Evaluatie Prostitutiebeleid
dienst Stadsbeheer
Evaluatie Prostitutiebeleid
evaluatie prostitutiebeleid
Gemeente Breda Dienst Stadsbeheer Directie Buitenruimte, afdeling Beleid en Programmering 19 mei 2005
Evaluatie Prostitutiebeleid
Evaluatie Prostitutiebeleid
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5.
Inleiding Huidig beleid Inventarisatie en analyse Conclusies Aanbevelingen
5 7 9 17 19
Bijlagen 21 1. Projectgroep evaluatie prostitutiebeleid 2. Samenvatting 'Het rode licht uit de schemer (september 2000)' 3. Knelpuntennotitie prostitutie, Plan van aanpak, Ordening & Bescherming Prostitutiesector (juli 2004). 4. Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven, gemeente Breda (januari 2005) 5. Aantal seksinrichtingen in de regio Midden- en West-Brabant (december 2004) 6. Checklist prostitutiebedrijven
Evaluatie Prostitutiebeleid
Evaluatie Prostitutiebeleid
1
Inleiding
Op 27 juni 2000 heeft het college het prostitutiebeleid in de gemeente Breda vastgesteld. Op 28 september 2000 heeft de raad met de beleidsnotitie 'Het rode licht uit de schemer, het Bredase beleid voor de seksbranche na opheffing van het bordelenverbod' ingestemd. Daarin is voorgesteld om het beleid twee jaar na inwerkingtreding te evalueren. Deze periode voor evaluatie is ruimschoots overschreden. Enerzijds omdat de laatste vergunningen in 2002 zijn verstrekt en er pas daarna systematisch controles zijn uitgevoerd. Anderzijds omdat er personele wisselingen hebben plaats gevonden tijdens een eerdere poging tot evaluatie. In de evaluatie wordt onderzocht wat er van het beleid terecht is gekomen en wordt de vraag beantwoord of de uitgangspunten gehandhaafd blijven. 1.1
Probleemstelling Op grond van de hoofddoelstellingen in het landelijke beleid is bij de instelling van het gemeentelijke beleid vastgelegd dat er drie hoofddoelstellingen worden gehanteerd: a. Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast: in feite gaat het hierbij om de vestigingseisen. b. Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee: hierbij gaat het vooral om inrichtings- en hygiëne-eisen voor prostitutiebedrijven. c. Het voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsvoering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel. De belangrijkste vraag bij de evaluatie van het prostitutiebeleid is of het vigerende beleid uit 2000 nog steeds toepasbaar is op de huidige situatie en of het beleid heeft bijgedragen tot de realisering van de doelstellingen. Indien dit niet het geval is dient er een bijstelling van het beleid plaats te vinden. Deze bijstelling vindt plaats als dit uit de evaluatie blijkt en zal eventueel pas na afronding van de evaluatie als apart traject worden opgestart.
1.2
Projectafbakening Het is de bedoeling om niet 'in het veld' te evalueren maar dit met name binnen de organisatie uit te voeren. De werkgroep prostitutiebeleid speelt hierin een belangrijke rol. Mocht ná de evaluatie blijken dat bepaalde onderdelen beter onderzocht moeten worden en externen erbij worden betrokken dan zal dit in de aanbevelingen worden aangegeven. Daarnaast zullen, aan de hand van de evaluatie, voorstellen worden gedaan ter verbetering van het prostitutiebeleid. Deze evaluatie is tot stand gekomen in samenwerking met de gemeentelijke werkgroep prostitutiebeleid waarin vertegenwoordigers van gemeente, politie, brandweer en GGD zitting hebben genomen (zie bijlage 1)
Evaluatie Prostitutiebeleid
Evaluatie Prostitutiebeleid
2
HUIDIG BELEID
Door de wetswijziging is de gemeente vanaf 2000 in staat gesteld om door middel van een vergunningenstelsel op basis van de APV een actief beleid te voeren met betrekking tot de seksen prostitutiebranche. De APV biedt voldoende mogelijkheden om tot beheersing van de seksen prostitutiebedrijven te komen. Naast de regeling in de APV zijn er andere mogelijkheden om regulerend op te treden, bijvoorbeeld door middel van het positief bestemmen van bepaalde percelen voor prostitutiedoeleinden. Voorts zullen seksinrichtingen gebonden blijven aan bijzondere wetgeving, zoals de Drank- en Horecawet, de milieuwetgeving en regelingen, die eisen stellen aan de inrichting en de veiligheid van het gebouw. Overeenkomstig de regionale nota worden de volgende drie doelstellingen voor gemeentelijk prostitutiebeleid geformuleerd: a. Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast: in feite gaat het hierbij om vestigingseisen. b. Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee: hierbij gaat het vooral om inrichtings- en hygiëne-eisen voor prostitutiebedrijven. c. Het voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsvoering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel. In bijlage 2 is een uitgebreidere samenvatting gegeven van de notitie 'Het rode licht uit de schemer, het Bredase beleid voor de seksbranche na opheffing van het bordelenverbod' (september 2000).
Evaluatie Prostitutiebeleid
Evaluatie Prostitutiebeleid
3
3.1
INVENTARISATIE EN ANALYSE
Inleiding In dit hoofdstuk zijn de verschillende onderdelen van het prostitutiebeleid geïnventariseerd en geëvalueerd. Het gaat hierbij om de volgende onderdelen: A. Evaluatie aan de hand van de hoofddoelstellingen. In 2004 zijn er gesprekken gevoerd met de leden van de gemeentelijke werkgroep prostitutie. In deze gesprekken was het mogelijk diepgaander op de problematiek in te gaan. De resultaten van deze gesprekken zijn aan de hand van de drie hoofddoelstellingen, in paragraaf A, weergegeven. B. Landelijke evaluatie, Plan van aanpak ordening & bescherming prostitutiesector, juni 2004; In deze rapportage zijn de aanvullende maatregelen opgenomen voor het bereiken van de doelstellingen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod. C. Beleidslijn voor de prostitutiebranche in het kader van de Wet Bibob. A. Evaluatie aan de hand van de hoofddoelstellingen Aan de hand van de drie hoofddoelstellingen in het huidige prostitutiebeleid wordt nagegaan of de doelstellingen zijn bereikt en waar verbeteringen of aanpassingen kunnen worden voorgesteld. De drie hoofddoelstellingen zijn: A1. Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast. In feite gaat het hierbij om de vestigingseisen; A2. verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee. Hierbij gaat het vooral om inrichtings- en hygiëne-eisen voor prostitutiebedrijven; A3. het voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsvoering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel.
A1. Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast
Na het invoeren van het vestigingsbeleid zijn er in Breda thans zes legale bedrijven aanwezig. Het gaat om de volgende bordelen: Lijst van seksinrichtingen, zijnde prostitutiebedrijven, waarvan de locatie akkoord is: 1. Reeperbahn, Belcrumweg 46 2. Erotisch centrum, Haagweg 199 3. Cabine Showclub/Boys Intiem, Mauritsstraat 16 4. Club Pompidou, Ulvenhoutselaan 92 Lijst van seksinrichtingen, zijnde prostitutiebedrijven, waarvan de locatie niet akkoord was wegens vestiging in een woonstraat (artikel 2, sub A) 5. Fantasy, Haagweg 456 6. Huize Sandra, Speelhuislaan 60 Het bestemmingsplan voor de wijk Belcrum is in januari 2003 aangepast waarbij de bestemming 'prostitutiebedrijven' is aangegeven voor de percelen Belcrumweg 46 (Reeperbahn) en Speelhuislaan 60 (Huize Sandra). Voor Haagweg 456 (Fantasy) geldt de bestemming 'gemengde doeleinden'. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor publiekverzorgende (ambachtelijke) bedrijven, sociale, culturele, (para-)medische, maatschappelijke, onderwijs-, religieuze en woondoeleinden, kantoren, dienstverlening, recreatieve voorzieningen. Het was de bedoeling om van de legale prostitutiebedrijven er twee (privé-huizen) te gedogen omdat deze gevestigd waren op een locatie die niet past binnen het vestigingsbeleid. Het betreffen Huize Sandra, Speelhuislaan 60 en Fantasy langs de Haagweg 456.
Evaluatie Prostitutiebeleid
Volgens het beleid van 2000 was het een situatie die werd gedoogd tot het bedrijf van eigenaar wisselt of wordt gestaakt. Door het aanpassen van de bestemming is voor de Speelhuislaan 60 deze situatie gewijzigd. Overigens zijn er geen overlast problemen vanuit de omgeving van beide privé-huizen geconstateerd.
Het aantal legale bedrijven heeft de maximumnorm van zes bedrijven bereikt.
Daarnaast zijn er nog drie illegale prostitutiebedrijven zonder vergunning bekend, namelijk: 1. Huize Karin, Nijverheidssingel 99 (thuiswerkster) 2. Massage Wendy, Prins Hendrikstraat 162 3. SM Paradise, Academiesingel 42
Reeperbahn, Belcrumweg
Erotisch centrum, Haagweg
Cabine Showclub/Boys Intiem, Mauritsstraat
Huize Sandra, Speelhuislaan
De drie illegale bedrijven zijn allen in een woonomgeving gelegen. Maar er is geconsta teerd dat er een bedrijfsmatige aanpak plaats vindt (er zijn meerdere dames werkzaam en/of er wordt geadverteerd). In het verleden is Huize Karin op basis van de APV gesloten. De rechter heeft aangegeven dat dit een ongeoorloofde actie van de gemeente was omdat het volgens hem een privé situatie betrof. Naar aanleiding van deze uitspraak is in de situatie van SM Paradise niet overgegaan tot sluiting maar is gekozen voor het opleggen van een dwangsom. Door het aanspannen van procedures door de ondernemer in dit pand blijft SM Paradise in bedrijf. De omwonenden, die overlast hebben gemeld, begrijpen de overheid niet meer omdat niet effectief wordt ingegrepen. De vraag is welke juridische middelen ingezet kunnen worden om deze illegale situaties te stoppen. Bij de gemeente Breda zijn er klachten ingediend over de drie illegale bedrijven. Verder is er bij de politie geluidsoverlast gemeld, veroor-
10
Evaluatie Prostitutiebeleid
zaakt door de Reeperbahn op de Belcrumweg. Dit beperkte aantal meldingen wil niet zeggen dat men de prostitutie niet als overlast beschouwd. Bijna niemand wil een prostitutiebedrijf in de buurt van de eigen woning of bedrijf. Er is echter geen duidelijk overzicht van de klachten en meldingen ten aanzien van prostitutie in de gemeente Breda beschikbaar. Het feit dat de politie regionaal opereert en dat deze evaluatie gericht is op de gemeente Breda speelt hierin ook een rol. Het sluitingsuur voor bordelen met horeca is om 02.00 uur. Er is voor twee bedrijven ontheffing verleend. Deze mogen om 04.00 uur sluiten. De ontheffing dient bij de vergunningaanvraag iedere keer opnieuw beoordeeld te worden. Voor de prostitutiebedrijven wordt een uitzondering gemaakt op het horecabeleid van de gemeente. Hierin is namelijk aangegeven dat er vijf nachtzaken, die tot 04.00 uur open blijven, mogen zijn. Er zijn meldingen gedaan over straatprostitutie, onder andere in de Spoorbuurt en langs de Slingerweg, waarin actie wordt ondernomen om dit de kop in te drukken. Het betreft overwegend drugsverslaafden. In 2004 was er één escortbedrijf met vergunning. In het verleden zijn er diverse geweest met een vergunning, maar hier is door de bedrijven zelf geen verlenging aangevraagd, danwel de vergunning is niet verstrekt omdat niet voldaan werd aan de eisen of de vergunning is ingetrokken vanwege criminele activiteiten. Er is geen duidelijk beeld van de activiteiten van de escortbedrijven mede omdat de bedrijven niet locatiegebonden zijn, onder andere door mobiele telefoonnummers en internet, en daardoor moeilijker te traceren. In de loop van 2004 is het Politie Controle Team begonnen met het intensiever controleren van de escortbedrijvigheid. Er zijn slachtoffers van mensenhandel en mensen zonder verblijfsvergunning aangetroffen. De politie kan nog geen cijfers in deze aanleveren. Van de vier 'overige seksinrichtingen' (seksinrichting niet zijnde een prostitutiebedrijf en seksbioscopen) zijn er twee langs de Haagdijk overgebleven in 2005. Deze geven weinig problemen. Zij voldoen aan het bestemmingsplan en aan de verleende vergunningen. De overige twee zijn gewone winkels geworden waar erotische artikelen verkocht worden (Christine le Duc en Lady Marmalade). Deze zaken houden zich aan de regels. In verband met de regels en de handhaving hiervan loopt men tegen de volgende problemen aan:
Sekswinkel Adultshop, Haagdijk u
11
u
Sekswinkel Hotlips, Haagdijk
een snelle afwikkeling van problemen bij illegale situaties of overlast is niet mogelijk gebleken; de regels en daarmee samenhangend de handhaving ten aanzien van zogenaamde thuiswerksituaties leiden tot problemen. Illegale situaties waarbij duidelijk sprake is van een bedrijf kunnen hierdoor niet worden aangepakt.
