expo 01 05 10 09 2011
Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de-18de eeuw
Naar aanleiding van Erfgoeddag 2011 met als thema Armoe troef gaat in de inkomhal van het Algemeen Rijksarchief een tentoonstelling door over de percepties van armoede tijdens het ancien régime. De tentoonstelling schetst op boeiende wijze hoe de kijk op armoede en op de arme doorheen het ancien régime evolueert. Aan de hand van originele archiefdocumenten die worden bewaard in het Rijksarchief, aangevuld met originele prenten en iconografische reproducties, wordt armoede in beeld gebracht. Verschillende aspecten komen aan bod: de relativiteit van armoede en de oorzaken ervan, de percepties van armoede en de evolutie van armenzorg tot openbare onderstand. Op een treffende en heldere manier wordt de oorsprong van wat later ‘de openbare onderstand’ zou heten, gecontextualiseerd. In de 16de eeuw leidden ernstige conjuncturele moeilijkheden zoals misoogsten, epidemieën en oorlogen tot de verpaupering van brede lagen van de bevolking. Nadat in tal van steden onlusten uitbraken, namen de elites initiatieven tot een radicale hervorming van de armenzorg. Hoewel de tentoonstelling zich toespitst op het ancien régime, is de link met het heden niet ver te zoeken. Ondanks de toename en verfijning van de kwantitatieve bronnen betreffende armoede, worden we ook tegenwoordig met uiteenlopende armoedecijfers geconfronteerd. Armoede is immers een relatief begrip en de armoedecijfers schommelen volgens de definitie die aan ‘armoede’ wordt gegeven. Nog een vaststelling: vrouwen worden het vaakst getroffen. Zowel vroeger als nu behoren zieke, alleenstaande vrouwen met kinderen tot de meest kwetsbare groep. In 1524 beschrijft humanist Erasmus armoede als een “plaag”: bedelen was asociaal, verfoeilijk en gevaarlijk voor de openbare orde. Dat stigma van een behoeftige als een persoon met een gebrek aan verantwoordelijkheidszin en een verwerpelijke moraliteit, is zelfs in de 21ste eeuw nog zeer gangbaar.
4975
Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de-18de eeuw CATALOGUS
ISBN 978-90-5746-337-2
9789057463372
D/2011/531/033
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF - BRUSSEL
Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de-18de eeuw
Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief te Brussel 1 mei 2011 tot 10 september 2011
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN EDUCATIEVE DIENST CATALOGI 183
ISBN: 978-90-5746-337-2 Algemeen Rijksarchief D/2011/531/033 Bestelnummer: Publ. 4975 Algemeen Rijksarchief Ruisbroekstraat 2 1000 Brussel
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF
Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de-18de eeuw
Auteur Lieve De Mecheleer
Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief te Brussel 1 mei 2011 tot 10 september 2011 Brussel - 2011
Voorwoord Armoede is een fenomeen van alle tijden. Het is niet alleen een historisch verschijnsel, maar het blijft zelfs in onze huidige welvaartsmaatschappij een prangende problematiek. Het Algemeen Rijksarchief kent een lange traditie van interessante tentoonstellingen over historische en maatschappelijke fenomenen. Thema’s als bijvoorbeeld lepra, prostitutie, het Belgische vreemdelingenbeleid, Brussel en Europa en recent nog de Belgische ballingen in Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog, kwamen reeds aan bod. Precies twintig jaar geleden liep in het Rijksarchief de succesvolle tentoonstelling over de armoede in onze gewesten van de middeleeuwen tot nu. Erfgoeddag 2011, met als thema Armoe troef, is de ideale gelegenheid om dit boeiende en helaas nog steeds actuele thema opnieuw in beeld te brengen, zij het vanuit een andere invalshoek. Diverse aspecten komen in de tentoonstelling aan bod. Eerst wordt stilgestaan bij de relativiteit van ‘armoede’. Is het vandaag de dag al bijzonder moeilijk om het aantal armen te bepalen, dan is dit zeker zo voor het ancien régime. De bronnen die ons enig idee kunnen geven over het aantal armen, worden in de tentoonstelling nader toegelicht. Heel wat mensen leefden op de grens van de armoede. Diepe ellende loerde om de hoek bij persoonlijke tegenslagen zoals het verlies van werk, ziekte, invaliditeit, ouderdom, weduwschap. Hoe het beeld over de behoeftige evolueerde, vormt de kern van de expositie. Bijzondere aandacht gaat uit naar de ommezwaai in de inschatting van armen, bedelaars en zwervers in de overgang van de middeleeuwen naar de nieuwe tijd. Tijdens de middeleeuwen berustte de armenzorg vooral op de caritas of liefdadigheid. Armen en bedelaars werden aanvankelijk niet in een slecht daglicht geplaatst. De bedelaar is een middel voor de rijke om zijn hemel te verdienen. De armen hadden zelfs eigen patroonheiligen: Martinus van Tours en Elisabeth van Hongarije. In de 14de eeuw veranderde dit traditionele beeld en werden armen meer en meer als criminelen beschouwd. Zwervers en bedelaars werden voorgesteld als rabauwen, luiaards en huichelaars. Schilderijen en tekeningen van Bosch en Brueghel illustreren hoe over de armen gedacht werd: ze werden geassocieerd met mismaaktheid, slechtheid, zotheid, ze waren arbeidsschuw, lui, onkuis, vuil, leefden losbandig en vochten. De gevolgen van deze verschuivende percepties voor de aard van de armenzorg waren navenant. De 16de eeuw kende een radicale hervorming van de extreem versnipperde middeleeuwse armenzorg. Het nieuwe systeem was gebaseerd op drie principes: een strikt verbod van de bedelarij, arbeidsdwang voor armen – ongeacht leeftijd en geslacht – die in staat waren te werken en een centralisatie van de armenkassen in een ‘gemene beurs’ om de selectie en de controle van de ‘echte’ behoeftigen mogelijk te maken. Het principe dat de armenzorg essentieel een taak van de overheid was, had definitief ingang gevonden. In het laatste luik van de tentoonstelling wordt ingegaan op het initiatief van de ‘pandjeshuizen’ of Bergen van Barmhartigheid: wie in geldnood verkeerde, kon er zijn schamele bezittingen in pand geven.
7
Arm-zalig?
1. De relativiteit van armoede Is het vandaag de dag al bijzonder moeilijk om het aantal armen te bepalen, dan is dit zeker zo voor het ancien régime. Armoede is immers een relatief begrip. De definitie van armoede is afhankelijk van wat een bepaalde samenleving op een gegeven moment als een passende levensstandaard beschouwt. Hoe verder terug in de tijd, hoe vager de criteria om iemand als arme te definiëren. De beschikbare bronnen om het aantal armen tijdens het ancien régime te achterhalen, hebben hun beperkingen. Voorzichtig gebruik ervan is geraden. Het gaat om twee soorten archiefdocumenten: enerzijds de haardtellingen en fiscale enquêtes, anderzijds de rekeningen van hulpverlenende instellingen. De eerste soort vermeldt de fiscale armen: mensen met onvoldoende inkomen om belastingplichtig te zijn. De tweede soort geeft het aantal ondersteunden weer. Volgens een haardtelling uit 1496 telde de Brusselse wijk Sint-Pieters ter Ziekelieden 79 bewoonde haarden, 31 onbewoonde en 35 arme haarden. Het Sint-Claragodshuis uit deze wijk verleende onderdak aan een arm man dien zy om goidswille houden. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, registers, 45795. Eind 1754 kondigde keizerin Maria Theresia een haardtelling aan voor het hele hertogdom Brabant. De telling van Frasnes-lez-Gosselies (dorp op de grens tussen Brabant en Henegouwen, nu behorend tot Henegouwen) vermeldt per haard het gezinshoofd en zijn beroep, overige aanwezige personen (echtgenote, kinderen, huispersoneel en gasten) en eventuele ondersteuning door de Heilige-Geesttafel. Brussel (Anderlecht), Rijksarchief, Officie Fiskaal van de Raad van Brabant, registers, 368. Lijst van armen, per straat, die door de Heilige-Geesttafel van Sint-Jacobs te Leuven werden ondersteund (1656), met vermelding van de uitgekeerde bedragen. Opvallend is het grote aantal vrouwen en kinderen. Een ontoereikend gezinsinkomen volstond niet om steun te krijgen. Andere criteria waren o.m. een hoge leeftijd, werkonbekwaamheid en een grote kinderlast. Leuven, Rijksarchief, Openbare Onderstand Stad Leuven, 2316. Bon die recht gaf op een molenvat koren en zes stuivers in speciën, uitgereikt door de Heilige-Geesttafel van Leuven (19 februari 1656). De rentmeester van de Heilige-Geesttafel van de Sint-Jacobsparochie van Leuven zorgde voor de bedeling. Leuven, Rijksarchief, Openbare Onderstand Stad Leuven, 2316.
