Gezondheid en leefstijl Weerbaarheid Gezin en opvoeding Aanbevelingen
Factsheet kindermonitor 2013
IJsselland
Kinderen van 0 tot 12 jaar in de Regio IJsselland
• Het onderzoek
• Achtergrondkenmerken
In het najaar van 2013 heeft GGD IJsselland een uitgebreid on-
De figuur geeft een overzicht van enkele achtergrondkenmer-
derzoek uitgevoerd om de gezondheid van 0 tot 12 jarige kin-
ken van de ouders en hun kind.
deren in de regio in kaart te brengen. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan leefstijl, lichamelijke en psychische ge-
%
zondheid en de sociale en fysieke omgeving. De resultaten van
Jongens
51
het onderzoek zijn in een aantal bijeenkomsten besproken met
Meisjes
49
0 tot 4 jaar
29
4 tot 8 jaar
29
8 tot 12 jaar
42
ouders, medewerkers van de jeugdgezondheidszorg en met intermediairs/professionals die werken met kinderen. Per gemeente is een steekproef van 1000 kinderen van een half tot twaalf jaar getrokken*. Er zijn 5534 vragenlijsten teruggestuurd, dit betekent een respons van 45%. Dit is minder dan in
Eenouder gezin
eerdere kindermonitoren.
Gezin met lage SES
21
Gezin heeft moeite met rondkomen
12
zijn bepaalde subgroepen niet over- of ondervertegenwoor-
Allochtoon
10
digd in het onderzoek.
Autochtoon
90
De resultaten van het onderzoek zijn gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd en gemeente door middel van weging. Hierdoor
Deze factsheet geeft inzicht in de belangrijkste resultaten van
4
Figuur: achtergrondinformatie van de respondenten
het onderzoek en bevat aanbevelingen die op basis van het onderzoek en van de input uit de bijeenkomsten met ouders en professionals zijn opgesteld. De resultaten worden in de factsheet in drie leeftijdsgroepen weergegeven. Bij het vergelijken van groepen is gecorrigeerd voor de achtergrondkenmerken leeftijd, geslacht en opleiding van de ouders. De resultaten zijn vergeleken met de cijfers uit de kindermonitor. Alleen wanneer er een significant verschil met de cijfers van 2009 is, wordt dit vermeld. Wanneer er niet over verschillen of trends wordt gesproken, wijken de cijfers dus niet af van 2009. Voor enkele vragen is gekeken of er een verschil is tussen kinderen in de stad en op het platteland**. Op het platteland hebben relatief meer ouders een lage SES dan in de stad.
Gezondheid en leefstijl De ervaren gezondheid is een samenvattende maat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor iemand en heeft betrekking op zowel de geestelijke als de lichamelijke gezondheid. Met de meeste kinderen in de regio IJsselland gaat het goed, maar er zijn ook kinderen die ziek zijn of psychosociale * In Steenwijkerland is een aanvullende steekproef voor deelgemeenten getrokken. ** Voor de indeling platteland/stad is gekozen voor de indeling: stad: Zwolle, Kampen, Deventer, Steenwijkerland; platteland: de overige gemeenten.
problemen hebben. In de volgende figuur zijn de resultaten van gezondheids- en leefstijlfactoren genoemd.
96 97
ervaren gezondheid (heel goed) 13 12
overgewicht*
80 80
bewegen: kind is actief** 96 97
ervaren gezondheid (heel goed)
43 36
elke dag groenten elke dag fruit
13 12
overgewicht*
ontbijt elke dag 80
bewegen: kind is actief** 43 36
79 83
geen psychosociale problemen (SDQ)
58 56
elke dag fruit
96 97
ontbijt elke dag
0
20 2009
23 27
media: kind kijkt veel tv/computer
96 97
23 27
media:80kind kijkt veel tv/computer
elke dag groenten
58 56
40
60
80
2013
21 17
heeft psychosociale problemen (SDQ) 0
20
40
60
80
100
120
2009 2013 Figuur: overzicht van gezondheids- en leefstijl aspecten in 2009 en 2013 In de figuur is te zien dat, net als in 2009, vrijwel alle kinderen
• Leefstijl van de ouders van kinderen van 0 tot 4
ontbijten, maar dat de norm voor groenten en fruit eten door
Roken en drinken tijdens de zwangerschap heeft effect op het
steeds minder kinderen wordt gehaald. 56% van de kinderen
ongeboren kind. Toch heeft 8% van de moeders gerookt en 3%
eet dagelijks fruit, 36% eet dagelijks groenten. Tweederde van
alcohol gedronken tijdens de zwangerschap. Dit aantal is wel
de kinderen eet wel zes dagen van de week groenten en fruit.
