Evaluatie beleid knalapparaten in de fruitteelt
Afdeling VTH Gemeente Houten Juli 2011
1. Inleiding In de fruitteelt worden verschillende middelen ingezet om schade door vogels aan rijpend fruit zoveel mogelijk te voorkomen. Het knalapparaat is één van de middelen die fruittelers ter beschikking staan. Het gebruik van knalapparaten in een boomgaard valt onder het algemeen geldende verbod uit de APV dat stelt dat het gebruik van geluidsapparaten in de open lucht verboden is als de omgeving daardoor hinder ondervindt. De APV biedt de mogelijkheid van dit verbod ontheffing te verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden om hinder naar de omgeving te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. In 2009 heeft het college nieuwe voorschriften vastgesteld voor het gebruik van knalapparaten in de fruitteelt. Daarbij is eveneens besloten dat de nieuwe voorschriften met de branche geëvalueerd moeten worden. In de periode 2009-2010 hebben gesprekken plaatsgevonden met de LTO, enkele fruittelers, het Faunafonds en een bewoner van ’t Goy. In die gesprekken zijn alle aspecten van het gebruik van knalapparaten aan de orde geweest. De nadruk in de gesprekken lag op de noodzaak van het gebruik van knalapparaten en of de vastgestelde voorschriften voldoende aansluiten bij het gebruik van knalapparaten in de praktijk. Het doel van deze gesprekken was te komen tot een voorstel voor een aangepaste set voorschriften die op steun vanuit de branche kan rekenen en ook recht doet aan belangen van omwonenden. In 2010 heeft een fruitteler in een juridische procedure het in 2009 vastgestelde beleid aangevochten. Het resultaat van deze procedure is afgewacht vanwege het grote belang voor deze evaluatie. De uitspraak van de rechtbank is betrokken bij deze evaluatie.
2
2. Evaluatiegesprekken In de periode 2009-2010 zijn met de verschillende belanghebbende partijen gesprekken gevoerd over het gebruik van knalapparaten in de gemeente Houten. Met elke partij is gesproken over 1. de noodzaak van knalapparaten, 2. klachten van omwonenden en 3. De voorschriften waaraan knalapparaten moeten voldoen. 2.1 Perspectief LTO Over de noodzaak van knalapparaten Bij de teelt van kwetsbare gewassen is het onvermijdelijk dat maatregelen getroffen moeten worden om schade aan gewassen aangericht door dieren zoveel mogelijk te voorkomen. In de fruitteelt gaat het veelal om schade aangericht door beschermde en niet beschermde vogels. Er zijn veel verjagingsmethoden beschikbaar die allemaal in bepaalde mate effectief zijn. Een groot deel van deze maatregelen wordt beschreven in de Handreiking Faunaschade, een uitgave van het Faunafonds. Om effectief te blijven moeten verjagingsmethoden afgewisseld worden. Bij continue inzet van een bepaalde verjagingsmethode treedt bij vogels gewenning op. Ook bij inzet van knalapparaten is dat het geval. Als onderdeel van het arsenaal aan de verjagingsmethoden moet de mogelijkheid blijven bestaan knalapparaten in te zetten om vogels uit een boomgaard te verjagen. Knalapparaten worden vooral ingezet voor het verjagen van kraaiachtigen. Zangvogels zijn met knallen nauwelijks te verjagen. Het gebruik is wisselend per jaar en zelfs per regio. Onderzoek naar nieuwe verjagingsmethoden levert alternatieven op voor het gebruik van knalapparaten. Er wordt bijvoorbeeld geëxperimenteerd met het sproeien van geurstoffen die vogels afweren. Over klachten van omwonenden LTO meent dat fruittelers zich ervan bewust zijn dat de inzet van knalapparaten niet meer kan zoals 10 jaar terug, toen er meer “op los werd geknald”. De branche weet dat het voorkomen van de vele klachten belangrijk is om het instrument knalapparaat ook in de toekomst te kunnen blijven gebruiken. Het is daarom belangrijk dat knalapparaten met beleid en gedoseerd worden ingezet. De indruk bestaat dat er minder klachten zijn over knalapparaten in de