8
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
In 1469 liet Karel de Stoute in de meeste gewesten van de Bourgondische staat haardtellingen uitvoeren. Volgens deze haardtelling uit 1469 telde Steenkerke 58 haarden: 4 hiritiers (haarden van mensen die grond hadden geërfd), 11 haarden van mensen zonder grond, 11 van armen die leefden van de armendis en 32 haarden van pachters. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, Administratieve dossiers, reeks I, 241 A.
Voor de 18de eeuw nemen de bronnen met kwantitatieve gegevens over armoede aanzienlijk toe. Deze volkstelling van de inwoners van de parochie Sint-Andreas te Nijvel (januari 1755) vermeldt armen die leven van liefdadigheid. Louvain-la-Neuve, Rijksarchief, Ville de Nivelles, 1197.
9
Arm-zalig?
2. Flirten met de armoedegrens Verscheidene sociaal-economische en demografische ontwikkelingen lagen aan de basis van de verarmingsprocessen tijdens het ancien régime. Ze leidden tot de proletarisering van brede lagen van de bevolking. Alsmaar kwetsbaarder, leefden steeds meer mensen op de grens van de armoede. Diepe ellende loerde om de hoek bij persoonlijke tegenslagen zoals het verlies van werk, ziekte, invaliditeit, ouderdom, weduwschap. Maar ook noodsituaties zoals oorlog, een mislukte oogst of het uitbreken van een epidemie konden tot armoede leiden. De structurele kwetsbaarheid van de potentieel arme bevolking gaf aanleiding tot massale verpaupering.
Rekening van de aalmoezenij van Vlaanderen uit 1500 die de begunstigden vermeldt. De lijst geeft zicht op de risicofactoren die tot armoede konden leiden: weduwschap, ziekte, hoge leeftijd, verlies ouders, hoog kinderaantal, oorlog… De bedelingen zijn eerder bescheiden. A Marguerite vesve de feu Germain le Clerc avec six enffans: 5 lb. A Michel le Duc avec sa femme et sept enffans tous malades de pocques et impotens: 8 lb. A Englebert de leage de 80 ans impotens: 5 lb. A Henry bacheler orphelin povre estudiant et delaissant l’escolle par faulte: 5 lb. A Katherine Lambert vesve en leage de 70 ans povre impotente: 5 lb. A Jehan lesqeull a avec 8 enffans tous malades de pocques: 8 lb. A Gillequin qui a este a l’ospital passe deux ans à Bruxelles: 7 lb. À une povre honteuse vesve nommee Guillecte quart qui souloit estre riche et par les guerres a tout perdu jusques à mendier son pain: 8 lb. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Kwitanties van de Rekenkamer te Rijsel, doos 11, 11.
10
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Vraag van de stadsmagistraat van Antwerpen aan de landvoogd om een loterij voor de armen te mogen oprichten. Hij geeft tevens zijn visie mee op het mislukken van het nieuwe systeem ter beteugeling van de armoede (ca. 1780): “La crise est terrible: le nombre des pauvres s’accroît, la chereté des vivres augmente, l’hijver n’est pas loin, les ressources sont épuisées!” De stadsmagistraat vreest zelfs voor volksoproer. Oorzaken zijn volgens de magistraat de steeds duurdere levensmiddelen, uitzonderlijk strenge winters, epidemieën, achteruitgang van de liefdadigheid, bevoordeling van bepaalde families bij de bedeling en ontoereikende inkomsten van de armentafels. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1284B.
De Zwarte Dood Vooral de armere bevolkingslagen waren kwetsbaar voor besmettelijke ziektes zoals lepra en pest. Ze leefden in slechte hygiënische omstandigheden, waren vaak jarenlang ondervoed en konden de plaag niet ontlopen door naar een buitenverblijf uit te wijken. In West-Europa was de pest in de loop van de 7de eeuw verdwenen, maar in 1347 dook ze opnieuw op. Wie besmet raakte met de longpest moest het na twee of drie dagen met de dood bekopen.
Gilles li Muisit (1275-1352), de abt van de Sint-Maartensabdij te Doornik, beschouwt de pest als een straf van God. Miniatuur over de openbare verbranding van joden, ervan beschuldigd de pest te hebben veroorzaakt door vergiftiging van bronnen en waterputten. In Europa werden zo tienduizenden joden terechtgesteld. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 13076-13077 – Miniatuur van Pierart dou Tielt uit de Kroniek van Gilles li Muisit (Doornik, 1349-1353), f° 12v°.
Vanaf de 12de eeuw werden melaatsen ondergebracht in een lazarij of leprozerie: een complex o.l.v. lazarijmeesters met een centraal gebouw, een kapel annex kerkhof, dienstgebouwen, ziekenkamers en kleine woningen. Dit detail uit de Kaart van het Schaluinveld (Cornelis Lowis, 1669) toont de voormalige lazarij van Diest, vernield in de 16de eeuw. Brussel (Anderlecht), Rijksarchief, Raad van Brabant, Processen der steden, 108.
11
Arm-zalig?
Ysabeau Carpentier ontving eind 1523 een kleine som van de aalmoezenij van Vlaanderen. Zowel de arme weduwe zelf als haar zes kinderen werden getroffen door de pest, en dat net in een periode van duurte. Suplie en toute humilité Ysabeau Carpentier vesve de feu Grard du Plony povre honeste femme quelle a eu elle et ses enffans tout de peste comme autrement ne luy est possible povoir vivere sans l’aumosne des bonnes gens et aussy a cause de la grand chierté du tampz qu’il vous plaise en aulmosne et pour l’amour de dieu luy donner quelque gracieuse le pour son entretenir en quoy faisant vous ferez œuvre meritoire et elle prira dieu pour vous. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Kwitanties van de Rekenkamer te Rijsel, portefeuille 11, 45.
Tijdens de pestepidemie van 1347-1350 had men nauwelijks tijd om alle slachtoffers te begraven. Begrafenis van de slachtoffers van de pest te Doornik in 1349. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 13076-13077 – Miniatuur van Pierart dou Tielt uit de Kroniek van Gilles li Muisit (Doornik, 1349-1353), f° 24v°.
Werkloosheid Kwijtschrift van begin 1524 waarin de aalmoezenij van Vlaanderen een arme oude man begunstigt die reeds twee weken werkonbekwaam is door een borstvliesontsteking. De gevolgen voor zijn gezin met zeven kinderen zijn dramatisch: … griefve maladie de febvre et attaint du pleurisis pour quoy il ne poeult pour le present gaignier aulcune chose au moyen de quoy il est et tout son maisnage en extreme necessité … Brussel, Algemeen Rijksarchief, Kwitanties van de Rekenkamer te Rijsel, portefeuille 11, 42.
Hongersnood Verzoek van de leden van de Raad van State aan de leden van de Raad van Brabant om maatregelen te treffen tegen de weigering van graantoevoer naar de stedelijke markten, 8 november 1698. Bij hongersnood vaardigde de overheid maatregelen uit om hamsteren en fraude tegen te gaan. In deze brief hekelt de Raad van State het feit dat de plattelandsbewoners uit gierigheid (par un mouvement
12
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
d’avarice) en uit speculatie (d’esperance d’une plus grand cherté) weigerden graan naar de markten van de Brabantse steden te brengen. Gevolg was een groot graantekort en de dreiging van een extreme hongersnood. De Raad van State drong erop aan maatregelen te treffen tegen deze praktijken, zoals confiscatie van het graan en zelfs lichamelijke straffen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1833. Voorstel om openbare magazijnen op te richten voor de opslag van graan en ander voedsel gedurende 18 maanden, als verzekering tegen les horreurs de la disette et de la famine. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Handschriftenverzameling, 264 – L.J. Cocquereaut, Projet pour établir des magasins publics à l’effet de prévenir la disette de subsistance nécessaire pour la nourriture des peuples et des animaux utiles et la leur assurer dans tel pays que ce soit, contre tous évènemens imprévus, 17 januari 1790.
Dronkenschap Dronkenschap kan zowel oorzaak zijn als gevolg van armoede. Een 17de-eeuws schilderij verhaalt hoe gebrek aan wooncomfort de lagere klassen naar de herberg dreef. Die bood ruimte, warmte en licht. Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten – Schilderij van Willem van Herp, De bedelares in de kroeg.
