EUROPESE REANIMATIE RAAD RICHTLIJNEN 2000 VOOR BASISREANIMATIE BIJ VOLWASSENEN
Bijlage bij Spoedgevallen Jaargang 20 Nummer 5
EUROPESE REANIMATIE RAAD RICHTLIJNEN 2000 VOOR BASISREANIMATIE BIJ VOLWASSENEN Een standpunt van de Werkgroep Basisreanimatie en Automatische Externe Defibrillatie 1 en goedgekeurd door het Uitvoerend Comité van de Europese Reanimatie Raad Origineel artikel: AJ Handley, KG Monsieurs, LL Bossaert. European Resuscitation Guidelines 2000 for adult basic life support. A statement from the Basic Life Support and Automated External Defibrillation Working Group and approved by the Executive Committee of the European Resuscitation Council. Resuscitation 2001;48:199-205 Vertaling: Wiebe de Vries, Rien De Vos, Koenraad G Monsieurs en de Belgische Reanimatieraad
1. Inleiding De meest recent gepubliceerde richtlijnen voor basisreanimatie van de European Resuscitation Council (ERC) dateren van 1998 [1]. Ze waren gebaseerd op de “Advisory Statements” van het “International Liaison Committee on Resuscitation” (ILCOR) gepubliceerd in 1997 [2]. In aansluiting hierop heeft de American Heart Association, samen met vertegenwoordigers van ILCOR, een serie bijeenkomsten belegd over evidence based evaluaties van de wetenschappelijke inzichten in de reanimatie [3], die geresulteerd hebben in de publicatie van de “Guidelines 2000 for Cardiopulmonary Resuscitation and Emergency Cardiovascular Care” in augustus 2000 [4,5]. De Werkgroep Basisreanimatie en Automatische Externe Defibrillatie van de ERC (BLS & AED Working Group) heeft dit document beoordeeld en op basis daarvan wijzigingen in de richtlijnen basisreanimatie geadviseerd. Die zijn weergegeven in deze publicatie. 2. Wijzigingen in de richtlijnen Sommige veranderingen zijn minimaal (bijvoorbeeld de duur van de insufflatie van de beademing veranderde van 1½ - 2 in 2 seconden) of zijn aangepast om internationale uniformiteit te bereiken (bijvoorbeeld het controleren van vreemde voorwerpen in de mond is nu eerder in de sequentie geplaatst). Daarnaast is het taalgebruik op sommige plaatsen aangepast om zo een duidelijkere betekenis te bekomen. Een voorbeeld is de introductie van het begrip “normale ademhaling” in een poging dit te onderscheiden van overlijdingsademhaling (gaspen).
De belangrijkste veranderingen in reanimatietechniek zijn (a) aan leken wordt niet langer de controle van de halsslagader geleerd om stilstand van de bloedsomloop vast te stellen. Ook wordt niet verwacht dat zij deze controle kunnen uitvoeren. Voor professionele hulpverleners blijft deze controle echter gehandhaafd. (b) het ventilatievolume bij mond-op-mond
beademing indien geen aanvullende zuurstof wordt toegediend is verhoogd naar 700-1000 ml per ademteug. (c) de verhouding hartmassage:beademing bij reanimatie door twee hulpverleners wordt 15:2 indien het slachtoffer niet geintubeerd is. (d) slaan tussen de schouderbladen en buikstoten wordt alleen aanbevolen bij verstikking van bewuste volwassenen; borst-compressie identiek als hartmassage, wordt aanbevolen voor bewusteloze slachtoffers. Een korte verantwoording van elk van deze veranderingen volgt hierna. A. Halsslagader-controle De meeste richtlijnen voor reanimatie benadrukken de afwezigheid van pulsaties aan de halsslagader als essentiële diagnostische indicatie dat er sprake is van stilstand van de bloedsomloop. Voor deze controle wordt een maximum van 10 seconden aangehouden. Er zijn echter diverse onderzoeken die aantonen dat meer dan 10 seconden vereist zijn om een betrouwbare indicatie te geven voor de aanwezigheid of afwezigheid van pulsaties aan de halsslagader [6-10], en zelfs bij langdurige palpatie traden significante fouten op in de diagnose [11]. Tengevolge van deze onderzoeken heeft de werkgroep BLS van de ERC in 1998 geadviseerd de controle aan de halsslagader te laten vervallen en te vervangen door “tekenen van circulatie” [1]. Na herijking van de data is overeengekomen dat voor een nietprofessionele hulpverlener, het controleren van tekenen van circulatie inhoudt: geef twee effectieve beademingen, kijk, luister en voel voor normale ademhaling, kuchen of hoesten, of beweging voor ten hoogste 10 seconden. Als de niet-professionele hulpverlener twijfelt over het wel of niet aanwezig zijn van deze tekenen, dient hij of zij onmiddellijk te beginnen met hartmassage. Professionele hulpverleners blijven controleren voor pulsaties aan de halsslagader voor maximaal 10 seconden, terwijl zij tegelijkertijd controleren of er andere tekenen van circulatie zijn.