gedaald. In 2009 gaf nog 12% van de moeders aan dat zij tij-
Vier van de vijf kinderen is voldoende actief volgens de norm.
overgewicht* 12 dens de zwangerschap gerookt hebben. Moeders met een lage
96 97
ervaren gezondheid (heel goed)
13
80 In alle leeftijdsgroepen heeft 12% van de kinderen (ernstig) roken maar drinken minder bewegen: SES kind is actief**vaker tijdens de zwangerschap, 80
overgewicht. Het percentage kinderen dat actief is en het percentage kinderen met overgewicht is vrijwel gelijk gebleven. Het percentage kinderen met psychosociale problemen lijkt te 96
ervaren gezondheid (heel goed)
97
zijn gedaald. overgewicht*
13 12
de kinderen geen psychosociale problemen (SDQ)
• bewegen: Invloed achtergrondfactoren op de gezondheid kind van is actief** en leefstijl van kinderen.
43 36
36
58
dat zij minder56 vaak roken en vaker alcohol drin96 97
ken tijdens de zwangerschap dan autochtone moeders.
media: kind kijkt veel tv/computer Borstvoeding
80 80
elke dag groenten Kinderen elke in dag eenfruitgezin ontbijt elke dag
vaak alcohol dan moeders met een hoge SES. Voor allochtone 43
elke dag groenten elke dag fruit moeders geldt ontbijt elke dag
23
is de 27beste voeding voor baby’s. Een derde van (tot 4 jaar) heeft de79 83eerste zes maanden alleen
0 gekregen, 20 40 44% 60 kreeg 80 een 100 combinatie 120 borstvoeding van borst2009 2013 voeding en kunstvoeding. Vaak wordt na ongeveer 3 maanden
58
met een lage 56 sociaal economische sta-
gestopt met het geven van borstvoeding. Als redenen hiervoor
tus (SES) hebben vaker een matige of slechte gezondheid,
worden genoemd dat ouders weer gaan werken en dat moe-
media:ontbijten kind kijkt veel tv/computer minder vaak
96 97
23
27 en eten minder vaak groenten en fruit.
Kinderen uit eenoudergezinnen geen psychosociale problemen (SDQ)
ders onvoldoende borstvoeding hebben.
ontbijten minder vaak. 79 83
Allochtonen uit westerse hebben voe0 20 landen 40 60 80 een 100 gezonder 120 dingspatroon, zij eten2009 vaker2013 groenten en fruit.
Weerbaarheid
Kinderen van 0 tot 4 jaar spelen het meest buiten, 8 tot 12 jarigen kijken het meest tv /computeren.
Er wordt gesproken over weerbaarheid wanneer een kind op een passende manier voor zichzelf op durft te komen. Een kind dat weerbaar is, heeft zelfvertrouwen en is in staat zijn of haar grenzen te bewaken. Kinderen die weerbaar zijn, kunnen voor
* Deze gegevens komen uit de registratie van de Jeugd Gezondheids-zorg van de GGD. Gewicht en lengte zijn gewogen en gemeten tijdens de reguliere contactmomenten van de GGD. Er kan geen uitsplitsing gemaakt worden naar de verschillende achtergrondkenmerken van de kinderen. ** Kinderen zijn actief als ze minstens 7 uur per week bewegen.
zichzelf opkomen, maar durven ook voor anderen op te komen. Weerbaarheid is gerelateerd aan zelfstandig zijn. Kinderen die weerbaar zijn kunnen op een goede manier omgaan met teleurstellingen.
