Evaluatie Ketenmobiliteit 1999-2002 Management samenvatting
Evaluatie Ketenmobiliteit 1999-2002
Management samenvatting Doel en onderzoeksvragen Het doel van het project is gedefinieerd als ‘de evaluatie van de resultaten en de effectiviteit van projecten die zijn uitgevoerd in de periode 1999-2002 in het kader van het subsidieprogramma Ketenmobiliteit’.
1.
De te beantwoorden onderzoeksvragen waren: Welke marktpositie hebben de gesubsidieerde projecten inmiddels ingenomen?
2.
Welke projectoverstijgende conclusies zijn hieruit te trekken ten aanzien van de succes- en faalfactoren van de projecten, lessons learnt voor toekomstige programma’s en adviezen naar de toekomstige doelgroepen?
Methodologie Mobycon heeft eerst alle 98 projecten gebundeld tot 77 concepten, waarbij één concept kan bestaan uit één of meer toegekende subsidieaanvragen met betrekking tot hetzelfde onderwerp. Vervolgens zijn de volgende stappen doorlopen: • Om de eerste onderzoeksvraag te beantwoorden is een inventarisatie uitgevoerd van de huidige status van de 77 concepten aan de hand van een database van SenterNovem, Internet en telefonische interviews. •
Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: •
Interviews met 20 projectleiders van projecten die in overleg met SenterNovem zijn geselecteerd.
•
Een tweetal workshops, met focus op de thema’s fiets, OV, geïntegreerde modaliteiten en aanvragen door verenigingen/stichtingen.
•
Twee literatuuronderzoeken (fiets, OV-reisinformatie).
Huidige marktpositie Op grond van de uitgevoerde inventarisatie kunnen de volgende conclusies worden getrokken omtrent de huidige marktpositie van de 77 con•
cepten binnen het programma Ketenmobiliteit: Eén op de drie gestarte KTM projecten bestaat nog Van alle Ketenmobiliteit-projecten die zijn uitgevoerd in de periode 19992002 loopt ongeveer een derde nu (2008) nog. Bijna 45% van de projecten heeft geen duurzaam vervolg gekregen.
Mobycon
pagina 1
Evaluatie Ketenmobiliteit 1999-2002
•
Veel fietsprojecten zelfstandig verder Het percentage projecten dat zelfstandig (zonder subsidie) verder is gegaan is onder de modaliteit ‘Fiets’ het hoogst: 40% van de projecten is na het afronden van het project zelfstandig zonder subsidie verder gegaan. Binnen het thema ‘Nieuwe Modaliteiten’ is slechts één van de tien projecten na afronding zelfstandig verder gegaan en vandaag de dag nog ope-
•
rationeel. Praktijk Experiment relatief succesvol Ruim 40% van de Praktijk Experimenten is na afronding zelfstandig verder gegaan. Voor de Haalbaarheidsprojecten is dit percentage slechts 10%. Overigens mag verwacht worden dat haalbaarheidsprojecten, gezien hun doelstelling, minder vaak een vervolg krijgen dan Praktijk Expe-
•
rimenten. Grote projecten op termijn succesvoller In subsidieklasse 4 (subsidie > ! 250.000, in totaal 8 projecten) heeft meer dan de helft (63%) van de projecten een zelfstandig vervolg gekregen, tegen 21% in subsidieklasse 1 (subsidie < ! 50.000, in totaal 33 projecten). Een verklaring voor het relatief succesvol zijn van de grotere projecten moet waarschijnlijk gezocht worden in het feit dat het ‘eigen risico’ van deze projecten voor de projectpartners veel groter is dan bij kleine
•
projecten. Technisch/organisatorisch wel, maar financieel niet haalbaar De analyse wijst uit dat een aantal projecten technisch en organisatorisch wel haalbaar is, maar dat ze financieel niet haalbaar zijn, bijvoorbeeld door te grote investeringskosten in vergelijking tot de ‘willingness to pay’
•
van de potentiële gebruiker voor de dienst of het product.. Langetermijneffecten nauwelijks inzichtelijk gemaakt De milieueffecten zijn door de projectleiders nauwelijks gemonitord, zodat nu hoogstens kwalitatieve uitspraken gedaan kunnen worden. De nog bestaande projecten hebben over het algemeen een positief effect gehad op het aanbod en gebruik van alternatieve vervoerwijzen en ketenintegratie. Harde cijfers ontbreken echter ook hier. Wel stelt een groot aantal projectleiders veel aan kennisoverdracht te hebben gedaan.