Evaluatie Prostitutiebeleid
A2. Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee
Arbeidsomstandigheden De Arbeidsomstandighedenwet is ook van toepassingen op de prostitutie bedrijven. Er zijn echter prostitutiebedrijven die als facilitair bedrijf functioneren. Zij verhuren kamers aan zelfstandig werkende prostituees. Hierdoor is de Arbeidsomstandigheden wet omzeild. Ook zijn er prostituees die niet geregistreerd willen worden omdat zij het werk als 'tijdelijk' zien of om belasting te ontduiken. Niet bekend is of beide situaties in de gemeente Breda voorkomen. Arbo-diensten komen weinig in prostitutiebedrijven controleren omdat zij hier geen prioriteit aan geven. De Arbo-inspecteur kan strikt handelen met termijnen en eventuele handhaving. Gezondheidsrisico’s De GGD voert controles uit om de gezondheidsrisico’s in te perken. De controles worden uitgevoerd volgens de landelijke checklist (zie bijlage 6). De wettelijke basis voor de controles is vastgelegd in het prostitutiebeleid van de gemeente Breda. De landelijke checklist en het prostitutiebeleid bieden een goede basis voor de controles. De inspecties worden uitgevoerd door twee personen van de GGD; Enerzijds vanwege het afbreukrisico; anderzijds vanwege de veiligheid. In het verleden gebeurden de controles in samenwerking met de brandweer en de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Breda. Omdat de controles van de GGD meer tijd in beslag nemen, gaat dit niet goed samen. De GGD controleert op afroep van de gemeente. De kosten van de controle worden in rekening gebracht bij de exploitant. De kosten van de controles bedroegen in 2004 tussen de 1 800,– en 1 1.100,–. Door de hoge kosten zijn er bedrijven die onder andere hierdoor in het illegale circuit werken. De kosten voor de controles worden, mede hierom, in 2005 gesteld op 1 545,–. Er wordt niet gecontroleerd ten aanzien van gezondheidsrisico’s door de GGD bij escortbedrijven met vergunning. De GGD geeft aan dat de SOA (= seksueel overdraagbare aandoeningen) voorlichting niet de eerste prioriteit had. Inmiddels is het zo dat twee verpleegkundigen voorlichting geven in de clubs en privé-huizen. Hierbij bezoeken zij alle locaties in de regio en geven voorlichting en informatie. Tevens verzorgen zij Hepatitis B vaccinaties op locatie. Samengevat kan gezegd worden dat de voorzieningen in verband met de gezondheidsrisico’s verbeterd zijn sinds de invoering van het prostitutiebeleid omdat er nauwelijks problematische gezondheidssituaties geconstateerd worden. Controle inrichtingseisen Zowel de brandweer als de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Breda controleren de seksinrichtingen. Deze controles geschieden gezamenlijk en vinden ieder jaar plaats. De afdeling Bouw- en Woning toezicht komt nauwelijks problemen tegen. De brandweer vindt regelmatig zaken die niet in orde zijn. Deze dienen binnen een termijn van (standaard) dertig dagen te zijn hersteld. Wanneer uit een her controle blijkt dat de voorzieningen nog niet in orde zijn volgt er een juridisch traject waarbij het dossier wordt overgedragen aan de afdeling Bouw- en Woningtoezicht en Juridische zaken van de Ontwikkelingsdienst van de gemeente Breda.
12
Evaluatie Prostitutiebeleid
Op dit moment zijn er geen bordelen die niet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de aan hen verleende gebruiksvergunningen.
A3. Voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfs voering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel
In 2002 is de uitvoering van het beleid echt van de grond gekomen omdat toen pas de laatste vergunning is verleend. Er is een team van tien man van de politie bezig dat alleen over de prostitutie in de regio West- en Midden-Brabant actief is. Controles van seksinrichtingen geschieden in overleg met de gemeente Breda. Gemiddeld worden de prostitutiebedrijven vier maal per jaar gecontroleerd. Dit is minder dan de zes keer die zijn voorgesteld in het beleid. De overige seksinrichtingen worden gemiddeld drie keer per jaar gecontroleerd. In gesprekken geeft men aan dat er steeds minder problemen of knelpunten worden gesignaleerd. De controles gebeuren onregelmatig verdeeld over het jaar en op ieder tijdstip van de dag. Hiermee wordt voorkomen dat de te controleren bedrijven zich instellen op de komst van de controleur. Volgens de politie vindt er een verschuiving plaats van prostitutie in bordelen naar (illegale) escortbedrijven, straatprostitutie en camperprostitutie. Vooralsnog is dit niet met cijfermateriaal of anderszins onderbouwd. Tevens zijn er gevallen van mensenhandel en mensen zonder verblijfsvergunning geconstateerd. Landelijk gezien vindt er een verschuiving plaats van prostitutie in de bordelen naar de seksshops en seksbioscopen. Hier zijn soms aparte ruimtes voor het ontvangen van klanten. In Breda zijn hiervan nog geen voorbeelden bekend. Er zijn drie illegale prostitutiebedrijven die regelmatig door de politie gecontroleerd worden. Deze controles vinden plaats gedurende de procedure van sluiting in verband met onderzoek en advisering inzake illegaliteit. Deze illegale bedrijven zijn gesitueerd in een woonomgeving en zouden onder andere om deze reden gesloten moeten worden, naast het gegeven dat ze niet over een vergunning beschikken. Het beleid in de gemeente Breda is dat er geen raam- en straatprostitutie wordt toegelaten. Er is niet bekend of deze vorm van prostitutie illegaal wordt uitgeoefend. De voormalige parkeerplaats nabij het Liesbos en de parkeerplaats Galgeveld zijn homo-ontmoetingsplaatsen. Nabij het Liesbos is éénmaal sprake geweest van een minderjarige die zich prostitueerde. Hiertegen is actie ondernomen. Het beleid is tevens dat er geen camperprostitutie wordt toegelaten. De parkeerplaats Galgeveld, langs de A27, ligt deels op grondgebied van de gemeente Breda en deels op grondgebied van de gemeente Oosterhout. Soms vindt er camperprostitutie plaats. Het is geen structureel probleem maar heeft wel de aandacht. Er wordt regelmatig gecontroleerd en opgetreden. Er is geen duidelijk overzicht in de klachten en meldingen ten aanzien van illegaliteit en criminaliteit ten aanzien van prostitutie beschikbaar.
13
Evaluatie Prostitutiebeleid
B. K nelpuntennotitie Prostitutie, Plan van aanpak Ordening & Bescherming Prostitutiesector (juli 2004) Deze knelpuntennotitie is opgesteld door het Ministerie vanJustitie. Na de eerste evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod in 2002 is een andere dynamiek ontstaan. Uit de evaluatie en in de debatten daarover met de Tweede Kamer zijn concrete knelpunten naar voren gekomen. Het betreft de volgende onderwerpen: u Gemeentelijk prostitutiebeleid u Prostitutie als arbeid u Prostitutie als bedrijf u Opsporing en vervolging u Loverboys u Voorlichting In deze landelijke evaluatie zijn knelpunten met betrekking tot de bestuurlijke hand having door gemeenten, de arbeidsrelatie tussen prostituees en exploitanten, het imago van de branche, de opsporing en vervolging van strafbare vormen van exploitatie, de loverboy problematiek en de verspreiding van voorlichtingsmateriaal weergegeven. Per knelpunt zijn mogelijke oplossingsrichtingen geschetst en worden maatregelen getroffen. Daarbij wordt aangegeven welk departement de verantwoordelijkheid (het initiatief) heeft bij de uitvoering van de maatregelen en op welke termijn resultaat te verwachten is. Vanuit het Ministerie van Justitie is er een initiatief om een aantal werkgroepen in te stellen. Een van de werkgroepen zou zich gaan bezig houden met gemeentelijk prosti tutiebeleid. De thema’s die in de werkgroep moeten worden behandeld zijn onder meer: lokale verschillen in de uitvoering, bestuurlijke handhaving en sanctionering (vooral de niet-locatie gebonden bedrijven: escort), lokaal maximumstelsel, bestuurlijk toezicht, tippelzones, loverboys en voorlichting. De bedoeling was om dit overleg na de zomer van 2004 te starten. Dit is nog niet van de grond gekomen. Vanuit dit overleg kan het beleid in de gemeente Breda bijgestuurd worden. In Bijlage 3 is een samenvatting gegeven van Knelpuntennotitie Prostitutie, Plan van aanpak Ordening & Bescherming Prostitutiesector (juli 2004) C. Beleidslijn voor de prostitutiebranche in het kader van de Wet Bibob De Wet Bibob is per 1 juni 2003 in werking getreden. In hoofdlijnen regelt de wet twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk bepaalde vergunningen, subsidies en aanbestedingen te weigeren (of in te trekken c.q. op te zeggen) wegens, globaal gezegd, het hebben van criminele banden. In de huidige werkwijze voor wat betreft seksinrichtingen is de Algemene Plaatselijke Verordening de wettelijke basis. Het college van burgemeester en wethouders heeft een aanvraagformulier vastgesteld. Vervolgens vraagt bureau Bijzondere Wetten van de dienst Stadsbeheer de volgende instanties om advies: u Bouw- en Woningtoezicht: controle bouwtechnische aspecten en toets aan het bestemmingsplan; u Politie: antecedenten onderzoek; u Brandweer: brandveiligheidseisen; u GGD: controle hygiëne- en volksgezondheidsaspecten. Deze adviezen worden besproken in de werkgroep Prostitutie, die, vóór 2005, eens in de twee maanden bij elkaar kwam. Op grond van het eindadvies van de werkgroep wordt al dan niet vergunning verleend. Vanaf december 2004 is besloten het handhavings-
14
Evaluatie Prostitutiebeleid
onderdeel van de werkgroep op te laten gaan in het Handhavingsoverleg Veiligheid Inrichtingen (HVI). HVI komt een keer per week bij elkaar. Wel ontbreekt de GGD in dit overleg orgaan. Hier dient een oplossing voor gezocht te worden.
