaat het om universiteiten in onder andere Seattle en Tacoma in de staat Washington, Geneseo in New York State en Urbana-Champaign in Illinois. Vermeldenswaard is de deelname van de Faculteit aan het NEURUS-programma (Network for European and United States Regional and Urban Studies), waar ook universiteiten uit Berlijn, Wenen, North Carolina (Chapel Hill), Illinois (Urbana-Champaign) en Californië (Irvine) in participeren. Het NEURUS-programma is voor Masterstudenten een Challenge Course (zie paragraaf 1.1.5). Centraal staat het thema van het Masterproject. In het eerste deel van het studiejaar (september-december) verblijven studenten in de Verenigde Staten. Het NEURUSprogramma kent verder nog seminars en een zogenaamde ‘distance learning course’, die via internet kan worden afgenomen. Verdere buitenlandse bestemmingsmogelijkheden zijn te vinden in Canada, China en Indonesië. De RUG biedt daarnaast een beperkt aantal verdere mogelijkheden, voor studenten van alle opleidingen en studierichtingen, in onder andere Nieuw Zeeland en Australië. Voor buitenlandse bestemmingen die niet onder het Socrates/Erasmusprogramma vallen is in veel gevallen een beurs uit het Marco Polo Fonds van de RUG beschikbaar. Voorwaarde voor zowel een Socrates/Erasmusbeurs als een Marco Polo Fonds beurs is dat het buitenlandse studieverblijf tenminste drie maanden duurt.
10
Algemeen studierichtingen en organisatie 1.5
Onderzoek
Het FRW onderwijsconcept legt grote nadruk op de vervlechting tussen onderzoek en onderwijs. Onderwijsonderdelen, die gezichtsbepalend zijn voor een van de door de FRW aangeboden opleidingen worden daarom altijd gegeven door een of meerdere actieve onderzoekers verbonden aan de FRW. Waar mogelijk wordt eigen onderzoek gebruikt om de aangeboden stof te illustreren. Zo treedt er kruisbestuiving op tussen onderwijs en onderzoek. De FRW onderwijsorganisatie is in het voorgaande beschreven. Ten behoeve van het onderzoek heeft de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen het Urban and Regional Studies Institute (URSI) opgericht. Via het URSI participeert de Faculteit in de landelijke onderzoeksschool NETHUR. Het demografisch onderzoek van de Faculteit is behalve in URSI, tevens ondergebracht in het Population Research Centre (PRC). Het onderzoek van de Faculteit wordt verricht vanuit de basiseenheden Planologie, Economische Geografie, Culturele Geografie en Demografie. De vier basiseenheden kennen binnen het werkterrein van de Faculteit eigen onderzoekslijnen. Langs deze onderzoekslijnen worden onderzoeksprojecten uitgevoerd. Er zijn onderzoeksprojecten waarin onderzoekers van dezelfde basiseenheid participeren, maar ook onderzoeksprojecten waarin door leden van verschillende basiseenheden wordt samengewerkt. De onderzoekslijnen van de basiseenheden worden regelmatig geactualiseerd en op elkaar afgestemd binnen URSI. De FRW verricht niet alleen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar is ook zeer actief in kennisvalorisatie, waarbij de aanwezige wetenschappelijke kennis vertaald wordt naar concrete maatschappelijk relevante toepassingen. Kennisvalorisatie gebeurt niet alleen ten behoeve van regionale maatschappelijke ruimtelijke activiteiten maar ook voor (inter)nationale projecten. De ervaring opgedaan met deze vertaling van wetenschappelijke kennis in concrete toepassingen wordt verwerkt in het onderwijsaanbod. De combinatie van wetenschappelijk onderzoek met kennisvalorisatie garandeert een evenwichtige behandeling van voor de opleidingen benodigde inbreng vanuit het facultaire onderzoek. Meer informatie is te vinden op www.rug.nl/ursi. 1.6
Studentenorganisaties
De FRW kent een zeer actieve studentengeleding, waarin het merendeel van de studenten aan de faculteit georganiseerd is rond een drietal thema’s. Ibn Battuta is vooral gericht op de onderlinge communicatie tussen de student-leden waarbij gezelligheid en studie centraal staan; Pro Geo behartigt de belangen van alle studenten binnen de bestuurlijke organen van de FRW en de stichting Geo Promotion richt zich op het organiseren van wetenschappelijke congressen en symposia. Ibn Battuta Ibn Battuta is de faculteitsvereniging van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. Zij organiseert jaarlijks een breed scala aan activiteiten. Zo worden er diverse buitenlandse reizen, excursies, lezingen en workshops georganiseerd. Ook organiseert Ibn Battuta boekenverkopen, borrels, feesten en culturele-, sport- en carrièregerichte activiteiten. Iedere werkdag kun je in de koffiekamer, Interimgebouw 027, terecht voor een vers kopje koffie of thee. Daar staat het bestuur ook altijd klaar om je vragen te beantwoorden. Je kunt zelf actief worden bij Ibn Battuta in een van de twaalf commissies en werkgroepen, of zelfs in het bestuur. 11
Algemeen: organisatie en studierichtingen Het lidmaatschap van de vereniging kost € 11,34 per jaar. Als lid van Ibn Battuta krijg je voorrang bij verenigingsactiviteiten, ieder jaar de verenigingsalmanak en een korting op boeken. Kortom, Ibn Battuta is een manier om medestudenten te leren kennen en je studie te verrijken. Meer informatie is te verkrijgen via de website (www.IbnBattuta.nl), per e-mail (
[email protected]) of via telefoon (050-3633904). Pro Geo Pro Geo is de organisatie die de studiebelangen van de studenten van de FRW behartigt. De studentleden van de opleidingscommissies (oc’s), Faculteitsraad (F-raad) en het studentlid/adviseur van het Faculteitsbestuur (FB) vormen samen Pro Geo. De studentleden van de F-raad worden jaarlijks door middel van verkiezingen gekozen. Iedereen kan zich hiervoor beschikbaar stellen. In mei kunnen alle studenten van de Faculteit een stem uit brengen via Progress. Alle opleidingen hebben een opleidingscommissie (oc). De oc’s hebben als taak de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Zij evalueren alle vakken van de opleiding en geven gevraagd en ongevraagd advies aan de opleidingsdirecteur. Klachten van studenten betreffende het onderwijs komen bij de oc terecht en worden daar behandeld. In de oc worden veel praktische zaken besproken. Klachten of suggesties over het onderwijs kunnen ingediend worden bij Pro Geo, of een van de student oc-leden. Op de website van Pro Geo staat vermeld wie welk jaar bij welke opleiding vertegenwoordigt. Aan het begin van het collegejaar worden sollicitatierondes voor de verschillende oc’s gehouden. Pro Geo is op vele manieren actief om de kwaliteit van opleiding en studieomgeving te waarborgen en te verbeteren. Voor klachten, suggesties of het actief willen deelnemen aan Pro Geo: www.progeo.nl Stichting Geo Promotion Stichting Geo Promotion heeft de organisatie van congressen en symposia tot doel. Voorbeelden zijn het congres “OV-beleid, de regio aan het stuur?” met de openbaarvervoersproblematiek in de regio als thema. Oud-staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, dr. M. van Hulten, was op dit congres een van de sprekers. Andere titels waren bijvoorbeeld: “Schijnwerpers op Scandinavië”, “De intelligente stad”, “Oost-Europa: handels- en investeringsperspectieven voor de Nederlandse ondernemer” en “Spreiding of concentratie”. Via de Stichting Geo Promotion krijgen studenten van de FRW de mogelijkheid om zowel bestuurlijke ervaring op te doen als zich te verdiepen in een aan de studie of het vakgebied gerelateerd onderwerp. Informatie is te vinden op www.geopromotion.nl. Geo Promotion is telefonisch te bereiken op (050) 363 3884, mailen kan ook:
[email protected]. Tot slot heeft Stichting Geo Promotion ook een postvak op kamer 168 DRS. 1.7
Informatie en Informatievoorziening
Aanvullende informatie op de studiegids, bestemd voor nieuwe studenten, wordt zonodig via de daarvoor bestemde kanalen verspreid. Voor nieuwe eerstejaars studenten, en nieuwe studenten die als zij-instromers aan een van de opleidingsprogramma’s van de Faculteit beginnen, is het in het begin soms moeilijk om in de veelheid van informatie over de studie- en examenprogramma’s goed de weg te vinden. Een paar belangrijke vingerwijzigingen worden daarom hier gegeven: Voor alle vragen over de inrichting van de studie waarop deze gids niet direct een antwoord geeft en/of moeilijkheden die een student bij het volgen van de studie onder-
12
Algemeen studierichtingen en organisatie
-
-
-
vindt, kan hij of zij zich wenden tot de studieadviseur van de Faculteit, mevrouw drs. D. Muntinga-Weurman, telefoon (050) 363 3906, De Centrale Studentenbalie (CSB) en de Studentenpsychologen van de Universiteit staan ter beschikking van studenten als zij problemen met de studie ondervinden van meer algemene aard (zie hoofdstuk 5 onder ‘CSB’ en ‘Studentenpsychologen’); Erg belangrijk voor een vlotte studievoortgang is dat studenten goed weten om te gaan met het elektronische systeem dat hun inschrijving voor vakken en tentamens regelt. Dat is het zogenaamde Progress-systeem (zie hoofdstuk 5 onder ‘Inschrijven voor studieonderdelen en tentamens’); Raadpleeg bij alle vakken die je wilt volgen, voordat je je ervoor gaat inschrijven, altijd de vakinformatie die in deze studiegids is opgenomen. Bestel, indien je een vak gaat volgen, tijdig de in de vakinformatie vermelde kernliteratuur.
Naast deze studiegids en de hierboven genoemde bronnen biedt de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen verschillende andere informatiebronnen. Deze zijn: mededelingenborden . Het verdient aanbeveling deze borden regelmatig te bestuderen; Universiteitskrant (UK), met name de rubriek mededelingen; de facultaire website, www.rug.nl/frw; Nestor, de elektronische leeromgeving van de Rijksuniversiteit Groningen bereikbaar via http://nestor.rug.nl. Elke student krijgt een eigen e-mail account. E-mail van de Faculteit wordt naar dit account gestuurd; het Bureau Onderwijs en Examens, kamer 145a op de 1e verdieping van het DRSgebouw, geeft informatie over tentamendata, studieresultaten, overgangsregelingen, etc.; studiecoördinator: in paragraaf 1.3.4 van dit hoofdstuk staan voor de verschillende jaren en studierichtingen de coördinatoren vermeld. Met specifieke vragen betreffende het studieprogramma kun je bij de coördinator terecht. Het is belangrijk voor studenten om goed geïnformeerd te zijn over bijvoorbeeld eventuele wijzigingen in het collegerooster, gebeurtenissen op de Faculteit en activiteiten van de facultaire studentenverenigingen. De Faculteit doet er alles aan om deze informatie via bovenstaande kanalen tijdig te verspreiden. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de student om zich goed op de hoogte te houden van de voor hem of haar belangrijke informatie. Ook is het de verantwoordelijkheid van de student te letten op een correcte inschrijving en om regelmatig de student.rug-mail en de post te checken. Wijzigingen in college- dan wel tentamenrooster worden als regel via de inschrijving voor het betreffende onderdeel in Progress en Nestor, naar de studenten gemaild. Zie tevens de facultaire website, onder [Informatie voor…][Studenten][Roosters] Eventuele problemen ten gevolge van het niet correct ingeschreven staan of het niet lezen van mail en post zijn de verantwoordelijkheid van de student.
13
Masteropleiding Culturele Geografie
2
Masteropleiding Culturele Geografie
Coördinator: Dr. P.D. Groote In de Master Culturele Geografie leer je de processen kennen die er toe leiden dat verschillende plekken voor verschillende mensen verschillende betekenissen hebben. Je leert die veranderingen ‘ter plekke’ waar te nemen, te beschrijven en te analyseren. Bovendien leer je die veranderingen te plaatsen in het licht van de relevante sociale, economische en culturele achtergrond. Je leert daarnaast ook de haken en ogen kennen van het toepassen van plaatsbeelden (foto’s, film) en plaats-teksten (verhalen) in informatieoverdracht. De Master Culturele Geografie is erop gericht te bereiken dat studenten zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek kunnen verrichten en op basis daarvan een zinvolle presentatie of beleidsadvies kunnen geven over een onderwerp waarbij het gaat om de relatie tussen mensen en plaatsen. 2.1
Waarom Culturele Geografie? De Masteropleiding Culturele Geografie die recht geeft op de academische titel MSc CG (Master of Science in Cultural Geography), richt zich op studenten die zich willen verdiepen in de relatie tussen mensen en plaatsen: hoe mensen met plaatsen omgaan en wat plaatsen voor mensen betekenen. Het gaat dan bijvoorbeeld om vragen als: Hoe komt het dat er zulke grote verschillen in de waardering voor plekken bestaan? Sommige mensen houden vooral van het wonen op het Nederlandse platteland, terwijl andere mensen juist aan grote steden de voorkeur geven. Op welke wijze kunnen waardevolle stads- en dorpsgezichten, landschappen en natuurgebieden behouden blijven? Wie bepaalt eigenlijk welke plekken er waardevol zijn? En hoe verschilt dat voor verschillende culturen? Ligt dat anders in India, Mexico of de VS? Worden geografische verschillen door globalisering weggevaagd? Of is er juist een opkomst van het streek-eigene? De veranderingen en ontwikkelingen in de relatie tussen mensen en plaatsen krijgen bij culturele geografie veel aandacht. Bovendien wordt in andere culturen en samenlevingen over plaatsen verschillend gedacht en worden plaatsen anders ingericht en gebruikt, in cultuur gebracht, in zowel rurale als stedelijke landschappen. Ook dat is het werkterrein van de culturele geografie. De kennis en inzichten opgedaan in de culturele geografie worden ingezet in informatieoverdracht over verre en nabije plaatsen (journalistiek, toerisme, onderwijs) en in het ‘bijsturen’ in de relatie tussen mensen en plaatsen (beleid en beheer van plekken, ruimtelijke ordening en ruimtelijk beleid).
2.2
Opbouw van de opleiding Het programma van de Master Culturele Geografie duurt een jaar. Het programma neemt 60 EC in beslag. Je kunt in september of in februari met het programma beginnen. In september beginnen verdient de voorkeur. In het programma zijn 6 verplichte onderdelen van ieder 5 EC, er is 10 EC ruimte voor keuzevakken en de Masterthesis neemt 20 EC in beslag. Als je in september begint, start je met het profielvak Making Places (Nederlandstalig). In februari wordt begonnen met het profielvak Heritage Identities (Nederlandstalig). Naast deze twee profielvakken doe je de steunvakken Global Village en Tourism. Het steunvak Veldstudie Culturele Geografie is gericht op het toepassen van ‘advanced field observation’ methoden op een plek in Europa. Het methodenvak Representeren van Plaatsen loopt gedurende het hele jaar en bestaat uit ateliers: bijvoorbeeld een fotoatelier gericht op het analyseren en vervaardigen van beelden, tekstateliers gericht op teksten (verhalen) over plekken en een video-atelier.
14
Masteropleiding Culturele Geografie Tabel 2.1: Studieprogramma Masteropleiding Culturele Geografie Semester 1a Making Places 5 EC Veldstudie Culturele Geografie 5 EC Keuzevak 2,5 EC Representeren van plaatsen 2,5 EC
1b Global Village 5 EC Thesis 5 EC
2a Heritage Identities 5 EC Thesis 5 EC
2b Thesis 5 EC Thesis 5 EC
Keuzevak 2,5 EC Representeren van plaatsen 2,5 EC
Keuzevak 2,5 EC Representeren van plaatsen 2,5 EC
Keuzevak 2,5 EC Representeren van plaatsen 2,5 EC
Let op: Het schema is indicatief! De keuzevakruimte kan ingevuld worden op het moment dat een keuzevak aangeboden wordt. Bij de verschillende onderdelen van de Masteropleiding Culturele Geografie wordt een actieve participatie vereist. De werk- en toetsvormen zijn zeer divers, van actief veldwerk, via groepsonderzoeksprojecten tot hoorcolleges en schriftelijke tentamens. Een typerende werkvorm bij een cursus is de volgende. Een cursus bestaat uit literatuurstudie, deelnemen aan bijeenkomsten en het uitvoeren van opdrachten. De literatuur bestaat uit het bestuderen van de literatuur die op een ‘reading list’ wordt vermeld (de cursus literatuur). In een week staat een bepaald onderwerp van de cursus centraal. Bij het thema wordt bepaalde literatuur opgegeven. Deze thema literatuur wordt voor de betreffende thema bijeenkomsten bestudeerd. Er zijn twee thema bijeenkomsten per week. In de eerste bijeenkomst wordt het thema ingeleid, wordt de reeds aanwezige kennis gemobiliseerd en worden opdrachten opgesteld en toegelicht. De opdrachten kunnen verschillende vormen hebben. Het kunnen individuele of groepsopdrachten zijn. De opdrachten kunnen betrekking hebben op het verkennen van bepaalde literatuur, het houden van interviews, het observeren van bepaalde plekken, het uitzoeken van bepaalde procedures of processen etc. In de tweede thema bijeenkomst worden de bevindingen van de opdrachten gerapporteerd en besproken. De cursus wordt afgesloten met een tentamen waarin een essay dient te worden geschreven over een opgegeven onderwerp. Daarbij kan de student kiezen uit bijvoorbeeld drie onderwerpen. Daarbij mag de literatuur die bij de cursus is bestudeerd worden gebruikt (open boek tentamen). Bij het bepalen van het resultaat van de cursus worden de mate van participatie, de kwaliteit van participatie en de kwaliteit van het afsluitende essay betrokken. 2.3
Toelating Het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie geeft direct toegang tot de Master Culturele Geografie. Studenten met een Bachelordiploma Technische Planologie hebben ook directe toegang, al wordt hen dringend geadviseerd in de Bachelorfase het Minorprogramma Sociale Geografie & Planologie te volgen. Voor studenten met andere vooropleidingen (andere universitaire Bachelor, universitaire Master, HBO-Bachelor, HBO-Master) worden afhankelijk van de vooropleiding op maat gesneden instroomprogramma’s (‘schakelprogramma’s’) opgesteld. Voor studenten van aan de Sociale Geografie & Planologie verwante disciplines vanuit het HBO nemen die schakelprogramma’s in de regel 60 EC (een vol jaar) in beslag.
15
Masteropleiding Culturele Geografie 2.4
Carrièremogelijkheden Afgestudeerden in de culturele geografie vind je op allerlei plekken. Er is een enorme diversiteit aan posities die worden ingenomen. Drie soorten werk springen eruit: het verrichten van onderzoek in de wetenschap of bij een onderzoeksbureau; het overdragen van informatie in het onderwijs en in de sector toerisme, en het opstellen van beleid en adviezen en het behartigen van ruimtelijke belangen. Je werkt dan bijvoorbeeld bij een gemeente, een provincie, bij een consultancybureau, bij een plattelandsorganisatie of bij een organisatie voor stedelijk beheer.
16
Masteropleiding Economische Geografie
3
Masteropleiding Economische Geografie
Coördinator: prof.dr. P.H. Pellenbarg De Masteropleiding Economische Geografie richt zich in de eerste plaats op studenten die zich na hun brede Bacheloropleiding in de Sociale Geografie & Planologie (of een andere Bacheloropleiding in de maatschappij- en gedragswetenschappen) willen specialiseren in de economische geografie, wereldwijd één van de meest beoefende specialisaties binnen de sociale geografie. Doelstelling van de opleiding is de studenten een compleet overzicht van de state-of-the-art op het vakgebied van de economische geografie te bieden, dat het hun mogelijk maakt actief deel te nemen aan het actuele wetenschappelijke debat. Studenten worden voorts vertrouwd gemaakt met de analyse van zowel theoretische als praktische onderwerpen van economisch-geografische beschouwing. Afgestudeerden moeten een eigen visie kunnen geven, gebaseerd op argumenten die zijn ontleend aan wetenschappelijke bewijsvoering. Ze moeten zelfstandig en actief kunnen deelnemen aan empirisch wetenschappelijk onderzoek, maar ook de beleidsconsequenties van verworven inzichten kunnen uitstippelen en vertalen naar zinvolle adviezen op ruimtelijk-economisch gebied, aan bedrijven en overheden. Maar ook het omgekeerde moet beheerst worden: het vertalen van problemen van ruimtelijkeconomische aard naar vraagstellingen die vatbaar zijn voor wetenschappelijk onderzoek en het genereren van hypothetische antwoorden. 3.1
Waarom Economische Geografie? Economische Geografie is een dynamisch en uitdagend terrein van studie over de vestigingsplaatskeuze van bedrijven en de economische ontwikkeling van landen, regio’s, steden en dorpen. Het gaat niet alleen maar om een theoretische verdieping van kennis uit de Bachelorfase. Theorieën over lokatiekeuze en economische ontwikkeling vinden een brede toepassing in de praktijk van het bedrijfsvestigingsbeleid en het ruimtelijk ontwikkelings-beleid, op uiteenlopende schaalniveaus. Inzichten over de rol van grondprijzen, verkeer en vervoer, infrastructuur en arbeidsmarkt spelen daarbij een grote rol. Maar naast zulke ‘harde’ zijn ook ‘zachte’ factoren van grote betekenis, zoals het imago en de identiteit van bedrijven en regio’s, de werking van instituties en netwerken. Economische geografie is bij uitstek het vakgebied waar al deze invloeden in hun integrale samenhang bestudeerd worden.
3.2
Opbouw van de opleiding Het eenjarige Masterprogramma kan in principe tweemaal per jaar worden aangevangen, in september of in februari. In het eerste geval komt de opeenvolging van kern- en steunvakken het beste tot zijn recht. Het verplichte kernvak Economische Geografie Theorie en Toepassing in semester 1a geeft allereerst een overzicht van het actuele wetenschappelijke debat in het vakgebied respectievelijk de thema’s die daarin centraal staan, zoals cultuur en economie, geld en ruimte, industrial districts, internationale arbeidsmigratie, technologische verandering en telecommunicatie, en ruimtelijke competitie. In periode 1b biedt het verplichte kernvak Spatial Economics een oriëntatie op de basisbegrippen en theorieën van de ruimtelijke economie. Door alle onderwijsperioden heen loopt een programma van zes steunvakken; dat zijn voor de economische geografie belangrijke en deels nieuwe onderzoeks- en beleidsterreinen, waarmee in het kader van deze specialisatie kennis gemaakt kan worden: Vastgoed en Grond, City- en Regiomarketing, Ruimtelijk Marktonderzoek, Infra Economie en Ruimte, Bedrijvendemografie en Regionale Arbeidsmarktanalyse. Men moet tenminste drie van deze zes in zijn of haar programma kiezen. Eventueel kan men er ook vier, vijf of alle zes kiezen. Afhankelijk daarvan, zijn er maximaal drie vakken vrij te kiezen uit het vakkenaanbod van de diverse doorstroommasters van de Faculteit (zie elders in deze gids) of uit het Mastervakken-aanbod van andere faculteiten. Alle vakken hebben in principe een zelfde omvang, namelijk 5 EC. Het afsluitende individuele masterproject heeft een omvang van 20 EC en vergt dus een derde 17
Masteropleiding Economische Geografie deel van de totale studietijd. Eventueel is het mogelijk dit project in het buitenland te doen, mits er een universitaire gast-instelling en gast-begeleider voorhanden is. Tabel 3.1 Studieschema Masteropleiding Economische Geografie Semester 1a Economische Geografie (5 EC) Vastgoed en grond (5 EC)
City & Regio Marketing (5 EC)
3.3
1b Ruimtelijke Economie (5 EC) Keuzeblok (5 EC)
Keuzeblok (5 EC)
2a Ruimtelijk Marktonderz. (5 EC) Infra Economie & Ruimte (5 EC) of Masterproject (20 EC) Masterproject (20 EC)
\
2b Masterproject (20 EC) Reg.Arb.Mrkt.analyse (5 EC) of Masterproject (20 EC) Bedrijvendemografie (5 EC) of Masterproject (20 EC)
Toelating De Bachelordiploma’s Sociale Geografie & Planologie, Technische Planologie, Economie, Bedrijfskunde, Politicologie en Sociologie geven toegang tot dit Mastertraject. Voor de vier laatstgenoemde studierichtingen geldt, dat in het laatste jaar van het Bachelortraject de Minor Economie & Ruimte gevolgd moet zijn (30 EC). Voor studenten met de BachelorOpleiding Technische Planologie strekt een Minor SG&P tot aanbeveling. Volgt men een ander Bachelortraject dan wordt aangeraden contact op te nemen met de programmacoördinator. In dat geval dient rekening gehouden te worden met een instroomprogramma. Instroomprogramma’s (schakelprogramma’s) zijn ook aan de orde voor studenten die vanuit het HBO komen. Omvang en inhoud van de HBO-schakelprogramma’s verschillen al naar gelang de gevolgde opleiding. In de meeste gevallen zal het schakelprogramma 60 EC (een vol jaar) duren.
3.4
Carrièremogelijkheden Economische geografie is een van de betrekkelijk weinige geografische specialisaties waarnaar in personeelsadvertenties nogal eens rechtstreeks gevraagd wordt, omdat vooral op beleidsafdelingen voor economische zaken van grote gemeenten, provincies en ministeries een groot aantal economisch geografen werkt. Niettemin komen afgestudeerden in de economische geografie blijkens de facultaire alumnigids in een zeer breed spectrum van beroepen terecht, ongeveer gelijkelijk verdeeld over bedrijfsleven en overheid. Veel voorkomende functies zijn: Onderzoeker Consultant (m.n. ruimtelijk-economisch beleidsadvies) Beleidsmedewerker overheid (ministerie, provincie, grote gemeenten, Rijkswaterstaat) Beleidsmedewerker semi-overheid (bijv. Kamer van Koophandel) Beleidsmedewerker grootbedrijf (grootwinkelbedrijf, vervoersbedrijven, banken) Directiefuncties op het gebied van onderzoek, advies en beleid Functies in het openbaar bestuur Assistent in opleiding/promovendus Universitair onderzoeker/docent De concrete inhoud van de werkzaamheden van een economisch geograaf hangt heel erg af van het soort instantie of bedrijf waar men terecht komt, en naar uit bovenstaande opsomming blijkt kan dat - zoals bij de meeste academische opleidingen - geweldig uiteen lopen.
18
Masteropleiding Economische Geografie Echter, of het nu om onderzoek, beleid of bestuur gaat, en om een mondiaal of lokaal niveau, vaak zal toch de relatie tussen bedrijf en bedrijfsomgeving centraal staan. Lokatie-aanbod, infrastructuur, verkeer en vervoer, opleiding en arbeidsmarkt, ruimtelijk-economisch beleid en ruimtelijke investeringen zijn zaken die daarbij frequent aan de orde komen. Meestal gaat het in het werk van economisch geografen ook over onderwerpen die nogal in de actuele belangstelling staan. De Masteropleiding Economische Geografie ontsluit qua arbeidsmarktperspectieven een interessant beroepenveld voor hen die maatschappelijk betrokken werk op het snijvlak van economie en ruimte zoeken.
19
Masteropleiding Vastgoedkunde
4
Masteropleiding Vastgoedkunde
Coördinator: dr. P.R.A. Terpstra Vastgoed is een verschijnsel met een veelheid aan samenhangende aspecten. Vastgoedprojecten komen alleen tot stand dankzij het integreren van kennis uit verschillende disciplines, zoals geografie, economie, bouwkunde, organisatieleer en juridica. Hoewel al deze kennisgebieden in het programma aan de orde komen, ligt de nadruk met name op het leren verwerven van kennis van vastgoeddeelmarkten, van methoden om deze markten te doorgronden en de vertaling ervan in haalbare concepten (programma van eisen, ruimtelijk ontwerp, inschatting realisatiekansen- en risico’s). De vastgoedpraktijk leert dat die (begin)fase zeer bepalend is voor het uiteindelijke succes dan wel falen van een vastgoedproject. 4.1
Waarom Vastgoedkunde? De Masteropleiding Vastgoedkunde die recht geeft op de academische titel MSc RE (Master of Science in Real Estate), richt zich op studenten die geïnteresseerd zijn in de tot standkoming en het managen van vastgoed. Vastgoed neemt een zeer herkenbare plaats in onze samenleving in. Weinig initiatieven zijn denkbaar zonder een concrete ruimtelijke vertaling aangezien die veelal een huisvestingsvraag inhouden of daartoe leiden. Die huisvestingsvraag resulteert in een veelheid van vastgoedproducten, zoals woningen, winkelcentra en kantoren, maar ook parkeergarages, snowdomes en pretparken. Deels door private, deels door publieke partijen wordt in die behoefte voorzien. Dat vereist specialistische kennis op tal van terreinen, waarbij een groot aantal factoren de slaagkans beïnvloeden. Voor wie in de vastgoedsector werkzaam wil zijn, biedt dit Mastertraject een uitstekende basis. De inzet van docenten die deels ook in vastgoedpraktijk werkzaam zijn, garandeert een uitstekende wisselwerking tussen de noodzakelijke theorie en de veelkleurige praktijk.
4.2
Opbouw van de opleiding Tabel 4.1 Studieschema Masteropleiding Vastgoedkunde Semester 1a Vastgoed en grond (5 EC) Process & projectmanagement (5 EC) Keuzeblok (5 EC)
\
1b Vastgoedontwikkeling (5 EC)
2a Keuzeblok (5 EC)
2b Master Project (20 EC)
Bouwrecht (5 EC)
Financiering (5 EC) of MProject (20 EC) Master Project (20 EC)
Vastgoedbelegging (5 EC) of MProject (20 EC) Master Project (20 EC)
Keuzeblok (5 EC)
Het eenjarige Mastertraject kan in principe tweemaal per jaar worden aangevangen, al verdient de start in september de voorkeur. De duur van het totaal omvat 60 EC. In semester 1a volgt iedereen het profielvak Vastgoed en Grond (5 EC) en het vak Vastgoedontwikkeling (5 EC) in semsester 1b. Het Masterproject kan de vorm aannemen van een scriptie gebaseerd op eigen onderzoek, al dan niet in stageverband bij een praktijkinstelling. Daarnaast dient te worden gekozen uit de steunvakken Bouwrecht, Process and Projectmanagement, Financiering, en Vastgoedbelegging (elk 5 EC).
20
Masteropleiding Vastgoedkunde Uit deze vier steunvakken dienen er drie gekozen te worden. Voorafgaande of parallel aan het vak Bouwrecht dient het vak Inleiding Recht voor niet-juristen gevolgd te zijn c.q. te worden, of een vergelijkbare voor-kwalificatie te zijn verworven. Indien noodzakelijk, raadplege men hierover de coördinator. Voorts zijn er keuzevakken die zowel binnen als buiten de Faculteit gekozen kunnen worden (totaal 15 EC). Het verdient aanbeveling de profiel- en keuzevakken in het eerste en begin van het tweede semester te volgen. 4.3
Toelating De universitaire Bachelordiploma’s Sociale Geografie & Planologie, Technische Planologie, Economie, Politicologie en Sociologie geven toegang tot dit Mastertraject. Voor studenten met de Bacheloropleiding Technische Planologie strekt een Minor Sociale Geografie & Planologie tot aanbeveling. Voor de drie laatstgenoemde studierichtingen geldt, dat in het laatste jaar van het Bachelortraject de Minor Economie & Ruimte gevolgd moet zijn (30 EC). Volgt men een ander Bachelortraject dan wordt aangeraden contact op te nemen met de programmacoördinator. In dat geval dient rekening gehouden te worden met een instroomprogramma. Van een aantal opleidingen, onder andere van technische universiteiten (Civiele Techniek e.d.) kunnen de afgestudeerden (Master of drs.) die het Masterdiploma Vastgoedkunde willen verwerven de opleiding zonder toelatingsbeperkingen aanvangen. Ook hierover raadplege men de coördinator.
4.4
Carrièremogelijkheden Afgestudeerden met de Mastertitel komen, gezien ervaringen in binnen- en buitenland op tal van functies terecht. Dat kan bij private vastgoedondernemingen zijn, maar ook bij adviesbureaus en (semi)publieke instellingen (bv. gemeentelijke grondbedrijven). Daarbij dient in het oog gehouden te worden dat de uiteenlopende belangstelling en vaardigheden van afgestudeerden en beschikbare vacatures van invloed zijn op de functie waar men in terecht komt. Het spreekt vanzelf dat aan de start van de carrière andere beroepen/functies beschikbaar zijn dan aan het eind daarvan. Afhankelijk van interesse, persoonlijke eigenschappen en kansen zal de afgestudeerde Master Vastgoedkunde verschillende carrièrepaden doorlopen. De meest voorkomende functies daarbij zijn: Vastgoedonderzoeker/consultant Vastgoedontwikkelaar Projectmanager Asset manager/Portfolio manager Acquisitiespecialist Medewerker Dienst Stedelijke Ontwikkeling/Gemeentelijk Grondbedrijf Manager Research & Strategie Manager Research & Conceptontwikkeling Manager Corporate Real Estate Directeur vastgoedonderneming Directeur Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling/Gemeentelijk Grondbedrijf De inhoud van de werkzaamheden hangt zowel van het soort onderneming af als van de afdeling waar de afgestudeerde gestationeerd is. Ze zijn vooral gericht op de activiteiten ontwikkelen, financieren en beleggen.
21
Masteropleiding Vastgoedkunde Daarbij gaat het om vraagstukken die betrekking hebben op omvang/aard van de markt (omvang en wensen doelgroep, onderscheidend vermogen van het vastgoedconcept ten opzichte van het concurrerend aanbod), de wijze van financiering (risico-inschatting, risicobeperkende maatregelen, verhouding eigen vermogen-vreemd vermogen, leningsvoorwaarden), de afzetmogelijkheden van vastgoed (eisen van beleggers en eigenaar-gebruikers), de wijze van omgaan met diverse actoren/spelers (gemeente, omwonenden, andere belanghebbenden, grondeigenaren), het hoe en waarom van de ideale vastgoedportefeuille samenstelling (woningen, winkels, kantoren). De vraag naar vastgoeddeskundigen ontwikkelt zich afhankelijk van de stand van de economie enerzijds, de mate van volwassenheid van de vastgoedmarkt anderzijds. Zowel in Nederland als daarbuiten liggen tal van mogelijkheden. De reeds langer bestaande postacademiale MRE-opleidingen in Amsterdam en Eindhoven (jaarlijks 40 plaatsen elk) laten zien dat de afgestudeerden een snelle carrière doormaken. Werkloosheid onder die groep komt nauwelijks voor. Wel dient daarbij aangetekend te worden dat het gaat om personen die al meerdere jaren in het vastgoed werkzaam zijn. Pas afgestudeerden zullen zoals starters op andere markten altijd wat meer moeite hebben om ‘aan de bak’ te komen, mede afhankelijk van de gekozen specialisatie en persoonlijke eigenschappen.
22
Masteropleiding Planologie
5
Masteropleiding Planologie
Coördinator: prof.dr. G. de Roo De Master Planologie is een Master (MSc) in het bijzonder gericht op de algemene planologie van Nederland. Het wordt deels in het Nederlands, deels in het Engels verzorgd. Planologie is de wetenschap, die de wijze waarop we onze fysieke leefomgeving kunnen beinvloeden centraal stelt, om daarmee een groot aantal zaken te ondersteunen en te bevorderen: de ruimtelijke kwaliteit, de leefkwaliteit, het maatschappelijk proces, het maatschappelijk welbevinden etc. Met de MSc Planologie worden in het bijzonder de theoretische grondslagen van besluitvorming verbonden met stedelijke en regionale processen van behoud en vernieuwing, met aanvullende accenten gericht op vastgoedmanagement en projectgericht werken. Anders gezegd: De MSc Planologie betreft de theoretische grondslagen en de praktische aspecten van stedelijk en regionaal management en stedelijke en regionale ontwikkelingen. 5.1
Doelstelling Het doel van de MSc Planologie is om studenten relevante theorieën, methoden en praktische vaardigheden bij te brengen, die nodig zijn om planologische vraagstukken te begrijpen, te ontleden, te verklaren in de fysieke, sociaal-maatschappelijke, bestuurlijke en historische context waarin ze plaatsvinden, en om te kunnen komen tot voorstellen voor planninggericht handelen, gegeven de mogelijkheden en beperkingen van complexe stedelijke en bestuurlijke constellatie.
5.2
Onderwijsperspectief Met de MSc Planologie wordt zwaar gewogen aan de relatie tussen theorie en de academische reflectie op de praktijk enerzijds en de handelingen in de praktijk en de ervaringen die daar uit voortvloeien anderzijds. Daarom is de MSc Planologie opgezet rond het groepsgewijs werken aan projecten die gelegen zijn in de planningpraktijk, de zogenaamde groepsprojecten. Deze aanpak is ontleed aan het zogenaamde projectgericht werken. Er wordt gestreefd naar een wisselwerking tussen de groepsprojecten en een aantal relevante hoorcolleges. Gegeven de doelstellingen van de opleiding bestaat het programma uit de vakken weergegeven in tabel 5.1. Tabel 5.1 Studieschema Masteropleiding Planologie Semester 1a Omgevingsplanning (2) Projectweek (1) Literatuur (2) Planning Theory 2 (5)
1b Groepsproject (3)
2a Groepsproject (3)
Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing (5) Keuzevak (5)
Stadsplanning (5)
2b Afstudeerproject (20)
Heritage Planning (4)
Vastgoed en Grond (5)
Cursief gedrukte vakken worden in het Engels gegeven. Tussen haakjes staat de studielast in EC vermeld. Met de grijze vakken wordt de samenhang in studieonderdelen weergegeven die 23
Masteropleiding Planologie het projectgericht werken betreffen. Het gaat om de introductie van (Omgevingsplanning), de voorbereiding op (Projectweek), de uitwerking van het groepsgewijs werken aan planologische projecten (Groepsproject) en het gaat om vakken die toeleverend zijn aan het Groepsproject (Stadsplanning en VSV), als onderdeel en als rode draad door de studie. Gegeven het belang van het groepsproject wordt er voor de MSc Planologie aanbevolen aan de Master deel te nemen op het eerste instapmoment, het moment van aanvang van semester 1a. Gebruikmaking van het tweede instapmoment, dat begint bij aanvang van semester 2a, wordt sterk afgeraden. 5.3
Korte omschrijving van de vakken 1. Literatuur Om een gelijkwaardige start voor een diversiteit aan instromende studenten te kunnen garanderen, wordt een aantal relevante planologisch georiënteerde boeken voorgeschreven, ter bestudering. 2. Omgevingsplanning Naast de hierboven genoemde literatuurstudie wordt ook het vak Omgevingsplanning gegeven om de groep van studenten een min of meer gelijk perspectief of reflectiekader op het vakgebied te kunnen geven. Dit vak is in breedste zin gericht op de planning van de fysieke leefomgeving van Nederland. Er zal vooral worden ingegaan op de jongste ontwikkelingen in de praktijk van de fysieke planning en op de consequenties die hieruit voort (kunnen) vloeien. Het vak is tevens bedoeld als introductie op de Master Planologie, bedoeld om de studenten met elkaar te laten kennismaken, en daarmee bedoeld als start van het groepsgewijs werken. Het vak is daardoor slechts toegankelijk voor studenten die verbonden zijn aan het programma van de Master Planologie. 3. Projectweek In voorbereiding op het groepsproject wordt gedurende een week een casus of enkele cases ter hand genomen die groepsgewijs dienen te worden uitgewerkt. Daarmee wordt de eerste ervaring met de planningpraktijk beoogd. De projectweek is een belangrijke aanzet voor het groepsproject dat gedurende de semesters 1b en 2a zal gaan lopen. Het is tevens het enige onderdeel dat volledig in het teken staat van het groepsproject (voor 1 EC). Ook dit onderdeel is alleen toegankelijk voor Master Planologie studenten. 4. Planning Theory 2 The planning theory course aims at more in-depth knowledge of the theoretical background of planning. We will focus on two topics. First, current and on-going planning theoretical discussions will be addressed in the light of philosophical critique and general scientific abstractions. Secondly, suitable existing planning and decision-making models will be explained, in the context of contemporary planning issues. In addition suggestions will be given for developing new models in those cases that still require suitable approaches. 5. Vastgoed en grond Zie Master Vastgoed. 6. Stadsplanning Het vak stadsplanning gaat in het bijzonder over de binnenstedelijke problematiek van de Nederlandse steden, met een doorkijk naar de problematiek van binnensteden wereldwijd. Er wordt kennis van en ervaring met de rol van ruimtelijke planning bij binnenstadsontwikkeling in de praktijk overgedragen, waarbij wordt bezien hoe de gesignaleerde stedelijke problematiek wordt vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsstrategieën en hoe die via vaak complexe besluitvorming tot resultaat leiden. 7. Volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing Dit college zal in belangrijke mate de stadswijk als uitgangspunt nemen om de processen van stedelijke renovatie en vernieuwing tegen het licht te houden. Het beleidsveld wordt geplaatst in een ontwikkeling van sanering, stads- en dorpsvernieuwing, sociale ‘upgrading’ en bestuurlijke verandering.
24
Masteropleiding Planologie 8. Heritage planning Heritage planning is about the management of the contemporary uses of the past. The planning instruments, agencies and practices for selection and management of the conserved built environment will be considered together with an assessment of the costs and benefits of heritage as an integral part of planning. The topic will be considered at scales from the local to the international. 9. Keuzevak Aanbevolen worden vakken uit de Master Technische Planologie. 10. Groepsproject Gedurende de semesters 1b en 2a zal groepsgewijs een voorgelegd vraagstuk uit de planologische praktijk worden uitgewerkt op basis van een wetenschappelijk verantwoorde analyse, met het oogmerk inzicht in de heersende problematiek te krijgen, de fysieke, sociaalmaatschappelijke en bestuurlijke context er van te doorzien, te komen tot voorstellen die (zo veel als mogelijk) de problematiek kunnen beslechten, en waarover - uiteindelijk - rapportage zal plaatsvinden die tevens zal dienen te worden gepresenteerd. 11. Afstudeerproject In de afstudeeropdracht zullen al de bestudeerde onderdelen van de MSc Planologie worden toegepast op een onderwerp naar keuze. Deze keuze is evenwel niet geheel vrijblijvend, want zal dienen te passen in het onderzoekprogramma van de docenten Planologie. Tabel 5.2: Overzicht programma Master Planologie Semester 1a 1a 1a 1a 1a 1b 1b 2a 2a 1b, 2a 1b, 2a en 2b
Vak Literatuurstudie Projectweek Omgevingsplanning Planning Theory 2 Vastgoed en Grond Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing Keuzevak Stadsplanning Heritage Planning Groepsproject Afstudeerproject
EC 2 1 2 5 5 5 5 5 4 6 20
Totaal
60
25
Master Lerarenopleiding
6
Master Lerarenopleiding
Coördinator: dr. P.C.J. Druijven De tweejarige Master Lerarenopleiding Aardrijkskunde is bedoeld voor die studenten die zich na de brede Bacheloropleiding in de Sociale Geografie & Planologie (of een verwante Bacheloropleiding in de maatschappij- en gedragswetenschappen) en aansluitend op een meer specifiek voortraject in de vorm van een Master als Culturele Geografie, Economische Geografie of Planologie willen specialiseren in onderwijs en kennisoverdracht van geografische aandachtsvelden. Middelbare scholieren wegwijs maken in de hun omringende, vaak complexe, leefomgeving maar ook het overdragen van informatie over en het inzichtelijk maken van ingewikkelde ruimtelijke maatschappelijke probleemvelden vereist vakmanschap, naar inhoud en naar vaardigheid. Doelstelling van de opleiding is de studenten zowel vakinhoudelijk - het hoofdaccent in het eerste jaar van de opleiding - als op het gebied van vaardigheden - vooral in het tweede jaar - voor te bereiden op het leraarschap en andere beroepen die gericht zijn op aardrijkskundige kennisoverdracht. De universitaire lerarenopleiding heeft als taak eerstegraads leraren op te leiden die op verantwoorde en kritische wijze zelfstandig het beroep van leraar kunnen uitoefenen en hun beroepsbekwaamheden verder kunnen ontwikkelen. De opleidingsdoelen richten zich op de beroepsvereisten van de eerstegraads docent, zoals vakwetenschappelijke, vakdidactische en onderwijskundige kennis van academisch niveau en de vaardigheid deze te gebruiken in onderwijsleerprocessen; de vaardigheid en bereidheid om als teamlid vakoverschrijdend te werken; belangstelling voor binnen- en buitenlands onderzoek en curriculumontwikkeling; positieve houding ten opzichte van adolescente leerlingen en de vaardigheid hen zowel individueel als in groepen zich te laten ontplooien. 6.1
Waarom de Lerarenopleiding? De tweejarige Lerarenopleiding Aardrijkskunde is gebaseerd op een beroepspraktijk, die zich zowel naar inhoud als naar vaardigheid kenmerkt door een sterke dynamiek, een hoge mate van complexiteit en een grote betrokkenheid van allen die betrokken zijn bij het onderwijsleerproces. Het beroep van leraar is in de loop der jaren sterk geprofessionaliseerd. Een leraar kan niet alleen volstaan met de overdracht van vakkennis. Verwerving en verwerking van deze kennis door leerlingen zijn de uitgangspunten voor een docent. Leerlingen dienen onder begeleiding van docenten te leren zelfstandig gedrag te ontwikkelen, zelfstandig te leren en zelfstandig tot een eigen oordeel te komen over het schoolvak en relevante, uitdagende vakoverstijgende thema’s. De opleiding richt zich daarom zowel inhoudelijk - kennis en inzicht in geografisch actuele, relevante en waardevolle probleemvelden - als praktisch - vaardigheden gericht op de ontplooiing van individuen als volwaardige leden van een samenleving - op de uitoefening van het leraarschap op eerstegraads niveau.
