Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
Februari 2011 Bestuurlijk opdrachtgever:
College
Ambtelijk opdrachtgever:
afdelingshoofd Zorg & Welzijn, directie MO
Ambtelijk opdrachtnemer: Ellen Krijnen
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
2
Aanleiding evaluatie
1
In 2005 heeft de gemeenteraad Breda het accommodatiebeleid ‘Alles onder een dak’ vastgesteld. Dit beleid richt zich op de buurt- en gemeenschapshuizen als sturingsinstrument van het Bredase sociale beleid. De accommodaties moeten Bredanaars uitnodigen dan wel uitdagen elkaar te ontmoeten, zich te ontplooien en verbindingen aan te gaan. Andere accommodaties voor onder meer zelforganisaties, scouting, W-groepen, jongeren en sport maken geen onderdeel uit van dit beleid. Bij de vaststelling is aangegeven dat het beleid in 2010 zou worden geëvalueerd, mede om na te gaan of de vastgestelde maatwerk- en normbedragsubsidies nog voldoen. Tussentijds, in 2007, is een financiële tussenevaluatie gedaan (CO 31119). Financiële knelpunten zijn benoemd en opgelost. Eind 2009 is er nogmaals een financiële evaluatie gedaan (‘Interne evaluatie gemeentelijk accommodatiebeleid’). De knelpunten konden worden opgelost binnen de begroting. Inhoudelijke aanpassingen of wijzigingen van het accommodatiebeleid werden aan de nieuwe raad en college overgelaten. Doel en resultaat eindevaluatie 2010 Binnen de context van het coalitieakkoord @Breda, met de nadruk op eigen verantwoordelijkheid en de financiële taakstelling, moet de eindevaluatie van het accommodatiebeleid ‘Alles onder een dak’ van 2005 een oordeel geven over de effectiviteit van het beleid Alles onder één dak (levert het instrument buurt- en gemeenschapshuis een voldoende bijdrage aan de realisatie van beleidsdoelstellingen) en de doelmatigheid van het beleid (kosten-baten analyse). Het college presenteert hier een document met • Een evaluatie op de criteria die in het kader van het project bezuinigen en vernieuwen zijn geformuleerd:
- bijdrage aan beleidsdoelen
- verantwoordelijkheidsladder
- doelmatigheid (subsidies MO, beheerconstructie, bezetting, kosten van onderhoud/
- externe effecten dat wil zeggen effecten voor andere door de gemeente gesubsidieerde
exploitatie) activiteiten en voorzieningen (al dan niet gesubsidieerd). • Bouwstenen (aanzet voor doelstellingen, uitgangs- en aandachtspunten zoals de rol ten opzichte van andere maatschappelijke voorzieningen) voor een nieuw accommodatiebeleid en voor bezuinigingen. De bouwstenen worden gebruikt in de vervolgopdracht die op 30 november 2010 door wethouders Boelema en Bergkamp aan de directeur Maatschappelijke Ontwikkeling is gegeven. Die vervolgopdracht luidt: • Op basis van het collegeakkoord uitgangspunten formuleren voor de relatie tussen beleid en inzet van maatschappelijk vastgoed • Opstellen van een verkenning naar alternatieve inzet van ‘maatschappelijk vastgoed’ op basis van de uitgangspunten • Opdracht geven aan directeur Maatschappelijke Ontwikkeling om in april 2011 de verkenning maatschappelijk vastgoed (inclusief uitgangspunten) ter besluitvorming aan het college voor te leggen.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
3
Buurt- en gemeenschapshuizen in bredere context
2
Sinds 2005, met name in de periode vanaf 2008, hebben zich rondom de buurt- en gemeenschapshuizen allerlei ontwikkelingen voorgedaan, waar we als gemeente beter op willen anticiperen. De belangrijkste zijn: • de visie en ambities van de nieuwe coalitie die in 2010 is aangetreden. In het coalitie akkoord @Breda wordt sterker dan voorheen de nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en hun netwerken. In dat licht wordt het beleid op de subsidies die betrekking hebben op Maatschappelijke Ontwikkeling opnieuw bezien. • de ambitie van belangrijke maatschappelijke partners in heel Breda talentencentra voor kinderen tot 15 jaar te maken. Dit is verwoord in de ‘Strategische Visie Primair Onderwijs en gerelateerde voorzieningen Breda’ van de schoolbesturen in het primair onderwijs, de kinderopvang en het welzijnwerk. De ambitie wordt ondersteund door de gemeente, zoals verwoord in @Breda en de beleidsvisie Brede Scholen 2011-2014. • het signaal van Horeca Nederland dat er in diverse gemeenschapshuizen sprake is van oneerlijke concurentie. Op basis daarvan zoeken de gemeente en Horeca Nederland naar een vorm van publiek-private samenwerking wat wellicht kansen biedt voor innovatie in het accommodatiebeleid. • het ontstaan van nieuwe accommodaties voor jongeren (Tracks en wellicht Haagse Beemden) en vrouwenstudio’s. • landelijke ontwikkeling rondom maatschappelijk vastgoed, weerspiegeld in de discussies en bijeenkomsten van het platform Bouwstenen voor Sociaal. Bouwstenen voor Sociaal is een netwerkorganisatie en portal voor professionals en managers op het gebied van maatschappelijk vastgoed. Belangrijke thema’s zijn de strategische ontwikkeling van maatschappelijk vastgoed in gemeentes, samenwerking tussen partners van en in maatschappelijk vastgoed, rendement op maatschappelijk vastgoed en professionalisering van vastgoedmanagement.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
4
3
Hoe hebben we geëvalueerd? Aanpak en verantwoording
Het college koos voor een korte en bondige evaluatie, die gebruik maakt van de informatie die bij de gemeente aanwezig is in het kader van de subsidiëring voor het mogelijk maken van activiteiten en de regelmatige gesprekken op basis van de gemeentelijke bijdrage voor onderhoud en exploitatie (bruikleenovereenkomsten). De besturen krijgen voor de behandeling van de evaluatie in de raad de gelegenheid te reageren op de hoofdlijnen van de evaluatie en de bouwstenen voor de toekomst. Ambtelijk is een directieoverstijgend klein team geformeerd dat de evaluatie heeft gedaan. De criteria die het college in de opdracht heeft benoemd zijn geoperationaliseerd in dit toetsingskader. Effectiviteit van het beleid: Voldoet het aan de doelen die in de nota gesteld zijn en zijn de beoogde resultaten bereikt?