De beleidslijn in het kader van de Wet Bibob is om: I Bij alle aanvragen de aangeleverde gegevens (bescheiden, inclusief vragenlijst) over financiering en bedrijfsactiviteiten globaal te bekijken (lichte toets). II Als er naar aanleiding van de antwoorden op de vragenlijst en op basis van de bescheiden nog vragen zijn dan een diepgaande toets uit te voeren. III Het onder I en II gestelde blijft achterwege, met uitzondering van het onder IV tot en met VI is omschreven, ingeval een aanvrager bovengenoemde vragenlijst reeds voor het bedrijf heeft ingevuld en vanaf de datum van invullen geen wijzigingen (bijvoorbeeld exploitatievorm, financiering) hebben voor gedaan. IV In geoormerkte projecten in principe een diepgaande toets uit te voeren. V In aangewezen kwetsbare gebieden of branches in principe een diepgaande toets uit te voeren. VI Bij inrichtingen die op grond van de artikel 39 van de APV of 13b van de Opiumwet zijn gesloten in principe een diepgaande toets uit te voeren. VII In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen, in principe een diepgaande toets uit te voeren.
In de volgende gevallen dient een adviesaanvraag bij het landelijk Bureau Bibob te worden gedaan: u Wanneer er na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur. u Wanneer er na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf. u Wanneer er na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de ondernemer is gevestigd. u Wanneer de officier van justitie de gemeente adviseert om ingeval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen.
15
Deze beleidslijn geeft meer houvast om criminele bedrijven te sluiten.
Evaluatie Prostitutiebeleid
16
Evaluatie Prostitutiebeleid
4
CONCLUSIES
Algemeen kan geconcludeerd worden dat door het legaliseren van de exploitatie van prostitutie de goede weg is ingeslagen. Er blijkt een breed draagvlak te zijn voor de met de opheffing van het bordeelverbod beoogde doelstellingen. In een landelijke evaluatie is geconcludeerd dat dit zowel voor de Nederlandse bevolking geldt als voor de prostitutiebranche zelf en bij diverse organisaties die in deze branches werkzaam zijn. Het beeld van, en de informatie over, de prostitutiebranche zijn verbeterd en de grip op het zichtbare deel van de gereguleerde branche is toegenomen. In het vergunde deel van de branche komen steeds minder misstanden voor. Landelijk hebben prostituees en exploitanten zich verenigd tot belangenorganisaties en aangesloten bij respectievelijk de FNV en het MKB. Hierdoor is er overleg omtrent arbeidsvoorwaarden opgang gekomen. Ten aanzien van de hoofddoelstellingen van het prostitutiebeleid van de gemeente Breda kunnen de volgende conclusies getrokken worden: A Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast Het aantal legale seksinrichtingen in de stad stabiliseert. Het maximum aantal van zes prostitutiebedrijven is bereikt. De vraag is of dit maximum aantal gehandhaafd moet blijven of verruimd moet worden. De landelijke studie 'Knelpuntennotitie Prostitutie' (bijlage 4) dringt aan dit maximumstelsel kritisch onder de loep te nemen om de volgende redenen: - een nieuwe generatie exploitanten met oog voor de rechten en belangen van prostituees krijgt geen kans een nieuw bedrijf te beginnen; - bij gebrek aan legale mogelijkheden zullen ondernemers zich in minder zichtbare vormen van exploitatie begeven; - voor het bereiken van de doelstellingen van de legalisatie (bijvoorbeeld bescherming van de positie van de prostituee) is een zekere doorstroom van exploitanten noodzakelijk. Nog niet in alle gevallen zijn de bestemmingsplannen aangepast ten aanzien van de prostitutiebedrijvigheid. Van één bedrijf is bekend dat er regelmatig klachten zijn in verband met geluidsoverlast (Reeperbahn). Er zijn drie illegale prostitutiebedrijven waar tegen actie wordt ondernomen. De acties tot nu toe hebben niet geleid tot sluiting of vergunningverlening. Onduidelijkheid in deze bestaat er over het feit of men een dwangsom moet toepassen of overgaan tot sluiting. Ondanks dat straat- en camperprostitutie niet worden getolereerd in de gemeente Breda komt dit op enkele plaatsen, op beperkte schaal, toch voor. De informatie uitwisseling tussen de gemeente Breda en de politie behoeft verbetering. De politie heeft reeds stappen ondernomen om tot een verbetering te komen. De vorm van rapporteren is aangepast zodat het beter gebruikt kan worden voor bestuursrechterlijke procedures. Dit betekent dat niet alleen de onregelmatigheden worden gerapporteerd maar ook wanneer alles in orde is. B Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee Bij Bouw- en Woningtoezicht zijn er geen noemenswaardige zaken te melden tijdens controles. De Brandweer loopt nog wel eens tegen zaken aan die niet in orde zijn ten aanzien van de brandveiligheidseisen. Deze zaken worden opgelost en er vindt een her controle plaats. Ook bij de GGD is naar voren gekomen dat de voorzieningen verbeterd zijn sinds de invoering van het beleid. Prostituees werkzaam bij escortbedrijven worden niet gecontroleerd op gezondheidsrisico’s.
17
Evaluatie Prostitutiebeleid
C
et voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsH voering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel. Er zijn signalen van illegale bedrijvigheid. Deze zijn echter niet concreet en niet gedocumenteerd. Daarnaast zijn er drie bordelen zonder vergunning. Overigens houdt de politie hier wel controles. Het feit dat er in 2004 slechts één escortbedrijf in Breda actief was met een vergunning wil niet zeggen dat er niet meer escortbedrijven actief zijn. Het vermoeden bestaat dat deze in de illegaliteit opereren. Volgens de politie lijkt de loverboy problematiek niet aan de orde in de gemeente Breda. Landelijk is dit wel een probleem. Daarom is het onwaarschijnlijk dat deze kwestie niet speelt in de gemeente Breda. In de interne gemeentelijke organisatie en in de samenwerking gemeente en politie zijn nog wel verbeteringen aan te brengen. Het gaat hier met name over de coördinatie en een transparante afstemming tussen gemeente en politie. Overige conclusies Uit de verschillende interviews die zijn gehouden met de partijen die zich bezig houden met de uitvoering van het prostitutiebeleid kunnen de volgende conclusies getrokken worden: u Het huidige prostitutiebeleid en het opheffen van het bordeelverbod heeft meer duidelijkheid verschaft. u Het prostitutiebeleid wordt door verschillende onderdelen van de gemeente met verschillende vormen van deskundigheid uitgevoerd. De coördinatie hiervan vraagt veel tijd. Ook de afstemming van landelijke ontwikkelingen op het gemeentelijke beleid vraagt aandacht. u Er dient veel aandacht te blijven bestaan voor de regionale aanpak. Men kan lering trekken uit de wijze van aanpak van andere gemeenten. Ook kan men verschuiving van problemen in beeld brengen (bijvoorbeeld iemand die een vergunning geweigerd wordt vertrekt naar een andere gemeente in de regio met minder strenge regels). u Er is geen helder systeem waarin de klachten en meldingen in verband met prostitutie worden gebundeld. Iedere instantie heeft zijn eigen registratiesysteem. Hierdoor is er geen concreet beeld van de ontwikkelingen en de overlast in de prostitutie. u De escortbranche laat zich niet vangen door een gemeentegrens en is daarom meer een regionaal of landelijk probleem dan een lokaal probleem. u Ieder jaar een nieuwe vergunning verlenen is erg vaak en kost veel tijd voor de gemeente en de ondernemer. Een optie is de vergunningsduur te verlengen. Een vergunning voor onbepaalde tijd is echter niet wenselijk omdat het intrekken van een bestaande vergunning, bij problemen of illegale situaties, meer moeite en tijd vergt dan het niet verstrekken van een nieuwe vergunning.
18
Evaluatie Prostitutiebeleid
5
AANBEVELINGEN
Aan de hand van de hoofddoelstellingen van het Bredase beleid worden aanbevelingen gedaan ten aanzien van de verbetering van het toekomstige prostitutiebeleid. A
B
C
19
Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast het landelijke beleid wordt aanbevolen kritisch te kijken naar het maximumstelsel. Door de verruiming van het aantal prostitutiebedrijven is beter bekend wie er zich met prostitutie bezig houdt en is gerichte handhaving en controle mogelijk. Ook wordt voorkomen dat men “illegaal” gaat werken. Voorgesteld wordt om een externe deskundige onderzoek te laten doen naar de wenselijkheid van verruiming van het maximumstelsel in de gemeente Breda. Hiervoor zal budget beschikbaar gesteld moeten worden. u Aandacht dient er te zijn voor de bestemmingsplannen en de mogelijkheden van de prostitutiebedrijven. Hiermee kan een geschikte plaats voor prostitutiebedrijven aangewezen worden en ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen. De Ontwikkelingsdienst van de gemeente dient dit in overleg met de coördinator uit te voeren. u Vanuit
Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee controles van de GGD, BWT en brandweer vinden jaarlijks plaats. Dit dient gehandhaafd te blijven. u Aandacht dient uit te gaan naar het controleren van escortbedrijven. Hiermee samenhangend moet onderzocht worden hoe prostituees, werkzaam bij escortbedrijven, gecontroleerd kunnen worden door de GGD. u Controles van de Arbo-diensten kunnen een bijdrage leveren in de verbetering van de arbeidsomstandigheden van prostituees. Hier dienen door de GGD nader afspraken over gemaakt te worden. u Vanuit het landelijke beleid wordt aanbevolen voldoende aandacht te besteden aan voorlichting ten aanzien van welzijns- en gezondheidsaspecten van de prostituees in de prostitutiebedrijven. In het verlengde hiervan heeft de GGD al actie ondernomen om meer aandacht uit te laten gaan naar SOA voorlichting. u De
et voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsH voering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel u De politie controleert gemiddeld vier maal per jaar met als doel het tegen gaan van illegaliteit en mensenhandel. De politie is van mening dat dit voldoende is. u Er dient een onderzoek gestart te worden hoe illegale bedrijvigheid of overlastsituaties in de prostitutie effectief kunnen worden bestreden. Centraal in het onderzoek staat de vraag welk middel het meeste effect heeft, het toepassen van de dwangsom of het overgaan tot een sluiting. De dienst Stadsbeheer, afdeling Vergunningen en Handhaving zal dit nader uitwerken. u Om een beter zicht te krijgen op escortbedrijven, wat een regionaal of landelijk probleem is, zou vanuit de gezamenlijke gemeenten samenwerking gezocht moeten worden met betrekking tot informatie opsporing van deze bedrijfstak. Hierbij valt te denken aan internet, telefoonnummers, dagbladen en dergelijke. Controle en toezicht wordt vervolgens door de politie uitgevoerd. u Men dient alert te zijn op de aanwezigheid van loverboy-praktijken. Onderzocht moet worden of de loverboys actief zijn in Breda. Vervolgens dient besloten te worden hiervoor een plan van aanpak te maken door een deskundige (in- of extern). u De vergunningaanvrager moet langer wachten dan noodzakelijk; door het standaardiseren van procedures kan dit sneller verlopen. Het vervaardigen van standaardformulieren en een standaardprocedure kan dit verbeteren. Met de ervaringen uit het verleden is dit eenvoudig te realiseren. De afdeling Vergunningen en Handhaving van de Dienst Stadsbeheer zal dit verder vorm moeten geven.