kersentijd. In kersenboomgaarden die niet met netten kunnen worden afgedekt is knallen absoluut noodzakelijk. De acceptatie van omwonenden lijkt in de kersentijd groter te zijn dan later in het seizoen wanneer de appels en peren beschermd moeten worden. Mogelijk heeft het te maken met een positieve associatie van omwonenden met de kersentijd. Het is een trend dat steeds meer bewoners in het buitengebied geen binding hebben met agrarische activiteiten. De acceptatie van enige hinder die onlosmakelijk met agrarische activiteiten zoals veehouderijen en fruittelers verbonden is, is daardoor ook minder. Enige mate van hinder kan echter nooit helemaal voorkomen worden. Over de voorschriften Het meest beperkende voorschrift is de afstandseis van 300 m tussen een knalapparaat en een niet-agrarische woning. Er is begrip voor deze afstandseis die is bedoeld om onaanvaardbare hinder bij omwonenden te voorkomen. Mogelijk kan er een onderscheid gemaakt worden tussen woningen in het buitengebied en woningen binnen de bebouwde kom. Dat geeft
3
fruittelers net wat meer ruimte om ook in kleine boomgaarden met woningen in het buitengebied binnen de 300 m toch een knalapparaat te gebruiken als dat nodig is. Een aantal voorschriften is vanwege de specifieke ligging van de boomgaard niet naleefbaar. Hierbij moet gedacht worden aan een combinatie van afstandseisen (300 m van woningen en 100 m van de openbare weg en binnen 500 m van een woning staan geen twee knalapparaten) of het dagelijks verplaatsen van knalapparaten. Fruittelers zouden hierin meer de vrije hand moeten krijgen. Er kan aansluiting gezocht worden bij de richtlijnen van het Faunafonds zoals beschreven in de nieuwe Handreiking Faunaschade. Los van voorgaande opmerkingen kan de LTO in het algemeen instemmen met deze voorschriften. LTO is voorstander van deregulering via de APV. 2.2 Perspectief “omwonenden” Over de noodzaak van knalapparaten Het is de vraag of het gebruik van knalapparaten wel zo effectief is als beweerd wordt. Bij veelvuldig gebruik van knalapparaten treedt bij de vogels gewenning op en mogelijk gaat er na verloop van tijd zelfs een aantrekkende werking vanuit. Over klachten van omwonenden De indruk bestaat dat het aantal mensen dat last heeft van knalapparaten aanzienlijk groter is dan het aantal (7 klagers in vijf jaar) dat daadwerkelijk een klacht indient bij de gemeente. Het gebruik van knalapparaten lijkt de laatste jaren fors toegenomen. Daar zijn overigens geen aanwijsbare redenen voor. Vooral de inzet van knalapparaten op kleine, intensief gebruikte percelen veroorzaakt geluidhinder bij omwonenden. Om inzicht te krijgen in de mate waarin geluidhinder veroorzaakt wordt door knalapparaten, zou een leefbaarheidsenquête specifiek gericht op het buitengebied gehouden moeten worden. Over de voorschriften De indruk bestaat dat fruittelers zich vaak niet houden aan de voorschriften die aan de ontheffing verbonden worden. Overigens zijn er ook fruittelers die een knalapparaat inzetten zonder daarvoor ontheffing te hebben aangevraagd. De afstandseis van 300 m tot een niet-agrarische woning is erg belangrijk om hinder te voorkomen. Vooral bij de kleinere percelen kan deze afstandseis een knelpunt zijn. Het voorschrift waarin de inzet van knalapparaten wordt beperkt tot de dagperiode wordt regelmatig en dan vooral ’s avonds overtreden. Dat is door de fruittelers eenvoudig te voorkomen door een tijdschakelaar te gebruiken. De aan te houden afstand van 100 m tussen een knalapparaat en de openbare weg wordt in de praktijk vaak niet gehaald. Dat leidt tot schrikreacties bij mensen die zich op de openbare weg bevinden op het moment dat het knalapparaat afgaat. Bij een aantal voorschriften leidt een combinatie van afstandseisen vooral voor kleinere percelen tot een niet werkbare situatie. Feitelijk kan niet tegelijk aan alle voorschriften worden voldaan.