Beademingsvolume De huidige ERC richtlijnen adviseren dat elke ademteug tijdens mond-op-mond beademing een inhoud dient te hebben tussen de 400 ml en 600 ml [12], terwijl de American Heart Association Guidelines een volume tussen de 800 ml and 1200 ml adviseerden [13]. Een lager volume vermindert het gevaar op maaginsufflatie [14] maar kan leiden tot een niet-optimale aanvoer van zuurstof indien niet aanvullend zuurstof wordt toegediend [15]. Als compromis wordt nu geadviseerd dat bij reanimatie van volwassenen elke ademteug (zonder aanvullende zuurstof) een volume dient af te geven van 10 ml/kg wat overeenkomt met 700-1000 ml voor een gemiddelde volwassen man. De ademteug dient rustig (in ongeveer 2 seconden) gegeven te worden en de hulpverlener dient diep in te ademen voor elke beademing om zo een optimale zuurstofconcentratie in de in te blazen lucht te bekomen [16].
Om deze redenen wordt nu een ratio van 15 hartmassages op 2 beademingen aanbevolen voor zowel één-hulpverlener reanimatie als twee-hulpverleners reanimatie. Tijdens gespecialiseerde reanimatie kan een alternatieve ratio worden aangehouden nadat de ademweg veilig is gesteld door een opgeblazen endotracheale tube. Om het aantal handelingen dat geleerd moet worden in reanimatieopleidingen voor leken beperkt te houden, dient alleen de één-hulpverlener reanimatie te worden aangeleerd. Indien er twee hulpverleners beschikbaar zijn, dienen zij elkaar af te lossen bij het reanimeren. Twee-hulpverleners reanimatie is geschikt voor professionele hulpverleners en niet-professionele hulpverleners die lid zijn van Eerste Hulpen reddingsorganisaties. Ook voor deze teams blijft de ratio hartmassage:beademingen 15:2. Verstikking bij een bewusteloos slachtoffer
In de praktijk zal dit niet leiden tot enige verandering in de ERC-richtlijnen omdat de aanwijzing “Blaas …… totdat de borst (van het slachtoffer) omhoog komt, zoals bij normale ademhaling” hetzelfde zal blijven. Producenten van reanimatie-oefenpoppen wordt geadviseerd het volume van de “longen” aan te passen.
Hartmassage:beademing ratio Als hartmassage wordt uitgevoerd bij stilstand van de bloedsomloop stijgt de perfusiedruk slechts langzaam en die is hoger na 15 massages dan na 5 massages [17]. Met elke massagepauze voor het beademen zakt de perfusiedruk snel. Het vraagt een aantal massages voor het voorgaande niveau van hersen- en coronairperfusie is hersteld. Voor zover het de circulatie betreft is een hartmassage:beademing ratio van 15:2 daarom meer effectief dan 5:1 Bovendien is er wetenschappelijk bewijs dat de overlevingskans door reanimatie toeneemt indien er meer hartmassages worden gegeven, zelfs als dat ten koste gaat van het aantal beademingen [17,18].