100
1
Op de vraag; is mijn kind weerbaar wordt door twee derde van
(46%) of een beetje eens (46%) met de stelling dat hun kind
de ouders als antwoord gegeven dat hun kind meestal weer-
voor zichzelf kan opkomen. Ongeveer evenveel ouders geeft
baar is, gevolgd door soms weerbaar (28%) en meestal niet
aan dat hun kind zijn of haar grenzen kan bewaken. 15% van
weerbaar (5%).
de ouders geeft aan dat hun kind gaat schelden of slaan als er problemen zijn, ruim drie kwart van de kinderen kan volgens (meestal) weerbaar (%)
Geslacht
Jongen Meisje
Etniciteit
Autochtoon Allochtoon
Financiële situatie
Grote moeite met rondkomen Geen moeite met rondkomen
Lage SES
Ja Nee
de ouders met teleurstellingen omgaan en bijna 90% van de
63 71
kinderen heeft zelfvertrouwen.
68 56
Ouder geeft aan: mijn kind
48
Kan voor zichzelf opkomen
92
72
Kan nee zeggen tegen andere kinderen als zij/hij iets niet wil
93
Gaat bij een probleem snel schelden en/of vechten
15
Zoekt hulp als hij/zij het nodig heeft
91
Houdt rekening met de grenzen van andere kinderen
91
Kan met teleurstellingen omgaan
77
Heeft zelfvertrouwen
89
59 70
Figuur: achtergrondkenmerken en weerbaarheid Uit voorgaande tabel komt naar voren dat jongens over het
Helemaal of een beetje mee eens (%)
algemeen minder weerbaar zijn dan meisjes. Kinderen met een niet-westerse achtergrond zijn minder weerbaar dan autochto-
Figuur: verschillende eigenschappen die een beeld van de
ne kinderen. Ook is er een verband tussen de financiële situatie
weerbaarheid geven
van de ouders en de weerbaarheid van kinderen. Ouders die hebben aangegeven niet goed te kunnen rondkomen, hebben
• P esten
vaker aangegeven dat hun kinderen minder weerbaar zijn. En
Ruim een derde van de kinderen is in de afgelopen drie maan-
kinderen uit gezinnen met een lage SES zijn minder weerbaar
den gepest. Vooral 8 tot 12 jarigen zijn gepest, namelijk 38%.
dan kinderen uit gezinnen met een gemiddeld of hoge SES.
Van de 4 tot 8 jarigen is 29% gepest. In de meeste gevallen vond het pesten plaats op school.
• W eerbaarheid hangt samen met andere psychosociale problematiek (meestal) weerbaar (%) Gedragsproblemen
Emotionele problemen
Of een kind weerbaar is wordt bepaald door verschillende eigenschappen. Met behulp van een aantal stellingen over
Normaal
71
grensgebied
49
verhoogd
27
Normaal
72
grensgebied
47
verhoogd
27
Is gepest de afgelopen 3 maanden
Ja
55
nee
73
Heeft een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt welke voor het kind nu nog zorgen geeft.
Ja
51
nee
69
weerbaarheid ontstaat een beeld over deze verschillende eigenschappen. Zo is ruim 90% van de ouders het helemaal eens
Figuur: psychosociale problematiek en weerbaarheid
Kinderen die gepest worden zijn minder weerbaar. Ook blijkt
zoals geen tik geven als een kind iets doet wat niet mag, of
uit bovenstaande resultaten dat kinderen met gedragsproble-
genoeg tijd hebben voor de opvoeding, 80% van de ouders
men en emotionele problemen minder weerbaar zijn. Kinderen
geeft op 6 of meer van de vragen een positief antwoord. Het
die een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt en daar
moeilijk vinden om je kind iets te verbieden komt zowel voor
op dit moment nog zorgen over hebben, blijken ook minder
bij ouders met een minder positieve opvoedstijl als bij ouders
weerbaar.
met een positieve opvoedstijl.
• Voorlezen/lezen
Gezin en opvoeding
Voor de taalontwikkeling is lezen en voorlezen belangrijk. Bijna de helft van de kinderen van 4 tot 12 jaar leest elke dag,
Opvoeding is een voortdurende wisselwerking tussen kind, ou-
15% leest nooit zelf. Meisjes (53%) lezen vaker vrijwel elke dag
ders en omgeving. In veel gezinnen komen perioden voor met
zelf dan jongens (42%). Vrijwel alle kinderen worden regelma-
opvoedingsproblemen. Juist in deze periode hebben ouders
tig voorgelezen, 3% van de 0 tot 4 jarigen wordt nooit voor-
behoefte aan ondersteuning. Vaak zijn ouders na een goed ad-
gelezen.
vies zelf weer voldoende toegerust om hun problemen aan te pakken. Ouders kunnen steun ondervinden bij opvoedingsvragen en -problemen in hun directe omgeving of hulp zoeken bij verschillende organisaties.