De uitgaven van een arbeidersfamilie in Antwerpen, 1586-1600 voeding 73,5%
huishuur 6%
verwarming & licht 4,5%
kleding 16%
Tot het midden van de 19de eeuw besteedden gezinnen driekwart van hun budget aan voedsel. Stijgende voedselprijzen hadden bijgevolg een grote weerslag op de koopkracht, zo ook in het 16de-eeuwse Brabant. In steden als Leuven en Mechelen steeg de broodprijs voortdurend, maar de nominale lonen bleven even laag. Deze grafiek toont de uitgaven van een arbeidersfamilie in Antwerpen, 1586-1600. Grafiek uit: J.A. VAN HOUTTE en L. VAN BUYTEN, The Low Countries, in G. PARKER (ed.), An Introduction to the Sources of the European Economy 1500-1800, Londen, 1977, p. 111.
13
Arm-zalig?
3. Percepties van armoede Archieven, literatuur en beeldende kunst verraden veel over de houding tegenover de arme. Bedelaars en armen zitten vaak verscholen. Op de minder in het oog springende gedeelten van deze koorbanken worden we geconfronteerd met een profane en volkse wereld waarin de wijsheid van de volksmens opklinkt, zijn ongebreidelde fantasie, zijn lach en zijn spot.
3.1 Caritas
‘GA HEEN, VERKOOP AL WAT GIJ HEBT EN GEEF HET AAN DE ARMEN, EN GIJ ZULT EEN SCHAT IN DE HEMEL HEBBEN’ Tijdens de middeleeuwen berustte de armenzorg vooral op caritas of liefdadigheid. Armen en bedelaars werden niet in een kwaad daglicht gesteld. Men zag behoeftige mensen als geprivilegieerde bemiddelaars tussen hemel en aarde. Ze vormden een onmisbare schakel in de christelijke samenleving. Het eigenlijke doel van de caritas was niet materiële noden te lenigen, maar het zielenheil van de donor te bevorderen. De bedelaar was een middel voor de rijke om zijn hemel te verdienen. De rijken hadden de armen nodig om zalig te worden en hadden er dus alle belang bij de sociale ongelijkheid in stand te houden. Oog in oog met de dood, hoopten welgestelde gelovigen op vergiffenis van hun zonden door een godvruchtig gebaar te stellen tegenover de armen. BRUGGE, Groeningemuseum – Schilderij van J. Provoost (1462-1529), De Gierigaard en de dood. Sint-Martinus deelt zijn mantel met een arme, afbeelding in het Cartularium van cijnzen en renten door de Doornikse Sint-Maartensabdij geïnd in Doornik, Kain, Rumillies en Orcq, 1346 of 1347. Doornik, Rijksarchief, Cartularia , 98.
Christelyke bemerkingen om de werklien en armen te brengen tot een goed gebruyk van hunnen arbeid en armoede, ook dienstig voor de ryken, om niet op den rykdom hun bert te stellen, dien wel te gebruyken: en zeer troostelyk voor de gene die in tegenspoed en in lyden gesteld zyn, Kortrijk, 1765. Dit werk verheerlijkt de staat van armoede. Rijken moeten nederig en eenvoudig leven om een ellendig en ongelukkig hiernamaals te vermijden. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, EP 5214.
14
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Dit zitterke toont hoe een berooide bedelaar de hand uitsteekt naar een keurig geklede man, die zwijmelend zoekt naar de deur van het herenhuis aan de overkant. Vermoedelijk wil Gelmers hier het schrijnende contrast tussen armoede en rijkdom beklemtonen. BRUSSEL, ©KIK-IRPA – A. Gelmers (1532-1548), Koorgestoelte van de SintKatharinakerk te Hoogstraten, Bedelaar en soldaat, zitterke, eik.
Spreekwoordelijke voorstelling van de sociale tegenstellingen. BRUSSEL, ©KIK-IRPA – A. Gelmers (1532-1548), Koorgestoelte van de Sint-Katharinakerk te Hoogstraten, Elck treckt zijn kant…, zitterke, eik.
Een bedelaar vraagt tijdens een dodenofficie om een aalmoes in een koor met zingende monniken. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, IV 145 – Miniatuur uit een 15de-eeuws gebedenboek, f° 174r°.
Sint-Martinus deelt zijn mantel met een arme, afbeelding op stadszegel van Kortrijk, 1298. Legende : + S’ . PREPOSITORUM : E/T : SCABINORUM : CVRTRACENSIUM. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, Oorkonden van Vlaanderen, I/1083.
15
Arm-zalig?
Het motief van de Zeven Werken van Barmhartigheid gaat terug op een passage over het Laatste Oordeel uit Mattheüs (25,31-46). Mattheüs vermeldt echter maar 6 Werken, het zevende – de doden begraven – zou in de 3de of 4de eeuw zijn toegevoegd door Lactantius, op basis van het oudtestamentische boek Tobias (1,17). Op deze miniatuur beoefent Margareta van York, hertogin van Bourgondië en echtgenote van Karel de Stoute, de Zeven Werken van Barmhartigheid. Bovenaan herkent men, van links naar rechts: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemden herbergen. Onderaan van links naar rechts: de gevangenen bezoeken, de zieken troosten, de doden begraven. De schenkster, in gebed geknield, en haar patroonheilige Margareta, staan rechts onderaan. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 9296 – Miniatuur van Jean Dreux uit Benois sont les miséricordieux, ca. 1468, f° 1.
16
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Martinus (de latere bisschop van Tours), zoon van Romeinse ouders, werd geboren omstreeks 316 in de Hongaarse stad Sabaria, nabij de Oostenrijkse provincie Stiermarken. Hoewel hij liever monnik was geworden, sloot hij zich al op jonge leeftijd aan bij het Romeinse leger. Pas vijftien jaar oud trok Martinus met het Romeinse leger naar Gallië. Daar, bij de stadspoort van Amiens, gaf hij de helft van zijn mantel aan een bedelaar. Bij vele Romeinse soldaten was de helft van hun mantel eigendom van Rome. Martinus gaf bijgevolg enkel zijn eigen helft weg. De legende verhaalt dat het Christus was die onder de gedaante van deze bedelaar aan hem verscheen. De Heilige Martinus is naast patroonheilige van de armen en bedelaars, ook die van de militairen, de ruiters, de smeden, de kleermakers, de reizigers, de gevangenen, de wijnboeren en de geheelonthouders. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 1175 – Sint-Martinus deelt mantel met een arme, in Le Vieil Rentier d’Audenaerde, na 1291, f° 92.
Op het Sint-Maartensfeest (11 november) schonken de rijken vaten met jonge “SintMaartenswijn” aan de armen. Sint-Martinus wordt rechts afgebeeld. Links op de voorgrond zijn twee armmeesters herkenbaar aan hun donkere hoed en kledij. Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten – Peeter Balten (1525-1598), SintMaartensfeest.
Sint-Martinus deelt zijn mantel met een arme. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, 9026 – Miniatuur uit Breviarium van Filips de Goede, ca. 1455, Deel II, f° 500.
17
Arm-zalig?
Na de dood van zijn rijke ouders, deelt de Heilige Rochus al zijn bezittingen aan de armen uit, hier gesymboliseerd door het uitstrooien van gouden en zilveren munten. Rochus werd pelgrim en bedelaar. Hij zou vele pestlijders genezen hebben, maar kreeg de ziekte ook zelf en stierf omstreeks 1327. Voorheen: Amsterdam, Bibliotheca Philosophica Hermetica – Miniatuur uit het getijdenboek van Albrecht van Brandenburg, 1522-1533. Huidige bewaarplaats onbekend.
De iconografie bevat talrijke voorstellingen van heiligen die caritas beoefenen. In onze gewesten zijn vooral de Heilige Elisabeth en de Heilige Martinus populair. De Heilige Elisabeth (Elisabeth van Thüringen of Elisabeth van Hongarije) werd in 1207 geboren als dochter van koning Andreas II van Hongarije. In 1221 trouwde ze met de Thüringse landgraaf Ludwig IV. Het paar vestigde zich in Eisenach, op het imposante kasteel de Wartburg. Elisabeth leefde in navolging van de Heilige Fransiscus van Assisi een sober en ascetisch leven en verleende hulp aan armen en lepralijders. Na de dood van haar man in 1227 werd ze verdreven en leefde ze in vrijwillige armoede in Marburg aan de Lahn, als lid van de Derde Orde van Sint-Franciscus. Ze overleed in 1231, amper 24 jaar oud. Reeds vier jaar na haar dood werd ze heilig verklaard. De spiritualiteit van haar liefdadigheid ontwikkelde zich op drie niveaus: de gift (largitio) heeft slechts waarde en betekenis als ze gepaard gaat met zelfvernedering (labor) en een oprecht medeleven met het lijden van de armen (compassio). Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, IV 280 – Miniatuur uit getijdenboek, eerste kwart 16de eeuw, f° 234 r°.