1. In hoeverre draagt het gevoerde beleid bij aan de beoogde integrale aanpak in de aandachtsgebieden. 2. In hoeverre zijn buurthuizen laagdrempelig en bieden ze ruimte aan activiteiten die zoveel mogelijk eigen initiatief en ontwikkeling stimuleren. 3. In hoeverre faciliteren de gemeenschapshuizen de huisvesting van door de gemeente gesubsidieerde clubs / activiteiten.
Doelmatigheid van het beleid: Staan de ingezette middelen in verhouding tot de bereikte resultaten?
4. Hoeveel investeert de gemeente jaarlijks in de instandhouding en openstelling van buurt- en gemeenschapshuizen? 5. In hoeverre zijn de huidige buurt- en gemeenschapshuizen voor een sluitende exploitatie afhankelijk van een bijdrage vanuit de gemeente. 6. Wat is de bezettingsgraad van de accommodaties? 7. In hoeverre is het effectief om het besturen van buurt- en gemeen schapshuizen in handen te geven van vrijwilligers (uit de wijk).
Rechtmatigheid van het beleid
8. Statutaire bevoegdheden van het bestuur en registratie bij KvK. 9. Bruikleenovereenkomst 10. Activiteiten in relatie tot Paracommercialisme
Accommodatiebeleid in relatie tot nota sociale infrastructuur
11. In hoeverre sluit het huidige aanbod aan buurt- en gemeenschapshuizen aan op de normen die daarvoor zijn vastgesteld in de nota sociale infrastructuur.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
5
Beleid welzijnsaccommodaties (buurt- en gemeenschapshuizen) ’Alles onder een dak’ 2005-2010
4
Aan het begin van het huidige decennium had de Gemeente Breda het voornemen om de door de gemeente gesubsidieerde activiteiten onder te brengen in een beperkt aantal spilaccommodaties. In 2003 verliet de gemeente dat voornemen echter omdat ze een toename verwachtte in jongerenactiviteiten, ouderenactiviteiten en integratieactiviteiten in de buurten. Hierdoor zou de bezetting van de bestaande welzijnsaccommodaties gaan toenemen en was de verwachting dat alle bestaande accommodaties nodig zouden blijven voor het huisvesten van deze activiteiten. In de nota Alles onder een dak hebben de welzijnsaccommodaties een specifiekere opdracht meegekregen, als instrument voor het sociaal beleid van de Gemeente Breda. Doelstellingen alles onder een dak Het sociaal beleid legt in de verschillende wijken van Breda andere accenten. Het accommodatie beleid weerspiegelt dat door onderscheid te maken tussen buurt- en gemeenschapshuizen. In de wijken en buurten van Breda die er in sociaaleconomisch opzicht slechter voorstaan dan het gemiddelde van de stad, moeten de buurthuizen een centrale plaats vervullen in de integrale aanpak. De integrale aanpak is in de nota omschreven als het geheel van activiteiten van diverse maatschappelijke partners in de buurt en dat geheel van activiteiten moet een bijdrage leveren aan het tegengaan van onnodige achterstanden. De besturen van de accommodaties moeten deze activiteiten onderdak bieden en krijgen daarvoor subsidie van de gemeente. In wijken met een sterkere sociaaleconomische positie ondersteunt de gemeente gemeenschapshuizen. Hun belang is meer algemeen van aard. De gemeenschapshuizen vervullen een belangrijke ontmoetingsfunctie en dragen bij aan de opbouw en het onderhoud van sociale netwerken in de omliggende wijken. Bovendien kunnen ze onderdak bieden aan activiteiten die de gemeente van belang acht. In 2005 voorzag de gemeente dat de gemeenschapshuizen met een nieuwe vraag te maken zouden krijgen, namelijk naar activiteiten voor (vitale) ouderen als gevolg van de vergrijzing, activiteiten voor mensen met een beperking als gevolg van de vermaatschappelijking van de zorg en activiteiten voor jongeren en voor allochtonen in het kader van integratie. In de nota zijn verder een aantal belangrijke uitgangspunten ten aanzien van het gemeentelijk accommodatiebeleid geformuleerd. 1. Accommodaties worden beheerd door vrijwilligersbesturen (bij voorkeur uit de wijk) om de aansluiting van de activiteiten en de accommodatie bij de wijk te borgen; 2. Daar waar geen vrijwilligersbesturen gevonden kunnen worden, neemt Surplus (bij buurthuizen) dan wel de directie STAB (bij gemeenschapshuizen) tijdelijk het beheer over; 3. In aandachtsbuurten gelegen accommodaties komen in aanmerking voor een maatwerksubsidie in het exploitatietekort en gesubsidieerd beheer; 4. Het gesubsidieerd beheer wordt in beginsel via Surplus Welzijn aangeboden. Vrijwilligersbesturen hebben echter de mogelijkheid om het gesubsidieerd beheer op een andere wijze in te vullen. Er is niet langer sprake van verplichte winkelnering via Surplus; 5. Niet in aandachtswijken gelegen accommodaties krijgen een normbedragsubsidie (per dagdeel) en krijgen een grotere verantwoordelijkheid (en vrijheid) voor het sluitend maken van hun exploitatie. Zij hebben geen recht op gesubsidieerd beheer. Daar waar nu nog sprake is van gesubsidieerd beheer zal dit afgebouwd worden.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
6
5
Evaluatie
Met de beschikbare informatie zijn de vragen uit het toetsingskader dat in hoofdstuk 3 werd beschreven beantwoord.