6.2
Opbouw van de opleiding Tijdens de Bacheloropleiding bestaat de mogelijkheid al kennis te maken met de lerarenopleiding door het studieonderdeel Geografische Informatie Overdracht (GEGIO) (5 EC), waarin communicatieve en didactische vaardigheden centraal staan. Het tweejarige Masterprogramma bestaat uit twee componenten. Gedurende het eerste jaar wordt het vak Basiscursus Lerarenopleiding (10 EC) aangeboden in semester 1a en 1b, waarin studenten uitgebreid kennis maken met alle aspecten van het beroep van leraar. Het tweede jaar bestaat uit het werken-lerentraject (50 EC), verzorgd door het UOCG (Universitair Onderwijs Centrum Groningen) en het keuzevak Fysische Geografie (10 EC), verzorgd door de FRW.
26
Master Lerarenopleiding Het werken-lerentraject is als volgt opgebouwd: Jaar 1 UOCM0110 Basiscursus lerarenopleiding Jaar 2 UOCM0225 Werken op school UOCM0302 Reflectie op professionele ontwikkeling UOCM0409 Probleemgericht ontwerpen UOCM0506 Schoolvak I UOCM0603 Schoolvak II UOCM0703 Leerprocessen UOCM0802 Vrije keuze
10 ECTS 25 ECTS 2 ECTS 9 ECTS 6 ECTS 3 ECTS 3 ECTS 2 ECTS
Voor een uitvoerige beschrijving van de doelstellingen en inhoud van deze onderdelen wordt verwezen naar de studiegids van het UOCG. 6.3
Het studieschema van de Master Lerarenopleiding Aardrijkskunde Jaar 1: Master (bijvoorbeeld Culturele Geografie) met daarin het vak Basiscursus lerarenopleiding (10 EC) in periode 1a en 1b. Jaar 2: UOCG traject (50 EC) en het keuzevak Fysische Geografie (10 EC) verzorgd door FRW. Het tweede jaar van de opleiding kent twee instapmomenten, te weten in september of in januari. Daarnaast bestaat de variant van de deeltijdopleiding (zie studiegids UCLO).
6.4
Toelating De Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie geeft direct toegang tot het eerste jaar van de Master Lerarenopleiding. Daarbij geldt dat het volgen van het Bachelor keuzevak Geografische Informatie Overdracht een verplicht onderdeel van het voorbereidingstraject is. Voor studenten met een andere vooropleiding (andere universitaire Bachelor/universitaire Master) wordt afhankelijk van de vooropleiding een op maat gesneden schakelprogramma opgesteld. Voor aanvullende eisen en mogelijkheden wordt verwezen naar de Master van het eerstejaartraject en de studiegids van het UOCG dienaangaande.
6.5
Carrièremogelijkheden De Master Lerarenopleiding Aardrijkskunde leidt in de eerste plaats uiteraard op voor het vakbekwaam uitoefenen van het leraarschap in de tweede fase van het middelbaar onderwijs, HAVO en VWO. De opleiding is ook relevant voor een loopbaan in het HBO en het WO. Maar de Master is niet exclusief gericht op het onderwijs. De studie-inhoud en de vaardigheden opgedaan tijdens deze tweejarige opleiding kunnen ook van pas komen bij posities waar voorlichting en informatieoverdracht in de meest brede zin aan bod komt zoals de uitgeverij (het professioneel ontwerpen van lesmateriaal), schoolmanagement en de (educatieve en onderzoek-)journalistiek. Het ligt voor de hand dat het onderwijs een belangrijk werkterrein is. Maar ook binnen het onderwijs zijn grote verschillen denkbaar naar de inhoud van activiteiten: zowel naar soort en niveau van onderwijs als naar de wijze en de mate waarop het onderwijsproces en schoolmanagement deel uitmaken van de werkzaamheden. Onderwijs, beleid en bestuur, maar ook onderzoek (als het ontwerpen van didactisch materiaal) maken deel uit van de dagelijkse onderwijspraktijk. Een veld dat voortdurend in beweging is naar inhoud en naar communicatieprocessen. Educatie opgevat als gerichte informatieverschaffing omvat een breder terrein dan het onderwijs. Daarbij gaat het ook in hoge mate over maatschappelijke actuele zaken. De 27
Master Lerarenopleiding betrokkenheid met deze thematiek maar ook de professionaliteit van informatieoverdracht behoort tot de basisuitrusting van de aardrijkskundeleraar en de geografische voorlichter.
28
Engelstalige Masteropleidingen
7
Engelstalige Masteropleidingen
Behalve de vijf hiervoor reeds beschreven Nederlandstalige Masteropleidingen kun je bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen ook twee Engelstalige Masteropleidingen volgen: Population Studies en Environmental and Infrastructure Planning. Deze worden beschreven in de Engelstalige studiegids Masteropleiding. De Studiegids van de Graduate School bevat informatie over de derde Engelstalige Masteropleiding: Research Master Regional Studies.
29
Vakken
8
Vakken
8.1
Vakkenbeschrijvingen De vakken die aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen gedoceerd worden zijn gecodeerd middels afkortingen van de namen van de vakken. Voor iedere student die is overgegaan van het oude studieprogramma naar het BachelorMaster traject is - in overleg - door de verantwoordelijke studiecoördinator een individueel overgangspakket samengesteld. Soortgelijke individuele afspraken dienen ook gemaakt te worden indien vervangende vakken gekozen moeten worden voor onderwijsonderdelen die niet langer meer worden aangeboden. De presentatie van de vakken op de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen is steeds hetzelfde. Per vak wordt het volgende aangegeven: Docent(en): zie lijst medewerkers, bijlage 1 van deze studiegids, voor kamernummers, telefoonnummers, spreekuren, e.d.; Studielast: uitgedrukt in EC’s (1 EC komt overeen met 28 studie-uren); Toetsing: de wijze waarop het vak wordt getoetst: tentamen, werkstuk, opdracht, e.d. Er worden drie soorten werkstukken onderscheiden: essay (werkstuk van 5 of minder pagina’s), paper (werkstuk van 5 tot en met 15 pagina’s) en scriptie (werkstuk van meer dan 15 pagina’s); Periode: het semester (c.q. de semesters) waarin het onderwijs wordt aangeboden. Zie hiervoor onder Leeswijzer, pag. V van deze studiegids Doelstelling: geformuleerd in eindtermen (wat de student moet kennen en/of kunnen na het onderwijs in het betreffende vak te hebben gevolgd); Inhoud: een toelichting op de inhoud van het vak c.q. van de wijze waarop het vak wordt gegeven; Werkvorm: (hoor- en/of werkcolleges, presentaties, practica, paper, schrijven van werkstukken e.d.). Het aantal uren hoor- en werkcolleges is gespecificeerd (12x2 betekent bijvoorbeeld: 12 colleges van elk 2 uur), alsmede het aantal uren gemoeid met practica, veldwerk, e.d. Bij nagenoeg alle vakken is bovendien sprake van literatuurstudie; Doelgroep: de groepering binnen de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen voor wie het vak primair bedoeld is, gespecificeerd in opleiding en studiefase, eventueel verbijzonderd met specifieke ingangseisen. Veel vakken zijn overigens voor niet-FRW studenten toegankelijk als keuzevak (zie paragraaf 2 van dit hoofdstuk); Kernliteratuur: de literatuur (boeken, boekdelen en/of rapporten) die in ieder geval zal worden gebruikt; in veel gevallen zal de docent voorafgaand aan of in het eerste college de overige literatuur bekend maken. De prijzen die bij de betreffende boeken vermeld staan zijn onder voorbehoud.
30
Vakken 8.2
Overzicht van keuzevakken voor de Masteropleidingen Semester I a 1. City- en Regiomarketing 2. Planning Theory 2 3. Infrastructure Planning 4. Making Places * 5. Vastgoed en Grond 6. Representeren van Plaatsen* (sem. I+II) 7. Theories of Demographic Behaviour* 8. Process and Project Management
GEMCITRM GEMPLANTH2 GEMIPL GEMMKPL GEMVGGR GEMREPRPL GEMPST1 GEMPRPRMAN
Semester I b 1. Demographic measures and methods 2. Population projections 3. Heritage Identities 4. Heritage Planning 5. International Planning Practice 6. Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing 7. Environmental Planning 8. Ruimtelijke Economie ** 9. Life table and its application at macro level 10. Micro lifte table methods 11. Landschap* 12. Global Village* 13. Vastgoedontwikkeling
GEMPST11 GEMPST12 GEMHERID GEMHRPL4 GEMPLPR GEMVHV GEMENVPL EWB071A05 GEMPST9 GEMPST10 GEMLNDSCH GEMGLVILL GEMVGOW
Semester I a + I b 1. Basiscursus Larenopleiding
GEMVLOPL
Semester II a 1. Infra, Economie en Ruimte * 2. Population Debate* 3. Spatial Market Research 4. Water Management 5. Demographic survey analysis 6. Gender, culture and space
GEMINFRECR GEMPST4 GEMSPMRES GEMWATMAN GEMPST7 GEMGENDER
Semester II b 1. Regionale Arbeidsmarkt Analyse 2. Vastgoedbelegging 3. Demografie van Bedrijven
GEMRAMA GEMVGBLG GEMDEMBEDR
* **
maximum aantal deelnemers aanmelding via Faculteit Economie 31
Vakken
GEMVLOPL Basiscursus Lerarenopleiding Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. P.C.J. Druijven 10 EC Mondeling tentamen, Opdrachten, Presentatie (Schoolstage, Verplichte en actieve deelname) semester I
Doelstelling Studenten geven aardrijkskundelessen die voldoen aan algemeen geaccepteerde kwaliteitseisen op het terrein van inhoud, didactiek en pedagogiek. Studenten zijn in staat om, gegeven thema en klas, lesvoorbereidingen te treffen die aan een aantal geëxpliciteerde eisen voldoen. Inhoud Dit programma bereidt studenten voor op het zelfstandig functioneren als aardrijkskundeleraar in opleiding. Dat betekent dat theorie en praktijk in gelijke mate deel uitmaken van het programma. Theorie betekent hier: doelstellingen en inhouden van het vak aardrijkskunde in basisvorming en tweede fase en de grondbeginselen van didactiek en pedagogiek. Praktijk houdt in het selecteren, bewerken en maken van lesmateriaal en het uitvoeren van lesactiviteiten zowel op het instituut (practicum) als op de school (stage). Instructie en uitvoeren van diverse opdrachten in de sfeer van concretiseren en uitleggen in en buiten het leslokaal. Werkvorm Hoorcollege, Schoolstage, Werkcollege. Doelgroep MSc Lerarenopleiding, Keuzevak MSc . Kernliteratuur · Berg, G. v.d., e.a., Handboek Vakdidactiek Aardrijkskunde, via docent · Brouwer, N., e.a. (2002), Voor de klas: voorbereidingen op de praktijk, Couthinho, Bussum(ISBN: 9789062833016 ), € 20,00
32
Vakken
RGABE90305
Bouwrecht (Privaatrechtelijke Aspecten)
Docent: Studielast (EC): Toetsing:
prof. dr. D.A. Lubach (contactdocent) 5 EC schriftelijk (essayvragen) Opmerking: Inschrijving voor dit vak en tentamen via Faculteit Rechtsgeleerdheid. Let op: Inschrijftermijn verschilt met die van FRW. semester I b
Periode:
Inhoud Het vak Bouwrecht nieuwe stijl omvat het privaatrechtelijke bouwrecht. Hierin worden de hoofdzaken van het aannemingscontract, het aanbestedingsrecht en het architectenrecht behandeld. Let op: Het publiekrechtelijke deel van het bouwrecht komt niet aan de orde in het vak Bouwrecht maar in de vakken Omgevingsrecht 1 en 2. Werkvorm Hoorcollege (7x2 HC). Doelgroep MSc Vastgoedkunde. Kernliteratuur · De Haan, Van Voorst, Bregman (red.), Bouwrecht in kort bestek, 5e druk, Kluwer, Deventer 2004, € 44,92 · Bundel Bouwregelgeving 2004, uitgave Instituut voor Bouwrecht
33
Vakken
GEMCITRM
City- en Regiomarketing
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. W.J. Meester 5 EC Paper, Schriftelijk tentamen semester I a
Doelstelling Studenten kunnen doelstelling en aanpak van city- en regiomarketing formuleren en kennen het verschil met productmarketing. Zij kennen de geografische marketingcyclus en kunnen die op concrete situaties toepassen. Zij kunnen relaties leggen tussen resultaten van geografisch marktonderzoek enerzijds en lokaal-economisch beleid anderzijds. Inhoud Het blok begint met de behandeling van bestaande theoretische inzichten met betrekking tot marketing in het algemeen en city- en regiomarketing in het bijzonder. Extra aandacht wordt gegeven aan de marketingcyclus van Ashworth en Voogd en aan de eigenaardigheden van het ‘plaatsproduct’. Vervolgens wordt ingegaan op de toepassing van de verkregen inzichten in geografisch marktonderzoek. Verschillende doelgroepen (ondernemers, toeristen, studenten, bewoners) komen aan de orde. In het laatste deel van het blok wordt ingegaan op de betekenis van de uitkomsten van geografisch marktonderzoek voor het beleid. Daarbij gaat het niet alleen om promotie (het communiceren van het plaatsproduct), maar ook om ondersteunende maatregelen (het aanpassen van het plaatsproduct aan de wensen van de klant). Werkvorm Hoorcollege, Paper, Werkcollege (Papers zijn in de vorm van groepswerkstuk. De colleges worden in Zwolle gegeven, in samenwerking met de Leerstoelgroep Sociale Geografie van de Radboud Universiteit Nijmegen.) Doelgroep Keuzevak MSc. Kernliteratuur · Wordt nader aangekondigd.
34
Vakken
GEMDEMBEDR Demografie van Bedrijven Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. L.J.G. van Wissen 5 EC Opdrachten, Schriftelijk tentamen semester II b
Doelstelling Dit vak heeft drie hoofddoelstellingen. Op de eerste plaats moeten studenten na afloop de voornaamste theorieën, methoden en technieken in het interdisciplinaire veld van de demografie van bedrijven op hoofdlijnen beheersen. Het gaat hier specifiek om de economische, geografische, sociologische en demografische bijdragen aan het vak. Daarnaast moeten zij over een gedegen empirische kennis beschikken van de verschillende demografische processen geboorte, sterfte, migratie en groei/krimp in de praktijk. Daarbij moet in het bijzonder de interactie tussen het bedrijf en de ruimtelijke omgeving belicht kunnen worden. Tenslotte moeten studenten in staat zijn om theorie en empirie met elkaar te combineren in korte papers/notities over verschillende aspecten van het onderwerp Inhoud In de demografie van bedrijven worden oprichtingen, opheffingen en migratie van bedrijven bestudeerd, alsmede groei en krimp van bestaande bedrijven. Het vak is multidisiciplinair. Daarom wordt aandacht geschonken aan de bijdrage(n) van verschillende vakdisciplines: de sociologie (ecologie van organisaties), de industriële organisatie, de demografie en de geografie. De sociologische benadering van de ecologie van organisaties benadrukt de rol van de omvang en de diversiteit van de bedrijfspopulaties op bedrijvendynamiek. De economische invalshoek stelt de bedrijfsprocessen en -beslissingen centraal die van belang zijn voor het succesvol overleven en groeien van een bedrijf. In de industriële organisatie staat de structuur van de markt en de manier waarop organisaties daarop reageren centraal. Van de demografie wordt een aantal concepten en modellen overgenomen die voor de beschrijving en analyse van de demografie van bedrijven zinvol zijn. De geografische benadering benadrukt niet alleen de rol van de ruimtelijke omgeving voor de bedrijvendynamiek, maar ook de ruimtelijke en regionale gevolgen ervan. Hierbij komen vragen aan de orde zoals: wat is een optimaal ruimtelijk milieu voor startende bedrijven? Waar vinden we het hoogste geboortecijfer? Waarom migreren bedrijven en waarheen? Werkvorm Hoorcollege, Opdrachten/Oefeningen, Werkcollege. Doelgroep Keuzevak MSc. Kernliteratuur · Aanvullende artikelen worden op Nestor bekend gemaakt. · P. Pellenbarg, P. van Steen, L. van Wissen (red) (2004), Ruimtelijke aspecten van de bedrijvendynamiek in Nederland, Van Gorcum, Assen, ISBN 978902324095, € 25,00
35
Vakken
GEMPST11
Demographic Measures and Methods
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. F. Janssen 2 EC Exercises, Written exam semester I b
Objective The aim of the course is to introduce the students to the main measures and methods used in demographic analysis. In this course, students get acquainted with probabilities, rates, age standardization, geometric population growth, decomposition methods, fertility analysis, mortality analysis and migration analysis. After the course, students have a basic understanding of the fundamental ideas behind these methods, how to implement them using standard software, such as Excel, and how to interpret them. Content In this course, several main measures and methods used in demographic analysis (e.g. rates, age standardization, geometric population growth, decomposition methods, fertility analysis, mortality analysis, and migration analysis) will be discussed. These methods, together with the life table technique (which is covered in the course: The life table and its applications at the macro level) form the core of what makes demography specific as a discipline. Format Practical, Lecture. Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · Iversen (1996) , Calculus. Quantitative Applications in the Social Sciences, SAGE University Paper 110. ISBN: 9780803971103, € 24,00 · Preston, S.H., Heuveline, P., Guillot, M. (2000), Demography: measuring and modelling population processes, Blackwell Publishers (ISBN: 9781557864512), € 35,50 · Reader
36
Vakken
GEMPST7
Demographic Survey Analysis
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. L.J.G. van Wissen 6 EC Assignments, Written exam, Compulsory and active participation semester II a
Objective The objective of the module is to acquire the necessary methodological skills to describe and analyse demographic data from surveys. These data usually contain a temporal dimension, and therefore the required statistical tools often have a longitudinal nature. Students will obtain substantial knowledge and practical experience concerning statistical models for the analysis of discrete and continuous time processes in life domains such as fertility, employment, migration, and health histories. Students will learn to assess what models to use for specific data, how models can be estimated using SPSS and how results should be interpreted. Content A central concept in the Master’s degree programme is the life module. Demographic events are part of the life module of an individual, which can be seen as the integrated framework for interrelated events and decisions in various domains of life. In this module, the focus will be on models for the description and analysis of the life module, such as loglinear models, lograte models, logit regression and event history models. It provides the tools for the empirical testing of theories of demographic behaviour. It is therefore recommended that students also follow the Theories of Demographic Behaviour module in the Master’s degree programme. The Macro-Micro Approaches to Life Table Techniques module, which also forms part of the Master’s degree programme, is an entry requirement for this module. Students will learn how to decompose time into age, period and cohort effects. Through practical assignments, using empirical survey data from demographic surveys such as the DHS and DSS, students will acquire a working knowledge for the specification, estimation and interpretation of these models. Format Lecture, Assignments Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · Other literature to be announced. · Students are strongly advised to download (book Blossfeld and Rowher 2002) the required sections from the online version of the library. · H.P. Blossfeld, G. Rowher (2002), Techniques for event history modelling: new approaches to causal analysis. [Lawrence Erlbaum Associates, Mahwah, New Yearsey. 2nd Edition. (Also available as online text on the internet.)] (ISBN: 9780805840919), € 52,00
37
Vakken
GEMPST13
DHS Analysis
Lecturers: Credits (EC): Period:
prof.dr. L.J.G. van Wissen, Guest lecturers 1 EC semester II a
Objective Students acquire both theoretical and methodological knowledge and practical expertise to use DHS surveys in their research. DHS is the main source for studying micro level demographic and health processes in many developing countries. Content The course provides a brief introduction to Demographic and Health Surveys (DHS), an important source of information on demographic and health-related issues in developing countries. Information and goals of the survey, survey design, sampling, different types of information in the survey and data quality will be discussed. Moreover, a large part of the course is devoted to practical work with DHS surveys, e.g. structuring SPSS files, applying sample weights, cleaning of data, imputing missing information, and descriptive and explanatory analysis of the data. Format Lecture, Assignments. Programme MSc in Population Studies. Core Literature · To be announced.
38
Vakken
GEMDILVG
Dilemma’s en thema’s in de Vastgoedsector
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. P.R.A.Terpstra 5 EC Groepswerkstuk (Literatuursearch, Verdediging stelling, Excursie) semester I a
Doelstelling Studenten verkrijgen inzicht in de verschillende aspecten van meer complexe vraagstukken uit de vastgoedsector. Zij zijn daardoor in staat om in concrete situaties de werkwijze en positie van de betrokken publieke en private actoren te onderkennen, de voor- en nadelen van mogelijke keuzes te onderzoeken en een oplossingsrichting te formuleren. Inhoud Het theoretische vertrekpunt voor deze cursus ligt enerzijds in de specifieke kenmerken van vastgoedobjecten – bieden van onderdak, niet verplaatsbaar zijn, kapitaalintensief karakter, lange levenscyclus – en anderzijds in het gegeven dat er bij het realiseren en beheren van deze objecten diverse publieke en private actoren betrokken zijn. De keuze van de onderwerpen wordt met name bepaald door de invloeden die uitgaan van het versterken van de marktwerking in de publieke sector, de toenemende complexiteit van vastgoedprojecten en de veranderingen in de verhouding tussen structurele en conjuncturele gevoeligheden in de markten voor vastgoed. De groepen bereiden over deze onderwerpen presentaties voor en schrijven er een rapportage over. Individuele en/of groepsdeelnemers formuleren hierover schriftelijk onderbouwde stellingen en voeren hierover discussie. In de rapportering komen de diverse invalshoeken tot uiting en worden conclusies getrokken. Werkvorm Discussie, Presentatie, Inleidend college. Doelgroep MSc Vastgoedkunde. Kernliteratuur · De literatuur waarvan kennis moet worden genomen, wordt bepaald naar aanleiding van de voor de presentaties en discussies gekozen onderwerpen.
39
Vakken
GEMEGTT
Economische Geografie: theorie en toepassing
Docenten: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. P.H. Pellenbarg, Gastdocenten 5 EC Mondeling tentamen semester I a
Doelstelling Studenten hebben een goed overzicht van de state-of-the-art op het vakgebied van de economische geografie. Ze kunnen actief deelnemen aan het actuele wetenschappelijke debat. Ze bezitten het vermogen tot analyseren van zowel theoretische als praktische onderwerpen van economisch-geografische beschouwing en kunnen een eigen visie geven, gebaseerd op argumenten die zijn ontleend aan wetenschappelijke bewijsvoering. Inhoud Dit studie-onderdeel is het inleidend blok van de eenjarige Masteropleiding Economische Geografie. Voortbouwend op de kennis die men heeft uit de Bachelorsstudie of een minordan wel schakelprogramma over concepten, theorieën en benaderingen in de economische geografie wordt in dit blok samen met de studenten een overzicht opgebouwd van het actuele wetenschappelijke debat in het vakgebied, respectievelijk de thema’s die daarin centraal staan, zoals cultuur en economie, geld en ruimte, industrial districts, internationale arbeidsmigratie, technologische verandering en telecommunicatie, en ruimtelijke competitie. Bij alle onderwerpen wordt uitdrukkelijk nagestreefd niet alleen theoretische kennis aan te brengen, maar ook de vertaling daarvan naar praktische problemen van ruimtelijk-economische aard aan de orde te stellen die zich in de moderne samenleving voordoen en om een oplossing vragen. De student wordt uitgedaagd een visie te ontwikkelen en te reflecteren op het kennisreservoir en de state-of-the-art van het vakgebied. Werkvorm Discussiecolleges. Gedurende het blok moeten alle studenten twee korte essays schrijven (een over een theoretisch onderwerp en een over een beleidsthema) die bij de mondelinge tentaminering aan de orde worden gesteld. Doelgroep MSc Economische Geografie. Kernliteratuur · T.J. Barnes, J. Peck, E. Sheppard, A. Tickell (2004), AANBEVOLEN: Reading Economic Geograph, Blackwell Publishing, Oxford.(ISBN: 9780631235545), € 37,00 · J. Bryson, N. Henry, D. Keeble, R. Martin (1999) , AANBEVOLEN: The Economic Geography Reader, Wiley&Sons, New York (ISBN: 9780471985280), € 38,00 · E. Sheppard, T.J. Barnes (eds) (2003), VERPLICHT: A Companion to Economic Geography, Blackwell Publishing, Oxford.(ISBN: 9780631235798), € 38,50 · Ministerie EZ (2004), VERPLICHT: Pieken in de Delta
40
Vakken
GEMENVPL Environmental Planning Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. E.J.M.M. Arts, dr. N. Karstkarel, dr. J. Woltjer 5 EC Assignments, Written exam semester I b
Objective To get insight in the principles and developments of the Dutch planning system with respect to environmental planning. The aim of the negotiating game is to develop skills that can be used to reach one’s goal when negotiating with various interest groups. Content The course mainly focuses on the so-called “human environment” as well as “the natural environment” (flora, fauna, ecosystems, landscape, geomorphology, water). Subjects such as noise pollution, air quality, safety, health, archaeology, cultural heritage, climate, energy, use of materials, waste production, use of space and the interaction between these elements will be discussed. After finishing the course, the student should comprehend the following concepts: * Environmental Impact Assessment. * Strategic Environmental Assessment. * Implications of the EU and other international legislation on, e.g.: species and natural habitats, air quality, climate change, Kyoto Treaty, Treaty of Malta, NL Belvedere. * Zoning / GIS & Decision Support Systems. * Energy and spatial planning. * Environmental issues on a local scale. * City and environment, Ecological Engineering. Format Lecture (Game on negotiation and bargaining techniques). Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning, Optional MSc remaining. Core Literature · Linden, G. and Voogd, H. (eds), Environmental and infrastructure planning, Groningen Geopress, chapters 2, 4, 8, 12 (ISBN: 9071971716). · Reader Environmental Planning. · Mitchell, B. (2002), Resource and Environmental Management, Pearson Prentice Hall, Harlow UK (ISBN: 97801302655326), € 61,00.
41
Vakken
GEMFINEW
Financiering voor Vastgoedkunde
Docenten: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
drs. J.A. Schipperijn 5 EC Opdrachten, Schriftelijk tentamen semester II a
Doelstelling Het vak Financiering voor Vastgoedkunde geeft een inleiding tot het vakgebied van de financiering en belegging. De inleiding betreft zowel het economische denkkader waarmee problemen uit de financierings- en beleggingspraktijk kunnen worden geanalyseerd als het toepassen van dit denkkader op problemen uit de praktijk. De nadruk ligt op het ontwikkelen van het economische denkkader. Inhoud Waarde en waardecreatie zijn de centrale begrippen in de financiering en belegging. De waarde van een vermogenstitel hangt samen met de omvang, de "timing" en het risico van de verwachte kasstromen die de vermogenstitel genereert. In deze cursus leert u op welke wijze de betreffende, dat is de voor risico aangepaste kapitaalkosten, kunnen worden bepaald. U past deze technieken toe op de waardering van aandelen en obligaties, alsmede op de investeringsbeslissing van een onderneming. Met name bij de investeringsanalyse komt de samenhang tussen ondernemingsfinanciering en "financial accounting" naar voren. Speciaal ten behoeve van studenten Vastgoedkunde zal hierbij aandacht worden besteed aan enkele aspecten van de jaarverslaggeving. Vervolgens komt de wijze van financiering van een onderneming aan de orde. Hierbij zal aandacht worden besteed aan de institutionele aspecten van de vermogensmarkt, alsmede het efficiënt functioneren van deze markt. Werkvorm Hoor- en werkcolleges Doelgroep MSc Vastgoedkunde Kernliteratuur · Brealey, R.A., S.C. Myers and A.J. Marcus, Fundamentals of Corporate Finance, Fifth international edition (2007) McGraw-Hill (ISBN: 978-0-07-110592-7). Hoofdstukken 1, 3-9, 13, 14 en 17. · Het jaarverslag van een nader te bepalen onderneming.
42
Vakken
GEMGENDER
Gender, Culture and Space
Lecturers:
dr. J.C. Droogleever Fortuijn, Universiteit van Amsterdam, dr. B. van Hoven, dr. V.D. Mamadouh, Universiteit van Amsterdam, Gastdocenten 5 EC Written exam, Compulsory and active participation, Paper (and student-led excursion) semester II a / b
Credits (EC): Assessment: Period:
Objective The course aims to give a broad introduction into the concept of gender, the gendered nature of social, cultural, political, economic, demographic and planning features and developments and the relations between gender, space and society from a geographical perspective. At the end of the course, students are able to discus how gender roles, gender relations and gender identities are defined differently in different societies and how women and men are put in different places in different societies. Content The course Gender, Culture and Space is an interdisciplinary course. In addition to more general introduction to gender issues, the course als includes cases based on ongoing research. Themes include: demography, health, culture, work, public urban spaces and war. The program is a joint program of the University of Groningen and the University of Amsterdam; the program will be partly taught in Groningen and partly in Amsterdam. Elective course BSc and MSc (with additional assignment). Format Lecture, Field work, Workshops (and student-led excursions. 2 days in Groningen, 2 days in Amsterdam). Programme MSc optional. Core Literature · Further reading to be announced via Nestor. · Domosh, M. and J. Seager (2001), Putting Women in Place: Feminist Geographers Make Sense of the World, New York: The Guilford Press (ISBN: 9781572306684), € 27,50.
43
Vakken
GEMGLVILL Global Village: globalization and localization of cultural phenomena Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. P.D. Groote, dr. T. Haartsen 5 EC Discussion, Presentations, Written exam (Portfolio) semester I b
Objective To explore the interdisciplinary field of cultural studies from a geographic perspective. To discuss the processes of cultural integration (i.e. globalization, modernization or McDonaldization?) and differentiation (i.e. localization or post-modernization?). To map the links between the processes of cultural differentiation and integration. To integrate elements of academic and popular dismodules on cultural developments. To learn to assess the value of adding quantitative data (or even the testing of hypotheses) to qualitative discussions on cultural processes. To practise important communication skills (oral presentations, commenting on other presentations, chairing seminars). Also, to give students the experience of doing research in small groups, resulting in a website. Content A fundamental characteristic of culture is that it must be transmitted. This process of cultural transmission takes place in space and time, and is often assumed to go increasingly faster and to extend over wider areas. Cultural differences between areas seem to disappear. Participants will present and discuss the compulsory reading list. They take part in a small research project (in groups of two, three or four persons) on a topic of choice. The dynamic processes of cultural integration and/or differentiation will be analysed. In the projects, quantitative aspects (how to operationalize and measure this phenomenon? How important is it?) will be accompanied by qualitative aspects (what does it mean?). The results of the research projects must be communicated in the form of websites. The module will be concluded with a presentation of the website and the underlying research project. Format Group meetings, Lecture (Group research projects). Programme MSc in Cultural Geography, optional MSc remaining. Core Literature · Ritzer, G. (2007), The globalization of nothing, 2nd edition, Sage publications ltd. (ISBN: 9781412940221), € 35,00
44
Vakken
GEMGRPROJ
Groepsproject Planologie
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
ir. G.H. Heins 6 EC Presentatie, rapportage, deelname semester I b
Doelstelling De student weet in groepsverband samen te werken aan een concrete opdracht. Met deze werkwijze worden twee hoofddoelen nagestreefd. Het eerste is van inhoudelijke aard. Door te werken aan een concrete praktijkopdracht wordt beoogd de op de inhoud gerichte vakken die in de master Planologie worden aangeboden een praktijkperspectief te bieden, waardoor de planologische attitude wordt versterkt. Het tweede doel betreft het sociale aspect. Hij/zij leert sociale vaardigheden die nodig zijn om in teamverband te werken, krijgt aandacht voor groepsprocessen, zoals directe interactie, individuele aanspreekbaarheid voor eigen bijdragen en een verantwoordelijkheid voor het groepsresultaat, functionele complementariteit en dergelijke. Inhoud De opdrachten voor deze projecten worden door een externe partij geformuleerd. De tussenproducten, eindproducten en presentaties zullen dan ook aan deze externe opdrachtgever worden aangeboden. Diverse docenten fungeren als begeleider van een projectgroep. Het project wordt wat betreft de inhoud zoveel mogelijk afgestemd met de vakken die op dat moment worden aangeboden: theoretisch perspectief en wijze van aanpak bij de aanvang van het project, de inhoudelijke uitwerking gericht op stedelijke vernieuwing en stedelijke beleidsprocessen, en – uiteindelijk met de afronding van het project – de evaluatie van de management van het project en het proces dat daarbij is gevolgd. Werkvorm Projectgestuurd onderwijs. Doelgroep MSc Planologie.
45
Vakken
GEMHERID
Heritage identities
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. P.D. Groote 5 EC Assessed seminars, Written exam semester II a
Objective To be able to relate broad social, economic and political trends to actual planning problems and solutions stemming from the various contemporary uses of the past. Content The birth and evolution of the idea of the preservation of the past and its paradigmatic transformation into heritage. The significance of this for the construction, expression and transmission of identities. The significance of senses of place and of time for the representation of place identities. The main contemporary issues and controversies surrounding heritage identities and identifications. Format Lecture, Field work (Assessed literature seminar). Programme MSc in Cultural Geography, optional MSc remaining. Core Literature · Graham, Ashworth, Tunbridge (2001), A geography of heritage, Arnold, New York (ISBN: 0340677783) · Selected articles
46
Vakken
GEMHERPL4 Heritage Planning Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
drs. T. van der Meulen 4 EC Assessed seminars, Written exam semester II a
Objective To be able to relate broad social, economic and political trends to actual planning problems and solutions stemming from the various contemporary uses of the past. Content The birth and evolution of the idea of the preservation of the past and its paradigmatic transformation into heritage. The significance of the conserved built environment for planning and management. The development and application of the legislative and institutional framework in the Netherlands in a European context. The main contemporary planning issues and controversies surrounding the designation and management of heritage places. This course will be linked with Heritage Identities. Expansion up to 5 EC is possible if the student writes a paper. Format Lecture, Literature seminar, Field work. Programme MSc in Planning, optional MSc remaining. Core Literature · Graham, Ashworth, Tunbridge (2000), A geography of heritage; power, culture and economy, Arnold, London/Oxford University Press, New York (ISBN: 0340677783) · A package of additional literature linked to literature seminars.
47
Vakken
GEMINFRECR Infra, economie en ruimte Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. P.H. Pellenbarg 5 EC Presentatie, Werkstuk (Verdediging van stellingen) semester II a
Doelstelling Studenten verkrijgen inzicht in de meervoudige relatie tussen de ontwikkeling van infrastructuur en de economische ontwikkeling van plaatsen en regio’s. Zij kunnen dit inzicht toepassen op concrete voorbeelden van infrastructuurontwikkeling. Zij kunnen de voor- en nadelen van infra-projecten beredeneren vanuit de te verwachten ruimte-structurerende effecten en economische impulsen, en de relatie leggen naar terzake te voeren overheidsbeleid. Inhoud De cursus vindt zijn aangrijpingspunt in 1) de hausse van nieuwe infrastructuurprojecten die in Nederland midden jaren negentig van de grond kwam, en 2) de daarover vervolgens losgekomen publieke discussie (die voor een ruimtelijk thema tamelijk uniek is te noemen). In een inleidend college zullen de hoofdlijnen worden geschetst van de in de economische geografie en ruimtelijke economie verzamelde kennis over de betekenis van infrastructurele projecten voor bedrijfsvestiging en lokaal/regionaal economische ontwikkeling. Vervolgens worden afhankelijk van het aantal deelnemers enkele groepen gevormd en een aantal voorbeeldprojecten gekozen. Deze projecten betreffen nieuwe of verbeterde spoor-, weg- of waterwegprojecten, havens, luchthavens of andere terminals, waarover publieke discussie is ontstaan of kan ontstaan. De groepen bereiden presentaties over deze projecten voor, en schrijven er een rapportage over. Individuele deelnemers bereiden schriftelijk stellingen voor die aan de gekozen projecten zijn gerelateerd, en voeren hierover discussie. Presentaties, rapportages en stellingen proberen uitdrukkelijk een verband te leggen tussen theoretische kennis over de relatie tussen infra, economie en ruimte enerzijds, en maatschappelijke overwegingen betreffende kosten, baten en uitvoerbaarheid anderzijds. Werkvorm Discussie, Presentatie (Inleidend college). Doelgroep MSc Economische Geografie, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · De literatuur waarvan kennis moet worden genomen, wordt bepaald naar aanleiding van de voor de presentaties en discussies gekozen onderwerpen.
48
Vakken
GEMIPL
Infrastructure Planning
Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. E.J.M.M. Arts, dr.ir. P. Ike 5 EC Assignments, Written exam semester I a
Objective To get insight in: · The principles and developments of the Dutch planning system and Dutch Planning Culture procedures, legal implications and practical approaches with respect to all types of infrastructure; · The developments in the relationship between infrastructure planning and environmental planning, from a spatial point of view. Content This module examines planning approaches for all types of major infrastructure (roads, railways, power plants and related power lines, pipelines, mineral planning, treatment of waste, military areas, etc.). The central theme of this module is the relationship between spatial planning and policy planning in the separate sectors of technical infrastructure. Sectors are analysed in respect to the fields of tension between generic and specific polity, between central and decentral approaches, between regulation and deregulation, etc. Students will gain an understanding of the relationship between the following Dutch Acts: the Physical Planning Act & the Environmental Protection Act, Environmental Impact Assessment & Strategic Environmental Assessment, the Mineral Planning Act and the Road & Rail Alignment Act, etc. in relation to the planning of major infrastructure. Format Lecture, Assignments, Tutorials. Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning, optional MSc remaining. Core Literature · To be announced later.
49
Vakken
GEMVGINTP Internationaal Vastgoed Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. R.J. Dorenbos 5 EC Paper, Presentatie, Schriftelijk tentamen semester II a
Doelstelling Studenten bekend maken met economisch-geografische aspecten van grensoverschrijdende vastgoedontwikkeling. Inhoud Vastgoedactiviteiten hebben in toenemende mate een grensoverschrijdend karakter. Nederlandse vastgoedontwikkelaars opereren in grote getalen buiten de vaderlandse grenzen. Dat geldt ook voor Nederlandse beleggers die voor de spreiding van hun portefeuille ervoor kiezen om een belangrijk deel van hun investeringen in vastgoed in Europa of daarbuiten onder te brengen. Buitenlandse beleggers nemen op dit moment het grootste deel van de jaarlijkse investeringen in de Nederlandse kantorenmarkt voor hun rekening. Ook de consument kijkt steeds meer over haar landgrens heen. Volgens de OECD zullen de komende tien jaar zo’n 5 miljoen Noord-Europeanen zich in Spanje vestigen. Vastgoedontwikkeling over de landsgrens heen blijkt vaak lastiger dan aanvankelijk gedacht. Ieder land heeft niet alleen zijn eigen instituties (wetten, gewoonten, technieken en taal), ook de demografische, economische en politieke omgeving verschilt vaak aanzienlijk van de situatie in het thuisland. Kortom, er bestaan nogal wat zaken waar bij stilgestaan moet worden. In de colleges wordt een aantal economisch-geografische aspecten van grensoverschrijdende vastgoedactiviteiten (met name gericht op de ontwikkelaar)nader belicht. Ook wordt uitgebreid aandacht besteed aan verschillende onderdelen van het marktonderzoek dat van belang is bij de keuze van een investeringslocatie in het buitenland. Daarnaast dienen de studenten een zelf gekozen onderwerp uit te diepen aan de hand van een paper en presentatie. Werkvorm Gastcolleges, Hoorcollege, Presentatie. Doelgroep MSc Vastgoedkunde. Kernliteratuur · Wordt nader aangekondigd.
50
Vakken
GEMPLPR
International Planning Practice
Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. J. Woltjer, Gastdocenten 5 EC Assignments, Written exam semester I b
Objective The objective of this course is twofold. First, to gain insight into the effects of international developments and international governance on planning practice world-wide. Second, to gain insight into the national embeddedness of planning practices, i.e. differences in planning culture, institutions, issues and approaches. After completion of the course students must be able to critically assess the challenges posed by internationalization, the universal elements of different practices and the (restrictions to) policy transfer across borders. The overall objective of the course is to prepare students for assessing the possibilities for learning from planning practices in other countries. Content The course will briefly discuss how forces such as globalization and European integration shape spatial developments with respect to environmental and infrastructure planning. It will more extensively focus on different national practices, pre-dominantly in Western-Europe but also in the U.S.A. and Asia. The European Union has developed numerous policies that either contribute to a more competitive position of the Union in the world or that are meant to stimulate the economic development of regions that lag behind. Despite these kinds of initiatives, spatial planning practices remain highly divers among different countries. Important issues can vary as a result of physical circumstances and national history. National cultures can be supportive or unsupportive of planned intervention. The institutional context of spatial, environmental and infrastructure planning is closely related to national judicial traditions and constitutional make up of the state. As a result, strategies to influence spatial development are contingent to national circumstances. The course will provide an overview of related practices and relevant theoretical notions such as strategic spatial planning, institutional capacity building and policy transfer. Students are expected to complete an assignment on these kinds of issues, and compare institutional differences in two countries. Format Lecture, Assignments. Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning, optional MSc remaining. Core Literature · Sanyal B. (ed) (2005), Comparative Planning Cultures, Routledge, New York/London (ISBN: 9780415951357), € 38,50 · Reader International Planning Practice, for purchase room DRS 042
51
Vakken
GEMLNDSCH
Landschap
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr.ir. E.W. Meijles 5 EC Opdrachten, Presentatie, Schriftelijk tentamen semester I b
Doelstelling Studenten kunnen verschillende ecosystemen en landschappen van elkaar onderscheiden en kunnen aangeven wat de belangrijkste kwetsbaarheden zijn. Studenten kunnen het landschap analyseren en hierbij deelaspecten onderscheiden zoals geologische en biologische ontstaansgeschiedenis, cultuurhistorie, huidig gebruik en landschapsbeleving en –waardering. Studenten zijn op de hoogte van recente debatten in het landschaps- en natuurbeheer. Inhoud Tijdens de bijeenkomsten wordt het landschap geanalyseerd, waarbij aandacht wordt besteed aan deelaspecten, zoals geologische en biologische ontstaansgeschiedenis, cultuurhistorie, huidig gebruik en landschapsbeleving en –waardering. Het totale landschap- of ecosysteem dient hierbij als uitgangspunt. Een aantal verschillende landschap- of ecosystemen zullen worden besproken en hierbij komen met name onderwerpen aan bod die van belang zijn voor het beheer van deze gebieden. Studenten beschrijven een eigen studiegebied en gaan hierbij in op de belangrijkste kwetsbaarheden en hoe hier beheertechnisch mee wordt omgegaan. Verder wordt ingegaan op actuele onderwerpen in het natuur- en landschapbeheer. Een lijst met studiegebieden/onderwerpen wordt door de docent beschikbaar gesteld. Werkvorm Groepsbijeenkomst, Hoorcollege (Groepsbijeenkomsten in de vorm van discussiebijeenkomsten. Maximaal 20 deelnemers). Doelgroep MSc Lerarenopleiding, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Wordt nader aangekondigd.