Evaluatie Prostitutiebeleid
u Het
opstellen van een procesbeschrijving, een uitvoeringsprioriteitenlijst en een uit voeringsschema is noodzakelijk voor het uitvoeren van het beleid. Momenteel ontbreken deze onderdelen.
Van de drie hoofddoelstellingen ontbreekt een duidelijk overzicht van klachten en meldingen. Om in de toekomst een beter onderbouwde evaluatie te maken van het prostitutiebeleid dient hierin meer inzicht verkregen te worden. Het gaat zowel om klachten en meldingen ten aanzien van overlast, Bouw- en Woningtoezicht en brandveiligheidseisen, gezondheidsaspecten als om criminele activiteiten en mensenhandel. Verder is er nog een aantal aanbevelingen ten aanzien van de verbetering van het beleid en de uitvoering hiervan aan te geven. Het gaat om de volgende zaken:
Toezicht prostitutiecoördinator coördineert het toezicht door duidelijk aan te geven welke partijen voor welk onderdeel verantwoordelijk zijn. In een toezichtplan wordt dit beschreven. Ook de taakverdeling komt in dit plan aan de orde. Procesmatig wordt het toezicht omschreven en van de noodzakelijke modellen voorzien. Een toezicht prioriteitenlijst geeft aan waar de nadruk op komt te liggen voor de komende tijd. De politie, brandweer, GGD en Bouw- en Woningtoezicht worden hierbij betrokken.
u De
Handhaving de handhavingtrajecten niet procesmatig beschreven en gemodelleerd zijn, moet dit worden meegenomen in een toezicht- en handhavingsschema. u Doordat in het HVI ook de handhavingaspecten ten aanzien van prostitutie wekelijks aan de orde komen wordt hiermee sneller dan voorheen op de situatie ingespeeld. Door het verbeteren van het overleg worden afspraken gecontroleerd van elkaar. Hierdoor ontstaat er meer daadkracht. u Omdat
Overleg nadrukkelijker positioneren (= inzichtelijk maken van taken) van de coördinator prostitutiebeleid is noodzakelijk. u De coördinator prostitutiebeleid van de gemeente neemt deel aan het toekomstig landelijke overleg prostitutiebeleid. Hier komen landelijke en regionale aspecten van het prostitutiebeleid aan de orde. In het landelijke overleg is reeds veel van de problemen die in andere gemeenten voorkomen, aan de orde geweest. u De vertegenwoordiger van de GGD zal regelmatig overleg hebben over het prostitutiebeleid met de coördinator. u Knelpunten ten aanzien van de handhaving moeten in het wekelijkse HVI worden opgenomen. u Het
Vergunning
u Aanbevolen
20
wordt de vergunning voor drie jaar te verstrekken. Hiermee wordt de aanvrager niet jaarlijks belast met het aanvragen hiervan. De gemeente wordt ontlast doordat er minder vaak nieuwe vergunningen worden aangevraagd. Indien een bedrijf van exploitant verwisselt zal de vergunning automatisch vervallen. De nieuwe exploitant is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van een nieuwe vergunning. Een voorwaarde is wel dat de politie minimaal vier keer per jaar controles uitvoert. De brandweer dient jaarlijks te blijven controleren. u In verband met de voorgestelde aan te passen looptijd van de vergunning en de gezondheidsaspecten overlegt de vergunninghouder jaarlijks een controle rapport, opgesteld door de GGD, aan de gemeente Breda.
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
BIJLAGE 1 PROJECTGROEP EVALUATIE PROSTITUTIEBELEID
Dienst
Directie
Afdeling
Persoon
DSB DSB DSB DSB ODB DSB Politie Politie Brandweer Brandweer GGD
Buitenruimte Buitenruimte Buitenruimte Buitenruimte ODB Middelen Midden en West-Brabant Midden en West-Brabant Gemeente Breda Gemeente Breda Algemene Gezondheidszorg
Beleid & Programmering Vergunningverlening en handhaving Vergunningverlening en handhaving Vergunningverlening en handhaving Bouw- en Woningtoezicht Communicatie Coördinatie Bestuurlijke zaken Coördinatie Zorgsector Coördinator gebruiksvergunning Teamcoördinator Sociale verpleegkunde
Bert Voeten Géchris Brouwers Cees Brouwers Johan Krijnen C. Verkade Peter Jeucken Henk Oprins Ton Geerards Charles Meijer Frank Mulders Bernadette van Oers
21
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
22
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Bijlage 2 Samenvatting 'Het rode licht uit de schemer (september 2000)'
1
Inleiding In deze bijlage wordt een samenvatting gegeven van de notitie 'Het rode licht in de schemer, het Bredase beleid voor de seksbranche na opheffing van het bordelenverbod' (september 2000). Door de wetswijziging is de gemeente vanaf 2000 in staat gesteld om door middel van een vergunningenstelsel op basis van de APV een actief beleid te voeren met betrekking tot de seksen prostitutiebranche. De APV biedt voldoende mogelijkheden om tot beheersing van de seksen prostitutiebedrijven te komen. Naast de regeling in de APV zijn er andere mogelijkheden om regulerend op te treden, bijvoorbeeld door middel van het positief bestemmen van bepaalde percelen voor prostitutiedoeleinden. Voorts zullen seksinrichtingen gebonden blijven aan bijzondere wetgeving, zoals de Drank- en Horecawet, de milieuwetgeving en regelingen, die eisen stellen aan de inrichting en de veiligheid van het gebouw.
2
Prostitutiebeleid Overeenkomstig de regionale nota worden de volgende drie doelstellingen voor gemeentelijk prostitutiebeleid geformuleerd: A. Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast: in feite gaat het hierbij om vestigingseisen. B. Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee: hierbij gaat het vooral om inrichtings- en hygiëne-eisen voor prostitutiebedrijven. C. Het voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsvoering, het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel.
2.1
Prostitutiebedrijven A.
Vestigingsbeleid
u h andhaving
van de locatie en vestigingsvoorschriften (met uitzondering van het maximum van vijf prostitutiebedrijven voor de binnenstad) en geen vestiging in het buitengebied en op de bedrijventerreinen; u d e vier prostitutiebedrijven, waarvan is geconstateerd dat de ligging akkoord is worden ook als zodanig bestemd in de betrokken bestemmingsplannen. Hiervoor wordt niet een aparte herziening van de desbetreffende plannen gemaakt; de nieuwe bestemming zal worden meegenomen bij de eerstvolgende herziening; u d e drie prostitutiebedrijven, waarvan de ligging niet akkoord is, vallen onder het overgangsrecht hetgeen betekent dat het bedrijf op de betreffende locatie mag blijven totdat een ander de zaak overneemt. Dit betekent dat aan een nieuwe eigenaar een vergunning wordt geweigerd. Deze bedrijven zullen in bestemmingsplantechnische zin worden weg bestemd. De vraag is of op basis van het bestemmingsplan een nieuw bedrijf kan worden tegengehouden. Immers, het gebruik van het perceel als prostitutiebedrijf is reeds jarenlang gedoogd, het bedrijf kan een beroep doen op de beschermende werking van het overgangsrecht, zoals dat in het bestemmingsplan is vastgelegd. Vestiging van een nieuw bedrijf kan alleen worden tegengehouden door weigering van een vergunning op basis van de APV. Dit uitsterfbeleid ten aanzien van deze drie locaties wordt opnieuw bezien, indien het totaal aantal prostitutiebedrijven in Breda niet meer is dan zes. Bij deze discussie wordt de problematiek van de illegale vestigingen in relatie tot de ontwikkelingen in de prostitutiebranche betrokken.
23
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
u in
verband met het gestelde onder het voorgaande wordt het maximumaantal prostitutiebedrijven (vooralsnog) gesteld op 6.
In de (model-)APV is de bepaling opgenomen dat een vergunning kan worden geweigerd onder meer in het belang van de openbare orde, in het belang van het voorkomen of beperken van overlast en/of aantasting van het woon- en leefklimaat of in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid. Deze belangen vormen de grondslag voor de uitoefening van bevoegdheden van de burgemeester c.q. het college van burgemeester en wethouders. Het beleid dat het gemeentebestuur voert wordt neergelegd in een beleidsregels, zoals bedoeld in artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht. De beleidsregels omvatten dus de hierboven omschreven maximumstelsel voor seks inrichtingen en de huidige locatie- en vestigingsvoorschriften voor prostitutiebedrijven. Eén locatievoorschrift is komen te vervallen, namelijk het voorschrift, dat maximaal vijf bedrijven zich binnen de singels mogen vestigen. Dit voorschrift heeft geen praktische betekenis, aangezien in het bestemmingsplan Binnenstad is bepaald, dat - behoudens één bedrijf - geen prostitutiebedrijven in de binnenstad gevestigd mogen zijn. Bovendien sluit toepassing van de andere voorschriften vestiging van prostitutiebedrijven in de binnenstad nagenoeg uit. Hiervoor is reeds opgemerkt, dat de bestemmingsplannen aangepast moeten worden, waarbij vier locaties positief worden bestemd. B
Verbetering positie van de prostituee
B1
Arbeidsomstandigheden
Wanneer de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is -en daarvan is sprake indien er een gezagsrelatie tussen exploitant en prostituee bestaat- zal de Arbo-dienst, in het belang van de werknemers aandacht besteden aan factoren die van invloed zijn op de lichamelijke en geestelijke belasting van prostituees. Werkgevers hebben bijvoorbeeld ook de verplichting om werknemers in de gelegenheid te stellen jaarlijks een zogenaamd Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek te laten ondergaan. De gemeente heeft geen bevoegdheden om een regeling te treffen tot de Arbeidstijden (Arbeidstijdenwet) en de arbeidsvoorwaarden (in strijd met artikel 148 Gemeentewet). De Arbeidsomstandighedenwet is ook van toepassing verklaard op die situaties, waarin er geen sprake is van een gezagsrelatie tussen exploitant en prostituee, bijvoorbeeld indien de prostituee zelfstandig binnen een seksinrichting werkt.
B2
Gezondheidsrisico’s
De aard van het werk en de arbeidsomstandigheden binnen de prostitutie brengen voorts gezondheidsrisico’s met zich mee, onder andere het gevaar om seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder hiv-infecties, op te lopen en te verspreiden. Het is in het belang van zowel de prostituees zelf als de volksgezondheid, dat de prostituees zich goed hiertegen (leren) beschermen en daartoe ook in staat gesteld worden door de exploitanten. In de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) is geregeld dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor onder andere het bevorderen van de (psycho-)hygiëne en het bewaken en bevorderen van de volksgezondheid in relatie tot infectieziekten, waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en aids. De GGD is hierbij de uitvoerende en adviserende instantie. Taken met betrekking tot SOA en aids zijn onder meer: passieve en actieve opsporing, de controle van specifieke groepen, voorlichting en preventie en de coördinatie van activiteiten van regionale samenwerkingsverbanden die betrokken zijn bij de aids-bestrijding.