1 In hoeverre draagt het gevoerde beleid bij aan de beoogde integrale aanpak in de aandachtsgebieden en
2 In hoeverre zijn buurthuizen laagdrempelig en bieden ze ruimte aan activiteiten die zoveel mogelijk eigen initiatief en ontwikkeling stimuleren Het aantal gesubsidieerde en wijkgebonden activiteiten dat in buurthuizen onderdak vindt, is een graadmeter voor een bijdrage van deze accommodaties aan de doelstelling van het beleid. Uit de dossiers blijkt dat het grootste deel van de huizen relatief veel van deze activiteiten huisvest. Uitzonderingen zijn de Vlieren, de Wegwijzer en Doornbos waarbij de eerste twee meer opereren als gemeenschapshuis dat wil zeggen ruimte biedend aan allerlei clubs uit heel Breda. Is met het onderdak bieden aan wijkgebonden en gesubsidieerde activiteiten dan ook een bijdrage geleverd aan de doelstelling van het stimuleren van eigen initiatief in de buurt, in een integrale aanpak? In ieder geval bieden de huizen ruimte aan eigen initiatief. Dit is echter niet significant meer geworden in de laatste vijf jaar, zoals de nota Alles onder een dak beoogde. Echter, buurthuizen als instrument op zichzelf kunnen daarin ook maar een beperkte rol spelen. Zeker in de gebieden waar buurthuizen worden ingezet, moet eigen initiatief worden onderkend en gestimuleerd omdat het andere vormen kan aannemen dan in sociaaleconomisch sterkere buurten of omdat het minder vanzelfsprekend is. Dat vraagt om extra aandacht van vrijwilligers en professionals, die in een samenwerkingsverband aan gedeelde doelen werken. Die werkwijze kent de gemeente bijvoorbeeld in wijkontwikkelingwijken. Zo’n integrale aanpak is niet overal van de grond gekomen. Ook het stimuleren van meer gebruik van de accommodaties door vitale ouderen, jongeren en allochtonen is beperkt geweest. Het al dan niet succesvol zijn van buurthuizen in hun bijdrage aan beleidsdoelstellingen is naast een gerichtere sturing op activiteiten die onderdak kunnen vinden in de buurthuizen, ook afhankelijk van het vrijwilligersbestuur. Dat kreeg in de nota immers een belangrijke rol toebedeeld. Die rol komt onder punt 7 aan de orde. Tenslotte kennen we de signalen dat lang niet alle initiatieven of groepen zich herkennen in een bepaald buurthuis of de andere gebruikers of dat ze andere barrières ondervinden om er gebruik van te maken. Het feit dat ze huur moeten betalen is een vaak gehoorde ‘klacht’.
3 In hoeverre faciliteren de gemeenschapshuizen de huisvesting van door de gemeente gesubsidieerde clubs / activiteiten. De rol van gemeenschapshuizen in het sociaal beleid volgens Alles onder een dak, is een algemeen ondersteunende. Formele en informele clubs in de stad moeten er onderdak kunnen vinden. Daarnaast moeten deze huizen ook onderdak bieden aan activiteiten die de gemeente in het bijzonder waardeert en dus subsidieert. De gemeenschapshuizen geven de gemeente jaarlijks een overzicht van de gesubsidieerde gebruikers die ze onderdak verlenen. Hieruit blijkt dat dat gebruik in de laatste vijf jaar iets is toegenomen, waarbij de voormalige dorpen de grootste relatieve toename laten zien. De verwachte toename van activiteiten voor ouderen, jongeren en allochtonen is niet noemenswaardig geweest.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
7
Aangezien de gemeente de gemeenschapshuizen slechts een summiere inhoudelijke verantwoording vraagt, kan het succes van de algemene functie van de gemeenschapshuizen als huisvester van het brede palet aan organisaties en activiteiten van de stad, vooral uit hun jaarrekeningen worden afgelezen. Hebben ze een sluitende exploitatie? Die vraag komt bij punt 5 aan de orde.
4 Hoeveel investeert de gemeente jaarlijks in de instandhouding en openstelling van buurt- en gemeenschapshuizen? In 2010 gaf de gemeente € 897.175 uit aan subsidie voor de kosten van beheer en exploitatie van de buurt- en gemeenschapshuizen (€ 585.809 aan de buurthuizen en € 311.366 aan de gemeenschapshuizen). Daarnaast subsidieerde de gemeente Surplus Welzijn voor het leveren van beheerders voor 9 buurthuizen. Hiermee was in 2010 een bedrag gemoeid van € 796.000. Voor onderhoud- en kapitaalslasten gaf de gemeente in 2010 € 1.829.994 uit. Voor de investeringen die jaarlijks worden gedaan was € 320.000 beschikbaar. In totaal besteedde de gemeente in 2010 dus € 3.523.169 aan de buurt- en gemeenschapshuizen. De omvang van de subsidie die in het kader van het accommodatiebeleid aan alle accommodaties wordt gegeven, heeft gedurende de looptijd van het beleid de volgende ontwikkeling doorgemaakt. Indirecte subsidie Met ingang van 2009 heeft de gemeente in plaats van de in het verleden afgesloten huurovereenkomsten