ez02000001
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 20 december 2001 Sinds najaar 2000 is het BioPartner-programma operationeel. Dit programma heeft ten doel om het aantal startende ondernemingen op het gebied van de Life Sciences in Nederland te vergroten. Meer in het algemeen gesteld is het beleidsdoel om het klimaat voor nieuw ondernemerschap op dit gebied in Nederland op langere termijn structureel te verbeteren. Ik heb de Kamer over de opzet van dit programma gedetailleerd geïnformeerd op 9 februari 20001. Ik heb daarbij ook aangegeven dat ik uw Kamer jaarlijks over de voortgang van dit programma zal informeren. BioPartner is nu één jaar operationeel en ik bied u hierbij de eerste voortgangsrapportage aan, met als bijlage het door Biopartner Network opgestelde monitorrapport. Ik ben op grond van de resultaten over het eerste jaar van oordeel dat het BioPartner-programma een goede start heeft gemaakt. Er is sprake van een structurele toename van het aantal nieuwe Life Sciences bedrijven, die zich ook het afgelopen jaar heeft doorgezet. Deze ontwikkeling duidt er op dat het bij de start gekozen ambitieniveau voor het programma, te weten een gemiddelde toename van 15 starters per jaar, goed haalbaar blijkt. De uitdaging voor de komende jaren zal zijn om met de inzet van Biopartner deze trend vast te houden en alle kansen te benutten om het resultaat nog verder te verbeteren. Opzet programma Het BioPartner-programma is opgebouwd uit 5 actielijnen, die in onderlinge samenhang bevorderen dat het ondernemerschap in de Life Sciences in nauwe samenwerking met de betrokken partijen in het «veld» wordt gestimuleerd. Deze actielijnen zijn: 1. BioPartner Network; hieronder vallen taken als netwerkvorming, promotie en coaching. Daarnaast wordt door de stichting BioPartner Nederland, die voor deze actielijn verantwoordelijk is, de onderlinge samenhang tussen de overige actielijnen bewaakt en wordt de voortgang van het programma geëvalueerd. 2. BioPartner First Stage Grant; deze subsidieregeling, welke namens mij wordt uitgevoerd door NWO, beoogt om onderzoekers bij publieke kennisinstellingen te helpen een nieuwe onderneming te starten («zaaigeld»). 3. BioPartner Centers; dit zijn de incubatorfaciliteiten voor startende bedrijven, welke gelegen zijn in de nabijheid van de Life Sciences «kennisclusters» in Nederland. In 2000 is hiervoor een oproep in de Staatscourant geplaatst. 4. BioPartner Facilities Support; dit is het apparatenfonds voor startende bedrijven, dat werkt op basis van het gezamenlijk gebruik van een bijzonder onderzoeksapparaat door minimaal 2 bedrijven waaronder één starter, dat is geplaatst bij een publieke kennisinstelling. Het apparatenfonds wordt beheerd door de stichting Mibiton. 5. BioParter Start-up Ventures; dit is het participatiefonds dat is bestemd om deel te nemen in startende Life Sciences bedrijven in combinatie met één of meer particuliere investeerders. De Biopartner deelneming betreft altijd een minderheidsparticipatie en is alleen gericht op de eerste financieringsronde van een starter. Het fonds wordt in opdracht van mijn departement beheerd door de Zernike Group.
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 25 518, nr 20.
1
In totaal is voor dit programma f 100 miljoen gereserveerd voor de periode 2000 tot 2005. BioPartner Network heeft mij op 22 november jl. bijgaande rapportage over de periode september 2000 – oktober 2001 aangeboden, welke een goed beeld geeft wat er in het eerste jaar van het programma is gebeurd en waar nog knelpunten worden gesignaleerd. Resultaten; algemeen beeld Uit de ter beschikking staande gegevens ontstaat het algemene beeld dat: 1. het BioPartner-programma in het eerste jaar blijkens de respons op de verschillende actielijnen bekendheid heeft en aanspreekt bij de beoogde doelgroepen; 2. er duidelijk sprake is van een toenemende dynamiek wat betreft de groei van het aantal Life Sciences starters, zoals blijkt uit de onderstaande figuur. Figuur 1. Grafische weergave van het aantal Life Sciences starters in Nederland in de periode 1990=2001 (bron: BioPartner Network, dec. 2001).