18
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
3.2 “Luiaards, bedriegers, parasieten” Door de catastrofale hongersnoden en een nieuwe pestepidemie in de 14de eeuw veranderde het traditionele beeld van de arme. De pestepidemieën waren selectief en troffen vooral de meest kwetsbaren, de armen. Zij ondergingen in tijden van epidemie allerlei discriminerende maatregelen, overtuigd als men was dat het gevaar van bij hen kwam. Stadspoorten werden gesloten voor de paupers, met nomadisme tot gevolg. Dat dit de verspreiding van epidemieën nog versterkte, is duidelijk. Een ander gevolg van de pest was een groeiend tekort aan arbeidskrachten. Tegen werkbekwame armen werd steeds repressiever opgetreden. Ze werden meer en meer gelijkgesteld met bedelaars en vagebonden en als criminelen beschouwd. Vanaf de 15de eeuw ontstond zelfs een specifiek literair genre rond ‘de listen van de bedelaar’. Iconografie uit die periode getuigt van eenzelfde negatieve houding. Ook Bosch en Brueghel stelden bedelarij gelijk aan mismaaktheid, slechtheid en zotheid. In 1459 werd de bestrijding van de bedelarij voor het eerst op landelijk niveau aangepakt, met name in Brabant. Met deze ordonnantie van 14 augustus 1459 legde Filips de Goede een bedelverbod op aan alle kinderen ouder dan twaalf jaar en leerjongens die de leeftijd van zestien hadden bereikt. Arbeidsongeschikte volwassenen ouder dan zestig en personen die kinderen ten laste hadden en bijgevolg niet konden werken, mochten bedelen op voorwaarde dat ze een bedelteken kregen van de meesters van de armentafels. Bij overtreding wachtte een gevangenis- en galeistraf. Placcaeten van Brabant, IV, p. 402-403. De Duitse humanist Sebastian Brant was een satirische poëet. Zijn werk Das Narrenschiff (1494) kende een bijzonder groot succes. Kort na de Duitse uitgave werd het vertaald o.m. in het Latijn, het Frans, het Nederlands (door Jakob Locher) en het Engels. Het boek stelt de menselijke gebreken en zonden voor als verschillende soorten dwaasheden. Al de zotten, die deze tekortkomingen verpersoonlijken, vormen samen de bemanning van het volgeladen zottenschip. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare Werken, III 15891 B – Sebastian Brant, Der Sotten Schip, Antwerpen, 1548. Een levendige schildering van diverse bedelaarstypes: Walen, Ieren, Engelsen, Spanjaarden, mannen, vrouwen en kinderen van allerlei slag; echte en valse zieken en verminkten, zigeuners, muzikanten, pelgrims, invaliden, studenten uit Leuven en Dowaai, passeren de revue. Het werk is opgedragen aan de armmeesters van Antwerpen. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare Werken, 3206 A – Kluchtighe Calliope uytbeeldende den aert, eygenschappen ende manieren der Arme Bedelaeren, bestaende in verscheyde manieren van eyschen…, Antwerpen, 1652.
19
Arm-zalig?
Sebastian Brant, Van ‘t Narren-Schip; Sy zijn voor God gherekent voor sotten Die d’armoede versteken ende d’arme bespotten. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 1845.
Sommige armen probeerden wel degelijk medelijden op te wekken door ziekten of lichamelijke gebreken voor te wenden. In 1516 onderwierp de amman van Brussel de vermeend kreupele Hans Vander Hofstadt aan een strafrechtelijk onderzoek, aangezien hij “zijn hant aen zijn arm droegh gelijck oft hij cropel oft verminct geweest waer” hoewel hij “nochtans aen zijn lijf gheen letsel en hadde en gaende alsoe om gode”. Dergelijke praktijken vormden evenwel de uitzondering op de regel. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, registers, 12705 (rekening 24 juni 1516-26 september 1516), f° 17v°.
Op dit schilderij wordt het gesukkel van een groep bedelende marginalen (kreupelen, blinden, krankzinnigen en ouderen) treffend uitgebeeld. Brussel, ©Koninklijke Musea voor Schone Kunsten – Meester van de Verloren Zoon, Kreupelen in een bedelaarswijk, 16de eeuw.
20
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Ook Erasmus had een negatieve kijk op bedelarij: asociaal, verfoeilijk en gevaarlijk voor de openbare orde. Hij wijdde in 1524 één van zijn Colloquia aan de ‘armoedeplaag’. Op het einde van deze dialoog wordt voorspeld dat de stedelijke overheden spoedig strenge maatregelen zullen treffen. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare Werken, VI, 10885 A– Desiderius Erasmus, Dialoog van de bedelaars, in Familiarium colloquiorum, Basel, 1531. Typisch voor de bedelaars- en armeniconografie uit de 16de eeuw is de associatie bedelarijmismaaktheid-slechtheid-zotheid. Een burijngravure naar Jeroen Bosch stelt allerlei manieren en houdingen voor waarop bedelaars een gebrek simuleren. Ze draagt volgend opschrift: Al dat op den blauwen trughelsack, gheerne leeft Gaet meest al Cruepele, op beijde sijden Daerom den Cruepelen Bisschop, veel dienaers heeft, Die om een vette prove, den rechten ghanck mijden. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, S I 8548 – Bedelaars, naar J. Bosch, uitgegeven door Hieronymus Cock, Antwerpen. Kopergravure waarop bedelaars als verminkten en kreupelen worden voorgesteld. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, S III 24592 – Cornelis Metsys, De vier kreupele bedelaars, 16de eeuw. D.V. Coornhert, zowel dichter, prozaschrijver, graveur, theoloog als wijsgeer, maakt in zijn werk een onderscheid tussen “goede” en “slechte” armen. Zo zijn er de “gebrekkig geborenen” of zij die buiten hun schuld om bezittingen hebben verloren. Voor hen zit er niets anders op dan hun lot geduldig te aanvaarden. Anderzijds zijn er de “verspillers” (Verloren Zoon), “onachtzamen” en “luiaards”: Overdaad verarmde den zoone verloren Onachtsaamheyd bracht kaf onder ‘t goede koren En slapen traagh sloot buyten de maaghden gheck: Dees drie zijn meest oorsaeck van alle schuldigh ghebreck. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Kostbare Werken, LP 131, 5 – Dirck Volkertszoon Coornhert, Recht ghebruyck ende misbruyck van tijdlicke have, Amsterdam, 1620. De afgebeelde brassende en feestende bedelaars illustreren de tweedeling vrijheid/feest en verarming, naar het model van de Verloren Zoon-iconografie. Het onderschrift van de prent legt de klemtoon op het verkwistend en parasitair gedrag van bedelaars: Die eens schaemt en Eer ter Kercken heeft gebracht Leeft boven zijn geven in Luyer weelden zacht. S’volx miltheyt versmetst hij avond en Morgen. En laet Sorgeloos den Vogelkens zorgen. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, S II 85296 – Brassend bedelaarsgezelschap voor een herberg, gravure door Pieter Serwouters (1586-1657) naar een voorbeeld van David Vinckboons, 1608.
21
Arm-zalig?
4. Extreem versnipperde armenzorg Ontelbare instellingen hielden zich tijdens het ancien régime op de één of andere manier bezig met steunverlening. Tot ver in de 11de eeuw bleef liefdadigheid het monopolie van de Kerk, maar vanaf de 12de eeuw begon ook de lekengemeenschap zich met armenzorg bezig te houden. Dit leidde tot een extreme versnippering van initiatieven. Verzorging in gestichten versus thuisverzorging vormde een eerste onderscheid. Sommige instellingen verleenden in principe bijstand aan alle noodlijdenden, terwijl andere gericht waren op specifieke groepen, zoals zieken (leprozen, blinden, geesteszieken), vondelingen, wezen, bejaarden, daklozen, enz.
