Agendapunt 5.3
Evaluatie uitbreiding Eredivisie en Eerste Divisie
Aanleiding Na een aanloop van een half jaar waarbij een werkgroep van vertegenwoordigers van de Eredivisie en vervolgens de Implementatiecommissie Nieuwe Competitieopzet een voorstel voorbereidden (waarin alle voors en tegens en de financiële consequenties in beschouwing werden genomen), werd in de Bondsvergadering van 18 oktober 2008 besloten de poules in de Ere- en Eerste Divisies ieder uit te breiden van 8 naar 10 deelnemende teams. Overigens dient daarbij te worden opgemerkt dat het in de Bondsvergadering voorgelegde voorstel uitging van uitbreiding van alleen de Eredivisie, maar de Bondsvergadering besloot ook de Eerste Divisie uit te breiden, ondanks de financiële risico’s en onvoldoende beschikbare wedstrijdfunctionarissen. In een later stadium rees vanuit de Bondsvergadering de vraag of een dergelijke uitbreiding te zijner tijd zou moeten worden doorgetrokken naar de hele Bondscompetitie en wellicht zelfs de regio’s. Daarom werd gevraagd om een evaluatie van de uitbreiding. De genoemde Implementatiecommissie, later overgegaan in het Bestuur eredivisieverenigingen, adviseerde om niet eerder dan na 3 seizoenen te evalueren. Uiteindelijk is door het Bondsbestuur toegezegd om begin 2012 (dus met de kennis van 2½ seizoen) een evaluatie aan de Bondsvergadering voor te leggen. Voor deze evaluatie wordt terug gekeken naar de indertijd door de Implementatie aangedragen doelen voor de uitbreiding. Hierbij wordt gebouwd op een enquête die in de zomer van 2011 onder de betrokken Eredivisieverenigingen is gehouden. Daarvoor is eerst de oorspronkelijke Implementatiecommissie geraadpleegd. Argumenten voor uitbreiding Op 28 april 2008 is in een bijeenkomst met alle Eredivisieverenigingen besloten om de Bondsvergadering om uitbreiding te vragen; dit was de directe aanleiding om de Implementatiecommissie in te stellen, om deze voorstellen uit te werken ter goedkeuring door de Bondsvergadering. Voor de door de verenigingen gemaakte keuze werden in de rapportage de volgende argumenten gehanteerd: “Een competitieopzet met meer wedstrijden kan een aantal zaken verbeteren zoals: meer media-aandacht, zowel in absolute als in relatieve zin; door meer media-aandacht meer toeschouwers; aantrekkelijker voor sponsors door meer contactmomenten; zeer aantrekkelijk voor spelers die minder graag toernooien spelen; grotere kans op meer spreiding van topligateams over Nederland; eredivisie spelen geeft veel meer uitstraling (media, sponsors, toeschouwers, gemeentes en aspirant spelers); minder krampachtigheid voor het opstellen van een competitieprogramma; grote uitslagen door wat voor reden dan ook werken in absolute zin minder door in de rangschikking;
1
verrassender uitslagen mogelijk ( bij afwezigheid toppers) De commissie acht een competitie door een uitbreiding naar 12 teams, in een reguliere competitie, niet haalbaar.” De uitbreidingsvoorstellen werden in principe uitgewerkt voor de Eredivisie. Pas veel later kwam daar het voorstel bij om ook de Eerste Divisie uit te breiden; hiervoor waren veel minder duidelijk uitgewerkte doelstellingen voorhanden. Het advies aan de Bondsvergadering luidde om dit – met name om financiële redenen – niet te doen, maar er werd alsnog anders besloten. In de zomer van 2011, dus na twee seizoenen met een uitgebreide Eredivisie, heeft de oorspronkelijke Implementatiecommissie desgevraagd moeten constateren dat geen van de beoogde doelen voor de eredivisie is bereikt: • Er is niet meer media-aandacht gecreëerd. • De toeschouwersaantallen zijn niet gestegen. Deze bedragen per wedstrijd hooguit enkele tientallen, op een paar topwedstrijden en de play-offs na. • Er zijn meer sponsors afgehaakt dan bij gekomen, al heeft dit natuurlijk ook te maken met de sinds 2008 drastisch veranderde economische omstandigheden. Van diverse verenigingen kwamen echter in de zomer van 2011 signalen dat (hoofd) sponsors op het punt stonden af te haken en dat dit ook te maken had met het gebrek aan