• Opvoedingsstijl Aan de ouders zijn negen uitspraken over hun opvoedingsstijl voorgelegd. Het grootste deel van de ouders geeft aan genoeg tijd te hebben voor de opvoeding (87%). Twee derde van de ouders geeft aan zich aan regels en afspraken te houden, 6% van de ouders vindt het moeilijk om zijn/haar kind iets te verbieden en 3% geeft zijn/haar kind een tik als hij/zij iets doet wat niet mag. Ouder is het helemaal eens met de volgende uitspraken % Ik knuffel mijn kind vaak Ik vind het moeilijk om mijn kind iets te verbieden Mijn kind moet van mij altijd zijn/haar bord leegeten Ik geef mijn kind snoep of koek als beloning voor goed gedrag
96 6 27 4
• Media opvoeding Ouders hebben over het algemeen regels en afspraken over tv en computer gebruik. 85% van de ouders heeft regels en af-
Ik vind het belangrijk mijn kind liefdevol op te voeden
98
Ik houd me altijd aan mijn eigen regels en afspraken
69
Ik vind het belangrijk dat mijn kind elke ochtend ontbijt
99
Ik heb genoeg tijd voor de opvoeding van mijn kind
87
aantal uren dat hun kind mag computeren/tv kijken. Veel ou-
3
ders zeggen te weten wat hun kind doet op internet, zo weet
Meestal geef ik mijn kind een tik als hij/zij iets doet wat niet mag Figuur: opvoedingsstijl
spraken, 37% houdt zich hier strikt aan. Ouders hebben vaker afspraken over het soort programma’s dat gekeken wordt en de spelletjes/websites die een kind mag spelen dan over het
ruim de helft van de ouders altijd welke sites kun kind bezoekt, een derde weet altijd met wie hun kind chat en ruim een kwart van de ouders kijkt altijd mee met hun kind bij het
Het aantal positieve antwoorden op de uitspraken over de op-
internetten. 29% van de ouders praat altijd met hun kind over
voedingsstijl van ouders is opgeteld. Hoe meer positieve ant-
wat hij/ zij ziet op internet, 35% praat hier soms over. Hoewel
woorden ouders geven, hoe positiever de stijl van opvoeden.
veel ouders op de hoogte zijn van het mediagebruik, is er in
De meeste ouders hanteren een positieve stijl van opvoeden,
veel gevallen geen controle over het mediagebruik.
Regels over te bezoeken websites
Wat op computer en tv zien/doen
Uur per dag computer en tv
Algemene afspraken over computer en tv
(%)
Ouders die onvoldoende hulp ervaren bij de alledaagse dingen
Geen regels
11
rondom de opvoeding, zoals oppas, of advies bij de dagelijkse
Soepel gehanteerde regels
13
verzorging, of die onvoldoende steun ervaren uit de directe
Strikte regels
77
omgeving bij gezondheidsproblemen maken vaker gebruik van
Geen regels
10
een opvoedingssteunpunt, bureau jeugdzorg en het Centrum
Soepel gehanteerde regels
21
voor Jeugd en Gezin (CJG).
Strikte regels
70
Geen regels
31
(Vaak) hulp krijgen van of (vaak) praten over opvoedingspro-
Soepel gehanteerde regels
39
blemen met familie/buren/vrienden neemt af met de leeftijd
Strikte regels
30
van het kind. Drie procent van de ouders ervaart de hulp of
Geen regels
15
steun als onvoldoende. Dit is niet afhankelijk van de leeftijd
Soepel gehanteerde regels
47
van het kind. Ouders die moeilijk kunnen rondkomen, alloch-
Strikte regels
37
tone ouders en eenoudergezinnen krijgen vaker onvoldoende hulp en steun bij de opvoeding en ouders met een lage SES
Figuur: overzicht van regels ten aanzien van media gebruik
ervaren onvoldoende steun bij de opvoeding.