De huidige ERC richtlijnen voor basisreanimatie bevelen een procedure aan van 5 klappen tussen de schouderbladen afgewisseld met 5 buikstoten (Heimlich-manoeuvre) voor zowel slachtoffers die bewust zijn zijn als die bewusteloos zijn. Dat betekent dat een andere techniek moet aangeleerd worden voor slachtoffers die op de grond liggen. Het is algemeen bekend dat vaardigheidsretentie na reanimatieonderwijs slecht is [19-21]. Verschillende gezaghebbende deskundigen hebben aangeraden om de technieken te vereenvoudigen om het aanleren en retentie te bevorderen [22,23], en het is aangetoond dat het verminderen van het aantal stappen in de procedure een verbetering oplevert [24]. Het risico om te overlijden ten gevolge van verstikking is significant kleiner dan het risico te sterven door stilstand van de bloedsomloop ten gevolge van een hartinfarct [25]. Er zijn daarom goede onderwijskundige redenen om het handelingsalgoritme te vereenvoudigen voor een (relatief) zeldzame situatie. Bovendien is er bewijs dat borstcompressie, vergelijkbaar met hartmassage, hogere druk in
de ademweg kan opwekken dan buikstoten en effectiever is bij het verwijderen van vreemde voorwerpen [26]. Daarom wordt nu aanbevolen dat bij een slachtoffer van verstikking dat bewusteloos is of wordt, een aangepaste vorm van basisreanimatie uitgevoerd wordt, in plaats van slaan tussen de schouderbladen en buikstoten.
·
Blijf het slachtoffer controleren
B
Als hij niet reageert:
·
Roep om hulp
·
Tenzij u het slachtoffer volledig kunt controleren in de positie waarin u hem vond, draai het slachtoffer op zijn rug en controleer de ademweg: ·
Plaats uw hand op zijn voorhoofd en trek voorzichtig het hoofd naar achteren terwijl u uw duim en wijsvinger vrij houdt om zijn neus dicht te knijpen als beademen noodzakelijk is
·
Verwijder alle zichtbare voorwerpen uit de mond van het slachtoffer, inclusief los zittende gebitsdelen, maar laat een goed zittend kunstgebit op zijn plaats
·
Plaats uw vingertop(pen) onder de punt van de kin van het slachtoffer en til die omhoog om de ademweg vrij te maken
3. Volgorde van handelen bij basisreanimatie van volwassenen Hierna wordt de volgorde van handelen beschreven zoals ze werd bepaald in de richtlijnen van de ERC (European Resuscitation Council Guidelines 2000) voor basisreanimatie van volwassenen. Binnen deze context wordt als volwassen beschouwd een persoon van 8 jaar en ouder. In de tekst dient voor de mannelijke vorm evenzeer de vrouwelijke vorm gelezen te worden.
1. Zorg voor veiligheid van de hulpverlener en het slachtoffer
2.