52
Vakken
GEMPST9
Life Table and its Applications at Macrolevel
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. F. Janssen 3 EC Exercises, Written exam semester I b
Objective The aim of the course is to introduce the students to life table techniques using aggregate data on age distributions pertaining to either cohorts or periods. After this course, the students (a) know the fundamental ideas behind the life-table techniques (e.g. Lexis diagram, age-specific probabilities), (b) are able to independently estimate the life-table, (c) can interpret the lifetable, and (d) know how to generalize the life table techniques to different research questions, by using multiple-decrement and increment-decrement techniques. Content The life table, which describes the survival pattern of a population, is the core method in demography and an important device in many research areas. Several generalizations of the life table technique exist. One generalization is the multiple decrement life table in which multiple exits from ‘life’ are possible, e.g. mortality by cause of death. Another generalization is the increment-decrement life tables to study processes in which reverse flows are possible, e.g. moving in and out of a region. In the course, special emphasis is on the application of the life-table to population health issues (i.e. cause-specific mortality, disability versus mortality) and to multi-regional dynamics (i.e. moving between two regions). Format Practical, Lecture. Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · Preston, S.H., P. Heuveline, M. Guillot (2001), Demography: measuring and modeling population processes, Blackwell Publishers (ISBN: 9781557864512), € 35,50 · Reader
53
Vakken
GEMLITST
Literature Study
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. G. de Roo 2 EC Written exam semester I a
Objective Students are expected to gain an understanding of planning terminology and to reflect on the material in a scientific way. Content There will be a written exam. Time yet to be determined. Students must pass this module before starting the Master’s Thesis. Format Literature study Programme MSc in Planning
54
Vakken
GEMMKPL
Making Places
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. P.P.P. Huigen 5 EC Schriftelijk essay tentamen, Verplichte en actieve deelname semester I a
Doelstelling Studenten weten hoe en waarom verschillende betekenissen van plaatsen worden geconstrueerd en gereproduceerd. Studenten kunnen deze (place making processes) processen in verschillende contexten beschrijven, analyseren, interpreteren, verklaren en positioneren. Inhoud In deze cursus wordt de relatie tussen mensen en plaatsen nader bestudeerd. De constructie en reproductie van de verschillende betekenis van plaatsen zal worden geanalyseerd. Plaatsen, dat wil zeggen de betekenissen en waarden van plaatsen, zijn gepositioneerd in een complex netwerk van locale en wijdere (globale) interacties en geschiedenissen. De betekenissen en waarden van plaatsen vertonen dan ook zowel unieke als meer algemene kenmerken. Padafhankelijk speelt bij de constructie en reproductie van plaatsen een grote rol. Daarnaast is het toekennen van plaats identiteiten van groot belang. Om dit toekenningsproces te begrijpen is het noodzakelijk inzicht te hebben in de banden die mensen hebben met plaatsen. De constructie en reproductie van plaatsen (place making processes) worden geoperationaliseerd in hoe plaatsen worden gepresenteerd, hoe plaatsen worden gebruikt en op welke wijze de fysieke inrichting van plaatsen vorm wordt gegeven. Werkvorm Literatuurstudie, Opdrachten, Presentatie Doelgroep MSc Culturele Geografie, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Blunt, A., R. Dowling (2006), Home. Key Ideas in Geography, Routledge (ISBN: 9780415332750), € 34,50 · Hilary, Winchester, P.M., Kong, Lily, Dunn, Kevin (2003), Landscapes, ways of imaging the world, Pearson Education Ltd, Harlow (ISBN: 9780582288782), € 49,00 · Cresswell, T. (2005), Place, a short introduction, Blackwell Publishing, Oxford (ISBN: 9781405106726), € 27,50
55
Vakken
GEMTHCG
Master’s Thesis in Cultural Geography
Lecturer: Credits (EC): Period:
wordt nader bekend gemaakt 20 EC semester I a
Objective Students will be able to generate, set up and conduct scientific cultural geographic research individually. They will be able to report on the research process and to clearly set out the results on paper as well as present them. Content Students can write the Master’s thesis individually or as a project with other students. In both cases, research will be supervised by a lecturer. Usually, research will dovetail with research conducted at that time within the Cultural Geography department. When students work on a larger research project in groups, the individual contributions must be recognizable and assessable. The subject of the Master’s thesis should have a clear cultural geographic nature. The research proposal (problem, objective and research question, operationalization, and justification of methods and techniques to be used) must be approved by the supervisor and a second assessor in advance. The research should be carefully positioned against a social and scientific background and be strongly embedded in relevant scientific literature. The aim is not only to publish the research findings in the Master’s thesis but also, possibly in cooperation with the supervisor, in a scientific geographic journal. The Master’s thesis will be completed in line with the Protocol of the Spatial Sciences Faculty. Format Master thesis. Programme MSc in Cultural Geography.
56
Vakken
GEMTHEG
Master Thesis Economische Geografie
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof. dr. J. van Dijk (contactdocent) 20 EC Discussie, Presentatie, Werkstuk semester II
Doelstelling Het afsluitende individuele masterproject heeft een omvang van 20 EC en vergt dus een derde deel van de totale studietijd. Het onderzoeksproject heeft voor de student als doel ervaring op te doen met wetenschappelijk onderzoek, en het leren omzetten van theoretische verworvenheden naar concrete handelingen die horen bij het doen van onderzoek. NB. Voor dit studieonderdeel is een protocol opgesteld dat de procedures voor het verwerven, begeleiden en beoordelen van de Master Thesis beschrijft. Dit protocol wordt tijdig aan de deelnemers uitgereikt. Inhoud Het onderwerp van onderzoek zal binnen een duidelijk omschreven theoretisch kader moeten worden geplaatst, zodat empirische reflectie op basis van de theoretische beginselen van het vakgebied mogelijk is. Voordat de student met het onderzoek begint dient deze een onderzoeksvoorstel ter goedkeuring in te dienen, waarin naast het benoemen van het thema en de daarbij horende probleem-, doel- en vraagstellingen ook wordt voorzien in een helder theoretisch perspectief. Deze dienen vervolgens in de Master Thesis terug te komen. Daarnaast dient een Master Thesis ondermeer het verslag te bevatten van de operationalisatie van de onderzoeksvragen, de methode van onderzoek en de verwerving en verwerking van de onderzoeksgegevens. Op basis van gedane analyse zal de thesis uiteindelijk dienen uit te monden in een verantwoorde synthese. Afhankelijk van het instroommoment (sept. of febr.) wordt de Master Thesis geschreven in het 2e of 1e semester. Voorafgaand aan de start van het werk aan de thesis wordt voor de september instromers in het voorafgaande semester groepsgewijs een aanlooptraject doorlopen dat culmineert in het bovenbedoelde onderzoeksvoorstel. Eventueel is het mogelijk dit project in het buitenland te doen, mits er een universitaire gastinstelling en gastbegeleider voorhanden is. Werkvorm Presentatie, Scriptie. Doelgroep MSc Economische Geografie.
57
Vakken
GEMTHEIP
Master Thesis in Environmental and Infrastructure Planning
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr.ir. P. Ike (contact) 20 EC Thesis (see protocol) semester II
Objective The last semester of the Master’s degree programme in Environmental and Infrastructure Planning is dedicated to a research project, resulting in a Master’s Thesis. It is an individual research project. The aim of the project is to gain practical experience in scientific research. Content In the Master Thesis, the following research stages are distinguished: · The statement of the research problem/research questions; · The theoretical background, (international) literature, secondary data and background; · Operationalisation of the research question(s), methods of research, data-sets used; · Results of data gathering, quality of data; · Findings/results; · Analysis; · Conclusions and recommendations. · The Master Thesis is written in English or Dutch. The evaluation of the Master Thesis is done by the supervisor together with the second supervisor. Also the judgement of a possible host organisation (c.q. cooperating university department) can be taken into account. The basis criteria used in evaluating the project are the following: Inclusion of aspects learnt during the first half year of the Master course in different courses, the systematic way of tackling the research problem, quality of writing, the results of the research, the presentation of the research, the own input or creativity of the student and time planning. Format Thesis. Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning.
58
Vakken
GEMTHPL
Master Thesis Planologie
Docent: Studielast (EC): Toetsing:
wordt nader bekend gemaakt 20 EC Eigenhandig geschreven wetenschappelijke verhandeling op basis van eigen onderzoek. semester II
Periode:
Doelstelling Een belangrijk deel van het tweede semester van de Masteropleiding Planologie wordt ingevuld met een onderzoeksproject, dat dient te resulteren in een ‘Master Thesis’. Het onderzoeksproject heeft voor de student als doel ervaring op te doen met wetenschappelijk onderzoek, en het leren omzetten van theoretische verworvenheden naar concrete handelingen die horen bij het doen van onderzoek. Inhoud Het onderwerp van onderzoek dient van planologische aard te zijn, zal binnen een duidelijk omschreven theoretisch kader moeten worden geplaatst, zodat empirische reflectie op basis van de theoretische beginselen van het planologische vakgebied mogelijk is. Voordat de student met het onderzoek begint dient deze een onderzoeksvoorstel ter goedkeuring in te dienen, waarin naast het benoemen van het thema en de daarbij horende probleem-, doel- en vraagstellingen ook wordt voorzien in een helder theoretisch perspectief. Deze dienen vervolgens in de Master Thesis terug te komen. Daarnaast dient een Master Thesis ondermeer het verslag te bevatten van de operationalisatie van de onderzoeksvragen, de methode van onderzoek en de verwerving en verwerking van de onderzoeksgegevens. Op basis van gedane analyse zal de thesis uiteindelijk dienen uit te monden in een verantwoorde synthese. Criteria waarop de Master Thesis wordt beoordeeld, worden vooraf door de begeleider aan de student verstrekt. Doelgroep MSc Planologie.
59
Vakken
GEMTHPOPST
Master Thesis in Population Studies
Lecturers: Credits (EC): Period:
prof.dr.I. Hutter, dr. F. Janssen, prof.dr. L.J.G. van Wissen 20 EC semester II
Objective The objective of the thesis is to make effective use of theories and techniques of data collection and data analysis (as taught in the Master’s degree modules) as well as to address demographic issues and formulate recommendations for policymaking and interventions. Content Most students will participate in the ongoing research of the Population Research Centre (PRC). Students may choose an analytical or sociodemographic topic. Possibilities include part-time internships in the Netherlands or abroad, and fieldwork in developing countries. The Protocol for the Master’s Thesis comprises the guidelines to assist students and supervisors in activities concerning the project. Format Thesis. Programme MSc in Population Studies.
60
Vakken
GEMTHVG
Master Thesis Vastgoedkunde
Docenten: Studielast (EC): Periode:
dr. R.J. Dorenbos, prof.dr. E.F. Nozeman, dr. P.R.A.Terpstra 20 EC semester II
Doelstelling Het onderzoeksproject heeft voor de student als doel ervaring op te doen met wetenschappelijk onderzoek, en het leren omzetten van theoretische verworvenheden naar concrete handelingen die horen bij het doen van onderzoek. Inhoud Het Masterproject kan de vorm aannemen van een scriptie gebaseerd op eigen onderzoek, al dan niet in stageverband bij een praktijkinstelling. Het onderwerp van onderzoek zal binnen een duidelijk omschreven theoretisch kader moeten worden geplaatst, zodat empirische reflectie op basis van de theoretische beginselen van het vakgebied mogelijk is. Voordat de student met het onderzoek begint dient deze een onderzoeksvoorstel ter goedkeuring in te dienen, waarin naast het benoemen van het thema en de daarbij horende probleem-, doel- en vraagstellingen ook wordt voorzien in een helder theoretisch perspectief. Deze dienen vervolgens in de Master Thesis terug te komen. Daarnaast dient een Master Thesis ondermeer het verslag te bevatten van de operationalisatie van de onderzoeksvragen, de methode van onderzoek en de verwerving en verwerking van de onderzoeksgegevens. Op basis van gedane analyse zal de thesis uiteindelijk dienen uit te monden in een verantwoorde synthese. Werkvorm Scriptie. Doelgroep MSc Vastgoedkunde.
61
Vakken
GEMPST10
Micro Life Table Methods: Introduction to Survival Analysis
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. L.J.G. van Wissen 2 EC Exercises, Written exam semester I b
Objective The aim of the course is to introduce the students to the basic principles of survival analysis. After the course, students will be able to understand the logic of longitudinal data for the analysis of the timing of events, such as onset of disease or death, to set up their own data structures and to apply non-parametric descriptive models of survival to these data (Kaplan Meier estimation), using SPSS. This module is a prelude to Demographic Survey Analysis (GEMPST7). Content The principle of longitudinal data analysis and life event data structures is explained. Secondly, the micro level life table is explained as well as its relationship with macro level life tables. Thirdly, the Kaplan-Meier estimator is explained. Finally, a preview is given of the links with causal modeling. The course “GEMPST9 The life table and its applications at the macro level” is a prerequisite for this course. Format Practical, Lecture Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · Reader · Norusis (2004), SPSS 14.0: Advanced Statistical Procedures Companion, Prentice Hall Chapters 6 and 7. (ISBN: 9780131747005), € 63,00. · Students are strongly advised to download (book Blossfeld and Rowher 2002) the required sections from the online version of the library. · H.P. Blossfeld, Rowher H. (2002), Techniques for event history modelling: new approaches to causal analysis, Lawrence Erlbaum Associates, Mahwah, New Yearsey, 2nd edition. Also available as online text on the internet. (ISBN: 9780805840919)
62
Vakken
GEMOMGPL Omgevingsplanning Docenten: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. G. de Roo, Gastdocenten 2 EC Schriftelijk tentamen semester I a
Doelstelling Inzicht in de oorsprong, de betekenis en de consequenties van verschillende ontwikkelingen die onder het thema van omgevingsplanning kunnen worden benoemd. Relatie met groepsproject: Het vak omgevingsplanning is het inleidende vak ten behoeve van het groepsproject. Met dit vak wordt beoogd de inhoudelijke context van het groepsproject neer te zetten. Daarbij staan de handelingen en vernieuwingen van het overheidsbeleid op de verschillende bestuurlijke niveaus voorop, beginnend bij het rijksniveau, en eindigend bij het wijkniveau. Dit laatste is het niveau waarop het groepsproject verder invulling en uitwerking krijgt. Inhoud Met het vak omgevingsplanning wordt enerzijds een breed beeld verschaft van beleid en planning ten aanzien van de fysieke leefomgeving. Anderzijds worden met het vak omgevingsplanning de jongste ontwikkelingen van planning en beleid in de praktijk besproken. Het gaat dan om decentralisatie van beleid, gebiedsgerichte integratie, gebiedsgerichte aanpak, ontwikkelingsplanologie, en – natuurlijk – de omgevingsplanning zelf. Al deze processen en ontwikkelingen geven de planning en het beleid in hoog tempo een ander gezicht. Steeds meer neemt de sturende rol van de rijksoverheid af, en komt de verantwoordelijkheid voor de inrichting en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving nadrukkelijker op het regionale en lokale niveau te liggen. Dit heeft onder meer als gevolg dat op deze en tussenliggende niveaus bestuurlijke verbanden tot stand komen en geïntegreerde gebiedsvisies en -plannen worden opgesteld, om op basis van gebiedgerelateerd draagvlak tot maatwerkoplossingen te komen, waarbij een sectorale aanpak door saldoachtige aanpakken worden vervangen. Het zijn deze mechanieken in planning en de gevolgen daarvan, die in het vak omgevingsplanning aandacht krijgen. Werkvorm Hoorcollege (5x2 uur, deels op basis van gastcolleges. De tijdstippen waarop het college worden verzorgd, worden bij aanvang van het eerste college aangegeven). Doelgroep MSc Planologie. Kernliteratuur · Artikelenbundel · Roo, G. de, M. Schwartz (2001), Omgevingsplanning, een innovatief proces, Sdu Uitgevers, Den Haag (ISBN: 9789012089067), € 33,00
63
Vakken
GEMPLRSCH
Planning Research
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. J. Woltjer (contact) 2 EC Assignments (research proposal) semester I b
Objective · Understanding fundamental skills for completing a Master thesis research; · Establishing a relevant angle of research, in relation with ongoing research at the Faculty; · Completing a research proposal; · Understanding basic quality criteria for research publications. Content Through a series of lectures and meetings, this course sets the basis for students to complete their Master thesis during semester II. The lectures discuss the fundamentals of the research process, the activity of formulating planning research questions and some ways to approach these questions, and gather relevant data. Some additional topics covered include the use of research proposals, thesis management and methods for adequate academic writing. A selection of individual researchers within the faculty will present their topics of research, their methods, and related findings. Format Lecture, Assignments. Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning. Core Literature · Handouts
64
Vakken
GEMEIPTHT Planning Theory Tutorial Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. J.R. Beaumont, dr. J. Woltjer 3 EC Assignments, Presentations (pre-class and in-class assignments) semester I a
Objective The purpose of the sessions that comprise this course is to acquaint students with one of the contemporary mainstream contributions to planning theory. Collaborative Planning is characterized by a focus on the communicative, interactive and institutional dimensions of the planning process. This approach to planning theory takes its departure from fundamental social changes, such as globalization, individualization and fragmentation, as well as the transition that is commonly referred to in the literature as “government” to “governance”. The core material for this course is the book Collaborative Planning: shaping places in fragmented societies by Patsy Healey. In addition, articles of other authors will be required reading to place the issues raised in this book in perspective. The literature will be discussed in small groups in the presence of at least one of the lecturers. Content The course comprises a combination of pre-class assignments, presentations and in-class assignments (including active participation in discussions): Pre-class assignment: Every student has to write a small (max. 2 pages) essay on the chapter and article that will have been read in preparation of the session. Presentation: Every session 3 students present one chapter or article. Each presentation takes a maximum of 15 minutes and is supported by Powerpoint. The presentation can be based on the written assignment. In addition the student should conclude by making a statement on the basis of the chapter or article they present. This statement can concern the relevance for planning practice and the plausibility of the theory in reality. In class assignment: Every session students have to work in small groups (+/- 3 students) on an assignment. The students in each group will prepare a short statement which will be discussed by the whole group. Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning. Core Literature · Healey, P. (2005), Collaborative planning: shaping places in fragmented societies, 2nd edition London, MacMillan Press Ltd. Core literature (ISBN: 9781403949202), € 37,00 · Healey, P. (2003), Colloborative planning in perspective, Planning Theory, 2(2):101-23. Additional literature · Stoker, G. (1998), Governance as theory: five propositions, International Social Science Journal, 50(1):17-28. Additional literature · Campbell, S. and S. Fainstein (1996), Introduction: the structure and debates of planning theory, Readings in Planning Theory, Cambridge (USA)/Oxford (UK): Blackwell, pp. 1-14. Additional literature (ISBN: 9780631223474), € 38,50
65
Vakken
GEMPLANTH2
Planning Theory 2
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. G. de Roo 5 EC Written exam semester I a
Objective The aim of the planning theory module is to gain more in-depth knowledge of the theoretical background of planning in such a way that students will recognize suitable planning and decision-making models for issues at hand as well as develop new models in those cases lacking suitable approaches. Content This course starts with current and ongoing planning theoretical discussions, seen in the light of philosophical critique and of general scientific abstractions. These abstractions are obtained from theories such as systems theory, complexity theory, critical theory, social constructivism and discourse theory. This confrontation will bring us the basic arguments on which planning is build upon and will help us to understand and critically reflect upon current decisionmaking models, such as the classic technical rational approaches, contingency approaches, scenario approaches, the post modern communicative approaches in planning and the socalled models for complex decision-making. This will give us substantial depth in the understanding of how planning and decision-making works. As such, we want to support decisionmaking processes in planning through object- or problem-analysis and actor analysis in complex and very complex situations. The result is an advanced tool box to cope with (very) complex planning issues, to tackle these issues in a thorough way, and to help us to design planning and decision-making models for particular situations still without standard solutions. Format Lecture (8 to 10 2-hour lectures). Programme MSc in Planning, MSc of Environmental and Infrastructure Planning, Optional MSc remaining. Core Literature · Roo, G. de (2001), Environmental Planning in the Netherlands, Too Good to be True, Ashgate Publishers, Aldershot, UK, Chapter 4 (ISBN: 9780754638452), € 91,00 · Allemendinger, Ph. (2002), Planning Theory, Palgrave, Houndmills, London (ISBN: 9780333925522), € 34,50 · Roo, G. de, Porter G. (2004), Reader
66
Vakken
GEMPST4
Population Debate
Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr.I. Hutter, Guest lecturers 5 EC Assignments, Written exam, Compulsory and active participation semester II a
Objective The module uses demographic theories, as taught in Theories of Demographic Behaviour, as a basis to monitor and evaluate policies and programmes concerning a particular significant social issue such as health, ageing or international migration. Students will acquire a deeper understanding of population policies and programmes. Furthermore, students will learn about the design, monitoring and evaluation of population/reproductive health projects. Content In this module students will learn to assess population projects in the broader context of international population policies, on the basis of theories learned in the Theories of Demographic Behaviour module. Demographic data and research are related to policymaking at national and international levels. Population programmes will be analysed and evaluated. This year the focus will be on Reproductive Health. Guest lecturers, from research institutes, policymaking and NGOs, are invited to organize seminars. Format Lecture, Assignments. Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · R.G. Horstman (2002), Monitoring and evaluation of sexual and reproductive health interventions. A manual for the EC/UNFPA Initiative for Reproductive Health in Asia. (ISBN: 9789070990893), € 8,00 · To be announced, other literature.
67
Vakken
GEMPST2-2 Population Information: Data Collection and Data Quality Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. F. Janssen, Guest lecturers 2 EC Assignments, Written exam (participation in excursion and classes) semester I a
Objective After the course, students are familiar with the different types of data sources for demographic research. They know about the possibilities to obtain these different data sources in demographic research and are able to judge the quality of data in these data sources. The students can apply this knowledge to specific research questions. Content The course provides an overview of different data sources for demographic research, i.e. the census, civil registration, population registers, and surveys. The nature and quality of data in these different data sets is extensively discussed. As an illustration, the theory behind the Demographic and Health Survey (DHS) and its use in developing countries is elaborated upon. An excursion to Statistics Netherlands (CBS) in Voorburg and to NIDI (Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute) in The Hague is part of the course. Format Excursion, Lecture, Assignments. Programme MSc in Population Studies. Core Literature · To be announced.
68
Vakken
GEMPST12
Population Projections
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. L.J.G. van Wissen 3 EC Assignments semester I b
Objective The aim of this course is to introduce the students to the essentials of population projection methodology as well as practical skills how to apply the model in EXCEL and using standard software. After this course students are able to understand the basics of population projections, and are able to produce a population projection using Excel. Content In this course, the principles of population projections will be presented and practiced. The basic methodology of population projections is the cohort component method. The Leslie model, which can be implemented in Excel, translates this method into a matrix formulation. In the first week of the course, this model is set up in Excel format. The model can be put to work by specifying assumptions for each of the components fertility, mortality and migration. In the second week students learn how to formulate assumptions for each of these components, and how to implement them into the model. Examination of the course is through completion of a population projection of a country of the student’s choice. In this assignment, students have to set up their own database to prepare the projection, make assumptions based on past trends of the key indicators, and qualitative reasoning, and make the projection on the basis of the assumptions using their own version of the Leslie model in EXCEL. The course “GEMPST9 The life table and its applications at the macro level” is a prerequisite for this course. Format Practical, Lecture (Final assignment for grading). Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · Preston, S.H., P. Heuveline, M. Guillot (2001), Demography: measuring and modeling population processes, Blackwell Publishers (ISBN: 9781557864512), € 35,50 · Namboodiri (1984), Matrix algebra – an Introduction. Quantitative Applications in the Social Sciences, SAGE University Paper 38, ISBN: 978080-3920521, € 24,00 · Reader
69
Vakken
GEMPRPRMAN Process and Project Management Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. F. Niekerk, Guest lecturers 5 EC Written exam, assignments semester Ia/1b
Objective This course will enable students to understand the significance of project and process management for spatial planning. Upon completion of the course, students will be capable of translating planning theory in project and process management strategies in policy practice. Students will be acquainted with key project management methods. Content Process and project management approaches generally deal with the control of complex multi disciplinairy processes of spatial change and innovation. There are many types of spatial projects and processes that need to be managed properly for their succesful implementation, such as major infrastructure, urban renovation projects, regional water management etc. Some basic arguments for process management include reducing substantive uncertainty, enriching problem definitions and solutions and transparency in decision making. Process and project management highlights issues like communication, financial planning, project organisation, quality control, information and time planning. In this course, the whole project cycle with adhering processes will be discussed, from concept through start up, from execution to hand over, and implementation. Generally accepted project management methods will be discussed, like Prince2 (PRojects IN Controlled Environment), PMBOK (Project Management Body of Knowledge) and the Twijnstra Gudde method. Besides this, attention will be paid to designing a project or a process, the role of the manager, and some common techniques used in process management, like workshops, brainstorm sessions, swot analyses etc. The students will be confronted with the practical aspects of project and process management in a number of cases for which they have to set up suitable project and process plans. Lecturers will be given by staff of the Faculty and guest lecturers with extensive experience in planning practice. Format Lectures, assignments Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning, MSc Real Estate Core Literature
·
·
70
Bruijn, H. de, E. ten Heuvelhof, R. in ’t Veld (2002). Process Management. Why project management fails in complex decision making processes. Kluwer Academic Publishers Reader
Vakken
GEMPRWEEK
Projectweek
Docenten: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
ir. G.H. Heins, prof.dr. G. de Roo 1 EC Paper, Presentatie, Verplichte en actieve deelname semester I a
Doelstelling De projectweek heeft als doel de kennismaking met de empirie van het vakgebied en de politiek-bestuurlijke condities van de omgevingsplanning, op basis van gezamenlijke, groepsgewijze inspanningen. De projectweek maakt onderdeel uit van het groepsproject. Inhoud In voorbereiding op het groepsproject wordt gedurende een week een casus of enkele cases ter hand genomen die groepsgewijs dienen te worden uitgewerkt. Daarmee wordt de eerste ervaring met de planningpraktijk beoogd. De projectweek is de eerste aanzet voor het groepsproject dat gedurende de semesters 1b en 2a zal gaan lopen. In de projectweek wordt ook kennis gemaakt met de groep, met het onderwijsprogramma, met de doelstellingen van dit programma en met projectgericht onderwijs. De projectweek is opgebouwd uit verschillende sessies, waaronder onderdelen als excursies, workshops en veldonderzoek mogelijk een plaats krijgen. Het wijknivau zal daarbij het centrale niveau zijn waar de aandacht op zal zijn gericht. De projectweek staat in het teken van de veranderende rol van de lokale overheid, waarbij enerzijds aangedrongen wordt op sturing en concrete resultaten en anderzijds gevraagd wordt om een flexibele marktgerichte houding. Een tweede meer inhoudelijk thema is de veranderende beeldvorming van de stad. Werkvorm projectgestuurd onderwijs, excursies en presentaties. Doelgroep MSc Planologie.
71
Vakken
GEMPST8
Qualitative Research methods
Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr. I. Hutter 1 EC Assignments, Practicals semester I a
Objective This workshop aims to give participants a detailed understanding of qualitative methods, their theoretical foundations and practical application to research projects, especially in health research. The workshop sessions are structured in such a way that participants will gain experience in both theoretical and practical aspects of qualitative research. The workshop has a particular focus on the conduct of qualitative methods in developing country contexts. There is a limited number of participants, n=20. Content The workshop is comprised the following modules: Qualitative Concepts/Techniques, Qualitative Theory, Participant Recruitment, In-Depth Interviews, Focus Group Discussions, Qualitative Data Analysis, Validity, Reliability & Quality, Computer-Assisted Data Analysis, Reporting Qualitative Findings. Participatory teaching approaches are used during the workshop. Each module will typically consist of a formal teaching session and practical activities, such as: group discussion, classroom practicals and group presentations. In addition, there are several field-based practical sessions during the workshop which enable participants to apply the skills acquired in the classroom to field situations. Participants will also receive a documentation folder including the course lecture material, reading lists and copies of relevant articles. Format Practical, Lecture, Assignments. Programme MSc in Population Studies. Core Literature · To be announced
72
Vakken
GEMRAMA
Regionale Arbeidsmarktanalyse
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. J. van Dijk 5 EC Opdrachten, Schriftelijk tentamen semester II b
Doelstelling Het eigen maken van en kunnen omgaan met recente wetenschappelijke inzichten op het terrein van het functioneren van (regionale) arbeidsmarkten. Inhoud De arbeidsmarkt is per definitie een regionale markt vanwege de beperking van de dagelijkse pendelafstand. In dit vak wordt aandacht besteed aan het functioneren van de arbeidsmarkt met betrekking tot onder meer werkloosheid, werkgelegenheid, lonen, arbeidsparticipatie, arbeidsproductiviteit, onderwijs etc. Ook wordt in gegaan op regionale verschillen in het functioneren van arbeidsmarkten en op ruimtelijke interacties tussen en binnen regionale arbeidsmarkten via migratie en pendel en aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van regionaal arbeidsmarktbeleid. Het vak is niet toegankelijk voor studenten die het vak Labour Economics van FEW hebben gedaan. Het vak is voor Master studenten FRW, maar ook uit andere faculteiten die meer willen weten over de economische aspecten van menselijke arbeid en het functioneren van de arbeidsmarkt. Werkvorm Hoorcollege, Opdracht/essay. Doelgroep MSc Economische Geografie, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Ehrenberg, R.G., R.S. Smith (2006), Modern Labor Economics, 9th Edition, Addison/Wesley (ISBN: 9780321311535), € 79,00 · Recente wetenschappelijke artikelen.
73
Vakken
GEMREPRPL Representeren van plaatsen; beelden en teksten Docenten: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. B. van Hoven (contactdocent), G.J. Verheij (support videoconferencing), Gastdocenten 10 EC Opdrachten(Actieve en verplichte deelname aan de ateliers.) semester I / II
Doelstelling Studenten kunnen beelden (foto’s, films, schilderijen) en teksten over plaatsen interpreteren, analyseren en positioneren (in hun context plaatsen). Studenten kunnen zodanige foto’s van en teksten over plaatsen vervaardigen dat de toegekende betekenis in de vorm van kenmerken van de plaats wordt weergegeven en dat gewenste reacties bij de betreffende doelgroepen worden opgeroepen. Het vak wordt gegeven in semester I en II. Studenten MSc Culturele Geografie, daarnaast studenten van andere Masteropleidingen tot een maximum van in totaal 25 studenten. Inhoud In deze cursus worden diverse ateliers aangeboden. Het atelier teksten bestaat uit een deel analyse van teksten met het computerprogramma QSR N4 en een deel oefening voor het vervaardigen van teksten. Er word o.a. gewerkt met journalistieke teksten en beleidsteksten. Het atelier teksten zal voor een deel op lange afstand gegeven worden via videoconferencing. Deze bijeenkomsten vinden plaats op de volgende data: 10 sept, 24 sept, 8 okt, 22 okt, 26 nov en 10 dec. Videoconferencing bijeenkomsten zijn van 17:30 tot 19:30 in zaal 5416.63. Het atelier beelden bestaat uit een deel analyse gebaseerd op het cursus handboek ‘Visual Methodologies’ en een deel oefening. Geoefend wordt met het vervaardigen van foto en video. Voor het deel foto wordt onder begeleiding van een fotograaf in verschillende bijeenkomsten en een veldopdracht geoefend met het beoordelen en vervaardigen van foto’s van plaatsen. Voor het deel video wordt geoefend met het vervaardigen van een korte film met Windows MovieMaker/ Adobe Premiere. Werkvorm Groepsbijeenkomst, Literatuurstudie, Opdrachten/Oefeningen (Videoconferencing). Doelgroep MSc Culturele Geografie, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Overige literatuur wordt tijdig bekend gemaakt. · Rose, Gillian (2006), Visual Methodologies, 2nd edition, Sage Publications, London (ISBN: 9781412921916), € 38,00
74
Vakken
GEMRESPR Research Process Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr.I. Hutter, prof.dr. L.J.G. van Wissen, Guest lecturers 5 EC Assignments, Paper, Presentation, Written exam semester I a
Objective After the course, students will know what the research process is about; they will know how to go through the whole research process, i.e. how and why to formulate research questions and research objectives, to use theories, to formulate a conceptual model, to define concepts and operationalize the variables, to construct a questionnaire, to select and interview respondents, and to report on data found. Students know about the ethical aspects of social science research. Students present a draft research proposal for their Master thesis. Content In the course, students learn to go through the research process, i.e. from the formulation of research questions and research objectives, the application of theory and conceptual models, to definition of concepts and operationalization, to construction of a questionnaire, selection of respondents and interview respondents. Students go through parts of the research process by applying the research process to the topic of their Master thesis. Weekly assignments are provided, in which students slowly build the research proposal. The weekly assignments will be discussed in class. A clear link is made with the course on Theories of Demographic Behaviour: the research proposal includes a theoretical framework/model as well. A clear link is made with the course Population Information, where students learn about different data sources and how to construct a list of questions; and to the Workshop Qualitative Methods where students learn how to conduct qualitative research and how to interview. The research proposal includes a reflection on the data set and the quality of data, to be used in the Master thesis, or a reflection on possible problems to be faced in the field. Participation in classes and seminars forms part of the judgement. Format Discussion, Assignments. Programme MSc in Population Studies. Core Literature · To be announced.
75
Vakken
GEMVGGRS Scriptie Vastgoed en Grond Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. P.R.A.Terpstra 5 EC Scriptie semester I
Doelstelling De student heeft de mogelijkheid om op zelfstandige wijze de kennis van Vastgoed en grond te verdiepen. Inhoud Via het verrichten van literatuur- en/of veldstudie nader uitwerken van een aan het profielvak Vastgoed en Grond gerelateerd onderwerp. Voorwaarde hiervoor is dat het tentamen Vastgoed en Grond is gehaald. Verder is de deelname beperkt tot studenten die de Master Vastgoedkunde volgen. Werkvorm Literatuurstudie, Veldwerk. Doelgroep MSc Vastgoedkunde.
76
Vakken
EWB071A05 Spatial Economics (Ruimtelijke Economie) Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
prof. dr. J. Oosterhaven (contact) 5 EC written exam (written exam (80% of the grade) 2 assignments (20% of the grade)) semester I b
Objective To understand the theories and research methods that deal with the location choices of people and organizations, and the economic functioning of cities and regions. Content First, at the micro level, the spatial behaviour of firms, government, consumers and workers is studied. What determines their locational choices within and between cities and regions? How do firms set prices in spatially differentiated markets, and how does competition lead to spatial market hierarchies? Second, at the macro level, the functioning of urban and regional economies is studied. How do rural and urban patterns of land use come about? What explains the variation in economic structure and economic growth, and what explains the spatial interaction in term of trade and mobility of factors of production? Third, regional labour markets, unemployment, housing markets, and policy issues are discussed. Finally, attention is given to the spatial impacts of new infrastructure, and setting up costbenefit analyses of spatial policy measures. Besides, students get a computer class on Interregional Input-Output Software (IRIOS), and will make an economic impact study of a major sporting event using IRIOS. Students will get a second computer class on GIS and spatial econometrics software (Geoda), and will study the impact of sectoral structure on regional growth and measure spatial interdependence using Excel and Geoda. Format Lectures (14 lectures and 2 computer classes of 2 hours each, and 2 assignments). Programme MSc in Economic Geography, optional MSc remaining. Core Literature · J. Oosterhaven, J.P. Elhorst and T.M.Stelder, Syllabus Capita Selecta Spatial Economics, RUG, 2007 · P. McCann, Urban and Regional Economics, Oxford University Press, 2001 (ISBN: 019-877645-4)
77
Vakken
GEMSPMRES Spatial Market research Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
drs. P.J.M. van Steen 5 EC Written exam semester II a
Objective To familiarize participants with the spatial dimension in marketing and market research. Content For many organizations it is essential to know the spatial origins of their clients, to develop optimal communication and distribution strategies with spatial delimited market areas and to assess their market shares in their spatial markets. The module focuses on the matching of supply and demand in space, emphasizing the point of view that supply, demand and the interaction between supply and demand all possess important spatial features. In the lectures, attention will be paid to three main issues: (1) origins, development and definitions of marketing and market research, including the position of marketing and marketing research in Economic Geography, (2) the market research process, in particular the spatial dimension of market information, including the use of the postal code as an instrument for collecting data based on geography, (3) marketing strategies of firms and their relation to organizational strategies. Format Lecture, Literature study. Programme MSc in Economic Geography, optional MSc remaining.
78
Vakken
GEMSTPL
Stadsplanning
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
drs. R. van Vliet 5 EC Deelname projecten, Schriftelijk tentamen semester II a
Doelstelling Inzicht wordt verkregen in de ontwikkelingsproblematiek van de steden, met een specifieke aandacht voor de problematiek van binnensteden. Duidelijk wordt hoe de gesignaleerde stedelijke problematiek wordt vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsstrategieën en hoe die via vaak complexe besluitvormingsprocessen tot resultaat leiden. Inhoud Grote steden over de gehele wereld vormen bij uitstek de plaats waar maatschappelijke problemen hun kristallisatiepunt vinden. We zullen een globale analyse geven van de belangrijkste problemen waar steden wereldwijd mee te maken hebben en vervolgens inzoomen op de specifieke problematiek van de Nederlandse stad in het algemeen en de binnensteden in het bijzonder. Vervolgens zullen we nagaan welke rol ruimtelijke planning kan spelen bij het aanpakken van de gesignaleerde problematiek. In de eerste plaats biedt de planologie als studie van de fysieke leefomgeving inzicht in maatschappelijke processen, zodat we ons een empirisch beeld kunnen vormen van ontwikkelingen die zich voordoen en van daaruit oplossingsrichtingen aandragen. In de tweede plaats biedt de planologie als studie van bestuurlijke besluitvormingsprocessen ons aangrijpingspunten voor een methodologie van planning. We zullen ruime aandacht besteden aan de technieken die zijn ontwikkeld om de complexe besluitvormingsprocessen bij grootstedelijke opgaven te sturen. Planningstheoretische concepten als programmamanagement en projectmanagement zullen worden besproken en getoetst aan de praktijk van de gemeente Groningen. Aandacht zal worden besteed aan de rol die de verschillende actoren bij de ruimtelijke planning spelen: overheid, politiek, ambtenaren, burgers, ontwikkelaars, bouwbedrijven, woningbouwcorporaties. Het hiervoor genoemde kader zal in de vorm van zes werkcolleges worden aangeboden. Werkvorm Discussie, Interview (6 colleges van 3 uur en 1 dag excursie) Doelgroep MSc Planologie. Kernliteratuur · Kor, R., Wijnen, G. (2005), Essenties van project- en programmamanagement, Kluwer, Deventer (ISBN: 9789013019315), € 49,50 · Wordt nader aangekondigd.
79
Vakken
GEMPST1
Theories of Demographic Behaviour
Lecturers: Credits (EC): Assessment: Period:
prof.dr.I. Hutter, Guest lecturers 5 EC Active participation, Written exam semester I a
Objective On completion of the module, students will be familiar with the various existing theories on demographic behaviour, such as fertility, migration, mortality and health, marriage / relationships. Students will understand why they need theories in scientific research and how theories form the basis of the whole research process. Students will be familiar with the theoretical approach used at PRC, i.e. the process-context approach. Content The module presents different theories on demographic behaviour (fertility, migration, mortality and health, health) and the process-context approach to demographic behaviour, as it has been developed and formulated at PRC Groningen. Demographic behaviour is seen as the outcome of a process (which can be behavioural, biological or probabilistic) involving a series of individual decisions and actions, which take place in a certain (ecological, economic, social, political, cultural) context. Special attention will be paid to the historical (time) perspective and the life module perspective. The process-context approach is a microapproach, i.e. it focuses on the individual as an actor who interacts with his or her environment in a dynamic way. This way, we try to gain a deeper understanding of i) how individuals experience certain demographic events, ii) how they try to influence them, or iii) how they adapt to demographic facts. The process-context approach consists of perspectives from different scientific disciplines, i.e. social psychology, sociology, economics and anthropology. Whenever possible, guest lecturers from those disciplines will be invited to teach on aspects related to the processcontext approach. The book by De Bruijn (1999) summarizes several fertility theories in demography. These fertility theories will also be explained and discussed. Format Lecture. Programme MSc in Population Studies, optional MSc remaining. Core Literature · Bruijn, B.J. de (1999), Foundations, of demographic theory, choice, process, context, Thela/Thesis (ISBN: 9051704747)
80
Vakken
GEMVGGR
Vastgoed en Grond
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. P.R.A.Terpstra 5 EC Paper, Schriftelijk tentamen semester I a
Doelstelling Studenten moeten in staat zijn om de basisprincipes van de organisatiegeografische invalshoek en van de onroerend-goedcyclus van grondmarkten te doorgronden. Inhoud De organisatiegeografische aandacht voor het investeren en het beleggen in onroerend goed (grond en vastgoed) berust niet alleen op de grote omvang van het op deze wijze in de ruimte gelokaliseerde en vastgelegde kapitaal. Er gaat tevens een dominante invloed vanuit op allerlei ruimtelijke structurerings- en ontwikkelingsprocessen. Investeringen en beleggingen in grond en vastgoed zijn dan ook te beschouwen als een belangrijke aanjager van geografische processen. Wanneer publieke of private organisaties het initiatief willen nemen om onroerend goed tot stand te brengen, dan worden zij geconfronteerd met gecompliceerde marktprocessen waarvan de volgende factoren deel uitmaken: de vraag-aanbod verhouding, de selectie van de vestigingsplaats, het programma van eisen, de vereiste kwaliteit, de financiering en het gewenste rendement. Daarna wordt het project in de bouwfase gerealiseerd en ontstaat vervolgens de exploitatie en beheerfase. Tenslotte eindigt deze cyclus met het afstoten van het betreffende onroerend goed. De centrale thema’s bij het doorlopen van de cyclus zijn organisatie en integratie. Dit gegeven is de kern van de projectontwikkeling, die hier dan ook wordt opgevat als een op integratie gerichte creatieve, innovatieve en organiserende activiteit. Werkvorm Groepsproject, Hoorcollege. Doelgroep MSc Economische Geografie, MSc Planologie, MSc Vastgoedkunde, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Wordt nader aangekondigd.
81
Vakken
GEMVGBLG Vastgoedbelegging Docenten: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
drs. A.R. Marquard, drs. P. van Wetten 5 EC Case study, Schriftelijk tentamen semester II b
Doelstelling Deelnemers kennen theoretische achtergronden en beheersen praktische vaardigheden met betrekking tot besluitvorming over beleggen in vastgoed. Inhoud In de cursus wordt aandacht besteed aan de volgende zaken: 1. Vastgoed en financiële markten. 2. Kenmerken van vastgoedmarkten en kenmerken van vastgoed als beleggingsobject. 3. Waardebegrippen (taxatie) en rendementsbegrippen. 4. Spreiding en risico: vastgoed in de portefeuille. 5. Prognostiek: van toekomstvisie naar een rendementseis. 6. Risicomanagement. 7. Performancemeting van vastgoed door middel van benchmarking. 8. Fiscale en accountingaspecten van beleggen in vastgoed. Werkvorm Hoorcollege, Presentatie. Doelgroep MSc Vastgoedkunde, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Aanvullende syllabus · Van Gool, Jager, Weisz (juni 2007), Onroerend goed als belegging (ISBN: 9789001700010), € 39,95
82
Vakken
GEMVGOW
Vastgoedontwikkeling
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
prof.dr. E.F. Nozeman 5 EC Schriftelijk tentamen, Opdrachten semester I b
Doelstelling Deelnemers zijn vertrouwd met de geografische aspecten van vastgoedontwikkeling. Inhoud Ingegaan wordt op de aspecten die ten grondslag liggen aan het locatiepatroon van bedrijven, kantoorgebruikers en detailhandels/leasure-voorzieningen. Aan de hand van deze aspecten worden de meest recente ontwikkelingen in markt en regio besproken en wordt het falen danwel slagen van bepaalde locaties geëvalueerd. Verder komen de volgende onderwerpen aan bod: 1. Inrichting, organisatie en actoren in de vastgoedsector. 2. De fasen van vastgoedontwikkeling en de rol van de beslissers in de markt. 3. Structuurveranderingen in bedrijfstakken en daaruit voortvloeiende ruimtelijke veranderingen en de gevolgen voor de verschillende deelmarkten. 4. De invloed van plannen van rijk, provincie en gemeente op het investeringsklimaat. Werkvorm Excursie, Hoorcollege, Presentatie. Doelgroep MSc Vastgoedkunde, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Wordt nader aangekondigd.
83
Vakken
GEMVELDWCG Veldwerk Culturele Geografie Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
dr. P.C.J. Druijven 5 EC Presentatie, Verplichte en actieve deelname semester I a
Doelstelling Het leren gericht te observeren van relevante ruimtelijke verschijnselen, het ontdekken van ruimtelijke patronen en het traceren van sociaal-ruimtelijke veranderingsprocessen. Studenten zijn in staat de waargenomen verschijnselen te analyseren en de observatie en analyse op wetenschappelijke wijze te presenteren. Inhoud Het veldwerkproject binnen de Master Culturele Geografie kan opgevat worden als een volgende en laatste stap van de excursiereeks zoals gestart in de Bacheloropleiding. Als laatste stap is het duidelijk meer: het veldwerkproject is er op gericht om binnen een specifieke cultuurregio actuele, complexe en cultuurgeografisch relevante thema’s te observeren, te beschrijven, te analyseren en te positioneren. Het project start met een literatuurstudie en themagerichte opdrachten. De intentie hiervan is onder meer om onderwerpen, die bij andere onderdelen van de master aan de orde zijn gekomen, zoals identiteit, cultuurlandschap, erfgoed en globaliseringsprocessen in een concrete regio te bestuderen. Observatie en analyse te velde vormen het centrale gedeelte van dit studieonderdeel. Ruimtelijke patronen en sociaal-ruimtelijke veranderingsprocessen worden door middel van verschillende theoretische invalshoeken en daartoe geschikte methoden en technieken in kaart gebracht en geanalyseerd. Het onderdeel wordt afgesloten met een verslag waarin de thematiek op wetenschappelijk verantwoorde wijze wordt beschreven en geanalyseerd en gepresenteerd. Werkvorm Hoorcollege, Presentatie, Veldwerk. Doelgroep MSc Culturele Geografie. Kernliteratuur · Wordt nader aangekondigd.
