Faculteit Geowetenschappen
Oratie
Water in de Stad
Kees van Leeuwen
Water in de Stad Inaugurele rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar ‘Water Management and Urban Development’ aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht, op 24 april 2014 door Kees van Leeuwen
COLOFON ISBN 978 90 6266 358 3 Uitgave Universiteit Utrecht, 2014 Grafische verzorging C&M (8527) – Faculteit Geowetenschappen – Universiteit Utrecht Druk Bergdrukkerij – Amersfoort
Coverfoto In onze behoefte de aarde te bedwingen verliezen wij steeds meer de controle, aldus verbeeld door de Italiaanse kunstenaar Marino Marini (1901-1980) in de beeldenserie paard en ruiter (eigen archief).
Meneer de Rector Magnificus, beste collega’s, studenten, vrienden en familie
1 Inleiding Deze eeuw zal worden gedomineerd door grenzen aan de groei. Aan de Universiteit Utrecht werd ik veertig jaar geleden als eerstejaars biologie student geïntroduceerd in basale groeimodellen via de colleges wiskunde. Dat begon met het exponentiële groeimodel. Een voorbeeld daarvan is de reeks 1, 2, 4, 8, 16, etc. Eén van de kenmerkende eigenschappen van exponentiële groei is dat het laatste getal in de reeks altijd groter is dan alle voorgaande getallen samen. Zo is vier meer dan één plus twee, en acht is weer meer dan de som van één, twee en vier. Dat betekent ook dat bij elke stap de claim op ‘resources’, op middelen, groter is dan in alle voorgaande stappen samen. We leerden dat exponentiële groei theoretisch oneindig kan voortgaan, maar in de praktijk eindig is, want we botsen tegen grenzen. Middelen zijn immers niet onbeperkt. Dit kunnen grenzen zijn aan schoon water. Daarover hoorde u net mijn collega Annemarie van Wezel. Ook ging mijn rede als hoogleraar biologische toxicologie over dit onderwerp (van Leeuwen, 1993). Meestal echter gaat het om grenzen aan de beschikbaarheid van bijvoorbeeld water, voedsel, ruimte, zonlicht, of grondstoffen. Het tweede theoretische groeimodel was logistische groei. Dit is een model met grenzen aan de groei, waarbij de groeisnelheid lineair afneemt met de dichtheid. De populatie kan een maximum bereiken van K, waarbij K staat voor de ‘carrying capacity’ of draagvermogen. K is het maximale aantal individuen in een populatie dat onder de gegeven condities kan worden bereikt. Populaties die groeien volgens dit model moeten efficiënter omgaan met hun middelen en kunnen worden beschreven door een S-vormige curve (Krebs, 2009). Dat lukte ons uitstekend in experimenten met de watervlo Daphnia magna, om waterkwaliteitsnormen te stellen voor bijvoorbeeld zware metalen, zoals cadmium (van Leeuwen et al., 1985). Een belangrijke aanname bij logistische groei is dat er een directe, instantane reactie is op de veranderingen in de dichtheid.Vaak gebeurt dit niet en ontstaat er schaarste als gevolg van groei, resulterend in verhongering en sterfte. Als de schaarste afneemt – als gevolg van deze sterfte – kan er weer groei plaatsvinden. Kortom, populaties gaan vaak oscilleren omdat er niet direct wordt geanticipeerd op schaarste. Eigenlijk zijn deze twee basale groeimodellen – het exponentiële en logistische groeimodel – voldoende om de grote uitdagingen van onze 21e eeuw te begrijpen. Eén van mijn grootste leermomenten uit die vroege jaren als student was het volgende plaatje uit het standaardwerk ecologie van Krebs (2009) over twee rassen van het bananenvliegje (Figuur 1). Mijn veronderstelling dat populatiegroei alleen bepaald wordt
Water in de Stad
3
Expected no. offspring per 4 days (lxbx)
door het aantal nakomelingen bleek onjuist. De snelheid waarmee populaties groeien wordt vooral bepaald door de leeftijd waarop de reproductie start. Dat geldt niet alleen voor bananenvliegjes maar is een universeel biologisch fenomeen en geldt dus ook voor mensen. In Figuur 1 groeien beide populaties van de bananenvlieg even snel. Het Brisbane ras krijgt veel nakomelingen (in totaal 546) en het Raboul aanzienlijk minder (slechts 151). Toch zijn de populatiegroeisnelheden gelijk omdat het Raboul ras een paar dagen eerder start met de voortplanting. We zien dit ook terug bij de bevolkingsgroei op aarde. In ontwikkelingslanden waar meisjes niet zelden hun eerste kind krijgen op 16 jarige leeftijd passen er 6 generaties in een eeuw en in ontwikkelde landen waarbij echtparen hun eerste kind pas krijgen na hun 30e, passen er maar ongeveer 3 generaties in een eeuw. Dit heeft enorme consequenties voor zowel de snelheid van de bevolkingsgroei als de leeftijdsopbouw van de bevolking. Deze basale wetten uit de populatiedynamica werden politieke prioriteit in China. In de 70-er jaren is in China de één-kind-politiek gestart om de snelle groei van de Chinese bevolking een halt toe te roepen. Dit gebeurde door deze basale populatiedynamica 40
Brisbane race at 20º C
30
20
10
Rabaul race at 25º C
0
0
10
20
30
40
50
60
70
90
100
Time (days)
Figuur 1 De groei van twee rassen van de bananenvlieg Drosophila serrata, ontleend aan het handboek ecologie (Krebs, 2009).
4
Water in de Stad
rigoureus toe te passen en wel door (1) het vertragen van de start van de voortplanting (laat trouwen en kinderen krijgen) en (2) het beperken van het aantal nakomelingen tot één kind per gezin, met hoge boetes in geval van overtreding. Deze politiek kende vele droeve en donkere kanten.
Millions
De effecten op de bevolkingsgroei bleven niet uit en worden geïllustreerd in Figuur 2. Hierin wordt de bevolkingsgroei weergeven vanaf het jaar 1500 tot aan het jaar 2100, met dank aan mijn collega’s (Klein Goldewijk et al., 2010). Een aantal landen groeit nog exponentieel zoals India. In andere landen (in West Europa) vlakt de groei af (logistische groei), terwijl in China de groei afneemt als gevolg van de één-kind-politiek. 3000
2500
Western Africa Eastern Africa Western Europe India China
2000
1500
1000
500
0 1500
1600
1700
1800
1900
2000
2100
Figuur 2 De bevolkingsgroei in India, China, Oost- en West-Afrika en West-Europa volgens Klein Goldewijk et al. (2010) gebaseerd op de Hyde 3.1 database en de VN medium variant van de groeiprognoses van de wereldbevolking 2008.