4
Om onaanvaardbare geluidsoverlast te voorkomen zouden fruittelers veel vaker andere verjagingsmethoden moeten inzetten dan het knalapparaat. 2.3 Perspectief fruittelers Over de noodzaak van knalapparaten De geïnterviewde fruittelers maken allen gebruik van knalapparaten om vogels uit de boomgaard te verjagen. Daarnaast worden diverse andere verjagingsmethoden ingezet zoals vogelverschrikkers, afschot, fladderprojectielen/linten, ballonnen en roofvogelgeluiden in combinatie met angstkreten van vogels. Alle genoemde verjagingsmethoden zijn in meer of mindere mate effectief. Geen enkele methode is op zich voldoende om effectief de vogels te verjagen. Het knalapparaat en afschot zijn wel de basismethoden. In de praktijk is een combinatie van verschillende verjagingsmethoden het meest effectief. Het knalapparaat moet behouden blijven omdat alternatieve verjagingsmethoden alleen niet voldoende werken. Knalapparaten worden overigens niet gedurende het seizoen dag in dag uit gebruikt. Daarmee zou ook al snel gewenning bij vogels optreden. De noodzaak om met een knalapparaat vogels te verjagen varieert per seizoen, teelt en locatie. Er is dan ook niet één voorgeschreven werkwijze voor het verjagen van vogels. De fruittelers beoordelen op basis van hun ervaring wat nodig is. Het komt voor dat in het ene seizoen uit de boomgaard helemaal geen vogels verjaagd hoeven te worden terwijl in het volgende seizoen het knalapparaat moet worden ingezet om grote schade te voorkomen. De laatste jaren groeit de omvang van de teelt van peren in Nederland. Omdat vogels in peren veel meer schade veroorzaken dan in appels is het vooral in de perenteelt belangrijk vogels te verjagen. De optie om boomgaarden af te schermen met vogelnetten wordt als niet realistisch gezien. Het afdekken met vogelnetten kost minimaal dertigduizend euro per hectare. Alleen voor (laagstam) kersenboomgaarden is dat haalbaar en eventueel voor nieuwe, duurdere fruitsoorten. Over het algemeen zijn de marges in de fruitteelt niet zodanig dat een dergelijke investering terugverdiend kan worden. Over klachten van omwonenden Uitgangspunt is dat knalapparaten alleen worden ingezet als het nodig is. Daarbij wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met omwonenden. De ervaring is echter ook dat als er een troep kraaien in de boomgaard zit, knallen toch een van de meest effectieve methoden is om ze weer weg te krijgen. Een knalapparaat wordt niet standaard een hele dag ingezet maar bijvoorbeeld in drie intervallen verspreid over de dag. Dit om gewenning door de vogels en klachten van omwonenden te voorkomen. Fruittelers zijn zich ervan bewust dat bij teveel klachten het gebruik van knalapparaten mogelijk ter discussie wordt gesteld. Een fruitteler met percelen dichtbij de Rondweg geeft aan in deze boomgaarden helemaal geen knalapparaten in te zetten maar uitsluitend andere verjagingsmethoden. Om een stroom van klachten bij gebruik van knalapparaten te voorkomen wordt een lagere opbrengst uit de boomgaard ingecalculeerd. Een andere fruitteler zegt in voorkomende gevallen omwonenden met klachten uit te nodigen om uitleg te geven over de noodzaak van het gebruik van knalapparaten. De ervaring leert dat als mensen begrijpen waar het voor nodig is dat dan de acceptatie van enige overlast veel groter is.
5
Over de voorschriften In het algemeen worden geen grote knelpunten met de voorschriften geconstateerd. Bij de plaatsing van de knalapparaten wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met omliggende woningen. In de meeste gevallen wordt een knalapparaat in overeenstemming met de voorschriften gebruikt. Bij niet alle boomgaarden kan voldaan worden aan alle voorschriften of combinaties van voorschriften. In dergelijke gevallen wordt het knalapparaat naar eigen inzicht ingezet. Het gebruik van knalapparaten wordt zoveel als mogelijk beperkt om klachten te voorkomen. 2.4 Perspectief Faunafonds Over de noodzaak van knalapparaten Het Faunafonds kan voor geleden schade door inheemse beschermde diersoorten een schadevergoeding uitkeren. Wel moet voldaan worden aan diverse voorwaarden om voor een uitkering in aanmerking te komen. Deze voorwaarden staan beschreven in de 'Beleidsregels van het Faunafonds en de bijbehorende toelichting'. Als een fruitteler in aanmerking wil komen voor een tegemoetkoming van het Faunafonds moeten in veel gevallen (preventieve) maatregelen worden getroffen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Fruittelers in de gemeente Houten maken van deze regeling gebruik en ontvangen een tegemoetkoming voor de geleden schade. Algemeen uitgangspunt is dat een fruitteler zelf verantwoordelijk is voor het treffen van afdoende