84
Vakken
GEMVHV
Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
ir. G.H. Heins 5 EC Schriftelijk tentamen semester I b
Doelstelling De student kent de essentiële aspecten van de beleidsvelden volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing. Hij/zij kent de veranderende positie en rol van de overheid, de woningcorporatie en andere actoren op beide terreinen. De student is in staat om de ontwikkelingen vanaf de tweede wereldoorlog te beschrijven en om relaties te leggen met andere disciplines. Hij/zij weet de Nederlandse situatie te plaatsen in een internationale context. Inhoud Er wordt tijdens de hoorcolleges en workshops ingegaan op aspecten als woningbehoefte, woningvoorraad en woonruimteverdeling. Tevens komen begrippen als woonkwaliteit, leefbaarheid, leefstijl en woonmilieu naar voren. De stedelijke vernieuwing wordt inhoudelijk uitgelegd als reactie op verpaupering van wijken. Het beleidsveld wordt geplaatst in een ontwikkeling van sanering, stads- en dorpsvernieuwing, sociale ‘upgrading’ en bestuurlijke verandering. Werkvorm Hoorcollege. Doelgroep MSc Planologie, keuzevak MSc overig. Kernliteratuur · Ekkers, P. (2006), Van volkshuisvesting naar woonbeleid, 2e druk, SDU Uitgevers, Den Haag ISBN: 9789012114714), € 37,10
85
Vakken
GEMWATMAN Water Management and Integrated Coastal Zone Management Lecturer: Credits (EC): Assessment: Period:
dr. J. Woltjer (contact) 5 EC Assignments, Written exam semester II a
Objective The objective is to increase the knowledge of the nexus, internationally, between water management and spatial planning. Students are expected to understand how spatial planning can contribute to water management objectives, for example through integrated coastal zone management or a river basin approach. The aim also is that students are able to specify ‘water topics’ in spatial planning (e.g., water quality, water quantity, surface water, ground water, coastal issues, sewerage, irrigation, safety from flooding, water culture) and suggest approaches for appropriate governance-oriented decision-making processes. Content Current Dutch, and, generally, European, developments related to water emphasize that a close relation between water management and spatial planning is emerging. The harmonization between land-use and water management is prominent in relation to issues such as water quality and flooding. This course will discuss the emergence of recent developments related to a move toward the acceptance of water on land in the Netherlands, and an emphasis on water quality within river basins by the European Union (EU). In addition, some generic approaches for the integration of water management and spatial planning in other low-land urban deltas, worldwide, are discussed. Some theoretical points of view include the position of new mechanisms for decision making and control, often captured in the notion of governance, and current changes in scale, regionalization and rescaling. The course generally explores the characteristics and possibilities of integrating water interests in spatial development processes. Students are expected to prepare a poster for workshop presentation about a specific water initiative featuring some of these points of view. Format Lecture, Tutorials. Programme MSc of Environmental and Infrastructure Planning, optional MSc remaining. Core Literature · Reader Watermanagement and ICZM, for purchase in room DRS 042
86
Vakken UOCG
UOCM0703
Leerprocessen
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
3 EC Schriftelijk verslag semester II
Doelstelling De professionaliseringstaak Leerprocessen is erop gericht dat LIO’s kennis en inzicht verwerven in algemene en voor hun vak relevante leertheorieën. Inhoud De professionaliseringstaak Leerprocessen is erop gericht dat LIO’s: · Kennis en inzicht verwerven in algemene en voor hun vak relevante leertheorieën · In staat zijn deze theoretische inzichten op een adequate wijze te vertalen naar hun onderwijspraktijk · Hun praktisch handelen kritisch kunnen beschouwen en bereflecteren vanuit verschillende (theoretische) perspectieven · Inzicht verwerven in de wijze waarop kinderen in de middelbare schoolleeftijd zich ontwikkelen · Zich bewust worden van de wijze waarop ze in hun onderwijspraktijk rekening kunnen houden met de wijze waarop leerlingen leren en zich ontwikkelen Werkvorm Hoor- en werkcolleges,Zelfstudie Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Engels 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
87
Vakken UOCG
UOCM0409
Probleemgericht Onderwijs Ontwerp
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
9 EC Presentatie,Schriftelijk verslag semester II
Doelstelling De LIO combineert onderzoek en educatief ontwerpen. Inhoud De LIO signaleert een vraag of probleem in zijn praktijk, analyseert dat nader en probeert het op te lossen met een educatief ontwerp met als doel een verbetering van het betreffende onderwijs. Daarna doet de LIO onderzoek naar de feitelijke werking en effectiviteit van het ontwerp. Werkvorm Individuele begeleidingsgesprekken,Workshops,Zelfstudie Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Engels 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
88
Vakken UOCG
UOCM0302
Reflectie op professionele ontwikkeling
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
diverse docenten 2 EC Periodiek ontwikkelingsverslag,Portfolio hele jaar
Doelstelling De LIO expliciteert zijn ontwikkeling tot leraar, waardeert deze en geeft aan hoe hij deze vorm geeft en gaat geven. Inhoud De LIO doet mondeling en schriftelijk verslag van zijn reflectie op professionele ontwikkeling. In het schriftelijk verslag integreert de LIO de leerervaringen die hij opdoet bij de uitvoering van de andere professionaliseringstaken. Werkvorm Individuele begeleidings- en voortgangsgesprekken,Intervisie,Zelfstudie Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Engels 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
89
Vakken UOCG
UOCM0506
Schoolvak I
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
6 EC Schriftelijk verslag semester I
Doelstelling In de professionaliseringstaak Schoolvak I staan het onderwijzen en leren in het schoolvak waarvoor de LIO wordt opgeleid centraal. Inhoud De professionaliseringstaak Schoolvak I richt zich aanvankelijk vooral op de alledaagse verschijnselen en problemen waar LIOs op stuiten bij het verzorgen van het onderwijs op hun school. De professionaliseringstaak kent vijf algemene, voor ieder schoolvak geldende, doelen: · Kennis hebben van de inhoud van het schoolvak, van de doelen die worden nage· · · ·
streefd Weten wat de plaats is van het schoolvak binnen het onderwijs Weten hoe een leerling het schoolvak leert Het geleerde kunnen toetsen Een leeromgeving voor de leerlingen kunnen vormgeven.
Werkvorm Hoor- en werkcolleges,Opdrachten,Zelfstudie Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Engels 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
90
Vakken UOCG
UOCM0603
Schoolvak II
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
3 EC Schriftelijk verslag hele jaar
Doelstelling Verdieping en verbreding van de kennis en vaardigheden opgedaan bij Schoolvak I (UOCM0506) Inhoud Verdieping en verbreding van de kennis en vaardigheden opgedaan bij Schoolvak I. Werkvorm Hoor- en werkcolleges,Opdrachten,Zelfstudie Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
91
Vakken UOCG
UOCM0802
Vrije Keuze
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
2 EC Afhankelijk van themakeuze semester II
Doelstelling De LIO krijgt de mogelijkheid om zich (nader) te bekwamen op een terrein naar eigen keuze. Inhoud De LIO kan kiezen gebruik te maken van het aanbod vanuit de opleiding, maar kan ook tot een eigen themakeuze komen. Is dat laatste het geval dan zoekt hij daarbij vooraf zelf een begeleider met wie hij schriftelijke afspraken maakt over de inrichting van de professionaliseringstaak en het aan de professionaliseringstaak verbonden eindproduct Werkvorm Hoor- en werkcolleges,Opdrachten,Zelfstudie Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Engels 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
92
Vakken UOCG
UOCM0225
Werken op school
Docent: Studielast (EC): Toetsing: Periode:
diverse docenten 25 EC Stageverslag hele jaar
Doelstelling De professionaliseringstaak Werken op school staat centraal binnen het werken-lerentraject. De taak houdt in dat de LIO zelfstandig zijn werk op school uitvoert, daarop reflecteert en daarbij gericht werkt aan zijn professionele ontwikkeling. Inhoud De LIO heeft in de meeste gevallen een aanstelling op de school, geeft les aan eigen klassen, draagt alle verantwoordelijkheden die daarmee samenhangen en functioneert als een collega in een beperkt aantal andere activiteiten en in de organisatie van de school. De aanstellingsomvang tijdens het werken-lerentraject is 0,25 fte. Dat wil zeggen dat per week zo’n 6 à 8 lessen gegeven worden. Bij voorkeur en zo mogelijk vindt de helft van de onderwijstaken plaats in de bovenbouw Werkvorm Intervisie,Stage Doelgroep MaEduc Duits 2e jaar,MaEduc Engels 2e jaar,MaEduc Frans 2e jaar,MaEduc Fries 2e jaar,MaEduc Geschiedenis 2e jaar,MaEduc Grieks en Latijn 2e jaar,MaEduc Nederlands 2e jaar,MaEduc Spaans 2e jaar,MSc Lerarenopleiding 4e jaar
93
Praktische Onderwijszaken
9
Praktische Onderwijszaken
In dit hoofdstuk wordt een aantal praktische, met onderwijs samenhangende, zaken nader toegelicht. De onderwerpen die aan de orde komen, zijn: Administratie Adressen Adreswijzigingen Afstuderen/Buluitreikingen AIO’s en OIO’s BaMa Beeldschermwerk en RSI Bibliotheek Ruimtelijke Wetenschappen Bureau Onderwijs en Examens Centrale Studenten Balie Collegerooster Collegezalen Computergebruik: Ruimtelijke Wetenschappen Computergebruik: CIT Dictatenverkoop Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie Facilitair Bedrijf Fotokopiëren Frauderegeling Functiebeperking Girugten GIS-Expertisecentrum RUG Ibn Battuta Informatievoorziening Inschrijving studieonderdelen en tentamens International Office
Kantine Kartografie Klachtenregeling Nestor Netwerkbeheer Onderwijsevaluaties en –analyses Openingstijden Postvakken Prijsbeleid studiekosten Pro Geo Scripties Spreekuren Stageloket Stichting Geo Promotion Studentassistentschap Studentenpsychologen Studieadviseur Studieboeken Studiefinanciering Studie ondersteuning Studievertraging Tentamenrooster Tentamenuitslagen Universiteitsbibliotheek Universiteitskrant Vertrouwenspersoon
Administratie De administratie van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen berust bij het secretariaat (DRS 176) en het Bureau Onderwijs en Examens (BOE) (DRS 145a/b). 1. Het secretariaat (DRS 176) is elke werkdag geopend van 08.30 tot 16.30 uur. Het secretariaat bestaat uit de secretaresses van de vier basiseenheden: Basiseenheid Demografie: mw. S. Tiggelaar (tel. (050) 363 3898). Basiseenheid Economische Geografie: mw. D. Antoons (tel. (050) 363 3897). Basiseenheid Planologie: mw. S. Oude Brunink (tel. (050) 363 3895). Basiseenheid Culturele Geografie: mw. D. Antoons (tel. (050) 363 3897). Ook is hier informatie te verkrijgen over de aan-/afwezigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten en andere medewerkers. Een aantal docenten hebben overigens een wekelijks spreekuur (zie bijlage 1 van deze studiegids). 2. Studenten kunnen voor nagenoeg alle zaken die met het onderwijs te maken hebben terecht op het Bureau Onderwijs en Examens (DRS 145a, tel. (050) 363 3891). BOE is van maandag t/m donderdag geopend van 11.00 tot 15.00 uur. BOE verzorgt ook de reserveringen voor college-, tentamen- en vergaderruimten. 3. Op kamer DRS168 bevinden zich de postvakjes van de personeelsleden, de studentenorganisaties en de onderzoeksgroepen.
94
Praktische Onderwijszaken Adressen 1. Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen Bezoekadres: Dierenriemstraat 100, 9742 AK Groningen Postadres: Postbus 800, 9700 AV Groningen Telefoon: (050) 363 3896 (werkdagen 7.30-17.30 uur), fax (050) 363 3901 2. Rijksuniversiteit Groningen Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen Telefoon: (050) 363 9111 (24 uur per dag, 7 dagen per week) 3. Centrale Studentenbalie / Uurwerkersgang Bezoekadres: Uurwerkersgang 10, Groningen (ma. t/m vr. 10.00-16.00 uur) Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen Telefoon: (050) 3638004, e-mail:
[email protected] www.rug.nl/csb Adreswijzigingen Deze dienen onmiddellijk te worden doorgegeven. Dit kan via http://progresswww.nl/rug of aan de balie dan wel schriftelijk of via e-mail bij de Centrale Studentenbalie (CSB) (zie onder Adressen). Afstuderen/Buluitreikingen In februari, juni en oktober worden er buluitreikingen gehouden. De precieze data worden via UK, mededelingenborden en website bekend gemaakt. Propedeusebul: De propedeusebul hoeft niet te worden aangevraagd. Als alle resultaten bij de onderwijsadministratie binnen zijn, wordt de propedeusebul klaargemaakt. Een week voor de buluitreiking krijg je een uitnodiging toegestuurd. Bachelorbul/Masterbul: Ben je in de eindfase van de studie terecht gekomen, dan moet je je voor de buluitreiking aanmelden bij mw. D.A.F. Nauta-Offereins (BOE, DRS 145b, tel. (050) 363 8590). Het verdient aanbeveling dit te doen bij aanvang van het Bachelor project, resp. Master project. AIO’s en OIO’s Afgestudeerden kunnen voor vier jaar een verdere (tweede fase) onderzoekopleiding volgen in het rangenstelsel voor wetenschappelijk personeel. Hun werkzaamheid, die in hoofdzaak het verrichten van onderzoek omvat, houdt ook het ontvangen en geven van onderwijs in. AIO’s aangesteld op tweede- en derdegeldstroomonderzoek geven geen onderwijs. Dit geldt ook voor PhD-bursalen. De verrichte taken worden afgesloten met een onderzoekverslag of dissertatie. BaMa Voor meer informatie: zie hoofdstuk 1.
95
Praktische Onderwijszaken Beeldschermwerk en RSI Studenten brengen veel tijd door achter de computer en lopen daardoor risico op het ontwikkelen van RSI-klachten. RSI is een verzamelterm voor allerlei klachten en aandoeningen aan nek, schouders, armen, polsen en handen. Deze klachten kunnen chronisch worden en leiden ernstige beperkingen in het dagelijks leven. Symptomen van RSI De symptomen van RSI variëren van stijfheid, pijn en tintelingen tot krachtsverlies in bovengenoemde lichaamsdelen, aanvankelijk alleen tijdens het beeldschermwerk, maar in een later stadium ook tijdens rust of uiteindelijk zelfs continu, waarbij de eenvoudigste handelingen al pijnlijk of in het geheel niet meer mogelijk zijn. Hoe RSI te voorkomen? Er is geen standaardoplossing aan te dragen voor het voorkomen van RSI. Wat je kunt doen heeft vrijwel allemaal te maken met het ontspannen van de spieren en geest en het stimuleren van de bloeddoorstroming. Als we kijken naar de risicofactoren voor het ontwikkelen van RSI-klachten moeten we altijd integraal kijken naar vijf punten, de zogenaamde 5W-aanpak. Ook psychische belasting door privé-problemen kan een belangrijke rol spelen. Hoewel we de 5W-aanpak doorgaans alleen toepassen in de werksituatie, gelden de factoren onveranderd ook voor activiteiten in de thuissituatie. Het gaat om de volgende factoren: Werkdruk Maak reële planningen en voorkom piekdrukte. Volg zonodig een cursus “Effectief Studeren” bij Studie Ondersteuning (tel. (050) 363 5548). Bedenk dat je productiviteit hoger is als je af en toe een pauze neemt dan wanneer je achter elkaar doorwerkt. Probeer te relativeren; dat helpt om niet te lang door te werken, pauzes in te lassen en regelmatig te ontspannen. Als je te lang niet lekker in je vel zit: praat er eens over met studieadviseur, studentendecaan of studentenpsycholoog. Werkorganisatie Breng zoveel mogelijk variatie aan in het soort werkzaamheden: lezen, schrijven, typwerk, internetwerk. Wissel ook moeilijk en gemakkelijk werk af. Gebruik vaker de functietoetsen van je computer in plaats van de muis. Las frequent pauzes in. Trek aan de bel als er te veel deadlines of te veel schrijfopdrachten tegelijk zijn. Werktijden Werk niet langer dan 5 à 6 uur per dag achter een beeldscherm. Reken hierbij ook de uren internet of spelletjes mee. Pauzesoftware kan hierbij eventueel helpen. Neem regelmatig pauzes: minimaal 10 minuten pauze na 2 uur beeldschermwerk Werkplek Zet het beeldscherm recht voor je neer, niet te dicht bij. Voorkom dat je met een gedraaide nek werkt. Zorg dat de bovenkant van het beeldscherm op ooghoogte staat. Voorkom hinderlijke reflecties van ramen. Gebruik grote lettertypen zodat je niet voorover gaat hangen om de letters te lezen. Je hebt een goede stoel nodig waarvan zithoogte, rugleuning en armleuningen instelbaar zijn. De rugleuning moet vooral steun geven in de holte van je lage rug. Armleuningen ontlasten je schouders. Stel ze zo in dat je bovenarmen ontspannen op de armleuning hangen en een rechte hoek vormen met je onderarmen. Kijk zonodig verder op internet hoe werkplekken ingericht moeten worden
96
Praktische Onderwijszaken -
-
Meld slechte computerwerkplekken bij de Arbo- en milieucoördinator van de Faculteit (mw. D. Antoons, DRS 176, tel 050-363 3897,
[email protected]) Werk nooit langer dan twee uur per dag met een laptop. Sluit een notebook zoveel mogelijk aan op een los toetsenbord en een losse muis en plaats het beeldscherm op ooghoogte. Zorg ook thuis voor een goed ingerichte werkplek.
Werkhouding Zorg voor een goede lichamelijke conditie. Zit rechtop en zorg dat de hoek tussen bovenbenen en onderbenen 90º is als je voeten plat op de grond staan. Houd je pols gestrekt bij het aanslaan van de toetsen en bij het werken met de muis. Doe tijdens computerwerk af en toe wat lichaamsoefeningen. Tot slot Drink veel water (het toiletbezoek dat daaruit volgt zorgt voor natuurlijke pauzes). Neem beginnende klachten serieus en ga zelf na welke risicofactoren op jou van toepassing zijn en wat je eraan kunt doen. Negeer de waarschuwingssignalen van je lichaam niet. Ga zonodig naar je huisarts of de sportfysiotherapeut met je klachten. Op internet is ontzettend veel informatie te vinden over RSI (rsi.startpagina.nl). Voor nadere vragen of advies kun je je wenden tot de Arbo- en Milieucoördinator van de Faculteit; mw. D. Antoons (DRS 176, tel: 050-363 3897). RSI-klachten kunnen altijd bij haar gemeld worden. Bibliotheek Ruimtelijke Wetenschappen De bibliotheek van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen is gehuisvest op de begane grond van gebouw 5412, tegenover de liften in de middenhal. Het adres is: Postbus 800, 9700 AV Groningen. Inlichtingen en uitlening: tel. (050) 363 3708. De bibliotheek van Ruimtelijke Wetenschappen maakt deel uit van een groter geheel dat ook de bibliotheken van Economie en Bedrijfskunde omvat. De bibliotheek van Wiskunde/Informatica is in dezelfde ruimte gehuisvest. De bibliotheek is geopend van maandag tot en met donderdag van 09.00 tot 18.30 uur en op vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Na 17.00 uur is er beperkte dienstverlening. Om een publicatie te lenen, dien je in het bezit te zijn van een geldige collegekaart of bibliotheekpas. Met deze kaart kun je terecht in alle bibliotheken van de RUG. Via de catalogus van de RUG kun je zelf de geleende publicaties verlengen en uitgeleende werken reserveren. De bibliotheek heeft de beschikking over een IT-zaal en een studiezaal. Er zijn kopieer- en printfaciliteiten. In de Universiteitsbibliotheek zijn ook studieplaatsen en studiekabinetten beschikbaar. Op het gebied van collectie stemmen de faculteitsbibliotheken en de Universiteitsbibliotheek (UB) hun beleid zoveel mogelijk op elkaar af. De collectie bestaat uit ongeveer 25.000 monografieën en rapporten op het gebied van de sociale geografie, planologie en demografie.
97
Praktische Onderwijszaken Verder bestaat de collectie uit ruim 500 atlassen, afstudeerscripties en statistische informatie over diverse landen. In de tijdschriftenzaal kun je de recente afleveringen van tijdschriften raadplegen. De bibliotheek biedt een online bibliotheekinstructie aan via Nestor, genaamd “Bibliotheekmodule”. In deze module staan de specifieke bibliotheekbestanden voor Ruimtelijke Wetenschappen bij elkaar gegroepeerd en is ook bedoeld als hulpmiddel bij het zoeken naar literatuur. Bureau Onderwijs en Examens (BOE) Het Bureau Onderwijs en Examens (BOE) is gehuisvest in DRS 145a (mw. M.J.G. Derix, tel. (050) 363 3891; en DRS 145b mw. H. Redeker-Smid, tel. (050) 363 3892; mw. D.A.F. NautaOffereins, tel. (050) 363 8590; mw. M. Kuipers, tel. (050) 363 6983). Openingstijden: maandag t/m donderdag 11.00 tot 15.00 uur, vrijdag gesloten. Studenten kunnen hier terecht voor nagenoeg alle met het onderwijs samenhangende (administratieve) zaken, zoals collegeroosters, inkijken van tentamens, etc. Syllabi, collegedictaten e.d. zijn verkrijgbaar bij de Dictatenverkoop (DRS 042). De postvakjes van personeelsleden - voor bijvoorbeeld het inleveren van werkstukken - bevinden zich op op kamer DRS 168). Specifieke informatie over bepaalde cursussen is overigens ook te vinden in de Universiteitskrant (UK, rubriek Mededelingen ‘Ruimtelijke Wetenschappen’) en op het ‘intranet’ gedeelte van de facultaire website (www.rug.nl/frw). Centrale Studentenbalie/Uurwerkersgang: voor al je vragen Bezoekadres: Uurwerkersgang 10 Postadres : Postbus 72, 9700 AB Groningen Geopend: maandag t/m vrijdag 10.00 – 16.00 uur. In vakantieperiodes gelden andere openingstijden. Let op de UK-mededelingen! Tel.: (050) 363 8004 E-mail:
[email protected] Website: www.rug.nl/csb Waarom naar de Uurwerkersgang? Als student van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) kun je bij de Centrale Studentenbalie (CSb) terecht voor al je vragen. Naast de ‘zittende’ studenten kunnen ook aankomende studenten uit binnen- en buitenland en (bijna) afgestudeerden bij de CSb terecht. Hieronder lees je wat de CSb in huis heeft. Mochten wij je vraag niet kunnen beantwoorden, dan verwijzen we je natuurlijk graag door naar de instantie die je wel verder kan helpen! Vragen over van alles wat met studeren te maken heeft? Bij de CSb kun je antwoord krijgen op concrete vragen over o.a. studiemogelijkheden, toelating, aanmelding, inschrijving, restitutie bij beëindigen van de inschrijving, loting en plaatsing, omzwaaien en studiestaken, studievertraging, geldzaken en arbeidsmarkt. Bij complexe en/of privacygevoelige kwesties maken de medewerkers van de CSb een afspraak voor je met een studentendecaan of de Centrale Studentenadministratie (voor ingewikkelde inschrijvingskwesties). Ook kun je bij de CSb verwezen worden naar het Loopbaanadviescentrum (LAC), of je aanmelden voor één van de workshops of sollicitatietrainingen van het LAC. Centrale Studentenbalie tel. (050) 363 8004 Studiekeuzevragen? Studievertraging?Ingewikkelde persoonlijke of financiële problemen? Dan kun je voor informatie en voor een individueel advies terecht bij de studentendecanen. Zij zijn gespecialiseerd in financiële kwesties, in- en uitschrijvingsvraagstukken, studiekeuzeproblemen, studeren met een functiebeperking en bezwaar- en beroepsprocedures.
98
Praktische Onderwijszaken De studentendecanen weten bovendien veel van faciliteiten en instanties van buiten en binnen de instelling die iets voor jou kunnen betekenen. In samenwerking met de afdeling Studieondersteuning verzorgen de studentendecanen een workshop studiekeuze. Bij een studievertraging van meer dan 10 ECTS is een afspraak met een studentendecaan van groot belang voor je recht op afstudeerondersteuning. Meld direct, dat werkt perfect! Meer hierover vind je op de website: www.rug.nl/studievertraging. Een afspraak met een studentendecaan maak je via de Centrale Studentenbalie, Uurwerkersgang 10. Studentendecanen tel. (050) 363 8004 Op zoek naar informatie over opleidingen en/of de arbeidsmarkt in binnen- en/of buitenland? Kom dan eens langs bij de Infotheek voor Studie en Beroep (ISB). De ISB is het documentatiecentrum waar je informatie kunt vinden over de volgende onderwerpen: het hoger onderwijs (WO- en HBO- opleidingen) in Nederland; de studie- en stagemogelijkheden in het buitenland (inclusief de financiering) en de arbeidsmarkt in Nederland en het buitenland (zie ook Loopbaanadviescentrum). Hierbij valt te denken aan informatie over solliciteren, testen, beroepen, bedrijven en instellingen, etc. Je treft de informatie aan in de vorm van brochures, studiegidsen, naslagwerken, vacaturebladen, geautomatiseerde databanken (bijv. Elseviers Fondsendisk) en CD-Roms (bijv. Loopbaantraject). Tevens is er een selectie gemaakt van interessante internetsites. Infotheek voor Studie en Beroep tel. (050) 363 4665 Op weg naar je eerste baan? Als (bijna) afgestudeerde kun je met vragen over je loopbaan terecht bij het Loopbaanadviescentrum (LAC), expertisecentrum voor hoger opgeleiden. Naast een uitgebreide documentatieafdeling (zie Infotheek voor Studie en Beroep) biedt het LAC cursussen en gratis themaworkshops (bijv. ‘Vergroot je kansen op een baan’ en ‘Bijna afgestudeerd, wat nu?’), een loopbaancafé en een sollicitatiemap ‘Werken aan je loopbaan’. Graag helpen we je op weg bij je oriëntatie op de arbeidsmarkt of bij je voorbereiding op sollicitaties. Een overzicht van alle LAC-activiteiten is te vinden op de website: www.rug.nl/lac. E-mail:
[email protected]. Loopbaanadviescentrum (LAC), expertisecentrum voor hoger opgeleiden tel. (050) 363 8004 Collegerooster Het collegerooster wordt uitgegeven door het Bureau Onderwijs en Examens (DRS 145a) en kan daar vanaf half augustus 2007 worden afgehaald. Het collegerooster staat ook op de facultaire website (www.rug.nl/frw/informatie voor studenten/roosters). Wijzigingen in het collegerooster worden bekendgemaakt via de facultaire website, onder het betreffende vak op Nestor dan wel via de student.rug-mail. Collegezalen Gebouw 5412 is het WSN-gebouw, Landleven 5. Gebouw 5419 is het Zernike-gebouw, Landleven 12. Gebouw DRS is het gebouw aan de Dierenriemstraat 100. Computergebruik: Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen De Faculteit beschikt, naast de gedeelde voorzieningen in het onderwijscluster van het Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (zie volgend subkopje), over twee eigen computerzalen. De computers in kamer DRS 075 zijn voor algemeen gebruik. Kamer DRS 075 is van maandag tot en met vrijdag geopend van 08.30 tot 17.00 uur. De GEO-IT zaal (kamer DRS 059) is in eerste instantie bedoeld voor specifieke computercursussen.
99
Praktische Onderwijszaken Bij problemen bij het gebruik van de computers en/of printer in kamer DRS 075 kunnen studenten zich in verbinding stellen met Helpdesk BER, telefoon (050) 363 7171. Computergebruik: Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (CIT) Het onderwijscluster van het CIT bestaat uit een aantal PC-zalen die voor onderwijs- en cursusdoeleinden gebruikt kunnen worden. Het onderwijscluster is van maandag tot en met vrijdag geopend van 09.00 tot 19.00 uur. Het adres: Landleven 1. Voor het gebruik van de computer- en/of netwerkfaciliteiten van de Rijksuniversiteit Groningen gelden de navolgende voorwaarden: a. Ten aanzien van de faciliteiten: 1. De faciliteiten mogen alleen gebruikt worden t.b.v. onderwijs en onderzoek (inclusief het persoonlijk gebruik van e-mail en internetfaciliteiten). 2. De Huisregels en Ordemaatregelen van de RUG moeten worden nageleefd. 3. Voor practica met bijzondere opstellingen kunnen door of namens het Faculteitsbestuur aanvullende regels worden gesteld. b. Ten aanzien van het account: 1. Het account en password zijn strikt persoonlijk en mogen niet aan derden beschikbaar worden gesteld. 2. Het account geldt voor bepaalde tijd c.q. gedurende uiterlijk de periode van inschrijving als student. 3. Het gebruik van het account voor ongeoorloofde doeleinden is niet toegestaan. Tot ongeoorloofde doeleinden worden onder meer gerekend: (a) het verspreiden en/of gebruik van illegale software en virussen, van informatie waarbij intellectuele eigendomsrechten van derden in het geding zijn, en van beeltenissen of uitingen die strijdig zijn met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het verkeer betamelijk wordt beacht; (b) het zich onrechtmatig toegang verschaffen tot (delen van) computersystemen of het verrichten van activiteiten die de werking van computersystemen belemmeren; (c) het ontplooien van commerciële activiteiten; (d) het verzenden van bulkmail (spam), d.w.z. het verzenden van boodschappen naar een grote hoeveelheid personen of instellingen waarvan in redelijkheid mag worden aangenomen dat velen daarvan de ontvangst niet op prijs zullen stellen (dit laatste ter beoordeling van het clusterbeheer). 4. Gebruiker is gehouden toe te staan dat het onderhavige ICT beheer, namens het Faculteitsbestuur, in geval van vermoeden van misbruik onderzoek doet naar de geoorloofdheid van het gebruik van het account. c. Ten aanzien van het gedrag in de zalen: 1. Het is de gebruiker niet toegestaan in de practicumzalen eet-, drink- en rookwaren te nuttigen of anderszins overlast te veroorzaken. Gebruiker is gehouden de hem ter beschikking staande apparatuur met gepaste zorg te behandelen. 2. Gebruiker is gehouden zich overeenkomstig de hiertoe gestelde voorwaarden te gedragen, en eventuele aanwijzingen van het ICT-beheer terstond op te volgen. De gebruiker die op enigerlei wijze misbruik van de ICT-faciliteiten maakt, of in strijd handelt met bovenstaande regels, kan door het ICT-beheer voor een periode van maximaal 30 dagen het gebruik van de ICT-faciliteiten worden ontnomen, onverminderd de mogelijkheid dat op grond van de Huisregels en Ordemaatregelen RuG, maatregelen worden genomen. Tegen de uitsluiting door het ICT-beheer kan beroep worden aangetekend bij het bestuur van de Faculteit waar de student is ingeschreven. Van de gebruiker zal het e-mailadres, de naam en de opleiding worden vermeld in een mondiaal toegankelijke universitaire e-mailgids. Dictatenverkoop Syllabi, dictaten etc. voor verschillende studie-onderdelen zijn te koop in DRS 042. Openingstijden: maandag tot en met donderdag van 10.00 tot 11.30 uur. Op vrijdag is de dictatenverkoop gesloten.
100
Praktische Onderwijszaken Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie Het Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (CIT) is de centrale ICT-organisatie die de ontwikkeling en het beheer van de ICT-voorzieningen van de universiteit verzorgt. Internet Studenten hebben via het computernetwerk van de RUG toegang tot één van de meest geavanceerde netwerken ter wereld met filevrije verbindingen naar de belangrijkste Nederlandse, Europese en transatlantische netwerken. Studenten kunnen daar op meerdere manieren gebruik van maken, bijvoorbeeld via een pc in een computerzaal op de faculteit of in de Universiteitsbibliotheek. Daarnaast is het ook mogelijk om met de eigen pc thuis of op de universiteit toegang te krijgen tot het universiteitsnetwerk. Meer informatie hierover is te vinden op www.rug.nl/rc/internet. Computercursussen Het CIT verzorgt computercursussen voor studenten en medewerkers van de RUG. Het cursusaanbod omvat zowel cursussen voor beginners als gevorderden, zoals C/C++. Inschrijven kan via internet: www.rug.nl/rc/cursus. Hier vind je ook meer informatie over het cursusaanbod. Actuele cursusinformatie wordt verder wekelijks vermeld in de UKmededelingenrubriek ‘Centrum voor Informatie Technologie’. Software Studenten kunnen tegen gereduceerd tarief software kopen via de internetsite van SURFSPOT. Hier kan de software besteld worden die vervolgens wordt thuisbezorgd. Kijk op www.surfspot.nl. ICT- vragen? De Servicedesk is de centrale helpdesk voor ICT-vragen van de RUG. De Servicedesk is telefonisch te bereiken via (050) 363 3232 of kijk op www.rug.nl/rcservicedesk. Informatiebulletin Pictogram Het CIT geeft samen met de Universiteitsbibliotheek iedere twee maanden het magazine Pictogram uit. Hierin staan allerlei artikelen, mededelingen en tips op ICT-gebied. Meer informatie en aanmelden voor een gratis abonnement: www.rug.nl/pictogram. Facilitair Bedrijf Bezoekadres: Blauwborgje 8. Postadres: Postbus 885, 9700 AW Groningen, tel. (050) 363 7454. E-mail:
[email protected]. Website: www.doordachtediensten.nl. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.00-17.30 uur. Het Facilitair Bedrijf is een klantgerichte organisatie die een breed pakket facilitaire producten en diensten aanbiedt. Catering, groenvoorzieningen, post, vervoer, grafische vormgeving, druk- en kopieerwerk en audiovisuele middelen, maken o.a. deel uit van dit pakket. Ook grootschalige verbouwingsprojecten en het toezien op de veiligheid en onderhoud van de universitaire gebouwen zijn onderdelen van de dienstverlening. Voor vragen, informatie, klachten en eventueel opmerkingen over het producten- en dienstenpakket, kun je contact opnemen met de Servicedesk, telefoon (050) 363 8888. Fotokopiëren Kopieerkaarten zijn tegen betaling verkrijgbaar bij de portiersloge van gebouw 5412, bij de reproshop in gebouw 5419 en bij de portiersbalie van gebouw DRS. Fotokopieerapparaten staan in de bibliotheek en bij de reproshop in gebouw 5419 en bij de hoofdingang gebouw DRS. Frauderegeling De Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen kent een frauderegeling, die is opgenomen in de regels en richtlijnen voor examinering (zie hoofdstuk 6). Het gaat om fraude gepleegd tijdens 101
Praktische Onderwijszaken tentamens of het uitvoeren van onderwijsopdrachten (bij tentamens moet de collegekaart getoond worden). Wie fraudeert wordt gestraft met uitsluiting van verdere deelname aan het betreffende onderwijsonderdeel (inclusief herkansingen van dat betreffende onderwijsonderdeel). In het geval het de eerste keer betreft dat een student fraude pleegt, volgt een gesprek met de opleidingsdirecteur met als motto “eens maar nooit weer”. In het onderwijsdossier van de betreffende student wordt opgenomen dat fraude is gepleegd. Dit wordt verder niet bekend gemaakt. Indien een student een tweede en/of volgende keer fraude pleegt, wordt dit in zijn/haar onderwijsdossier opgenomen. De opleidingsdirecteur draagt er vervolgens zorg voor dat iedere docent waarmee de betreffende student te maken krijgt wordt ingelicht over het feit dat de betreffende student tenminste twee keer gefraudeerd heeft. Functiebeperking Studenten met een lichamelijke functiebeperking, langdurige psychische klachten of dyslexie nemen contact op met de studieadviseur om te bespreken waar zij bij het volgen van het onderwijs en/of het maken van tentamens tegen aan lopen en wat mogelijke oplossingen zijn. Bij vertraging, financiële kwesties of andere specialistische zaken die niet bij de opleiding geregeld kunnen worden, kan de student terecht bij de studentendecanen via de Centrale Studentenbalie, tel. (050) 363 8004. Girugten Girugten is het onafhankelijk faculteitsblad van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. Vier keer per jaar verschijnt een regulier nummer van Girugten en één keer een eerstejaars nummer, waarin de eerstejaars kennismaken met voor hen belangrijke personen binnen de Faculteit. De reguliere nummers zijn gevuld met verschillende ruimtelijk getinte artikelen, rubrieken en columns. Iedere keer wordt een thema bedacht waaraan een aantal artikelen gerelateerd is. Deze nummers zijn bestemd voor alle studenten en medewerkers van de Faculteit en worden hier ook verspreid; leden van Ibn Battuta die in de stad Groningen wonen krijgen Girugten thuisbezorgd. De redactie van Girugten is toegankelijk voor studenten uit alle gelederen binnen de Faculteit en heeft een omvang van rond de tien personen. Door de bank genomen vergadert de redactie één keer per twee maanden; tijdens deze vergaderingen wordt de inhoud van de nummers bepaald. Iedereen met copy kan bij de redactie terecht om ervoor te zorgen dat het wordt gedrukt. Voor meer informatie:
[email protected]. GIS-Expertisecentrum RUG Bij de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen is het universitaire GIS-Expertisecentrum gevestigd. Dit centrum heeft als primaire doelstelling het ondersteunen, bevorderen en coördineren van het gebruik van Geografische Informatiesystemen (GIS) bij onderwijs en onderzoek op de RUG.
102
Praktische Onderwijszaken Het expertisecentrum verzorgt diverse GIS-cursussen op maat voor medewerkers en studenten van de verschillende faculteiten, waarbij het streven erop gericht is de cursussen zoveel mogelijk toe te spitsen op het eigen vakgebied van de cursist. Tevens ondersteunt en begeleidt het GIS-Expertisecentrum onderzoek (bijvoorbeeld leeronderzoek, afstudeeronderzoek, promotieonderzoek). De onderzoeker zal in eerste instantie willen weten wat de (on)mogelijkheden van GIS als hulpmiddel bij het specifieke onderzoek zijn en wat de toegevoegde waarde ervan kan zijn. Het centrum dient hierbij als een eerste aanspreekpunt. De FRW beschikt over een GEO-IT zaal (zaal DRS 059) met daarin een twaalftal specifieke GIS-werkplekken en faciliteiten als digitizers, (kleuren)printers en plotters. Ook het GISonderwijs wordt in deze zaal gegeven. Diverse GIS-pakketten (waaronder ArcGis en Idrisi) staan de gebruiker ter beschikking. Diensten van het GIS-Expertisecentrum zijn uiteraard toegankelijk voor studenten en medewerkers van de verschillende faculteiten. Voor informatie over de activiteiten van het GIS-Expertisecentrum RUG kun je vrijblijvend contact opnemen met dr. N. Karstkarel. Ibn Battuta Ibn Battuta is de faculteitsvereniging van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen. Zij organiseert jaarlijks een breed scala aan activiteiten. Zo worden er diverse buitenlandse reizen, excursies, lezingen en workshops georganiseerd. Ook organiseert Ibn Battuta boekenverkopen, borrels, feesten en culturele-, sport- en carrièregerichte activiteiten. Iedere werkdag kun je in de koffiekamer, Interimgebouw 027, terecht voor een vers kopje koffie of thee. Daar staat het bestuur ook altijd klaar om je vragen te beantwoorden. Je kunt zelf actief worden bij Ibn Battuta in een van de twaalf commissies en werkgroepen, of zelfs in het bestuur. Het lidmaatschap van de vereniging kost € 11,34 per jaar. Als lid van Ibn Battuta krijg je voorrang bij verenigingsactiviteiten, ieder jaar de verenigingsalmanak en een aanzienlijke korting op boeken. Kortom, Ibn Battuta is een manier om medestudenten te leren kennen en je studie te ver-rijken. Meer informatie is te verkrijgen via de website (www.IbnBattuta.nl), per e-mail (
[email protected]) of via telefoon (050-3633904). Informatievoorziening Zie paragraaf 1.7. Inschrijven voor studieonderdelen en tentamens Voor alle studieonderdelen en alle tentamens in alle studiefases, inclusief de keuzevakken, is inschrijving via de computer verplicht. (via internet: http://www.rug.nl/student, vervolgens aanklikken ProgRESS WWW). Je krijgt hiertoe toegang via je studentnummer en een persoonlijk wachtwoord. De verlengde tentamens (VT) in de propedeusefase zijn hierop een uitzondering, daarvoor kom je automatisch in aanmerking als je een 5 (vijf) hebt behaald op het reguliere tentamen. Inschrijving voor de tentamens staat open vanaf 4 weken voor de betreffende tentamenperiode tot 5 werkdagen voor deze tentamenperiode. Voor tentamens die vallen buiten een tentamen-periode geldt dat de inschrijving geopend is vanaf 4 weken voor het tentamen tot 5 werkdagen voor het betreffende tentamen. Er vindt geen na-inschrijving plaats! De aanmeldingstermijnen voor de studieonderdelen zijn als volgt 1 :
1
Niet op tijd ingeschreven voor de vakken betekent dat je geen toegang hebt tot de betreffende vakken op Nestor. 103
Praktische Onderwijszaken semester 1a: 25 juni 2007 t/m 26 augustus 2007 ; semester 1b: 8 oktober 2007 t/m 21 oktober 2007; semester 2a: 7 januari 2008 t/m 20 januari 2008; semester 2b: 24 maart 2008 t/m 6 april 2008. De aanmeldingstermijnen voor de tentamens die in de reguliere tentamenperiodes vallen, zijn als volgt: tentamenperiode semester 1a: 24 september 2007 t/m 21 oktober 2007; tentamenperiode semester 1b: 17 december 2007 t/m 13 januari 2008; tentamenperiode semester 2a: 3 maart 2008 t/m 30 maart 2008; tentamenperiode semester 2b: 19 mei 2008 t/m 15 juni 2008. Inschrijving is ook mogelijk via de computers in de computerruimte (kamer DRS 075) of via Onderwijscluster Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie. Let op wanneer je een vak volgt bij een andere faculteit. Andere faculteiten hanteren namelijk andere aanmeldingstermijnen en procedures. International Office Het International Office van de Faculteit is het primaire aanspreekpunt voor studenten van de Faculteit die in het buitenland (willen) gaan studeren en voor buitenlandse studenten die aan de Faculteit (willen) komen studeren. Het International Office is ondergebracht op de administratie van de Faculteit (DRS 145b, mw. D.A.F. Nauta-Offereins). Bij Bureau Onderwijs en Examens (DRS 145a) ligt informatie over buitenlandse studiemogelijkheden en inschrijfformulieren voor een buitenlands studieverblijf. De facultaire coördinator internationalisering, drs. P.J.M. van Steen, is via het International Office bereikbaar voor adviesgesprekken. Zie verder paragraaf 1.4 van deze studiegids. Kantine De zelfbedieningskantine in gebouw 5419, kantine Zernike, is voor iedereen toegankelijk tussen 08.45 en 16.15 uur. De kantine in gebouw 5418, kantine Zuidzijde, is geopend tussen 10.00 en 14.00 uur. De kantine in gebouw DRS is geopend van 11.30 tot 13.30 uur. Daarnaast zijn er in de gebouwen 5412 en 5419 verschillende (fris)drankautomaten aanwezig die altijd gebruikt kunnen worden. Kartografie Voor adviezen op kartografisch, reprografisch en tekenkundig gebied kan men terecht bij J.P. Zwart (DRS 060) en mw. T. Kaspers-Westra (DRS 060). Klachtenregeling De Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen beoogt het onderwijs voor en aan studenten zo soepel en ordelijk mogelijk te laten verlopen. Desalniettemin zijn situaties denkbaar dat een onderwijsonderdeel of -activiteit ter discussie wordt gesteld. Om studenten de mogelijkheid te bieden zich te beklagen over een onderwijssituatie heeft de Faculteit de volgende klachtenprocedure ontworpen: 1. Een klacht dient altijd eerst te worden ingediend bij de docent c.q. de persoon waarvan een onderdeel of activiteit ter discussie staat. Dit kan schriftelijk of mondeling. 2. Wanneer een ingediende klacht bij de docent of persoon bedoeld onder 1 in de ogen van de klager niet leidt tot een adequate reactie, kan de klacht worden ingediend bij de studierichtings-/opleidingsdirecteur. 3. Wanneer een bij de studierichtings-/opleidingsdirecteur ingediende klacht in de ogen van de klager niet leidt tot een adequate reactie, kan de klacht worden ingediend bij het Faculteitsbestuur. De klacht dient schriftelijk te worden gericht aan de secretaris van het Faculteitsbestuur. Het Faculteitsbestuur zal zich dan beraden over de klacht, onder andere door advies in te winnen bij de facultaire Klachtenadviescommissie. Vervolgens doet het Faculteitsbestuur een uitspraak. Studenten kunnen hun klachten ook indienen bij Pro Geo en via de ‘Klachtenbus’ bij Bureau Onderwijs en Examens (DRS 145a).
104
Praktische Onderwijszaken Klachten met betrekking tot literatuur en kosten kunnen ingediend worden bij de decaan: prof.dr.ir. G.J.J. Linden. Studenten uit alle studiejaren en uit alle geledingen van de Faculteit kunnen zich overigens altijd voor advies of informatie wenden tot de studieadviseur, mw. drs. D. MuntingaWeurman. Zij is te bereiken op woensdagmorgen in DRS 021 tijdens het spreekuur van 09.00 tot 12.00 uur. Daarnaast kan een afspraak gemaakt worden voor een gesprek met de studieadviseur op dinsdag of op donderdag. Een klacht kan echter niet bij of via de studieadviseur worden ingediend; dat kan alleen op de hierboven aangeduide wijze. Nestor Informatie over vakken kan via Nestor aan de studenten bekend gemaakt worden: http://nestor.rug.nl. Netwerkbeheer Voor gebruik PC en gecomputeriseerde rekenwerkzaamheden, informatie over databestanden, contact met het Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie en dergelijke kan men contact opnemen met de Helpdesk BER, tel. (050) 363 7171. Onderwijsevaluaties en -analyses Alle vakken van zowel Sociale Geografie & Planologie als Technische Planologie worden geëvalueerd door middel van optisch leesbare formulieren. De evaluatierapporten komen vervolgens terecht bij de betreffende docent(en), opleidingsdirecteuren, decaan, studieadviseur, (student)leden opleidingscommissies en Pro Geo. In de opleidingscommissie worden de evaluatierapporten vervolgens besproken. Naast de vakevaluaties verschijnen er ook elk jaar jaarevaluaties van de propedeuse. Tenslotte worden er elk semester ‘semesteranalyses’ gemaakt, met daarin de resultaten van de in dat semester gegeven vakken (1e kans).