·
Controleer het slachtoffer en kijk of hij reageert: Schud rustig aan zijn schouders en vraag: “Wat is er gebeurd”
3. A Als hij reageert door te antwoorden of te bewegen: ·
·
Laat het slachtoffer liggen zoals u hem gevonden heeft (er vanuit gaande dat er geen gevaar is), controleer zijn toestand en zorg voor hulp als dat nodig is Stuur iemand om hulp te halen of, als u alleen bent, laat het slachtoffer alleen om hulp te halen
Probeer het kantelen van het hoofd te voorkomen als u nekletsel vermoedt
4. Houd de ademweg open, kijk, luister en voel naar normale ademhaling (meer dan een enkele ademteug of oppervlakkige/ onvoldoende ademhaling): · Kijk of de borstkas beweegt · Luister aan de mond van het slachtoffer naar ademgeluiden · Voel met uw wang of er een luchtstroom is · Kijk, luister en voel voor maximaal 10 seconden om vast te stellen of het slachtoffer normaal ademt
5. A Als hij wel normaal ademt: · Leg hem in de stabiele zijligging · Stuur iemand om hulp te halen of, als u alleen bent, laat het slachtoffer alleen en ga zelf hulp halen · Blijf de ademhaling controleren
B Als hij niet normaal ademt, of zo nu en dan een ademteug neemt of oppervlakking/onvoldoende ademt: · Stuur iemand om hulp te halen of, als u alleen bent, laat het slachtoffer alleen en ga zelf hulp halen; kom terug en start beademen zoals hieronder beschreven · Leg het slachtoffer op zijn rug, als hij nog niet in die positie ligt · Geef 2 rustige, effectieve beademingen, die elk de borstkas doen rijzen en dalen: o Zorg voor een gekanteld hoofd en kinlift o Sluit de neus door het zachte gedeelte (onder het neustussenschot) dicht te knijpen met de wijsvinger en duim van de hand op zijn voorhoofd o Open zijn mond een beetje, maar zorg dat de kinlift gehandhaafd blijft o Adem diep in om uw longen te vullen met zuurstof, en plaats uw lippen over de mond, daarbij lettend op een luchtdichte afsluiting o Blaas rustig in zijn mond en kijk naar de borstkas; blaas ongeveer 2 seconden om de borstkas omhoog te laten komen zoals bij een normale ademhaling o Terwijl het hoofd gekanteld blijft en de kinlift uitgevoerd blijft, haal uw mond van het slachtoffer en kijk of de borstkas weer naar beneden gaat
doordat er lucht wordt uitgeademd o Haal opnieuw diep adem en herhaal de bovenstaande handelingen zodat er totaal 2 effectieve beademingen worden gegeven o Als het niet lukt om een effectieve beademing te geven: § Controleer opnieuw de mond van het slachtoffer en verwijder vreemde voorwerpen § Controleer of het hoofd voldoende naar achteren is gekanteld en dat u een juiste kinlift uitvoert § Doe maximaal 5 pogingen om 2 effectieve beademingen te geven § Als dit nog niet lukt ga dan verder met het controleren van de bloedsomloop
5. Controleer het slachtoffer voor tekenen van circulatie: · Kijk, luister en voel of er normale ademhaling is, het slachtoffer kucht of hoest en of het slachtoffer beweegt · Alleen als u goed getraind bent om dit te doen, controleer pulsaties aan de halsslagader · Doe dit gedurende maximaal 10 seconden
7. A Als u absoluut zeker bent dat u tekenen van circulatie heeft waargenomen: · Ga verder met beademen tot het slachtoffer zelf gaat ademen · Controleer na iedere 10 beademingen (of ongeveer iedere minuut) of er tekenen van circulatie zijn; steeds maxi-
der dan 2 massages per seconde); luidop tellen kan helpen. Het indrukken en rijzen van het borstbeen duurt even lang. · Combineer mond-op-mond beademen en hartmassage: o Kantel na 15 massages het hoofd naar achter, voer de kinlift uit en geef 2 effectieve beademingen o Plaats daarna uw handen terug in de juiste positie op het borstbeen, zonder te wachten, en geef opnieuw 15 massages, ga door met masseren en beademen in de verhouding 15:2 · Onderbreek alleen om opnieuw tekenen van circulatie te controleren als het slachtoffer beweegt of spontaan gaat ademen; in alle andere gevallen dient u de reanimatie niet te onderbreken
maal 10 seconden · Als het slachtoffer weer spontaan en normaal gaat ademen, maar bewusteloos blijft, leg hem dan in de stabiele zijligging. Wees er op voorbereid dat het slachtoffer direct op zijn rug gelegd moet worden om opnieuw beademd te worden als hij zelf stopt met ademen
B Als er geen tekenen van circulatie zijn, of u bent niet helemaal zeker, start hartmassage: · Met uw hand die het dichtst bij de voeten van het slachtoffer is, zoekt u de onderste helft van het borstbeen: · Gebruik uw wijs- en middelvinger om de onderste ribbenboog aan uw kant te zoeken. Terwijl u de vingers bij elkaar houdt, volgt u de ribbenboog naar boven tot het punt waar de ribben vast zitten aan het borstbeen. Houd uw middelvinger op deze plaats en plaats uw wijsvinger op het borstbeen zelf · Schuif de hiel van uw andere hand vanaf de hoofdzijde over het borstbeen tot deze uw wijsvinger raakt. Dat moet in het midden van de onderste helft van het borstbeen zijn · Plaats de hiel van de andere hand op de geplaatste hand · Pak de vingers van de onderste hand of strengel de vingers van beide handen in elkaar en trek ze omhoog om te voorkomen dat u druk uitoefent op de ribben van het slachtoffer. Oefen geen druk uit op de bovenkant van de buik of de onderste punt van het borstbeen · Breng uw bovenlichaam boven het slachtoffer met uw armen gestrekt, loodrecht op het slachtoffer en druk het borstbeen 4 – 5 cm naar beneden · Laat het borstbeen helemaal terugkomen zonder het contact tussen het borstbeen en uw handen te verliezen, herhaal dit aan een frequentie van ongeveer 100 keer per minuut (iets min-
8.