een bruikleenovereenkomst afgesloten met alle besturen van de buurten gemeenschapshuizen. Daarbij is ook de verdeling van verantwoordelijkheid voor het binnenonderhoud gewijzigd en heeft de gemeente een groot deel daarvan voor haar verantwoording genomen, teneinde de besturen in haar bestuurstaken te ontlasten. Hiervoor is door het college structureel € 80.000,-- extra toegevoegd aan de middelen voor het planmatig binnen- en buitenonderhoud van de welzijnsaccommodaties. Maatwerksubsidies De accommodaties die in de aandachtsbuurten liggen, krijgen een maatwerksubsidie in hun exploitatietekort. Bij het vaststellen van de nota eind 2005 was hiervoor in totaal een bedrag van € 321.250,- beschikbaar. Dat bedrag is destijds berekend aan de hand van gegevens uit de meest recente jaarrekeningen (2004). De afgelopen 5 jaar hebben zich echter een aantal ontwikkelingen voor gedaan die de exploitatieresultaten van de accommodaties onder druk hebben gezet. Denk aan wegvallende vrijwilligersbesturen waardoor het beheer van deze accommodaties geprofessionaliseerd moest worden en sterk stijgende energietarieven. Mede daardoor was het noodzakelijk om de subsidies bij enkele accommodaties de afgelopen jaren naar boven toe aan te passen. In de jaren 2007 en 2008 zijn hiervoor eenmalige middelen ingezet. Vanaf 2009 is hiervoor in de begroting van MO structureel budget vrijgemaakt. In 2010 is aan maatwerksubsidies (exclusief gesubsidieerd beheer) een bedrag van € 585.809,- beschikbaar gesteld. Dat is ruim € 264.000,- meer dan het budget dat destijds in de nota was opgenomen. De normbedragsubsidies Welzijnsaccommodaties in de niet-aandachtsbuurten komen niet in aanmerking voor een maatwerksubsidie. Zij kunnen aanspraak maken op een normbedragsubsidie: een vast bedrag voor elk dagdeel dat zij een door de gemeente erkende (lees gesubsidieerde) welzijns- of cultuuractiviteit huisvesten. Op deze wijze wordt de hoogte van het subsidiebedrag rechtstreeks gekoppeld aan de bezetting en het ‘erkend’ gebruik van deze accommodatie.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
8
Bij de vaststelling van de nota in 2005 is het normbedrag vastgesteld op € 45,- per dagdeel grote zaal. In 2009 is dit (door jaarlijkse indexering) gestegen naar € 48,- per dagdeel (stijging van 2,2% per jaar). In de nota is, uitgaande van bezettingslijsten 2005, het totaal van de benodigde normbedragsubsidies (voor het jaar 2006) berekend op € 208.200 per jaar. In werkelijkheid is in 2010 een bedrag van € 311.366 uitbetaald aan normbedragsubsidies. De stijging wordt voor een deel veroorzaakt door indexering (krap € 19.000), door het in dienst nemen door besturen van eigen beheerders (€60.000) en voor het overige (€20.000) door een toename van het erkende gebruik in de accommodaties. Met name bij de Beemdentil, de Koe, het Klooster en de Pekhoeve is het gesubsidieerd gebruik toegenomen. De stijgende subsidies zijn opgevangen middels jaarlijkse indexering van de subsidiebudgetten en met behulp van het in 2009 beschikbaar gestelde extra budget.
5 In hoeverre zijn de huidige buurt- en gemeenschapshuizen voor een sluitende exploitatie afhankelijk van een bijdrage vanuit de gemeente De exploitatieresultaten van de buurthuizen in 2009 laten zien dat zij zonder gemeentelijke subsidie te maken hebben met forse tekorten. Die tekorten liggen tussen de €11.500 (Vlieren) en € 105.723 (Loper). De exploitatieresultaten van de gemeenschapshuizen in 2009 laten voor de meeste huizen ook tekorten zien, die wel minder fors zijn. Vianden, het Liesbos en de Poelewei konden in 2009 zonder gemeentelijke subsidie een sluitende begroting realiseren. In het geval van de Poelewei lag de oorzaak in het feit dat als gevolg van een bestuurswisseling tijdelijk geen beheerder in dienst was en daarmee ook geen personeelskosten zijn gemaakt. Die beheerder kwam in 2010 weer en daarmee zijn de kosten weer toegenomen en geeft de exploitatie een minder positief beeld. In Vianden worden veel eigen activiteiten georganiseerd en is er dus een goede baromzet. Liesbos is de enige accommodatie in deze buurtgemeenschap dus groepen komen daar terecht en zorgen voor een goede baromzet. De gemeenschapshuizen worden in hun mogelijkheden hun inkomsten te vergroten enigszins beperkt door het feit dat ze geen concurrent mogen zijn van de commerciële voorzieningen, dus bijvoorbeeld geen feesten en partijen van personen mogen huisvesten of commerciële activiteiten die mensen van buiten de wijk en stad aantrekken. Bovendien kennen de gebouwen beperkingen, zoals een beperkte geluidsisolatie, die huisvesting van activiteiten met meer bezoekers en dus meer inkomsten niet toelaten.