105
Praktische Onderwijszaken Openingstijden De universitaire gebouwen en diensten zijn in het studiejaar 2007/2008 gesloten op 25 december 2007 (Eerste Kerstdag), 26 december 2007 (Tweede Kerstdag), 1 januari 2008 (Nieuwjaar), 21 maart 2008 (Goede Vrijdag), 24 maart 2008 (Tweede Paasdag), 30 april 2008 (Koninginnedag), 1 mei 2008 (Hemelvaart), 5 mei 2008 (Bevrijdingsdag), 12 mei 2008 (Tweede Pinksterdag) en 28 augustus 2008 (Gronings Ontzet). De Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is gehuisvest in het voormalige GAKgebouw aan de Dierenriemstraat (DRS) nabij het Universiteitscomplex Zernike. De verschillende openingstijden zijn op werkdagen als volgt: Gebouw DRS: maandag t/m vrijdag 07.30 tot 17.30 uur. Gebouw 5412: maandag t/m vrijdag 07.30 tot 18.30 uur. Gebouw 5419: maandag t/m vrijdag 07.30 tot 18.00 uur. Het onderwijscluster van het CIT (computerzalen) is maandag t/m vrijdag geopend van 09.00 tot 19.00 uur. Computerkamer DRS 075: maandag t/m vrijdag 08.30 tot 17.00 uur. Bibliotheek Ruimtelijke Wetenschappen: 09.00 tot 18.30 uur (vrijdag tot 17.00 uur). Secretariaat FRW (DRS 176): 08.30 tot 16.30 uur. Bureau Onderwijs en Examens (BOE) FRW (DRS 145a): maandag t/m donderdag 11.00 tot 15.00 uur. Vrijdag gesloten. Dictatenverkoop FRW (DRS 042): maandag t/m donderdag 10.00 tot 11.30 uur. Kantine Zernike, gebouw 5419: 08.45 tot 16.15 uur. Kantine Zuidzijde, gebouw 5418: 10.00 tot 14.00 uur. Kantine DRS: 11.30 tot 13.30 uur. Postvakken Bij de administratie (kamer DRS 168) bevinden zich de postvakken van het wetenschappelijk personeel, ondersteunend en beheerspersoneel, studentassistenten, Ibn Battuta, Pro Geo, Stichting Geo Promotion en Girugten. Prijsbeleid Studiekosten De kosten voor studieboeken en leermiddelen zijn relatief laag. De RUG kent een Prijsbeleid Studiekosten. Deze regeling beoogt beheersing van studiekosten, zodat de component “studiekosten” in het budget van de studiefinanciering niet te boven wordt gegaan. Men is dus niet meer geld aan studiemateriaal kwijt dan de Minister ter beschikking stelt. Voor 2007/2008 is het normbedrag € 640,00. Per opleidingsfase geldt een plafondbedrag van het normbedrag maal de cursusduur. Soms is het onvermijdelijk dat de kosten hoger zijn dan het plafondbedrag. In dat geval kan de helft van het bedrag dat men meer kwijt is bij het faculteitsbestuur worden teruggevraagd door middel van het overleggen van aankoopbewijzen of is een andere regeling getroffen. Bij de studieadviseur en het Studenten Service Centrum is een brochure over de studiekosten en het universitaire prijsbeleid verkrijgbaar. Daar kan men ook terecht voor verdere informatie. Pro Geo Pro Geo is de organisatie die de belangen van de studenten van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen behartigt. De student-leden van de opleidingcommissies (oc’s), van de Faculteitsraad (F-raad) en het adviserend student-lid van het Faculteitsbestuur (FB) vormen samen Pro Geo. De student-leden van de F-raad worden jaarlijks door middel van verkiezingen gekozen. Iedere student kan zich begin maart hiervoor beschikbaar stellen. Alle studenten kunnen in mei via Progress een stem uit brengen. Elke opleiding heeft een opleidingscommissie, deze commissies hebben als taak de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Zij evalueren alle vakken en geven gevraagd en ongevraagd advies aan de opleidingsdirecteur. Klachten van studenten over het onderwijs komen bij de betreffende oc terecht en worden daar behandeld. In de oc worden veel praktische zaken be106
Praktische Onderwijszaken sproken. Klachten en suggesties over het onderwijs kunnen gemeld worden bij Pro Geo. Op de website van Pro Geo (www.progeo.nl) kun je zien wie jouw jaar vertegenwoordigt. Aan het begin van het collegejaar worden sollicitaties gehouden voor alle opleidingscommissies. Pro Geo is op vele manieren actief om de kwaliteit van de opleiding en studieomgeving te waarborgen en zo mogelijk te verbeteren. Voor klachten, suggesties of het actief deelnemen aan Pro Geo kun je mailen naar
[email protected] of iets schrijven in de klachtenbox op www.progeo.nl. Je vindt Pro Geo in kamer 129 van het Interim-gebouw. Scripties/Master Thesis Studenten dienen hun afstudeerscriptie dan wel Master Thesis op cd-rom of diskette aan te leveren bij het Bureau Onderwijs en Examens (DRS 145a). De bibliotheek maakt deze scripties digitaal toegankelijk. Via de bestaande scriptiecatalogus wordt een aantal zoekingangen gegeven, zoals auteur, titel, trefwoord, naam van bedrijf en afstudeerinstelling. De bibliotheek maakt de scripties toegankelijk via de scriptiecatalogus waar ook de papieren scripties in te vinden zijn. Via een link bij de gevonden titel kom je op de ‘Scripties Online’ repositorypagina (http://scripties.ebr.eldoc.ub.rug.nl/) waar je de full-text scripties kunt inzien en ook kan zoeken op afstudeerrichting en jaar. Spreekuren De spreekuren van de docenten staan vermeld in bijlage 1a. Stageloket Zoek je een stage of heb je vragen over afstudeerstages dan kun je terecht bij het stageloket van FRW: een informatieloket voor studenten m.b.t. afstudeerstages en -opdrachten. Het stageloket bestaat uit een digitaal loket en een fysiek stageloket. Het digitale loket is te vinden op (www.rug.nl/frw/informatievoor/studenten/stageloket). Via dit digitale loket kun je op de volgende manieren informatie over stages vinden”: • Je kunt je abonneren op de mailinglist stages die op deze website te vinden is. Je krijgt dan automatisch stages toegemaild. • Links naar interessante internationale en Europese stagesites. • Informatie over beurzen voor stages binnen de EU. • Je kunt op de website zelf stages zoeken of een oproep plaatsen dat je een stage zoekt bij het stagecentrum. • Tips en andere wetenswaardigheden vind je in de stagegids die op de website te vinden of te verkrijgen is bij het stageloket in gebouw 5412. Voor meer informatie kun je langskomen bij het fysieke stageloket, waar de stagecoördinatoren: Frans Sijtsma (tel: 3754) of Elise Kamphuis (tel: 7182) je te woord zullen staan. Voor een afspraak mail naar
[email protected] of bel met Henk Janssen van het secretariaat (tel: 3810). Het secretariaat is gevestigd in 5412.241. Stichting Geo Promotion Stichting Geo Promotion is een stichting welke inmiddels 21 jaar geleden door studenten van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) aan de Rijksuniversiteit Groningen is opgericht. Gedurende haar bestaan heeft deze stichting jaarlijks congressen en symposia georganiseerd over planologisch, geografisch en vastgoedkundig relevante thema’s. Dit met als doel het bevorderen van de integratie tussen het bedrijfsleven, overheid en studenten. Afgelopen jaren hebben onder andere de onderwerpen ‘Water, bron van kansen?’ en ‘OV-beleid, de regio aan het stuur’ de revue gepasseerd. Het is voor elke student mogelijk actief te worden in het bestuur van Geo Promotion, ongeacht het studiejaar of het hebben van bestuurservaring. Zo wordt het mogelijk om op een actieve manier bezig te zijn met de kennis die je tijdens de studieperiode op doet en ook te ervaren wat besturen is. Voor meer informatie: telefoon (050) 363 3884, e-mail:
[email protected] of www.geopromotion.nl. 107
Praktische Onderwijszaken Studentassistentschap Studenten die de propedeuse hebben behaald kunnen als studentassistent participeren in het wetenschappelijk onderwijs of onderzoek. Let hiervoor op de aankondigingen in de UK en op de mededelingenborden. Een studentassistent is een student met wie de universiteit een dienstverband of overeenkomst aangaat, teneinde hem/haar werkzaamheden te doen verrichten die, buiten het takenpakket dat uit het opleidingsprogramma van de studenten zelf voortvloeit, in het kader van onderwijs of onderzoek noodzakelijk moeten worden verricht en waarvoor een meer of minder gevorderde wetenschappelijke opleiding vereist of gewenst is. De salariëring is afhankelijk van de studiefase waarin de student verkeert. Studentenpsychologen De studentenpsychologen bieden hulp bij problemen op het gebied van ondermeer studeren en studiekeuze, het omgaan met anderen, relatie met ouders, beslissingen nemen, spanningen en angsten, depressiviteit en gebrek aan assertiviteit. De hulp bestaat doorgaans uit een (korte) serie individuele gesprekken. De aanpak wordt zoveel mogelijk aangepast aan je eigen wensen, problemen en situatie. Er zijn ook vormen van hulp in groepsverband, zoals een assertiviteitstaining of een kortdurende groepstherapie. Uiteraard is vertrouwelijkheid gewaarborgd. Aanmelden kan telefonisch, via e-mail of door gewoon even langs te lopen: Studentenpsychologen Oude Kijk in ’t Jatstraat 41 9712 EC Groningen Tel: (050) 363 55 44 Mail:
[email protected] Openingstijden: Maandag 09.00 – 12.30 13.30 – 16.45 Dinsdag 09.00 – 12.30 13.30 – 16.45 Woensdag 10.45 – 12.30 13.30 – 16.45 Donderdag 09.00 – 12.30 13.30 – 16.45 Vrijdag 09.00 – 12.30 13.30 – 16.45 Studieadviseur Voor vragen met betrekking tot informatie over het inrichten van de studie, studieregelingen, individuele studiemoeilijkheden en dergelijke kunnen studenten van alle jaren zich wenden tot de studieadviseur mw. drs. D. Muntinga-Weurman. Zij is te bereiken op woensdagmorgen tijdens het spreekuur van 09.00 tot 12.00 uur op kamer DRS 021. Op dinsdag en donderdag zijn wat langduriger gesprekken mogelijk; men kan hiervoor (ook telefonisch) een afspraak maken op dinsdag, woensdag of donderdag (tel. (050) 363 3906, e-mail:
[email protected]). Studieboeken Het is van groot belang de voor de studie benodigde boeken zelf te bezitten. Het maakt een gedegen studie mogelijk, geeft gelegenheid tot sneller werken, regelmatig naslaan, verifiëren, etc. Bij de studie gebruik je steeds een uitgebreide atlas.
108
Praktische Onderwijszaken De bibliotheek beschikt over een rijk gevarieerde collectie atlassen. De verplicht voorgeschreven literatuur wordt (mits voorgeschreven in de studiegids of tijdig doorgegeven) standaard besteld en als niet uitleenbaar opgenomen in de collectie van de bibliotheek. Studiefinanciering/financiële regelingen Afstudeerfonds Loop je door bijzondere omstandigheden (ziekte, functiebeperking, familieomstandigheden, zwangerschap, dyslexie) studievertraging op, meld dat dan onmiddellijk bij je eigen studieadviseur. Deze maakt een eerste melding van studievertraging. Hoe eerder je aan je studieadviseur (uiterlijk binnen vier weken) laat weten dat er omstandigheden optreden die je studie kunnen vertragen, hoe groter de kans is dat de vertraging later financieel gecompenseerd wordt uit het Afstudeerfonds. Dreig je meer dan 10 EC studievertraging op te lopen, dan moet je dit ook nog melden bij de studentendecaan. Je bent er als student zelf verantwoordelijk voor dat je je vertraging op tijd en bij de juiste instantie meldt. Het melden van studievertraging is een van de (basis)voorwaarden voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Zorg er dus zelf voor dat je goed op de hoogte bent van de Afstudeerfondsregeling. Meer informatie vind je op de website van de RUG (www.rug.nl/studievertraging) en in het studentenstatuut. Voor een afspraak met een studentendecaan of het stellen van vragen neem je contact op met de Centrale Studentenbalie (CSB). Tel. 050 -363 8004, e-mail:
[email protected]. Noodfonds Kom je onverwacht voor grote uitgaven te staan? Dreig je hierdoor in een acute financiële noodsituatie terecht te komen? Het Noodfonds biedt hulp bij onvoorziene uitgaven die je draagkracht te boven gaan en waartegen je je redelijkerwijs niet had kunnen verzekeren. Het kan bijvoorbeeld gaan om uitgaven voor bepaalde vormen van psychotherapie, dyslexieonderzoek in de bachelorfase en gespecialiseerde hulp bij leerproblemen, dieetkosten, tandheelkundige hulp, bijzondere familieomstandigheden of brandschade. Je kunt schriftelijk een aanvraag indienen. Meer informatie en het aanvraagformulier vind je bij de CSB. Prestatiebeurs Studenten die op of na 1 sepetember 1996 voor het eerst staan ingeschreven in het Hoger Onderwijs, vallen onder de prestatiebeurs. Studenten hebben voor een 4-jarige opleiding recht op 4 jaar (voorwaardelijke) prestatiebeurs en 3 jaar rentedragend lenen. Als je binnen tien jaar je diploma haalt (de prestatie-eis), wordt de voorwaardelijke prestatiebeurs omgezet in een gift. Voor meer informatie kun je terecht bij de CSB of de IBG. 1-februari regeling voor eerstejaars studenten Indien je als eerstejaars HBO- of WO student de studiefinanciering stopzet voor of per 1 februari, wordt de voorwaardelijke prestatiebeurs over de eerste vijf maanden aansluitend omgezet in een gift. Voorwaarde is wel dat je gedurende de rest van dat studiejaar niet opnieuw studiefinanciering aanvraagt voor een (andere) opleiding in het Hoger Onderwijs. Studie Ondersteuning Studie Ondersteuning is een expertisecentrum op het gebied van Academische- en Studievaardigheden van de Rijksuniversiteit Groningen. Het team bestaat uit zes trainers en een secretariaatsmedewerker. Studie Ondersteuning biedt alle RUG-studenten de mogelijkheid om, naast hun studie, extra cursussen of workshops te volgen. Zo vergroot je je academischeen studievaardigheden; daar kun je tijdens én na je studie profijt van hebben!
109
Praktische Onderwijszaken Er is een ruim aanbod aan trainingen, workshops en masterclasses. Voor meer informatie: www.rug.nl/so Studievertraging Loop je door bijzondere omstandigheden studievertraging op, meld dat dan onmiddellijk bij je studieadviseur. Indien noodzakelijk, maakt zij samen met jou een zgn. eerste melding van de vertraging en de oorzaken daarvan. Alleen als je je binnen uiterlijk een maand na het ontstaan van de studievertraging hebt gemeld, kun je in aanmerking komen voor financiële compensatie van het afstudeerfonds van de universiteit. Je bent er als student zelf verantwoordelijk voor dat je je vertraging op tijd en bij de juiste instantie meldt. Zorg er dus zelf voor dat je goed op de hoogte bent van de regeling afstudeerfonds. Meer informatie vind je bij het Studentenadviesbureau Groningen, op de website van de RUG en in het Studentenstatuut. Tentamenrooster Het tentamenrooster 2007/2008 staat uiterlijk 1 september 2007 op de facultaire website (www.rug.nl/frw/informatie voor studenten/roosters) en hangt op de mededelingenborden. Ook kun je de tentamendata voor de vakken terugvinden op http://progresswww.nl/rug. Wijzigingen worden bekendgemaakt via student.rug-mail, via de mededelingenborden en op de website. Tentamenuitslagen Deze worden niet telefonisch verstrekt. Tentamenuitslagen worden bekend gemaakt via internet (www.rug.nl/student-Progresswww). Hier kunnen alle persoonlijke studieresultaten worden opgevraagd. Universiteitsbibliotheek De Universiteitsbibliotheek (UB) is gevestigd aan de Broerstraat 4, tegenover het Academiegebouw. De UB en de verschillende Faculteitsbibiotheken samen vormen de Bibliotheek van de RUG. Alle informatie over deze bibliotheken is te vinden op de Bibliotheekportal van de RUGwebsite: www.rug.nl/bibliotheek. Op deze site zijn onder meer catalogi, elektronische databases, tijdschriften, dissertaties en naslagwerken te vinden. Ook zijn er interactieve instructies om kennis te maken met de bibliotheekvoorzieningen. Voor alle vragen tenslotte is er de i service, de elektronische vraagbaak op bibliotheekgebied. De UB is een grote wetenschappelijke bibliotheek met een collectie van enige miljoenen boek- en tijdschriftbanden, verdeeld over het gesloten magazijn en meerdere vakstudiezalen. In die studiezalen staan gebruikers 1600 studieplaatsen ter beschikking. Verder zijn er ruim 300 Digitale Werkplekken met volledige computervoorzieningen voor RUG-studenten. De UB is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30-22.00 uur en op zaterdag en zondag van 10.00-17.00 uur. In de tentamenperiode is de UB ook op zaterdag- en zondagavond geopend. Inlichtingen: tel. (050) 363 5020 of via www.rug.nl/bibliotheek. Universiteitskrant (UK) In de bijna wekelijks verschijnende UK is in de rubriek mededelingen óók informatie opgenomen over onze Faculteit. Gegevens over tentamendata, inschrijving, aanvang colleges, excursies, lezingen, etc. zijn hier te vinden.
110
Praktische Onderwijszaken De UK is nu iedere week op een aantal afhaalpunten, waaronder de hal van het DRS-gebouw, beschikbaar. Ook is het mogelijk tegen een geringe vergoeding een postabonnement op de UK te nemen. Vertrouwenspersoon (Seksuele) intimidatie, agressie, geweld en discriminatie zijn vormen van gedrag die niet thuis horen in een goed en stimulerend studieklimaat. Het College van Bestuur van de RuG probeert dit soort ‘ongewenst gedrag’ dan ook zoveel mogelijk te voorkomen en heeft in dit kader o.a. een vertrouwenspersoon aangesteld. Medewerkers en studenten respecteren over het algemeen elkaars grenzen. Grenzen die meestal heel vanzelfsprekend zijn, maar die af en toe expliciet gemaakt moeten worden omdat gedrag dat door de een als ‘een leuke manier van omgaan’ wordt beschouwd voor een ander te ver gaat. Soms ècht te ver. Wanneer een ander jou lastig valt met zijn of haar gedrag en je zelf niet meer weet hoe je de situatie op moet lossen kun je verschillende dingen doen. Je kunt de hulp van een medestudent, een docent of een andere contactpersoon binnen de faculteit inroepen. Je kunt echter ook contact opnemen met de vertrouwenspersoon van de universiteit. Zij fungeert in eerste instantie als klankbord en kan je helpen om te zoeken naar een oplossing. Soms kan dat een informele oplossing zijn, waarbij de vertrouwenspersoon eventueel bemiddelt. Indien noodzakelijk of gewenst kan ze je ook doorverwijzen naar een andere instantie. Bij extreme vormen van ongewenst gedrag kan een formele oplossing meer voor de hand liggen. Binnen de RUG bestaat een Klachtenregeling Seksuele Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie (SIAGD) en een Klachtencommissie SIAGD voor studenten en personeel. Je kunt bij die commissie een formele klacht over ongewenst gedrag indienen. De vertrouwenspersoon kan je bijstaan bij het indienen van die klacht en bij de formele afhandeling daarvan. De vertrouwenspersoon heeft een onafhankelijke positie binnen de universiteit. Ze onderneemt geen actie zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die haar consulteert. Alle informatie wordt, zoals de naam ‘vertrouwenspersoon’ al suggereert, vertrouwelijk behandeld. Het Bureau Vertrouwenspersoon is de hele week geopend van 09.00-17.00 uur en werkt bij voorkeur op afspraak. Bezoekadres: Visserstraat 49, telefoon (050) 363 5435. E-mail:
[email protected] (vertrouwenspersoon) of
[email protected] (secretariaat). Je kunt ons ook vinden op de website van de RUG: http://www.rug.nl/studenten/studiebegeleiding/bureauvertrouwenspersoon
111
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie
10
Onderwijs- en Examenregelingen Masteropleidingen
Dit hoofdstuk bevat de volgende Onderwijs- en Examenregelingen (OERen): OER Master Culturele Geografie; OER Master Economische Geografie; OER Master Vastgoedkunde; OER Master Planologie; OER Master Lerarenopleiding.
10.1
Onderwijs- en Examenregeling Master Culturele Geografie 2007/2008
10.1.1
Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de Masteropleiding Culturele Geografie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de Faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. De wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. Onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een of meer van de volgende vormen: het maken van een scriptie, het maken van een werkstuk of een proefontwerp, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals werkcolleges en ateliers; e. Examen: het Masterexamen van de opleiding; f. Toelatingscomm: de examencommissie voor alle Masteropleidingen van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is tevens de toelatingscommissie voor alle FRW-Masters. De toelatingscommissie bestaat uit de coördinatoren van de FRW-Masters en de Portefeuillehouder Onderwijs. De Portefeuillehouder Onderwijs is voorzitter van de toelatingscommissie. g. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 juli. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
112
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie Artikel 1.3 Doelstellingen en eindtermen van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: Kennis en inzicht - dat de studenten een zodanige kennis en zodanig inzicht verwerven op het vakgebied zodat zij substantiële en originele bijdragen kunnen leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; - dat de studenten beschikken over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de culturele geografie. Dat zij het vermogen ontwikkelen om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; - dat de studenten in staat zijn om een kritisch oordeel te kunnen vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties op het gebied van culturele geografie; - dat de studenten in staat zijn zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van culturele geografie; - dat de studenten een zelfstandige bijdrage kunnen leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van culturele geografie; - dat de studenten paradigma’s binnen het vakgebied kunnen herkennen alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; Toepassen kennis en inzicht - dat de studenten in staat zijn de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van culturele geografie; - dat de studenten in staat zijn om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; - dat de studenten ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de culturele geografie in het wetenschappelijke denken kunnen integreren; - dat de studenten inzicht hebben in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van culturele geografie in het bijzonder; - dat de studenten in staat zijn om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; - dat de studenten in staat zijn om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; - dat de studenten in staat zijn om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van culturele geografie; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kunnen vertalen naar andere disciplines; - dat de studenten logisch kunnen redeneren en zelfstandig een probleem kunnen formuleren en analyseren en in staat te zijn om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; - dat de studenten kunnen reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; - dat de studenten kunnen debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij;
113
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie Oordeelsvorming - dat de studenten in staat zijn oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; - dat de studenten bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geven van originaliteit; - dat de studenten in staat zijn tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; - dat de studenten een open en kritische houding hebben ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van culturele geografie; Communicatie - dat de studenten in staat zijn om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weten over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift; Leervaardigheden - dat de studenten leervaardigheden bezitten die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; Attitude - dat de studenten een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen ten aanzien van de inhoud en nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van culturele geografie. Dat de studenten hieromtrent een standpunt kunnen innemen; - dat de studenten een wetenschappelijke attitude ontwikkelen om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; - dat de studenten zich een attitude eigen maken om zich op het vakgebied van de culturele geografie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. 10.1.2
Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Studielast 1. De studielast wordt uitgedrukt in European Credits. 2. De opleiding heeft een studielast van 60 European Credits, volgens het European Credit Transfer System, waarbij één European Credit (EC) gelijk staat aan 28 uren studie. Artikel 2.2 Programma’s De opleiding kent één programma: Het programma Culturele Geografie, dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als cultureel geograaf. Artikel 2.3 Samenstelling programma Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Making Places 5 EC Heritage Identities 5 EC Representeren van plaatsen 10 EC The Global Village 5 EC Veldstudie Culturele Geografie 5 EC Keuzevakken 10 EC 114
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie Master Thesis 20 EC Totaal: 60 EC In de studiegids 2007/2008 van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 Keuzeonderdeel 1. Het keuzegedeelte van het programma wordt ingevuld met een onderdeel op Masterniveau. Bij voorkeur kiest de student een onderdeel op het gebied van de Ruimtelijke Wetenschappen. 2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire Masterprogramma’s worden gekozen ter vervanging van bestaande onderdelen. 3. Bij de invulling van het keuzegedeelte van het programma is goedkeuring van de coördinator van de opleiding vereist. Artikel 2.5 Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder punt 2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de 2de master is: a. Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; b. Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; c. Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 Taal van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding (voor zover het de verplichte onderdelen betreft) wordt in het Nederlands gegeven. 2. De schriftelijke tentamens worden in het Nederlands en/of in het Engels afgenomen. 3. De mondelinge tentamens worden in het Nederlands en/of in het Engels afgenomen. 4. Practica, waaronder werkstukken en de Master Thesis mogen in het Engels of in het Nederlands worden geschreven, mits de student het Engels of het Nederlands in voldoende mate beheerst.
115
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie 10.1.3
Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 Algemeen 1. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: afgerond 6 of hoger, respectievelijk afgerond 5 of lager. Artikel 3.2 Verplichte volgorde 1. De student krijgt, behoudens het bepaalde in lid 2, begeleiding ten behoeve van zijn Master Thesis, nadat alle vakken die vóór de volgens het studierooster geplande aanvang van de scriptie geroosterd zijn met een voldoende zijn afgerond. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1 en 2 genoemde regel als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Voor de onderdelen genoemd in artikel 2.3 geldt dat er gedurende het studiejaar tweemaal de gelegenheid wordt geboden het onderdeel met voldoende resultaat af te sluiten: eenmaal direct na afloop van het betreffende studie-onderdeel en een tweede maal (herkansing) op een later tijdstip, voor het einde van het academische jaar. 2. De tijdvakken waarin en de data waarop gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van tentamens, worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt. 3. Een tentamen van een vak dat niet meer wordt aangeboden of substantieel van inhoud verandert, kan in het eerste jaar dat dit het geval is, nog tenminste tweemaal worden afgelegd. 4. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van het gestelde in de bepalingen in lid 1 t/m 3 van dit artikel. Artikel 3.4 Beoordeling Master Thesis De beoordeling van de Master Thesis geschiedt aan de hand van een beoordelingskader. De begeleider en een tweede beoordelaar die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie bepalen samen het cijfer. Ze horen in voorkomende gevallen de externe begeleider. Het protocol, waarin het beoordelingskader is vervat, is in hoofdstuk 17 van deze gids te vinden en kan ook via Nestor worden gedownload of via de coördinator worden verkregen. Artikel 3.5 Vorm van de tentamens 1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.3, worden afgelegd op een door de examinator(en) te bepalen wijze. De bepaalde vorm wordt in de studiegids bekend gemaakt. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 Mondelinge tentamens 1. Tijdens een mondeling tentamen worden hooguit twee personen tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in overleg met de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
116
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie Artikel 3.7 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt desgewenst de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft het Bureau Onderwijs en Examens (BOE) van de Faculteit de nodige gegevens op grond waarvan de uitslag aan de student kan worden bekendgemaakt. De individuele uitslagen worden via het programma ProgressWWW bekend gemaakt. Uitsluitend de door het BOE gepubliceerde tentamenuitslagen zijn rechtsgeldig. 3. In afwijking van de gestelde termijn in artikel 3.7 lid 2 geldt dat voor tentamens afgelegd in de zomerperiode (de periode tussen de laatste dag van het tweede semester en de eerste dag van het daaropvolgende eerste semester van het nieuwe academische jaar) de examinator de uitslag van een schriftelijk tentamen vaststelt voor 1 oktober van het nieuwe academische jaar. 4. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 3.8 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 Inzagerecht 1. Gedurende tenminste vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage (incl. het recht om het tentamen te mogen fotograferen) in zijn beoordeeld werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 Vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: - hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; - hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de studievoortgangregistratie van het BOE bewijzen bevat van door de student behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onder-
117
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie
3. 4.
delen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. Het afsluitend examen van de opleiding wordt gehaald indien de student voor elk onderdeel een voldoende resultaat (het cijfer 5,5 of hoger) heeft behaald. Het afsluitend examen van de opleiding kan slechts worden afgelegd na goedkeuring van het door de student gevolgde onderwijsprogramma door de examencommissie van de opleiding.
Artikel 3.12 Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. 10.1.4
Toelating Artikel 4.1 Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de Masteropleiding Culturele Geografie. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding (Technische) Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie (SG&P) van een van de Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de Masteropleiding Culturele Geografie. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt wel geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaal geografische vakken. De Minor Cultuur en Ruimte strekt hierbij tot aanbeveling. Zie onderwijs- en examenreglement bachelor Sociale Geografie en Planologie. 2. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Culturele Geografie zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de toelatingscommissie. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 3. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Culturele Geografie zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, welke na afronding van een door de toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBOopleidingen), kan de toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen. 4. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 3 geeft recht op inschrijving voor de opleiding. Artikel 4.2 Toelatingscommissie De toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Artikel 4.3 Toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in artikel 4.1, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Met het oog op de toelating tot het Masterprogramma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in artikel 4.1 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt desgewenst bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat met betrekking tot het betreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de Nederlandse en Engelse taal. 118
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie Artikel 4.4 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Instroom in de Masteropleiding vindt bij voorkeur plaats aan het begin van het eerste semester. Instroom na dit tijdstip is mogelijk, maar geeft geen garantie op een studeerbaar programma. 2. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats. 3. Een verzoek te worden toegelaten tot de Master Culturele Geografie dient voor 1 juni respectievelijk 1 december te worden ingediend bij de toelatingscommissie. 4. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het derde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 5. De toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde (voor)opleidingen. 6. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 4.5 Voorlopige toelating 1. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in artikel 4.1 genoemde voorwaarden kan in individuele gevallen de examencommissie besluiten de kandidaat toe te laten tot het Masterprogramma mits de kandidaat voldoet aan alle onderstaande voorwaarden: de kandidaat blijft ingeschreven voor de Bacheloropleiding Technische Planologie of de Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen; de student wenst zich in te schrijven voor de Master Culturele Geografie; de student heeft het propedeutisch examen met voldoende resultaat afgelegd; de student is deficiënt voor de onder 4.5.1 genoemde Bachelorexamens voor nog slechts onderdelen die een maximale studielast van ten hoogste 15 EC niet te boven gaan, niet bestaande uit het Bachelor Project. 2. De student die voorlopig is toegelaten tot het Masterprogramma op grond van de voorwaarden genoemd in lid 1 dient het Bachelordiploma te hebben afgerond alvorens hij mag beginnen met de Master Thesis. 3. Een voorlopige toelating dient binnen twaalf maanden te worden vervangen door een toelating krachtens artikel 4.1. 4. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1,2 en 3 genoemde regels als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. 10.1.5
Studiebegeleiding Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie 1. De Faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 Studiebegeleiding De Faculteit draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.
10.1.6
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Overstap van ‘oude stijl’ naar ‘nieuwe stijl’ 1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.1 en 4.2 kan degene die van de doctoraalopleiding Sociale Geografie & Planologie of doctoraalopleiding Technische Planologie het propedeutisch examen heeft behaald, maar niet alle onderdelen van het docto119
Onderwijs- en examenregeling Master Culturele Geografie
2.
rale studieprogramma heeft afgerond voor 1 september 2006 en minimaal 63 studiepunten oude stijl heeft behaald van het tweede en derde studiejaar een verzoek indienen om voorlopig te worden toegelaten tot de Master Culturele Geografie. Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan zij in haar besluit onderdelen aanwijzen, waarvan de student is vrijgesteld.
Artikel 6.2 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur na advies van de opleidingscommissie en na advies of, waar de WHW dit vereist, na instemming van de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.3 Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het Faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. De toelatingsprocedure voor het academisch jaar 2007/2008 kan voorafgaand aan 1 september 2007 gestart worden. Met instemming van de Faculteitsraad, d.d. 13 maart 2007. Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur d.d. 20 maart 2007.
120
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie 10.2
Onderwijs- en Examenregeling Master Economische Geografie 2007/2008
10.2.1
Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de Masteropleiding Economische Geografie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de Faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. De wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. Onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een of meer van de volgende vormen: het maken van een scriptie, het maken van een werkstuk of een proefontwerp, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals werkcolleges en ateliers; e. Examen: het Masterexamen van de opleiding; f. Toelatingscomm: de examencommissie voor alle Masteropleidingen van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is tevens de toelatingscommissie voor alle FRW-Masters. De toelatingscommissie bestaat uit de coördinatoren van de FRW-Masters en de Portefeuillehouder Onderwijs. De Portefeuillehouder Onderwijs is voorzitter van de toelatingscommissie. g. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 juli. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doelstellingen en eindtermen van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: Kennis en inzicht - dat de studenten een zodanige kennis en zodanig inzicht verwerven op het vakgebied zodat zij substantiële en originele bijdragen kunnen leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; - dat de studenten beschikken over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en - publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de economische geografie. Dat zij het vermogen ontwikkelen om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren;
121
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie - dat de studenten in staat zijn om een kritisch oordeel te kunnen vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en – publicaties op het gebied van de economische geografie; - dat de studenten in staat zijn zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van de economische geografie; - dat de studenten een zelfstandige bijdrage kunnen leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van de economische geografie; - dat de studenten paradigma’s binnen het vakgebied kunnen herkennen, alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; Toepassen kennis en inzicht - dat de studenten in staat zijn de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van de economische geografie; - dat de studenten in staat zijn om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; - dat de studenten ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de economische geografie in het wetenschappelijke denken kunnen integreren; - dat de studenten inzicht hebben in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van economische geografie in het bijzonder; - dat de studenten in staat zijn om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; - dat de studenten in staat zijn om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; - dat de studenten in staat zijn om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van de economische geografie; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kunnen vertalen naar andere disciplines; - dat de studenten logisch kunnen redeneren en zelfstandig een probleem kunnen formuleren en analyseren en in staat te zijn om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; - dat de studenten kunnen reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; - dat de studenten kunnen debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; Oordeelsvorming - dat de studenten in staat zijn oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; - dat de studenten bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geven van originaliteit; - dat de studenten in staat zijn tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; - dat de studenten een open en kritische houding hebben ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de economische geografie; Communicatie - dat de studenten in staat zijn om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weten over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift; Leervaardigheden - dat de studenten leervaardigheden bezitten die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; 122
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie - dat de studenten het vermogen ontwikkelen om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; Attitude - dat de studenten een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen ten aanzien van de inhoud en ten aanzien van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de economische geografie. Dat de studenten hieromtrent een standpunt kunnen innemen; - dat de studenten een wetenschappelijke attitude ontwikkelen om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; - dat de studenten zich een attitude eigen maken om zich op het vakgebied van de economische geografie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. 10.2.2
Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Studielast 1. De studielast wordt uitgedrukt in European Credits. 2. De opleiding heeft een studielast van 60 European Credits, volgens het European Credit Transfer System waarbij één European Credit (EC) gelijk staat aan 28 uren studie. Artikel 2.2 Programma’s De opleiding kent één programma: Het programma Economische Geografie, dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als economisch geograaf. Artikel 2.3 Samenstelling programma 1. Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: - Economische Geografie* 5 EC - City en Regio Marketing** 5 EC - Vastgoed en grond** 5 EC - Ruimtelijke economie* 5 EC - Ruimtelijk marktonderzoek**1) 5 EC - Infra Economie & Ruimte** 5 EC - Regionale arbeidsmarkt analyse** 5 EC - Bedrijvendemografie** 5 EC - 3 keuzeblokken à 5 EC 15 EC - Master Thesis 20 EC Totaal: 60 EC 1) wordt afhankelijk van buitenlandse studentendeelname evt. in het Engels gegeven * verplicht ** keuze van minimaal 3 uit 6 2. In de studiegids 2007/2008 van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 Keuzeonderdeel 1. Het keuzegedeelte van het programma wordt ingevuld met onderdelen op Masterniveau. Bij voorkeur kiest de student onderdelen op het gebied van de Ruimtelijke Wetenschappen. 2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire Master-programma’s worden gekozen ter vervanging van bestaande onderdelen. 3. Bij de invulling van het keuzegedeelte van het programma is goedkeuring van de coördinator van de opleiding vereist. 123
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie Artikel 2.5 Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder punt 2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de 2de master is: a. Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; b. Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; c. Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 Taal van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding (voor zover het de verplichte onderdelen betreft) wordt in het Nederlands gegeven; alleen Ruimtelijk Marktonderzoek wordt eventueel in het Engels gegeven. 2. De schriftelijke tentamens worden in het Nederlands en/of in het Engels afgenomen. 3. De mondelinge tentamens worden in het Nederlands en/of in het Engels afgenomen. 4. Van practica, waaronder werkstukken en de Master Thesis mag in het Engels verslag worden gedaan, mits de student het Engels in voldoende mate beheerst. 10.2.3
Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 Algemeen Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: afgerond 6 of hoger, respectievelijk afgerond 5 of lager. Artikel 3.2 Verplichte volgorde 1. De student krijgt, behoudens het bepaalde in lid 2, begeleiding ten behoeve van zijn Master Thesis, nadat alle vakken die vóór de volgens het studierooster geplande aanvang van de scriptie geroosterd zijn met een voldoende zijn afgerond. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1 genoemde regel als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Voor de onderdelen genoemd in artikel 2.3 geldt dat er gedurende het studiejaar tweemaal de gelegenheid wordt geboden het onderdeel met voldoende resultaat af te sluiten: eenmaal direct na afloop van het betreffende studie-onderdeel en een tweede maal (herkansing) op een later tijdstip, voor het einde van het academische jaar. 2. De tijdvakken waarin en de data waarop gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van tentamens, worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt. 3. Een tentamen van een vak dat niet meer wordt aangeboden of substantieel van inhoud verandert, kan in het eerste jaar dat dit het geval is, nog tenminste tweemaal worden afgelegd. 124
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie 4.
Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van het gestelde in de bepalingen in lid 1 t/m 3 van dit artikel.
Artikel 3.4 Beoordeling Master Thesis De beoordeling van de Master Thesis geschiedt aan de hand van een beoordelingskader. De begeleider en een tweede beoordelaar die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie bepalen samen het cijfer. Ze horen in voorkomende gevallen de externe begeleider. Het protocol, waarin het beoordelingskader is vervat, is in hoofstuk 17 van deze gids te vinden en kan ook via Nestor worden gedownload. Artikel 3.5 Vorm van de tentamens 1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.3, worden afgelegd op een door de examinator(en) te bepalen wijze. De bepaalde vorm wordt in de studiegids bekend gemaakt. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 Mondelinge tentamens 1. Tijdens een mondeling tentamen worden niet meer dan twee personen tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in overleg met de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgewenst een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft het Bureau Onderwijs en Examens (BOE) van de Faculteit de nodige gegevens op grond waarvan de uitslag aan de student kan worden bekendgemaakt. De individuele uitslagen worden via het programma ProgressWWW bekend gemaakt. Uitsluitend de door het BOE gepubliceerde tentamenuitslagen zijn rechtsgeldig. 3. In afwijking van de gestelde termijn in artikel 3.7 lid 2 geldt dat voor tentamens afgelegd in de zomerperiode (de periode tussen de laatste dag van het tweede semester en de eerste dag van het daaropvolgende eerste semester van het nieuwe academische jaar) de examinator de uitslag van een schriftelijk tentamen vaststelt voor 1 oktober van het nieuwe academische jaar. 4. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
Artikel 3.8 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
125
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie Artikel 3.9 Inzagerecht 1. Gedurende tenminste 20 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage (incl. het recht om het tentamen te mogen fotograferen) in zijn beoordeeld werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 Vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: - hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; - hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de studievoortgangregistratie van het BOE bewijzen bevat van door de student behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. 3. Het afsluitend examen van de opleiding wordt gehaald indien de student voor elk onderdeel een voldoende resultaat (het cijfer afgerond 6 of hoger) heeft behaald. 4. Het afsluitend examen van de opleiding kan slechts worden afgelegd na goedkeuring van het door de student gevolgde onderwijsprogramma door de examencommissie van de opleiding. Artikel 3.12 Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. 10.2.4
Toelating Artikel 4.1 Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de Masteropleiding Economische Geografie. De bezitter van het diploma van de Bacheloropleiding (Technische) Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie (SG&P) van een van de andere Nederlandse universiteiten wordt eveneens geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden, en wordt uit dien hoofde ook toegelaten tot de Masteropleiding Economische Geografie. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt wel geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaal geografische vakken. De Minor Economie en Ruimte strekt tot aanbeveling. Zie onderwijs- en examenreglement bachelor Sociale Geografie en Planologie. 2. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Economische Geografie zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen ver126
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie
3.
4.
gelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de toelatingscommissie. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Economische Geografie zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, dat na afronding van een door de toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBOopleidingen), kan de toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 4 geeft recht op inschrijving voor de opleiding.
Artikel 4.2 Toelatingscommissie De toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Artikel 4.3 Toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in artikel 4.1, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Met het oog op de toelating tot het Masterprogramma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in artikel 4.1 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt desgewenst bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat met betrekking tot het betreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de Engelse taal. Artikel 4.4 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Instroom in de Masteropleiding vindt bij voorkeur plaats aan het begin van het eerste semester. Instroom na dit tijdstip is mogelijk, maar geeft geen garantie op een studeerbaar programma. 2. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats. 3. Een verzoek te worden toegelaten tot de Master Economische Geografie dient voor 1 juni respectievelijk 1 december te worden ingediend bij de toelatingscommissie. 4. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het derde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 5. De toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde (voor)opleidingen. 6. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
127
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie Artikel 4.5 Voorlopige toelating 1. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in artikel 4.1 genoemde voorwaarden kan in individuele gevallen de examencommissie besluiten de kandidaat voorlopig toe te laten tot het Masterprogramma mits de kandidaat voldoet aan alle onderstaande voorwaarden: a. de kandidaat blijft ingeschreven voor de Bacheloropleiding Technische Planologie of de Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. b. de student wenst zich in te schrijven voor de Master Economische Geografie; c. de student heeft het propedeutisch examen met voldoende resultaat afgelegd; d. de student is deficiënt voor het onder a) genoemde Bachelorexamens voor nog slechts onderdelen die een maximale studielast van ten hoogste 15 EC niet te boven gaan, niet bestaande uit het Bachelor Project. 2. De student die voorlopig is toegelaten tot het Masterprogramma op grond van de voorwaarden genoemd in lid 1 dient het Bachelordiploma te hebben afgerond alvorens hij mag beginnen met de Master Thesis. 3. Een voorlopige toelating dient binnen twaalf maanden te worden vervangen door een toelating krachtens artikel 4.1. 4. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1,2 en 3 genoemde regels als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. 10.2.5
Studiebegeleiding Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie 1. De Faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 Studiebegeleiding De Faculteit draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.
10.2.6
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Overstap van ‘oude stijl’ naar ‘nieuwe stijl’ 1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.1 en 4.2 kan degene die van de doctoraalopleiding Sociale Geografie & Planologie of doctoraalopleiding Technische Planologie het propedeutisch examen heeft behaald, maar niet alle onderdelen van het doctorale studieprogramma heeft afgerond voor 1 september 2006 en minimaal 63 studiepunten oude stijl heeft behaald van het tweede en derde studiejaar een verzoek indienen om voorlopig te worden toegelaten tot de Masteropleiding Economische Geografie. 2. Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan zij in haar besluit onderdelen aanwijzen, waarvan de student is vrijgesteld. Artikel 6.2 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur na advies van de opleidingscommissie en na advies of, waar de WHW dit vereist, na instemming van de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student.
128
Onderwijs- en examenregeling Master Economische Geografie Artikel 6.3 Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het Faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. De toelatingsprocedure voor het academisch jaar 2007/2008 kan voorafgaand aan 1 september 2007 gestart worden. Met instemming van de Faculteitsraad, d.d. 13 maart 2007. Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur d.d. 20 maart 2007.
