EXAMENEISEN NIMA COMMUNICATIE-A (Van toepassing op de examens vanaf januari 2010)
Maart 2009
Inhoudsopgave I
Examendoelstelling
3
II
Examenmethodiek
3
III
Exameneisen
4
IV
Literatuurlijst NIMA Communicatie-A
19
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
2
I.
Examendoelstelling
Positionering en inhoud NIMA Communicatie-A examen Het NIMA Communicatie-A examen toetst of kandidaten kunnen functioneren op het niveau Communicatiemedewerker. Op dit niveau wordt van de kandidaat verwacht dat deze: • Beschikt over kennis van en inzicht in algemene communicatiegrondslagen en -principes, communicatie-instrumenten; • De verschillende communicatieomgevingen in Nederland en de relatie daartussen kent; • Toepassingsvaardigheden bezit op het beleidsvoorbereidende en operationele niveau.
II.
Examenmethodiek
Het NIMA Communicatie-A examen wordt volledig schriftelijk afgenomen en neemt in totaal 270 minuten in beslag. Het examen bestaat uit twee modules: module A1 en module A2. NIMA Communicatie-A1 De NIMA Communicatie-A1 module bestaat uit twee onderdelen: - Onderdeel 1 van de A1 module (60 minuten) bestaat uit 30 meerkeuzevragen, waarbij voortal getoetst wordt op (geholpen) kennis en inzicht. - Onderdeel 2 van de A1 module (60 minuten) bestaat uit een drietal minicases gevolgd door ieder vijf bijbehorende meerkeuzevragen. Dit examenonderdeel is mede bedoeld om de kandidaat te toetsen op inzicht (op basis van feitenkennis en begrip). De wegingsfactor van de onderdelen 1 en 2 bij het vaststellen van het eindcijfer voor de A1module is 40% voor onderdeel 1 en 60% voor onderdeel 2. NIMA Communicatie-A2 Module A2 betreft een substantiële case met open vragen (150 minuten) om de kandidaten te toetsen op toepassingsvaardigheden. Bij dit examenonderdeel wordt uitgegaan van een case met een brede communicatieproblematiek. Bij de bijbehorende vraagstelling kan in principe het gehele communicatie-planningstraject worden doorlopen: van analyse tot en met evaluatie. Voor een deel worden deze elementen aangereikt en zal de kandidaat de gegeven tekst en gemaakte keuzes moeten aanvullen of onderbouwen. Bij de toetsing van de A1- en A2-module wordt een evenwichtige spreiding van de onderwerpen uit de exameneisen nagestreefd. Tevens kunnen actuele onderwerpen uit het communicatievakgebied aan de orde worden gesteld. Om in het bezit te komen van het NIMA Communicatie-A diploma dient de kandidaat voor beide modules (A1 en A2) een voldoende resultaat (>5,5) te hebben behaald. Toelatingsrichtlijnen en vrijstellingen Raadpleeg www.nima.nl voor een actueel overzicht van de toelatingsrichtlijnen en standaard vrijstellingen voor het NIMA Communicatie-A examen. Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
3
III.
Exameneisen
Onderstaand zijn de eisen voor het examen NIMA Communicatie-A geformuleerd. Naast de omschrijving van de eisen is een nadere toelichting geformuleerd, waarin de eisen worden verduidelijkt. Deze toelichting en de voorbeelden die worden genoemd in de uitwerking maken geen onderdeel uit van de eisen. De eisen geven het gebied aan waarover de kandidaat kennis en inzicht moet bezitten op het onder I. geschetste niveau. Dit houdt onder meer in dat de Examencommissie bepaalt welke begrippen en ontwikkelingen tot de examenstof behoren en welke niet. Als een begrip niet expliciet in de eisen staat vermeld, kan deze dus wel tot de examenstof behoren. De exameneisen zijn dus geen limitatieve opsomming, maar een gebiedafbakening.