• Opvoedingsproblemen en opvoedingsondersteuning
• Gewenste vorm van opvoedingsondersteuning
Hulp bij alledaagse dingen rondom de opvoeding, zoals oppas,
Bijna een derde (29%) van de ouders van 4 tot 12 jarigen heeft
of advies over de dagelijkse verzorging, krijgen ouders vaak
de afgelopen 12 maanden soms, vaak of altijd zoveel zorgen
van familie, buren of kennissen. Een derde van de ouders on-
gehad over de opvoeding dat er behoefte was aan deskundi-
dervindt deze hulp maar zelden of nooit, hiervan vindt 4% dat
ge hulp. De meest genoemde manieren waarop ouders opvoe-
zij onvoldoende hulp ontvangen.
dingsondersteuning zouden willen krijgen zijn: internet (37%)
Ouders kunnen ook steun ondervinden door te praten over
een centraal punt (35%), persoonlijke begeleiding (28%) en
opvoedingsproblemen. Bijna 10% van de ouders kan zelden
een opvoedingsspreekuur (16%). Een op de zes ouders die hulp
of nooit praten met familie, buren of kennissen over opvoe-
bij de opvoeding zou willen, kent het CJG niet.
dingsproblemen, 6% van degenen die zelden of nooit kunnen praten vindt dat zij te weinig over dit opvoedingsproblemen kunnen praten.
Ouders die zich zorgen maakten over de opvoeding van hun 2 geen eenouder gezin 3 kind geven vaker aan hulp te willen door persoonlijke bege-
10
een ouderen gezin leiding of een opvoedspreekuur minder vaak via internet of
een centraal punt. 2
geen moeite met rondkomen
3 6
moeite met rondkomen 2
geen eenouder gezin
3 10
een ouder gezin
5
allochtonen
16
2
autochtonen 2
geen moeite met rondkomen
3
0 6
moeite met rondkomen
5
allochtonen 2
autochtonen 0
8
5
10
Figuur: ouders die onvoldoende hulp of steun ervaren bij de opvoeding (in %) Krijgt onvoldoende steun bij opvoedingsproblemen (%) Krijgt onvoldoende hulp bij alledaagse dingen (%)
5
Krijgt onvoldoende hulp bij alledaagse dingen (%)
3
15
20
6
3
Krijgt onvoldoende steun bij opvoedingsproblemen (%)
6
8
10
Mensen die aangeven niet genoeg tijd te hebben voor hun
• Gedrag en houding van ouders
kind, geven vaker aan dat zij zich zorgen maken over de op-
Voorkomen van riskant gedrag
voeding en deskundige hulp willen.
Een kwart van de ouders vindt het acceptabel dat een kind jonger dan 16 jaar voor het eerst een slokje alcohol drinkt,
• Bekendheid en gebruik van voorzieningen
4% vindt het acceptabel als kinderen in deze leeftijdsgroep
Voor ondersteuning bij de opvoeding kunnen ouders op veel
een heel glas alcohol drinkt. Deze percentages zijn lager dan
plaatsen terecht. Voorwaarde hiervoor is wel dat ouders de
in 2009. Roken vinden ouders minder acceptabel: 9% van de
betreffende instellingen kennen. Ouders zijn het meest be-
kinderen mag roken uitproberen. Ouders zijn ten aanzien van
kend met het maatschappelijk werk en bureau jeugdzorg en
roken ook minder tolerant dan in 2009, toen vond 14% van de
het minst bekend met het ZAT (Zorg Advies Team) en voor- en
ouders dat kinderen jonger dan 16 jaar mogen roken.
vroegschools educatie (vve). Ouders van 0 tot 4 jarigen zijn va-
Bijna twee derde van de ouders (61%) houdt rekening met kin-
ker bekend met het CJG en hebben minder vaak behoefte aan
deren als zij zelf alcohol drinken, 15% van de ouders drinkt
hulp bij problemen dan ouders van oudere kinderen.
vaak of regelmatig alcohol in het bijzijn van kinderen.
Ouders hebben het meest contact gehad met het Centrum voor Jeugd en Gezin (15%), vooral voor 0 tot 4 jarigen.
Seksuele en relationele vorming Vijf procent van de ouders praat (erg) moeilijk met hun kind over relaties en seksualiteit, 44% praat hier gemakkelijk over. Het geven van voorlichting wordt vooral als taak van de ouders of als taak van de ouders en school beschouwd. 1% van de ouders vindt de school verantwoordelijk voor de voorlichting.