spanning en uitstraling van de eredivisie. • De aantrekkelijkheid voor spelers is onduidelijk. Wel is duidelijk dat er een groot verschil is in beleving van spelers uit de nationale selecties (in de meeste gevallen spelend bij de verenigingen in de top van de eredivisie) en anderen. Juist die laatste zijn overigens degenen die ook vaak in de nationale toernooien(circuits) uitkomen. • In de afgelopen 2½ seizoen is er een extra team uit Limburg in de Eredivisie bij gekomen en is het Brabantse team alleen niet gedegradeerd door terugtrekking van andere teams. Uit de regio’s Oost en Noord zijn geen teams aangesloten. Van een grotere geografische spreiding is dus geen sprake. • Van een grotere uitstraling is geen sprake, eerder het tegendeel. • Het competitieprogramma is in de afgelopen jaren onder grote druk gekomen, zeker in relatie tot de frequente uitzending van selectiespelers. Dit leidde tot grote ontevredenheid bij de verenigingen. In het huidige seizoen is daar een flinke wijziging in aangebracht en zijn de klachten drastisch afgenomen. Inmiddels spelen er echter ook veel minder spelers van de nationale selectie in de Eredivisie, waarmee gesteld kan worden dat het algehele niveau is afgenomen. • Grote uitslagen zijn eerder in aantal toe- dan afgenomen: in het seizoen 2009-2010 eindigden 68 van de 90 wedstrijden in de uitslagen 6-2, 2-6, 7-1, 1-7, 8-0 of 0-8, dat is dus 75% van de Eredivisiewedstrijden. Voor het seizoen 2010-2011 gold dit voor 73% van de wedstrijden. Daarmee worden veel uitslagen – in elk geval in de perceptie van buitenstaanders en pers – voorspelbaar en dat geldt nog sterker voor het bereiken van de play-offs; in feite wordt de eredivisie pas spannend (en voor velen dus interessant) bij aanvang van de play-offs. Overigens is er een groot verschil in de beleving van spanning tussen de verenigingen in de top van het klassement en die in de onderste regionen. • Verrassende uitslagen zijn er in het huidige seizoen wel wat meer. Dit heeft vooral te maken met de nieuwe manier van opstellen van de wedstrijdkalender waar geen rekening meer wordt gehouden met uitzending van spelers van nationale selecties.
2
Ondanks het feit dat dus geen van de oorspronkelijke doelstellingen van uitbreiding is gehaald, blijkt uit de gehouden enquête dat de (subjectieve) succesbeleving van de uitbreiding bij de betrokken verenigingen ver uiteen ligt. Wedstrijdkalender In het oorspronkelijke voorstel stond: “voor de Eredivisie wordt eerst een halve competitie gespeeld (negen wedstrijden), daarna volgt een opdeling van de eredivisie: o de bovenste vier verenigingen uit deze halve competitie spelen vervolgens om het kampioenschap van Nederland, waarbij de voorkeur uitgaat naar een dubbele competitie en een kampioenswedstrijd tussen de nummers 1 en 2 (zeven wedstrijden), o de onderste zes verenigingen spelen een dubbele competitie (tien wedstrijden), o ten aanzien van het hier voorgestelde is de commissie unaniem, met uitzondering van de opsplitsing van de eredivisie nadat de halve competitie is gespeeld; voor de 1e divisie wordt een gehele competitie gespeeld (18 wedstrijden).” Tegen het eerste punt was bij de betrokken verenigingen dusdanig veel weerstand dat dit niet in het voorstel aan de Bondsvergadering terecht kwam. De verenigingen schaarden zich wel volmondig en eensgezind achter de door de commissie opgestelde criteria voor een goede organisatie van de competitie. In de praktijk bleek het opstellen van een competitieprogramma op basis van deze criteria jaarlijks een grote worsteling en leidde het resultaat – dat wel aan de criteria voldeed - alsnog tot grote weerstanden en de perceptie van competitievervalsing. Voor het huidige seizoen (2011-2012) zijn de criteria aangepast en is een voor zowel Eredivisie als Eerste Divisie een compacter schema vastgelegd, inclusief een aantal dubbelweekends, met de verplichting dat alle verenigingen in alle competitierondes spelen. Er wordt bij het opstellen van het competitieprogramma dus geen rekening meer gehouden