30
Aantal nieuwe life sciences bedrijven
Bedrijven in oprichting
25
20
15
10
5
0 90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
'00
'01
Uit deze gegevens blijkt dat er in de tweede helft van de 90-er jaren al een duidelijke groeitrend is waar te nemen. Deze zal mede veroorzaakt zijn door de algemeen toenemende belangstelling voor het oprichten van «hightech» ondernemingen, die ook zijn weerslag heeft gekregen in de Life Sciences. Het BioPartner-programma heeft dat proces het afgelopen jaar waarschijnlijk nog versterkt en geconsolideerd. Dit blijkt uit het aantal aanvragen en de vele contacten, die het afgelopen jaar door de BioPartner-managers van de diverse actielijnen zijn gelegd. Naast het BioPartner-programma, dat vooral is gericht op het verbeteren van de omgevingsfactoren voor starters, zijn ook de generieke technologiesubsidies van directe financiële betekenis voor jonge bedrijven. Hoewel deze regelingen vooral worden gebruikt door bestaande bedrijven, blijkt uit nadere analyse van Senter, dat de jonge Life Sciences bedrijven veel projecten van hoge kwaliteit indienen en daardoor ook goed gebruik weten te maken van deze regelingen. Voor jonge bedrijven met schaarse geldmiddelen is dit ook een wezenlijke bron van financiering. Ondanks dit positieve beeld is een zorgpunt, zoals ook in het monitorrapport wordt aangestipt, dat er mogelijk een remmende invloed uitgaat van de diverse wettelijke regelingen voor biotechnologische research en productie.
2
Een bekend en actueel voorbeeld daarvan is het signaal vanuit de branche van de plantenzaadveredeling om in Nederland geen veldproeven voor genetisch gemodificeerde organismen meer uit te voeren in verband met de taaie procedures voor de vergunningverlening. In de praktijk blijkt overigens dat dit geen terrein is waarop zich thans veel starters bewegen, maar desalniettemin is het signaal wel zorgelijk. Omdat ik niet wil afgaan op incidentele berichten zal ik, samen met mijn collega van OC&W en in overleg met de departementen van VROM, VWS en LNV, een verkenning laten doen naar de transparantie en de beheerslast van de betreffende wet- en regelgeving, zoals ook is aangekondigd in de Integrale Nota Biotechnologie. De eerste uitkomsten van dit onderzoek verwacht ik komend voorjaar. Een ander knelpunt van meer algemene aard heeft betrekking op de cultuur, het beleid en de visie van publieke kennisinstellingen op «ondernemerschap vanuit het onderzoek». Een manco dat ook door prof. Porter tijdens de Innovation Lecture op 3 december jl. is aangegeven. Dit verschilt overigens sterk tussen de kennisinstellingen en het heeft niet alleen betrekking op het werkterrein van de Life Sciences. BioPartner Network zal hier een belangrijke taak moeten hebben, waarbij ik het wezenlijk acht dat hier wordt samengewerkt met bijvoorbeeld Dreamstart, die dit ook als missie heeft. Het initiatief om hieraan door de instelling van zogenaamde BioPartnerhoogleraren bij te dragen, lijkt mij een goede stap. Een eerste benoeming aan de VU is zeer recent gerealiseerd. Uit de grote aandacht die vanuit het programma aan de kennisinstellingen wordt geschonken, mag overigens niet de indruk ontstaan, dat initiatieven voor nieuwe ondernemingen, die voortkomen uit bestaande bedrijven niet kunnen profiteren van het BioPartner-programma. Dit is duidelijk wél het geval. Alleen BioPartner First Stage Grant is expliciet gericht op de publieke kennisinstellingen, maar alle andere actielijnen zijn ook toegankelijk voor starters, die afkomstig zijn uit bestaande ondernemingen. Voorts wil ik wijzen op het recent gestarte programma voor Genomics. Over dit programma, waarvoor f 416 miljoen beschikbaar is gesteld, bent u door het Kabinet recent geïnformeerd. Naar verwachting zullen te zijner tijd ook vanuit de in dat kader op te zetten researchprojecten nieuwe initiatieven voor startende ondernemingen voortkomen. Deze initiatieven zullen naar ik verwacht goed gebruik kunnen maken van de Biopartner faciliteiten. Resultaten per actielijn In de rapportage van Biopartner Network wordt een beknopt en duidelijk overzicht geschetst van de ontwikkeling binnen de actielijnen op projectniveau. Wat betreft de kwantitatieve informatie over de specifieke projecten, die in het kader van Biopartner Startup Venture en First State