Mobycon
pagina 2
Evaluatie Ketenmobiliteit 1999-2002
Belangrijkste succes- en faalfactoren Op grond van de interviews en workshops zijn 13 succes- en faalfactoren geïnventariseerd. De zes meest genoemde (drie succes- en drie faalfactoren) hebben we hieronder weergegeven.
Succesfactoren
Toelichting
Eenvoud en ge-
De eenvoud en gebruiksvriendelijkheid van een
bruiksvriendelijkheid
projectidee kunnen de sleutel zijn tot succes.
Tijd moet er rijp voor
Een goede timing van lanceren van het project is
zijn
ook erg belangrijk voor het succes. Aspecten die daarbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld maatschappelijke acceptatie en beschikbaarheid van een techniek. Echter, als het project te nieuw is kan dit tegelijk ook een gevaar zijn voor het project (‘wet van de remmende voorsprong’).
Meekrijgen juiste
Het kan in sommige gevallen cruciaal zijn dat
mensen
men op politiek of beleidsmatig vlak de juiste mensen achter het project krijgt.
Faalfactoren
Toelichting:
Onvoldoende markt-
Bij sommige projecten bleek de vraag uit de
vraag
markt tegen te vallen, omdat het project niet voldoende aansloot op de marktvraag of de marktvraag er (nog) niet was.
Regelgeving
De regelgeving kan een innovatie in de weg staan, zoals bijvoorbeeld bij de projecten Fietsen op de Bus en Vraaggestuurd Innovatief Personenvervoer.
Organisatie
Op organisatorisch vlak liggen er bedreigingen in de vorm van gebrek aan committent, onduidelijkheid ten aanzien van verantwoordelijkheden en (het gebrek aan) de wil om samen te werken.
Aanbevelingen voor toekomstige programma’s Op basis van onze inventarisatie naar alle projecten uit het programma Ketenmobiliteit 1999-2002, de diepte-interviews en de workshops, geven wij een aantal aanbevelingen voor toekomstige programma’s.
Mobycon
pagina 3
Evaluatie Ketenmobiliteit 1999-2002
•
Ga door met subsidieprogramma Mobiliteitsmanagement: Gezien het feit dat circa eenderde van de projecten ingediend onder het programma Ketenmobiliteit in 2008 nog steeds op één of andere manier actief is, kan geconcludeerd worden dat het programma redelijk succes-
•
vol is geweest in het bereiken van een marktpositie voor de projecten. Focus op innovatieve projecten SenterNovem kan het programma Mobiliteitsmanagement meer profileren als een innovatieprogramma, waarbij innovatie belangrijker is dan het creëren van positieve milieueffecten. Dat betekent dan wel dat ook de monitoring van de effecten van de projecten via andere indicatoren dient
•
plaats te vinden. Meten is weten Om de langetermijneffecten beter inzichtelijk te maken dient SenterNovem onderzoeksbudget te reserveren voor het uitvoeren van een effectmeting, hetzij door projectleiders, hetzij door een externe partij. Hiertoe
•
dienen vooraf de indicatoren te worden vastgesteld. Actievere rol SenterNovem SenterNovem dient tijdens de uitvoering van een programma zich actiever bezig te houden met kennisuitwisseling tussen de deelnemende partijen, bijvoorbeeld door bijeenkomsten te organiseren met de projectlei-
•
ders of door één op één te sparren met de projectleiders. Projecten OV-reisinformatie Er is een grote behoefte aan diverse vormen van OV-reisinformatie. Een eventueel nieuw subsidieprogramma zou zeker dit thema moeten bevatten, waarbij de volgende criteria gehanteerd moeten worden: innovatie, standaardisatie (BISON), afstemming met de projecten uit het Actieprogramma van het Ministerie van V&W en met het buitenland en geen
•
technology push maar user-oriented. Maatschappelijk nut Indien een project op korte termijn nog niet rendabel zal zijn, maar wel duidelijk maatschappelijke voordelen heeft, dan zou Verkeer en Waterstaat moeten overwegen om structureel, of tenminste voor een aanloopperiode, een financiële bijdrage te leveren, zodat een sluitende business case ontstaat. Dit vereist echter dat voor deze projecten, na afloop, een maatschappelijk-economische kosten/batenanalyse wordt uitgevoerd.