Exameneisen De exameneisen NIMA Communicatie-A omvatten acht aandachtsgebieden: Aandachtsgebied 1: Aandachtsgebied 2: Aandachtsgebied 3: Aandachtsgebied 4: Aandachtsgebied 5: Aandachtsgebied 6: Aandachtsgebied 7: Aandachtsgebied 8:
Over Communicatie De In- en Externe Omgeving Onderzoek en Gegevensverzameling Strategie en Planning De Uitvoeringsfase Toepassingsgebieden Uitvoeringsvaardigheden Actuele Kennis
Deze aandachtsgebieden worden hierna nader uitgewerkt.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
4
AANDACHTSGEBIED 1 Over Communicatie relevantie en mogelijkheden Omschrijving
Kennis en inzicht Kennis en inzicht in de ontwikkeling van het vakgebied communicatie, in termen van achterliggende ideeën, beginselen, werkterrein en basisconcepten. Vaardigheden De kandidaat kan de kennis en inzicht in het vak communicatie toepassen bij het oplossen van eenvoudige communicatievraagstukken.
Toelichting
De kandidaat is in staat op hoofdlijnen het belang van communicatie voor een organisatie en de maatschappij te formuleren. Door de kennis van de globale werking van communicatie is de kandidaat in staat in grote lijnen de mogelijkheden en onmogelijkheden van communicatie in te schatten. Kennis over beroepenveld en beroepsgroep geven de kandidaat een goed beeld van huidige positie en mogelijkheden.
Uitwerking
1.1 Over communicatie 1.1.1 Algemeen De kandidaat heeft inzicht in: • • •
Het effect van communicatie op organisatieresultaat: continuïteit, rendement op vermogen, maatschappelijke acceptatie. De relatie met marktoriëntatie en bedrijfscultuur: beperking van concurrentie, invloed op monopolievorming en marktleiderschap, maatschappelijke verantwoordelijkheid. De plaats/benaming communicatie in organisatie: interne communicatie en externe communicatie (product en organisatie).
1.1.2 Communicatietheorie De kandidaat is op de hoogte van de belangrijkste communicatietheorieën, -processen, -soorten, -systemen en –modellen en weet hoe een en ander in de praktijk wordt toegepast. Begrippen die daar onder meer een rol spelen zijn: • intentionaliteit; geslaagdheid; • richting van de communicatie. • transactioneel; symbool; encoderen; decoderen; kanaal; • verbale en non-verbale communicatie; tekens; signalen; boodschap; medium;response; feedback; externe en interne ruis. • verbaal en non-verbaal; intentioneel en non-intentioneel; • analoog en digitaal; metacommunicatie. • intrapersoonlijk, interpersoonlijk, massacommunicatie; groepscommunicatie. • structurele/analytische, dynamische en functionele communicatiemodellen. • selectieprocessen: exposure, perception, adaption, retention, distribution; beïnvloeding: AIDA, macht van de media, macht van het publiek. • enzovoort
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
5
1.2 Maatschappelijke relevantie en organisatie 1.2.1 De kandidaat kent relevante instanties en instellingen op het gebied van communicatie en aanverwante bedrijfstakken, kent hun takenpakket en weet in welke gevallen hij/zij zich tot deze instanties moet wenden. Voorbeelden zijn: • Overheids- en toezichthoudende instanties • Beroeps- en brancheorganisaties op het gebied van communicatie en toeleverende beroepsgroepen en bedrijfstakken. • Consumenten- en belangenorganisaties • Instellingen op het gebied van (nieuwe) media 1.2.2 Communicatie & ethiek De kandidaat weet wat individuele, bedrijfs- en beroepsethiek inhouden en hoe hij/zij deze in zijn/haar beroepspraktijk moet toepassen. 1.2.3 Regulering De kandidaat is op de hoogte van de belangrijkste regels (wetten en zelfregulering) die van toepassing zijn op de communicatiepraktijk. Bijvoorbeeld op het gebied van: • mediawetgeving • auteursrecht • direct marketing • portretrecht • reprorecht • privacy en • productaansprakelijkheid. 1.3 Basisconcepten 1.3.1 Relatiegroepen De kandidaat is in staat de relevante in- en externe relatiegroepen te benoemen en te segmenteren. 1.3.2 Relatiemanagement De kandidaat kan (situationeel gebonden) per relatiegroep belang, doel, en beleidsmogelijkheden aangeven en kent de belangrijkste instrumenten om deze te benaderen. 1.3.3
Beeldvorming
De kandidaat kent: • • •
het begrip (gewenste) identiteit met betrekking tot de organisatie en producten en de mogelijkheden om deze te beïnvloeden. de begrippen imago, corporate imago en deelimago’s (met onderlinge wisselwerking). de belangrijkste identiteitsuitingen: huisstijl, verpakking, gedrag van medewerkers.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
6
1.3.4 Communicatieplanning De kandidaat kan de belangrijkste fasen in het communicatieproces benoemen en in een eenvoudig communicatieprobleem toepassen. Voorbeelden zijn • Inventarisatie/probleemdefiniëring. • Planning. • Uitvoering/executie. • Evaluatie.