Ga door met reanimeren totdat: · Deskundige hulp ter plaatse is en het van u overneemt · Het slachtoffer tekenen van herstel vertoont · U uitgeput raakt
Stabiele zijligging Er zijn veel verschillende manieren van stabiele zijligging die alle hun voor- en nadelen hebben. Nationale reanimatieraden en andere organisaties dienen zelf een keuze te maken uit de verschillende mogelijkheden zodat binnen het land de training en uitvoering consistent zijn. De Werkgroep Basisreanimatie en Automatisch Externe Defibrillatie van de ERC stelt dat de volgende stabiele zijligging bedoeld is voor trainingsdoeleinden, maar dat tijdens de training de vrijwilliger die bij bewustzijn is, slechts enkele minuten in die stand mag lig-
gen. Als deze stabiele zijligging wordt toegepast bij een slachtoffer, dient er op gelet te worden dat de bloeddoorstroom in de onderliggende arm gewaarborgd blijft door minimale druk op de arm. Als het slachtoffer langer dan 30 minuten in de stabiele zijligging moet liggen, dan dient het slachtoffer na 30 minuten op zijn andere zij gelegd te worden.
· Verwijder een eventuele bril van het slachtoffer · Kniel naast het slachtoffer en zorg dat beide benen gestrekt zijn · Plaats de arm die het dichtst bij u ligt in een rechte hoek ten opzichte van zijn lichaam, vorm een rechte hoek ter hoogte van de elleboog en leg de handpalm naar boven · Breng de arm die het verst van u verwijderd is over de borst en hou de handrug tegen de wang aan uw zijde van het slachtoffer · Pak met uw andere hand het been dat het verst bij u verwijderd is, net boven de knie en trek het op terwijl de voet op de grond blijft · Terwijl u zijn hand tegen de wang drukt, trekt u aan het opgetrokken been en rolt het slachtoffer naar u toe op zijn zij · Leg het bovenste been zo dat er bij de heup en in de knie een rechte hoek ontstaat · Kantel het hoofd naar achteren om de ademweg open te houden · Verplaats de hand onder de wang als dat nodig is om het hoofd gekanteld te houden · Blijf de ademhaling regelmatig controleren
Tenslotte moet benadrukt worden dat, ondanks mogelijke problemen tijdens training en in gebruik, het zonder twijfel is dat het plaatsen van een bewusteloos, ademend slachtoffer in de stabiele zijligging, levensreddend kan zijn.