Aanbevelingen Op basis van de resultaten van de kindermonitor en de gesprekken met professionals en ouders zijn aanbevelingen ge-
Opbouwwerker Travers Welzijn:
“Het wordt tijd dat we op een creatievere manier vorm geven aan opvoedingsondersteuning”.
formuleerd.
Aandacht voor opvoedingsondersteuning Bespreekbaar maken van opvoedingsproblemen
Bekendheid van opvoedingsonder-
steuning ook na het 4e levensjaar
Opvoeding is een gevoelig onderwerp. Professionals vinden het
Ouders geven aan niet goed te weten waar zij met hun opvoe-
lastig om ouders aan te spreken op het gedrag en/of de ge-
dingsvragen heen moeten. Tot de leeftijd van 4 jaar is het con-
zondheid van hun kinderen. De uitkomsten van deze monitor
sultatiebureau de natuurlijke vraagbaak doordat ouders daar
laten zien dat ook ouders onderling het vaak moeilijk vinden
frequent komen. Na het 4 jaar verdwijnt deze plek en worden
om hierover in gesprek te gaan. De veranderingen binnen het
de contactmomenten met de jeugdgezondheidszorg veel min-
sociale domein vragen van professionals dat zij meer de eigen
der frequent.
kracht van mensen aanspreken. Ouders kennen hun kind im-
Aanbevolen wordt om op scholen een vast aanspreekpunt aan
mers het beste en zij moeten dus centraal staan als het gaat om
te stellen waar ouders met hun vragen terecht kunnen. Van
opvoedingsondersteuning. Verder vragen de veranderingen in
belang is ook dat leerkrachten ouders naar deze persoon ver-
het sociale domein van professionals dat zij de sociale netwer-
wijzen indien nodig omdat in de praktijk blijkt dat ouders niet
ken van mensen versterken. Hierover is een andere houding
altijd zelf de stap nemen.
nodig en het vraagt ook van professionals dat zij taboes kun-
Sociale media en websites zoals het virtueel CJG kunnen een
nen doorbreken door opvoedingsvraagstukken bespreekbaar
ondersteunende rol spelen. Ouders maken hier in toenemen-
te maken.
de mate gebruik van voor achtergrondinformatie of het stellen
Bijna alle gemeenten zijn bezig met het vormen van sociale
van eenvoudige vragen. Dat laten de bezoekgegevens van de
wijkteams of gebiedsteams. Deze teams gaan er per gemeente
diverse CJG websites zien. Voorwaarde is wel dat deze media
verschillend uit zien en ook niet iedere gemeente richt zich met
bekend zijn bij ouders.
deze teams specifiek op jeugd. Het is wel aan te bevelen om
e
waar mogelijk professionals bewust te maken van hun rol ten aanzien van het signaleren en bespreekbaar maken van gedrag en opvoedingsvraagstukken en hen te steunen en te faciliteren om hier vorm aan te geven. De ervaringen die in verschillende CJG’s zijn opgedaan met vroegtijdig signaleren, samenwerken en ouders aanspreken op eigen kracht, kunnen hiervoor bruikbaar zijn.
Flexibel werken en inspelen op de vraag Het is een uitdaging om de vraag van ouders centraal te stellen en hen gerichte ondersteuning op maat te bieden. Dit vraagt van organisaties dat zij zich flexibel opstellen. Bijvoorbeeld niet aan het begin van het jaar vastleggen welke activiteiten er plaatsvinden, maar ouders en/of kinderen met dezelfde vragen bijeen brengen en een aanbod op maat maken. Dit is laagdrempelig en zal effectiever zijn.
Nagaan wat de behoefte van ouders is, vraagt dat er con-
de laatste jaren. In de praktijk en uit landelijk onderzoek blijkt
tact is met ouders. Dit pleit voor vindplaatsgericht werken; het
dat armoede meer voorkomt bij eenoudergezinnen.
meer aanwezig zijn van professionals op bijvoorbeeld scholen
Aanbevolen wordt om in te zetten op het terugdringen van ar-
en kinderdagverblijven of in ieder geval nauw contact onder-
moede gerelateerde gezondheidsproblemen. Dit kan door bij-
houden. Ook hier geldt dat professionals, uit bijvoorbeeld soci-
voorbeeld de interventie Armoede & Gezondheid van Kinderen.
ale wijkteams, meer hun signaalfunctie kunnen aanwenden om
Deze interventie wordt al enkele jaren met succes uitgevoerd
mensen met elkaar te verbinden.
in Gemeente Zwolle en is een samenwerking tussen afdeling Sociale Zaken van de gemeente en de Jeugdgezondheidszorg van Icare (inmiddels GGD) en de GGD. Drie aanbevelingen van het onderzoek Kinderen in Tel: –
Stem het jeugdzorgbeleid af op het armoedebeleid, de gemeente wordt per 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg: met de juiste aanpak van armoede, is de kans groot dat er minder jeugdzorg nodig is.