AANDACHTSGEBIED 2 De in- en externe omgeving Een analyse Omschrijving
Kennis en inzicht De kandidaat heeft kennis en inzicht met betrekking tot: • De markt en omgeving waarin een organisatie functioneert • De factoren die kennis, houding en gedrag van (externe) relatiegroepen beïnvloeden. • De organisatie waarin de communicatiefunctionaris functioneert. • De communicatiestructuur en de organisatie van de communicatie. • De belangrijkste concepten en inzichten die van belang zijn voor het ondersteunen van uitvoering en interpretatie van externe en interne analyses. Vaardigheden De kandidaat is in staat de belangrijkste concepten en inzichten die van belang zijn voor het ondersteunen van uitvoering en interpretatie van externe en interne analyses in de praktijk toe te passen.
Toelichting
De kandidaat is in staat op gestructureerde manier te werken aan communicatieoplossingen. Hij/zij kent en herkent de diverse onderdelen van communicatieplannen. De analyse van de externe en interne omgeving vormen de probleemverkenning en probleemdefiniëring. De kandidaat kent de belangrijkste onderdelen van deze analyses. Binnen deze analyses nemen relatiegroepen een belangrijke plaats in. De kandidaat herkent het belang en de positie van die relaties en begrijpt de daaruit voortvloeiende problematiek.
Uitwerking
2.1 Externe omgeving 2.1.1
Definiëring omgeving
De kandidaat is bekend met de indeling van de externe omgeving op het gebied van: • Macro omgevingselementen (bijvoorbeeld globale ontwikkelingen in de geografische omgeving, economische omgeving, politiek-juridische omgeving, socio-culturele omgeving, technologische omgeving, institutionele omgeving. • Meso- en micro-omgeving: markt, marktvormen, penetratiegraad, marktaandeel, concurrentieniveau, concurrentiegedrag, stakeholders.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
7
2.1.2
Relatiegroepen
De kandidaat herkent diverse relaties en kan deze definiëren naar: • soort, belang en omvang. • gedrag: sociologische invalshoek (cultuur, subcultuur, sociale klasse, welstandsklasse, referentiegroepen), psychologische invalshoek (Gestalt-theorie, leertheorie, motivatie en Maslow, perceptie en selectie, levensstijl, attitude, cognitieve dissonantie, adaptie en diffusie). 2.2
Interne Omgeving
2.2.1 Indeling De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de organisatie en de verschillende disciplines waaraan communicatie is gerelateerd. • • • •
Algemeen: belangrijkste bedrijfsdisciplines, onderlinge relaties en gevolgen voor communicatiebeleid en communicatie-uitvoering. Organisatiestrategie: missie, strategie en doelstellingen. Hrm-strategie: beleid, organisatie. Marketingstrategie: o Productlevenscyclus: introductiefase, groeifase, volwassenheidsfase en eindfase. o Product (waar of dienst): intrinsieke en extrinsieke eigenschappen, functionele en expressieve eigenschappen, verpakking. o Prijs: relatie prijs en communicatie-inspanning. o Distributie: distributiemethoden. o Promotie: verhouding tot overige elementen marketingstrategie
2.2.2
Organisatiestructuur
De kandidaat heeft kennis van de verschillende organisatiestructurering principes en kan deze herkennen. • •
Structuur: lijnorganisatie, staforganisatie, matrixorganisatie. Zeggenschap: hiërarchische, operationele en functionele zeggenschap.
2.2.3
Bedrijfscultuur
De kandidaat kent en herkent verschillende typen en uitingen van bedrijfsculturen • •
•
Organisatiecultuur: formele en informele organisatie, cultuuruitingen. Managementproces: interpersoonlijke, informationele en besluitvormende activiteiten van de manager, strategische beleidsvorming, ontwerpen en inhoud geven aan de organisatiestructuur, uitvoeren en beheersen van processen in de organisatie. Leiderschapstijlen.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
8
2.3
Communicatieorganisatie
2.3.1
Organisatie van de communicatiefunctie
De kandidaat heeft kennis en inzicht in de wijzen waarop de communicatiefunctie in de organisatie kan worden gepositioneerd en welke taken daarbij horen. • •
De begrippen organisatie en organiseren: basisstructuren van de communicatieafdeling: lijn-, staf- en matrixorganisatie. Afdelingsorganisatie en werkwijze: interne advisering; uitbesteding aan derden (samenwerking met communicatieadviesbureaus).