6 Wat is de bezettingsgraad van de accommodaties? We hebben de bezettingsgraad van de accommodaties trachten te benaderen door de bij de gemeente bekende gegevens over de bezetting in dagdelen af te zetten tegen een realistische norm. Op basis van de ervaring van de medewerkers van de gemeente (MO en Stab) hebben we als realistische bezetting benoemd: 2 zalen zijn 3 dagdelen bezet gedurende vijf dagen in de week, gedurende 44 weken in het jaar. In de weekenden komt daar een bezetting bij van 44 weken één zaal één dagdeel bezet. In een jaar kan een accommodatie dan 1364 dagdelen bezet zijn (100%). De buurthuizen laten op basis van deze norm een goede tot redelijke bezetting zien. Er zijn uitschieters naar boven, met meer dan 100% (Geeren Noord, de Vlieren en Geeren Zuid) en naar onder zoals het Spoorhuis met 38%. Dat komt overeen met de indruk die medewerkers van de gemeente hebben op basis van hun regelmatige contacten met besturen en gebruikers. De bezetting van de gemeenschapshuizen is moeilijk te bepalen omdat ze de gemeente geen overzicht hoeven te geven van hun niet gesubsidieerd gebruik. Alleen op basis van het overzicht van het gesubsidieerde gebruik is de bezetting niet in te schatten. De exploitatie resultaten zijn een indicatie van de bezetting. Zoals we bij punt vijf zagen hebben de meeste gemeenschapshuizen zonder gemeentelijke subsidie geen sluitende begroting waaruit we kunnen afleiden dat de bezetting niet optimaal is.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
9
7 In hoeverre is het effectief om het besturen van buurt- en gemeenschapshuizen in handen te geven van vrijwilligers (uit de wijk) In 2005 is ervoor gekozen om het primaat voor het besturen van de gemeenschapshuizen weg te leggen bij vrijwilligersbesturen. Door mensen meer verantwoordelijkheid te geven voor (de voorzieningen in) hun eigen wijk, kan meer vraaggericht gewerkt worden en wordt grotere betrokkenheid en zelfwerkzaamheid gestimuleerd. Deze vrijwilligersbesturen worden daarbij ondersteund en gefaciliteerd door gemeente en Surplus Welzijn. Wanneer besturen hun taken neerleggen vragen we aan Surplus Welzijn nieuwe bestuursleden te zoeken. De afgelopen jaren is gebleken dat het in een aantal wijken moeilijk is om vrijwilligers te vinden voor het besturen van een buurt- of gemeenschapshuis. Zo is het Surplus niet gelukt om voor buurthuis Scheldestraat (door hen in 2006 overgenomen van directie STAB) nieuw bekwaam vrijwilligerskader te vinden die de exploitatie van het buurthuis voor haar rekening wil nemen. Ook voor alle andere accommodaties die door Surplus beheerd worden (Toma, Gerardus Majella, Geeren Zuid, Inloophuis, Spoorhuis) is geen nieuw bestuur uit de wijk gevonden. In 2006 hebben twee vrijwilligersbesturen (Geeren-zuid en Doornbos) hun functie neergelegd. Leeftijd speelde daarbij een belangrijke rol (het bestuur van Doornbos had een gemiddelde leeftijd van boven de 70 jaar). Het beheer en de exploitatie van beide accommodaties is in eerste instantie door de gemeente (directie STAB) overgenomen, met alle daaraan verbonden lusten en lasten (onder meer personele verplichtingen) die de vrijwilligersbesturen met betrekking tot deze accommodaties waren aangegaan. Hoewel beide accommodatie gelegen zijn in aandachtswijken (en dus door Surplus, tijdelijk, beheerd zouden moeten worden) is alleen Geeren-zuid uiteindelijk overgedragen aan Surplus Welzijn. Doornbos wordt op dit moment nog steeds beheerd door directie STAB. Voor beide accommodaties is tot op heden geen nieuw bestuur gevonden. Het wegvallen van vrijwilligersbesturen en het overnemen van het beheer door de gemeente (directie STAB) respectievelijk Surplus Welzijn heeft geleid tot een aanzienlijke kostenstijging. Om beide accommodaties open te houden was ruim € 64.000 subsidie extra per jaar nodig. Het op incidentele basis professionaliseren van het beheer van welzijnsaccommodaties heeft dus een duidelijke prijs en is een nadrukkelijk aandachtspunt voor de toekomst. Wellicht dat een centrale professionele beheerorganisatie de kosten kan drukken. Bij drie gemeenschapshuizen (Poelewei, Kapelhof en Kraaienest) is het wel gelukt om voor een tussentijds wegvallend bestuur een nieuw vrijwilligersbestuur te vinden. Daar zijn dan ook behoorlijk wat ambtelijke uren op ingezet. Het actief werven via de vacaturesite van Breda-Actief en het plaatsen van advertenties in wijkkrantjes en het aanspreken van bestaande sociale netwerken, heeft daar uiteindelijk tot het gewenste resultaat geleid. In het geval van de Poelewei is tevens opnieuw gekeken naar de taken en de verantwoordelijkheden van het nieuwe bestuur. Hoewel het nieuwe bestuur nog steeds verantwoordelijk is voor de algehele exploitatie van het gemeenschapshuis, wordt hun energie en inzet vooral gericht op promotie en acquisitie, het binnenhalen en organiseren van wijkactiviteiten, het behandelen en vastleggen van huurverzoeken en het onderhouden van netwerken en lopende contacten. De financiële administratie wordt verzorgd door Surplus welzijn. De zorg voor het binnen- en buitenonderhoud van het pand wordt voor het merendeel waargenomen door directie STAB. Door het bestuur op deze wijze een aantal ‘lastige’ taken uit handen te nemen en hen actief te ondersteunen (zeker in de aanloop periode) kan hun energie ingezet worden op de manier zoals hij eigenlijk bedoeld is namelijk: het gemeenschapshuis weer verbinden met de wijk. Conclusie is dat de rol van besturen in het vorm geven van met name de buurthuizen als laagdrempelige, herkenbare voorziening die eigen initiatief stimuleert, in de praktijk moeizaam is gebleken. De verwachting dat mensen uit de buurt een belangrijke rol kunnen spelen in het programmatische beheer is niet uitgekomen. Besturen hebben over het algemeen al hun
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
10
handen vol aan het exploiteren van het gebouw. Wanneer een bestuur wel een gezicht heeft naar de buurt, door al dan niet zelf activiteiten te organiseren, pakt dit ook niet altijd goed uit. Een bestuur is zelden een divers samengesteld gezelschap (jong-oud; man-vrouw; allochtoon-autochtoon) en een afspiegeling van de buurt. Soms zijn bestuursleden ook niet woonachtig in de buurt. Daardoor voelt niet iedereen in de buurt zich welkom. Tenslotte zien we dat de zittende besturen aan het vergrijzen zijn en dat er weinig natuurlijke aanwas van onderaf is. Voor de continuïteit van deze besturen is dat een risico. De oplossing van het incidenteel professionaliseren van accommodaties brengt tot nu toe een fors hogere rekening voor de gemeente met zich mee.
8 Statutaire bevoegdheden van het bestuur en registratie bij KvK
9 Bruikleenovereenkomst
en De rechtmatigheid van de besturen is volgens de verwachting. Allen hebben een bruikleenovereenkomst ondertekend. De twintig vrijwilligersbesturen kennen volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel allemaal een volledig bestuur. Van die twintig zijn er vijf die een smal bestuur hebben (alleen voorzitter, secretaris en penningmeester) dat er bovendien vaak al lang zit. Die vijf zijn kwetsbaar. In de afgelopen vijf jaar zijn twee vrijwilligersbesturen opgehouden te bestaan (Geeren Zuid en Doornbos).