Aanbevelingen voor toekomstige indieners van subsidieaanvragen Op dezelfde wijze als hierboven, hebben wij ook aanbevelingen geformuleerd op projectniveau, gericht op toekomstige indieners van subsidieaanvragen.
Mobycon
pagina 4
Evaluatie Ketenmobiliteit 1999-2002
Marktvraag goed inschatten
•
Toekomstige indieners zullen, meer dan in het verleden, aannemelijk moeten maken dat naar hun producten/diensten voldoende vraag zal zijn, dat gedacht wordt vanuit de gebruiker en dat het concept eenvoudig te gebruiken is.. SenterNovem kan hierin sturen door waar nodig een haalbaarheidsstudie in te lassen met een marktonderzoek, zodat vroegtijdig de potentie van het project zichtbaar wordt. Deze aanpak wordt door SenterNovem in de nieuwe subsidieregelingen al gehanteerd. Geadvi•
seerd wordt deze aanpak voort te zetten. Breng vooraf risico’s in kaart Door vooraf de risico’s in kaart te brengen en de aannames te checken op realiteitsgehalte, zien projectleiders op voorhand de potentiële valkuilen van het project. Door hier op tijd rekening mee te houden en passende maatregelen te nemen, komt men gedurende het project minder snel voor verassingen te staan. Mogelijke valkuilen zijn onder andere regelge-
•
ving, politieke besluitvorming/onwelwillendheid, techniek/compatibiliteit. Langetermijnplanning Veel projecten stuiten op vertraging en hierdoor vaak ook op budgetoverschrijdingen. Ook blijkt de doorlooptijd van een project soms te kort om effect te kunnen sorteren. Een goede langetermijnplanning, gedragen door alle betrokken partijen, zorgt ervoor dat de voortgang van het project gewaarborgd is en dus ook de budgetten die hiervoor nodig zijn. In de huidige regeling Mobiliteitsmanagement is dit reeds een aandachtspunt, en dat dient het ook te blijven.
Self-assessment tool Om er voor te zorgen dat meer projecten op termijn een goede marktpositie kunnen realiseren, zou SenterNovem een ‘self-assessment tool’ kunnen (laten) ontwikkelen. Met deze tool kunnen toekomstige projectindieners zelf kijken waar de sterke en zwakke punten van hun projectideeën zitten en daarmee beter inschatten of hun project op termijn kans van slagen heeft. Deze self-assessment tool zou een internetapplicatie kunnen zijn, waarin de doelgroep op een serie stellingen moet aangeven of ze het er mee (on)eens zijn (bijvoorbeeld op een schaal van 1-5). Via wegingsfactoren en een rekenmodel ontstaat een profiel van het project waarbij met bijvoorbeeld een ‘stoplicht’ wordt aangegeven of welke aspecten het projectidee goed scoort (groen), of waar nog verbetering wenselijk/mogelijk is (oranje/rood).
Mobycon
pagina 5
Mobycon beweegt met u mee
Hoofdkantoor: Delft t (015) 214 78 99 f (015) 214 79 02 Regiokantoor Noord: Zwolle t (038) 422 57 80 f (038) 421 68 70 Regiokantoor Zuid: Rosmalen t (073) 523 10 65 f (073) 523 10 70
[email protected]
www.mobycon.nl