2.3.2
Communicatielijnen binnen een organisatie
De kandidaat kent en herkent de verschillende communicatiestromen in een organisatie: • • •
externe en interne communicatie, horizontale, diagonale en parallelle communicatie formele en informele communicatie.
AANDACHTSGEBIED 3 Onderzoek Gegevensverzameling Omschrijving
Kennis en inzicht De kandidaat • kent de belangrijkste concepten en technieken van onderzoek en gegevensverzameling • weet in welke situaties bepaalde soorten onderzoek worden ingezet Vaardigheden De kandidaat is in staat: • Een eenvoudig onderzoek op te zetten en uit te voeren en daarover te rapporteren. • Een briefing op te stellen voor een onderzoek door een extern bureau
Toelichting
Onderzoek is een specialisme dat door communicatie kan worden ingehuurd. De kandidaat is in staat gegevens aan te leveren die voor de briefing van het bureau essentieel zijn. Kleinschalig (intern) onderzoek moet door de kandidaat zelf gedaan kunnen worden (bijvoorbeeld een lezersonderzoek). Daarvoor beschikt de kandidaat over kennis van de daartoe geëigende technieken en kan hij/zij deze toepassen. Na het onderzoek is de kandidaat in staat conclusies te trekken, de resultaten te presenteren én aanbevelingen te doen.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
9
Uitwerking
3.1
Onderzoeksopzet
De kandidaat kent verschillende typen onderzoek en de context waarbinnen deze worden toegepast en is in staat een onderzoeksopzet op te stellen en te beoordelen. •
•
3.2
Definiëring (weten wat onderzoek is, welke soorten onderzoek onderscheiden kunnen worden en welk onderzoek bij welke probleemstelling hoort) o Doel/formulering probleemstelling. o Primair, secundair onderzoek. o Kwalitatief, kwantitatief onderzoek. Methoden en technieken. o Probleemstelling: formulering, operationalisatie, hypothesevorming, oriënterend onderzoek. o Onderzoeksopzet: type onderzoek, bepaling onderzoeksgroep, beoordelen steekproef (populatie, omvang, aselect, betrouwbaarheid, nauwkeurigheid, (non)-response, representativiteit), analyseplan. Onderzoeksverwerking
De kandidaat heeft inzicht in de wijze waarop onderzoeksgegevens verzameld, verwerkt en geanalyseerd worden: • • •
3.3
Verzamelen: keuze methode van dataverzameling. Verwerken: handmatige en computermogelijkheden. Analyseren: interpretatie van steekproefuitkomsten in termen van validiteit, betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en significantie. Onderzoekspresentatie
De kandidaat heeft kennis van de verschillende presentatievormen van gegevens, en kan deze op juiste wijze interpreteren. • •
3.4
Interpretatie: staaf- en kolommendiagram, cirkel- en beelddiagram, lijndiagram. Presentatie: staaf- en kolommendiagram, cirkel- en beelddiagram, lijndiagram.
Bronnen
De kandidaat kent verschillende bronnen voor onderzoek en is in staat zelf deze bronnen te kunnen raadplegen. • • • •
Persoonlijke netwerken: familie, buren, collega’s. Informatiedragers: tekstuele, visuele en akoestische informatiedragers. Instituten en diensten: bibliotheek, mediatheek, internet, relevante online-diensten, (foto)persbureaus (nationaal en internationaal), knipseldiensten, monitordiensten, etc Catalogisering: thesauri, zoekprogramma’s internet, classificatiesysteem, trefwoordenverzameling, ISSN/ISBN, UDC.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
10
AANDACHTSGEBIED 4 Strategie en planning Omschrijving
Kennis en inzicht Kennis en inzicht van de verschillende onderdelen van het planningsproces en de onderlinge relaties. Vaardigheden Vaardigheden om binnen het toepassingsgebied op onderdelen van het planningsproces een ondersteunende functie te vervullen.