24
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Op basis van de bepalingen van de WCPV zijn in het gemeentelijke vergunningensysteem voorschriften op het terrein van de volksgezondheid opgenomen en uitgewerkt. De gemeenten stelt in haar verordening specifieke, gezondheidsbevorderende eisen aan vergunninghouders op het gebied van de SOA- en aids-preventie en -bestrijding en de (psycho)-hygiënische begeleiding. Hiermee wordt bijgedragen aan verbetering van de positie van de prostituee. De GGD West Brabant heeft, naar voorbeeld van de Model APV, in de verordening op laten nemen dat een vergunning voor een prostitutiebedrijf geweigerd kan worden in het belang van de gezondheid of zedelijkheid. Op grond hiervan zijn beleidsregels geformuleerd op het terrein van de bedrijfsvoering door exploitanten op het gebied van SOAen aids-preventie en -onderzoek en hygiënebegeleiding, te weten: 1. Voorschriften ter bevordering van de gezondheid: a. De exploitant dient de verpleegkundige/arts van de GGD toegang te verlenen voor het geven van voorlichting over seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s) en andere beroepsrisico’s. b. De exploitant dient er zorg voor te dragen dat er voldoende voorlichtingsmateriaal over SOA’s beschikbaar is, in ieder geval in verschillende talen. c. De exploitant is verantwoordelijk voor het in voldoende mate aanwezig zijn van wettelijk goedgekeurde condooms in het bedrijf en in de werkkamers. d. De exploitant dient de prostituees in staat te stellen zich regelmatig te laten controleren op SOA’s. e. Indien aan het prostitutiebedrijf een vaste arts verbonden is, worden naam en adres van deze arts aan de GGD bekend gemaakt. f. De prostituee kiest zelf de arts die het SOA onderzoek verricht en mag niet gedwongen worden gebruik te maken van de clubarts. g. De uitslag van het onderzoek valt onder het medisch beroepsgeheim in het kader van de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. h. De frequentie van het onderzoek wordt door de prostituee bepaald, i.o.m. de arts. 2. Voorschriften ter bevordering van de hygiëne a. De werkkamers en sanitaire voorzieningen dienen te allen tijde in een zintuiglijk schone staat te verkeren. b. In iedere werkkamer dient vloeibare zeep aanwezig te zijn, (bij voorkeur) papieren handdoekjes en een afvalbak. c. In het bedrijf dienen voldoende schone handdoeken aanwezig te zijn; deze worden na gebruik door schone vervangen. d. Het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks verschoond te worden. e. Na elke klant dient het bedlaken verschoond te worden. f. De matrassen dienen voorzien te zijn van een plastic beschermhoes. g. Hulpstukken moeten na elk gebruik huishoudelijk schoon gemaakt worden. 3. Overige verplichtingen van de exploitant a. Het is de exploitant verboden om te prostituees aan te zetten tot of te verplichten om onveilig (zonder condoom) te werken en te verbieden klanten of diensten te weigeren. b. Het is de exploitant verboden om de prostituees aan te zetten tot of te verplichten alcoholhoudende dranken mee te drinken met de klanten. c. Het is de exploitant verboden om reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen. d. Het is de exploitant verboden om te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door de prostituees. e. Het is de exploitant verboden reclame te maken over veilig seks beleid in het bedrijf, omdat dit een algemeen maatschappelijke norm is en niet specifiek voor een bepaald bedrijf. Tot het basistakenpakket van de GGD behoort reeds de SOA en Aids-preventie/ bestrijding.
25
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Voor extra inzet ten aanzien van de technische hygiënezorg worden de prostitutiebedrijven een maal per jaar in het kader van de behandeling van de aanvraag om vergunning te bezoeken. Om in het bezit te komen van een vergunning dient de exploitant een verklaring van de GGD te overleggen, dat de inrichting voldoet aan de hygiëne-eisen, opgenomen in de beleidsregeling. De kosten per prostitutiebedrijf en/of parenclub bedragen ongeveer f 650,– per jaar. Indien blijkt, dat de voorschriften niet worden nageleefd, zal de GGD de gemeente hierover informeren. De gemeente kan vervolgens de exploitant waarschuwen c.q. een sanctie toepassen. Door deze werkwijze komen de kosten van het GGD-onderzoek rechtstreeks ten laste van de exploitant. Door de vergunning steeds voor de duur van één jaar te verlenen houdt de gemeente de vinger aan de pols waar het gaat om het toezicht op de seksinrichtingen.
B3
Inrichtingseisen
De bouwverordening geeft regels voor hygiëne en brandveiligheid. Ten aanzien van de inrichting en constructie van bouwwerken kunnen voorschriften worden opgelegd. Het gaat hierbij om voorschriften betreffende de toetreding van daglicht, ventilatie, geluidswering, sanitair, brandveiligheidseisen en dergelijke. De inrichting zal over een geldige gebruiksvergunning op basis van de bouwverordening moeten beschikken. Indien een bouwwerk een zodanig gebruik kent dat daaruit gevaar voortvloeit voor de veiligheid of nadeel voor de gezondheid voor de gebruiker of anderen, tengevolge van een van de oorzaken genoemd in het Bouwbesluit en de bouwverordening, dan kunnen burgemeester en wethouders een aanschrijving tot het treffen van voorzieningen en tot het aanbrengen van verbeteringen op grond van artikel 14 en 17 Woningwet uit laten gaan. In de regionale nota prostitutiebeleid zijn de volgende voorschriften ten behoeve van de prostitutiebedrijven opgenomen: 1. In een prostitutiebedrijf dient een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf aanwezig te zijn met een vloeroppervlakte van tenminste 16 m2 en een breedte van 3,35 meter. 2. In een prostitutiebedrijf waar vijf of meer werkruimten aanwezig zijn, dient een keuken aanwezig te zijn met een oppervlakte van tenminste 5m2 en een breedte van tenminste 1,80 meter. 3. Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden. 4. In het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moet voldoende daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn. 5. Elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van ten¬minste 8 vierkante meter, waarvan de breedte tenminste 2,10 meter is. 6. Elke werkruimte moet voorzien zijn van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte elektrische verlichting. 7. Elke werkruimte moet zijn voorzien van een afsluitbare hang-legkast tenzij tot de seksinrichting een kleedkamer behoort. 8. In een prostitutiebedrijf moeten tenminste één heren- en één damestoilet en één badruimte aanwezig zijn per bouwlaag én tenminste één toiletruimte en één badruimte per 5 werkruimtes. 9. De voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een prostitutiebedrijf moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 2 van het bouwbesluit. 10. Een prostitutiebedrijf moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in hoofdstuk 2 van het bouwbesluit van vóór 1993 waarmee alle besloten ruimten kunnen worden verwarmd. 11. Iedere werkruimte moet zijn voorzien van een zogenaamd stil alarm.
26
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
12. De toegangsdeur van een werkruimte mag slechts afsluitbaar zijn als het prostitutiebedrijf een, voor de overige aanwezige prostituees goed bereikbare, op die deur passende moedersleutel aanwezig is.
Deze voorschriften staan niet in het Bouwbesluit, maar zijn als voorschrift aan de te verlenen vergunning op basis van de APV verbonden waardoor toezicht en handhaving van deze eisen mogelijk is. B4
Brandveiligheidseisen
Naast deze voorschriften zijn voorschriften met betrekking tot de brandveiligheid opgesteld. De regionale nota adviseert om voor panden, waarin prostitutie plaatsvindt, waarin vijf of meer personen tegelijk aanwezig kunnen zijn een gebruiksvergunning te vereisen. Concreet betekent dit, dat aan artikel 6.1.1 van de Bouwverordening is toegevoegd, dat voor dergelijke bouwwerken een gebruiksvergunning vereist is. Aan deze vergunning zijn door de brandweer nadere eisen verbonden. Voor panden waarin minder dan vijf personen aanwezig kunnen zijn wordt het niet noodzakelijk geacht een gebruiksvergunning te vereisen. Deze panden dienen overigens op grond van het bepaalde in artikel 6.2.1 Bouwverordening wel te voldoen aan de algemene brandveiligheidseisen zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4 van die verordening. C.
Het voorkomen van strafbare feiten, eisen te stellen aan de bedrijfsvoering
Aangezien het exploiteren van een prostitutie- of escortbedrijf een verantwoordelijkheid met zich kan meebrengen ten aanzien van aspecten, die een uitstraling hebben op de openbare orde en/of consequenties kunnen hebben voor de positie van de prostituee, dienen omtrent de persoon van de exploitant bijzondere eisen te worden gesteld. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de eisen, die aan beheerders en bedrijfsleiders in artikelen 1 t/m 5 van de Drank- en Horecawet en in het besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet zijn neergelegd. Dit heeft als voordeel dat voor seksinrichtingen, waarvoor tevens een vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet is vereist één antecedentenonderzoek kan worden verricht. Ter bescherming van de prostituee en ter voorkoming van mensenhandel zijn veroordelingen inzake zedendelicten, mishandeling en overtredingen van de vreemdelingenwet en de Wet arbeid Vreemdelingen opgenomen. De exploitant is verplicht erop toe te zien, dat er in het prostitutiebedrijf geen strafbare feiten, zoals heling, mishandeling en wapenhandel plaatsvinden. De exploitant heeft een toezichthoudende plicht. Om bestuursrechtelijk te kunnen optreden is niet vereist dat daaraan strafrechtelijke vervolging of veroordeling is voorafgegaan: vaststaan moet slechts dat geen of onvoldoende toezicht is uitgeoefend. Om te voorkomen, dat de prostitutiebedrijven dienen als afzetmogelijkheid voor slachtoffers van mensenhandel is in de verordening opgenomen dat de exploitant zich ervan moet vergewissen dat in zijn inrichting geen vrouwen werken die tot prostitutie worden gedwongen. Vooral buitenlandse vrouwen verkeren in een kwetsbare positie. Zij worden veelal onder valse voorwendsels naar Nederland gelokt en kunnen op verschillende manieren worden gemanipuleerd. In de prostitutie verkeren zij in een volledige afhankelijke positie van de exploitant. In dat kader is in een gemeentelijke regeling de bepaling opgenomen dat er geen ille- gale buitenlandse prostituees in het prostitutiebedrijf werkzaam mogen zijn. De exploitant is hiervoor verantwoordelijk.
27
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
In verband hiermee is aan de vergunning het volgende voorschrift verbonden: 1. het is de exploitant verboden om tijdens de opening personen onder de 18 in het bedrijf aanwezig te hebben 2. de exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen naam, adres, en geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen; 3. de exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht het register als bedoeld in de vorige bepaling ter inzage te geven aan de ambtenaar van politie of de toezichthouder, als bedoeld in artikel 103a van de APV Breda 1997 4. de exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht om alle medewerking te verlenen aan de toezichthouder(s), als bedoeld in artikel 103a van de APV Breda 1997, waaronder in ieder geval het verlenen van de onmiddellijke en onbelemmerde toegang aan deze toezichthouder(s). 2.2
Escortbedrijven Voor escortbedrijven is een vergunningplicht ingesteld. De exploitant dient aan dezelfde gedrags- en bedrijfsvoeringeisen als exploitanten van prostitutiebedrijven te voldoen, alsmede de voorschriften op het gebied van de gezondheid en de overige verplichtingen van de exploitant. Omdat escortbedrijven vaak onder een 06-nummer adverteren, is vaak niet duidelijk waar het bedrijf gevestigd is. Een bedrijf wordt geacht in Breda gevestigd te zijn indien a. het bedrijf bij de Kamer van Koophandel in Breda is ingeschreven of b. het bedrijf nergens is ingeschreven, maar de exploitant in Breda woonachtig is.