Reanimatie door twee hulpverleners Reanimatie door twee hulpverleners is minder vermoeiend dan door één hulpverlener. Het is dan wel belangrijk dat beide hulpverleners bedreven en getraind zijn in deze techniek. Om die reden wordt deze techniek alleen aanbevolen voor gebruik door getrainde professionele hulpverleners en nietprofessionelen die lid zijn van getrainde teams, zoals eerste hulp en reddingsorganisaties. Daarbij dient gelet te worden op de volgende punten: 1. De hoogste prioriteit is het opschalen van de hulp. Dit betekent dat één hulpverlener start met reanimatie, terwijl de andere aanvullende hulp dient te verwittigen. 2. Het is aan te bevelen dat de hulpverleners bij de reanimatie tegenover elkaar zitten. 3. Er dient een verhouding van 15 massages op 2 beademingen te worden toegepast. Aan het eind van elke reeks van 15 massages dient de hulpverlener die beademt klaar te zitten om 2 beademingen te geven op een manier die zo weinig mogelijk oponthoud kost. Het helpt daarbij als de hulpverlener die hartmassage uitvoert luidop telt. 4. Kinlift en het gekanteld houden van het hoofd, dienen gehandhaafd te blijven. Beademen duurt 2 seconden per beademing. Gedurende die tijd wordt de hartmassage onderbroken. Direct na de tweede beademing wordt de hartmassage voortgezet, daarbij wordt alleen gewacht totdat de andere hulpverlener zijn lippen los heeft van het slachtoffer. 5. Als de hulpverleners van plaats willen wisselen, meestal omdat de hulpverlener die hartmassage uitvoert moe wordt, dient dat zo snel en soepel
mogelijk te gebeuren. Verstikking Als de ademweg gedeeltelijk geblokkeerd is, zal het slachtoffer dat meestal kunnen opheffen door te hoesten. Bij een volledige blokkade waardoor er geen lucht meer kan passeren, is dat niet mogelijk. Diagnose · Misschien heeft iemand gezien dat het slachtoffer aan het eten was of dat het kind iets in de mond heeft gestopt · Een slachtoffer dat zich verslikt zal vaak naar zijn keel grijpen met zijn hand · Bij een gedeeltelijke ademweg-obstructie zal het slachtoffer paniekerig zijn en hoesten. Er kan een piepend geluid hoorbaar zijn als het slachtoffer probeert in te ademen. · Bij een volledige ademweg obstructie kan het slachtoffer niet praten, ademen of hoesten en zal uiteindelijk het bewustzijn verliezen.
Behandeling 1. Als het slachtoffer ademt, moedig hem dan aan te blijven hoesten, maar wacht verder af 2. Als het slachtoffer tekenen vertoont van verminderde of afwezige ademhaling of stopt met hoesten, geef dan slagen op de rug: · Verwijder alle vreemde voorwerpen of losse gebitsdelen uit de mond · Ga aan de zijkant iets achter het slachtoffer staan · Steun met een hand de borst en buig het slachtoffer naar voren om te zorgen dat het vreemde voorwerp, als het losschiet, naar buiten komt en niet dieper in de luchtweg terechtkomt
· Geef maximaal 5 stevige slagen tussen de schouderbladen met de hiel van uw andere hand, met als doel dat elke slag het vreemde voorwerp los kan maken. Het doel is niet absoluut vijf slagen te geven. 3. Als slaan op de rug niet werkt, voer buikstoten uit: · Ga achter het slachtoffer staan en sla uw beide armen om het bovenste gedeelte van de buik · Zorg dat het slachtoffer zich goed naar voor buigt zodat het vreemde voorwerp bij het los schieten uit de mond komt, in plaats van dieper de luchtweg in te zakken. · Maak een vuist en plaats die tussen de navel en de onderste punt van het borstbeen in. Pak met de andere hand uw vuist vast · Trek krachtig naar u toe en omhoog zodat het vreemde voorwerp los schiet · Als het vreemde voorwerp nog steeds niet los is, controleer dan opnieuw de mond op vreemde voorwerpen waar u met uw vingers bij kunt en geef afwisselend 5 klappen op de rug en 5 buikstoten 4. Als het slachtoffer op een gegeven moment het bewustzijn verliest: · Dat kan leiden tot ontspanning van de spieren bij de stembandspleet zodat er lucht naar de longen kan komen. Als op een gegeven moment het slachtoffer het bewustzijn verliest, voer dan de volgende handelingen van reanimatie uit: o Kantel het hoofd van het slachtoffer naar achteren en verwijder zichtbare losse voorwerpen uit de mond o Open de ademweg verder door de kin op te tillen o Controleer de ademhaling door kijken, luisteren en