Toelichting
Kennis en inzicht De kandidaat • kent de verschillende onderdelen van het planningsproces en de onderlinge relaties. • kent en herkent dat op basis van analyse voor verschillende communicatiewegen gekozen kan/moet worden. • kent, erkent het belang van (strategische/beleidsmatige) richtlijnen voor de uitvoering/executie van communicatietaken. Vaardigheden De kandidaat kan op basis van deze kennis en dit globale inzicht een ondersteunende bijdrage leveren aan beleidsformulering, uitvoering en controle van een algemeen (geïntegreerd) communicatieplan.
Uitwerking
4.1
Strategische communicatieplanning
De kandidaat heeft inzicht in de samenhang tussen organisatiedoelstellingen en communicatiedoelen en kent de verschillende communicatiedisciplines en hun toepassingen. •
• •
• •
Integratie van interne en externe analyse. - Gevolgen van gekozen missie. - Gevolgen vastgestelde levenscyclus organisatie/product. - Gevolgen omgevingsanalyse. Formuleren interne randvoorwaarden. Formulering communicatiestrategie (onder andere afwegen van alternatieven): - Gemeenschappelijke vertrekpunten voor communicatie. - Onderbouwing met analysegegevens en communicatiewerkingstheorieën. - Keuze communicatie-instrument/modaliteit. Afstemming met andere communicatiemodaliteiten en toepassingsgebieden. Afstemming met andere bedrijfsdisciplines.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
11
4.2
Formulering plan
De kandidaat heeft inzicht in de wijze waarop een communicatieplan wordt opgesteld, kent de deelstappen en heeft inzicht in hun onderlinge afhankelijkheid. De kandidaat heeft inzicht in de relatie tussen analyse en strategische keuzen en uitvoering. Hij/zij kan een bijdrage leveren aan het uitvoeren van activiteiten voor de opzet en uitvoering van deelstappen. •
Doelstelling: algemene formuleringscriteria. Bereiksdoelstelling. Effectdoelstelling: kennis (naambekendheid, bedrijfsproduct- en diensteigenschappen), houding (imagovorming en -verandering, familiarisatie, reductie cognitieve dissonantie), gedrag (aanzetten tot actie/koop). Procesdoelstelling. •
Doelstelling: Bereiksdoelstelling. Effectdoelstelling: kennis (naambekendheid, bedrijfs-, producten diensteigenschappen), houding (imagovorming en verandering, familiarisatie, reductie cognitieve dissonantie), gedrag (aanzetten tot actie/koop). Procesdoelstelling.
•
Doelgroepen. - Afstemming op strategie/doelstelling: relatiegroep versus communicatiedoelgroep versus mediadoelgroep. - Segmentatie voorwaarden: homogeniteit binnen en heterogeniteit tussen segmenten, meetbaarheid, bereikbaarheid, stabiliteit, economische exploiteerbaarheid/rentabiliteit. - Segmentatie strategieën: ongedifferentieerd, gedifferentieerd en geconcentreerd. - Segmentatiecriteria. Geografisch Demografisch: leeftijd, sekse burgerlijk staat, religie, herkomst, transities. Sociaal-economisch: opleiding, inkomen, beroep, levensfase/gezinsfase, sociale klasse, culturele achtergrond. Psychografisch/sociografisch: aio-variabelen, levensstijl, normen en waarden. Gebruiks-/verbruikskenmerken: contactfrequentie, informatie- en oriëntatiegedrag.
•
Boodschap Vaststelling: inhoud en propositie. Formulering: stijl en tone-of-voice, copyplatform.
•
Communicatiemix (-instrumenten)(zie 5)
•
Middelenmix • Mediatypologie (en meest voorkomende uitingen). Interpersoonlijke middelen (directe feedback mogelijk). Gemedieerde middelen (directe feedback niet mogelijk): mondeling, schriftelijk, visueel. Massamedia: tekst, beeld, geluid.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
12
•
•
• •
•
4.3
Communicatievermogen van kanalen en middelen. bereik: globale bereiksmogelijkheden per mediumtype; effect: onderscheid tussen redactioneel en commercieel, pacing, impact, gedwongen confrontatie. Overige afwegingscriteria. Productietechnieken. Productietijd. Distributiemogelijkheden. Organisatievoorwaarden (inclusief juridische aspecten). Kosten. Branche- en organisatiekennis van middelen. Mediaplanning. Afstemming: strategie, planning en fasering. Effecten. Organisatie. Uitvoering.