Grant zijn gehonoreerd, verwijs ik u naar pag. 7 en 12 in dit rapport. Per actielijn kunnen op grond van deze rapportage daarbij de volgende conclusies worden getrokken: 1. Network. Het accent is in het eerste jaar duidelijk gelegd op de bekendheid van het programma. Gezien de respons op de verschillende activiteiten die door het Network zijn georganiseerd en de respons gedurende het eerste jaar op de andere actielijnen is het daarin goed geslaagd. Knelpunten die worden gesignaleerd hebben vooral betrekking op de onbekendheid van onderzoekers met ondernemerschap en de «houding» bij de kennisinstellingen, die het proces voor de ontwikkeling van nieuwe ondernemingen niet altijd in
3
positieve zin faciliteren. Dat is natuurlijk wel van groot belang. Het is daarom nodig dat Network het accent van de activiteiten meer zal gaan richten op het relevante bestuurlijke kader van de kennisinstellingen enerzijds en de potentiële en gestarte individuele ondernemers anderzijds. Hiervoor zal goed in kaart gebracht moeten worden wat de wensen zijn van deze primaire doelgroep van BioPartner. Vervolgens zal op basis daarvan vastgesteld moeten worden hoe Network hier zo goed mogelijk de faciliterende rol binnen het kader van haar opdracht kan invullen gedurende de komende jaren. 2. First Stage Grant. Dit eerste jaar stond in het teken van het actief bekendheid geven aan de «Subsidieregeling zaaiprojecten life sciences» en het ondersteunen van kennisinstellingen en onderzoekers over zaken zoals overdracht van kenniseigendom en de bijbehorende formele overeenkomsten voor het opzetten van projecten om een bedrijf te starten. In dit jaar is hiermee veel kennis opgebouwd die mede door Biopartner Network en Biopartner First Stage Grant verspreid kan worden naar de doelgroepen. In het licht van deze opstartfase is het aantal concrete aanmeldingen en toezeggingen positief. De doelstelling van gemiddeld 15 te financieren projecten per jaar blijf ik dan ook handhaven. Bij de uitvoering zijn een aantal aspecten naar voren gekomen, die de beoogde stimulans van deze regeling voor onderzoekers en kennisinstellingen bleken te beperken. Hieraan ben ik tegemoet gekomen met een onlangs gepubliceerde wijziging van de subsidieregeling1. Ik verwacht dat deze wijziging een verdere stimulans zal vormen voor het ontstaan van nieuwe bedrijven vanuit de kennisinstellingen. 3. BioPartner Centers. Om de te ondersteunen initiatieven te identificeren, is gekozen voor een «bottom-up»-aanpak, waarbij een oproep is gedaan om voorstellen in te dienen. In totaal zijn tien voorstellen ontvangen. Zes voorstellen hebben in het beoordelingstraject een positief advies gekregen en deze hebben een subsidietoezegging gekregen. In de directe omgeving van de kennisinstellingen in Groningen, Leiden, Amsterdam, Utrecht, Wageningen en Maastricht worden nu BioPartner Centers opgericht. Daarmee wordt ook goed aangesloten op het feit dat startende Life Sciences bedrijven zich voornamelijk vestigen in de omgeving van universiteiten. De volgende figuur geeft de huidige situatie weer van de verdeling van de starters qua vestigingsplaats en toepassingsgebied in de Life Sciences.
1
Staatscourant 11 december 2001, nr. 240.
4
Figuur 2. Grafische weergave van het aantal Life Sciences starters in Nederland verdeeld over de regio’s. De overige 24 bedrijven zijn lokaal verspreid over Nederland. (bron: BioPartner Network, dec. 2001).
Agri-food
Delft
Humane gezondheid
Lelystad
Algemene life sciences
* Maastricht
* Locatie BioPartner Centre
* Wageningen Nijmegen * Utrecht * Amsterdam * Groningen * Leiden 0
2
4
6
8
10
12
14
4. Facilities Support en 5. Start Up Venturesgeven geen aanleiding tot inhoudelijk commentaar en voor inhoudelijke aanpassingen; wél lijkt het raadzaam om voor deze beide actielijnen, evenals voor de First Stage Grant, extra aandacht aan de voorlichting over de werkingswijze van deze actielijnen te besteden. De gesignaleerde knelpunten zijn reeds of zullen worden aangepakt. Ik heb BioPartner Network gevraagd om de voortgang ook wat betreft de aanpak van de knelpunten goed te monitoren en daarover te rapporteren in de volgende evaluatie van het programma, die overeenkomstig mijn toezegging aan u, zal plaatsvinden eind 2002. De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
5