o o
o
o
voelen Probeer 2 effectieve beademingen te geven Als de effectieve beademingen wel kunnen worden gegeven met maximaal 5 pogingen · Controleer of er tekenen van circulatie zijn · Start hartmassage en/of beademing indien noodzakelijk Als de effectieve beademingen niet kunnen worden gegeven met maximaal 5 pogingen: · Start direct met hartmassage om het voorwerp los te krijgen. Controleer niet of er tekenen van circulatie zijn · Na 15 hartmassages, controleer of er losse voorwerpen in de mond zijn, ga daarna verder met beademen · Ga door met steeds 15 hartmassages te geven gevolgd door een poging tot beademen Als op een gegeven moment beademingen wel kunnen worden gegeven: · Controleer of er tekenen van circulatie zijn · Start hartmassage en/of beademing indien noodzakelijk
Wanneer hulp (laten) halen Het is van belang voor de hulpverleners dat er zo snel mogelijk hulp komt. · Als er meer dan één hulpverlener beschikbaar is, start er één met reanimatie terwijl de andere direct hulp gaat waarschuwen als vastgesteld is dat het slachtoffer niet ademt · Als het slachtoffer een volwassene is, zal de hulpverlener er vanuit gaat dat er een hart-probleem is en direct hulp gaan halen nadat is vastgesteld dat het slachtoffer niet ademt. Deze beslissing kan beïnvloed worden door de beschikbaarheid van professionele hulp. Maar, als het waarschijnlijk is dat de bewusteloosheid wordt veroorzaakt door een ademhalingsstoornis, zoals bij: · · · · ·
trauma (letsels) verdrinking verstikking drug of alcohol vergiftiging of als het slachtoffer een baby of een kind is
voert de hulpverlener eerst ongeveer 1 minuut reanimatie uit voordat hij hulp gaat halen
Basisreanimatie van Volwassenen
CONTROLEER BEWUSTZIJN
Aanroepen en schudden
OPEN DE ADEMWEG
Hyperstrekking / kinlift
Indien ademhaling: CONTROLEER ADEMHALING
Kijk, luister en voel
Stabiele zijligging
BEADEM
2 effectieve beademingen
CONTROLEER CIRCULATIE maximaal 10 seconden
CIRCULATIE AANWEZIG Ga door met beademen Controleer de circulatie iedere minuut
Tekenen van circulatie
GEEN CIRCULATIE Hartmassage 100 per minuut 15:2 ratio
Manegement van Verstikking bij Volwassenen BEWUSTELOOS
OPEN ADEMWEG
CONTROLEER MOND
CONTROLEER ADEMHALING
PROBEER TE BEADEMEN
SUCCES
GEEN SUCCES
CONTROLEER CIRCULATIE
BORSTCOMPRESSIE
CPR
Referenties 1. Basic Life Support Working Group of the European Resuscitation Council. The 1998 European Resuscitation Council guidelines for adult single rescuer basic life support. Resuscitation 1998;37:67-80. 2. Handley AJ, Becker LB, Allen M, van Drenth A, Kramer EB, Montgomery WH. Single rescuer adult basic life support. An advisory statement from the Basic Life Support Working Group of the International Liaison Committee on Resuscitation (ILCOR). Resuscitation 1997;34:101-108. 3. American Heart Association in collaboration with the International Liaison Committee on Resuscitation (ILCOR). Introduction to the International Guidelines 2000 for CPR and ECC. Guidelines 2000 for cardiopulmonary resuscitation and emergency cardiovascular care - an international consensus on science. Resuscitation 2000;46:3-15. 4. American Heart Association in collaboration with the International Liaison Committee on Resuscitation (ILCOR). Guidelines 2000 for cardiopulmonary resuscitation and emergency cardiovascular care. An international consensus on science. Circulation 2000;102(suppl I):I1-I-384. 