maatregelen om schade te voorkomen. De vanuit het Faunafonds verplicht gestelde minimale schadepreventie bestaat uit een visuele en een akoestische verjagingsmethode in combinatie met een ontheffing voor het gebruik van een geweer voor ondersteunend afschot. Het gebruik van een knalapparaat is op zich niet verplicht om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding. Als een knalapparaat niet toegepast wordt of kan worden, moet een ander akoestisch middel worden toegepast. De laatste jaren wordt een toename van de schade aan fruit door vogels geconstateerd. Onderzoek daarnaar heeft een hoge prioriteit. Het Faunafonds pleit ervoor de mogelijkheid om knalapparaten in de fruitteelt toe te passen te behouden. Over klachten van omwonenden De agrarische sector staat onder druk omdat veel nieuwe bewoners in het buitengebied geen binding hebben met de daar van oudsher gevestigde bedrijven. De acceptatie van enige mate van hinder is dan ook vaak veel geringer. Bewoners moeten beschermd worden tegen onaanvaardbare hinder maar zouden ook begrip moeten hebben voor het belang van de fruitteler. Over de voorschriften In de Handreiking Faunaschade staan beperkte richtlijnen voor het gebruik van knalapparaten opgenomen. In algemene zin wordt het gebruik van knalapparaten nabij de bebouwde kom verboden. Op kleine percelen (minder dan 5 ha) mag niet meer dan één knalapparaat worden toegepast. Voor grotere percelen geldt de richtlijn van één knalapparaat per 5 ha. Op percelen groter dan 40 ha moeten knalapparaten iedere drie of vier dagen verplaatst worden.
6
In plaats van een maximum aantal knallen per uur wordt een tijdsinterval tussen knallen aangeraden van maximaal 30 min. 2.5 Juridisch perspectief In 2010 heeft een fruitteler in een juridische procedure het in 2009 vaststelde beleid aangevochten. Het resultaat van deze procedure is afgewacht vanwege het grote belang voor deze evaluatie. De belangrijkste aspecten van de uitspraak van de rechtbank worden hieronder samengevat. In de juridische procedure werd aangevoerd dat de gemeente niet bevoegd zou zijn voorschriften te stellen voor het gebruik van knalapparaten omdat hogere regelgeving (de Flora- en Faunawet) dat al reguleert. De rechtbank volgt deze redenering niet. Op grond van de APV hebben gemeenten een eigen bevoegdheid die kan bestaan naast de Flora- en Faunawet. Voordat in 2009 de nieuwe voorschriften werden vastgesteld gold een afstandseis van 50 m tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object. De nieuwe afstandeis wijkt daar zoveel vanaf dat dat als onredelijk wordt beschouwd. Ook hiervan stelt de rechtbank dat het vaststellen van afwijkende voorschriften een bevoegdheid van de gemeente is. Dat in een specifiek geval niet aan deze voorschriften kan worden voldaan betekent niet dat daarom het voorschrift onredelijk is. In dit verband stelt de rechtbank dat de fruitteler ook nog andere verjagingsmethoden ter beschikking staan die niet vallen onder het verbod van de APV. 3. Voorstel nieuwe voorschriften en wijziging APV Op basis van de input uit de gevoerde gesprekken zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk wordt een voorstel gedaan voor aanpassing van de voorschriften voor het gebruik van knalapparaten. Per voorschrift zoals dat met het besluit van 18 augustus 2009 is vastgesteld wordt aangegeven of en hoe het wordt aangepast. Tenslotte volgt een voorstel voor wijziging van de APV. 3.1 Aanpassing voorschriften • Een knalapparaat is niet in werking vóór 07.00 uur en na 19.00 uur. De toegestane bedrijfstijden komen overeen met de dagperiode zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit. Vogels kunnen echter ook buiten deze uren schade veroorzaken. Verruiming naar 06.00 uur (zoals in het Besluit landbouw) of naar de avondperiode vinden wij echter niet toelaatbaar. Daardoor zou de in de avond- en nachtperiode heersende rust in het buitengebied teveel worden verstoord. Zowel LTO als fruittelers kunnen zich hierin vinden. •
De kortste afstand tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object van derden bedraagt tenminste 300 meter. Een agrarische bedrijfswoning in het buitengebied wordt in het kader van deze notitie niet gezien als een geluidgevoelig object van derden. Uit de gesprekken is gebleken dat het vooral in de kleinere boomgaarden (vooral in ’t Goy en Tull en ’t Waal) moeilijk is om te voldoen aan deze afstandseis. De gesignaleerde trend dat steeds meer bewoners in het buitengebied geen binding meer hebben met de agrarische sector zet bedrijfsmatige activiteiten in het buitengebied verder onder druk. De acceptatie van (geluid-)hinder die onlosmakelijk met de agrarische sector is verbonden neemt af.