Water in de Stad
5
2 Urbanisatie en de dynamiek van de stad Wonen Steden zijn een thuis voor velen. Er zijn momenteel meer dan 400 steden met meer dan 1 miljoen inwoners en 23 megasteden (steden met meer dan 10 miljoen inwoners) vooral in Azië (UN, 2012).Volgens de Verenigde Naties (VN) leeft nu 50% van de mensen in steden en dit zal in 2050 67% zijn (UN, 2012). In ontwikkelde landen is dit percentage nog hoger (ruim 86%). De snelheid waarmee de mondiale verstedelijking zich voltrekt is ongeëvenaard. Zo waren er in 1970 twee megasteden (Tokyo en New York), in 1990 waren dit er tien, in 2011 drieëntwintig en in 2025 zullen er zevenendertig megasteden zijn. Tokyo, met 37 miljoen inwoners nu, zal haar groei bescheiden voortzetten tot circa 40 miljoen in 2025 (UN, 2012). Hoe indringend de verstedelijking is wordt duidelijk als je de groeiprognoses beschouwt. De VN schat dat tussen 2011 en 2050 de wereldbevolking zal groeien van 7 tot 9.3 miljard en dat de bevolking in steden zal toenemen van 3.6 naar 6.3 miljard, terwijl het aantal bewoners op het platteland zal afnemen. Dit betekent dat de groei van de wereldbevolking zal worden opgevangen in steden. Samen met de immigratie vanuit het platteland zal er in deze periode – dagelijks – aan ruim 200 duizend mensen een nieuwe plek moeten worden geboden in een stedelijke woonomgeving. Dit is qua omvang vergelijkbaar met een stad als Almere. Kortom, we groeien mondiaal in de komende 40 jaar met ongeveer één Almere per dag! Er zijn overigens grote verschillen in de snelheden van urbanisatie. Werken Steden spelen een hoofdrol in de economische ontwikkeling. Meer dan 80% van het Bruto Mondiaal Product (BMP) komt uit steden. Slechts 600 urbane gebieden, met slechts 20% van de wereldbevolking, genereren 60% van het BMP (Dobbs et al., 2011). Steden zijn dan ook banenmotoren. Ze zijn centra van communicatie, innovatie en creativiteit, en spelen een grote rol op sociaal en cultureel gebied (European Commission, 2011; BAUM, 2013). Ze spelen ook een voortrekkende rol op het gebied van duurzame ontwikkeling. Steden bieden tal van schaalvoordelen per hoofd van de bevolking op het gebied van grondstoffengebruik, energieverbruik, afvalrecycling en transport (BAUM, 2013). De snelheid waarmee de mondiale economie verandert is al even duizelingwekkend als de urbanisatie. De transformatie van China als gevolg van urbanisatie en industrialisatie vindt plaats op een schaal die 100 keer groter en 10 keer sneller is dan het Verenigd Koninkrijk een eeuw geleden (Dobbs et al., 2012). Dit blijft niet zonder gevolgen (van Leeuwen, 2008). Om dit te illustreren wil ik twee voorbeelden geven: een terugblik en een vooruitblik. Allereerst de terugblik aan de hand van de omzet van de chemische industrie
6
Water in de Stad
25.6
5.6 1.7
1.8
15.2 6.0
12.4
30.9
39.7
over de afgelopen 10 jaar. In 2001 was de omvang van de chemische industrie in Europa, Noord-Amerika en de rest van de wereld ongeveer gelijk verdeeld. In 10 jaar tijd zijn de verkoopcijfers bijna verdubbeld naar € 2744 miljard, maar is het zwaartepunt verschoven naar Azië met een aandeel van 52% in 2011 (CEFIC, 2012). Dan het tweede voorbeeld, de vooruitblik (Figuur 3). Dit wordt ontleend aan een recent rapport van het McKinsey Global Institute (Dobbs et al., 2012). Steden (‘emerging cities’) bieden kansen. Daarom richten ondernemers zich steeds meer op steden waar grote economische groei verwacht wordt. In 2025 worden er 1 miljard nieuwe consumenten verwacht in de stad. Dit biedt tal van kansen en is ongetwijfeld de belangrijkste reden waarom mensen massaal naar de stad trekken. Mocht u nog twijfelen aan de economische veranderingen van de afgelopen 10 jaar (CEFIC, 2012), dan raad ik u aan om bovenstaand McKinsey rapport goed te bestuderen. Dit verschaft een beeld van wat wij in de komende 15 jaar mogen verwachten. Het is een versnelling van de verschuiving van het economische zwaartepunt (en de werkgelegenheid) van de oude ontwikkelde landen naar
Latin America Population GDP
15.8 4.8
12.8 7.3
13.6
North America
23.1
11.1
10.0
9.5
Western Europe
China
India
Middle East & Africa
Municipal water
Figuur 3 Stedelijke groeiprognoses (%) voor 2010-2025 t.a.v. bevolkingsgroei, bruto nationaal product en drinkwater (Dobbs et al., 2012).
Water in de Stad
7
de nieuwe, zich ontwikkelende landen, vooral in Azië. Daarmee wordt na circa 5 eeuwen (de ontdekking van Amerika), Azië weer het economisch centrum op aarde (Dobbs et al., 2012). Duurzame verstedelijking Het concentreren van wonen en werken in steden heeft ook haar keerzijde. Steden beslaan momenteel circa 2% van het landoppervlak op aarde, maar zijn goed voor 60-80% van de energieconsumptie en 75% van de mondiale CO2 uitstoot (UN, 2013a). Globaal hetzelfde percentage zal wel gelden voor het gebruik van grondstoffen (metalen, hout, kunststoffen e.d.) die nodig zijn voor het wonen en werken (infrastructuur, huizen, auto’s en tal van andere consumentenartikelen). Steden zijn geconcentreerde centra van productie, consumptie en afval (Grimm et al., 2008; Bai, 2007). Ecologische studies aan steden hebben aangetoond dat zij hun draagkracht soms met een factor 10-150 overschrijden (Doughty en Hammond, 2004). Dit creëert een enorme druk op de watervoorziening en afvalwaterzuivering, maar ook op de natuur en de leefomgeving zelf, o.a. via vervuiling van bodem, lucht en water (UN, 2013a). Steden worden daarom steeds meer afhankelijk van het platteland voor de levering van onder andere water, bouwmaterialen en voedsel, evenals voor de afvoer van afvalstoffen. Water voor de stad Als je bij het KWR Watercycle Research Institute werkt, dan is de focus drinkwater. Toch is drinkwater maar een fractie (2%) van het watergebruik in Nederland. Onderzoek aan de Nederlandse watervoetafdruk (Van Oel et al., 2009) toont aan dat we ongeveer 2300 m3 water per jaar per persoon gebruiken. Hiervan is 67% gerelateerd aan de landbouw, 31% aan de industrie en slechts 2% aan huishoudelijk water. In Nederland veranderde water voor de stad in 1953 in water in de stad. Bijna 2000 mensen verdronken. Als gevolg daarvan zag een lange-termijn plan, het Deltaplan, het licht en we kregen een Deltacommissaris. Een ander voorbeeld is de stad Melbourne (OLV, 2013). Melbourne is een stad van uitersten: overstromingen door buitensporige regenval maar ook droogte. Recentelijk is er een periode afgesloten van 10 jaar droogte. Dit dwong de stad tot rigoureuze maatregelen: (1) het bouwen van een dure ontziltinginstallatie, (2) de opvang van regenwater en (3) hergebruik van afvalwater. Melbourne werd een ‘water-sensitieve stad’ (Brown et al., 2009) en burgers droegen daar hun steentjes aan bij, o.a. door het beperken van het waterverbruik en het op grote schaal plaatsen van regenwatertanks, om als er dan eindelijk regen valt dit ook goed te benutten. Wat kunnen we hiervan leren? De eerste les is dat water meer is dan drinkwater alleen: het is een nijpend verdelingsvraagstuk. Les twee is dat rampen bewustwording bespoedigen of het nu gaat om bescherming tegen water dan wel droogte. Mondiaal is de grootste uitdaging nu om voortvarend beslissingen te nemen
8
Water in de Stad