met mogelijke uitzending van spelers van nationale selecties – wel is toegezegd dat indien er vooraf afspraken zijn gemaakt tussen vereniging en speler, de laatste niet door Badminton Nederland wordt uitgezonden. Over het programma op basis van deze centraal door de LCW opgelegde criteria zijn geen klachten ontvangen (in schril contrast met vorige seizoenen). Spelers Hoewel er geen direct aantoonbaar verband is met de uitbreiding van Ere- en Eerste Divisie (de financiële component speelt daarbij ook een grote rol), moet geconstateerd worden dat sinds de invoering van de uitbreiding bijna geen Nederlandse topspelers meer in de Eredivisie uitkomen. Het algemene gevoel is dat daardoor het algemene niveau van de Eredivisie is genivelleerd. Tweederde van de Eredivisieverenigingen en een derde van de Eerste Divisieverenigingen geeft aan dat de uitbreiding gevolgen heeft gehad voor de samenstelling van de teams. Met
3
name bij de topclubs heeft de uitbreiding van het aantal wedstrijden een aantal spelers doen besluiten niet meer op dit niveau te willen uitkomen. De uitbreiding heeft er niet toe geleid dat er een betere spreiding van topspelers over de deelnemende teams is ontstaan zoals wel een wens was. Wedstrijdfunctionarissen Een van de grootste struikelblokken in 2008 werd gevormd door het grote gebrek aan wedstrijdfunctionarissen. Dit was (naast het kostenaspect) de voornaamste reden om de Bondsvergadering te adviseren alleen de eredivisie uit te breiden. In de tussentijd is het aantal beschikbare wedstrijdfunctionarissen gestaag, in het afgelopen seizoen zelfs flink, gestegen als gevolg van de Leveringsplicht Wedstrijdfunctionarissen en de stapsgewijze uitbreiding daarvan naar lagere divisies. In 2011/2012 kan voor het eerst weer gezorgd worden voor een volledige bemensing van de Eerste Divisie; in de seizoenen daarvoor kon per competitieronde slechts een van beide afdelingen worden voorzien van arbitrerend kader (hetgeen natuurlijk de uitstraling en beleving geen goed doet). De met deze uitbreiding gemoeide kosten stegen aanzienlijk. Voor de Eredivisieverenigingen resulteerde dat enkele seizoenen lang in een negatief resultaat en dus extra kosten; de hoge extra kosten voor de Eerste Divisie komen geheel voor rekening van Badminton Nederland. Omdat – voornamelijk bij gebrek daaraan – sinds het huidige seizoen door Badminton Nederland geen lijnrechters meer worden aangesteld, maar deze van de thuisvereniging komen, worden de kosten gedrukt en kan de eredivisie een licht positief resultaat tegemoet zien. Onderlinge samenhang, Bestuur Eredivisieverenigingen In het seizoen voorafgaand aan het besluit tot uitbreiding van 8 naar 10 (2007/2008) was grote onenigheid tussen de verenigingen ontstaan, die er zelfs in resulteerde dat werd geweigerd competitiewedstrijden te spelen. Het proces dat leidde tot het besluit tot uitbreiding bracht daarin wel kentering, maar er bleven veel punten waarover de verenigingen van mening verschilden. In mei 2009 is op initiatief van het Hoofd Dienstverlening & Wedstrijdzaken en de LCW een brainstormsessie gehouden met alle Eredivisieverenigingen om te komen tot een betere en structurele samenwerking. Dit resulteerde in een door alle betrokken verenigingen ondertekend convenant. Het eerste zichtbare resultaat was een bestuur Eredivisieverenigingen dat namens de groep over een aantal zaken (met uitzondering van de financiën en de wedstrijdkalender) met de LCW communiceerde. Hiermee werd de communicatie veel gemakkelijker en effectiever. Een voorstel van het bestuur Eredivisieverenigingen voor het opstellen van een sponsorpropositie leidde echter bij een paar verenigingen tot te veel weerstand en werd teruggetrokken. Toen in het najaar van 2010 het mandaat voor het zittende bestuur Eredivisieverenigingen door de verenigingen diende te worden verlengd, weigerden twee vereniging het vertrouwen uit te spreken en besloot het bestuur zichzelf op te heffen. Sindsdien is er geen sprake meer van een structureel samenwerkingsverband.