10 Activiteiten in relatie tot Paracommercialisme Op dit moment worden er tussen de gemeente en Horeca Nederland (afdeling Breda) verkennende gesprekken gevoerd over oneerlijke concurrentie tussen gemeentelijke sport- en welzijnsaccommodaties en de plaatselijke horeca (paracommercialisme). Horeca Nederland geeft aan dat vanuit de sportkantines en gemeenschapshuizen oneerlijke concurrentie plaats vindt ten opzichte van de plaatselijke horeca. De oneerlijke concurrentie wordt veroorzaakt door: 1. Subsidies: gemeentelijke sport- en welzijnsaccommodaties worden gesubsidieerd dan wel anderszins gefaciliteerd en hebben daardoor meer mogelijkheden om met lage prijzen te werken; 2. Handhaving regelgeving: regelgeving rondom gemeentelijke sport- en welzijnsaccommodaties wordt minder stringent gehandhaafd dan bij reguliere horeca. Horeca Nederland wil toe naar een situatie waarin voor alle horecavoorzieningen in Breda gelijke kansen gelden. Dat kan enerzijds door heldere regels te formuleren (en te handhaven) die op alle horecavoorzieningen in Breda van toepassing zijn en anderzijds door (horecavoorzieningen in) gemeentelijke sport- en welzijnsaccommodaties niet langer te faciliteren met directe dan wel indirecte subsidies. Horeca Nederland is voorstander van het ‘in de markt zetten’ van het horecadeel van de gemeentelijke sport- en welzijnsaccommodaties. Verpacht het horecadeel aan een horecaondernemer of nog beter, verpacht de hele accommodatie aan een horecaondernemer. Daarmee zijn de gemeente en / of de vrijwilligersbesturen niet langer verantwoordelijk voor de exploitatie van dit soort gebouwen en kan zij zich volledig richten op (het faciliteren van) de activiteiten die daar plaats dienen te vinden. In feite pleit Horeca Nederland voor de herintroductie van het buurtcafé, waarin onder door de gemeente te stellen voorwaarde ruimtes beschikbaar gehouden worden voor het huisvesten van sociaal culturele activiteiten. De Gemeente Breda heeft ervaring met het uitbesteden van eigen accommodaties aan de horeca, namelijk met de sportkantines in binnensportaccommodaties. Daar blijkt dat de horeca niet of nauwelijks in staat is een boterham te verdienen. Zij gaan dan ook allerlei activiteiten ontwikkelen die in strijd zijn met de bepalingen van het geldende bestemmingsplan waardoor omwonenden bezwaren gaan maken. Dit zou bij welzijnaccommodaties ook kunnen gaan spelen.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
11
Voor een vruchtbaar gesprek met Horeca Nederland zal de gemeente eerst een aantal uitspraken moeten doen. Welke activiteiten vindt ze waardevol genoeg om te ondersteunen? Wil ze die dan in huisvesting ondersteunen door eigen gebouwen aan te bieden of door een tegemoetkoming in de huur in zalen in de stad? Wanneer ‘vermarkten’ een optie is, zal er een haalbaarheidsstudie moeten worden gedaan naar de realisatie in de praktijk. De verkennende gesprekken met horeca Nederland zullen de komende tijd voortgezet worden en zullen synchroon lopen met de nieuwe visie die op het maatschappelijk vastgoed ontwikkeld gaat worden.
11 In hoeverre sluit het huidige aanbod aan buurt- en gemeenschapshuizen aan op de normen die daarvoor zijn vastgesteld in de nota sociale infrastructuur In december 2003 is de Nota Sociale Infrastructuur ‘Sociaal Breda in beeld’ in de raad vastgesteld. De nota is een instrument van het sociaal beleid en heeft daarmee ook dezelfde doestellingen als het lokaal beleid. In de nota worden een aantal basisvoorzieningen voor de stad benoemd, waaronder accommodaties voor ontmoeting, ontspanning en ontplooiing. Om te toetsen hoeveel de stad er nodig heeft is een norm benoemt. Afhankelijk van de z-score van een wijk en het percentage wijkbewoners dat een welzijnsaccommodatie bezoekt, heeft een wijk met 5.500 tot 10.000 inwoners een welzijnsaccommodatie nodig. Wijken met een slechtere z-score (relatief meer sociaaleconomische achterstand) hebben per 5.5000 inwoners een accommodatie voor ontmoeting, ontspanning, ontplooiing nodig terwijl sociaaleconomisch sterkere wijken er per 10.000 inwoners een zouden moeten hebben. In 2006 is een ‘Inventarisatie en gebiedsgewijze toetsing basisvoorzieningen’ gedaan, uitgaand van de normen die in Sociaal Breda in beeld zijn gesteld. Op basis van de bevolkingssamenstelling naar leeftijdsgroepen in 2005 en de prognose van de leeftijdsopbouw in 2020 zijn de aanwezige accommodaties voor ontmoeting, ontspanning en ontplooiing geïnventariseerd en getoetst aan de norm. Voor 2020 is een gewenste balans weergegeven. Bij de accommodaties voor ontmoeting, ontspanning en ontplooiing zijn naast de sociaal culturele centra ook de bejaardensociëteiten (steunpunten voor ouderen) meegeteld die niet in een sociaal cultureel centrum zijn gehuisvest. Niet meegenomen zijn accommodaties voor doelgroepen zoals jongerencentra, scouting gebouwen, w-groepen en gebouwen voor allochtone zelforganisaties. Daarmee ligt de gehanteerde definitie van welzijnsaccommodaties vrij dicht tegen die van het beleid ‘Alles onder een dak’ aan en is een weergave van de uitkomsten van de toetsing waardevol. Uit die toetsing van het aantal welzijnsaccommodaties blijkt dat de Gemeente Breda in 2005 fors meer (ongeveer het dubbele) accommodaties voor ontmoeting, ontspanning en ontplooiing had dan volgens de norm nodig was. Die balans is voor 2010 niet gewijzigd. Ten opzichte van de bevolkingsprognose voor 2020, die uit 2005 stamt maar niet significant gewijzigd is, zal dat overschot bij een ongewijzigde portefeuille welzijnsaccommodaties, iets kleiner zijn maar nog steeds aanzienlijk. Bekeken naar GWI-gebieden, zijn de enige wijken waar het aantal welzijnsaccommodaties in 2005 volgens de norm scoorde: Haagse Beemden Zuid Oost, Teteringen, Tuinzigt/Westerpark, Ulvenhout en Bavel. De andere gebieden scoren boven de norm.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
12
6
Conclusies
Het accommodatiebeleid ‘Alles onder één dak’ is aan het eind van de looptijd van het beleid, in 2010, getoetst aan criteria van doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid. Dat levert de volgende algemene conclusies op.