om verdere rampen te voorkomen en bij voorkeur zonder dat nieuwe rampen hiervoor de aanleiding zijn. De tijd dringt In veel landen komt het proces van bewustwording uiterst langzaam op gang. Toch zijn er ontwikkelingen die we niet kunnen negeren: • De VN (UN, 2007) schatten dat in 2025 circa 2 miljard mensen absoluut watergebrek zullen hebben en dat twee derde van de wereldbevolking te maken krijgt met waterschaarste. Schattingen voor 2030 gaan uit van 40% meer vraag naar water dan er feitelijk beschikbaar is (2030 Water Resources Group, 2009). • De groei van de wereldbevolking en de immigratie zal vooral plaatsvinden in steden (UN, 2012). • Veel steden liggen in risicogebieden (UN, 2012, 2013b). • Klimaatverandering zal leiden tot extremere weersituaties met o.a. overstromingen en droogte (EEA, 2012). • Veel productieve landbouwgebieden worden gevoed door steeds schaarser wordend grondwater (UN, 2007). • Momenteel leven 2.5 miljard mensen in situaties zonder adequate sanitatie. Dit leidt tot sterfte vooral onder kinderen (WHO, 2008). Dit maakt duurzaam waterbeheer, nu en in de zeer nabije toekomst tot een grote en urgente uitdaging (Figuur 4). Het is waarschijnlijk om deze reden dat het World Economic Forum (2014) de watercrisis als een top 3 mondiaal risico classificeert, zowel qua waarschijnlijkheid als impact. Water neemt ook een prominente plaats in bij tal van andere internationale organisaties zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD, 2011), de VN, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de FAO, de Wereldvoedselorganisatie (van Leeuwen, 2013). De gevolgen van verstedelijking strekken zich uit naar gebieden ver buiten de stad, die van cruciaal belang zijn om deze ‘ecosysteem diensten’ aan de steden te leveren. Een voorbeeld is de mega stad Istanbul waar inmiddels water wordt aangevoerd uit een bekken via een pijpleiding van 180 km lengte (van Leeuwen en Sjerps, 2014). De bescherming van bossen rondom Istanbul – cruciale habitats voor de watervoorziening – is van groot belang voor het voortbestaan van Istanbul (Atelier Istanbul, 2012). Het grondstoffenverbruik, de enorme kosten en de snelheid van de urbanisatie maakt dat we niet meer kunnen kiezen voor al dan niet duurzame verstedelijking. Het is de enige uitweg! De kosten voor de stedelijke infrastructuur zijn gigantisch. De UNEP (2013) schat dat in de periode van 2005 tot 2030 voor het herstel van bestaande en de aanleg van nieuwe infrastructuur circa 41 triljoen US dollar nodig is (1 triljoen is 1000 miljard),
Water in de Stad
9
waarbij de kosten voor de waterinfrastructuur groter worden geraamd dan die voor energie, wegen, spoorwegen, lucht- en zeehavens samen: • $ 22.6 triljoen voor watersystemen • $ 9 triljoen voor energie • $ 7.8 triljoen voor wegen en spoorwegen • $ 1.6 triljoen voor lucht- en zeehavens Het lijkt het er op dat, mede gelet op deze kosten, het korte termijn denken van politici en de lange generatietijd van infrastructuur (waarover zo meer) er zich geen tweede kans meer zal voordoen om steden op een slimme, duurzame, flexibele en adaptieve manier in te richten. De klok tikt en de mondiale uitdagingen komen met een enorme snelheid van één Almere per dag op ons af. Daarom is de vraag terecht of we deze ontwikkelingen
Water use & water scarcity Water withdrawals have tripled over the last 50 years. In 2030, there will be a 40% supply shortage of water.
Urbanization Urban areas of the world are expected to absorb all the population growth expected over the next four decades. By 2050, urban dwellers will likely account for 86% of the population in the more developed regions and for 64% of that in the less developed regions.
Sanitation Currently, 2.5 billion people are without improved sanitation facilities.
Human health Climate change Climate change may worsen water services and quality of life in cities.
Currently, 3.4 million people – mostly children – die from water-borne diseases every year.
Hazards Water-related hazards account for 90% of all natural hazards.
Figuur 4 Enkele megatrends in steden (van Leeuwen, 2013).
10
Water in de Stad
wel kunnen bijhouden. Als we slimmer willen zijn dan watervlooien moeten we dus tijdig reageren. De tijd dringt en de realiteit wordt steeds meer een zaak van nu of nooit, van ‘make-or-break’.
3 Water Governance Wat is water governance? Om de uitdagingen van water in de stad op te pakken moet men met tal van aspecten, belangen en actoren rekening houden (SWITCH, 2011). Dit is te rubriceren onder het hoofdje water governance. Hofstra (2013) heeft een aantal definities op een rij gezet. Het Water Governance Centrum (2012), evenals de OECD (2011) hanteren de definitie van het Global Water Partnership (GWP) betreffende governance: ‘het geheel van politieke, sociale, economische en bestuurlijke systemen die worden gebruikt voor het ontwikkelen en beheren van watervoorraden en het leveren van waterdiensten, op verschillende niveaus in de maatschappij en voor verschillende doeleinden. Water governance omvat volgens het GWP mechanismen, processen en instituties waarmee alle betrokkenen – overheid, bedrijven, burgers, belangengroepen – vanuit de eigen competenties hun waarden inbrengen, hun prioriteiten uitspreken, hun rechten uitoefenen, hun verplichtingen nakomen en hun verschillen uitonderhandelen. Er zijn echter diverse ordeningsprincipes die helder worden beschreven door Hofstra (2013). Ook Driessen et al. (2012) hebben een analyse gemaakt van verschillende governance modellen. Zij maakten een onderscheid in centrale, decentrale, publiek – private en interactieve governance naast zelf-governance. Lange et al. (2013) hebben dit verder uitgewerkt in een multidimensionale aanpak waarbij een onderscheid wordt gemaakt in politieke processen (‘politics’), institutionele structuren (‘polity’) en de beleidsinhoud (‘policy’). In de recent verschenen handleiding van de VN over water governance (UNDP, 2013) worden 4 dimensies beschreven: de economische, sociale, politieke en ecologische dimensie, waarbij de VN geen onderscheid maakt tussen de politieke en bestuurlijke dimensie maar beide aspecten samenvoegt onder het kopje politieke dimensie. Governance is mensenwerk en gaat over ‘wie doet wat?’Volgens Kuijpers et al. (2013) omvat de term drie wezenlijk verschillende aspecten, te weten: • Besturen: verantwoordelijkheid dragen voor en leiding geven aan het beheer van een (water)systeem; • Beheren: zorg dragen voor en toezicht houden op de passende hoedanigheid, werking e.d. van een beheerd (water)systeem; • Beheersen: uitoefenen van invloed op en ingrijpen in het (water)systeem uit hoofde van het beheer.
Water in de Stad
11
Equitable use
Sustainable use
Water governance
Efficient use
Economic dimension
Environmental dimension
Social dimension
Equal democratic opportunities
Political dimension Figuur 5 Dimensies in water governance (UNDP, 2013).
Belemmeringen in governance In een studie van de OECD op het gebied van water governance in zeventien OECD landen (OECD, 2011) werd geconstateerd dat er op meerdere lagen belemmeringen kunnen zijn. De OECD noemt er zeven (Tabel 1). De belangrijkste uitdagingen volgens de OECD zijn de institutionele versnippering, de onduidelijke wetgeving, de slechte uitvoering van meerlaagse governance, maar ook zaken zoals de beperkte capaciteit op het lokale niveau, onduidelijke verdeling van rollen en verantwoordelijkheden, fragmentarisch financieel beheer en twijfelachtige toewijzing van middelen.Vaak ontbreken ook lange termijn strategische plannen en zijn er ook onvoldoende middelen voor het meten van de prestaties. Dit leidt tot zwakke verantwoording en geringe transparantie. Al deze uitdagingen zijn vaak geworteld in onvoldoende afgestemde doelstellingen en onvoldoende regie op de interacties tussen stakeholders, de actoren in de waterketen. Kortom, vele plannen in talloze richtingen maar ze tellen niet echt op tot een duidelijke marsroute in één gezamenlijke duurzame richting.