4.1 Armentafels Vanaf het einde van de 12de eeuw rezen in vele steden en dorpen armentafels of Tafels van de Heilige Geest uit de grond, die bedeling aan huis verzorgden. Hoewel deze parochiaal georganiseerd waren, ging het hier om burgerlijke instellingen. Armenmeesters bedeelden de armen met brood, kleding en schoenen, brandstof, vlees (in de vastenperiode vervangen door haring), vetstoffen, erwten, krenten, wijn en bier. Zegel van de Tafel van de Heilige Geest van Brugge, 1292. Schietspoelvormig zegel met voorstelling van een verheerlijkte Christus in een architecturaal decor. Onderaan afbeelding van een schild met de wapens van de stad Brugge. Legende: S’ / (…) : SCI : SPIR/ IT/VS : IN : BRVGI/S Brugge, Rijksarchief, Blauwe charters, akte van 1292. Heilige Geestrekening van de Sint-Niklaaskerk te Gent, 1311. Gent, Rijksarchief, Fonds Sint-Baafs en Bisdom, Vreemde archieven, S.496. Vele schenkingen aan de Tafels gebeurden bij testament. Deze Naamse priester begunstigde naast de Heilige-Geesttafel van Onze-Lieve-Vrouw, de leprozerie “les Grands-Malades” en de Tafel van de arme begijnen (4 februari 1334). Met dergelijke vrome legaten trachtte men gebeden af te kopen. Namen, Rijksarchief, Charterverzameling van “Grands-Malades” van Namen, I, origineel op perkament, gezegeld. Cijnsrol van de Heilige-Geesttafel van Schelle, 1434. Antwerpen, Rijksarchief, Kerkarchief Schelle.
22
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Vele welstellenden stichtten bij testament een jaargetijde met bedeling aan de armen. Op het jaargetijde van Robert d’Aubermont worden hemden, schoenen en kousen uitgedeeld aan de behoeftigen, 1793-1794. Gent, Rijksarchief, Bisdom, K 9764/1
Jaargetijdenboek van het SintVeerlekapittel, met aantekeningen over ontvangsten en distributies aan de armen, 1591-1607. Gent, Rijksarchief, Bisdom, S 235.
Schenking aan verschillende armendissen, chirograaf, 1323. Gent, Rijksarchief, Sint-Michielskerk, oorkonde nr. 11.
23
Arm-zalig?
Miniatuur uit het renteboek van de Heilige-Geesttafel van de Sint-Jacobskerk te Gent, 1436. In het onderste register zijn vier rijkelijk geklede armmeesters (de Gents patriciërs Gheerem Borluut, Jan van Munte, Willem van Meerdre en Arbaen Dammen) te zien die broden uitdelen aan vijf kreupele armen. Midden in de marge links zit een geknielde priester, met de spreukband Miserere mei Deus. Het bovenste register toont de Apocalyptische Christus. Gent, Rijksarchief, Kerkfabriek Sint-Jacobs, 649.
24
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Miniatuur uit het renteboek van de Tafel van de Heilige Geest van Assenede, 15de eeuw. De HeiligeGeestmeesters Jan de Ruddere en Pieter Craye innen de ontvangsten van de armentafel. Het vermogen van de armendissen kwam eerder uit de middenklasse dan uit de toplaag. Middenklassers beseften dat ze bij de minste tegenslag zelf in de armoede konden terechtkomen. Gent, Rijksarchief, Assenede kerk, 113 bis.
25
Arm-zalig?
Armenpenningen of “loodjes” die aan de armen van de Sint-Baafsparochie te Gent werden bedeeld. Op de loden konden de initialen van de parochie en de waarde van de penning voorkomen, maar ook het jaartal van uitgave, o.a. 1762. Verzameling Bisdom Gent.
In sommige gevallen werden speciale loden ter nagedachtenis van de overleden bisschop verdeeld. Deze droegen een afbeelding van diens wapenschild en hadden een gedenktekst met persoonsgegevens over de overledene op de keerzijde. Een voorbeeld hiervan is de armenpenning waarmee Antonius Triest (1577-1657), bisschop van Brugge en nadien van Gent, werd herdacht. Deze bisschop nam tijdens zijn leven verschillende inititatieven ten bate van armen en minderbedeelden, zoals het oprichten van een “Gratiskas”, waar renteloze leningen konden worden aangegaan. Verzameling Bisdom Gent. Aanhef van de rekening van een armendis, 1472-1473. Gent, Rijksarchief, Kerk Sint-Maartens Ekkergem, 120.
4.2 Hospitalen Armen die wegens ziekte of invaliditeit niet meer in staat waren te werken of te bedelen, konden in hospitalen terecht. Daar kregen ze gratis onderdak, een bed en voedsel.
26
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Zicht op de drie grote ziekenzalen van het Brugse Sint-Janshospitaal. De houten ziekenbedden stonden in rijen van twee aan twee rond de zuilen en pijlers Mannen en vrouwen lagen in verschillende rijen. Soms werden twee zieken wegens plaatsgebrek samen in een bed gestopt. Zusters deelden het eten rond. Brugge, Hospitaalmuseum – Jan Beerblock (1778?), Schilderij Gezicht in de oude ziekenzalen.
Twee mannen hebben een zieke binnengebracht met de draagstoel van de armendis van Sint-Anna. De zieke is door twee zusters uitgekleed en in bed gelegd. Brugge, Hospitaalmuseum – Jan Beerblock (1778?), Detail uit schilderij Gezicht in de oude ziekenzalen: Armenstoel van de armendis van Sint-Anna.
Register van sterfgevallen in het Groot Hospitaal te Namen (1639-1776). Namen, Rijksarchief, Institutions de bienfaisance de Namur sous l’Ancien Régime, 93. Zicht op het kapelletje van een kerkhof. De grafkuil voor een in stro gewikkeld lijk is reeds gegraven. De gebouwen op de achtergrond maken vermoedelijk deel uit van het Sint-Janshospitaal van Brugge. De tekst Caritate, tot het Celebrèn van Missen,// Voor de gelovige zielen, Wiens Lichaemen,// in Strooy begraven Syn,//bidt voor hun, moest de voorbijganger aanzetten tot caritas. In 1826 verbood het Brugse stadsbestuur nog doden in stro te begraven. Brugge, Hospitaalmuseum – anoniem, 18de eeuw, Olieverf op hout.
27
Arm-zalig?
Traktaat over thema’s als: hoe gezond blijven, hoe ziekten genezen met medicijnen (om meest alderhande sieckten met slechte ende oncostelijcke medicijnen te genesen, tot een vertroostinghe voor alle menschen, maer bysonder voor den armen, die meest hulpe van doen hebben). Liefdadigheid tegenover zieken zal volgens de auteur honderdvoudig worden beloond in de hemel. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Kostbare Werken, III 93244 A – Heyman Jacobszoon, Van den schat der aermen oft een medecijn-boecxken dienstelyck voor alle menschen, inhoudende hoe men sijne gesondtheydt onderhouden sal, Antwerpen, 1641. Gravure waarop de dood wordt voorgesteld als redder van de armen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 1709.
4.3 Godshuizen Het concept van de godshuizen gaat terug tot de 13de eeuw, toen de ambachten voor eigen leden dit soort initiatieven ontwikkelden. Een eeuw later verscheen een tweede soort godshuizen, de bejaardenhuizen. Afhankelijk van de stichting, werd onderdak en/of levensonderhoud aangeboden. Totaal berooiden of marginalen vielen evenwel uit de boot, aangezien een minimale uitzet was vereist.
Volgens een ordonnantie van 1677 van koning Karel II was het godshuis van Sint-Jacob te Gent enkel toegankelijk voor “aerme deugdelyke ende bejaerden ofte gebrekelicke persoonen mans ofte vrauwen…”. In 1717 vroeg de vijftigjarige Caterine Thoorens om opname in deze instelling. Ze beklemtoonde haar goede afkomst en hoopte op een voorkeurbehandeling als achterkleindochter van kolonel Bertholis, die in het koninklijk leger had gediend. Om de aanvraag wat meer gewicht te geven, voegde ze enkele aanbevelingsbrieven toe. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1548.
28
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Verzoek van de 71-jarige Maria Neirman, een weduwe uit Lovendegem, om opname in het Sint-Jacobsgodshuis van Gent (7 juli 1787). Een geneesheer bevestigde dat ze wegens reuma en kortademigheid niet meer kon werken. De burgemeester, schepenen, chirurgijn en griffier van Lovendegem beklemtoonden haar goed gedrag. De hulpbehoevende weduwe zou hen die haar steunden in haar verzoek, gedenken in haar dagelijks gebed. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Algemene Regeringsraad, 2460.