2.3
Thuiswerk Prostitutie in de eigen woning is niet vergunningplichtig, aangezien dit strijdig is met artikel 10 van de Grondwet. Tegen thuiswerk wordt opgetreden, indien er sprake is van (ernstige) overlast of indien de woonfunctie van het betreffende perceel als gevolg van de bedrijfsmatige activiteiten in belangrijke mate wordt aangetast.
2.4
Raam- en straatprostitutie Met betrekking tot de raam- en straatprostitutie kan reeds worden opgemerkt dat vanuit een oogpunt van voorkoming van overlast en de bescherming van het woon- en leefklimaat de aanwezigheid van deze vormen van prostitutie niet zullen worden toegestaan. In Breda doen zich deze verschijningsvormen van prostitutie niet voor.
3
Overige seksinrichtingen en sekswinkels De doelstellingen van het beleid met betrekking tot andere seksinrichtingen (seksbioscopen, -clubs en -automatenhallen) is naast het voorkomen van overlast en de bescherming van het woon- en leefklimaat, het voorkomen van ongewenste confrontatie met erotisch-pornografische afbeeldingen. Er zijn vier van deze inrichtingen. Er is geen sprake van overlast. Het huidige aantal is al jaren constant. Er worden nauwelijks nieuwe aanvragen gedaan. Het huidige aantal voorziet kennelijk in de behoefte. In het betreffende bestemmingsplan zijn deze inrichtingen als 'seksshops' opgenomen in de lijst met afwijkende functies. Gelet op het gebruik is deze vermelding niet geheel dekkend. In het bestemmingsplan zijn deze inrichtingen conform het huidige gebruik bestemd. Prostitutie is in ieder geval niet toegestaan. Voorts is voor deze inrichtingen een vergunning vereist. In de nadere regels voor seksinrichtingen wordt aan deze categorie een maximumstelsel te verbinden, waarbij er niet meer vergunningen worden verleend dan vijf. Aan de exploitant worden dezelfde gedragseisen als aan exploitanten van prostitutiebedrijven gesteld.
28
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Vestigingsregulering van deze winkels vindt plaats via het bestemmingsplan. Het huidige artikel 67 van de APV 1997 blijft gehandhaafd. Voor de enige sekswinkel in Breda wordt geadviseerd de bestemming 'gemengde doeleinden', waaronder ook detailhandel valt, te handhaven. 4
Sluitingsuur In het prostitutiebeleid is opgenomen dat bij de vaststelling van het sluitingsuur ten aanzien van prostitutiebedrijven wordt aangesloten bij de regeling in de APV. In Breda is het sluitingsuur geregeld in de Drank- en Horecaverordening. De reguliere sluitingstijd voor horeca-inrichtingen is daarin bepaald op 02.00 uur.
5
Overgangssituatie Een vergunning op grond van de APV Breda 1997 wordt niet eerder verleend dan nadat is komen vast te staan dat er een gebruiksvergunning op grond van de bouwverordening is verleend. Voor bestaande bedrijven is die gebruiksvergunning verleend. De exploitanten moeten voldoen aan een aantal gedragseisen. Indien een huidige exploitant of een beheerder hieraan niet voldoet zou hem/haar een vergunning geweigerd moeten worden. Het feit, dat dit lange tijd is gedoogd doet hieraan niets af.
6
Handhaving Voor de handhaving van het beleid ten aanzien van de seksbranche zijn de belangrijkste handhavers: de gemeente, het openbaar ministerie en de politie. De GGD heeft een adviserende taak. In de regionale nota prostitutiebeleid zijn afspraken gemaakt over het handhavingsbeleid. Daarbij is gebruik gemaakt van het 'Handboek lokaal prostitutiebeleid' van het Ministerie van Justitie en voorbeelden van handhavingsarrangementen in Limburg Zuid en Twente. Er zijn afspraken gemaakt over: a. Regionale contactpersonen. b. Toegangsbevoegdheid opsporingsambtenaren. c. Handhaving politie en justitie. d. Sanctiemaatregelen. Ad a. Regionale contactpersonen Binnen elke instantie, belast met toezicht en opsporing worden contactpersonen opgesteld. Deze voeren ten minste twee keer per jaar overleg. In Breda vindt dit overleg reeds plaats in de werkgroep prostitutiebeleid. Daarin worden ook de handhavingacties op elkaar afgestemd. Ad b. Toegangsbevoegdheid De toegangsbevoegdheid van opsporingsambtenaren is geregeld in hoofdstuk 6 van de APV Breda 1997 en de Gemeentewet en de Algemene wet op het binnentreden. De toegangsbevoegdheid van toezichthouders is geregeld in de Algemene wet op het binnentreden en de artikelen 5.11 t/m 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht. De toegangsbevoegdheid van functionarissen van de GGD worden afzonderlijk middels een uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders geregeld.
29
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Ad c. Handhaving door politie en Openbaar Ministerie Mensenhandel is door het Openbaar Ministerie als beleidsprioriteit benoemd en is als expliciet beleidsthema genoemd in het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002. De doelstellingen van de wetswijziging kunnen onder andere bereikt worden door de inrichtingen regelmatig te controleren op strafbare feiten. Controles vinden plaats op de navolgende gronden: u Een vermoeden of melding van in de inrichting gepleegde strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld heling, wapen- of drugshandel, geweldpleging et cetera. u Een vermoeden of melding van strafbare feiten gepleegd door de exploitant, zoals betrokkenheid bij mensenhandel of het in dienst hebben van minderjarige of illegale prostituees. u Controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). u Controle op grond van de APV. De politie zal op grond van landelijk vastgestelde regels die vertaald zijn in regionaal beleid, tenminste zes keer per jaar een controle uitvoeren op de prostitutiebedrijven. De politie heeft in elk district een prostitutieteam geformeerd dat vanuit de politie multi disciplinair is samengesteld uit zeden- en vreemdelingenrechercheurs die de controles zullen uitvoeren. De politie heeft de opsporing van mensenhandel en de controle op prostitutiebedrijven structureel in de korpsformatie ingebed. In verband met integriteit en veiligheid hanteert de politie een gedragscode voor het bezoeken van de seksbedrijven. Ad d. Sanctiemaatregelen In de regionale nota prostitutiebeleid is een handhavingarrangement opgenomen. Voordeel hiervan is dat binnen de politieregio een eenduidig handhavingsbeleid gevoerd wordt en dat wordt voorkomen dat er verschuivingeffecten optreden.
30
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Bijlage 3 Knelpuntennotitie Prostitutie, Plan van aanpak Ordening & Bescherming Prostitutiesector (juli 2004) In deze bijlage is een beknopte samenvatting gegeven van de belangrijkste onderwerpen, knelpunten, oplossingsrichtingen en maatregelen in het landelijke prostitutiebeleid. Gemeentelijk prostitutiebeleid Bestuurlijke handhaving Knelpunt: Lokale verschillen in de mate waarin de gemeenten het door hen vastgestelde prostitutiebeleid uitvoeren handhaven. Deze differentiatie in beleid en handhaving heeft in de praktijk gevolgen. Ongewenste vormen van exploitatie doen zich vooral voor op de plaatsen waar geen of onvoldoende beleid of handhaving plaatsvindt. Aanbeveling: Bij gemeenten zal er op aangedrongen worden dat zij zoveel mogelijk gebruik maken van modellen en handhavingsarrangementen, zoals die zijn ontwikkeld in het project 'Flankerend beleid opheffing algemeen bordeelverbod'. Knelpunt: Bestuurlijke handhaving in de prostitutiebranche. Oplossingsrichting 1: Best-practices voor bestuurlijke handhaving in de prostitutiebranche (uit de pilots van het actieprogramma Handhaven op niveau) worden verspreid naar alle gemeenten. Het gaat om de best-practices voor: u Bestuurlijke handhaving in de escortbranche u Regionale samenwerking in de bestuurlijke handhaving; u Programmatisch handhaven in de prostitutiesector; u Het inrichten van één loket voor de branche, frontoffice/backoffice u Een draaiboek voor handhaving; u Voorlichting aan prostituees en exploitanten. Oplossingsrichting 2: Verduidelijking van de rol van het bestuur en de politie in het bestuurlijke toezicht. De beste resultaten zijn bereikt in die gemeenten, waar het bestuurlijk toezicht op de exploitatievoorwaarden aan de politie werd gemandateerd en waar het bestuur adequaat vervolg aan dit toezicht gaf. Het instrument van bestuurlijke handhaving en een daaraan gekoppeld bestuursrechterlijk sanctiebeleid (met in het uiterste geval sluiting van het prostitutiebedrijf) blijkt het meeste effect te sorteren om kwaadwillende exploitanten uit de branche te weren of te verwijderen of hen te dwingen tot het naleven van de gestelde regels. Dreiging met een (tijdelijke) sluiting of het verlies van de exploitatievergunning weegt voor hen vele malen zwaarder dan een eventuele geldboete. Knelpunt: Bestuurlijke handhaving in verborgen en niet-locatie gebonden sectoren van de prostitutie (onder andere escortbranche) Oplossingsrichting: U it pilotprojecten is de volgende aanpak uit de best practices naar voren gekomen voor de bestuurlijke handhaving in de prostitutiesector: 1. Stappenplan; 2. Handreiking onderzoek open bronnen; 3. Modelbrieven voor informatie over escortbedrijven voor kranten en belbedrijven; 4. Checklist voor een zienswijze gesprek exploitant zonder vergunning; 5. Protocol voor toezicht via afspraak; 6. Modelbrieven voor toepassing van een last onder dwangsom.
31
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
De volgende maatregelen zijn voorgesteld: u De verspreiding van de best-practices betreffende de bestuurlijke handhaving in de escortbranche zal plaatsvinden op een wijze waarbij de gemeente begeleiding kan worden gegeven bij het toepassen van de ontwikkelde instrumenten. u De wet op de Politieregisters zal worden vervangen door de ‘Wet politiegegevens’, waardoor een ruimere bevoegdheid aan de politie wordt gegeven om gegevens uit te wisselen met relevante partners. u Een landelijk registratiesysteem voor (escort)vergunningen wordt opgezet, om het toezicht op de escortbedrijven beter mogelijk te maken (o.a. door koppeling van dit systeem aan Bibob). u Een gedragscode voor kranten (en internetproviders) wordt ontwikkeld, die het plaatsen van advertenties van escortbedrijven alleen met vermelding van een KvK-nummer mogelijk maakt. u Bij de gemeenten wordt erop aangedrongen dat zij een juridische basis scheppen voor het reguleren en controleren van escort, om verplaatsingen te voorkomen en het toezicht te verbeteren. u Bij de gemeenten zal erop aangedrongen worden dat zij in regionaal verband duidelijke afspraken maken over de de prioriteit die gegeven wordt aan het toezicht op de escortbranche en over de samenwerking tussen de betrokken partners (gemeente, politie, OM, belastingdienst, arbeidsinspectie). u De privacyregels die gelden met betrekking tot het beschikbaar stellen van informatie over de identiteit van adverteerders of eigenaars van mobiele telefoons aan bestuurlijke toezichthouders zullen worden verduidelijkt en aan betrokkenen worden verspreid. u Onderzocht wordt of de integrale vergunningverlening/ontheffing mogelijk is voor bedrijven die zowel locatiegebonden prostitutie als escort aanbieden. u Onderzocht wordt in hoeverre voor het bestuurlijk toezicht relevante informatie door BD en UWV effectief beschikbaar kan worden gesteld. Knelpunt: De bestuurlijke handhaving in het niet vergunde deel van de prostitutiebranche. Landelijk gezien vindt er een verschuiving plaats van strafbare vormen van exploitatie van de legale en vergunde branche naar het niet-vergunde en illegale deel van de branche (Korpsmonitor 2003). In veel gevallen zal het echter om vermoedens gaan, bijvoorbeeld bij prostitutie in hotels of koffiehuizen, en blijkt het moeilijk om gefundeerd aan te tonen dat het illegale praktijken betreft. Oplossingsrichting: v erduidelijking van de rol van bestuur en politie in het bestuurlijk toezicht; escort. Hier wordt verwezen naar het eerder genoemde stappenplan en een verdeling van de stappen over de gemeente en de politie. Hier zal nader overleg over moeten plaatsvinden. Vestigingsbeleid Knelpunt: Gebrek aan doorstroom van exploitanten in de branche. Uit de evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod blijkt dat er vrijwel nergens mogelijkheden zijn voor het starten van een nieuw bedrijf. Behalve dat daardoor een nieuwe generatie exploitanten met oog voor de belangen en rechten van prostituees geen kans krijgt, zou hierdoor ongewild ook de kans op het terugdringen van illegale activiteiten verkleind worden. Vraag en aanbod zullen immers blijven bestaan en zich bij gebrek aan legale mogelijkheden begeven in minder zichtbare vormen van exploitatie. Voor het bereiken van de doelstellingen van de legalisatie (b.v. bescherming van de positie van de prostituee) is een zekere doorstroom van exploitanten noodzakelijk. Maatregel: H et ministerie van binnenlandse zaken verspreidt een circulair waarin wordt gewezen op het belang van voldoende mogelijkheden voor het vestigen van een prostitutiebedrijf.