12
Water in de Stad
Tabel 1 Belemmeringen voor water governance volgens de OECD (2011). 1. Administratief
Geografische ‘mismatch’ tussen hydrologische en administratieve grenzen
2. Informatie
Asymmetrie van informatie (kwantitatief, kwalitatief of qua type)
3. Beleid
Sectorale fragmentatie van watergerelateerde taken
4. Capaciteit
Onvoldoende wetenschappelijke, technische, infrastructurele capaciteit bij lokale actoren
5. Financiering
Onstabiele of onvoldoende revenuen die een effectieve implementatie van verantwoordelijkheden in de weg staan
6. Doelstellingen
Verschillende opvattingen die een gezamenlijk doel in de weg staan
7. Verantwoording
Geen transparantie t.a.v. de verantwoordelijkheden van de diverse actoren o.a. door onvoldoende commitment, zorg, begrip of participatie
Succesvolle transities Als onze kleinkinderen even oud worden als mijn schoonmoeder nu, dan praten wij over het jaar 2100. Dat leidt vanzelfsprekend tot de vraag: wat moeten we nu doen om steden te verduurzamen? Hoe moeten we urbane watersysteem diensten (UWD) succesvol transformeren met de volgende generaties (onze kinderen en kleinkinderen) in het achterhoofd? Hierover zijn veel visies geformuleerd zoals door SWITCH (2011), UNDP (2013), BAUM (2012), de OECD (2011) en de Europese Commissie (European Commission, 2011, 2012). Bovendien moeten we rekening houden met een aantal ontwikkelingen zoals die door mijn collega’s zijn benoemd in hun beschrijving van trends en ontwikkelingen in de waterketen (Frijns et al., 2013). Zij benoemden de volgende aspecten: (1) onstabiele economie, (2) burger centraal, (3) veranderende demografie, (4) duurzaamheid, (5) grondstoffen schaarste/prijzen, (6) NBIC convergentie (de samenkomst en versterking van nano-, bio-, informatie- en cognitieve technologieën), (7) transsectorale innovatie, (8) verschuivingen in governance, (9) de stad en (10) sociale netwerken. Wanneer dit opgeschaald wordt naar een globale mondiale aanpak, zullen hier tal van factoren bijkomen, o.a. sociale en culturele verschillen in beleidsformulering en vooral in de uitvoering en handhaving. Heel praktisch, hoe om te gaan met corruptie en hoe te communiceren met mensen die honger hebben, onder erbarmelijke omstandigheden leven en nog steeds ongeletterd zijn? Graag zou ik zeven punten willen aanstippen voor succesvolle transities, zonder de pretentie te hebben volledig te kunnen en te willen zijn: 1. Ontwikkel een gezamenlijke lange termijn visie 2. Burgers en bedrijfsleven (en andere betrokkenen) participeren
Water in de Stad
13
3. 4. 5. 6. 7.
Regie op het proces/deskundigheid Stop excessieve focus op technologieontwikkeling Maak gegevens toegankelijkheid en deel de kennis Voer een goede kosten-baten analyse uit en hef financiële beperkingen op Monitor de uitvoering
1. Ontwikkel een gezamenlijke lange termijn visie Het samen ontwikkelen van een lange termijn visie is een belangrijke voorwaarde om veranderingen tot stand te brengen. Het kan samengevat worden onder ‘participatieve scenarioplanning’ en ‘backcasting’. Deze benadering is er op gericht om met de betrokken actoren/belanghebbenden een toekomstbeeld te schetsen om vandaaruit, met stappen terug (backcasting), te komen tot een plan van aanpak in de tijd en wel voor de lange termijn. Dat proces begint met het verkennen en betrekken van de meest relevante actoren (open en inclusieve ontwikkeling), en wel zo vroeg mogelijk in het proces (van Leeuwen en Vermeire, 2007). Er zijn veel UWD-actoren zoals beschreven in de uitstekende trainingsmodules van SWITCH (2011), de handleiding voor water governance (UNDP, 2013), in TRUST (Hein et al., 2011) en de OECD (2011). 2. Burgers en bedrijfsleven (en andere betrokkenen) participeren Governance is een concept dat ontstaan is in politieke, milieu- en duurzaamheidsstudies als een reactie op een groeiend besef dat de autoriteiten niet langer de enige relevante actoren zijn als het gaat om het managen van maatschappelijke publieke zaken (Lange et al., 2013). Dat komt terug in het werk dat in opdracht van Siemens verricht is aan de Green City Index (2009) in Europa. Deze index beschrijft hoe duurzaam steden in Europa zijn. Uit dit onderzoek aan 30 Europese steden bleek een verrassend sterke relatie te bestaan tussen de green city index en de index voor vrijwillige participatie. In de toelichting in dit rapport wordt o.a. ook geconcludeerd dat in Londen het behalen van de CO2 reductiedoelstellingen meer te maken had met de samenwerking van burgers en bedrijfsleven dan met de autoriteiten. Het is een goed voorbeeld van de kansen die er zijn om ambitieuze doelen op het gebied van water in de stad te bereiken. Het proces wordt gevoed door een gezamenlijk belang en een ‘breed gevoelde’ opgave bij betrokken partijen (Kuijpers et al., 2013). 3. Regie op het proces/deskundigheid Qua proces, zijn verduurzamingstrajecten niet eenvoudig. Het is samenwerken in complexiteit. Transparantie, verantwoording en participatie zijn voorwaarden voor goede governance. In de visieontwikkeling met de UWD-actoren zullen er verschillen zijn in visies, belangen, korte en lange termijn, ‘generatietijden’, planningshorizonten,
14
Water in de Stad
investeringen en opbrengsten en hoe die te delen.Vooral voor de infrastructuur moeten de aanpassingen flexibel en adaptief zijn omdat, zoals hierboven beschreven, de investeringen hoog zijn en in principe moeten leiden tot waarde creatie (Kuijpers et al., 2013). Een bedreiging voor een geslaagd proces zijn botsende korte en lange termijnbelangen. Lange termijn doelen worden vaak niet gediend met korte termijn politiek (Tabel 2). Je hebt een stip nodig op de horizon, of zoals onze Koning ooit zei in het kader van de Nederlandse Olympische ambitie: ‘Het is voor Nederland heel belangrijk om weer een visie te hebben, om te kijken waar we op langere termijn naar toe willen met ons land. Het is nu allemaal korte termijn.’ Tabel 2 Generatietijden van enige ’soorten’ (gemodificeerd naar van Leeuwen en Vermeire, 2007). Soort
Generatietijd
Bacteriën
≈ 0.1 d
Algen (Chlorella sp.)
≈1d
Watervlooien (Daphnia sp.)
≈ 10 d
Slakken (Lymnaea sp.)