1 Een antwoord op de vraag of de buurt- en gemeenschapshuizen een voldoende bijdrage leveren aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente is niet eenduidig te geven Beide typen accommodaties bieden onderdak aan activiteiten die de gemeente waardevol vindt, de buurthuizen meer dan de gemeenschapshuizen. De verwachting dat de huizen en vooral de besturen een rol zouden spelen in het binnen halen van meer activiteiten en met name die voor vitale senioren, jeugd en allochtonen is niet uitgekomen. De extra verwachting dat de buurthuizen en hun besturen ook een belangrijke rol zouden spelen in het verbinden van die activiteiten zodat het geheel meer zou zijn dan de som der delen, wat weer een bijdrage zou leveren aan een verbetering van de sociaaleconomisch positie van wijkbewoners en wijk, is ook niet realistisch gebleken. Dergelijke rollen zijn echter niet alleen toe te schrijven aan gebouwen en vrijwillige besturen, maar worden in hoge mate bepaald door de kracht van de bewoners netwerken in de wijken en/of de professionele inspanning om die tot stand te laten komen. Uiteindelijk zijn de aannames in het beleid van de gemeente en de uitvoering van dat beleid dus een bepalende factor.
2 Wat is het oordeel over de welzijnsaccommodaties wanneer we kijken naar de verantwoordelijkheidstrap? Vooral de vraag of de gebruikers van de accommodaties hun activiteit ook elders hadden kunnen realiseren eventueel met een hogere eigen bijdrage is relevant. Voor de meeste gebruikers wordt hun keus om hun activiteit in een welzijnsaccommodatie dan wel in bijvoorbeeld een particuliere accommodatie te houden, bepaald door de kosten die er mee gemoeid zijn, de beschikbaarheid van ruimte en de geschiktheid van de ruimte voor de activiteit. Op dit moment compenseert de gemeente gesubsidieerde gebruikers voor de huisvestingskosten en worden ze door diezelfde gemeente naar de gemeentelijke accommodaties verwezen. Dat laat onverlet dat er in Breda nog andere ruimtes beschikbaar zijn die clubs al dan niet met een gemeentelijke ‘huursubsidie’ zouden kunnen gebruiken.
3 Doelmatigheid In 2010 besteedde de gemeente in 2010 dus € 3.523.169 aan de buurt- en gemeenschapshuizen. Voor beheer en exploitatie gaf de gemeente gaf in totaal € 1.693.175 uit (inclusief beheer door Surplus). Voor onderhoud- en kapitaalslasten gaf de gemeente in 2010 € 1.829.994 uit. Voor de investeringen die jaarlijks worden gedaan was € 320.000 beschikbaar. De bezetting van de accommodaties als geheel is, voor zover de informatie beschikbaar is, redelijk maar kan zeker beter. Bovendien laat een toetsing op de in 2003 gestelde normen voor welzijnsaccommodaties zien dat de Gemeente Breda er relatief veel heeft. Wanneer we tenslotte breder kijken dan alleen de welzijnsaccommodaties zien we dat er nog vele andere gebouwen zijn die onderdak kunnen bieden aan activiteiten. Dit bij elkaar opgeteld laat de evaluatie een beeld zien van een beperkte doelmatigheid van de inzet van het instrument welzijnsaccommodatie.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
13
De algemene conclusie van de eindevaluatie van het accommodatiebeleid ‘Alles onder één dak’ is dat de buurt- en gemeenschapshuizen een bijdrage leveren aan de realisatie van sociale doelen maar dat die bijdrage moeilijk te benoemen is, dat het bovendien een relatief duur en ondoelmatig instrument is dat ook nog eens omvangrijker is dan we volgens de gemeentelijke norm hebben vastgesteld. Aanzetten voor nieuw beleid De waarde van welzijnsaccommodaties voor het beleid van Breda wordt op strategisch niveau bepaald door de gemeenteraad. Deze evaluatie geeft een oordeel die met name gebaseerd is op afwegingen van kosten en baten en minder een oordeel geeft over de maatschappelijke meerwaarde. In het aangescherpte beleid Meedoen@Breda zal de gemeente een keuze maken voor de activiteiten en organisaties die ze in het licht van de verantwoordelijkheidstrap waardevol vindt. Dat beeld kan per wijk of type wijk verschillend zijn. Vervolgens wordt een nieuw accommodatiebeleid uitgewerkt. In een raadsbrief worden nu al een aantal kernvragen aan de commissie Maatschappij voorgelegd.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
14
Bijlage
Analyse per accommodatie Doelmatigheid
Zelfstandig sluitende exploitatie: ja/nee
Vrijwilligers-bestuur: ja/nee
21.146
63.684
84.830
4.520
Surplus
nee
70%
60%
150%
76.826