7
Wonen in het buitengebied van Houten betekent echter samenleven met een agrarische bedrijfstak als de fruitteelt. Deze bedrijvigheid heeft zijn lusten en zijn lasten. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van knalapparaten is in dit verband toelaatbaar. Het is dan ook gerechtvaardigd een onderscheid te maken naar gebiedstype in relatie tot aanvaardbare hinder. Bewoners binnen de bebouwde kom hebben veel minder een relatie met de agrarische sector. Het feit dat het merendeel van de klachten over knalapparaten afkomstig is vanuit de bebouwde kom lijkt dat te bevestigen. De afstandseis is een belangrijk voorschrift om hinder naar de omgeving te voorkomen. Zowel fruittelers als omwonenden hebben daarom belang bij behoud van dit voorschrift. Gezien de belangen van de fruittelers en de in dit verband te onderscheiden gebiedstyperingen wordt voorgesteld de vereiste afstand voor woningen binnen de bebouwde kom niet te veranderen en de vereiste afstand voor woningen buiten de bebouwde kom terug te brengen tot 200m. Met deze wijziging wordt recht gedaan aan de belangen van de fruittelers en die van omwonenden. Hoewel het beschermingsniveau voor woningen in het buitengebied iets afneemt leidt dat naar onze mening niet tot onaanvaardbare situaties. Het geeft de fruittelers de mogelijkheid knalapparaten flexibeler in te zetten zodat bijvoorbeeld het apparaat vaker verplaatst kan worden. • De kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt tenminste 100 meter. Dit voorschrift is bedoeld om het schrikeffect bij toevallige passanten op de openbare weg te beperken. Dit voorschrift wordt door geen van de gesproken partijen als onredelijk of onhaalbaar beschouwd. •
De loop van een knalapparaat staat van geluidgevoelige objecten en indien mogelijk ook van wegen af gericht. Bij aanwezigheid van meerdere woningen rond de boomgaard is dit voorschrift in de praktijk niet op te volgen. Fruittelers stellen het knalapparaat naar eigen inzicht op. Het doel van dit voorschrift is echter duidelijk en het voorschrift geeft in de praktijk geen beperkingen. • De knalfrequentie bedraagt maximaal 6 knallen per uur. Het aantal knallen per uur is een belangrijke maat voor zowel de effectiviteit van de bescherming van het perceel tegen vogelvraat als voor de hinder die door omwonenden wordt ervaren. Meer knallen dan 6/uur zijn niet nodig voor de effectiviteit van de bescherming van het perceel. Wel kan de fruitteler ervoor kiezen om salvo’s af te vuren van bijvoorbeeld 2 keer 3 of 3 keer 2 opeenvolgende knallen per uur. Dit sluit aan bij de richtlijnen uit de Handreiking Faunaschade. •
Binnen 150 meter van een knalapparaat mag geen ander knalapparaat staan opgesteld. Binnen een afstand van 500 meter van een geluidgevoelig object van derden mag slechts één knalapparaat worden toegepast. Door de vele kleine boomgaarden die in Houten te vinden zijn en in combinatie met andere afstandseisen is dit voorschrift onnodig beperkend. De richtlijnen uit de Handreiking Faunaschade sluiten beter aan bij de praktijk. Die richtlijnen schrijven voor dat maximaal 1 knalapparaat per 5 ha mag worden ingezet. Wij gaan ervan uit dat knalapparaten overwegend ingezet worden op een manier die zo min mogelijk hinder voor de omgeving veroorzaakt en dat fruittelers daarbij aansluiting zoeken bij de richtlijnen die
8
het Faunafonds aangeeft. Dit voorschrift is onnodig gedetailleerd en daarbij moeilijk handhaafbaar. Fruittelers zouden namelijk ook rekening moeten houden met aanwezige knalapparaten van andere fruittelers. In voorkomende gevallen gaan wij ervan uit dat fruittelers waar nodig onderling afstemming zoeken. •
Een knalapparaat wordt elke dag, met in achtneming van het hiervoor gestelde, tenminste 150 meter verplaatst. Ook hier knelt weer dat er in Houten veel kleine boomgaarden zijn. In de praktijk zijn er in de kleinere boomgaarden, als ook aan de overige voorschriften moet worden voldaan, geen mogelijkheden voor verplaatsing van het knalapparaat. De Handreiking Faunaschade zegt hierover dat alleen op percelen groter dan 40 ha de knalapparaten regelmatig verplaats moeten worden. Ook voor dit voorschrift volgen wij de redenering dat dit voorschrift onnodig gedetailleerd is en daarbij moeilijk handhaafbaar. In de praktijk zullen fruittelers aansluiting zoeken bij de richtlijnen van het Faunafonds. •