≈ 100 d
Ratten
≈1j
Politici
≈5j
Mensen
≈ 25 j
Steden
>100 j
Er is de afgelopen twee decennia een andere mening over de rol van de overheid ontstaan, zowel bij de overheid zelf als in de maatschappij. De overheid ziet voor zichzelf in toenemende mate alleen nog een legitimerende en faciliterende rol. In deze nieuwe politiek- maatschappelijke ‘cultuur’ trekt de overheid zich dus steeds meer terug en ontplooit de samenleving steeds meer initiatieven. Hierbij wordt gesteld dat sturing wel nodig is, maar het niet meer de overheid is die alles bepaalt en regelt (Lange et al., 2013; Kuijpers et al., 2013). De vraag zou gesteld kunnen worden of al deze actoren, inclusief de overheid, voldoende deskundigheid in huis hebben. Ook kan de vraag gesteld worden of de overheid wel voldoende ‘kennisreceptoren’ in huis heeft om het complexe governance proces goed te kunnen regisseren. Gelukkig is het zo dat in Nederland het Deltaprogramma (2013) transparant is. Daar is sprake van een grote mate van centrale regie op het proces. Bovendien worden veel deskundigen ingeschakeld en aangeschakeld en zijn ook de middelen toereikend. Ik denk dat we in Nederland ook op andere terreinen, zoals de ouderenzorg of onze kenniseconomie, Deltaplannen met een Delta-regie nodig hebben. Terug naar water.Volgens de OECD (2011) is het niet zo dat er altijd voldoende regie is. Het is anders in landen wanneer er alleen al op centraal niveau, zich 10 of meer
Water in de Stad
15
ministeries bezig houden met waterbeleid. Nog pijnlijker wordt het wanneer men zich realiseert dat van de 33 steden die in 2015 meer dan 8 miljoen inwoners zullen hebben, er 21 liggen aan de kust (UN, 2013b). 4. Stop excessieve focus op technologieontwikkeling De recente aandacht voor het complexe vraagstuk van water governance volgt een algemene verandering in het zwaartepunt van ‘technische’ infrastructuur gedreven oplossingen naar vraag-gestuurde oplossingen die de rol van instituties en economische en sociale processen benadrukken (OECD, 2011;Van Someren en van Someren-Wang, 2013).Volgens Hahn, Eurocommissaris voor regionaal beleid, is een eenzijdige blik op technologie vaak een barrière. Slimme steden – ‘smart cities’ – worden vaak opgevat als technologie-georiënteerde steden, maar een intelligente stad biedt veel meer dan dat. Een intelligente stad is een stad waarin het waard is om te leven, een leefbare stad die veelzijdig is, dynamisch, een stad waar burgers en bedrijven opbloeien en waar jong en oud een plek hebben. Technologie is van belang om het concept van een intelligente stad te implementeren, om nieuwe kansen voor ondernemers te creëren, om investeringen aan te trekken en werkgelegenheid te creëren. Maar technologie alleen doet geen wonderen. Goed bestuur, een actieve betrokkenheid van de burgers bij tal van nieuwe diensten en een groenere en gezondere manier van leven zijn ook belangrijk (European Commission, 2011; BAUM, 2013). Belangrijk is het creëren van proeftuinen waar we bestaande innovatieve technologieën, die betaalbaar zijn, kunnen implementeren. 5. Maak gegevens toegankelijk Eén van de aanbevelingen van de OECD (2011) is om informatiesystemen en databases te creëren, te actualiseren en te harmoniseren om waterbeleid te delen op stroomgebiedsniveau, op nationaal en op internationaal niveau. Een paar kanttekeningen. Ten eerste is het werk aan steden bij KWR in de afgelopen jaren onnodig bemoeilijkt omdat in Nederland verzamelde informatie over drinkwater en afvalwater in Europa wel beschikbaar is maar niet beschikbaar wordt gesteld aan anderen. Dit is dubbel verlies door onnodige duplicatie voor zowel KWR als de betrokken steden. Het verschaffen van toegang tot goed gedocumenteerde en georganiseerde gegevens en informatie (‘hydroinformatics’) is daarom van groot belang. Ten tweede het schaalprobleem. Aangezien steden steeds belangrijker worden gaat het ook, en wat mij betreft vooral, over geharmoniseerde en geactualiseerde gegevens op het niveau van de stad (‘urban hydroinformatics’). 6. Voer een goede kosten-baten analyse uit en hef financiële beperkingen op Om met het laatste te beginnen: schaarse financiële middelen zijn niet noodzakelijk een belemmering. Integendeel, beperkte middelen bevorderen heel vaak de creativiteit en de
16
Water in de Stad
samenwerking tussen publieke en private investeerders, evenals de betrokkenheid van de burgers. Burgers zijn de basis voor stedelijke ontwikkeling en de financiering. Het gaat daarbij primair om twee zaken: informatievoorziening en betrokkenheid. De beslissende factor is dat particulieren individueel worden overtuigd van een gemeenschappelijke idee door middel van transparantie, vertrouwen en het specificeren van de concrete voordelen. Dit zal ervoor zorgen dat het maatschappelijk middenveld zich sterk kan identificeren met de stad en de stedelijke samenleving. Dan gaan burgers zich individueel betrokken voelen en ontwikkelingen steunen met tijd en geld (BAUM, 2013). Groepen burgers, particuliere instellingen, verenigingen, clubs, religieuze gemeenschappen, stichtingen, belangengroepen, kortom non-gouvernementele organisaties (NGO’s), moeten niet worden genegeerd (SWITCH, 2011). Financiële beperkingen zijn dus niet altijd een rem maar juist vaak een stimulans voor creatieve oplossingen, bijvoorbeeld omdat gezocht moet worden naar het meekoppelen van andere belangen en oplossingen. Daarna is een goede kosten-baten analyse van verschillende oplossingsrichtingen nodig.Vaak blijkt dat, wanneer gekeken wordt over langere termijn, deze oplossingen ook betaalbaar zijn. Bovendien is er ook genoeg kapitaal bij private partijen en bij bijvoorbeeld pensioenfondsen om te investeren in renderende intelligente en duurzame maatregelen in de stad. Het gaat er dan dus vooral om dat er goede plannen worden gemaakt die leiden tot waarde creatie. 7. Monitor de uitvoering Ooit is door de Amerikaanse delegatie bij de onderhandelingen over de grootste Europese verordening (REACH) gezegd dat wetgeving zo sterk is als de implementatie en handhaving. Dat geldt ook voor de uitvoering van projecten.
4 City Blueprints De start van transities De afgelopen 3 jaar is bij het KWR Watercycle Research Institute een methodologie ontwikkeld voor de beoordeling van de duurzaamheid van de waterketen in de stad (van Leeuwen et al., 2012). De nadruk heeft hierbij gelegen op de start van het transitieproces en wel de nulmeting (baseline assessment; Figuur 6) die we zo kort, duidelijk en eenvoudig mogelijk hebben proberen te houden. Dit ook vanuit de filosofie dat het qua samenwerking zo is dat je steden niet kan dwingen, maar wel kan lokken. Deze methodiek is toegepast op een aantal steden in binnen- en buitenland (van Leeuwen en Chandy, 2013; van Leeuwen, 2013). Inmiddels zijn 25 steden beoordeeld (van Leeuwen en Sjerps, 2014) en is dit initiatief opgeschaald tot Europese actie onder het European Innovation Partnership on Water van de Europese Commissie (EIP, 2013) in het kader van Europese Blueprint
Water in de Stad
17
Collection and analysis of information on water uses, users, issues and outside influences
Baseline assessment
Development of a long-term vision for the city’s water system and the objectives and targets necessary for achieving it. Indicators need to accompany the objectives to allow successes and failures to be evaluated
Visioning, objectives, targets & indicators
Scenario building & strategy development
Development of an action plan & implementation
The development of a strategy that will meet the objectives and achieve the vision under a range of future scenarios
The definition and implementation of actions that put the strategy into practice within a timeframe and the availability of financial and other resources.
Monitoring & evaluation Measuring and assessing the outcomes of implementation to make sure that the intended results are being achieved and to change the course of action if needed
Figuur 6 De plaats van de baseline assessment (City Blueprint) in het verduurzamingsproces volgens ICLEI en SWITCH (2011). voor water (European Commission, 2012). Het doet mij dan ook goed dat bij de Europese Commissie het begrip doordringt dat de focus op steden moet (European Commission, 2011 en 2013). Niet alleen onderzoek naar nieuwe technologieën, maar vooral de implementatie van bestaande innovaties zal een versnelling geven in de verduurzaming gelet op de urgente uitdagingen waarvoor we gesteld worden. De indicatoren De 24 indicatoren van de City Blueprint zijn gebaseerd op de 3 P’s (People, Planet en Profit) in de waterketen, en grotendeels gelijk aan die in de eerste publicaties (van Leeuwen et al., 2012). Enkele grote veranderingen zijn het gevolg van het gebrek aan adequate en vergelijkbare gegevens op lokaal niveau voor de kwaliteit van oppervlaktewater, grondwater en biodiversiteit. Er is gebruik gemaakt van informatie van het
18
Water in de Stad
Europees Milieuagentschap (EEA) of andere internationale organisaties. Dit heeft twee consequenties: (1) bij het scoren van deze omgevingskwaliteiten zijn geen lokale maar regionale/nationale gegevens gebruikt als schatters van de lokale omgevingskwaliteit, en (2) deze gegevens zijn zeer waarschijnlijk een te optimistische schatting, omdat stedelijke gebieden nagenoeg altijd meer vervuild zijn dan landelijke gebieden. Het proces De beoordeling van de duurzaamheid van water volgt een interactief proces, waarbij de belangrijkste UWD-actoren worden betrokken (SWITCH, 2011). Deze interactieve benadering is toegepast bij de beoordeling van alle steden. Hiertoe is een uitgebreide vragenlijst gemaakt, deels gebaseerd op het werk van de European Benchmark Cooperation (EBC, 2010). In elke stad werd deze beantwoord door een coördinator samen met de waterketen partners. Daarna zijn concept rapporten gemaakt, die werden besproken en vervolgens aangepast. Daarna zijn de laatste aanvullingen en opmerkingen verwerkt (van Leeuwen en Chandy, 2013). De Blue City Index (BCI) Bij de beoordeling van de steden is de Blue City Index (BCI) geïntroduceerd. Deze index is het rekenkundig gemiddelde van de 24 indicatoren per stad. Op deze wijze kan met één getal een indruk worden verkregen van de duurzaamheid van de stedelijke waterketen. In Tabel 3 staat een korte samenvatting van de gevolgde aanpak.