129
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde 10.3
Onderwijs- en Examenregeling Master Vastgoedkunde 2007/2008
10.3.1
Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de Masteropleiding Vastgoedkunde, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de Faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. De wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. Onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een of meer van de volgende vormen: het maken van een scriptie, het maken van een werkstuk of een proefontwerp, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals werkcolleges en ateliers; e. Examen: het Masterexamen van de opleiding; f. Toelatingscomm: de examencommissie voor alle Masteropleidingen van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is tevens de toelatingscommissie voor alle FRW-Masters. De toelatingscommissie bestaat uit de coördinatoren van de FRW-Masters en de Portefeuillehouder Onderwijs. De Portefeuillehouder Onderwijs is voorzitter van de toelatingscommissie. g. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 juli. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doelstellingen en eindtermen van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: Kennis en inzicht - dat de studenten een zodanige kennis en zodanig inzicht verwerven op het vakgebied zodat zij substantiële en originele bijdragen kunnen leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; - dat de studenten beschikken over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en - publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de vastgoedkunde. Dat zij het vermogen ontwikkelen om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; - dat de studenten in staat zijn om een kritisch oordeel te kunnen vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties op het gebied van de vastgoedkunde; 130
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde - dat de studenten in staat zijn zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van de vastgoedkunde; - dat de studenten een zelfstandige bijdrage kunnen leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van de vastgoedkunde; - dat de studenten paradigma’s binnen het vakgebied kunnen herkennen, alsmede de condities waaronder deze van toepassing worden geacht; Toepassen kennis en inzicht - dat de studenten in staat zijn de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van de vastgoedkunde; - dat de studenten in staat zijn om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; - dat de studenten ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de vastgoedkunde in het wetenschappelijke denken kunnen integreren; - dat de studenten inzicht hebben in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van vastgoedkunde in het bijzonder; - dat de studenten in staat zijn om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; - dat de studenten in staat zijn om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; - dat de studenten in staat zijn om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van de vastgoedkunde; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kunnen vertalen naar andere disciplines; - dat de studenten logisch kunnen redeneren en zelfstandig een probleem kunnen formuleren en analyseren en in staat te zijn om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; - dat de studenten kunnen reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; - dat de studenten kunnen debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; Oordeelsvorming - dat de studenten in staat zijn oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; - dat de studenten bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geven van originaliteit; - dat de studenten in staat zijn tot een kritische reflectie op redeneerwijzen, argumentatie en standpunten; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; - dat de studenten een open en kritische houding hebben ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de vastgoedkunde; Communicatie - dat de studenten in staat zijn om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weten over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift;
131
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde Leervaardigheden - dat de studenten leervaardigheden bezitten die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; Attitude - dat de studenten een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen ten aanzien van de inhoud en ten aanzien van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de vastgoedkunde. Dat de studenten hieromtrent een standpunt kunnen innemen; - dat de studenten een wetenschappelijke attitude ontwikkelen om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; - dat de studenten zich een attitude eigen maken om zich op het vakgebied van de vastgoedkunde te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. 10.3.2
Opbouw van de opleiding. Artikel 2.1 Studielast 1. De studielast wordt uitgedrukt in European Credits. 2. De opleiding heeft een studielast van 60 European Credits, volgens het European Credit Transfer System, waarbij één European Credit (EC) gelijk staat aan 28 uren studie. Artikel 2.2 Programma’s De opleiding kent één programma: Het programma Vastgoedkunde, dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als vastgoedonderzoeker, vastgoedadviseur of vastgoedontwikkelaar. Artikel 2.3 Samenstelling programma 1. Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Vastgoedontwikkeling* 5 EC Vastgoed en grond* 5 EC Bouwrecht** 5 EC Process & Project Management**1) 5 EC Financiering** 5 EC Vastgoedbelegging** 5 EC 3 Keuzeblokken a 5 EC 15 EC Master Thesis 20 EC Totaal: 60 EC 1) wordt afhankelijk van buitenlandse studentendeelname evt. in het Engels gegeven. * verplicht ** keuze van 3 uit 4 2. In de studiegids 2007/2008 van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 Keuzeonderdeel Het keuzegedeelte van het programma wordt ingevuld met onderdelen op Masterniveau. Bij voorkeur kiest de student onderdelen op het gebied van de Ruimtelijke Wetenschappen. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire Masterprogramma’s worden gekozen ter vervanging van bestaande onderdelen. Bij de invulling van het keuzegedeelte van het programma is goedkeuring van de coördinator van de opleiding vereist. 132
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde Artikel 2.5 Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder punt 2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de 2de master is: a. Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; b. Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; c. Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 Taal van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding (voor zover het de verplichte onderdelen betreft) wordt in het Nederlands gegeven; alleen Process & Project Management wordt eventueel in het Engels gegeven. 2. De schriftelijke tentamens worden in het Nederlands en/of in het Engels afgenomen. 3. De mondelinge tentamens worden in het Nederlands en/of in het Engels afgenomen. 4. Van practica, waaronder werkstukken en de Master Thesis mag in het Engels verslag worden gedaan, mits de student het Engels in voldoende mate beheerst. 10.3.3
Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 Algemeen 1. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: afgerond 6 of hoger, respectievelijk afgerond 5 of lager. Artikel 3.2 Verplichte volgorde 1. De student krijgt, behoudens het bepaalde in lid 2, begeleiding ten behoeve van zijn Master Thesis, nadat alle vakken die vóór de volgens het studierooster geplande aanvang van de scriptie geroosterd zijn met een voldoende zijn afgerond. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1 genoemde regel als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Voor de onderdelen genoemd in artikel 2.3 geldt dat er gedurende het studiejaar tweemaal de gelegenheid wordt geboden het onderdeel met voldoende resultaat af te sluiten: eenmaal direct na afloop van het betreffende studie-onderdeel en een tweede maal (herkansing) op een later tijdstip, voor het einde van het academische jaar. 2. De tijdvakken waarin en de data waarop gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van tentamens, worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt. 3. Een tentamen van een vak dat niet meer wordt aangeboden of substantieel van inhoud verandert, kan in het eerste jaar dat dit het geval is, nog tenminste tweemaal worden afgelegd. 133
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde 4.
Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van het gestelde in de bepalingen in lid 1 t/m 3 van dit artikel.
Artikel 3.4 Beoordeling Master Thesis De beoordeling van de Master Thesis geschiedt aan de hand van een beoordelingskader. De begeleider en een tweede beoordelaar die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie bepalen samen het cijfer. Ze horen in voorkomende gevallen de externe begeleider. Het protocol, waarin het beoordelingskader is vervat, is in hoofdstuk 17 van deze gids te vinden en kan ook via Nestor worden gedownload. Artikel 3.5 Vorm van de tentamens 1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.3, worden afgelegd op een door de examinator(en) te bepalen wijze. De bepaalde vorm wordt in de studiegids bekend gemaakt. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 Mondelinge tentamens 1. Tijdens een mondeling tentamen worden niet meer dan twee personen tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in overleg met de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt desgewenst de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft het Bureau Onderwijs en Examens (BOE) van de Faculteit de nodige gegevens op grond waarvan de uitslag aan de student kan worden bekendgemaakt. De individuele uitslagen worden via het programma ProgressWWW bekend gemaakt. Uitsluitend de door het BOE gepubliceerde tentamenuitslagen zijn rechtsgeldig. 3. In afwijking van de gestelde termijn in artikel 3.7 lid 2 geldt dat voor tentamens afgelegd in de zomerperiode (de periode tussen de laatste dag van het tweede semester en de eerste dag van het daaropvolgende eerste semester van het nieuwe academische jaar) de examinator de uitslag van een schriftelijk tentamen vaststelt voor 1 oktober van het nieuwe academische jaar. 4. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 3.8 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
134
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde Artikel 3.9 Inzagerecht 1. Gedurende tenminste 20 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage (incl. het recht om het tentamen te mogen fotograferen) in zijn beoordeeld werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 Vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: - hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; - hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de studievoortgangregistratie van het BOE bewijzen bevat van door de student behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. 3. Het afsluitend examen van de opleiding wordt gehaald indien de student voor elk onderdeel een voldoende resultaat (het cijfer afgerond 6 of hoger) heeft behaald. 4. Het afsluitend examen van de opleiding kan slechts worden afgelegd na goedkeuring van het door de student gevolgde onderwijsprogramma door de examencommissie van de opleiding. Artikel 3.12 Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. 10.3.4
Toelating Artikel 4.1 Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de Masteropleiding Vastgoedkunde. De bezitter van het diploma van de Bacheloropleiding (Technische) Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen of het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie (SG&P) van de Nederlandse universiteiten wordt geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de Masteropleiding Vastgoedkunde. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaal geografische vakken. De Minor Economie en Ruimte strekt tot aanbeveling. Zie onderwijs- en examenreglement bachelor Sociale Geografie en Planologie. 2. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Vastgoedkunde zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar 135
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde
3.
4.
zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de toelatingscommissie. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Vastgoedkunde zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, welke na afronding van een door de toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBO-opleidingen), kan de toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. De betreffende kandidaat dient het Engels in voldoende mate te beheersen, zie artikel 4.3. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 4 geeft recht op inschrijving voor de opleiding.
Artikel 4.2 Toelatingscommissie De toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Artikel 4.3 Toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in artikel 4.1, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Met het oog op de toelating tot het Masterprogramma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in artikel 4.1 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt desgewenst bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat met betrekking tot het betreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de Engelse taal. Artikel 4.4 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Instroom in de Masteropleiding vindt bij voorkeur plaats aan het begin van het eerste semester. Instroom na dit tijdstip is mogelijk, maar geeft geen garantie op een studeerbaar programma. 2. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats. 3. Een verzoek te worden toegelaten tot de Master Vastgoedkunde dient voor 1 juni respectievelijk 1 december te worden ingediend bij de toelatingscommissie. 4. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het derde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 5. De toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde (voor)opleidingen. 6. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 4.5 Voorlopige toelating 1. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in artikel 4.1 genoemde voorwaarden kan in individuele gevallen de examencommissie besluiten de kandidaat toe te laten tot het Masterprogramma mits de kandidaat voldoet aan alle onderstaande voorwaarden: a. de kandidaat blijft ingeschreven voor de Bacheloropleiding Technische Planologie of de Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen; b. de student wenst zich in te schrijven voor de Master Vastgoedkunde; c. de student heeft het propedeutisch examen met voldoende resultaat afgelegd; d. de student is deficiënt voor het onder a) genoemde Bachelorexamens voor nog slechts onderdelen die een maximale studielast van ten hoogste 15 EC niet te boven gaan, niet bestaande uit het Bachelor Project. 136
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde 2.
3. 4.
10.3.5
De student die voorlopig is toegelaten tot het Masterprogramma op grond van de voorwaarden genoemd in lid 1 dient het Bachelordiploma te hebben afgerond alvorens hij mag beginnen met de Master Thesis. Een voorlopige toelating dient binnen twaalf maanden te worden vervangen door een toelating krachtens artikel 4.1. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1,2 en 3 genoemde regels als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad.
Studiebegeleiding Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie 1. De Faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 Studiebegeleiding De Faculteit draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.
10.3.6
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Overstap van ‘oude stijl’ naar ‘nieuwe stijl’ 1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.1 en 4.2 kan degene die van de doctoraalopleiding Sociale Geografie & Planologie het propedeutisch examen heeft behaald, maar niet alle onderdelen van het doctorale studieprogramma heeft afgerond voor 1 september 2006 en minimaal 63 studiepunten oude stijl heeft behaald van het tweede en derde studiejaar een verzoek indienen om voorlopig te worden toegelaten tot de Master Vastgoedkunde. 2. Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan zij in haar besluit onderdelen aanwijzen, waarvan de student is vrijgesteld. Artikel 6.2 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur na advies van de opleidingscommissie en na advies of, waar de WHW dit vereist, na instemming van de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.3 Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het Faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
137
Onderwijs- en examenregeling Master Vastgoedkunde Artikel 6.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. De toelatingsprocedure voor het academisch jaar 2007/2008 kan voorafgaand aan 1 september 2007 gestart worden. Met instemming van de Faculteitsraad, d.d. 13 maart 2007. Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur d.d. 20 maart 2007.
138
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie 10.4
Onderwijs- en Examenregeling Master Planologie 2007/2008
10.4.1
Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de Masteropleiding Planologie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de Faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. De wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. Student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. Onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. Practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een of meer van de volgende vormen: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, - het doorlopen van een stage, - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals werkcolleges en ateliers; e. Examen: het Masterexamen van de opleiding; f. Toelatingscomm: de examencommissie voor alle Masteropleidingen van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen (FRW) is tevens de toelatingscommissie voor alle FRW-Masters. De toelatingscommissie bestaat uit de coördinatoren van de FRW-Masters en de Portefeuillehouder Onderwijs. De Portefeuillehouder Onderwijs is voorzitter van de toelatingscommissie. g. Semester: deel van het studiejaar, beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 1 juli. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doelstellingen en eindtermen van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: Kennis en inzicht - dat de studenten een zodanige kennis en zodanig inzicht verwerven op het vakgebied zodat zij substantiële en originele bijdragen kunnen leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, met name in onderzoeksverband; - dat de studenten beschikken over kennis op het niveau van internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties van de theorieën, methoden & technieken en ethische grondslagen behorende bij het vakgebied van de planologie. Dat zij het vermogen ontwikkelen om genoemde kennis in samenhang te kunnen interpreteren; - dat de studenten in staat zijn om een kritisch oordeel te kunnen vormen over de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in internationale wetenschappelijke handboeken en wetenschappelijke publicaties op het gebied van planologie; 139
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie - dat de studenten in staat zijn zelfstandig specifieke onderzoeks- en analysemethoden te hanteren binnen het werkterrein van planologie; - dat de studenten een zelfstandige bijdrage kunnen leveren aan de kennisvermeerdering ten behoeve van het vakgebied van planologie; - dat de studenten paradigma’s binnen het vakgebied kunnen toepassen en in twijfel trekken; Toepassen kennis en inzicht - dat de studenten in staat zijn de verworven kennis en inzichten en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied van planologie; - dat de studenten in staat zijn om kennis en inzicht te integreren en toe te passen op complexe vraagstukken; - dat de studenten ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in de planologie in het wetenschappelijke denken kunnen integreren; - dat de studenten inzicht hebben in en visie hebben op de toepassingsmogelijkheden en beperkingen van de wetenschap in het algemeen en van planologie in het bijzonder; - dat de studenten in staat zijn om zelfstandig richting en uitvoering te geven aan onderzoek al dan niet in interdisciplinair verband; - dat de studenten in staat zijn om aanzetten te geven tot grensverleggend onderzoek; - dat de studenten in staat zijn om theoretische inzichten binnen het vakgebied toe te passen bij de analyse van concrete vraagstukken op het gebied van planologie; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot interdisciplinaire samenwerking en daarbij de inbreng van de eigen discipline kunnen vertalen naar andere disciplines; - dat de studenten logisch kunnen redeneren en zelfstandig een probleem kunnen formuleren en analyseren en in staat te zijn om tot een oplossingsgerichte synthese te komen; - dat de studenten kunnen reflecteren op de diversiteit en complexiteit van maatschappelijke structuren en processen, en interacties met omgevingsstructuren en omgevingsprocessen; - dat de studenten kunnen debatteren over de nieuwste ontwikkelingen binnen het vakgebied en consequenties daarvan voor de maatschappij; Oordeelsvorming - dat de studenten in staat zijn oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, met meeweging van sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden; - dat de studenten bij een kritische reflectie op het eigen wetenschappelijke handelen blijk geven van originaliteit; - dat de studenten in staat zijn tot een kritische reflectie op redeneerwijzen en standpunten; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen tot evalueren en kritisch op waarde schatten van ruimtelijke effecten van ingrepen; - dat de studenten een open en kritische houding hebben ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van planologie; Communicatie - dat de studenten in staat zijn om conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig weten over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten, zowel in woord als geschrift;
140
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie Leervaardigheden - dat de studenten leervaardigheden bezitten die hen in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter; - dat de studenten het vermogen ontwikkelen om na afstuderen zelfstandig relevante ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied kritisch te blijven volgen; Attitude - dat de studenten een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen ten aanzien van de inhoud en nieuwe ideeën en ontwikkelingen binnen het vakgebied van de planologie. Dat de studenten hieromtrent een standpunt kunnen innemen; - dat de studenten een wetenschappelijke attitude ontwikkelen om op een professionele wijze in geëigende maatschappelijke en wetenschappelijke functies werkzaam te zijn; - dat de studenten zich een attitude eigen maken om zich op het vakgebied van de planologie te blijven ontwikkelen. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. 10.4.2
Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Studielast 1. De studielast wordt uitgedrukt in European Credits. 2. De opleiding heeft een studielast van 60 European Credits, volgens het European Credit Transfer System, waarbij één European Credit (EC) gelijk staat aan 28 uren studie. Artikel 2.2 Programma’s De opleiding kent één programma: - Het programma Planologie, dat voorbereidt op de beroepsuitoefening als planoloog op het gebied van de planologie. Artikel 2.3 Samenstelling programma 1. Het programma omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Literatuurstudie 2 EC Projectweek 1 EC Omgevingsplanning 2 EC Planning Theory 2 (in Engelse taal) 5 EC Vastgoed en Grond 5 EC Stadsplanning 5 EC Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing 5 EC Heritage Planning (in Engelse taal) 4 EC Groepsproject 6 EC Keuzevak 5 EC Master thesis 20 EC Totaal: 60 EC 2. In de studiegids 2007/2008 van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van het programma nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 2.4 Keuzeonderdeel Het keuzegedeelte van het programma wordt ingevuld met een onderdeel op Masterniveau. Bij voorkeur kiest de student een onderdeel op het gebied van de Ruimtelijke Wetenschappen. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire Masterprogramma’s worden gekozen ter vervanging van bestaande onderdelen. Bij de invulling van het keuzegedeelte van het programma is goedkeuring van de coördinator van de opleiding vereist. 141
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie Artikel 2.5 Vrijstellingen tweede master 1. In het geval een student een tweede master aan de faculteit wil volgen, mag het programma van de tweede master hooguit een overlap hebben van 10 EC met het programma van de eerste master. 2. Het is niet toegestaan om verplichte dan wel keuzevakken uit de eerste master als keuzevakken in de tweede master op te nemen. Alleen vakken die in de eerste master als verplicht dan wel keuzevak gevolgd zijn, en in de tweede master ook verplicht zijn, komen voor vrijstelling in aanmerking, tot het genoemde maximum van 10 EC per master. 3. Gebonden keuzevakken gelden als verplichte vakken. 4. Als er volgens onder punt 2 genoemde regel meer dan 10 EC in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling, beslist de examencommissie welke voor vrijstelling in aanmerking komende vak(ken) afval(t)(len). 5. De volgorde van vrijstelling voor een verplicht vak in de 2de master is: a. Eerst de verplichte vakken uit de eerste master; b. Dan de door de coördinator van de eerste master goedgekeurde reguliere keuzevakken – tot de keuzeruimte van het programma behorend – uit de eerste master; c. Pas in derde instantie de extra gevolgde keuzevakken uit de eerste master. 6. Extra – boven het minimum van 60 EC – gevolgde vakken uit de eerste master komen in principe wel in aanmerking voor de vrijstellingsregeling onder punt 2 t/m 5 genoemd, maar potentieel vrijstelbare extra vakken uit de eerste master mogen niet voor een tweede keer als extra keuzevakken aan de tweede master worden toegevoegd. Artikel 2.6 Taal van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding wordt in het Nederlands gegeven. Uitzondering hierop vormen de vakken Planning Theory 2 en Heritage Planning, welke in de Engelse taal worden gegeven. 2. De schriftelijke tentamens worden in het Nederlands afgenomen. Uitzondering hierop vormen de vakken Planning Theory 2 en Heritage Planning, waarvan de tentamens in zowel de Nederlandse als de Engelse taal worden afgenomen. Het is toegestaan om de vragen in het Nederlands te beantwoorden. 3. De mondelinge tentamens worden in het Engels of in het Nederlands afgenomen. 4. Practica, waaronder werkstukken en de Master Thesis mogen in het Nederlands of in het Engels worden geschreven. 10.4.3
Tentamens en examen van de opleiding Artikel 3.1 Algemeen 1. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: afgerond 6 of hoger, respectievelijk afgerond 5 of lager. Artikel 3.2 Verplichte volgorde 1. De student krijgt, behoudens het bepaalde in lid 2, begeleiding ten behoeve van zijn Master Thesis, nadat alle vakken die vóór de volgens het studierooster geplande aanvang van de scriptie geroosterd zijn met een voldoende zijn afgerond. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1 genoemde regel als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Voor de onderdelen genoemd in artikel 2.3 geldt dat er gedurende het studiejaar tweemaal de gelegenheid wordt geboden het onderdeel met voldoende resultaat af te sluiten: eenmaal direct na afloop van het betreffende studie-onderdeel en een tweede maal (herkansing) op een later tijdstip, voor het einde van het academische jaar. 142
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie 2. 3.
4.
De tijdvakken waarin en de data waarop gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van tentamens, worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt. Een tentamen van een vak dat niet meer wordt aangeboden of substantieel van inhoud verandert, kan in het eerste jaar dat dit het geval is, nog tenminste tweemaal worden afgelegd. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van het gestelde in de bepalingen in lid 1 t/m 3 van dit artikel.
Artikel 3.4 Beoordeling Master Thesis De beoordeling van de Master Thesis geschiedt aan de hand van een beoordelingskader. De begeleider en een tweede beoordelaar die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie bepalen samen het cijfer. Ze horen in voorkomende gevallen de externe begeleider. Het protocol, waarin het beoordelingskader is vervat, is in hoofdstuk 17 van deze gids te vinden en kan ook via Nestor worden gedownload of via de coördinator worden verkregen. Artikel 3.5 Vorm van de tentamens 1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.3, worden afgelegd op een door de examinator(en) te bepalen wijze. De bepaalde vorm wordt in de studiegids bekend gemaakt. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.6 Mondelinge tentamens 1. Tijdens een mondeling tentamen worden niet meer dan twee personen tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in overleg met de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Artikel 3.7 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt desgewenst de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft het Bureau Onderwijs en Examens (BOE) van de Faculteit de nodige gegevens op grond waarvan de uitslag aan de student kan worden bekendgemaakt. De individuele uitslagen worden via het programma Progress bekend gemaakt. Uitsluitend de door het BOE gepubliceerde tentamenuitslagen zijn rechtsgeldig. 3. In afwijking van de gestelde termijn in artikel 3.7 lid 2 geldt dat voor tentamens afgelegd in de zomerperiode (de periode tussen de laatste dag van het tweede semester en de eerste dag van het daaropvolgende eerste semester van het nieuwe academische jaar) de examinator de uitslag van een schriftelijk tentamen vaststelt voor 1 oktober van het nieuwe academische jaar. 4. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 3.8 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
143
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
Artikel 3.9 Inzagerecht 1. Gedurende tenminste vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage (incl. het recht om het tentamen te mogen fotograferen) in zijn beoordeeld werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 Vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: - hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; - hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de studievoortgangregistratie van het BOE bewijzen bevat van door de student behaalde tentamens en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. 3. Het afsluitend examen van de opleiding wordt gehaald indien de student voor elk onderdeel een voldoende resultaat (het cijfer 5,5 of hoger) heeft behaald. 4. Het afsluitend examen van de opleiding kan slechts worden afgelegd na goedkeuring van het door de student gevolgde onderwijsprogramma door de examencommissie van de opleiding. Artikel 3.12 Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Science’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. 10.4.4
Toelating Artikel 4.1 Vooropleiding 1. Conform artikel 7.30a van de WHW wordt degene die het Bachelordiploma Sociale Geografie & Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen heeft behaald toegelaten tot de Masteropleiding Planologie. De Minor Milieu- en infrastructuurplanning strekt hierbij tot aanbeveling. Zie opleiding- en examenreglement bachelor Sociale Geografie & Planologie. De bezitter van het Bachelordiploma Technische Planologie wordt eveneens toegelaten tot de opleiding. De student met een Bachelor Technische Planologie wordt geadviseerd daarnaast voldoende kennis te hebben van sociaal geografische vakken. De Minor Soci144
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie
2.
3.
4.
5.
ale Geografie & Planologie strekt hierbij tot aanbeveling. Zie opleiding- en examenreglement bachelor Sociale Geografie & Planologie. De bezitter van het diploma van een Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie (SG&P) van een van de andere Nederlandse universiteiten wordt geacht te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de Masteropleiding Planologie. De Minor milieu- en infrastructuurplanning strekt tot aanbeveling. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Planologie zijn de bezitters van een Nederlands of een buitenlands Bachelor- of Masterdiploma waarvan de eindtermen vergelijkbaar zijn met die van de onder lid 1 genoemde Bacheloropleiding, zulks ter beoordeling van de toelatingscommissie. Toelaatbaar tot de Masteropleiding Planologie zijn de bezitters van een toelatingsbewijs, welke na afronding van een door de toelatingscommissie opgesteld schakelprogramma kan worden verkregen. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden ten aanzien van de eindtermen (bijvoorbeeld HBO-opleidingen), kan de toelatingscommissie een schakelprogramma opstellen dat eerst moet worden afgerond. Toelating als bedoeld in de leden 1 t/m 4 geeft recht op inschrijving voor de opleiding.
Artikel 4.2 Toelatingscommissie De toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 4.1 is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Artikel 4.3 Toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in artikel 4.1, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Met het oog op de toelating tot het Masterprogramma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in artikel 4.1 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt desgewenst bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat met betrekking tot het betreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de Engelse taal. 3. De betreffende kandidaat dient het Engels op VWO-niveau te beheersen.
Artikel 4.4 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Instroom in de Masteropleiding vindt bij voorkeur plaats aan het begin van het eerste semester. Instroom na dit tijdstip is mogelijk, maar geeft geen garantie op een studeerbaar programma. 2. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats. 3. Een verzoek te worden toegelaten tot de Master Planologie dient voor 1 juni respectievelijk 1 december te worden ingediend bij de toelatingscommissie. 4. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het derde lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 5. De toelatingscommissie beslist voor 1 juli respectievelijk 1 januari op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde (voor)opleidingen. 6. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
145
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie Artikel 4.5 Voorlopige toelating 1. Indien de kandidaat niet voldoet aan de in artikel 4.1 genoemde voorwaarden kan in individuele gevallen de examencommissie besluiten de kandidaat toe te laten tot het Masterprogramma mits de kandidaat voldoet aan alle onderstaande voorwaarden: - de kandidaat blijft ingeschreven voor de Bacheloropleiding Technische Planologie of de Bacheloropleiding Sociale Geografie & Planologie aan de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen; - de student wenst zich te inschrijven voor de Master Planologie; - de student heeft het propedeutisch examen met voldoende resultaat afgelegd; - de student is deficiënt voor het onder a) genoemde Bachelorexamens voor nog slechts onderdelen die een maximale studielast van ten hoogste 15 EC niet te boven gaan, niet bestaande uit het Bachelor Project. 2. De student die voorlopig is toegelaten tot het Masterprogramma op grond van de voorwaarden genoemd in lid 1 dient het Bachelordiploma te hebben afgerond alvorens hij mag beginnen met de Master Thesis. 3. Een voorlopige toelating dient binnen twaalf maanden te worden vervangen door een toelating krachtens artikel 4.1. 4. Op verzoek van de student kan de examencommissie afwijken van in lid 1, 2 en 3 genoemde regels als door toepassing ervan de studievoortgang van de betreffende student in ernstige mate wordt geschaad. 10.4.5
Studiebegeleiding Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie 1. De Faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.2 Studiebegeleiding De Faculteit draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.
10.4.6
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Overstap van ‘oude stijl’ naar ‘nieuwe stijl’ 1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.1 en 4.2 kan degene die van de doctoraalopleiding Sociale Geografie en Planologie of doctoraalopleiding Technische Planologie het propedeutisch examen heeft behaald, maar niet alle onderdelen van het doctorale studieprogramma heeft afgerond voor 1 september 2007 en minimaal 63 studiepunten oude stijl heeft behaald van het tweede en derde studiejaar een verzoek indienen om voorlopig te worden toegelaten tot de Master Planologie. 2. Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan zij in haar besluit onderdelen aanwijzen, waarvan de student is vrijgesteld.
Artikel 6.2 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur na advies van de opleidingscommissie en na advies of, waar de WHW dit vereist, na instemming van de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. 146
Onderwijs- en examenregeling Master Planologie Artikel 6.3 Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het Faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. De toelatingsprocedure voor het academisch jaar 2007/2008 kan voorafgaand aan 1 september 2007 gestart worden. Met instemming van de Faculteitsraad, d.d. 13 maart 2007. Aldus vastgesteld door het Faculteitsbestuur d.d. 20 maart 2007.
147
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG 10.5
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG
10.5.1
Algemeen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de universitaire lerarenopleidingen, verzorgd door en onder verantwoordelijkheid van het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG), alsmede voor de onderdelen uit de facultaire Educatieve Masteropleidingen voor zover deze worden uitgevoerd door het UOCG, welke opleidingen leiden tot een eerstegraads bevoegdheid voor de schoolvakken: a. aardrijkskunde b. algemene economie c. biologie d. Duits e. Engels f. filosofie g. Frans h. Fries i. geschiedenis j. informatica k. Klassieke talen en KCV l. maatschappijleer m. management en organisatie (voorheen bedrijfseconomie) n. natuurkunde o. Nederlands p. scheikunde q. Spaans r. wiskunde verder te noemen: de opleiding. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: - de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; - de lerarenopleiding: de opleiding welke opleidt tot een eerstegraads leraarbevoegdheid voor een bepaald schoolvak; - de school: de school voor voortgezet onderwijs welke fungeert als stageverlenende instelling voor de student; - duale opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.7 van de wet; - student: hij/zij die is ingeschreven voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; - onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; - professionaliseringstaak: opdracht tot het vervaardigen van een product waarmee de student kan aantonen te beschikken over voor het leraarsberoep relevante startbekwaamheden. De gehele opleiding is opgebouwd uit professionaliseringstaken. - practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet in de volgende vorm: - het doorlopen van een stage, - tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus zoals deze tot uiting komen in het eindproduct van een professionaliseringstaak, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek, als bedoeld in art. 7.10 van de wet. - Mentor: functionaris welke van opleidingswege is belast met de begeleiding van de professionele ontwikkeling van de student - Tutor: functionaris welke van opleidingswege is belast met de bewaking van de kwaliteit van de beoordeling van de professionele ontwikkeling van de student 148
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG -
Schoolopleider: functionaris welke van schoolwege is belast met de begeleiding van de professionele ontwikkeling van de student Coach: functionaris welke van schoolwege is belast met de begeleiding van de stageactiviteiten van de de student Vakdidacticus: functionaris welke van opleidingswege verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke en vakdidactische ondersteuning van de student
Artikel 1.3. Doel van de opleiding De eerstegraads leraar wordt primair opgeleid voor het 'eerstegraads gebied': de bovenbouw van havo en vwo. De eerstegraads bevoegdheid is echter inclusief. Dit betekent dat eerstegraads leraren werkzaam zijn in zowel het vmbo, als in de onderbouw (basisvorming), alsook in de bovenbouw (Tweede Fase) van het voortgezet onderwijs. Het UOCG legt het accent op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw (VHO) zoals geformuleerd en de Wet BiO. In de opleiding streven we bekwaamheid (competentie) na op een zevental samenhangende terreinen die daar van belang zijn en de daaraan verbonden beroepsvereisten. De eerstegraads leraar die de lerarenopleiding van het UOCG met goed gevolg heeft doorlopen is: 1. a. b. c.
Interpersoonlijk competent onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid is zich bewust van eigen houding en gedrag en de invloed daarvan op leerlingen en heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen.
2. a. b.
Pedagogisch competent onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon en realiseert zo'n veilige leeromgeving voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen.
c.
3. a. b.
c.
Vakdidactisch competent onderschrijft zijn vakdidactische verantwoordelijkheid heeft voldoende vakdidactische kennis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich op een goede manier de leerinhouden van een bepaald vak(gebied) eigen kunnen maken en kan een dergelijke leeromgeving in de praktijk realiseren voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen.
4. a. b.
Organisatorisch competent onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn groepen en zijn andere contacten met leerlingen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Hij doet dit overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. Hij is in alle opzichten voor zichzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder.
5. a. b.
Competent in het samenwerken met collega’s onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s en heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie.
149
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG 6. a. b.
7. a. b.
Competent in het samenwerken met de omgeving onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school en heeft voldoende kennis en vaardigheid om samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de opleiding en vorming van en de zorg voor de leerlingen en bij de school. Competent in reflectie en ontwikkeling en onderzoek ten dienste van de eigen professionele ontwikkeling en de ontwikkeling van het schoolvak, het beroep en de school onderschrijft de verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap, zijn bekwaamheid als leraar en de onderwijspraktijk.
De universitaire lerarenopleiding heeft daarbij als taak eerstegraads leraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Zij doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoeksmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. Artikel 1.4 Voltijds/deeltijds De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd en kent zowel duale als niet- duale trajecten. Artikel 1.5 De examens van de opleiding In de opleiding kan het volgende examen worden afgelegd: het afsluitend examen 10.5.2
Het afsluitend examen Artikel 2.1. De examenonderdelen: Het examen omvat voor alle schoolvakken de volgende professionaliseringstaken: UOCM0110 UOCM0225 UOCM0302 UOCM0409 UOCM0506 UOCM0603 UOCM0703 UOCM0802
Basiscursus lerarenopleiding (10 ECTS) Werken op school (25 ETCS) Reflectie op professionele ontwikkeling (2 ECTS) Probleemgericht ontwerpen (9 ECTS) Schoolvak I (6 ECTS) Schoolvak II (3 ECTS) Leerprocessen (3 ECTS) Vrije keuze (2 ECTS)
Artikel 2.2 Volgtijdelijkheid van de examenonderdelen Met de in artikel 6 genoemde onderdelen UOCM0225 tot en met UOCM0802 van de opleiding kan niet eerder worden aangevangen dan nadat het examenonderdeel UOCM0110 met goed gevolg is afgelegd.
150
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG Artikel 2.3 De beoordeling Beoordeling van de examenonderdelen vindt plaats conform de regels en richtlijnen vastgesteld door de examencommissie van het UOCG zoals deze zijn omschreven in de studiegids van het UOCG. Het resultaat van de beoordeling wordt minimaal uitgedrukt met de kwalificatie ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’, respectievelijk met de cijfers 5, 6 of 7 en 8 1. Het practicum Het practicum (de stage) maakt onderdeel uit van de professionaliseringstaken UOCM0110 en UOCM0225. De beoordeling van het practicum binnen de professionaliseringstaak UOCM0110 wordt eenmalig bij de afsluiting van dit onderdeel gegeven door de coach en de vakdidacticus. De beoordeling van het practicum binnen de professionaliseringstaak UOCM0225 vindt minimaal twee maal plaats; halverwege het onderdeel (de voortgangsbeoordeling) en aan het eind van de opleiding (de eindbeoordeling). Deze beoordeling wordt in situaties waarin een schoolopleider de student begeleidt gegeven door de tutor in overleg met de coach en/of de schoolopleider en de vakdidacticus. In de situatie dat er geen schoolopleider in de school aanwezig is beoordeelt de vakdidacticus in overleg met de coach. 2. De instituutsactiviteiten. Voor deze onderdelen geldt dat beoordeling geschiedt op basis van de uitgevoerde professionaliseringstaken aan de hand van voorafgaand aan het begin van het opleidingsonderdeel vastgestelde rubrics. 10.5.3
Afleggen van examenonderdelen Artikel 3.1 Het aantal keren per studiejaar dat de examenonderdelen kunnen worden afgelegd De student wordt minimaal twee maal per jaar de gelegenheid gegeven aan de eisen van de betreffende professionaliseringstaak te voldoen. Artikel 3.2. Vorm van het afleggen van de examenonderdelen Tentamens worden mondeling dan wel schriftelijk afgelegd op een door de examencommissie vast te stellen wijze. Het practicum wordt afgelegd aan de hand van lesobservaties en evaluaties en verslagen van gegeven lessen en van het functioneren in de school. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
10.5.4
Tentamenuitslag Artikel 4.1 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en deelt deze mede aan de student. T.a.v. een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen onderdeel bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. In de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 4.2. Geldigheidsduur De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 151
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG Artikel 4.3 Inzagerecht Gedurende ten minste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisgeving op een vaste plaats en tenminste twee vaste tijdstippen plaats vindt. 10.5.5
Vrijstelling Artikel 5.1 Vrijstelling van tentamens en erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de examencommissie aantoont dat hij/zij voorafgaand aan de opleiding reeds op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden heeft verkregen kan de examencommissie hem/haar gehele of gedeeltelijke vrijstelling van één of meer onderdelen van het examen verlenen. Artikel 5.1b Erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de examencommissie aantoont dat hij/zij gedurende de opleiding op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden kan verkrijgen kan de examencommissie besluiten alternatieve onderdelen te erkennen in het perspectief van de examinering.
10.5.6
Examen Artikel 6.1 Tijdvakken en frequentie afleggen examen Tot het afleggen van een examen wordt de gelegenheid geboden, zodra de student voldoende bewijzen van de door hem of haar met goed gevolg gerealiseerde professionaliseringstaken van de opleiding overlegt. Artikel 6.2 Uitslag examen Men is voor het examen geslaagd indien alle professionaliseringstaken met voldoende gevolg zijn afgelegd. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van de door hem/haar gerealiseerde professionaliseringstaken. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie, alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt ten bewijze daarvan door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift wordt vermeld het vak of de vakken waarop de opleiding betrekking had.
10.5.7
Slot- en invoeringsbepalingen Artikel 7.1 Wijzigingen Wijzigingen van deze regeling worden door de directeur van het UOCG bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Eventuele wijzigingen die betrekking hebben op het lopende studiejaar vinden alleen plaats indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 7.2 Bekendmaking 1. De directeur van het UOCG draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van de wijzigingen van deze regeling. 2. Elke belangstellende kan bij het bureau van het UOCG een exemplaar van deze regeling verkrijgen.
152
Onderwijs- en examenregeling van de lerarenopleiding van het UOCG Artikel 7.3 Inwerkingtreding Deze regeling geldt met ingang van het studiejaar 2007/2008. Aldus vastgesteld te Groningen op 20 maart 2007. Prof. Dr. W.H.A. Hofman, directeur UOCG.
153
Regels & richtlijnen voor de examinering
11
Regels & richtlijnen voor de examinering in de opleidingen van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen
Artikel 1 Toepassingsgebied Deze regels en richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens in de Bacheloropleidingen Sociale Geografie & Planologie, en Technische Planologie, en voor de Masteropleidingen Culturele Geografie, Economische Geografie, Vastgoedkunde, Planologie, Lerarenopleiding, Master of Science in Population Studies, Master Environmental and Infrastructure Planning (Technische Planologie, croho 66194) en Research Master Regional Studies. Artikel 2 Begripsomschrijving In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: a. Examenregeling: de onderwijs- en examenregelingen voor de in art. 1 genoemde opleidingen. b. Examencommissie: de examencommissies voor de in artikel 1 genoemde opleidingen. c. Examen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. (een bepaald onderdeel van) de opleiding, t.w. het propedeuseprogramma, het na de propedeuse resterende Bachelorprogramma of het Masterprogramma. d. Tentamen: beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een afzonderlijk onderdeel van het opleidingsprogramma. e. Student: degene die is ingeschreven voor de opleiding. Artikel 3 Dagelijkse gang van zaken examencommissie De examencommissie wijst uit haar midden een voorzitter en een secretaris aan, die belast zijn met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Artikel 4 Aantal personen bij mondeling tentamen Met de instemming van de te examineren personen kan een examinator besluiten, dat een bepaald tentamen door hen tezamen mondeling zal worden afgelegd. Artikel 5 Vaststelling uitslag examen De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast bij gewone meerderheid van stemmen. 1. Staken de stemmen, dan is de examinandus afgewezen. 2. Aan het vaststellen van de uitslag dienen tenminste drie leden van de examencommissie deel te nemen, waaronder in ieder geval de voorzitter en de secretaris van de commissie. Artikel 6 Cum laude 1. Propedeuse Aan de uitslag van een propedeutisch examen kan het predikaat ‘cum laude’ worden verbonden, indien voor alle onderdelen tenminste het cijfer 7 is behaald en gemiddeld het cijfer 8 is behaald. 2. Bachelor Aan de uitslag van een Bachelorexamen kan het predikaat ‘cum laude’ worden verbonden, indien voor alle onderdelen van de laatste 2 programmajaren tenminste gemiddeld het cijfer acht en geen cijfer lager dan 7 is behaald. Aan het afsluitende Bachelorwerkstuk moet tenminste het cijfer 8 zijn toegekend. 3. Master Aan de uitslag van een Masterexamen kan het predikaat ‘cum laude’ worden verbonden, indien voor alle onderdelen van het Masterprogramma tenminste gemiddeld het cijfer 154
Regels- en richtlijnen voor de examinering acht en geen cijfer lager dan 7 is behaald. Aan het afsluitende Masterwerkstuk moet tenminste het cijfer 8 zijn toegekend. Artikel 7 Tijdstippen 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die tenminste twee maanden voor de aanvang van het betreffende cursusjaar door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. 3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte. 4. Mondelinge tentamens worden op een door de desbetreffende examinator danwel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen. Artikel 8 Aanmelding 1. Deelneming aan een schriftelijk tentamen vindt niet plaats dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie (via ProgressWWW). 2. Als tijdige aanmelding geldt een opgave via de computer tenminste vijf werkdagen voor het tijdstip waarop het desbetreffende tentamen zal worden afgenomen. De examencommissie kan in bijzondere gevallen toestaan dat een latere aanmelding niettemin als tijdig wordt aangemerkt. 3. Deelneming aan een examen vindt niet plaats dan na deugdelijke schriftelijke aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie tenminste twintig werkdagen voor de desbetreffende zitting van de examencommissie. Het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 Terugtrekking 1. Indien de examinandus niet deelneemt aan het tentamen op het tijdstip waarvoor hij zich heeft opgegeven, dan wel zich minder dan vijf werkdagen voor dat tijdstip terugtrekt, wordt hij uitgesloten van deelneming aan het verlengd tentamen in hetzelfde tijdvak. 2. Niettemin kan hem door de examencommissie toestemming worden verleend tot zodanige deelneming, indien hij aantoont door overmacht te zijn verhinderd deel te nemen respectievelijk zich tijdig te hebben teruggetrokken. Artikel 10 Vrijstellingsverzoek 1. Een verzoek om vrijstelling van een studie-onderdeel wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie hoort de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek. 3. Een besluit tot het geheel of gedeeltelijk niet verlenen van de vrijstelling wordt door de examencommissie niet genomen dan nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 4. De examencommissie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing. Artikel 11 De orde tijdens een tentamen 1. De examencommissie zorgt, dat ten behoeve van de schriftelijke examinering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. De examencommissie kan deze zorg opdragen aan de desbetreffende examinator. 2. De examinandus is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren door middel van zijn collegekaart.
155
Regels & richtlijnen voor de examinering 3.
4.
5. 6. 7.
De examinandus is verplicht de aanwijzingen van de examencommissie c.q. de examinator, die voor de aanvang van het examen of tentamen zijn gepubliceerd, alsmede aanwijzingen die tijdens het examen of tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan worden gegeven, op te volgen. Volgt de examinandus een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. de examinator worden uitgesloten van de verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. De uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld van dat tentamen. Voordat de examencommissie c.q. de examinator een besluit tot uitsluiting neemt, stelt zij de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. De duur van elk tentamen is zodanig dat de examinandus redelijkerwijs voldoende tijd heeft om de vragen te beantwoorden. De opgaven mogen door de examinandus na afloop van het tentamen niet worden meegenomen, tenzij door of namens de examencommissie anders is bepaald. Het gebruik van mobiele telefoons is tijdens de tentamens niet toegestaan.
Artikel 12 Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan het tijdens het afleggen van een tentamen of het uitvoeren van een opdracht handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. In geval van fraude kan de examinator de student uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen c.q. van verdere uitvoering van de opdracht, alsmede van verdere deelname aan het betreffende onderwijsonderdeel (inclusief herkansingen behorende bij het betreffende onderwijsonderdeel). 3. De behaalde (eind)resultaten van het betreffende onderwijsonderdeel c.q. de betreffende cursus worden in geval van fraude ongeldig verklaard. 4. De beslissing inzake uitsluiting wordt genomen naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant c.q. docent van de door hem geconstateerde of vermoede fraude. In spoedeisende gevallen kan de examinator een voorlopige beslissing tot uitsluiting nemen op grond van een mondeling verslag van de surveillant c.q. docent. Hij draagt zorg dat dit verslag terstond na afloop van het tentamen c.q. de opdracht op schrift wordt gesteld en in afschrift aan de student wordt verstrekt. 5. De student kan aan de examencommissie verzoeken de uitsluiting ongedaan te maken. Bij dit verzoek voegt hij een afschrift van het verslag, bedoeld in het vierde lid, en desgewenst zijn schriftelijk commentaar daarop. 6. Voordat de examencommissie een beslissing neemt op een verzoek, als bedoeld in het vijfde lid, stelt zij de student en de examinator in de gelegenheid te worden gehoord. 7. In het geval het de eerste keer betreft dat een student fraude pleegt, volgt een gesprek met de opleidingsdirecteur. In het onderwijsdossier van de betreffende student wordt opgenomen dat fraude is gepleegd. Dit wordt verder niet bekend gemaakt. 8. Indien een student een tweede en/of volgende keer fraude pleegt, wordt dit in zijn/haar onderwijsdossier opgenomen. De opleidingsdirecteur draagt er vervolgens zorg voor dat iedere docent waarmee de betreffende student te maken krijgt wordt ingelicht over het feit dat de betreffende student tenminste twee keer gefraudeerd heeft. Artikel 13 Vragen en opgaven 1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk twintig werkdagen voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt. 2. Het tentamen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. 3. De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk, en bevatten voldoende aanwijzingen voor de vereiste detaillering van de antwoorden.
156
Regels- en richtlijnen voor de examinering 4.
5.
Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen maakt de examinator bekend op welke manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling m.b.t. de wijze waarop het tentamen wordt afgenomen. Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen stelt de examinator de examinandi zo mogelijk in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen alsmede van de model-beantwoording en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Artikel 14 Beoordeling 1. Men is geslaagd voor het propedeutisch examen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 2. Men is geslaagd voor het Bachelorexamen indien alle onderdelen uit het examenprogramma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 3. Men is geslaagd voor het Masterexamen indien alle onderdelen uit het examen- programma met voldoende resultaat (6 dan wel voldoende) zijn afgelegd. 4. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde normen. 5. De wijze van beoordeling is zodanig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. 6. Indien meerdere malen aan het (deel-)tentamen van een vak wordt deelgenomen geldt het resultaat van het laatst gemaakte (deel-)tentamen. Artikel 15 Nabespreking 1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de geëxamineerde. Dan wordt de gegeven uitslag toegelicht. 2. Gedurende een termijn van tien werkdagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling tentamen kan de geëxamineerde aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. Indien door of vanwege de examencommissie een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, die tenminste een week vantevoren is aangekondigd, kan de geëxamineerde een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn. 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie dan wel de examinator aan de geëxamineerde de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met model-antwoorden. 5. De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en het derde lid. Artikel 16 Maatstaven De examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: a. Het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen. b. Doelmatigheidseisen, onder meer gericht op: - het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie; - het tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen. c. Bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen. d. Mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld, studievertraging hebben ondervonden. Artikel 17 Wijziging regels en richtlijnen Geen wijzigingen vinden plaats, die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 157
Regels & richtlijnen voor de examinering Artikel 18 Inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2007. Aldus vastgesteld op 22 mei 2007 door de examencommissies voor de Bacheloropleidingen Sociale Geografie & Planologie, en Technische Planologie, en de examencommissie voor de Masteropleidingen Culturele Geografie, Economische Geografie, Vastgoedkunde, Planologie, Lerarenopleiding, Master of Science in Population Studies, Environmental and Infrastructure Planning (Technische Planologie, croho-nr 66194) en Research Master Regional Studies.
158
Studentenstatuut
12
Studentenstatuut 2007/2008
12.1
Opmerkingen vooraf Algemeen Het Studentenstatuut is een overzicht van de rechten en plichten van zowel studenten als universiteit. Het is gebaseerd op landelijke wet- en regelgeving (vooral de WHW) en aangevuld met regelingen die specifiek van de RUG afkomstig zijn. Het Studentenstatuut bestaat uit twee delen. In het centrale deel worden de algemene rechten en plichten genoemd voor de gehele universitaire organisatie. Het decentrale deel beschrijft de rechten en plichten die specifiek gelden voor een opleiding. Deze verschillen per opleiding en Faculteit. Geldigheid Het Studentenstatuut geldt voor het studiejaar 2007/2008 en is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het belang van het studentenstatuut Je wordt geacht op de hoogte te zijn van de inhoud van het Studentenstatuut. Een wet of regeling heeft per definitie een algemeen karakter. Dat geldt ook voor het Studentenstatuut en maakt dat het effect in een concrete situatie en in een individueel geval niet altijd eenduidig en voorspelbaar is. Bovendien voeren bestuursorganen binnen zekere grenzen hun eigen beleid. Ten slotte is ‘recht’ nooit statisch, maar voortdurend in ontwikkeling. Studenten die dit studiejaar begonnen zijn, krijgen te maken met andere regelingen dan ouderejaars. Zorg er dus altijd voor dat je je goed laat informeren door je faculteit en/of de Centrale Studenten Balie en lees het Studentenstatuut goed door! Als je je niet houdt aan de plichten die uit het Statuut voortvloeien, heeft dat mogelijk consequenties voor je rechten, bij voorbeeld op financiële ondersteuning uit het afstudeerfonds. Blijf kritisch Wil je meer weten? Zie je onjuistheden? Heb je klachten? Vind je een beslissing niet terecht? Geloof nooit klakkeloos wat ‘leken’ beweren. Kijk altijd zelf na wat het Studentenstatuut zegt en raadpleeg de hieronder genoemde informatiebronnen. Daar worden ook de instanties vermeld waaraan je klachten kunt doorgeven of waarbij je een bezwaar- of beroepschrift kunt indienen. Geïnformeerd worden en blijven Alle studenten krijgen bericht zodra het Studentenstatuut beschikbaar is. Je kunt het gratis opvragen bij de CSB of bekijken via de website van de RUG: www.rug.nl/studenten. Alle binnen de RUG geldende regels en tussentijdse wijzigingen hiervan, worden bekend gemaakt via de UK of de RUG-website (centrale regelingen zoals het Studentenstatuut of de Afstudeerfondsregeling), of via uw faculteit (decentrale regelingen zoals de OER). Je wordt geacht, ook op eigen initiatief, kennis te nemen van de regels (en tussentijdse wijzigingen hiervan) die binnen de RUG gelden. Gebruikte afkortingen ABJZ Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken BaMa Bachelor/Master-structuur CBE College van Beroep voor de Examens CBHO College van Beroep voor het Hoger Onderwijs CSB Centrale Studenten Balie CvB College van Bestuur EC European Credits ECTS European Credits Transfer System GSb Groninger Studentenbond HBO Hoger Beroeps Onderwijs IBG Informatie Beheer Groep ISD International Service Desk 159
Studentenstatuut OER ROB RUG SIAGD SO SOG UAF UCLO UFC UK U-raad VOS VWO WBP WHW WO WSF
Onderwijs- en Examenregeling Regeling financiële ondersteuning studenten in bètaopleidingen Rijksuniversiteit Groningen (Seksuele) Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie Studie Ondersteuning Studenten Organisatie Groningen Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF (University Assistance Fund) Universitair Centrum voor de Lerarenopleiding Universitaire Fondsen Commissie Universiteitskrant Universiteitsraad Vooruitstrevend Overleg Studenten Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wet Bescherming Persoonsgegevens Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Wetenschappelijk Onderwijs Wet studiefinanciering 2000
Begrippen Hieronder volgt een omschrijving van een aantal begrippen: Student is iemand die tegen betaling van collegegeld bij de RUG als zodanig staat ingeschreven voor een door de minister erkende opleiding (voltijds, duaal of deeltijds). De student mag onderwijs volgen, alsmede tentamens en examens afleggen voor de opleiding waarvoor de inschrijving geldt. Een student die een duale- of deeltijdopleiding doet, heeft geen recht op studiefinanciering. Wettelijk collegegeld wordt in de wet (WHW) vastgesteld. Het moet worden betaald door de student die voor de aanvang van het studiejaar nog geen 30 jaar is. Bovendien moet de student de nationaliteit bezitten van een land dat behoort tot de Europese Economische Ruimte, of studiefinanciering van de IBG ontvangen. Hierop is een uitzondering gemaakt voor eenieder die door het UAF als vluchtelingstudent is erkend; ook zij betalen het wettelijk collegegeld. Voor het studiejaar 2007/2008 is het wettelijk collegegeld vastgesteld op € 1538,00. De student die niet in aanmerking komt voor het betalen van het wettelijk collegegeld, betaalt het instellingscollegegeld. Voor het studiejaar 2007/2008 is het instellingscollegegeld: voor de voltijdstudent € 2.022,00. voor de deeltijdstudent € 1.150,00. voor de duale (studerende en werkende) student € 1.150,00. Voor studenten die niet de nationaliteit hebben van een land dat partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), met uitzondering van degenen die door het UAF als vluchteling-student zijn erkend, en zich willen inschrijven voor een Bachelor- of Masteropleiding gelden gedifferentieerde collegegeld tarieven. Informatie hierover is te verkrijgen bij de Centrale Studenten Administratie en op onze website. Extraneus is iemand die tegen betaling van examengeld bij de RUG als zodanig staat ingeschreven voor een door de minister erkende opleiding. De extraneus mag tentamens en examens afleggen voor de opleiding waarvoor de inschrijving geldt, maar mag geen onderwijs volgen. Voor het studiejaar 2007/2008 bedraagt het examengeld € 1.150, -. Een extraneus heeft geen recht op studiefinanciering. De extraneus kan na het behalen van zijn diploma een verzoek doen om de inschrijving te beëindigen. Hij krijgt echter bij afstuderen geen restitutie van het reeds betaalde examengeld.
160
Studentenstatuut ECTS: European Credits Transfer System. Europees systeem om de studielast in punten (studiepunten) te kwalificeren. Hiermee wordt de internationale beoordeling van programma’s en opleidingen bevorderd. De nominale studiebelasting is 60 EC per jaar. OER: Onderwijs- en Examenregeling. Elke opleiding heeft een eigen, specifieke OER, waarin onder meer de toelatingseisen en de inhoud van de opleiding staan vermeld. Tentamen is een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van het onderzoek. Informatie op centraal niveau Alle onderstaande informatiebronnen hebben een website op de homepage van de RUG: http://www.rug.nl/studenten/. Bijlagen en speciale pagina’s in de UK (Universiteitskrant) In de Extra en RUG-berichten van de UK publiceert het College van Bestuur nieuwe regelingen en richtlijnen. Ook vind je hier de wijzigingen in de hoogte van het collegegeld en de Afstudeerfondsregeling. Het Studenten Service Centrum In het Studenten Service Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen zijn een aantal afdelingen samengebracht die verantwoordelijk zijn voor de inschrijving, ondersteuning en dienstverlening aan studenten. Centrale Studentenbalie Als je het collegegeld hebt betaald en je inschrijvingsformulier hebt ingeleverd, ontvang je een studentenkaart. Mocht je die niet hebben ontvangen, informeer hier dan direct naar bij de Centrale Studenten Balie! Als je studie niet loopt zoals gewenst kun je, na je studievoortgang te hebben besproken met je studieadviseur, een beroep doen op de CSB. De CSB adviseert je in de wirwar van wet- en regelgeving, vooral als het gaat om (beëindigen) inschrijving, afstuderen, betaling collegegeld, studievertraging, met de bijkomende (financiële) perikelen, en alternatieve studiemogelijkheden. Verder kun je bij de CSB terecht voor advies over studeren met een functiebeperking. Ook als je vakken of opleidingen in het buitenland of elders in Nederland wilt volgen, ben je bij de CSB aan het goede adres. Als je bijna afgestudeerd bent, wil de CSB je graag helpen om de start van je carrière een impuls te geven. Bij de CSB kun je ook een afspraak maken voor een gesprek met een studentendecaan.
161
Studentenstatuut Studentendecanen Je kunt bij de studentendecanen terecht met alle vragen die met studeren te maken hebben en die niet direct betrekking hebben op je opleiding. Ook kwesties die je liever niet binnen je opleiding wilt bespreken, kun je aan een studentendecaan voorleggen. De studentendecanen informeren, adviseren en/of begeleiden je als je vragen hebt over bijvoorbeeld studiekeuze, rechtspositie, geld en welzijn. Zij zijn niet verbonden aan een bepaalde opleiding, hun spreekuur staat open voor alle studenten van de universiteit en elke vraag wordt vertrouwelijk behandeld. Let wel: de eerste melding van studievertraging, in verband met eventuele financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds, vindt plaats bij de studieadviseur van je opleiding. Wanneer de studievertraging groter is of dreigt te worden dan 15 EC, zal de studieadviseur je verwijzen naar de studentendecaan. Je moet dan zelf een afspraak maken met een decaan voor een vervolgmelding. Als na de eerste melding bij de studieadviseur in de loop van het studiejaar de vertraging oploopt tot meer dan 15 EC, dien je ook zonder verwijzing van de studieadviseur direct na het constateren van deze vertraging contact op te nemen met een studentendecaan. Je dient het advies van en de afspraken met de studieadviseur en de studentendecaan op te volgen, indien je in aanmerking wilt komen voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. International Service Desk (ISD) De International Service Desk (ISD) is gevestigd binnen het Bureau Internationale Samenwerking (BIS) en geeft voorlichting over studeren, promoveren en tijdelijke (onderzoeks)verblijven aan de RUG aan alle buitenlandse (aspirant)studenten en buitenlandse onderzoekers. Ook beantwoordt de ISD vragen van buitenlandse gasten of van hun begeleider/mentor tijdens het verblijf in Groningen over zaken als visa en verblijfsvergunningen, ziektekostenverzekering, financiën, huisvesting en voorzieningen/instanties in de stad. De ISD organiseert en coördineert een aantal introductieen sociale activiteiten (i.s.m. andere organisaties als Wings, Global Club en Foreign Guest Club). Als er problemen zijn met je verblijfsvergunning, kun je je bij de ISD laten informeren. Informatie op facultair niveau Diverse media Veel informatie staat in de jaarlijkse studiegids. Verder word je geacht zelf kennis te nemen van belangrijke mededelingen via prikborden, de UK, de website van de RUG op het internet en dergelijke. Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bij elke opleiding vind je een onderwijs- en examenregeling (OER), die zaken regelt zoals de inhoud van de opleiding, de toelating tot de opleiding en de regels van tentamens. De OER is in te zien bij de onderwijs- en examenadministratie van je Faculteit en staat ook in je studiegids en/of op cd-rom. Facultaire onderwijs- en examenadministratie Behalve over de OER heeft de onderwijs- en examenadministratie van je Faculteit informatie over de inschrijving voor tentamens, registratie van tentamens en studiepunten, volgorde-eisen, roosters en studentgegevens.
162
Studentenstatuut Opleidingsdirecteur en Onderwijscoördinator Elke Faculteit heeft een of meer opleidingsdirecteuren. Zij zien toe op de uitvoering van de OER. Daarnaast hebben sommige opleidingen en faculteiten een onderwijscoördinator. Ook bij deze functionaris kun je terecht voor onderwijsvragen. Studieadviseur De studieadviseur zorgt voor informatie, advies en begeleiding bij studieplanning, studieprogramma enzovoort. Hij heeft contact met andere centrale en facultaire instanties en verwijst zonodig door. Als je door bijzondere omstandigheden meer dan 4 weken studievertraging oploopt (5/6 EC), moet je dit direct melden bij de studieadviseur indien je in aanmerking wilt komen voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Als de vertraging groter is of dreigt te worden dan 15 EC, zal de studieadviseur je verwijzen naar de studentendecaan. Je moet dan zelf een afspraak maken met een decaan voor een vervolgmelding. Als na de eerste melding bij de studieadviseur, in de loop van het studiejaar de studievertraging oploopt tot meer dan 15 EC, dien je ook zonder verwijzing van de studieadviseur direct na het constateren van de vertraging contact op te nemen met een studentendecaan. Examencommissie Voor vragen over tentamens en examens ga je naar de examencommissie. Deze commissie is binnen de Faculteit of opleiding belast met de organisatie en coördinatie hiervan. Raadpleeg voor meer informatie de studiegids. Opleidingscommissie Voor vragen of opmerkingen over de opleiding ga je naar de opleidingscommissie. De opleidingscommissie heeft een belangrijke rol bij de vormgeving en evaluatie van het onderwijsprogramma van de opleiding. Deze commissie bestaat voor de ene helft uit studenten en voor de andere helft uit medewerkers. Bezwaar en beroep Bij de toepassing van wetten en regels worden beslissingen genomen, waartegen je bezwaar kunt maken of beroep kunt aantekenen. Hiervoor zijn drie instanties: College van Bestuur (CvB): onder meer voor zaken uit het centrale deel van het Studentenstatuut; College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO): voor zaken die eerder in een bezwaar- of (administratief) beroepsprocedure van het CvB (zie vorige punt) zijn behandeld, en waartegen nu in beroep wordt gegaan; College van Beroep voor de Examens (CBE): voor zaken uit het facultaire deel van het Studentenstatuut (OER). Een overzicht van de bezwaar- en beroepsprocedures is verkrijgbaar bij het CSB (bijvoorbeeld de brochure “Bezwaar en Beroep”). Hier kun je ook terecht met algemene vragen. Bij meer specifieke vragen over je bezwaar- of beroepschrift kun je terecht bij de afdeling Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ). Ook op de webpagina’s van het CSB en ABJZ staat alle benodigde informatie. Klachten Er ontstaan soms situaties waarin geen expliciete regel is overtreden, maar die wel erg onbevredigend zijn. Je kunt dan een klacht indienen bij onderstaande instanties: - Faculteit Voor klachten over de opleiding (algemeen of individueel) kun je in eerste instantie terecht bij de studieadviseur die je, afhankelijk van het onderwerp, kan doorverwijzen. De faculteiten en opleidingen hebben veelal eigen klachtenprocedures.
163
Studentenstatuut - Studentendecaan Als je met je klacht niet terecht kunt (of wilt) bij de Faculteit of opleiding, bespreek deze dan met een van de studentendecanen. Als vertrouwenspersoon voor studenten hebben zij ook een ombudsfunctie. - Vertrouwenspersoon van de RUG Klachten over (seksuele) intimidatie, agressie, geweld en discriminatie kan je indienen bij de speciaal daarvoor ingestelde Klachtencommissie. Maar je kunt ook (eerst) een gesprek hebben met de Vertrouwenspersoon, waar je tevens terecht kunt bij klachten over ongelijke behandeling. Het adres staat vermeld bij ‘Centrale Instanties’. - Meldpunt Vertrouwensinspecteurs Signalen inzake discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme, radicalisering, extremisme e.d. kunnen ook worden gemeld bij bovengenoemd meldpunt. De vertrouwensinspecteur kan met je zoeken naar de meest wenselijke aanpak van de signalen. - Arbo- en Milieudienst Klachten over welzijn, gezondheid en milieu meld je in eerste instantie aan bij de facultaire Arbo- en Milieucoördinator of bij de (centrale) Arbo- en Milieudienst. Binnen de RUG zijn er twee klachtenregelingen: de Algemene Klachtenregeling; de Klachtenregeling (Seksuele) Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie (SIAGD). 12.2
Belangrijke centrale instanties Deze instanties zijn te vinden op de homepage van de RUG: www.rug.nl/studenten Centrale Studentenbalie (CSB) Bezoekadres: Uurwerkersgang 10. Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 8004, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 10.00-16.00 uur. De CSB geeft informatie en advies aan studenten en aankomende studenten over (beëindigen) inschrijving, studiekeuze, studievoortgang, studie- en stagemogelijkheden in binnen- en buitenland en overstap naar de arbeidsmarkt. Ook biedt de CSB voorlichting over de financiële regelingen. Via de CSB maak je een afspraak met een studentendecaan. Studentenpsychologen Bezoekadres: Oude Kijk in ‘t Jatstraat 41/41A. Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 5544, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag 09.00-12.30 uur en 13.30-16.45 uur, woensdag 10.45-12.30 en 13.30-16.45 uur. De studentenpsychologen helpen bij studieproblemen (bijvoorbeeld moeite met concentratie, examenangst, twijfels) of persoonlijke problemen (bijvoorbeeld verstoorde relaties met ouders of moeite met contacten). Er zijn individuele gesprekken, maar ook bijeenkomsten met meerdere personen, zoals assertiviteitstraining en groepstherapie. De hulpverlening is gratis. Studie Ondersteuning (SO) Bezoekadres: Toren Academiegebouw (2de verdieping), Broerstraat 5. Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 5548, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.30-17.00 uur. Dit bureau organiseert cursussen en trainingen. Ze gaan over het bevorderen van studievaardigheden (bijvoorbeeld effectief studeren, studieversnellingsgroep, uitwerken van scriptieopzet), algemene vaardigheden (zoals een voordracht houden of gesprekstechnieken) en aansluiting op de arbeidsmarkt (onder meer solliciteren en training voor assessment). 164
Studentenstatuut
International Service Desk (ISD) Bezoekadres: Broerstraat 5. Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel: (050) 363 8181, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 10.00-16.00 uur (in vakantieperioden aangepaste openingstijden). Deze helpdesk verstrekt aan alle buitenlandse gasten (met name studenten, onderzoekers en gastdocenten) van de RUG (en hun begeleiders) informatie over zaken als verblijfsvergunningen, huisvesting, verzekeringen en bankzaken. Verder geeft zij algemene informatie over studeren en promoveren aan de RUG. Ook organiseert de ISD een aantal vaste introductie- en sociale activiteiten voor buitenlandse gasten. Vertrouwenspersoon Bezoekadres: Visserstraat 49. Postadres: Visserstraat 49, 9712 CT Groningen, tel. (050) 363 5435, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 09.00-17.00 uur. Je kunt bij de Vertrouwenspersoon van de RUG terecht, in het geval er sprake is van (seksuele) intimidatie, agressie, geweld, discriminatie of ongelijke behandeling (SIAGD). Arbo- en Milieudienst (AMD) Bezoekadres: Visserstraat 47. Postadres: Visserstraat 47, 9712 CT Groningen, tel. (050) 363 5551, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 08.30-17.00 uur. De Arbo- en Milieudienst adviseert en coördineert op het gebied van gezondheid, welzijn en milieu. Namens het College van Bestuur houdt de AMD toezicht op arbeidsomstandigheden en vervult specifieke functies op dit gebied. Algemene Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ) Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 5440, e-mail:
[email protected]. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 09.00-17.00 uur. ABJZ geeft onder meer informatie over bezwaar- en beroepschriften die respectievelijk bij het College van Bestuur of bij het College van Beroep voor de Examens zijn ingediend. Ook kun je hier terecht voor diverse regelingen die gelden binnen de universiteit. Universitaire Fondsen Commissie (UFC) Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, e-mail:
[email protected] De UFC adviseert het College van Bestuur over aanvragen voor financiële ondersteuning op grond van de Afstudeerfondsregeling. De commissie is ook het adres voor het versturen van de bewijsstukken bij je (digitale) aanvraag voor financiële ondersteuning. Klachtencommissie (Seksuele) Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie Postadres: Antwoordnummer 172, 9700 VB Groningen. Bij deze klachtencommissie kun je klachten indienen over (seksuele) intimidatie, agressie, geweld en discriminatie op grond van de Klachtenregeling SIAGD.
165
Studentenstatuut Meldpunt vertrouwensinspecteurs Telefoonnummer: (0900) 1113111 (tijdens kantooruren en tegen lokaal tarief). Signalen inzake discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme, radicalisering, extremisme e.d. kunnen worden gemeld bij bovengenoemd meldpunt. De vertrouwensinspecteur fungeert voor deze signalen als aanspreekpunt en kan met je zoeken naar de meest wenselijke aanpak. Overige voorzieningen Universitair Sportcentrum, Blauwborgje 4, tel. (050) 363 8063; ACLO Studentensportstichting, Blauwborgje 16, tel. (050) 363 4641, www.aclosport.nl; USVA Cultureel Jongerencentrum, Munnekeholm 10, tel. (050) 363 4670, www.usva.nl; GSP (Groninger Studentenplatform), Kraneweg 33, tel. (050) 312 9926, www.gspweb.nl; KEI (Kommissie Eerstejaars Introductie), Sint Walburgstraat 22, tel. (050) 363 8090, www.keiweek.nl; GSb-studentensteunpunt, Sint Walburgstraat 22a, tel. (050) 318 7898, www.groningerstudentenbond.nl; e-mail:
[email protected]; SOG Advies bureau, Sint Walburgstraat 22c, tel. (050) 363 4679, e-mail:
[email protected]. Meer informatie over deze en andere centrale voorzieningen voor studenten staat op de RUGwebsite: www.rug.nl. Studentenvertegenwoordiging De belangen van studenten worden behartigd door de volgende studentengroeperingen: VOS-fractie (Vooruitstrevend Overleg Studenten), tel. (050) 363 4675, www.vosfractie.nl; S.O.G.-fractie (Studenten Organisatie Groningen), tel. (050) 363 4679, www.studentenorganisatie.nl; GSb (Groninger Studentenbond), tel. (050) 363 4675, www.gsb-net.nl; S.O.G. (Studenten Organisatie Groningen), tel. (050) 363 4679, www.studentenorganisatie.nl; Gemeenschappelijk post- en bezoekadres: Sint Walburgstraat 22, 9712 HX Groningen; Lijst Calimero –studentenfractie in de universiteitsraad van de RUG. Contactadres: Vlasstraat 11a, 9712 KS Groningen, e-mail:
[email protected]. College van Bestuur (CvB) Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 5285. Het CvB is het centrale bestuursorgaan van de RUG. Het behandelt tevens bezwaar- en (administratieve) beroepschriften bij zaken die meestal gaan over het centrale deel van het Studentenstatuut. Universiteitsraad (U-raad) Postadres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 8535, www.rug.nl/uraad, e-mail:
[email protected]. De U-raad is het orgaan voor medezeggenschap van de RUG op centraal niveau. De leden worden gekozen uit en door personeel en studenten.
166
Studentenstatuut 12.3
Vereenvoudigde versie Studentenstatuut
12.3.1
Algemeen Instellingsdeel en opleidingsdeel Hieronder worden de hoofdpunten van het instellingsdeel van het Studentenstatuut genoemd. Dit gaat over algemene, centrale zaken die de gehele universiteit betreffen, zoals toelating, inschrijving en rechtsbescherming. Bij het Studentenstatuut hoort ook nog het opleidingsdeel, met onderwerpen zoals examens, tentamens en studiepunten. Je kunt het opleidingsdeel raadplegen bij de facultaire onderwijs- en examenadministratie en in de facultaire studiegidsen. Geldigheid Het Studentenstatuut is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het statuut geldt voor het studiejaar 2007/2008. Bekendmaking Alle studenten die zich voor het eerst inschrijven voor een opleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen krijgen het Studentenstatuut op een CD-ROM thuisgestuurd. Alle andere studenten ontvangen een brief met de vermelding waar zij het Studentenstatuut kunnen inzien. Het Studentenstatuut is ook op internet te raadplegen.
12.3.2
De Bachelor-/Masterstructuur (BaMa) Algemeen Alle opleidingen zijn ingedeeld volgens de BaMa-structuur. De BaMa-opleiding bestaat uit twee afgeronde delen: een Bacheloropleiding (inclusief een propedeuse) en een Masteropleiding. Na de Bachelorfase ontstaat een belangrijk schakelmoment, waarop je kunt kiezen voor het vervolg. Ouderejaars en BaMa Als je vóór het studiejaar 2002/2003 al stond ingeschreven bij de RUG, behoud je het recht het afsluitend examen van het ‘oude’ doctoraalsysteem binnen een redelijke termijn af te leggen. Vrijwel de meeste doctoraal opleidingen bij de RUG zijn per 31 augustus 2007 afgebouwd. Indien je nog ingeschreven staat voor een doctoraalopleiding die per 31 augustus 2008 wordt afgebouwd en je voorziet dat je je opleiding niet voor die datum kunt afronden, adviseren wij je direct contact op te nemen met je studieadviseur om te overleggen over de mogelijke –of wellicht noodzakelijke!- overstap naar de Bachelor/Masterstructuur. Meer informatie hierover en over het recht op onderwijs is te vinden in de desbetreffende OERen. Propedeuse en Bachelorfase (eerste drie jaar) De propedeuse (het eerste jaar) blijft bestaan als oriënterend, verwijzend en selecterend onderdeel van de opleiding. Het wordt afgesloten met een propedeutisch examen. In het Bachelorprogramma maak je kennis met wetenschappelijk onderzoek en kun je je oriënteren op vervolgopleidingen of andere trajecten. De Bacheloropleiding duurt voor alle studierichtingen drie jaar en sluit af met een Bachelordiploma, dat toegang geeft tot tenminste één Masteropleiding. Masterfase (laatste één, twee of drie jaar) Met het Bachelordiploma kun je een Masteropleiding aan de RUG of een andere instelling in binnen- of buitenland volgen. Na de Bachelorfase kun je je ook direct op de arbeidsmarkt begeven, al dan niet gevolgd door een Masteropleiding in een later stadium. De Masteropleiding duurt minimaal één en maximaal drie jaar.
167
Studentenstatuut Semesters De jaarindeling bij de RUG verloopt in semesters, met een ‘knip’ halverwege het studiejaar. Het eerste semester loopt tot begin februari. Het semestersysteem sluit zoveel mogelijk aan op de jaarindelingen van universiteiten in de rest van Europa. Informatie Specifieke informatie over de BaMa vind je in de OER, die in de studiegids is opgenomen. Informatie kun je ook krijgen bij de faculteit, bijvoorbeeld bij de studieadviseur of de onderwijsbalie. De nieuwste ontwikkelingen kun je volgen via de website van de RUG en publicaties in de UK. 12.3.3
Toegang en toelating Eisen aan vooropleiding Een van de onderstaande getuigschriften geeft toegang tot een universitaire Bacheloropleiding: diploma VWO met profiel, diploma HBO en getuigschrift HBO-propedeuse; buitenlands diploma dat gelijkwaardig is aan een VWO-diploma (volgens minister of CvB); colloquium doctum (verklaring van voldoende kennisniveau, wanneer een diploma ontbreekt). Profielen VWO diploma Er zijn opleidingen waar je met het ene profiel direct wordt toegelaten, maar met een andere profiel niet. In het laatste geval is het mogelijk dat je de opleiding volgt, mits je het gebrek aan kennis vóór de inschrijving, dan wel in de propedeuse opheft. Meer informatie staat in de OER van de opleiding. Als je een ‘oud’VWO-diploma hebt, dus zonder profiel, gelden er aanvullende eisen om te worden toegelaten; zie de OER van de desbetreffende opleiding en raadpleeg de website van de IBG. Kennis van de Nederlandse taal Als je een buitenlands diploma hebt, moet je in bepaalde gevallen laten zien dat je de Nederlandse taal voldoende beheerst. Dit kan gelden voor toelating tot examens, maar soms ook voor toegang tot universitair onderwijs in het algemeen. De toelatings- of examencommissie beslist hierover. Numerus fixus (beperkte inschrijving en inloting) Bij de opleidingen Geneeskunde en Tandheelkunde word je alleen toegelaten met een bewijs van toelating (inloting) van de IBG. Ook voor de opleiding Internationale Betrekkingen en Internationale Organisaties (IO/IB) geldt voor het studiejaar 2007/2008 een numerus fixus. Meer informatie over de numerus fixus en de lotingsprocedure is te vinden op de website van de IBG. Lerarenopleiding De eerstegraads lerarenopleiding wordt verzorgd door het Universitair Onderwijs Centrum Groningen (UOCG), Landleven 1, 9747 AD Groningen, tel. (050) 363 2000.
12.3.4
Inschrijving en beëindigen inschrijving Om aan het onderwijs te mogen deelnemen dien je ingeschreven te staan bij de universiteit. Dit houdt in dat het verzoek tot inschrijving moet zijn ingeleverd en het collegegeld moet zijn betaald. Als bewijs van inschrijving bij de universiteit geldt de door de CSA verstrekte collegekaart. Deze kaart heb je absoluut nodig om gebruik te kunnen maken van de diverse faciliteiten die de universiteit te bieden heeft. Zonder collegekaart mag je niet aan het onderwijs deelnemen of tentamens doen. De inschrijving dient vóór 1 september van het 168
Studentenstatuut studiejaar rond te zijn. Indien je geen collegekaart ontvangt, neem dan contact op met de CSB. In dat geval is je inschrijving aan de RUG hoogstwaarschijnlijk niet in orde! De inschrijving kan slechts worden beëindigd als zich een van de volgende omstandigheden voordoet: • bij afstuderen, tijdens het 1e jaar van inschrijving in de propedeutische fase van een opleiding; • bij wachttijden voor praktische oefeningen; • in het geval er sprake is van bijzondere omstandigheden die beëindiging van de inschrijving rechtvaardigen. Na je inschrijving aan de RUG, heb je als student niet alleen rechten waarop je aanspraak kunt maken, maar ook plichten waaraan je je dient te houden. Rechten Als je als student bij de RUG staat ingeschreven, heb je recht op: het verwerven van academische kennis en vaardigheden, door goed onderwijs en begeleiding van gekwalificeerde docenten; de voortdurende toetsing van je vorderingen door middel van tentamens en examens; het ontvangen van bewijsstukken die getuigen van het bereikte kennisniveau; het gebruiken van de onderwijsvoorzieningen, zoals bibliotheken, laboratoria en computerfaciliteiten; het gebruik van studentenvoorzieningen, zoals studiebegeleiding, de hulp van een studentendecaan en sportfaciliteiten; medezeggenschap in de zaken die voor jou als student belangrijk zijn, door middel van (actief en passief) kiesrecht voor universiteitsraad en Faculteitsraad en O&O raad (UMCG). Plichten Als je als student bij de RUG staat ingeschreven, heb je plicht om: huis-, orde- en veiligheidsregels na te leven, die bijdragen aan een werkbare, veilige en plezierige studeeromgeving voor jezelf en anderen; kennis te nemen, ook op eigen initiatief, van alles wat belangrijk is voor het volgen van je opleiding, zoals het Studentenstatuut; aanwezig te zijn wanneer dat door je opleiding verplicht is gesteld, zoals aangegeven in de studiegids, bijvoorbeeld deelname aan practica; er zelf voor te zorgen dat je tijdig bent aangemeld voor tentamens. Extraneus Als extraneus heb je alleen recht op het afleggen van tentamens en examens en het gebruik van onderwijsvoorzieningen. Je mag als extraneus geen onderwijs volgen. Een extraneus heeft, evenmin als een deeltijdstudent, géén recht op studiefinanciering op grond van de WSF 2000. Een extraneus heeft geen recht op restitutie van het examengeld.
169
Studentenstatuut College- en examengeld Een student betaalt collegegeld en een extraneus examengeld. De Uitvoeringsregeling RUG vermeldt de hoogte van het bedrag, evenals de voorwaarden voor restitutie of vermindering van collegegeld. De Uitvoeringsregeling ligt ter inzage bij de onderwijsbalie van je faculteit en bij de CSB en staat op de website van de RUG. Wie deelneemt aan het onderwijs zonder collegegeld te betalen en dus niet ingeschreven staat, kan verplicht worden tot het betalen van een schadevergoeding aan de universiteit. Alle afgelegde tentamens zijn ongeldig. Ook kan de strafrechter een geldboete opleggen. Als je niet ingeschreven staat, heb je, uiteraard, ook geen recht op studiefinanciering. 12.3.5
Onderwijs Voltijd-, deeltijd- en duale opleidingen Universitaire opleidingen zijn voltijds, deeltijds of duaal. Hierover kun je meer lezen in de OER. Als student heb je onderstaande rechten die specifiek verband houden met het onderwijs aan de RUG, te weten: Recht op kwaliteit Als student heb je het recht schriftelijk de kwaliteit van de opleiding te beoordelen. Die kwaliteit wordt ook gecontroleerd door een visitatiecommissie, die bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Deze evaluaties zijn openbaar. De Faculteit trekt hieruit eventueel consequenties voor haar beleid. De opleidingen zijn geaccrediteerd door de NVAO. Dit wordt op je diploma vermeld. Recht op een studeerbaar programma De opleiding moet zodanig opgebouwd en ingevuld zijn, dat je redelijkerwijs de norm voor studievoortgang kunt halen en de opleiding binnen de daarvoor gestelde nominale cursusduur kunt voltooien. De opleidingscommissie ziet hierop toe. Als het programma niet-studeerbaar is, kun je wellicht in aanmerking komen voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Je moet dit wel direct melden bij de studieadviseur (zie hiervoor paragraaf 8). Het programma wordt elk jaar beoordeeld door de opleidingscommissie; hierin hebben ook studenten zitting. Recht op een uniforme studielast De jaarlijkse studielast van elke opleiding en elke onderwijseenheid wordt (ingevolge van het European Credit Transfer Systeem: ECTS) uitgedrukt in 60 studiepunten ofwel European Credits (EC). Eén EC staat voor 28 studie-uren. Binnen het BaMa-stelsel omvat de Bacheloropleiding, inclusief de propedeuse, 180 EC. De meeste Masteropleidingen beslaan maximaal 60 EC, maar er zijn uitzonderingen. Voor het studiejaar 2007/2008 geldt: 180 EC: Masteropleiding voor Farmacie en Geneeskunde; 120 EC: Masteropleiding voor wijsgeer (van een bepaald wetenschapsgebied); 120 EC: Masteropleiding voor ingenieur; 120 EC: Masteropleiding voor Bewegingswetenschappen; 120 EC: Masteropleiding voor Tandheelkunde; 120 EC: Masteropleiding bèta; 120 EC: Masteropleiding voor universitaire eerstegraadsleraar; 120 EC: Research Masteropleidingen (Onderzoeksmasters).
170
Studentenstatuut De meeste ‘oude’ doctoraalopleidingen (vóór de BaMa) hebben een studieduur van maximaal vier jaar (168 studiepunten), maar er zijn uitzonderingen: zesjarige opleiding voor arts en apotheker (252 studiepunten); vijfjarige opleiding voor tandarts, wijsgeer (van een bepaald wetenschapsgebied) en ingenieur (210 studiepunten); vijfjarige bètaopleidingen (210 studiepunten). Recht op betaalbaar onderwijs Behalve het collegegeld voor studenten (of het examengeld voor de extraneï) mag de RUG de kosten van onderwijs niet doorberekenen. Voor overige kosten, zoals studiekosten en studiereizen, heeft het College van Bestuur de ‘Regeling Prijsbeleid Studiekosten’ opgesteld. In de studiegids staat aangegeven wat de studiekosten zijn voor het betreffende studiejaar en ook op de website vind je hierover informatie. Verder is bij de CSB de brochure “Studeren, wat kost het?” verkrijgbaar. Het Faculteitsbestuur moet op tijd inzicht geven in kosten en bijdragen. Indien de studiekosten hoger zijn dat het in de Regeling Prijsbeleid Studiekosten opgenomen plafondbedrag, kun je de helft van het bedrag dat je méér kwijt bent bij het Faculteitsbestuur (door overlegging van aankoopbewijzen) terugvragen. Recht op studiebegeleiding Als student heb je recht op studiebegeleiding, zoals ondersteuning door de studieadviseur of studentendecaan. Extra begeleiding is er desgewenst voor studenten die in een speciale positie verkeren, bijvoorbeeld door een functiebeperking (handicap), een chronische ziekte of dyslexie. Ook allochtone studenten hebben recht op gerichte ondersteuning. Je kunt je hiervoor in eerste instantie tot de studieadviseur van je opleiding wenden. Recht op aangepast onderwijs Als student met een handicap, chronische ziekte, dyslexie of een andere functiebeperking heb je het recht om aangepast onderwijs te volgen. Voor specifieke vragen of advies over de mogelijkheden bij jouw opleiding kun je terecht bij de studieadviseur en voor meer algemene vragen of advies bij de CSB. Ook in je studiegids kun je over dit onderwerp lezen. Recht op serieuze afhandeling van klachten Er zijn diverse aanspreekpunten voor klachten: op decentraal niveau: de Faculteit of studieadviseur; op centraal niveau: de Vertrouwenspersoon, de studentendecanen van het STAG of de Arbo- en Milieudienst (afhankelijk van het onderwerp). Recht op informatie over de studievoortgang voor studenten met eenTempobeurs Vóór 1 november 2007 krijg je schriftelijk bericht van het aantal studiepunten dat je in het studiejaar 2006/2007 hebt behaald in het kader van de ‘tempobeurs’. Je vindt meer informatie over de studievoortgangsnorm en de Tempobeurs in paragraaf 8. Studievoortgang en een prestatiebeurs In verband met een aanpassing van de WSF geldt de studievoortgangnorm in het eerste studiejaar niet meer voor prestatiebeursstudenten die per of na september 2004 voor het eerst studiefinanciering ontvangen. Voor hen geldt dat de toegekende prestatiebeurs pas wordt omgezet in een gift als het diploma binnen 10 jaren wordt behaald. Dit betekent dat er geen afzonderlijke omzetting meer plaatsvindt voor de eerste 12 maanden prestatiebeurs, zoals eerder het geval was. Voor meer informatie kun je terecht bij de CSB en bij de IBG.
171
Studentenstatuut 12.3.6
Tentamens en examens Tentamen Bij elke onderwijseenheid (vak) hoort een tentamen. Hiervoor is de examencommissie verantwoordelijk. Examen Je bent geslaagd voor het examen van (een fase van) de opleiding, als de tentamens met goed gevolg zijn afgelegd. De examencommissie stelt de regels hieromtrent vast. Deze vind je in de OER. De examencommissie kan een nader onderzoek aan het examen verbinden. Bewijsstukken Voor elk gehaald tentamen ontvang je een bewijsstuk van de examinatoren. Als je meer tentamens (minimaal twee) hebt gehaald, kun je de examencommissie vragen om een overzicht en bewijs daarvan (‘verklaring’). Van elk examen waarvoor je geslaagd bent, ontvang je een getuigschrift (‘bul’ of ‘diploma’). Dit diploma wordt voorzien van een Diploma Supplement, waarop een overzicht wordt gegeven van de inhoud van de opleiding, de verrichte inspanningen en de daarbij behaalde resultaten. Propedeuse De propedeuse is een integraal onderdeel van zowel de Bacheloropleiding (180 EC) als de ‘oude’ doctoraalopleiding (minimaal 168 studiepunten). Als je de propedeuse met een voldoende resultaat hebt afgelegd, ontvang je een diploma. Inhoud studieprogramma In de OER staan de onderdelen van de opleiding vermeld. Je kunt echter zelf een programma samenstellen, mits dat wordt goedgekeurd door de examencommissie. De OER van je opleiding staat in de betreffende studiegids vermeld. Aansluiting op buitenlandse opleidingen Als je een buitenlandse vooropleiding hebt gevolgd, moet je in bepaalde gevallen aantonen dat je het Nederlands voldoende beheerst om deel te nemen aan het universitair onderwijs. De voorwaarden staan in de OER van je opleiding. Recht op aangepast tentamen Als student met een handicap, chronische ziekte, dyslexie of andere functiebeperking heb je het recht om aangepast tentamen te doen. Voor specifieke vragen of advies over de mogelijkheden bij jouw opleiding kun je terecht bij de studieadviseur en voor meer algemene vragen of advies bij de CSB. Ook in je studiegids kun je over dit onderwerp lezen.
12.3.7
Onderwijs- en Examenregeling (OER) Inhoud van de OER Elke opleiding heeft een OER, die wordt vastgesteld door het Faculteitsbestuur. De opleidingscommissie adviseert hierover en beoordeelt de uitvoering. Onderwerpen van de OER De WHW schrijft voor welke onderwerpen in de OER moeten zijn opgenomen, zoals de inhoud van de opleiding en toelatingseisen.
12.3.8
Financiële ondersteuning voor studenten die recht hebben op studiefinanciering van de IBG Afstudeerfonds Als je wegens bijzondere omstandigheden studievertraging oploopt, kun je in aanmerking komen voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Om financiële ondersteuning uit 172
Studentenstatuut het Afstudeerfonds te kunnen krijgen, moet je ingeschreven staan als voltijdstudent en studiefinanciering ontvangen. Daarnaast moet je in ieder geval voldoen aan de volgende voorwaarden. Als je studievertraging oploopt door overmacht, en het er naar uitziet dat de vertraging meer dan 4 weken zal bedragen, moet je dit onmiddellijk melden bij de studieadviseur (de zgn. eerste melding). Als de vertraging meer dan 3 maanden zal gaan bedragen, moet je zelf zo spoedig mogelijk een vervolgafspraak maken met een studentendecaan. Vervolgens dien je je aan het advies van de studentendecaan te houden, wil je aanspraak kunnen maken op de Afstudeerfondsregeling. Onder bijzondere omstandigheden, waarbij sprake is van overmacht wordt verstaan: ziekte; zwangerschap; een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiebeperking; bijzondere familieomstandigheden; een onvoldoende studeerbare opleiding; verlies van accreditatie van de opleiding waaraan je bent ingeschreven; uitzonderingsgevallen o.g.v. de hardheidsclausule: andere dan de hierboven genoemde omstandigheden, indien afwijzing van een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Als overige bijzondere omstandigheden gelden: lidmaatschap opleidingscommissie; medezeggenschapsfunctie; bestuursfunctie (mits opgenomen in Afstudeerfondsregeling); topsport. Welke voorwaarden verder nog gelden voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds, kun je lezen in de Afstudeerfondsregeling die je vindt op de website van de RUG: www.rug.nl. Zorg er in ieder geval voor dat je elke belangrijke verandering in je studie (vertraging, omzwaai enz.) meteen bespreekt met een studieadviseur of een studentendecaan. Laat elke studievertraging van meer dan 4 weken (5 EC) altijd direct schriftelijk registreren bij uw studieadviseur, want wellicht kom je in aanmerking voor financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Wanneer de vertraging groter is of dreigt te worden dan drie maanden, zal de studieadviseur je verwijzen naar een studentendecaan. Je moet dan zelf een afspraak maken met een studentendecaan voor een vervolgmelding. Houd er rekening mee dat het Afstudeerfonds een (studie)jaarsystematiek hanteert. Als je studievertraging doorloopt in een volgend studiejaar, moet je die opnieuw melden. Soms worden studiepunten in één keer in een bepaald studiejaar toegekend, terwijl een gedeelte van de inspanning die je hiervoor leverde (bij voorbeeld deeltentamens, onderdelen van een scriptie) in een ander studiejaar plaatsvond. In dat geval kun je ten behoeve van de financiële ondersteuning uit het afstudeerfonds een verzoek doen om een ‘knip’ te krijgen in de toewijzing van de studiepunten. Informeer hiervoor bij je opleiding. De studentendecaan geeft ook uitleg over tempo- en prestatiebeurs, Afstudeerfonds, uitschrijving, werk en uitkering. Vraag op tijd aan. Je moet de aanvraag indienen direct na afloop van het studiejaar (september) tot uiterlijk 1 februari van het jaar dat volgt op het studiejaar waarin de bijzondere omstandigheid zich heeft voorgedaan. Wie te laat is, krijgt geen financiële compensatie. Het aanvragen geschiedt door middel van het digitale aanvraagformulier, via de website van de RUG. Als je niet zelf je zaken kunt regelen, moet je een zaakwaarnemer aanstellen, bijvoorbeeld een familielid of vriend.