–
Zorg voor een structureel armoedebeleidsplan gefocust op kinderen. De huidige hulp komt nu vaak van particuliere initiatieven, waardoor verschillen in voorzieningen voor kinderen per gemeente ontstaan. Een gemeentelijk armoedebeleid is een belangrijk instrument om de leefsituatie van alle kinderen te verbeteren.
–
Monitor het aantal kinderen en jongeren dat opgroeit in gezinnen die leven rond de armoedegrens, om na te kunnen blijven gaan of zij behoefte hebben aan ondersteuning.
Ouder:
“Soms ben ik best onzeker wat betreft de opvoeding van mijn kinderen. Ik zou graag kennis en ervaring willen delen met andere ouders en deskundigen tijdens bijvoorbeeld een thema avond over opvoeden”.
–
Kinderen in tel.
–
Armoede en Gezondheid van Kinderen
–
NJI themadossier armoede in gezinnen
Preventief beleid ten aanzien van pesten
en inzetten op weerbaarheid Er is veel maatschappelijk debat over (online) pesten. De uitkomsten van de monitor laten voor de regio IJsselland zien dat een derde van de kinderen recent is gepest. Daarnaast is een derde van de kinderen volgens de ouders ‘soms’ of ‘meestal
Oog hebben voor armoede gerelateerde gezondheidsproblemen
niet’ weerbaar. Staatssecretaris Dekker en de kinderombudsman hebben aangegeven dat iedere school een preventief pest-
Al langer is bekend dat mensen die in armoede leven een
programma moet hebben. In opdracht van het ministerie is on-
minder goede gezondheid hebben en minder lang in goede
derzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van pestprogramma’s.
gezondheid leven. Dit komt ook uit deze monitor naar voren.
Dertien programma’s zijn aangemerkt als veelbelovend. De ko-
In de regio IJsselland geeft 12% van de ouders aan moeite te
mende jaren worden deze methodes verder getest in de praktijk.
hebben met rondkomen.
De aanbeveling is om met scholen in gesprek te gaan over
Uit het landelijke onderzoek ‘Kinderen in tel’ blijkt dat het aan-
pesten. Wat doen zij al aan dit probleem en waar ligt ruim-
tal kinderen dat in een gezin opgroeit dat van een bijstandsuit-
te voor verbetering. Op koepelniveau kunnen afspraken wor-
kering moet rondkomen met meer dan tien procent is gestegen
den gemaakt iedere school een preventief pestbeleid invoert.
en optimale start door al voor de E geboorte in te zetten op ouderschap
Belangrijk is hierbij wel om scholen te betrekken en bottom up initiatieven te stimuleren. Kijk per school op maat welk programma het beste aansluit.
Ongunstige opgroeiomstandigheden en risicofactoren zoals depressie of geweld tussen ouders, kunnen al voor de geboorte of conceptie aanwezig zijn. Uit deze monitor blijkt dat ouders die moeite hebben met rondkomen vaker onvoldoende hulp en
Jeugdverpleegkundige GGD IJsselland:
“Ik merk duidelijk verschil op scholen die een preventief pestbeleid hebben”.
steun ervaren, terwijl zij wel vaker hulp zochten bij een CJG en BJZ. Kinderen van ouders die moeite hebben met rondkomen hebben vaker te maken gehad met ingrijpende gebeurtenissen in hun leven, zoals het overlijden van een familielid, echtscheiding of ziekte van gezinsleden. In een aantal gemeenten in de regio IJsselland zijn experimenten gestart om de samenwer-
Ook de betrokkenheid van ouders is van belang om (online) pes-
king en afstemming tussen kraamzorg, verloskundige zorg en
ten aan te pakken. Ouders geven aan te weten waar hun kind
jeugdgezondheidszorg te verbeteren om al deze risico’s vroeg-
mee bezig is op internet, maar in de praktijk blijken ouders toch
tijdig te signaleren en ouders hulp te bieden.
vaak niet op de hoogte als hun kind wordt gepest of zelf pest.