Het gebruik van een knalapparaat moet tot het minimaal noodzakelijke niveau beperkt worden. Dit moet aantoonbaar blijken uit het gebruik van meerdere alternatieve verjagingsmiddelen zoals bedoeld in het Handboek Faunaschade. Alle betrokken partijen onderschrijven de doelstelling van dit voorschrift. •
Het tijdstip van ingebruikneming van een knalapparaat en de locatie waar dit wordt opgesteld moeten tenminste 24 uur tevoren te worden gemeld bij de gemeente (Afdeling Openbare werken, tel. (030) 63 92 611). Het voorstel is om het ontheffingenregime voor knalapparaten op grond van de APV te laten vervallen. Onder voorwaarde dat het gebruik van knalapparaten voldoet aan vastgestelde voorschriften hoeven fruittelers in het vervolg geen ontheffing meer aan te vragen. Daarmee verliezen wij het inzicht vooraf waar knalapparaten ingezet zullen worden. Dat inzicht vooraf heeft echter een beperkte waarde. Handhaving gebeurt op basis van meldingen van geluidoverlast. Vooraf melden van ingebruikname doet daar niets aan af. Voorgaande afwegingen leiden tot de volgende voorschriften: • •
• • • •
Een knalapparaat is niet in werking vóór 07.00 uur en na 19.00 uur. De kortste afstand tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object van derden bedraagt tenminste 300 meter voor geluidgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 200 m voor overige geluidgevoelige objecten. Een agrarische bedrijfswoning in het buitengebied wordt in dit kader niet gezien als een geluidgevoelig object van derden. De kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt tenminste 100 meter. De loop van een knalapparaat staat van geluidgevoelige objecten en indien mogelijk ook van wegen af gericht. De knalfrequentie bedraagt maximaal 6 knallen per uur. Het gebruik van een knalapparaat moet tot het minimaal noodzakelijke niveau beperkt worden. Dit moet aantoonbaar blijken uit het gebruik van meerdere alternatieve verjagingsmiddelen zoals bedoeld in de Handreiking Faunaschade.
9
3.2 Aanpassing APV Het verbod op het gebruik van knalapparaten in de fruitteelt is vastgelegd in artikel 4:6 van de APV. Dat artikel luidt als volgt: Artikel 4:6 Overige (geluid)hinder 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit al dan niet in de openlucht (recreatie)toestellen, (bouw)machines of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt. 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen aan natuurlijke en rechtspersonen. 3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Wegenverkeerswet 1994, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet of de Provinciale milieuverordening of indien artikel 2:25 derde lid van toepassing is. 4. Aan de in het tweede lid bedoelde ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden betreffende: a. het maximale geluidsniveau; b. de situering van geluidsbronnen; c. de frequentie en tijden van gebruik.
Om het ontheffingenregime voor knalapparaten die voldoen aan vastgestelde voorschriften te laten vervallen, moet artikel 4:6 als volgt worden aangepast: Artikel 4:6 Overige (geluid)hinder 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit al dan niet in de openlucht (recreatie)toestellen, (bouw)machines of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt. 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen aan natuurlijke en rechtspersonen. 3. Aan de in het tweede lid bedoelde ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden betreffende: a. het maximale geluidsniveau; b. de situering van geluidsbronnen; c. de frequentie en tijden van gebruik. 4. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Wegenverkeerswet 1994, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet of de Provinciale milieuverordening of indien artikel 2:25 derde lid van toepassing is. 5. Het verbod geldt niet voor het gebruik van knalapparatuur in de fruitteelt voor het verjagen van vogels voor zover dit gebruik voldoet aan door het college vastgestelde voorschriften;
Door deze wijziging van de APV vervalt grotendeels het ontheffingenregime voor knalapparaten. Voor specifieke situaties waarin de toepassing van knalapparaten niet aan de voorschriften voldoet blijft het algemene verbod van kracht, net als de mogelijkheid daarvan onder voorschriften ontheffing te verlenen.
10