32
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Prostitutie als arbeid Arbeidsrelaties Knelpunt: Arbeidsrelaties binnen de prostitutiebranche zijn onduidelijk vormgegeven. Maatregel: D e belastingdienst en het UWV beoordelen de door de prostitutiesector ontwikkelde modelcontracten op consequenties voor belasting- en premieheffing. Uitstappen Knelpunt: Beëindigen van werkzaamheden wordt bemoeilijkt door het ontbreken van voorzieningen. Maatregel 1: G emeenten worden gestimuleerd hun beleid te expliceren ter zake van bijstandsuitkeringen aan prostituees die het vak niet langer willen of kunnen uitoefenen. Maatregel 2: E r worden projecten over uitstapprogramma’s gestimuleerd en er worden workshops voor gemeenten georganiseerd. Maatregel 3: C ursusmodules en best-practices worden ontwikkeld die zijn toegesneden op de specifieke situatie en mogelijkheden van prostituees die zich op ander werk willen oriënteren. Maatregel 4: E r wordt een uitstapprogramma met individueel hulpverleningsaanbod ontwikkeld, gericht op resocialisatie en psychosociale ondersteuning. Positieversterking prostituees Knelpunt: De positie van prostituees is nog onvoldoende sterk om elke vorm van dwang of manipulatie bij het intreden of werken in de prostitutie uit te sluiten. Oplossingsrichting: A ctieve handhaving van het lokaal prostitutiebeleid met behulp van modelcontracten en een kwaliteitskeurmerk spelen hierin een belangrijke rol. Een subsidieregeling emancipatieprojecten staat open voor projecten gericht op vrouwen in kwetsbare posities. Gezondheid Knelpunt: Gezondheidsrisico’s in de prostitutiesector. Ter bescherming van de gezondheid van prostituees en klanten alsmede van de volksgezondheid moeten maatregelen genomen worden om het risico van overdracht van SOA zoveel mogelijk te beperken. Oplossingsrichting 1: preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen. Hiervoor wordt een circulair opgesteld voor gemeenten waarin het belang van opnemen en handhaven van vergunningsvoorwaarden met betrekking tot volksgezondheid en preventie SOA is aangegeven. Ook wordt voorlichtingsmateriaal ontwikkeld betreffende volksgezondheid en preventie SOA. Oplossingsrichting 2: gezondheidsbevorderingsbeleid op gemeentelijk niveau. Met name de prostituees die in de illegaliteit werken worden niet of nauwelijks bereikt. Maatregel: O m het bereik te verbeteren zal SOA Aids Nederland in samenwerking met de GGD’s aanvullende voorlichtingsmethoden en -materialen ontwikkelen. Oplossingsrichting 3: verbetering van test- en behandelvoorzieningen Maatregel: D e minister van VWS heeft in 2003 besloten de test- en behandelvoorzieningen voor SOA te verbeteren. Er komen 10 tot 15 landelijk gespreide SOA-centra, georganiseerd door de GGD’s. Oplossingsrichting 4: nadere eisen in verband met SOA-onderzoek. Een deel van de prostituees wordt medisch onderzocht door zogenaamde clubartsen. Ter bevordering van kwalitatief goed SOA-onderzoek moeten in het gemeentelijke prostitutiebeleid nadere eisen worden gesteld aan de clubartsen.
33
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Prostitutie in bedrijf Zelfregulering Knelpunt: De prostitutiebranche kent nog onvoldoende zelfregulering, wat een belemmering voormt voor het bereiken van de doelstellingen bij het opheffen van het algemeen bordeelverbod. Oplossingsrichting: k eurmerk voor prostitutiebedrijven. Hierdoor ontstaat er een mogelijkheid voor prostitutiebedrijven die voldoen aan een aantal kwaliteitseisen zich te onderscheiden van andere prostitutie bedrijven. Dit zal het voor legale bedrijven die volgens de eisen van de overheid werken financieel interessant zijn. Hierdoor wordt de relatie met de overheid verbetert en illegale bedrijven worden gestimuleerd legaal te gaan werken. Imago en acceptatie van de branche Knelpunt: Het imago van de prostitutiebranche is slecht. Het is zaak dat prostitutiebedrijven zich zo snel mogelijk gaan gedragen als ‘normaal’ bedrijf en dat exploitanten zich gaan gedragen als ‘goed werkgever’ of ‘goed verhuurder’. Verbetering van het imago is ook noodzakelijk om te komen tot acceptatie van prostitutiebedrijven door banken en verzekeringen. Een keurmerk voor bedrijven die zich onderscheiden van de rest zal hierin verbetering kunnen brengen. Opsporing en vervolging Onzichtbaarheid en onvindbaarheid Een majeur knelpunt bij de opsporing en vervolging van strafbare vormen van exploitatie vormt de onzichtbaarheid en onvindbaarheid van het niet-vergunde deel van de branche. Voor de uitwerking van oplossingsrichtingen is het knelpunt ónzichtbaarheid en onvindbaarheid van het niet-vergunde deel van de branche’hieronder gesplitst in een knelpunt tot het verkrijgen van informatie die voor succesvolle opsporing en vervolging noodzakelijk is en een knelpunt met betrekking tot extra inzet (capaciteit) van politie en OM die voor succesvolle opsporing en vervolging in dit onzichtbare gedeelte noodzakelijk is. Informatie Knelpunt: Gebrek aan opsporingsinformatie. Oplossingsrichting: v ergroten van de aangiftebereidheid van slachtoffers en getuigen. Naast de (on)mogelijkheden van anonieme aangifte is er aandacht voor het geven van vertrouwen aan het slachtoffer middels een goede voorlichting in verband met de risico’s en over de mogelijkheden en voorzieningen die kunnen worden geboden. De volgende maatregelen worden geboden: Maatregel 1: In de nieuwe Aanwijzing Mensenhandel, van het College van procureursgeneraal zal worden benadrukt dat het slachtoffer goed wordt voorgelicht over de risico’s die met het doen van aangifte samenhangen en over de mogelijkheden en voorzieningen die kunnen worden geboden. Maatregel 2: In een aantal politieregio’s wordt in vaste teams samengewerkt met partners die informatie over prostitutie kunnen verstrekken en signalen van mogelijke loverboys of slachtoffers kunnen melden. Verder wordt door deze teams intensief contact met prostituees en exploitanten gehouden om infomatie te verkrijgen die kan bijdragen aan de opsporing en vervolging van strafbare feiten, zoals mensenhandel. Deze activiteiten worden beschreven als ‘goede praktijk’ door het ministerie van binnenlandse zaken en verspreid onder de regiokorpsen. Maatregel 3: Het kabinet zal de pilots ‘safe houses’ ondersteunen. Dit zijn geheime particuliere opvangadressen waar vrouwen met een groot veiligheidsrisico kunnen worden ondergebracht.