5. American Heart Association in collaboration with the International Liaison Committee on Resuscitation (ILCOR). Guidelines 2000 for cardiopulmonary resuscitation and emergency cardiovascular care - An international consensus on science. Resuscitation 2000;46:1-447. 6. Flesche CW, Breuer S, Mandel LP, Brevik H, Tarnow J. The ability of health professionals to check the carotid pulse. Circulation 1994;90 (suppl. 1):288. 7. Mather C, O’Kelly S. The palpitation of pulses. Anaesthesia 1996;51:189-191. 8. Monsieurs KG, De Cauwer HG, Bossaert LL. Feeling for the carotid pulse: is five seconds enough? Resuscitation 1996;31:S3 9. Bahr J, Klingler H, Panzer W, Rode H, Kettler D. Skills of lay people in checking
the carotid pulse. Resuscitation 1997;35:23-26. 10. Ochoa FJ, Ramalle-Gomara E, Carpintero JM, Garcia A, Saralegui I. Competence of health professionals to check the carotid pulse. Resuscitation 1998;37:173-175. 11. Eberle B, Dick WF, Schneider T, Wisser G, Doetsch S, Tzanova I. Checking the carotid pulse: Diagnostic accuracy of first responders in patients with and without a pulse. Resuscitation 1996;33:107-116. 12. Baskett P, Bossaert L, Carli P, Chamberlain D, Dick W, Nolan JP, Parr MJA, Scheidegger D, Zideman D. Guidelines for the basic management of the airway and ventilation during resuscitation. A statement by the Airway and Ventilation Management Working Group of the European Resuscitation Council. Resuscitation 1996;31:187-200. 13. Emergency Cardiac Care Committee and Subcommittees, American Heart Association. Guidelines for cardiopulmonary resuscitation and emergency cardiac care. Journal of the American Medical Association. 1992; 268, 2171-2295. 14. Idris AH, Wenzel V, Banner MJ, Melker RJ. Smaller tidal volumes minimize gastric inflation during CPR with an unprotected airway. Circulation 1995;92(supp I):1759. 15. Idris AH, Gabrielli A, Caruso L. Smaller tidal volume is safe and effective for bagvalve-ventilation, but not for mouth-tomouth. Circulation 1999;100(suppl I):1644. 16. Htin KJ, Birenbaum DS, Idris AH, Banner MJ, Gravenstein N. Rescuer breathing pattern significantly affects O2 and CO2 received by the patient during mouth-to-mouth ventilation. Crit Care Med; 1998;26:A56-A60. 17. Kern KB, Hilwig RW, Berg RA, Ewy GA. Efficacy of chest compression-only BLS CPR in the presence of an occluded airway. Resuscitation 1998;39:179-188 18. Van Hoeyweghen RJ, Bossaert LL, Mullie A, Calle P, Martens P, Buylaert WA, Delooz H. Quality and efficiency of
bystander CPR. Belgian Cerebral Resuscitation 1993;26:47-52. 19. Berden HJ, Bierens JJ, Willems FF, Hendrick JM, Pijls NH, Knape JT. Resuscitation skills of lay public after recent training. Annals of Emergency Medicine 1994;23:1003-1008. 20. Quiney NF, Gardner J, Brampton W. Resuscitation skills amongst anaesthetists. Resuscitation 1995;29:215-218. 21. Morgan CL, Donnelly PD, Lester CA, Assar DD. Effectiveness of the BBC’s 999 training roadshows on cardiopulmonary resuscitation: video performance of cohort of unforewarned participants at home six months afterwards. British Medical Journal 1996;313:912-916. 22. Kaye W, Mancini ME. Teaching adult resuscitation in the United States - time for
a rethink. Resuscitation 1998;37:177-187. 23. Assar D, Chamberlain D, Colquhoun M, Donnelly P, Handley AJ, Leaves S, Kern KB, Mayor S. A rationale for staged teaching of basic life support. Resuscitation 1998;39:137-143. 24. Handley JA, Handley AJ. Four-step CPR - improving skill retention. Resuscitation 1998;36:3-8. 25. National Center for Health Statistics and National Safety Council. Data on odds of death due to choking. 1998;May 7. 26. Langhelle A, Sunde K, Wik L, Steen PA. Airway pressure during chest compressions versus Heimlich manoeuvre in newly dead adults with complete airway obstruction. Resuscitation 2000;44:105108.