Door middel van screeningen uitgevoerd door verloskundige
De aanbeveling is om bij groepen met een lage sociaal eco-
praktijken kunnen vroegtijdige interventies zoals preventieve
nomische status extra in te zetten op het vergroten van weer-
prenatale huisbezoeken door de jeugdgezondheidszorg wor-
baarheid. Een combinatie van het trainen van zowel sociaal
den ingezet. Deze begeleiding van ouders en kind in de eerste
emotionele als fysieke weerbaarheid is het meest effectief. Dit
levensfase kan problemen op latere leeftijd voorkomen Ook
kan met interventies zoals de Kanjertraining en het Marietje
leidt dit tot kostenbesparing voor gemeenten doordat er min-
Kesselsproject.
der beroep zal worden gedaan op de jeugdzorg. De aanbeveling is om in gemeenten waar deze aanpak nog niet
–
Effectieve pestprogramma’s
aanwezig is te verkennen of een dergelijke aanpak gestart kan
–
Uitspraak Staatssecretaris en de kinderombudsman
worden. Voor de gemeenten waar deze aanpak al wel draait
–
Website Nji
wordt het advies gegeven om de werkwijze te evalueren en vroegtijdig te borgen in de werkwijze zodat het ook na het aflopen van subsidies doorgang kan vinden. Vroeg erbij
Integraal blijven inzetten op leefstijlthema’s en specifieke aandacht geven aan borging De afgelopen jaren zijn in verschillende gemeenten initiatieven gestart om leefstijl van inwoners te verbeteren. Het vraagt een lange adem om houding en gedrag te veranderen. Ook de omgeving zal altijd verleidingen bieden zoals reclames en misleidende etiketten. Aandacht voor onder meer gezonde voeding, bewegen en preventie van roken, alcohol- en drugsgebruik blijft dus nodig.
De aanbeveling is om bij alle initiatieven in een vroeg stadium SportService Zwolle:
na te denken over voortzetting en borging na de projectfa-
“We zijn nu een aantal jaar bezig met het investeren van beweegactiviteiten op een school. De directeur zei mij laatst dat zijn leerlingen duidelijk fitter worden”.
se, als de subsidies mogelijk ophouden of verminderd worden. Nog steeds wordt in de praktijk vaak gehoord dat scholen na 4 jaar vol enthousiasme met een project hebben mee gedaan, daarna toch niet met het project verder willen, waardoor effecten niet doorgezet kunnen worden. –
JOGG
Overkoepelende integrale programma’s waarin wordt ingesto-
–
Gezonde School
ken op meerdere leefdomeinen waarbij dezelfde boodschap
–
Jeugdimpuls
wordt verspreid, hebben meer effect dan losse projecten of
–
Sportimpuls
projecten die zich op één domein richten. Ook is naast aan-
–
CGL
dacht voor gezond gedrag aandacht voor een gezonde om-
–
Kennisdossier Zon MW
geving van belang. Bijvoorbeeld door het veilig inrichten van de buurt en de houding die professionals als voorbeeldfunctie uitstralen. Goede voorbeelden van programma’s waar ook steeds meer gemeenten in de regio IJsselland aan mee doen is
Ouder:
Jongeren Op Gezonde Gewicht (JOGG) en de Gezonde School.
“Mijn kinderen willen veel buiten spelen en vooral de speeltuin achter ons huis is favoriet. Maar aangezien er veel hondenpoep ligt, komen we helaas erg weinig in deze speeltuin”.
Momenteel ondersteunt het rijk lokale initiatieven om leefstijl bij de jeugd te verbeteren met impulsregelingen, zoals de Jeugdimpuls en de Sportimpuls. Veel gemeenten en scholen maken hier gebruik van en dit biedt kansen om lopende projecten te intensiveren en een grotere doelgroep te bereiken.
Colofon
IJsselland
GGD IJsselland Kennis- en Expertise Centrum Postbus 1453 8001 BL Zwolle T. 038 428 16 24 E.
[email protected] I. www.ggdijsselland.nl Meer informatie is te vinden op www.gezondheidsatlasggdijsselland.nl