Tabel 3 Kort overzicht van het City Blueprint proces. Goal
Baseline assessment sustainability urban water cycle services
Indicators
Twenty-four indicators divided over eight broad categories: 1. Water security 2. Water quality 3. Drinking water 4. Sanitation 5. Infrastructure 6. Climate robustness 6. Biodiversity and attractiveness 8. Governance
Data
Public data or data provided by the (waste) water utilities and cities based on a questionnaire for UWCS
Scores
0 (concern) to 10 (no concern)
BCI
Arithmetic mean of 24 indicators which varies from 0 to 10
Stakeholders
Water utility, water board, city council, companies, NGOs, etc.
Process
Interactive with all stakeholders involved early on in the process
Water in de Stad
19
Dar es Salaam (4.01) Water footprint Water scarcity Public participation Management and action plans Water self-sufficiency Attractiveness
Surface water quality
Biodiversity
Groundwater quality
Climate-robust buildings
Sufficient to drink
Adaptation measures
Water system leakages
Climate commitments
Water efficiency
Infrastructure separation
Drinking water consumption
Average age sewer system
Drinking water quality
Nutrient recovery Energy recovery
Safe sanitation Sewage sludge recycling Energy efficiency
Hamburg (7.72) Water footprint Public participation Water scarcity Management and action plans Water self-sufficiency Attractiveness Biodiversity Climate-robust buildings Adaptation measures Climate commitments Infrastructure separation Average age sewer system
Surface water quality Groundwater quality Sufficient to drink Water system leakages Water efficiency Drinking water consumption Drinking water quality
Nutrient recovery Safe sanitation Energy recovery Sewage sludge recycling Energy efficiency
Figuur 7 City Blueprints voor een stad in een ontwikkelingsland (Dar es Salaam in Tanzania) met een BCI van 4.01 en de stad Hamburg met een BCI van 7.72.
20
Water in de Stad
Resultaten De City Blueprints van twee steden worden weergegeven in Figuur 7 (van Leeuwen, 2013) voor Hamburg en de stad Dar es Salaam in Tanzania. Dit is een stad van 3 miljoen inwoners en één van de snelst groeiende steden op aarde.Verwacht wordt dat het inwoneraantal de komende 10 jaar zal verdubbelen.
Blue City Index
Correlaties met nationale indicatoren Om een gevoel te krijgen van de realiteitswaarde van het indicatorensysteem is, in navolging van de European Green City Index (2009), de BCI ook vergeleken met een aantal nationale indicatoren, zoals de index voor vrijwillige participatie (VPI) en het bruto nationaal product (GDP) per hoofd van de bevolking volgens het Internationale Monetaire Fonds (IMF). Ook is gekeken naar de relatie tussen de BCI en de scores voor het management en de actieplannen van steden op het gebied van de duurzaamheid van water in de stad (indicator 23 van de BCI). Omdat ook de samenhang met de bestuurlijke inbedding relevant is, is een dergelijke vergelijking tevens gemaakt met een aantal indicatoren van de Wereld Bank (van Leeuwen, 2013), waaronder de gouvernementele
9 8
Hamburg
Amsterdam Oslo
7
Reggio Emilia Athens
Rotterdam Scotland
6
Algarve
Bucharest 5
Dar es Salaam 4
Kilamba Kiaxi
3 2 1 0
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
GDP (IMF; in dollars)
Figuur 8 De relatie tussen welvaart (GDP) en de Blue City Index.
Water in de Stad
21
effectiviteit (GE).Voor al deze relaties zijn Pearson correlatiecoëfficiënten (r) berekend. Uit ons onderzoek aan 11 steden blijkt dat de best presterende steden (steden met een hoge BCI), steden zijn: • met ambities voor de verduurzaming van de stedelijke waterketen (r = 0.90) • die een actieve bevolking hebben met een hoge VPI (r = 0.73) • die liggen in landen met grote welvaart (GDP; r = 0.93; Figuur 8) • met een hoge gouvernementele effectiviteit (r = 0.93) Correlaties zijn geen oorzakelijke verbanden maar tonen wel aan dat de BCI een index is met een zekere realiteitswaarde. Recentelijk zijn bovenstaande conclusies herbevestigd in een uitgebreide studie aan 25 steden (van Leeuwen en Sjerps, 2014). Steden kunnen van elkaar leren Te vaak worden uitdagingen op het gebied van water in de stad (Figuur 4) niet opgepakt, omdat men wacht op nieuwe technologische doorbraken en niet gebruik maakt van bestaande kennis en technologie. Er zijn waarschijnlijk twee stappen nodig:
Water footprint Public participation Water scarcity Management and action plans Water self-sufficiency Attractiveness Biodiversity Climate-robust buildings Adaptation measures Climate commitments Infrastructure separation Average age sewer system
Surface water quality Groundwater quality Sufficient to drink Water system leakages Water efficiency Drinking water consumption Drinking water quality
Nutrient recovery Safe sanitation Energy recovery Sewage sludge recycling Energy efficiency
Figuur 9 Er schuilt een enorme potentie in de diversiteit van steden.Wanneer de ‘best practices’ van steden actief worden gedeeld en geïmplementeerd, kan dit resulteren in een welhaast ultieme blauwe stad.
22
Water in de Stad
1. Steden kunnen van elkaar leren, mits ze die kennis beschikbaar stellen en actief delen. Dit is de belangrijkste conclusie van ons onderzoek. De grote variatie in de wijze waarop steden omgaan met water- en afvalwater biedt grote kansen voor de verduurzaming van de waterketen. Dit kan goed zichtbaar worden gemaakt wanneer de huidige ‘best practices’ van de 11 steden (de hoogste scores voor de indicatoren van de City Blueprint voor 11 steden) worden gecombineerd. Door samenwerking kunnen welhaast ultieme blauwe steden ontstaan, met een BCI van 9.7 (Figuur 9). Elke stad kan dus leren van een andere stad, zelfs de best presterende stad Hamburg (van Leeuwen en Bertram, 2013). De watervoetafdruk parameters van een land, de kwaliteit en biodiversiteit van oppervlaktewater zijn niet eenvoudig te veranderen, maar alle andere aspecten kunnen in potentie worden opgepakt. De nadruk moet liggen op dat wat mogelijk is, en dat is in potentie veel. 2. Gelet op de trends en uitdagingen in steden (Figuren 3 en 4) zal het bovenstaande wellicht niet altijd toereikend zijn. Daarom blijft er een rol bestaan voor nieuwe technologieën die stapsgewijs moeten kunnen worden ingezet en waarvoor opties moeten worden opengehouden.