Begroting - Budgetteringsmethoden: percentagemethode (omzet of winst), sluitpostmethode, taakstellende methode. - Kostencalculatiemethoden: opstellen en bijstellen begroting, aanvraag en beoordeling offertes. Communicatieresultaten
De kandidaat is in staat de communicatiestrategie te verwoorden en de communicatieresultaten te beschrijven naar verschillende criteria, zoals: • Financieel/omzet • Kennis/houding/gedrag bij relatiegroepen
AANDACHTSGEBIED 5 De uitvoeringsfase Van concept tot realisatie Omschrijving
Kennis en inzicht De kandidaat heeft kennis van en inzicht in • de deelstappen van deze fase en de onderlinge relaties. • de relatie tussen strategie, tactiek en uitvoering. Vaardigheden De kandidaat is in staat op onderdelen van de uitvoeringstaken een ondersteunende, coördinerende en controlerende functie te vervullen.
Toelichting
De kandidaat heeft inzicht in de deelstappen van het uitvoeringsproces en hun onderlinge afhankelijkheid. De kandidaat heeft inzicht in de relatie tussen planning en uitvoering en kan een bijdrage leveren aan het uitvoeren van activiteiten bij de opzet en uitvoering van deelstappen.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
13
Uitwerking
5.1
Conceptontwikkeling
De kandidaat kent de verschillende fasen van de conceptontwikkeling, heeft inzicht in de wijze waarop een concept tot stand komt en kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een briefing en het toetsen van het concept daaraan. • •
•
5.2
Concept, thema, propositie. Briefing. - Achtergrond gekozen strategie. - Inhoud. - Voorgestelde vorm. Creatieve uitwerking. - Copy platform: heading (kopregel), body copy (broodtekst), pay off. - Typografie: lettergrootte, lettertypen, letterstijl, lettersoort, spatiëring, interlinie, uitlijning, regelval. - Beeld/vorm: kleur: kleurenclassificatie (pms), kleuropbouw. - Beoordeling: toetsing aan briefing, toetsing aan doelstelling, toetsing uitkomst pretest. Conceptuitwerking
De kandidaat heeft kennis van verschillende productietechnieken, herkent de bijbehorende begrippen en kan deze toelichten. De kandidaat kan het proces van aansturing externe leveranciers begeleiden. Begrippen • Pre-press: papiersoort, artwork, retouche (werktekening, beeldmanipulatie bij DTP), zetwerk, raster, litho, floppy. • Druktechnieken: hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, zeefdruk, flexodruk, printing on demand. • Audiovisuele productiebegrippen: aftiteling/credits, rushes, script, story board, shooting script, casting, pre-production, post-production, voiceover, jingle, freeze frame, close up, totaal, opticals, packshot, stills, ISDN. • (Audio)visuele dragers: geluidsband, film, video, DVD cd-rom, telefax, videoconferencing, electronic mail, internetsites. • Digitale technieken en media Controle/coördinatie • Werkwijze/organisatie leveranciers: bij alle leveranciers kennis van belangrijkste functies (inhoud en naamgeving, globale marktkennis, tarifering en specifieke kenmerken), namelijk: - communicatieadviesbureaus: interne/organisatiecommunicatie, marketingcommunicatie; - onderzoeksbureaus; - mediabureaus; - evenementenbureaus; - direct marketing/sales promotionbureaus; - av-producenten; - drukkerijen; - standbouwers; - fotografen; - tekstbureaus; - ict-providers. • Plaatsing/uitzending. • Kwaliteitsbewaking: inhoud en vorm: (op basis van meegeleverd voorbeeld) • Correctietekens Nederlands Normalisatie Instituut. • Budgetbewaking. • Post-testen. Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
14
AANDACHTSGEBIED 6 Toepassingsgebieden Omschrijving
Kennis en inzicht De kandidaat heeft kennis en inzicht van de typering, specificaties en specialisaties binnen de verschillende toepassingsgebieden. Vaardigheden De kandidaat is in staat de verschillende communicatiedisciplines en specialisaties te benoemen en de specifieke toepassingen per discipline aan te geven.
Toelichting
De kandidaat kent de typering, specificaties en specialisaties van de verschillende toepassingsgebieden. Hij herkent en erkent de onderlinge relaties en synergetische mogelijkheden tussen de toepassingsgebieden. Hij herkent en erkent dat afhankelijk van het toepassingsgebied er mogelijke andere communicatieproblemen en oplossingen zijn. Verder herkent en erkent de kandidaat de belangenovereenkomsten en belangentegenstellingen tussen de toepassingsgebieden.