Gebedenboek van het SintJacobsgodshuis te Gent, 1596. Gent, Rijksarchief, Bisdom, B 2769.
29
Arm-zalig?
4.4 Onderwijs Vanaf de vroege 13de eeuw kregen ook arme scholieren – vaak Bonifanten, Bonipueri of Bons Enfants genoemd – specifieke opvanghuizen. Volgens een ordonnantie van Karel V van 7 oktober 1531 moesten arme kinderen die tijdens de week niet naar school gingen, op zon- en feestdagen godsdienstonderricht krijgen. Het eerste provinciaal Concilie van Mechelen (1570) bepaalde dat elke parochie een zondagsschool moest inrichten, inclusief lees- en schrijfonderricht.
Voorstel tot oprichting van een armenschool te Sint-Niklaas, met reglement, 1717. Volgens het reglement moesten de kinderen regelmatig bidden en de mis bijwonen, godsdienst-, lees- en schrijfonderricht volgen, een blauw uniform dragen en zich bekwamen in een of andere vorm van handenarbeid, zoals spinnen. Een weekdag zag er zo uit: 5u (zomer) of 6u (winter): opstaan, opmaak bedden, poetsen 6u (zomer) of 7u (winter): handenarbeid 8u: ontbijt (eenen boteram) gevolgd door een half uur speeltijd 9u: gebed 11u30: middagmaal, gevolgd door speeltijd 13u: handenarbeid 15u: gebed 19u: avondmaal, gevolgd door speeltijd 20u: avondgebed, daarna naar bed Brussel, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1546.
30
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Overzicht van de armenscholen (écoles de charité) in het aartsbisdom Kamerijk, per parochie, ca. 1780. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1285A.
Richtlijnen voor wie catechismusonderricht gaf aan de armen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare Werken, LP 2068 – M.A. Gambart, Le bon partage des pauvres en la doctrine chrestienne et connoissance du salut ou Instructions familieres pour les simples distribuées par chaque semaine pour les douze mois de l’année, Luik, 1671. Lijst van kinderen die in de ‘Blauwe Schoole’ te Gent wonen, 1727-1796. Gent, Rijksarchief, Fonds Gent, 86. Handboek van de parochiale armenschool van de Sint-Michielskerk te Gent, met gegevens over de intrede van leerlingen en hun kostgeld, eind 18de eeuw. Gent, Rijksarchief, Sint-Michielskerk, 900. Brief uit 1779 van de bisschop van Antwerpen over de inrichting van een zondagsschool in de voormalige Jezuïetenkerk. Het plan om op vijf verschillende plaatsen in de stad catechismusles te geven aan de armen, lokte verzet uit van de bisschop. Hij pleitte voor centralisatie van alle lessen in één kerk: door elke zondag dezelfde lessen drie tot vier maal te herhalen, konden de leden van eenzelfde familie op verschillende tijdstippen naar school gaan; en door na elke les een eucharistieviering te voorzien, konden armen ertoe aangezet worden de mis bij te wonen. Men zou ook te biecht kunnen gaan. In de winter zouden de lessen worden geschorst, maar konden examens worden afgenomen. De bisschop realiseerde zich wel dat het verzamelen van armen een gevaar voor de openbare veiligheid kon betekenen. De kans op relletjes was volgens hem trouwens toch veel groter in de winter. Hij meende dat het veel gevaarlijker was om alle armen op hetzelfde tijdstip les te laten volgen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 926. Lijst van weldoeners van de armenschool van de Sint-Michielskerk te Gent, 18de eeuw. Gent, Rijksarchief, Sint-Michielskerk, 902.
31
Arm-zalig?
5. Openbare onderstand Groeiende sociale en politieke onrust in de jaren twintig van de 16de eeuw zette de elites aan tot radicale hervormingen van de armenzorg. De levensstandaard van een aanzienlijk deel van de bevolking was dramatisch gedaald door misoogsten, hongersnood, epidemieën en oorlogen. Het verarmde volk kwam in actie en in talrijke steden brak oproer uit. Bergen – gevolgd door Ieper en andere steden – voerde in 1525 als eerste stad een nieuw systeem in, gebaseerd op drie principes: een strikt bedelverbod, arbeidsdwang voor de armen die in staat waren te werken, ongeacht leeftijd en geslacht, en een centralisatie van de armenkassen in een ‘gemene beurs’ om de selectie en de controle van de ‘echte’ behoeftigen mogelijk te maken. Een dergelijke sociale politiek betekende een radicale breuk met de middeleeuwse armenzorg. Het principe dat de armenzorg essentieel een taak van de overheid was, vond definitief ingang. De magistraat van Ieper compileerde een nieuw plan uit het hervormingsplan van de armenzorg van de Ieperse stadsmagistraat van 1525 – met als belangrijkste principes een strikt bedelverbod, arbeidsplicht voor alle valide armen en centralisatie van de bestaande steunfondsen in een gemene beurs – en Vives’ De Subventione pauperum. Het plan werd voorgelegd aan de theologische faculteit te Parijs en goedgekeurd op 16 januari 1531. Zo vormde het de basis van de Keizerlijke Ordonnantie van 1531. Voorliggend werk is de eerste uitgave van dat plan en bevat zowel de vraag om goedkeuring aan de theologische faculteit van Parijs, als het antwoord. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare Werken, LP 2053 – Martin de Keysere, Forma Subventionis pauperum quae ad Hyperas Flandrorum urbem viget, Antwerpen, 1531. Volgens de ordonnantie van Karel V van 7 oktober 1531 moesten de plaatselijke overheden de bedelarij verbieden, een gemene beurs oprichten, alle valide armen verplichten te werken en het drankmisbruik beteugelen. In de meeste kleine steden en in de dorpen bleef de ordonnantie dode letter omdat de plaatselijke overheden over onvoldoende financiële middelen beschikten. Ook in sommige middelgrote steden legden de magistraten het keizerlijk bevel naast zich neer. Recueil des Ordonnances de Pays-Bas, 2de reeks, III, 1530-1536, p. 265-273. De Brugse stadspensionaris Gillis Wyts werkte Vives’ voorstellen uit in een plaatselijk hervormingsplan. Hij pleitte voor centralisatie van de armenzorg en volstrekte laïcisering van de liefdadigheidsinstellingen. De ordonnantie van 1564 die hieruit voortkwam, lokte heel wat verzet uit. Vooral de bedelorden voelden zich bedreigd door het bedelverbod. De armmeesters vreesden hun zelfstandigheid te verliezen. Nog hetzelfde jaar werd het nieuwe armenreglement ingetrokken. De Brugse liefdadigheid zou tot het einde van het ancien régime haar middeleeuws karakter blijven bewaren. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare Werken, LP 84 – G. Wyts, De continendis et alendis domi pauperibus, et in ordinem redigendis validis mendicantibus, Antwerpen, 1562.
32
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
De Spaanse humanist Vives (1492-1540) droeg op 6 januari 1526 zijn beroemde traktaat over de armoede, De Subventione pauperum, op aan de stadsmagistraat van Brugge. Het is het meest gekende en gedetailleerde werk rond deze problematiek van die tijd. Dankzij vertalingen in het Nederlands, Duits, Italiaans en Frans werd het boek toegankelijk voor een brede lezerskring. Vives pleitte voor een efficiënte en systematische aanpak van de armenzorg: alle bestaande voorzieningen centraliseren tot een gemene beurs, verbod op bedelarij en verplichte arbeid voor valide armen, ongeacht leeftijd en geslacht. Volgens Vives kon armoede vermeden worden door iedereen in overeenstemming met zijn mogelijkheden aan het werk te zetten. Wie geen vaardigheden had, moest scholing krijgen. En wie zich onterecht als ziek voordeed, moest streng gestraft worden. Omwille van de gelijkenis met Luthers leer over de armenzorg, werd Vives al snel van ketterij beschuldigd. Zijn plan was te Brugge jarenlang voorwerp van discussies. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet, Impr. V.H. 9069 A – Portret van J. L. Vives uit J.-J. Boissard, Icones quinquaginta virorum illustrium doctrina et eruditione praestantium ad vivum effictae, cum eorum vitis descriptis a Jan. Iac. Boissardo Vesunti, Frankfurt, Théodore de Bry, 1597.
33
Arm-zalig?