5 Slotopmerkingen Getracht is om groei en grenzen aan de groei kort te belichten, met de nadruk op water. Water is een aantoonbaar urgent probleem en groter dan het energievraagstuk. Wij vinden het in Nederland normaal dat er uitstekend drinkwater uit de kraan komt en we voelen ons veilig onder de vleugels van een Deltaprogramma van onze Deltacommissaris, maar dat heeft met de watersnoodramp in 1953 ook zijn geschiedenis. Waterveiligheid en waterzekerheid zijn niet vanzelfsprekend. Er is eigenlijk geen water crisis maar een water governance crisis die zich nu en in de nabije toekomst vooral zal gaan manifesteren in de stad (Engel et al., 2011; European Commission, 2011; EIP, 2013).Vanuit de steden moeten ook de oplossingen komen. Steden moeten het verschil gaan maken! Dat kan ook want er zijn al vele goede initiatieven. Water in de stad is derhalve een uitdaging in governance. Slimme steden zijn steden met een coherente lange termijn aanpak op sociaal, economisch en ecologisch gebied. Slimme steden zijn waterwijze steden die water, energie, afval, transport, ICT, klimaatadaptatie en natuur integreren tot attractieve plekken om te leven. Er zijn kansen voor de watersector als geheel en de drinkwatersector in het bijzonder, maar wel onder een aantal voorwaarden die ik zou willen betitelen als de drie R’s: ‘Reframe Refocus Radically’.
Water in de Stad
23
1. Reframe. De Nederlandse drinkwatersector heeft veel bereikt maar staat voor uitdagingen zoals verzilting en verdroging. Ook zijn er voor de terugwinning van nutriënten en energiereductie grote kansen (Morée et al., 2013; Frijns et al., 2012). Maar ondanks dat past vooral de constatering dat water meer is dan drinkwater alleen (Van Oel et al., 2009;Van Someren en Van Someren-Wang, 2013). Tegen de wat oudere mannen die de drinkwatersector domineren moet dan ook wat oneerbiedig worden gezegd: heren, kijkt u eens wat verder dan uw eigen kraantje. 2. Refocus. Gelet op de terugtredende overheid komen er grote kansen voor initiatieven van burgers en bedrijfsleven. Participatieve scenario-ontwikkeling en uitvoering van verduurzamingstrajecten in de stad – een uiterst complexe omgeving – maken het nodig dat de focus primair op governance komt te liggen. Daarbij is ook de grote expertise van de technologie- en drinkwatersector nodig. Echter, met de nadruk op technologie alleen, zal het niet gaan lukken (European Commission, 2011; OECD, 2011; BAUM, 2013). 3. Radically. Getracht is om u een beeld te schetsen van de snelheden waarmee zich momenteel op aarde veranderingen voordoen, zowel economisch (Figuur 3) als ecologisch (Figuur 4). Het gaat daarbij om diverse snelheden: de urbanisatie (het bouwen van één Almere per dag), de veranderingen in de arbeidsmarkt (de exodus van bedrijven en werkgelegenheid uit Europa), de veiligheid van steden in relatie tot de klimaatveranderingen en waterschaarste, mede in relatie tot o.a. de mondiale voedselvoorziening. Dit alles, samen met de onvoorstelbaar hoge kosten voor de waterinfrastructuur (UNEP, 2013) maken water tot een eerste orde urgentie, waar passiviteit niet past. Deze boodschap is ook samengevat in een 10 minuten durend filmpje over één stad, de stad Istanbul (Atelier Istanbul, 2012). Mijn advies aan u is om hier naar te kijken. Ik hoop dat u zich dan ook realiseert in welke bijzonder bevoorrechte positie wij ons bevinden om aan deze uitdagingen de komende jaren een bijdrage te leveren. De tijd dringt.
24
Water in de Stad
Dankwoord Allereerst wil ik het bestuur van de Universiteit Utrecht, de Rector Magnificus en de benoemingsadviescommissie bedanken voor mijn benoeming op deze buitengewone leerstoel en het in mij gestelde vertrouwen inhoud te geven aan het onderzoek en onderwijs. Dank ook aan de decaan van de faculteit Geowetenschappen professor Ronald van Kempen, aan professor Martin Wassen, hoofd van het Copernicus Instituut en aan professor Peter Driessen, hoofd van de Milieu Governance groep, die mij als bioloog hebben toegelaten tot de faculteit Geowetenschappen. Het warme welkom waardeer ik zeer. Mijn dank gaat uit naar het KWR Watercycle Research Institute, in het bijzonder haar directeur professor Wim van Viersen die mij, zo kort na mijn start bij KWR, de gelegenheid heeft gegeven om ‘in de baas z’n tijd’ deze leerstoel te bezetten. Wim, dank voor dit vertrouwen. Ik zie uit naar de samenwerking met de collega’s op het Copernicus instituut en andere onderdelen van deze universiteit, met KWR, en met de watersector in Nederland. Ik zie ook uit naar de samenwerking met collega’s in Europees verband en met de Europese Commissie op het brede onderzoeksterrein van het water management. Ik hoop ook dat ik een aantal studenten kan stimuleren om hun loopbaan in de watersector te gaan zoeken.Vandaag heb ik geprobeerd om hiermee een start te maken. Ik dank mijn familie, en in het bijzonder mijn vrouw Jeannette, mijn kinderen en kleinkinderen voor de inspiratie en grote steun. Tot slot dank ik allen die hier in de zaal zitten, bedankt voor jullie komst en ik wens dat jullie nog lang kunnen genieten van ons prachtige waterland. Ik heb gezegd
Water in de Stad
25
Met dank aan mijn collega’s Roberta Hofman-Caris, Jos Frijns, Andrew Segrave, Peter Driessen en Annemarie van Wezel voor hun nuttige commentaar op eerdere versies van deze inaugurele rede. Dank ook aan Margot Stoete en Tom Markus die uiteindelijk dit boekje hebben getoverd uit het aangeleverde materiaal.
26
Water in de Stad
Referenties Atelier Istanbul, 2012. http://vimeo.com/41973779 Bai X. 2007. Industrial ecology and the global impacts of cities. Journal of Industrial Ecology 11: 1-6. BAUM, 2013. Intelligent cities. Routes to a sustainable, efficient and livable city. Bundesdeutscher Arbeitskreis für Umweltbewusstes Management, Hamburg, Germany. Brown, R.R., Keath, N., Wong, T.H.F. 2009. Urban water management in cities: historical, current and future regimes. Water Science and Technology 59: 847 – 855. CEFIC, 2012. Facts and figures 2012. The European Chemical Industry Council, Brussels, Belgium. Deltaprogramma, 2013. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/deltaprogramma Dobbs, R., Smit, S., Remes, J., Manyika, J., Roxburgh, C., Restrepo, A. 2011. Urban world: mapping the economic power of cities. McKinsey Global Institute, Washington DC, USA. Dobbs, R., Remes, J., Manyika, J., Roxburgh, C., Smit, S., Schaer, F. 2012. Urban world: cities and the rise of the consuming class. McKinsey Global Institute, Washington DC, USA. Doughty, M., Hammond, G. 2004. Sustainability and the built environment at and beyond the city scale. Build Environment 39: 1223-1233. Driessen, P. P. J., Dieperink, C.,Van Laerhoven, F., Runhaar, H. A. C.,Vermeulen, W. J.V. 2012. Towards a conceptual framework for the study of shifts in modes of environmental governance – experiences from the Netherlands. Environmental Policy and Governance 22: 143-160. EBC, 2010. European Benchmarking Co-operation. Learning from international best practices. 2010 water & wastewater benchmark. Leiderdorp, The Netherlands. EEA, 2012. Urban adaptation to climate change in Europe. Challenges and opportunities for cities together with supportive national and European Policies. European Environment Agency, Copenhagen, Denmark. EIP, 2013. European Innovation Partnership on Water. http://www.eip-water.eu/workinggroups/city-blueprints-improving-implementation-capacities-cities-and-regions Engel, K., Jokiel, D., Kraljevic, A., Geiger, M., Smith, K. 2011. Big cities. Big water. Big Challenges. Water in an urbanizing world. World Wildlife Fund. Koberich, Germany. European Commission, 2011. Cities of Tomorrow. Challenges, vision, ways forward. European Commission, 2012. A Blueprint to safeguard Europe’s Waters. Brussels, Belgium. European Commission, 2013. European Innovation Partnership on Smart Cities and Communities. Strategic Implementation Plan. Brussels, Belgium.