Uitwerking
6.1
Geïntegreerde communicatie
De kandidaat: • weet wat het begrip geïntegreerde communicatie inhoudt en hoe dit in de praktijk wordt toegepast. • kent de gangbare opvattingen en theorieën die met betrekking tot dit begrip binnen het vakgebied bestaan. 6.2
Interne communicatie
De kandidaat weet wat er onder interne communicatie wordt verstaan. • •
6.3
Definiëring. o Doelstellingen: taak, beleid en motivatie. o Doelgroepen. Specifieke toepassingen. o Middelen: personeelsblad, e-mail, intranet, mededelingborden, informatiebulletin, knipselkrant, werkoverleg, personeelsbijeenkomst, sociaal jaarverslag, rol ondernemingsraad. Externe communicatie
De kandidaat kent de twee niveaus van externe communicatie, weet welke communicatiedisciplines daaronder vallen, kent de toepassingen en kan deze zelf inzetten. Concerncommunicatie (Corporate Communicatie) • Gangbare definiëring: symmetrisch en asymmetrisch model. • Specialisaties (bij elke specialisatie doelstelling, doelgroepen en specifieke middelen): o financiële communicatie: financieel jaarverslag; o community relations: open huis, inspraakbijeenkomsten; o public affairs: lobby, issue en advocacy-advertising; o arbeidsmarktcommunicatie: werving, introductie; o crisiscommunicatie: woordvoerderschap.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
15
•
Specifieke toepassingen. o Huisstijl: doelstelling, functies, huisstijldragers, huisstijlintroductie, huisstijlhandboek. o Perscontacten: doelstellingen, functies en gebruiken, persberichten, persconferenties, persmap, persbezoeken. o Publiekscontacten: doelstellingen, functies en gebruiken, soort reacties, klachtenafhandeling, rol geschillencommissies.
Productcommunicatie (marketingcommunicatie) • Definiëring. o Above- versus below-the-line. o Actie versus thema. • Specialisaties. o Reclame: collectieve reclame, coöperatieve reclame, combinatiereclame. o Sponsoring/donaties: sportsponsoring, sponsoring van sociaalculturele projecten, natuur- en milieusponsoring, media/omroepsponsoring, evenementsponsoring. o Sales promotion: sales forcepromotions, tradepromotions (selling in), consumer promotions (selling out). o Retail/in-store communicatie: verpakking, winkelinrichting, artikelpresentatie. o Direct marketing: direct mail, telemarketing, interactieve (elektronische) media. o Beurzen en tentoonstellingen: algemene publieksbeurzen, gerichte publieksbeurzen, horizontale vakbeurzen, verticale vakbeurzen, trade marts, congres- en evenementengebonden tentoonstellingen, lokale evenementen. o Persoonlijke verkoop: receptieve versus actieve verkoop, after sales.
AANDACHTSGEBIED 7 Uitvoeringsvaardigheden Omschrijving Kennis en inzicht n.v.t. De basis voor deze vaardigheid is gelegd bij aandachtsgebieden 1 tot en met 6. Vaardigheden De kandidaat is in staat een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de communicatietaak binnen een organisatie. Toelichting
De kandidaat heeft de vaardigheden om communicatiemedewerkers te ondersteunen bij het uitvoeren van werkzaamheden. De kandidaat kan binnen kaders of onder leiding een aantal werkzaamheden zelfstandig uitvoeren.
Uitwerking
7.1
Voorbereiding en ondersteuning
De kandidaat is in staat: • te inventariseren: knipselkrant, samenstellen mediaoverzicht, opvragen en categorisering van bewijsnummers.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
16
•
•
7.2
voorbereidende werkzaamheden te verrichten, zoals o het opstellen van een briefing o het begeleiden en controleren van het drukwerktraject. o het verzorgen en/of coördineren van verzending en verspreiding van drukwerk. te evalueren van onder meer. o de uitvoering pre- en posttests van middelen. o de voortgang en kwaliteit van het werk van toeleveranciers. o de juiste wijze van toepassing huisstijl. Operationeel
De kandidaat is in staat diverse relaties te onderhouden, te woord te staan, en dienstverlenend naar op te treden. Daaronder valt onder meer: •
•
•
•
relatiebeheer: o het voor het vak relevante beheer van databases. o informatieverstrekking: publieksvragen, samenstellen informatiepakket, formuleren standaardantwoorden. o (aan)vraag verwerking. redactioneel: kennis van de beginselen van goed en doelgericht taalgebruik is vereist: kennis van grammatica en spelling, vaardigheid in de juiste toepassing, kennis van de basiselementen van leesbaarheid van teksten, systematische opbouw van teksten. o correctie. o zelfstandig schrijven van korte teksten voor intern gebruik. o zelfstandig schrijven van eenvoudige teksten. presentatie o standaard bedrijfs- en productpresentaties (ook nieuwe technieken). o organisatie evenementen aan de hand van bestaande draaiboeken. o ontvangst en voorlichting aan kleine groepen. representatie: omgangsvormen en etiquette.