173
Studentenstatuut Regeling voor financiële ondersteuning van buitenlandse studenten Voor buitenlandse studenten die door bijzondere omstandigheden studievertraging hebben opgelopen, is er een aparte regeling voor financiële ondersteuning. Deze regeling is in een Nederlandse en Engelse versie beschikbaar bij de CSB en op de website. De aanvraagprocedure is gelijk aan die van een aanvraag voor de Afstudeerfondsregeling; informeer bij de CSB of bij de studieadviseur. Noodfonds Het Noodfonds biedt de mogelijkheid om in bijzondere gevallen aan studenten die zijn ingeschreven bij de Rijksuniversiteit Groningen, leningen en/of giften te verstrekken. Op de website van de RUG kun je nadere informatie vinden. Het aanvraagformulier voor het Noodfonds vind je ook op de website: www.rug.nl/studenten. Regeling financiële Ondersteuning studenten Bèta-opleidingen (ROB) Studenten Biologie, Scheikunde, Natuurkunde, Informatica, Sterrenkunde, Wiskunde, Statistiek en Technische Farmacie die zijn begonnen in de studiejaren 1996-1998, kunnen van de RUG maximaal één extra jaar financiering krijgen. Informeer bij je studieadviseur. Studievoortgangsnorm en tempobeurs Als je vóór 1 september 1996 studiefinanciering hebt gekregen voor een opleiding in het hoger onderwijs, krijg je je beurs als een voorwaardelijke beurs (de tempobeurs) uitbetaald. Voor meer informatie kun je terecht bij de CSB en bij de IBG. Aanvragen van financiële ondersteuning bij de RUG en IBG Aanvragen van financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds dienen digitaal te worden aangeleverd; zie hiervoor de website van de RUG. Aanvraagformulieren voor het Noodfonds en op basis van het reglement voor buitenlandse studenten, zijn verkrijgbaar bij de CSB. Aanvraagformulieren voor financiële ondersteuning op basis van de ROB-regeling zijn verkrijgbaar bij de CSB en bij de Faculteit. Het College van Bestuur beslist over een eventuele toekenning van financiële ondersteuning en wordt hierin geadviseerd door respectievelijk de Universitaire Fondsen Commissie (UFC) en de Noodfondscommissie. Het College van Bestuur maakt zijn beslissing schriftelijk bekend. Hiertegen kun je desgewenst bezwaar aantekenen (zie paragraaf 11). Vragen over de Afstudeerregeling mail je naar:
[email protected]. Aanvraagformulieren en informatie over de voorwaarden voor financiële ondersteuning door de IBG zijn bij de CSB verkrijgbaar. Een gesprek met de studentendecaan is noodzakelijk om vast te stellen of de universiteit met deze aanvraag kan instemmen. Nadat de universiteit en een behandelend arts een verklaring hebben gegeven over de bijzondere omstandigheid, kun je het formulier indienen bij de IBG. Lees meer over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning door de RUG en/of de IBG in deze paragraaf onder ‘Afstudeerfonds’ en ‘Studievoortgangsnorm’. 12.3.9
Medezeggenschap Universiteitsraad De RUG heeft een Universiteitsraad (U-raad) als centraal medezeggenschapsorgaan van studenten en medewerkers. De raad is gesprekspartner van het College van Bestuur. De U-raad heeft 24 leden die personeel en studenten vertegenwoordigen en ook uit deze groepen afkomstig zijn. Van de raadsleden worden 12 studentleden gekozen door de studenten en 12 personeelsleden door RUG-medewerkers. De zittingstermijn van studentleden is één jaar en van personeelsleden twee jaar. Instemmingsrecht De raad heeft het recht van instemming bij vaststelling of wijziging van: het instellingsplan; 174
Studentenstatuut -
de vorm van het systeem van kwaliteitszorg; het Studentenstatuut; het Bestuurs- en Beheersreglement (BBR); de regels voor veiligheid, gezondheid en welzijn; de keuze van medezeggenschapstelsels; de regelingen van financiële ondersteuning van studenten.
Faculteitsraad Elke Faculteit heeft een Faculteitsraad als decentraal medezeggenschapsorgaan en gesprekspartner van het Faculteitsbestuur. De ene helft van de Faculteitsraad bestaat uit door studenten gekozen studentleden en de andere helft uit door personeel gekozen personeelsleden. Het aantal leden verschilt per Faculteit, maar is maximaal 24. De studentleden zitten één jaar in de raad en de personeelsleden twee jaar. Instemmingsrecht De Faculteitsraad heeft het recht van instemming voor vaststelling of wijziging bij: het faculteitsreglement; een deel van de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Met ingang van 1 januari 2005 maakt de Medische Faculteit deel uit van het UMCG. Voor de medezeggenschap van studenten betekent dit dat zij gekozen kunnen worden voor de O&O raad en dat zij deel uit kunnen maken van het managementteam voor het Onderwijsinstituut van de UMCG. Opleidingscommissies Elke opleiding heeft een opleidingscommissie, die over de OER adviseert en oordeelt. De helft van de leden bestaat uit studenten. De commissieleden worden benoemd door het Faculteitsbestuur. Facilitering studenten medezeggenschapsorganen Als je als student lid bent van de universiteitsraad, een faculteitsraad of een opleidingscommissie kan het gebeuren dat je tentamen, examens of (verplichte) onderwijsonderdelen niet kunt bijwonen omdat deze samenvallen met vergaderingen van de betreffende raad of opleidingscommissie. Je faculteit zal je daarom tegemoetkomen door je, voor zover mogelijk, in de gelegenheid te stellen om het tentamen of examen op een ander moment af te leggen en om de onderwijsonderdelen op een ander moment te volgen of een vervangende opdracht te maken.
175
Studentenstatuut 12.3.10 Gedragsregels Huisregels en ordemaatregelen De student die de huisregels en/of ordemaatregelen van de universiteit overtreedt, kan de toegang tot de universitaire gebouwen en terreinen ontzegd worden voor maximaal één jaar. Het gebruik van de universitaire computersystemen Het gebruik van de universitaire computersystemen, inclusief hardware, software, en netwerkvoorzieningen, is slechts toegestaan voor zover dit in overeenstemming met het toegekende account plaatsvindt. Elke gebruiker dient zich aan de regels te houden zoals opgenomen in de Gebruikersregeling universitaire computersystemen. Deze regeling tref je als bijlage bij het Studentenstatuut aan. Privacy Je hebt het recht je eigen persoonlijke- en studiegegevens bij de universitaire administratie in te zien en een verzoek tot aanpassing hiervan in te dienen. Verder komen jouw gegevens alleen ter inzage van RUG-medewerkers uit hoofde van hun functie. Gegevens mogen bewerkt worden, voor zover dit voortvloeit uit het doel waarvoor zij zijn verzameld (bijvoorbeeld voor het verspreiden van studieinformatie via een e-mail). Aan derden mogen de gegevens alleen beschikbaar gesteld worden als jij het daarmee eens bent of als de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) dat toestaat of als de wet hiertoe verplicht. De RUG heeft een eigen privacyregeling gebaseerd op de Wbp. Dit is de ‘Regeling bescherming persoonsgegevens studenten en personeel van de RUG’. Deze regeling staat gepubliceerd op de website van de RUG. (Seksuele) intimidatie, agressie, geweld en discriminatie Het College van Bestuur heeft een Gedragscode SIAGD opgesteld. Hierin is vastgelegd hoe de RUG omgaat met en optreedt tegen (seksuele) intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. Arboregels Het College van Bestuur zorgt voor regels om de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van studenten en extraneï binnen de universiteit te beschermen. 12.3.11 Rechtsbescherming Als je het oneens bent met een beslissing, kun je in beroep gaan of bezwaar aantekenen. Voor onderwijszaken (decentrale aangelegenheden) is er een andere procedure dan bij inschrijvingszaken en financiële regelingen (centrale aangelegenheden). In het eerste geval teken je beroep aan bij het College van Beroep voor de Examens (CBE), in het laatste geval teken je bezwaar aan bij het College van Bestuur. Beroep bij het CBE Als je het oneens bent met beslissingen van een examinatoren of examencommissies, kun je in beroep gaan bij het College van Beroep voor de Examens (CBE). Het gaat hier om onderwerpen die besproken worden in paragraaf 3, 5 en 6 van dit studentenstatuut zoals: vaststelling van het aantal studiepunten; toelating tot tentamens; beoordeling van examens; toegang tot de opleiding (in individuele gevallen). Procedure 1. De student tekent binnen vier weken schriftelijk beroep aan bij het College van Beroep voor de Examens (CBE), adres: Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 5439. Bij urgentie kan de student tegelijkertijd om een voorlopige voorziening vragen.
176
Studentenstatuut 2.
3.
4.
Het CBE zendt het beroep door aan de voorzitter van de examencommissie, die eerst met de partijen nagaat of een compromis mogelijk is. Als dat niet lukt, oordeelt het CBE over het beroepschrift. Het College doet binnen tien weken uitspraak: Het beroep is ongegrond: de situatie blijft zoals zij is. Het beroep is niet-ontvankelijk: een inhoudelijke uitspraak is niet nodig wegens procedurefouten (het beroep is bijvoorbeeld te laat ingediend). Het beroep is gegrond: de beslissing wordt vernietigd. De examinator of examencommissie moet opnieuw een beslissing nemen. In een aantal gevallen is tegen de uitspraak van het CBE beroep mogelijk bij de Rechtbank. Dit beroep dient binnen 6 weken na verzending van de uitspraak van het CBE, ingediend te worden.
Bezwaar bij het College van Bestuur Als je het oneens bent met een besluit van het College van Bestuur, kun je bezwaar aantekenen bij hetzelfde College van Bestuur. Het gaat dan om onderwerpen die besproken worden in paragrafen 3, 4, 8 en 10 van dit studentenstatuut, zoals: inschrijving als student of extraneus; beëindiging inschrijving wegens ziekte, familieomstandigheden of onderwijskundige overmacht; financiële ondersteuning; ontzegging van toegang tot gebouwen en terreinen van de RUG. Procedure 1. De student moet binnen zes weken een bezwaarschrift indienen bij het College van Bestuur (adres: Postbus 72, 9700 AB Groningen). 2. In een hoorzitting wordt zowel het College van Bestuur als de student gehoord door de Commissie van Advies voor de Beroep- en Bezwaarschriften. 3. De Commissie van Advies voor de Beroep- en Bezwaarschriften adviseert het College van Bestuur, dat vervolgens een besluit neemt. 4. Tegen dit besluit kan de student binnen zes weken in beroep gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO), adres: Paleis van Justitie, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, of bij de Rechtbank, afhankelijk van het soort besluit. Kosten De kosten voor het in beroep gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs of de (bestuursrecht) Rechtbank zijn: in elk geval: griffierechten € 39,00 (CBHO) en € 143,00 (Rechtbank); eventueel: de kosten van de procedure (als dat in de uitspraak staat). Informatie De afdeling Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken van de RUG geeft inlichtingen over rechtsbescherming en andere juridische aangelegenheden. Het adres is: ABJZ, Postbus 72, 9700 AB Groningen, tel. (050) 363 5440. Daarnaast geeft de CSB de brochure ‘Bezwaar en Beroep’ uit.
177
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW
13
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW
13.1
Masterprogramma’s van de FRW De Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen biedt een achttal door de NVAO 1 geaccrediteerde Master of Science opleidingen aan: 1. Master of Science Culturele Geografie 2. Master of Science Economische Geografie 3. Master of Science Vastgoedkunde 4. Master of Science Planologie 5. Master of Science Population Studies (Engelstalig) 6. Master of Science Environmental & Infrastructure Planning, croho-nummer 66194 (Engelstalig) 7. Master of Science Lerarenopleiding Aardrijkskunde (tweejarig) 8. Research Master Regional Studies (tweejarig) Dit reglement beschrijft hoe de toelating tot deze Masteropleidingen is geregeld
13.2
Toelatingscommissie voor de FRW Masters Voor de onder 1. sub. 1 t/m 7 genoemde Master of Science opleidingen wordt toelating verleend door de Masters Toelatingscommissie van de Faculteit. Deze toelatingscommissie is samengesteld uit de coördinatoren van de afzonderlijke Masteropleidingen. De decaan van de Faculteit is voorzitter van de toelatingscommissie. Voor het studiejaar 2007/2008 is de Toelatingscommissie als volgt samengesteld: Prof.dr.ir. G.J.J. Linden, decaan en PH onderwijs in Faculteitsbestuur (voorzitter) Dr. P.D. Groote, coördinator Master Culturele Geografie Prof.dr. P.H. Pellenbarg coördinator Master Economische Geografie Dr. P.R.A. Terpstra coördinator Master Vastgoedkunde Prof.dr. G. de Roo, coördinator Master Planologie mw. Prof.dr. I. Hutter, coördinator Master Population Studies en Research Master in Regional Studies. Dr.ir. P. Ike, coördinator Master Environment & Infrastructure Planning Dr. P.C.J. Druijven, coördinator Master Lerarenopleiding Aardrijkskunde Prof.dr. L.J.G. van Wissen, directeur Graduate School Ruimtelijke Wetenschappen. De toelating tot de Research Master geschiedt door de ‘Board of the Graduate School’ op de wijze zoals omschreven in de door de NVAO goedgekeurde programmabeschrijving van de opleiding. Zie hiervoor tabel 13.1. Tegen deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij de examencommissie. De toelatingscommissie heeft dezelfde samenstelling als de gezamenlijke examencommissie van de acht Masteropleidingen. Op deze wijze is de eenheid van oordeel verzekerd over te bereiken doelstellingen en eindtermen enerzijds, en daarvoor noodzakelijke startkwalificaties anderzijds.
1
NVAO = Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie
178
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW
Tabel 13.1 Admission to the Research Master
Admission to the Research Master Regional Studies requires either: a bachelor degree in human geography and/or urban and regional planning; a bachelor degree in another spatial, social or economic science discipline with at least a minor of 30 EC in human geography and/or urban and regional planning; a scientific professional master degree in a human geography or planning specialisation; Students who obtained such a master diploma and who subsequently are admitted into the Research Master Program Regional Studies, will get exemptions for a number of courses, as a function of their earlier master program. Depending on the master program followed earlier, this may result in a reduction in length of the Research Master Program Regional Studies; a scientific professional master degree in another social of economic science field with a substantial ‘spatial’ and ‘research’ content; a ‘HBO’-professional master degree with a substantial ‘spatial’ and ‘research’ content; a foreign degree comparable to the Dutch degrees indicated above. Entrance requirements are as follows: A bachelor’s degree in a relevant field of science (see above). Good knowledge of and practical experience in using the English language. All REGcourses are taught in English. Therefore non-native speakers and students who have not followed English language courses for at least two years are required to provide proof of their English proficiency. Examples of accepted minimum English language test scores are: TOEFL paper: 600, TOEFL computer: 237, IELTS: 6.5 (and 6.0 for written part), APIEL: AP4, Cambridge EFL Advanced English: B, Cambridge EFL Proficiency in English: C. Basic knowledge of statistical methods. Students have completed their preceding bachelor or master education with an average grade of at least 7 (on a ten point scale) and a grade for their research work of at least 7. Selection procedure The decision for admission will be based on: a motivated request for admission, including ideas for a major research project; proof of compliance with the requirements regarding preceding education; submission of research output produced so far by the applicant; proficiency in English; an interview with the applicant in which attitude, motivation, orientation and competences for a career in scientific research of the applicant will be evaluated.
179
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW 13.3
Intakeprocedure voor de FRW Masters 13.3.1
Intake WO Bachelors
2
Een aanvrager met een universitair (WO) Bachelordiploma wordt via de Centrale Studenten Administratie (CSA) toegelaten volgens de bepalingen in het Onderwijs- en Examen Reglement (OER) van de gewenste Masteropleiding. Indien de universitaire Bachelorvooropleiding van de aanvrager niet in het OER is genoemd kan mogelijk alsnog toelating worden verkregen, maar dan via de toelatingscommissie. Soms is toelating van WO Bachelors mogelijk via een van de Minorprogramma’s van 30 EC die de Faculteit aanbiedt (zie hiervoor paragraaf 4). In andere gevallen is een uitvoeriger instroomprogramma nodig. Dit wordt opgesteld door de coördinator van de Masteropleiding die de aanvrager wil volgen. WO Bachelors die hun Bacheloropleiding nog niet geheel hebben voltooid, maar een achterstand in het programma hebben van maximaal 15 EC, kan een bewijs van voorlopige toelating tot de Masteropleiding worden verstrekt. De achterstand mag niet betrekking hebben op het Bachelorproject, dat de Bacheloropleiding afsluit. Zolang de voorlopige toelating niet is omgezet in een definitieve toelating, mag niet aan het Master thesis project worden begonnen. 13.3.2
Intake HBO Bachelors
Aanvragers met een HBO Bachelordiploma worden altijd direct doorverwezen naar de toelatingscommissie. Aanvragen van HBO Bachelors bij de toelatingscommissie worden in eerste instantie zelfstandig afgehandeld door de coördinator van de gewenste Masteropleiding, die indien mogelijk een schakelprogramma vaststelt voor toelating tot de Masteropleiding. Voor de precieze gang van zaken bij schakelprogramma’s zie paragraaf 5. Voor een aantal HBO Bacheloropleidingen is een standaard schakelprogramma gemaakt, dat veelal 60 EC omvat. In andere gevallen kan een uitvoeriger schakelprogramma nodig zijn. Soms is toelating in het geheel niet mogelijk. Om toegelaten te worden tot een schakelprogramma en masterprogramma moet de HBO opleiding geheel zijn afgrond. HBO Bachelors die hun schakelprogramma nog niet geheel hebben voltooid, maar een achterstand hebben van maximaal 15 EC, kunnen voorlopig worden toegelaten tot de Masteropleiding. Die achterstand mag niet betrekking hebben op het Bachelorproject of de individuele schrijfopdracht als die in het schakelprogramma zijn opgenomen. Zolang de voorlopige toelating niet is omgezet in een definitieve toelating mag niet aan het Master thesis project worden begonnen. 13.3.3
Intake WO Masters
Aanvragers met een WO Masterdiploma worden in principe beoordeeld op basis van het eerder behaalde Bachelordiploma. De coördinator van de Masteropleiding die de aanvrager wil volgen beoordeelt of er op basis van het daarna behaalde Masterdiploma nog aanleiding is om voor een enkel vak uit het schakelprogramma dan wel het te volgen Masterprogramma vrijstelling te verlenen. Naar verwachting zal dat niet vaak het geval zijn.
2
Voor de intake van WO Doctorandi of Masters gelden geen specifieke regels. Ze worden in principe net zo beoordeeld als WO Bachelors. Eventueel kan vrijstelling van bepaalde vakken uit het Masterprogramma worden verleend als die rechtstreeks corresponderen met vakken uit de gevolgde Doctoraal- resp Masterstudie, dit ter beoordeling van de coördinator die de aanvraag behandelt.
180
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW 13.3.4
Beoordeling van aanvragen
Uitgangspunt bij de beoordeling van alle aanvragen om toelating tot de Masteropleidingen is de waarschijnlijkheid dat de aanvrager met succes de studie kan afronden. De coördinator is de meest aangewezen persoon om die waarschijnlijkheid in te schatten. In twijfelgevallen worden de andere leden van de toelatingscommissie geraadpleegd via het rondzenden van een map met bescheiden betreffende de aanvraag. Indien nodig kan een vergadering worden bijeengeroepen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. De toelatingscommissie vergadert in ieder geval tweemaal per jaar (in januari en juni) in voltallige samenstelling. Alle aanvragen worden beheerd en centraal gearchiveerd door de secretariële ondersteuningsstaf op het Bureau Onderwijs en Examens. Per Master wordt een archiefmap bijgehouden, die ter inzage is voor alle andere coördinatoren. De portefeuillehouder Onderwijs van het Faculteitsbestuur zal periodiek alle aanvragen bezien, beoordelen en evalueren zodat een uniforme behandeling gegarandeerd is. De coördinatoren bepalen eventueel in overleg met de tot de Master opleiding toegelaten student of er aanleiding is tot een individueel af te spreken studietraject. Deze optie is met name bedoeld om studenten die in het (overgangs-)studiejaar 2003/2004 zijn overgestapt van het 3e jaar van de doctoraalopleiding ‘oude stijl’ naar jaar 3 van de Bacheloropleiding ‘nieuwe stijl’ geen vertragingen in hun studievoortgang te laten oplopen bij de overgang naar een van de facultaire ‘doorstroom-Masters’ die ze niet zouden hebben ondervonden in het doctoraalprogramma. 13.4
Minorprogramma’s voor WO Bachelors 13.4.1
Doorstroom-Minors voor FRW Bachelors
Voor FRW Bachelors (SG&P of TP) die doorstromen naar een van de acht FRW Masteropleidingen zijn er in principe geen beperkingen aan de toelating tot die Masteropleidingen, uitgezonderd: Voor doorstromen met een Bachelordiploma SG&P dan wel TP naar de Masteropleiding Populations Studies: voorsorteerminor Population Studies wordt aanbevolen (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 3). Voor de Research Master Regional Studies vindt een selectie plaats op basis van studieprestaties in de Bacheloropleiding en persoonlijke motivering voor het Research Masterprogramma. Voor de overige ‘doorstroompaden’ geldt: Met een Bachelordiploma SG&P naar de Masteropleiding TP: Minorprogramma TP wordt aanbevolen (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 1); Met een Bachelordiploma TP naar de Masteropleiding SG&P: Minorprogramma SG&P wordt aanbevolen (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 4). Zij die in het bezit zijn van een Bachelordiploma Sociale Geografie, Planologie, Sociale Geografie & Planologie, of Technische Planologie van één der andere Nederlandse universiteiten, worden op dezelfde basis toegelaten tot de acht FRW- Masteropleidingen als de studenten die aan de FRW zelf hun Bachelordiploma behaalden. 13.4.2
Instroom-Minors voor Bachelors MaGW
Studenten in het bezit van een WO Bachelordiploma van één der Maatschappij- en Gedrags Wetenschappen (met name Economie, Bedrijfskunde, Sociologie, Psychologie, of Politicologie; niet Pedagogiek) kunnen via de instroom-Minorprogramma’s van 30 EC toelating verkrijgen tot een aantal van de Masteropleidingen van de FRW: via het Minorprogramma Cultuur en Ruimte: naar de Masteropleiding Culturele Geografie (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 6); via het Minorprogramma Economie en Ruimte: naar de Masteropleidingen Economische geografie en Vastgoedkunde (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 5); 181
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW -
via het Minorprogramma Planologie: naar de Masteropleiding Planologie (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 7); via het Minorprogramma Population Studies (identiek aan de doorstroom-Minor genoemd onder 4.1): naar de Masteropleiding Demografie (zie hoofdstuk 14 Minorprogramma’s, Minor 3).
13.4.3
Instroom-Minors voor Bachelors TW
Studenten in het bezit van een WO Bachelordiploma van een aantal Technische Wetenschappen (met name Civiele Techniek, Bouwkunde, Civiele Techniek & Management) kunnen in beginsel via het Minorprogramma Planologie (zie hoofdstuk 11 Minorprogramma, Minor 7) toegang verkrijgen tot de Masteropleiding Technische Planologie (Environmental and Infrastructure Planning). Afhankelijk van de vooropleiding kunnen nog aanvullende eisen worden gesteld door de toelatingscommissie. 13.5
Schakelprogramma’s voor HBO Bachelors Voor HBO Bachelors wordt conform de intakeprocedure (zie 3.2) door de coördinator van de gewenste Masteropleiding (1) vastgesteld of toelating mogelijk is, en; (2) als toelating mogelijk is, een schakelprogramma voor die toelating opgesteld. De aanvrager dient hiervoor aan de coördinator een kopie van het HBO Bachelordiploma en een overzicht van de in de opleiding gevolgde vakken, met aanduiding van daaraan bestede tijd ter beschikking te stellen. Voor een aantal HBO Bacheloropleidingen zijn schakelprogramma’s mogelijk, die veelal 60 EC omvatten. Voor de Masteropleidingen Culturele Geografie, Economische Geografie, Planologie, en de Master Lerarenopleiding Aardrijkskunde zijn standaard schakelprogramma’s van 60 EC onder andere mogelijk voor gediplomeerden van de diverse HEAO-richtingen, de HBOrichtingen vervoers- en bestuurskunde, HBO-milieukunde, HBO-richtingen planologie of ruimtelijke ordening, hoger toeristisch en recreatief onderwijs, NLO-Aardrijkskunde en diverse HTO-richtingen. Voor de Masteropleiding Vastgoedkunde geldt voor het studiejaar 2007/2008 een speciale toelatingsregeling. Er zal komend studiejaar een beperkt aantal HBOgediplomeerden tot het schakelprogramma worden toegelaten. Coördinator en studieadviseur geven hierover desgewenst nadere inlichtingen. Andere HBO-richtingen worden individueel beoordeeld voor wat betreft de toelating tot het Master programma. Voor de Masteropleiding Environmental and Infrastructure Planning (Technische Planologie) gaat het bij de 60 EC schakelprogramma’s om HBO Bachelordiploma’s van civieltechnische, bouwkundige, bestuurskundige, landbouwkundige, milieukundige, verkeers/vervoerskundige of planologische studierichtingen. Toelating van HBO-Bachelors met een andere dan voornoemde richtingen wordt individueel beoordeeld. Voor de Masteropleiding Demografie zijn geen specifieke HBO-richtingen geselecteerd waarvoor een 60 EC schakelprogramma geldt. Voor de Research Master Regional Studies worden alleen HBO-abituriënten geselecteerd die in hun opleiding een groot aantal ruimtelijk georiënteerde vakken en een uitgebreide scholing in onderzoeksvaardigheden hebben gehad. In andere dan de hierboven genoemde HBO-vooropleidingen kan een uitvoeriger schakelprogramma nodig zijn, dat meer dan 60 EC omvat. Schakelprogramma’s van meer dan 90 EC worden niet afgegeven. Soms is toelating in het geheel niet mogelijk, en moet de aanvrager worden geadviseerd de gehele Bacheloropleiding SG&P dan wel TP te volgen om toelating tot de gewenste Masteropleiding te verkrijgen Een schakelprogramma geeft alleen toegang tot de ene Masteropleiding waarvoor toelating is gevraagd en waarop het programma derhalve is toegesneden.
182
Toelatingscommissie Masteropleiding FRW 13.6
Indaalvarianten van schakelprogramma’s Wanneer sprake is van direct toeleidende HBO-opleidingen, dat wil zeggen HBO-opleidingen waarin een volledig vierjarig programma (vrijwel) geheel is gewijd aan een vakgebied dat direct correspondeert met het wetenschapsgebied dat wordt bestreken door een bepaalde FRW Masteropleiding, is het mogelijk om een verkort schakelprogramma op te stellen. In overleg met het bestuur van de betreffende HBO opleiding kan het Faculteitsbestuur van de FRW in zo’n geval een overeenkomst opstellen die voorziet in: het volgen van het verkorte schakelprogramma binnen de keuzeruimte in jaar 3 en/of 4 van de betreffende HBO-opleiding; het vergoeden van de betreffende onderwijsdiensten aan de FRW. Deze schakelprogramma’s worden aangeduid als indaalvarianten. Op dit moment is een overeenkomst over ingedaalde schakelprogramma’s van kracht voor: de toelating van Bachelors van de HBO-opleiding Vastgoedkunde van de Hanzehogeschool Groningen tot de Masteropleiding Vastgoedkunde van de FRW; de toelating van Bachelors van de HBO-opleiding Aardrijkskunde van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. De toelating van Bachelors van de HBO-opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek van de Hanzehogeschool Groningen tot de Masteropleidingen Planologie en Environmental and Infrastructure Planning. Tabel 13.2 specificeert de inhoud van de indaalvarianten van de schakelprogramma’s voor HHS en NHL. Tabel 13.2 Indaalvarianten van schakelprogramma’s voor HBO-studenten HHS Vastgoedkunde Economische Geografie Economische Geografie en Vastgoed Planningtheorie 1 Statistiek 1 Statistiek 2 M&T van G&P onderzoek
13.7
EC 5 5 5 5 5 5
NHL naar MSc CG Culturele Geografie 1 Culturele Geografie 2 Statistiek 1 Statistiek 2 M&T van G&P onderzoek Methoden van emp. wet. & wetenschapsfilosofie
EC 7 5 5 5 5 5
Slotbepalingen In situaties waarin dit reglement niet voorziet, kan de toelatingscommissie besluiten een toets af te nemen aan de student die toelating verzoekt tot een van de Masteropleidingen van de Faculteit. Dit regelement wordt elk jaar in de maand januari opnieuw vastgesteld, in een plenaire vergadering van de toelatings-/examencommissie.
183
Minorprogramma’s
14
MINORPROGRAMMA’S
In dit hoofdstuk staan alle voorkomende minors beschreven. Ze zijn gericht op verschillende doelgroepen. Het belangrijkste onderscheid bestaat uit minors voor studenten van binnen de FRW, en voor die van andere universitaire studies. 14.1
Minors voor FRW-studenten. In de keuzevakruimte van de postpropedeutische studiefase van de bachelors Sociale Geografie en Planologie, en Technische Planologie kunnen minorprogramma’s van 30 EC worden gekozen. 1. Voor de master Environmental and Infrastructure Planning wordt de volgende voorsorteerminor-specialisatieminor-Technische Planologie aanbevolen binnen de bachelor Sociale Geografie en Planologie: • Verkeer en Mobiliteit (5 EC) • Water en Ruimte (5 EC) • Waterhuishouding (4 EC) • Inleiding recht (3 EC) • Plan- en Projectevaluatie (5 EC) • Milieutechniek (4 EC) • Milieuplanning (5 EC) 2.
Voor de master Planologie wordt de volgende voorsorteerminor-specialisatieminormilieu-en infrastructuurplanning aanbevolen binnen de bachelor Sociale Geografie en Planologie: • Water en Ruimte (5 EC) • Inleiding recht (3 EC) • Verkeer en Mobiliteit (5 EC) • Stedelijk Ontwerpen (4 EC) • Plan- en projectevaluatie (5 EC) • Milieutechniek (4 EC) • Milieuplanning (5 EC)
3.
Voor de master Population Studies wordt de volgende voorsorteerminorspecialisatieminor- Population Studies aanbevolen binnen de bachelors Sociale Geografie en Planologie, en Technische Planologie: • Introductie GIS (5 EC) • Demografie 2 (5 EC) • Statistiek 2 (5 EC) • Migratie (5 EC) • Geografie van de Gezondheid (5EC) • Keuzevak (5 EC)
4.
Voor de masters Culturele Geografie, Economische Geografie, Planologie of Vastgoedkunde wordt de volgende voorsorteer-specialisatieminor-Sociale Geografie en Planologie aanbevolen binnen de bachelor Technische Planologie:
184
Minorprogramma’s • • • • • • 14.2
Algemene Sociale Geografie (5 EC) Aanvullende opdracht Cartografie (1 EC) Culturele Geografie 1 (7 EC) Geografie en Planologie van Nederland (7 EC) Culturele Geografie 2 (5 EC) Economische Geografie en Vastgoed (5 EC)
Minors voor studenten van andere universitaire studies. Voor studenten van buiten de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen bestaan de volgende minors: 5.
De minor Economie en Ruimte is een verplichte instapminor voor studenten met een universitaire bachelor of master Gedrags- of Maatschappijwetenschappen (met name Economie, Bedrijfskunde, Sociologie, Politicologie of Psychologie; niet Pedagogiek) voor toelating tot de masters Economische Geografie of Vastgoedkunde: • Economische Geografie (7 EC) • Economische Geografie en Vastgoed (5 EC) • Geografie en Planologie van Nederland (7 EC) • Scriptie Economie en Ruimte (10 EC)
6.
De minor Cultuur en Ruimte is een verplichte instapminor voor studenten met een universitaire bachelor of master Gedrags- of Maatschappijwetenschappen (met name Economie, Bedrijfskunde, Sociologie, Politicologie of Psychologie; niet Pedagogiek) voor toelating tot de master Culturele Geografie: • Culturele Geografie 1 (7 EC) • Fysische Geografie en omgeving (7 EC) • Internationale Geografische Relaties (5 EC) • Culturele Geografie 2 (5 EC) • Geografie en Planologie van Nederland en Europa (7 EC)
7.
De minor Planologie is een verplichte instapminor voor studenten met een universitaire bachelor of master Gedrags- en Maatschappijwetenschappen (met name Economie, Bedrijfskunde, Sociologie, Psychologie of Politicologie; niet Pedagogiek) voor toelating tot de master Planologie; en voor studenten met een universitaire bachelor van een aantal Technische Wetenschappen (met name Civiele Techniek, Bouwkunde, Civiele Techniek & Management) voor toelating tot de master Environmental and Infrastructure Planning: • Stadsgeografie 1 en Planologie 1 (5 EC) • Plan- en Projectevaluatie (5) • Planningtheorie 1 (5 EC) • Milieuplanning (5 EC) • Verkeer en Mobiliteit (5 EC)
185
Medewerkers
Bijlage 1a Medewerkers
In de kolom ‘Afdeling’ wordt met de volgende afkortingen gewerkt: De vier basiseenheden: D: Demografie EG: Economische Geografie CG: Culturele Geografie P: Planologie en secr.: secretaresse BOE: Bureau Onderwijs en Examens CDS: Centre for Development Studies PH: Portefeuillehouder De kamernummers hebben betrekking op het DRS-gebouw, tenzij anders vermeld. In de kolom ‘Bereikbaarheid’ staan de rechtstreekse telefoonnummers vermeld alsmede, voor zover van toepassing, nadere informatie over spreekuren, aanwezigheid e.d. Bij geen gehoor kan de secretaresse van de betreffende basiseenheid worden gebeld. Naam
Afdeling
Kamer
Bereikbaarheid
Antoons, mw. Drs. D.
[email protected]
secr. CG + EG
176
363 3897
Arts, Prof.dr. E.J.M.M.
[email protected]
P
183
363 7067
Bakker, J.
[email protected]
Financiële zaken
175
363 3886
Beaumont, Dr. J.R.
[email protected]
Research Nucleus P
186
363 6910
Blouw-Van Calker, mw. G.R.
[email protected]
Financiële zaken
173
363 7743
Boele van Hensbroek. Dr. P.
[email protected]
CDS
255
363 3666
Boer, Drs. A. de
[email protected]
secr. CDS
261
363 7224
Broersma, Dr. L.
[email protected]
Economie
WSN 553
363 7053
Brugmans-Nieman, mw Drs. M.
[email protected]
secr. bestuur
173
363 7743
Derix, mw. M.J.G.
[email protected]
BOE
145a
363 3891
Dias, mw. C.
[email protected]
P
047
363 3885
Diederiks, Drs. H.C.
[email protected]
CG
084
363 3882
186
Arbocoördinator
Medewerkers
Dijk, Prof.dr. J. van
[email protected]
EG
185
363 3765
Dorenbos, Dr. R.J.
[email protected]
EG
083
363 4207
Druijven, Dr. P.C.J.
[email protected]
CG
149
363 3877
Folmer, Prof.dr. H.
[email protected]
EG
087
363 3875
Groen, mw. G.
[email protected]
PH Middelen
171
363 3894
Groote, Dr. P.D.
[email protected]
CG
153
363 3693
Haandrikman, mw. Drs. K.
[email protected]
D
268
363 3881
Haartsen, mw. Dr. T.
[email protected]
CG
161
363 3890
Harder-Jager, mw. M.
[email protected]
Communicatie
175
363 3886
Heins, Ir. G.H.
[email protected]
P
183
363 7067
Ho, Prof.dr. P.P.S.
[email protected]
CDS
267
363 3812
Hoekstra, mw. H.
[email protected]
Bibliotheek
WSN 004
363 3709
Hoven, mw. Dr. B. van
[email protected]
CG
151
363 6422
Huigen, Prof.dr. P.P.P.
[email protected]
CG
157
363 3888 volgens afspraak via D. Antoons
Hutter, mw. Prof.dr. I.
[email protected]
D PH Onderzoek Directeur URSI
264
363 3907 volgens afspraak
Ike, Dr.ir. P.
[email protected]
P
181
363 3878
Janssen, mw. Dr. F.
[email protected]
D
262
363 4421
Jong, mw. Drs. P.A.
[email protected]
EG
055
363 4154
Kann, Drs. F.M.G. van
[email protected]
P
193
363 5264
187
Medewerkers
Karstkarel, mw. Dr. N.
[email protected]
P
180
363 3871
Kaspers-Westra, mw. T.
[email protected]
Cartografie
060
363 3902
Kerkhof, A.J.
[email protected]
Nestor
152 WSN
363 4769
Klaassens, Drs. M.
[email protected]
CG
055
363 4154
Klijnsma, Drs. J.P.T.
[email protected]
CDS
259
363 5601
Koster, Dr. S.
[email protected]
EG
085
363 4551
Kuipers, mw. M.
[email protected]
BOE
145b
363 6983
Lievaart, mw. N.
[email protected]
Dictatenverkoop
042
363 3905 Openingstijden ma – do 10.00 – 11.30
Linden, Prof.dr.ir. G.J.J.
[email protected]
PH Onderwijs P
169
363 3873 volgens afspraak via S. Oude Brunink
Loon, Drs. J.P. van
[email protected]
P
193
363 4557
Meester, Dr. W.J.
[email protected]
EG
081
363 3883
Meijles, Dr.ir. E.W.
[email protected]
CG
159
363 4182
Meulen, Drs. T. van der
[email protected]
P
183
363 7067 wo. en do. aanw.
Muntinga-Weurman mw.Drs. D.
[email protected]
studie-adviseur
021
363 3906 Spreekuur Wo 9.00 – 12.00
Nauta-Offereins, mw. D.A.F.
[email protected]
Bureau Internat. BOE
145b
363 8590
Niekerk, mw. Dr. F.
[email protected]
P
182
363 6616
Nienhuis, Drs. I.M.
[email protected]
P
047
363 3885
Noback, mw. Drs. I.
[email protected]
EG
055
363 3903
188
Medewerkers
Nozeman, Prof.dr. E.F.
[email protected]
EG
087
363 3875
Oosterhaven, Prof.dr. J.
[email protected]
Economie
WSN 552
363 3728
Oosterhoff, Drs. H.A.
[email protected]
P
077
363 3889
Oude Brunink, mw. S.
[email protected]
secr. P
176
363 3895
Pellenbarg, Prof.dr. P.H.
[email protected]
EG
187
363 3870 volgens afspraak via D. Antoons
Redeker-Smid, mw. H.
[email protected]
BOE
145b
363 3892
Roo, Prof.dr. G. de
[email protected]
P
179
363 6747 volgens afspraak via S. Oude Brunink
Sijtsma, Dr. F.J.
[email protected]
EG
084
363 3882 / 3754 WSN
Strijker, Prof.dr. D.
[email protected]
EG
163
363 3726
Terpstra, Dr. P.R.A.
[email protected]
EG
079
363 3879 spreekuur ma. 9.30-10.30 volgens afspraak
Tiggelaar, mw. S.E.
[email protected]
secr. D secr. Graduate School
176
363 3898
Visser, Drs. J.
[email protected]
P
049
363 7323
Wissen, Prof.dr. L.J.G. van
[email protected]
D
266
363 4549
Woltjer, Dr. J.
[email protected]
P
184
363 3876
Zuidema, Drs. C.
[email protected]
P
049
363 7323
Zwart, J.P.
[email protected]
Cartografie
060
363 3867
189
Medewerkers
Docenten van buiten de Faculteit Droogleever Fortuijn, Dr. J.C.
Universiteit van Amsterdam Afd. Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
020 – 525 4296
Elhorst, Dr. J.P.
Faculteit der Economische Wetenschappen Vakgroep Algemene Economie Landleven 5 9747 AD Groningen
363 3893
Hollander, mw. J.
Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie Nettelbosje 1 9747 AJ Groningen
363 9267
Klaassen, Dr. W.
Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen Ocean Ecosystems Kerklaan 30 9751 NN Haren
363 6141
Mamadouh, Dr. V.D.
Universiteit van Amsterdam Afd. Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
020 – 525 4129
Marquard, Drs. A.R.
Amsterdam School of Real Estate Huys Azië Jollemanhof 5 1019 GW Amsterdam
020 – 668 1129
Schilstra, A.J.
IVEM Centrum voor Energie en Milieukunde Nijenborgh 4 9747 AG Groningen FBA (Financiering, Belegging en Accounting) Landleven 5 9747 AD Groningen
363 4614
Vliet, Drs. R. van
Gemeente Groningen Dienst RO/EZ Gedempte Zuiderdiep 98 9711 HL Groningen
367 8300
Wetten, Drs. P.G.M. van
Fortis Vastgoed Beleggingen Archimedeslaan 6 3584 BA Utrecht
Schipperijn, Drs. J.A.M.J.
190
363 3667
PHD Students
Bijlage 1b PhD Students
In de kolom ‘Afdeling’ wordt met de volgende afkortingen gewerkt: De vier basiseenheden: D: Demografie EG: Economische Geografie CG: Culturele Geografie P: Planologie De kamernummers hebben betrekking op het DRS-gebouw. In de kolom ‘Bereikbaarheid’ staan de rechtstreekse telefoonnummers vermeld alsmede, voor zover van toepassing, nadere informatie over spreekuren, aanwezigheid e.d. Bij geen gehoor kan de secretaresse van de betreffende basiseenheid worden gebeld. Naam
Afdeling
Kamer
Bereikbaarheid
Bailey, drs. A.
[email protected]
D
268
363 3881
Çaro, E.
[email protected]
D
270
363 3910
Hudalah, D.
[email protected]
P
193
363 5264
Kavaratzis, M.
[email protected]
P
193
363 8289
Liu, A.
[email protected]
EG
053
363 7321
Mihardja, M.
[email protected]
P
087
363 4553
Mustajab, M.
[email protected]
EG
055
363 3903
Papineau Salm, mw. A.
[email protected]
D
270
363 3910
Pengjun, Z.
[email protected]
P
087
363 4553
Pramono, R.W.D.
[email protected]
P
193
363 5264
Sahu, B
[email protected]
D
268
363 8290
Sharnngadharan, G.K.
[email protected]
D
270
363 6602
Tsubohara, Dr. S.
[email protected]
P
053
363 7321
191
Plattegronden
Bijlage 2
Plattegronden
Plattegrond begane grond DRS-complex
192
Plattegronden Plattegrond eerste verdieping DRS-complex
193
Plattegronden Plattegrond tweede verdieping DRS-complex
194
Alfabetische vakkenlijst
Bijlage 3 Alfabetische vakkenlijst
Naam Basiscursus Lerarenopleiding Bouwrecht City- en Regiomarketing Demografie van Bedrijven Demographic measures and methods Demographic Survey Analysis DHS Analysis Dilemma’s en thema’s in de Vastgoedsector Economische Geografie: theorie en toepassing Environmental Planning Financiering voor Vastgoedkunde Gender, Culture and Space Global Village: globalization and localization of cultural phenomena Groepsproject Planologie Heritage Identities Heritage Planning Infra, economie en ruimte Infrastructure Planning Internationaal Vastgoed International Planning Practice Landschap Life table and its applications at the macro level Literatuurstudie Making Places Master Thesis Culturele Geografie Master Thesis Economische Geografie Master Thesis Environmental and Infrastructure Planning Master Thesis Planologie Master Thesis Population Studies Master Thesis Vastgoedkunde Micro Life Table Methods Omgevingsplanning Planning research Planning theory tutorial Planning Theory 2 Population Debate Population Information: Data Collection and Data Quality Population Projections Process and Projectmanagement Projectweek Qualitative research methods Regionale Arbeidsmarktanalyse Representeren van plaatsen; beelden en teksten Research Process Scriptie Vastgoed en Grond Spatial Economics Spatial Market Research
Code GEMVLOPL RGABE90305 GEMCITRM GEMDEMBEDR GEMPST11 GEMPST7 GEMPST13 GEMDILVG GEMEGTT GEMENVPL GEMFINEW GEMGENDER GEMGLVILL GEMGRPROJ GEMHERID GEMHERPL4 GEMINFRECR GEMIPL GEMVGINTP GEMPLPR GEMLNDSCH GEMPST9 GEMLITST GEMMKPL GEMTHCG GEMTHEG GEMTHEIP GEMTHPL GEMTHPOPST GEMTHVG GEMPST10 GEMOMGPL GEMPLRSCH GEMEIPTHT GEMPLANTH2 GEMPST4 GEMPST2-2 GEMPST12 GEMPRPRMAN GEMPRWEEK GEMPST8 GEMRAMA GEMREPRPL GEMRESPR GEMVGGRS EWB071A05 GEMSPMRES 195
Alfabetische vakkenlijst Stadsplanning Theories of Demographic Behaviour Vastgoed en Grond Vastgoedbelegging Vastgoedontwikkeling Veldwerk Culturele Geografie Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing Watermanagement and Integrated Coastal Zone Management
196
GEMSTPL GEMPST1 GEMVGGR GEMVGBLG GEMVGOW GEMVELDWCG GEMVHV GEMWATMAN
Wijziging vakcodes
Bijlage 4
Wijziging vakcodes
Veranderingen in aanbod/benamingen Master vakken t.o.v. Studiegids 2006/2007.
Vervallen codes: EWP005A06 GEMGIM 1 GEMGIM 2 GEMTOER EWM052C05
Financiering 1 Geo Informatie Management 1 Geo Informatie Management 2 Toerisme Transport Economics
Nieuwe codes: GEMFINEW
Financiering voor Vastgoedkunde
197