34
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Maatregel 4: H et kabinet zal de nauwe samenwerking tussen politie en vrouwenopvang stimuleren met het oog op de opvang en bescherming van slachtoffers van mensenhandel. Bij Nederlandse slachtoffers kan dit door zicht te geven op goede opvang en hulpverlening en in de gelegenheid te stellen om uit de prostitutie te stappen. Buitenlandse slachtoffers van mensenhandel verkrijgen in beginsel alleen een tijdelijk verblijfsrecht waarvan de duur gekoppeld is aan de procedure tegen de verdachte(B9 regeling). Ten behoeve van de terugkeer van slachtoffers van mensenhandel zullen de ambassades in de belangrijkste landen van herkomst worden voorzien van richtlijnen bij de financiering van projecten op het gebied van mensenhandel, in het bijzonder projecten gericht op preventie en reïntegratie. Oplossingsrichting: A andacht voor slachtoffers van mensenhandel in het vreemdelingentoezicht verbeteren. Aandacht voor slachtoffers van mensenhandel in het vreemdelingentoezicht verbeteren. In de draaiboeken voor acties die in het kader van vreemdelingen toezicht worden verricht wordt standaard opgenomen dor de politie dat slachtoffers van mensenhandel de gelegenheid krijgen om daarvan aangifte te doen. Het een en ander wordt dit jaar belegd in het kwaliteitsprogramma Politiële Vreemdelingentaken. Oplossingsrichting: A noniem melden van signalen van van mensenhandel door burgers (inclusief klanten) stimuleren. Maatregel: V ia klanten-websites, websites van exploitanten en via de prostitutiebedrijven zullen klanten worden voorgelicht over gezondheidsrisico’s en (signalen van) mensenhandel en worden gewezen op de mogelijkheid om strafbare feiten anoniem te melden. Voorlichting over deze risico’s wordt meegewogen bij het al dan niet verlenen van een keurmerk. Oplossingsrichting: Verbeteren van informatiegestuurde opsporing (IGO). Maatregel 1: D e directe beschikbaarheid van informatie uit het vreemdelingen toezicht voor de recherche wordt gewaarborgd, ondermeer door de politie directe inzage te geven in de voor de opsporing relevante systemen van de vreemdelingen keten (zoals BVV). Vanaf 1 oktober 2004 zijn voorzieningen getroffen waardoor de politie inzage krijgt in de relevante systemen van de vreemdelingenketen. Maatregel 2: P olitie en justitie investeren in de informatiegestuurde opsporing van mensen handel (het IGO-concept). Hiertoe wordt onder andere gewerkt aan de invoering van de Politie Suite Opsporing (PSO), de toekomstige verzameling van ICT-voor zieningen op het gebied van opsporing. In 2004 is gestart met de gefaseerde invoer van PSO. Maatregel 3: In het kader van plotiële vreemdelingentoezicht wordt actief aandacht gegeven aan het onderkennen van signalen van mensenhandel. Deze informatie wordt vanuit het vreemdelingentoezicht ter beschikking gesteld voor opsporings onderzoeken mensenhandel. Ook wordt deskundigheid vanuit de vreemdelingenpolitie ingebracht bij rechercheonderzoeken. Binnen de daarvoor afgesproken procedures wordt een en ander nader ingevuld, bij de invulling van de íntensivering operationeel vreemdelingentoezicht’uit het landelijk Kader Nederlandse Politie. Maatregel 4: M et diverse relevante organisaties vindt nader overleg plaats over de uitwisseling van informatie ten behoeve van de (pre)opsporing van mensenhandel. Capaciteit en inzet Knelpunt: beperkte capaciteit opsporing en vervolging. Uit de Korpsmonitor 2003 van de Nederlandse Politie is op te maken, dat inmiddels een redelijk transparant en schoon deel van de branche is ontstaan waar het gaat om legale (vergunde) en gecontroleerde bedrijven. Hierbij moet vooral de bestuurlijke sanctie van sluiting van het bordeel
35
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
als zeer succesvol ‘stok achter de deur’ worden gezien. De gecontroleerde bedrijven werken steeds beter mee aan het bestuurlijk toezicht en waken er voor minderjarigen en illegalen tewerk te stellen. Politie en justitie zijn nu bezig om vanuit dit gesaneerde deel de mensen handel in de niet-vergunde sectoren aan te pakken. Politie Door de politie worden, mede naar aanleiding van de rapportage van Nationaal Rapporteur Mensenhandel, concrete maatregelen voor verbetering van de opsporing van mensenhandel geformuleerd en geïmplementeerd. Maatregel 1: Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de contactpersonen mensenhandel bij de korpsen (in de expertgroep mensenhandel). Daarin wordt expertise gedeeld en de aanpak van mensenhandel besproken. Maatregel 2: Binnen de politie wordt (vanaf oktober 2004) een specifieke opleiding gegeven voor de opsporing van mensenhandel en de bejegening van slachtoffers van mensenhandel. Maatregel 3: De politie vult een registratiesysteem (IKPS), waarin zowel (potentiële) slacht offers van mensenhandel als handelaren zelf worden geregistreerd, zodat informatie-uitwisseling tussen korpsen wordt verbeterd. Maatregel 4: De voorstellen uit het project Prostitutie/mensenhandel worden in alle korpsen geïmplementeerd. Maatregel 5: Met de nieuw ontwikkelde opleidingen ‘MDOM (documenten)’ en ‘Prostitutie controle’ wordt de inhaalslag gerealiseerd, waarbij de korpsen hun deskundigen inzetten als docent. Maatregel 6: Binnen de rechercheopleidingen van het nieuwe politieonderwijs wordt een mensenhandelmodule gerealiseerd. Maatregel 7: Ontwikkelingen in het land worden op de voet gevolgd, ervaringen worden uitgewisseld, (verbeter)voorstellen worden ontwikkeld en aangeboden, zowel aan de korpsen, bestuur als justitie. Maatregel 8: Aan de Nederlandse positie ten opzichte van andere landen in het kader van de (internationale) mensenhandel wordt aandacht besteed. Maatregel 9: Onderzoeken mensenhandel worden op gang gebracht, door deskundige controles en intensieve informatieverzameling, analyse, informatie-uitwisseling en het detecteren van (potentiële) slachtoffers en verdachten van mensenhandel. Maatregel 10: De oprichting en inrichting van een Joint Investigation Team (JIT) zal worden ondersteund. Maatregel 11: Vanwege de te verwachten vervlechting van de artikelen mensensmokkel en het nieuwe artikel mensenhandel wordt de toedeling van opsporingsonderzoeken mensensmokkel opnieuw in beschouwing genomen (rol KMar, rol politie). Maatregel 12: Vanwege de vernieuwing (uitbreiding) van het artikel mensenhandel wordt het uitvoeren van opsporingsonderzoeken ter zake van mensenhandel buiten de prostitutie opnieuw in beschouwing genomen, waarbij bijzondere opsporingsdiensten, zoals SIOD/ECD, belastingdienst, et cetera in beeld komen. Openbaar ministerie Ook door het openbaar ministerie worden maatregeen getroffen om de opsporing en vervolging van mensenhandel verder te verbeteren. Maatregel 1: D e Aanwijzing van Mensenhandel van het College van procureurs-generaal zal worden vernieuwd. Maatregel 2: H et College van PG’s stuurt een brief aan de hoofden van parketten, waarin de hoofdofficieren wordt gevraagd om de problematiek van mensenhandel aan de orde te stellen in het driehoeksoverleg. Oplossingsrichting: grotere inzet van andere actoren/ketenpartners. Maatregel: A angezien de bestuurlijke handhaving en strafrechtelijke handhaving moet worden verricht door politie, Om en gemeenten gezamenlijk, zal dit onderwerp regelmatig aan de orde komen in het overleg tussen ketenpartners.
36
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Loverboys Loverboys zijn (vooral jonge) criminelen die samen met vrienden of in familieverband (jonge) vrouwen emotioneel en sociaal van hen afhankelijk maken met als doel ze in de prostitutie aan het werk te zetten. Niet zelden worden deze meisjes onder bedreiging gedwongen in de prostitutie te blijven en hun geld af te geven. Maatregel: inrichting van een landelijk expertisepunt Jeugdprostitutie Oplossingsrichting: v erbetering optreden politie/justitie en hulpverlening in een justitieel kader. Maatregel: Gesystematiseerde informatie over werkwijze en profielen loverboys wordt ingebed in de opleiding politie en OM en wordt verspreid binnen de regiokorpsen Oplossingsrichting: gesloten opvang in een justitiële jeugdinrichting Maatregel: M inderjarige slachtoffers worden binnen een week na aanmelding in een JJI geplaast. Onderzocht wordt of opvang in een JJI ook het meest geschikt is. Oplossingsrichting: ontwikkeling specifieke hulpverleningsmethodiek Maatregel: V erschillende instellingen zijn bezig een hulpverlenings- en preventieaanbod voor deze groep te ontwikkelen. Oplossingsrichting: Ondersteuning hulp en opvang. Maatregel: De hulpverlening en opvang van risicomeisjes en praktiserende jeugdigen vraagt een specifieke aanpak. Deze aanpak bestaat uit drie onderdelen: netwerken, specifieke hulpverlening en opvang. Dit is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten. Voorlichting Knelpunt: Onvoldoende informatie over het vestigingenbeleid van gemeenten Maatregel: In een circulaire zal aan de gemeenten worden gewezen op het belang van het op orde brengen van het prostitutiebeleid en vergunningstelsel en op het belang van het informeren van belanghebbenden hierover. Knelpunt: Onduidelijke vormgeving van arbeidsrelaties. Maatregel: B elastingdienst en UWV ontwikkelen voorlichtingsmateriaal met betrekking tot fiscale en sociale-zekerheidsaspecten in overleg met partijen in de branche. Doelgroepen Er is onderzocht of er voldoende materiaal beschikbaar is voor de verschillende doelgroepen, te weten de (potentiële) prostituees, de exploitanten, de klanten en de gemeenten. Knelpunt: onvoldoende informatie aan buitenlandse prostituees enerzijds en potentiële prostituees in binnen- en buitenland. Maatregel: Er wordt extra aandacht besteed aan de voorlichting van buitenlandse prostituees en potentiële prostituees in binnen- en buitenland, waarbij wordt aangesloten bij de meer algemene voorlichting over werken in Nederland. Verspreiding van informatie Knelpunt: Er is nog geen landelijk dekkend netwerk van regionale steunpunten. Maatregel: Een landelijk dekkend netwerk van regionale steunpunten wordt.
37
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
38
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
BIJLAGE 4 Seksinrichtingen, sekswinkels en escort-bedrijven gemeente breda (januari 2005)
Prostitutiebedrijven 1.
Reeperbahn, Belcrumweg 46, Breda Exploitant: de heer Leijdekkers Locatie akkoord Vergunning afgewezen - januari 2005
2.
Erotisch Centrum, Haagweg 199, Breda Exploitant: de heer H.H. Dufour Locatie akkoord
3.
Cabine Showclub, Mauritsstraat 16, Breda Exploitant: de heer Exploitant: R.J.A.M. Schepers Bocht 2, Breda Locatie akkoord
3a.
Boys Intiem, Mauritsstraat 16a, Breda Exploitant: R.J.A.M. Schepers Bocht 2, Breda Locatie akkoord
4.
Club Pompidou, Ulvenhoutselaan 92, Breda Exploitant: de heer J.I.Z. Syanamural Locatie akkoord
5.
Fantasy, Haagweg 456, Breda Exploitant: mevrouw J.D.C.M. Neelen Locatie op termijn niet akkoord
6.
Huize Sandra, Speelhuislaan 60, Breda Exploitant: de heer A.J. Harnas Locatie op termijn niet akkoord
7.
Erotische sauna, Nikkelstraat 26, Breda Exploitant: Mevr. C. den Hollander (zonder vergunning - aanvraag loopt) Locatie akkoord
8.
Huize Karin, Nijverheidssingel 99, Breda Exploitant: ?? (zonder vergunning - aanschrijven om tot sluiting over te gaan) Locatie niet akkoord
9.
assage Wendy, Prins Hendrikstraat 162 M Exploitant: ?? (zonder vergunning - onderzoek loopt - aanschrijven om tot sluiting over te gaan of dwangsomprocedure) Locatie niet akkoord
10.
SM Paradise, Academiesingel 42/42a Exploitant: mevrouw Segeren (zonder vergunning - last onder dwangsom) Locatie niet akkoord
39
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Overige seksinrichtingen 1.
Hot Lips Haagdijk 19 Exploitant: de heer M.C. Blanken Dijklaan 95 Breda
2.
Adultshop Haagdijk 23-25 Exploitant: V.O.F. Stigter en Verbeek Paradijsselpark 196 Capelle a/d IJssel
Escortbedrijven Monica Escortservice De heer J.J. van Someren Wijnkoperstraat 20 4813 HK Breda Weigeren van de vergunning wegens slecht gedrag (7-12-2004) Valentino’s Escortservice De heer M.C.A Valentijn Bergdreef 30 4822 TM Breda Vergunning verleend (22-10-2004) Escortbedrijf Alexandra De heer H.W.C.D. Heeren Nuijtsstraat 21 4814 EM Breda Opgehouden te bestaan (5-7-2004)
40
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
BIJLAGE 5 Aantal seksinrichtingen in de regio Midden- en West-brabant (december 2004)
District Breda Baarle-Nassau Breda* Etten-Leur Fijnaart Moerdijk Zevenbergen Zundert
Aantal per kern
Aantal per district (in 2000 waren er 25 seksinrichtingen)
4 25 (29)* 9 (13)* 1 1 2 1 5
District Bergen op Zoom - Roosendaal Aantal per kern
Aantal per district (in 2000 waren er 24 seksinrichtingen)
Bergen op Zoom 2 26 Ossendrecht 2 Putte 10 Roosendaal 10 Rucphen 1 St. Willebrord 1 District Tilburg Tilburg Oisterwijk District Oosterhout/Waalwijk Loon op Zand Made Sprang Capelle Waalwijk
Aantal per kern
8 1
Aantal per kern
9
Aantal per district (in 2000 waren er 3 seksinrichtingen)
1 2 1 1
Totaal Midden en West Brabant*
* (…) Inclusief vermoedelijk illegale seksinrichtingen
41
Aantal per district (in 2000 waren er 4 seksinrichtingen)
4
60 (64)* (in 2000 waren er 56 seksinrichtingen)
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
42
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
Bijlage 6 Checklist GGD
43
Bijlage Evaluatie Prostitutiebeleid
44