7.3 Taalvaardigheden De kandidaat beheerst de Nederlandse taal in woord en geschrift en is in staat foutloze teksten te schrijven. De kandidaat is in staat • eenvoudige teksten (nieuwsbrieven, webpagina’s, briefings e.d.) te schrijven • aangeleverde teksten te corrigeren en zo nodig te herschrijven
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
17
AANDACHTSGEBIED 8 Actuele kennis Omschrijving
Kennis en inzicht De kandidaat: • is op de hoogte van de actuele gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen het vakgebied Communicatie en aangrenzende vakgebieden. • weet welke invloed deze ontwikkelingen hebben voor de dagelijkse uitoefening van het communicatievak.
Toelichting
Uitwerking
De kennis en inzicht van de kandidaat mogen niet uitsluitend gebaseerd zijn op de stof die in studieboeken wordt aangeboden. De kandidaat houdt zich blijvend op de hoogte van de ontwikkelingen binnen zijn eigen vakgebied en de daaraan gelieerde vakgebieden, door middel van de algemene media en de vakbladen. 8.1 Aandachtsgebieden De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de actuele ontwikkelingen op in ieder geval de volgende aandachtsgebieden: •
Pers en media o op het gebied van wetgeving (met name media- en auteursrecht), o nieuwe/opgeheven kranten en bladen of wijzigingen in de eigendomsverhoudingen daarvan o veranderingen bij omroeporganisaties, etc.
•
Nieuwe media o ontwikkelingen in de digitale communicatie (ook gebruik van belangrijke software op dit gebied) o nieuwe media, geluid- en beelddragers etc.
•
Wet- en regelgeving. o (voorgenomen) wijzigingen in de wet- en regelgeving, zoals bedoeld in de aandachtsgebieden 1 t/m 7 van de exameneisen.
•
Organisaties en instellingen op het gebied van marketing en communicatie. o nieuwe organisaties o fusies o naamswijzigingen, etc.
•
Trends en ontwikkelingen in communicatiemethoden en -beleid, zoals o beleveniscommunicatie o interactieve beleidsvorming o merkdenken, etc zodra deze regelmatig terugkomen in de vakbladen 8.2 Algemene en specifieke vakliteratuur. De kandidaat wordt geacht de ontwikkelingen in het vakgebied communicatie actief te volgen en te kunnen toepassen. Daartoe wordt de kandidaat verondersteld vaktijdschriften (print) en nieuwsbrieven (digitaal) en relevante websites actief bij te houden. NB: De verantwoordelijkheid voor het voorschrijven van/adviseren over literatuur ligt bij de opleiders. Het NIMA zal de haar bekende opleiders regelmatig op de hoogte houden van relevante literatuur.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
18
IV.
Literatuurlijst NIMA Communicatie-A
Floor, J.M.G., Raaij, W.F. van. Marketingcommunicatiestrategie. Noordhoff Uitgevers, 5e druk, 2006, ISBN 978-90-207-3333-4
Hogendoorn, M. Communicatieonderzoek. Coutinho, 5e druk, 2008, ISBN 9789046900826
Michels, W.J. Communicatie Handboek. Noordhoff Uitgevers, 2e druk 2006, ISBN 978 90 0158 749 9
Bemboom, W. Omgaan met de media. Strengholt Uitgeverij, 2008, ISBN 978 90 4940 008 8
Reijnders, E. Basisboek interne communicatie. Van Gorcum, 5e druk 2006, ISBN 978 90 2324 219 2
Naslagwerk algemeen Waarts, E., Lamperjee, N., Peelen, E., Koster, J.M.D. NIMA Marketing Lexicon. Noordhoff Uitgevers, 4e druk 2004, ISBN 978-90-01-65234-0.
Exameneisen NIMA Communicatie-A Maart 2009
19