4
De verenigingen hebben sindsdien wel deelnemers afgevaardigd voor de twee door de LCW ingestelde projectgroepen “Bekertoernooi” en “Eerste Divisie”. Sponsorgelden Tot het seizoen 2008-2009 was via bemiddeling door de SBT een sponsor aangetrokken voor de Eredivisie als geheel. De sponsorgelden zorgden ervoor dat het jaarlijkse resultaat positief was. Mede door een faillissement van de sponsorfinder moest de Eredivisie het daarna zonder sponsor doen (afgezien van de verkoop van reclameborden bij de finale van de playoffs) en toonde het jaarlijkse resultaat een negatief bedrag; de verenigingen moesten dus volgens de vastgelegde afspraken na afloop van het seizoen bij betalen. In de loop der tijd is enkele malen, onder andere door het bestuur Eredivisieverenigingen, een poging gedaan een gezamenlijke sponsorpropositie op te stellen, maar dit leidde nooit tot instemming van alle betrokken verenigingen over de door hen te leveren tegenprestaties. De LCW en het Bondsbestuur zijn van mening dat voor het zoeken naar een mogelijke sponsor eerst een sponsorpropositie dient te worden opgesteld die kan steunen op instemming van alle betrokken verenigingen met de aan een sponsor te bieden tegenwaarde. In 2011 is in overleg met de verenigingen besloten hiervoor een projectgroep in te stellen. Vanuit de verenigingen zijn hiervoor echter drie deelnemers aangemeld. Uitslagen enquête onder Ere- en Eerste Divisieverenigingen In de zomer van 2011 is een enquête gehouden onder alle Ere- en Eerste Divisieverenigingen met betrekking tot de beleving over de oorspronkelijke doelstellingen van de uitbreiding: 1. Meer spanning 2. Meer publiek 3. Meer interesse van sponsors 4. Meer media-aandacht 5. Betere landelijke spreiding. In het algemeen komen in de antwoorden de tegengestelde belangen tussen de zogenaamde topverenigingen en de overige verenigingen duidelijk naar voren. De topverenigingen geven aan dat er te veel wedstrijden gemakkelijk gewonnen worden, waardoor het minder interessant is voor spelers, media, publiek en sponsors. De overige verenigingen geven daarentegen aan die punten in meer dan wel mindere mate beter te waarderen. Bijna alle verenigingen geven aan dat de uitbreiding extra kosten (meer huur, meer spelers, meer shuttles, meer trainerskosten) met zich mee heeft gebracht die meestal niet opgevangen kunnen worden door extra sponsoring. Bij de vraag om advies m.b.t. de opzet en uitvoering van de Eredivisie varieerden de antwoorden van meer dan wel minder dan het huidige aantal van drie dubbelweekenden. Door vooral de topverenigingen wordt een duidelijke voorkeur aangegeven om de Eredivisie weer terug te brengen naar 8 teams en/of de competitie na de eerste speelhelft op te splitsen om vervolgens een dubbele competitie te spelen tussen de nummers 1 t/m 5 en de
5
nummers 6 t/m 10. Hierdoor worden er meer wedstrijden gespeeld die ergens om gaan en de uitslagen zullen minder voorspelbaar zijn. De overige verenigingen geven juist aan bij de huidige opzet te willen blijven. In de Eerste Divisie zijn de antwoorden veel eensgezinder en blijkt bijna unaniem dat de doelstellingen van verbetering niet zijn bereikt. Een klacht die wel naar voren komt is dat er te veel teams van de grote verenigingen in de Eerste Divisie zitten (zelfs meerdere in een afdeling). Vervolg Hoewel geen van de vooraf gestelde doelen is bereikt, zijn de meeste betrokken verenigingen niet geneigd de uitbreiding naar 10 teams per afdeling weer terug te draaien. Wel is er zowel bij verenigingen als de LCW behoefte om op een aantal aspecten de kwaliteit te verbeteren. Dan gaat het met name om de algemene uitstraling en het creëren van meer spanningsmomenten in het bijzonder. Daarnaast dient de plaats en rol van de competitie en in het bijzonder de Eredivisie als blikvanger daarin – helder te worden gemaakt, ten opzichte van zowel andere wedstrijdvormen (toernooien en circuits) als het hele palet van diensten en producten in het aanbod van Badminton Nederland. Het bestuur zal, in overleg met de LCW, met een voorstel komen hoe de kwaliteit van de competitie kan worden verbeterd. Aan deze Bondsvergadering wordt geen voorstel gedaan om de uitbreiding terug te draaien, waardoor ook in het seizoen 2012/2013 Eredivisie en Eerste Divisie zullen bestaan uit poules van 10 teams.
6