6. Arbeidsdwang en vrijheidsberoving De repressie van bedelarij en landloperij nam verder toe in de 17de en de 18de eeuw. Verblijfscriteria in de armenzorg werden steeds scherper. In het begin van de 17de eeuw richtten verschillende steden tuchthuizen op om bedelaars op te sluiten en aan het werk te zetten. Tijdens het derde kwart van de 18de eeuw nam ook de centrale regering nieuwe initiatieven op het vlak van de sociale politiek. Het aantal ronddolende werklozen was zozeer toegenomen dat de Oostenrijkse regering besloot een meer repressieve politiek te voeren. In Gent (1772) en Vilvoorde (1779) werden tuchthuizen opgericht – de zgn. ‘provinciale correctiehuizen’ – waarin bedelaars en landlopers opgesloten werden en aan het werk gezet.
Paspoort van 9 september 1767 dat aan Jean Viesse de toelating geeft zich vrij te verplaatsen voor zijn werk. Het bevat een stempel van Brussel en is getekend door de stadsgriffier. Volgens graaf Vanderstegen gaat het echter om een vervalsing en is het al te gemakkelijk om aan dergelijke certificaten te geraken. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 678 A.
34
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Brief van graaf Vanderstegen aan landvoogd Karel van Lotharingen, over de arrestatie van de Fransman Jean Viesse als landloper, Brussel, 16 november 1767. Dat ketellapper Jean Viesse door de drossaard van Brabant werd gearresteerd, was volgens de graaf volkomen te verantwoorden. Jean was een vreemdeling zonder domicilie. Volgens de graaf zwierven op het platteland heel wat mensen rond uit de streek van Limoges en Auvergne, onder het voorwendsel potten en ketels op te lappen. Ze waren evenwel te talrijk om van dit werk te kunnen leven, en dus tot de bedelstaf gedoemd, wat verboden was. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 678 A.
Ordonnantie van de Raad van Vlaanderen over bedelarij in het Graafschap Vlaanderen, Gent, 7 november 1698. De talrijke “Vremdelingen, Vagabonden, Deughenieten ende leeghganghers” zouden in periodes van schaarste een gevaar voor de maatschappij vormen. Alle vreemde landlopers moesten Vlaanderen binnen drie dagen na publicatie van deze ordonnantie verlaten, op straffe van geseling bij een eerste arrestatie, en van de galeien bij een tweede. Alle Vlaamse bedelaars en landlopers moesten zich binnen twee dagen naar hun geboorteplaats begeven. Bij overtreding stond hen dezelfde straf te wachten. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Spaanse Periode, 1301. Ordonnantie over bedelarij in het Graafschap Henegouwen, Bergen, 7 november 1698. De bepalingen waren dezelfde als die voor Vlaanderen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Spaanse Periode, 1301.
35
Arm-zalig?
Correctiehuis Gent Aanvulling op het reglement van het correctiehuis te Gent van 18 februari 1773, daterend van 19 juli 1775. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1281B. Plannen van architect Jean-Baptiste Malfeson voor een correctiehuis te Gent, met richtlijnen bij de functie van elke ruimte. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1281B.
Reglement van het correctiehuis te Gent van 18 februari 1773 (gepubliceerd in de Raad van Vlaanderen op 20 maart 1773). Het Gentse correctiehuis kwam tot stand op initiatief van Vilain XIIII. Hij was een vurig voorstander van vrijheidsberoving en arbeidsdwang als middel om de leegloperij te beteugelen, de criminaliteit een halt toe te roepen en de economie te stimuleren. Bedelaars en landlopers moesten in correctiehuizen tot nuttige arbeidskrachten worden omgevormd. Aanvankelijk bestond de populatie van de correctiehuizen vooral uit bedelaars en landlopers, naast veroordeelden wegens “liederlijk” gedrag, dieven, deserteurs. Later groeiden deze instellingen uit tot echte gevangenissen. Het correctiehuis van Gent kon 600 bewoners huisvesten. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1281A.
36
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Plan uit een dossier rond de oprichting van een tuchthuis of “Hôpital Général” in het kasteel van Gent, 1771. Gent, Rijksarchief, Familie Vilain XIIII, 15.
Correctiehuis Vilvoorde Tekening van het correctiehuis van Vilvoorde, 1779. Het correctiehuis had een maximumcapaciteit van 700 bewoners en was opgesplitst in afdelingen volgens de aard van de gedetineerden. Elke afdeling beschikte over een eigen werkplaats en een eigen refter. Mannen en vrouwen werden in individuele cellen opgesloten. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Kaarten en plannen in handschrift, 557. Kleurenlitho met zicht op de gevangenis van Vilvoorde. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 2632. Medisch rapport van het correctiehuis van Vilvoorde, naar aanleiding van een opmerkelijke toename van het aantal sterfgevallen in 1802. De teneur van dit verslag was over het algemeen positief, zeker wat de armen betrof. De kamers van de arme invaliden waren goed onderhouden en ze kregen goed te eten. Het toegenomen aantal sterfgevallen was te wijten aan koorts door vochtige lucht. De koorts trof vooral de gedetineerden. Armen werden veel minder snel ziek. Volgens de auteurs was dit te wijten aan het gezonde en voedzame eten, de aangepaste kledij, het goede en ruime onderkomen, maar vooral aan de wandelingen waarvan armen in alle vrijheid mochten genieten. De gevangenen waren veel kwetsbaarder omdat ze een slechtere behandeling kegen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare Werken, EP, 5524 – Rapport sur la situation médicale de la maison de détention située à Vilvorde, par les Citoyens Duval, Curtet et Fournier, Commissaires nommés par la Société de Médecine de Bruxelles, pour examiner ladite maison; d’après la demande du Préfet du Département de la Dyle, le 3 Floréal an X, 23 april 1802.
37
Arm-zalig?
7. Taintenier en de aumônes générales Volgens Jean-François Taintenier, een textielfabrikant uit Aat, moesten ‘leeglopers’ gedwongen worden zich voor een minimumloon in dienst te stellen van ondernemers. Zijn aumône générale berustte op dezelfde principes als de ‘gemene beurs’ uit de 16de eeuw: een strikt verbod op bedelarij, centralisatie van de bestaande steunfondsen, een nauwgezette registratie van de behoeftigen en een strenge selectie van de bedeelden. Een dergelijk systeem had slechts zin in centra waar de nijverheid veel werkgelegenheid bood en ondernemers behoefte hadden aan goedkope arbeidskrachten. In belangrijke textielcentra als Kortrijk (1774), Gent (1777), Doornik (1777), Antwerpen (1779) en Lier (1787) werd de armenzorg effectief georganiseerd volgens de richtlijnen van Taintenier. Door de zware economische crisis in de Zuidelijke Nederlanden op het einde van de 19de eeuw, kwijnden de aumônes générales overal weg. Interpretatie van ordonnantie van 30 okt. 1779 betreffende het nieuwe armenbestuur te Antwerpen, 12 februari 1781. De oprichting in 1779 van de Nieuwe Bestiering ging gepaard met een aantal maatregelen tegen vreemde bedelaars en tegen burgers die ze logies zouden verschaffen. Elke nieuwe inwoner van de Scheldestad moet een borgsom van 150 gulden ophoesten. Men hoopte hierdoor de inwijking van noodlijdenden aan banden te leggen. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1284A. Nota uit 1783 van de Geheime Raad betreffende de toelating die door de regering werd verleend aan het stadsbestuur van Antwerpen om een subsidie te verlenen van 20.000 gulden wisselgeld tot ondersteuning van de Nieuwe Bestiering. De stad haalde het geld bij notabelen, op voorwaarde van toekenning van erfrenten. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1283.
38
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Ordonnantie betreffende de bestrijding van bedelarij en steunverstrekking aan armen in Doornik, 27 mei 1777, gedrukt. De stadsmagistraat van Doornik verscherpt de controle op de paupers en voert een strenger beleid (art. II). Om de armenzorg op een efficiënte manier te laten verlopen, wordt het stedelijk grondgebied van Doornik verdeeld in 25 kwartieren. Tweemaal per jaar worden de armen bezocht en registreert men nauwgezet de leeftijd, de bezittingen, de geboorteplaats, het aantal kinderen, de inkomsten. Op basis van deze gegevens bepaalt men de uitkering (art. XVI). Tegen bedelaars wordt streng opgetreden: Niemand mag vreemde bedelaars herbergen. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Oostenrijkse Periode, 1285A.
39
Arm-zalig?
Geschiedenis van de armenzorg in de Nederlanden, met bijzondere aandacht voor de hervorming van de armenzorg onder invloed van Taintenier. In 1772 werd in Aat, de geboortestad van Taintenier, de eerste aumône générale opgericht. Te Antwerpen werd in 1779 een aumône générale of nieuwe bestiering van den algemeynen armen tot stand gebracht. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Handschriftenverzameling, 868 – Tractaat over de geschiedenis van de armenzorg in de Nederlanden, 1779, f° 49v° en 73v°.