66.080
142.906
167.903
Nee - 66.185
ja
De Vlieren Buurthuis- Heuvel
10%
50%
125%
19.332
59.679
79.011
-
Nee -11.436
ja
Inloophuis Buurthuis - Heuvel
100%
100%
70%4
7.899
-
7.899
-
Surplus
nee
Scheldestraat Buurthuis - Haagpoort
70%
90%
60%
35.630
60.350
95.980
54.736
Surplus
nee
Loper Buurthuis - Kesteren/Muizenberg
95%
90%
90%
89.289
131.893
221.182
223.903
Nee -105.723
ja
Inv MIP 2005-2010 (totaal per acc)
70%
Geeren-Noord Buurthuis - Geeren Noord
Totaal budget 2010
onbekend3
onderhoudslasten
40%
Budgetten STAB 2010 Eigenaarslasten en
% wijkgebonden (tov werkelijke bezetting) 2
Gerardus Majella Buurthuis- Fellenoord
Naam buurthuis
Subsidie MO 2010
% gesubsidieerd (tov werkelijke bezetting)1
Bezettingsgraad (100% = 1364 dagdelen per jaar)
Maatschappelijke functie
Geeren-Zuid Buurthuis
70%
95%
105%
24.480
33.563
58.043
100.334
Surplus
nee
Meidoorn Buurthuis - Tuinzigt
85%
90%
65%
73.304
115.654
188.958
248.873
Nee -70.512
ja
Wegwijzer Buurthuis - Wisselaar
10%
40%
>100%5
75.560
26.480
102.040
-
Nee -95.284
ja
Doornbos Buurthuis
10%
30%
60%
74.829
213.877
288.706
37.405
Nee -93.037
nee
Driesprong Buurthuis - 3-sprong-Brabantpark
65%
90%
80%
21.155
42.682
63.837
140.795
Nee -15.691
Toma Buurthuis 3-sprong-Brabantpark
90%
95%
95%
21.065
40.079
61.144
133.490
Biesdonk Buurthuis
45%
85%
70%6
39.735
7.529
47.264
-
Spoorhuis Buurthuis - stationsbuurt
10%
35%
40%
5.559
15.056
20.615
63.574
-
-
-
-
-
-
-
Buurthuis Brede School Geeren Noord
ja
Surplus
nee
Nee -27.319
ja
Surplus
nee
-
nee
Naam gemeenschapshuis 31.397
51.739
83.136
4.500
3.816
ja
Belcrum gemeenschapshuis - Belcrum
24.880
88.362
113.242
94.039
Nee -44.941
ja
Beemdentil gemeenschapshuis - Gageldonk
20.070
50.341
70.411
135.513
Nee -31.585
ja
’t Kraaienest gemeenschapshuis - Heksenwiel
33.259
147.109
180.368
68.660
onbekend
ja
De Koe gemeenschapshuis- Princenhage
18.355
85.468
103.823
22.550
Nee -31.125
ja
6.375
43.254
49.629
11.013
Nee -6.458
ja
Kievitslaar gemeenschapshuis - Effen
3.259
3.983
7.242
-
Nee -2.323
ja
Zandberg Gemeenschapshuis - Zandberg
7.684
717
8.401
-
ja
Poelewei Gemeenschapshuis - Brabantpark
Kapelhof gemeenschapshuis - Heusdenhout
7
Ja
onbekend
’t Web gemeenschapshuis - Teteringen
53.000
51.488
104.488
-
Nee -31.430
ja
Vianden gemeenschapshuis - Ginneken
4.464
180.195
184.659
195.358
Ja +13.791
ja
14.649
75.762
90.411
160.000
onbekend
ja
5.206
848
6.054
-
Nee -2.926
ja
Pekhoeve gemeenschapshuis -Ulvenhout
24.725
42.126
66.851
39.150
Nee -19.751
ja
IJpelaar/Overakker Gemeenschapshuis - IJpelaar
16.675
43.368
60.043
174.085
Nee -11.417
ja
9.756
38.388
48.144
317.549
Nee
-209
ja
37.612
50.240
87.852
28.464
Nee -26.186
ja
897.175
1.829.994
2.727.169
Drie Linden/Zilverberk gemeenschapshuis - Prinsenbeek Blaker gemeenschapshuis - Boeimeer
Liesbos Gemeenschasphuis - Lies ’t Klooster Gemeenschapshuis - Bavel Totaal
voetnoten zie ommezijde
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
15
1 O m een indicatie te krijgen van de maatschappelijke functie van de buurthuizen (kolom 1 en 2) is de informatie ambtelijk geïnterpreteerd die de besturen zelf overlegden voor de subsidieaanvraag 2010 en de subsidieafrekening 2009. Deze is geen exacte weergave van de werkelijkheid maar geeft wel een voldoende indicatie. 2 O m een indicatie te krijgen van de maatschappelijke functie van de buurthuizen (kolom 1 en 2) is de informatie ambtelijk geïnterpreteerd die de besturen zelf overlegden voor de subsidieaanvraag en de subsidieafrekening 2009. Deze is geen exacte weergave van de werkelijkheid maar geeft wel een voldoende indicatie. 3 Informatie niet beschikbaar. 4H et Inloophuis is aanmerkelijk kleiner dan het gemiddelde van de andere accommodaties. De in de evaluatie gehanteerde norm voor de bezetting is voor het inloophuis aangepast (1 ruimte 3 dagdelen bezet gedurende vijf dagen in de week, gedurende 44 weken in het jaar). 5 D e schriftelijke opgave van aantal dagdelen door de Wegwijzer is niet consistent. 6 B uurthuis Biesdonk is kleiner dan het gemiddelde van de andere accommodaties. De in de evaluatie gehanteerde norm voor de bezetting is daarom aangepast (zie ook Inloophuis). 7 D e gemeente vraagt de gemeenschapshuizen niet om een totaaloverzicht van de bezetting. Daarom is geen beeld te geven van de bezetting en het aandeel van wijkgebonden en gesubsidieerde activiteiten in die bezetting.
Evaluatie accommodatiebeleid Alles onder een dak
16