Water in de Stad
27
European Green City Index, 2009. Assessing the environmental impact of Europe’s major cities. A research project conducted by the Economist Intelligence Unit, 2009. Siemens A.G. München. Frijns, J., Middleton, R., Uijterlinde C., Wheale, G. 2012. Energy efficiency in the European water industry: learning from best practices. Journal of Water and Climate Change 03.1: 11-17. Frijns, J., Büscher, C., Segrave, A., van der Zouwen, M. 2013. Dealing with future challenges: a social learning alliance in the Dutch water sector. Water Policy 15: 212-222. Grimm, N., Faeth, S., Golubiewski, N., Redman, C., Wu, J. Bax, X. 2008. Change and the ecology of cities. Science 319: 756-760. Hein, A., Neskovic, M., Hochstrat R., Smith, H. 2012. Roadmap guideline: A manual to organise transition planning in Urban Water Cycle Systems. http://www.trust-i.net/ downloads/index.php?iddesc=32 Hofstra, M. 2013. Water governance, a framework for better communication. Water Governance 1: 9-13. Klein Goldewijk, K., Beusen, A., Janssen, P. 2010. Long-term dynamic modeling of global population and built-up area in a spatially explicit way: HYDE 3.1. The Holocene 20(4): 565-573. Krebs, C.J. 2009. Ecology 6th ed. Pearson, San Franciso, USA. Kuijpers, C., Nap, R, de Bruijn, P. 2013. Good governance bij gebiedsgericht grondwaterbeheer: toeval of niet? Water Governance 1: 19-26. Lange, P., Driessen, P.P.J., Sauer, A., Bornemann, B., Burger, B. 2013. Governing towards sustainability – Conceptualizing modes of Governance. J. Environmental Policy & Planning 15.3:403-425. Morée, A. L., Beusen, A.H.W., Bouwman, A.F., Willems, W.J. 2013., Exploring global nitrogen and phosphorus flows in urban wastes during the twentieth century, Global Biogeochem. Cycles 27.3: 836-846. OECD, 2011. Water Governance in OECD Countries: A multi-level approach. Organisation for Economic Cooperation and Development, Paris, France. OLV, 2013. Melbourne’s Water Future. Office of Living Victoria.Melbourne, Australia. http://www.vic.gov.au/news/melbourne-s-water-future.html SWITCH 2011. SWITCH (Sustainable Water Management Improves Tomorrow’s Cities’ Health) Training Kit. Integrated Urban Water Management in the City of the Future. ICLEI, Freiburg, Germany. http://www.switchtraining.eu/ UN Habitat, 2000. Urbanization: Facts and Figures. www.unhabitat.org/mediacentre/ documents/backgrounder5.doc
28
Water in de Stad
UN 2012. World Urbanization Prospects: The 2011 Revision. United Nations, New York, USA. UN 2013a. Sustainable cities. Facts and figures. http://www.un.org/en/sustainablefuture/ cities.shtml UN 2013b. Disaster-resilient societies. http://www.un.org/en/sustainablefuture/disasters. shtml UNDP 2013. User’s guide on assessing water governance. United Nations Development Programme. Oslo, Norway. UNEP 2007. Fourth Global Environment Outlook: Environment for Development. United Nations Environment Programme, Geneva, Switzerland. UNEP 2013. City-Level Decoupling: Urban resource flows and the governance of infrastructure transitions. A report of the working group on cities of the International Resource Panel. Swilling M., Robinson B., Marvin S. and Hodson M. United Nations Environment Programme, Nairobi, Kenia. Van Leeuwen, C.J., Luttmer, W.J., Griffioen P.S. 1985. The use of cohorts and populations in chronic toxicity studies with Daphnia magna: a cadmium example. Ecotoxicology and Environmental Safety 9: 26-39. Van Leeuwen, C.J. 1993. Over ecotoxicologische grenzen. Oratie Universiteit Utrecht; H2O 26: 282-292. Van Leeuwen, C.J.,Vermeire, T.G., eds. 2007. Risk Assessment of Chemicals. An Introduction. Springer, Dordrecht, 2nd edn., 686 pp. Van Leeuwen C.J. 2008. The China Environment Yearbook 2005. Book review. Environmental Science and Pollution Research 15: 354-356. Van Leeuwen, C., J. Frijns, A. van Wezel,Van de Ven, F. 2012. City Blueprints: 24 indicators to assess the sustainability of the urban water cycle. Water Resources Management 26:2177-2197. Van Leeuwen, C.J., Chandy, P.C. 2013. The city blueprint: experiences with the implementation of 24 indicators to assess the sustainability of the urban water cycle Water Science and Technology: Water Supply 13.3: 769-781. Van Leeuwen, C.J., Bertram, N-P. 2013. Baseline assessment and best practices in urban water cycle services in the city of Hamburg. Blue Facts – International Journal of Water Management, 10-16. Van Leeuwen, C.J. 2013. City Blueprints: baseline assessment for water management in 11 cities of the future. Water Resources Management 27:5191-5206 DOI 10.1007/s11269013-0462-5 Van Leeuwen, C.J., Sjerps, R. 2014. City Blueprints of 25 cities. Interim report. KWR Watercycle Research Institute, Nieuwegein. http://www.eip-water.eu/workinggroups/city-blueprints-improving-implementation-capacities-cities-and-regions
Water in de Stad
29
Van Oel P.R., Mekonnen M.M., Hoekstra, A.Y. 2009. The external water footprint of the Netherlands: geographically-explicit quantification and impact assessment. Ecological Economics 69(1):82-92. Van Someren, T.C.R.,Van Someren-Wang S. 2013. Strategic innovation: the creation of the water companies of the future. 65e Vakantiecursus Drinkwater en Afvalwater. Technische Universiteite Delft, Delft, NL. 2030 Water Resources Group, 2009. Charting our water future. Economic frameworks to inform decision-making. West Perth, USA. WHO, 2008. Safer water, better health: costs, benefits and sustainability of interventions to protect and promote health. World Health Organization, Geneva, Switzerland. Water Governance Centrum, 2012. http://watergovernancecentre.nl/home/ World Economic Forum, 2014. Global Risks, 9th edn. Geneva, Switzerland.
30
Water in de Stad
Kees van Leeuwen (1955) studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en behaalde zijn doctoraalexamen in 1980 (cum laude). In Utrecht promoveerde hij ook in 1986 op het proefschrift ‘ecotoxicological aspects of dithiocarbamates’ en werd hij in 1992 benoemd tot bijzonder hoogleraar Biologische Toxicologie aan het Institute for Risk Assessment Sciences. Sinds 1980 werkte hij bij drie Nederlandse ministeries en in tal van internationale commissies aan de onderzoeks- en beleidsterreinen van ecologie, water, chemische stoffen, normstelling en gezondheid. In 2001 werd hij benoemd tot directeur bij het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie in Italië, waar hij o.a. een bijdrage leverde aan de totstandkoming van de Europese Verordening betreffende chemische stoffen (REACH). In 2007 publiceerde hij samen met collega’s van het RIVM de tweede editie van het boek ‘Risk Assessment of Chemicals: an Introduction’. Bij het KWR Watercycle Research Institute in Nieuwegein combineert hij bovenstaande ervaringen om een bijdrage te leveren aan de beoordeling van contaminanten in drinkwater en aan het onderzoek naar de duurzaamheid van de stedelijke watercyclus. Op 1 januari 2013 is hij benoemd op de leerstoel Water Management and Urban Development. Hier coördineert hij o.a. de City Blueprint Action Group van het Europese Innovation Partership on Water van de Europese Commissie.