40
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
8. Bergen van Barmhartigheid Als laatste redmiddel konden gezinnen met ontoereikende inkomsten zich in de schulden steken en hun schamele bezittingen naar het pandjeshuis, de Berg van Barmhartigheid, brengen. Juwelen, maar ook kledingstukken en huisraad werden in pand gegeven. Beleners kwamen uit alle lagen van de samenleving, uitgezonderd totaal berooiden. Wie niets bezat, kon ook niets verpanden. Wenceslas Cobergher (ca. 1560-1634), een veelzijdig man die actief was als architect, ingenieur en schilder, kreeg op 9 januari 1618 van de aartshertogen Albrecht en Isabella de taak in alle steden van de Spaanse Nederlanden openbare pandhuizen op te richten. Hij werd daarvoor benoemd tot eerste superintendant-generaal van de Bergen van Barmhartigheid. Tussen 1618 en 1633 opende Cobergher 15 Bergen. Hij liet zich ongetwijfeld inspireren door de Italiaanse Monti di Pietà, die hij had leren kennen tijdens zijn langdurige verblijf in Italië. Op 28 september 1618 werd te Brussel de eerste Berg geopend.
Gezicht op de voorgevel van de Berg van Barmhartigheid te Brussel, die als eerste Berg werd geopend op 28 september 1618. Gravure door W. Hollar naar W. Cobergher en P. Mercx, 17de eeuw. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 23.
41
Arm-zalig?
Het eenvoudigste bewijsmiddel bij een kredietverrichting was de kerfstok. Eén deel van een overlangs in tweeën gesneden langwerpig stuk hout werd door de lener of schuldeiser bewaard (de kerf), het andere werd aan de belener of schuldenaar overhandigd (de tegenkerf). Doordat bij elke nieuwe schuld op beide helften van de kerfstok eenzelfde inkerving werd aangebracht, was eenzijdige toevoeging uitgesloten. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Oud Museum, 59, Brussel, 1693. Akte van de aartshertogen Albrecht en Isabella waarin zij Cobergher aanstellen tot super-intendentgeneraal van de in alle steden waar zich particuliere leentafels (lombarden) bevonden, op te richten Bergen van Barmhartigheid (9 januari 1618). Cobergher, zijn familie en de door hem aan te stellen medewerkers ontvingen daarbij een aantal privileges in de vorm van belastingvrijdom en exempties. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Audiëntie, 1415, dossier 17. Reglement en algemene instructie betreffende de Bergen van Barmhartigheid voor Wenceslas Cobergher, uitgevaardigd door de Aartshertogen, 17 maart 1618. Hierin werd door de Aartshertogen vastgesteld dat in de aanloopfase de prijs voor de belening nog niet zo laag zal zijn als zij dat voor de armen en behoeftigen hadden gewild (art. 23: ‘ne pourra estre prins, ny tauxé dés maintenant à si bas prix, que pour le soulagement des pauvres, & necessiteux nous eussions bien desiré, & le fera, Dieu aydant, à l’advenir’). BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Raad van State, 1543. De hoge interest van 15% die gevraagd werd in de Bergen van Barmhartigheid, en de weelde die de gebouwen etaleerden, waren aanleiding tot een felle oppositie, met Jean de Lillers als woordvoerder. Omwille van zijn verzet tegen Coberghers pandjeshuizen werd hij van 1620 tot 1626 gevangen gehouden en op 20 februari 1626 verbannen. Het is vanuit Frankrijk dat hij deze felle aanval op de Bergen richtte. Jean DE LILLERS, La Cassandre des Monts de Pieté belgiques, 1626. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Bibliotheek, Kostbare Werken, LP 558. Binnenzicht van de Berg van Barmhartigheid te Brussel. Gravure door W. Hollar naar W. Cobergher en P. Mercx, 17de eeuw. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, 24. Matrijs van zegel van de Berg van Barmhartigheid van Brussel, met het stadswapen van Brussel, 1645. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Verzameling zegelafgietsels, 27233. Verzoek van de arme weduwe David om de negentien el stof die zij verpand had in de Berg van Barmhartigheid van Brussel om brood te kunnen kopen voor zichzelf en voor haar twee kinderen, te mogen lossen, 26 januari 1795. BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Centrale en Hogere Administratie van België en Regeringsraad, 1794.
42
Percepties van armoede, 13de - 18de eeuw
Colofon De tentoonstelling Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de- 18de eeuw is een organisatie van het Algemeen Rijksarchief. Teksten en selectie stukken: Lieve De Mecheleer Eindredactie: Geertrui Elaut en Karin Van Honacker Vertaling: Pascal Neckebrouck, m.m.v. Stéphanie Deschamps en Marc Libert Lay-out: Liesbeth Meurs Scenografie en montage: Geertrui Elaut en Rachid M’Rabti Beeldmontage: Sandra Théate Restauraties: Francis Meert en Frank Van Laethem Digitalisering: Afdeling Digitalisering van het Rijksarchief Foto’s: Bart Boon Druk catalogus: Drukkerij van het Rijksarchief Met dank voor bruiklenen en/of reproducties aan: het Bisdom Gent, de Koninklijke Bibliotheek van België, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, het Hospitaalmuseum Brugge, het Rijksarchief te Antwerpen, het Rijksarchief te Brugge, het Rijksarchief te Brussel (Anderlecht), het Rijksarchief te Doornik, het Rijksarchief te Gent, het Rijksarchief te Leuven, het Rijksarchief te Louvainla-Neuve, het Rijksarchief te Namen en het Museum Mayer van den Bergh (Antwerpen) De rechthebbenden van reproducties die niet konden worden gecontacteerd of geïdentificeerd, worden uitgenodigd zich te melden in geval van betwisting.
Illustratie cover: Sint-Martinus deelt zijn mantel met een arme, afbeelding in het Cartularium van cijnzen en renten door de Doornikse Sint-Maartensabdij geïnd in Doornik, Kain, Rumillies en Orcq, 1346 of 1347. Doornik, Rijksarchief, Cartularia , 98.
43
expo 01 05 10 09 2011
Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de-18de eeuw
Naar aanleiding van Erfgoeddag 2011 met als thema Armoe troef gaat in de inkomhal van het Algemeen Rijksarchief een tentoonstelling door over de percepties van armoede tijdens het ancien régime. De tentoonstelling schetst op boeiende wijze hoe de kijk op armoede en op de arme doorheen het ancien régime evolueert. Aan de hand van originele archiefdocumenten die worden bewaard in het Rijksarchief, aangevuld met originele prenten en iconografische reproducties, wordt armoede in beeld gebracht. Verschillende aspecten komen aan bod: de relativiteit van armoede en de oorzaken ervan, de percepties van armoede en de evolutie van armenzorg tot openbare onderstand. Op een treffende en heldere manier wordt de oorsprong van wat later ‘de openbare onderstand’ zou heten, gecontextualiseerd. In de 16de eeuw leidden ernstige conjuncturele moeilijkheden zoals misoogsten, epidemieën en oorlogen tot de verpaupering van brede lagen van de bevolking. Nadat in tal van steden onlusten uitbraken, namen de elites initiatieven tot een radicale hervorming van de armenzorg. Hoewel de tentoonstelling zich toespitst op het ancien régime, is de link met het heden niet ver te zoeken. Ondanks de toename en verfijning van de kwantitatieve bronnen betreffende armoede, worden we ook tegenwoordig met uiteenlopende armoedecijfers geconfronteerd. Armoede is immers een relatief begrip en de armoedecijfers schommelen volgens de definitie die aan ‘armoede’ wordt gegeven. Nog een vaststelling: vrouwen worden het vaakst getroffen. Zowel vroeger als nu behoren zieke, alleenstaande vrouwen met kinderen tot de meest kwetsbare groep. In 1524 beschrijft humanist Erasmus armoede als een “plaag”: bedelen was asociaal, verfoeilijk en gevaarlijk voor de openbare orde. Dat stigma van een behoeftige als een persoon met een gebrek aan verantwoordelijkheidszin en een verwerpelijke moraliteit, is zelfs in de 21ste eeuw nog zeer gangbaar.
4975
Arm-zalig? Percepties van armoede, 13de-18de eeuw CATALOGUS
ISBN 978-90-5746-337-2
9789057463372
D/2011/531/033
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF - BRUSSEL