Europa mét toekomst Strategie voor een duurzame groei post 2010
Dankwoord De Staatssecretaris Armoedebestrijding, Philippe Courard, maakte dit project mogelijk. Ik dank hem hiervoor. Mijn dank gaat ook uit naar de Provincie Vlaams Brabant, in het bijzonder naar Wendy Broos, door wiens ondersteuning de dag van de presentatie van het dossier mogelijk werd. Daarnaast is een woord van dank voor diegenen die inhoudelijk meewerkten aan dit dossier op zijn plaats. Zonder de inzet en onvermoeibare steun, lag er vandaag geen rapport op tafel. De Overleggroep Werk en Sociale Economie van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, was de draaischijf van dit project. Ik wil hen allen bedanken om zich telkens opnieuw te buigen over de nieuwe informatie uit de werkgroepen, voor hun bruisende ideeën en voor hun onvermoeibare inzet. Daarnaast ook grote dank aan al de verenigingen waar armen het woord nemen die hun deuren openzetten en bereid waren mee na te denken over deze moeilijke ‘Europese’ materie. Dank aan Alpha 5000 (Namen), De Brug (Hasselt), De Schakel (Brussel), Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (Namen), Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad, La Rochelle (Roux), t’Hope (Roeselare), Vierdewereldgroep mensen voor mensen (Aalst), Wieder (Brugge). Dank aan alle mensen in armoede die me in deze gesprekken hun persoonlijke levenservaringen toevertrouwden. De inzichten die ik van jullie meekreeg, zijn van onschatbare waarde.
2
Graag wil ik in het bijzonder Elke Vandermeerschen van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, bedanken. Zij heeft me vanaf de start van het project ondergedompeld in de materie. Haar stimulerende feedback en kritische bemerkingen, zorgden voor het inhoudelijk op punt stellen van dit dossier. Elke, dankjewel voor de goede samenwerking! In het formuleren van de aanbevelingen, zijn een aantal mensen van cruciaal belang geweest. Ludo Horemans, Christine Mahy, Elke Vandermeerschen en Paul Vaernewyck, dank jullie wel voor het delen van jullie know how. De omstandigheden lieten niet veel tijd om te reageren, 1000 maal dank dus voor het ‘kort op de bal spelen’ van ieder van jullie. Daarnaast wil ik ook mijn dank betuigen aan de werknemersfederaties aan Vlaamse zijde om hun kennis en standpunten ten opzichte van het dossier mee te delen. Dankjewel Chris Serroyen (ACV), Maarten Dedeyne (ACLVB) en Françoise Vermeersch (ABVV). Dank aan de collega’s voor hun bijdrage en hulp aan dit project, die liep van inhoudelijke feedback tot praktische en logistieke ondersteuning. Dank aan de teams van het Vlaams Netwerk, de Brusselse partners en het Waals Netwerk. In het bijzonder dank ik Arne, Frederic, Gaëlle, Ingrid, Kaniyé, Katelijn, Mariëlle, Marleen, Sieg, Stephan en Swa. En tot slot. Dit dossier was niet mogelijk zonder de flexibiliteit van de mensen die de lay-out en de vertaling verzorgden. Patrick Dooms voor de lay-out, Fabienne De Vis voor de Franse vertaling en Erik Vaernewyck voor de Engelse vertaling. Ook dank aan drukkerij Sintjoris voor het drukwerk en Brandpunt 23 voor de foto’s op de cover. Dank jullie wel.
Karolien Schepens Projectmedewerkster BAPN
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Inhoudstafel
Dankwoord ..................................................................................................................................................... 2 Inhoudstafel ................................................................................................................................................... 3 Aanbevelingen voor een Europa met toekomst .......................................................................... 4 Inleidend voorwoord ................................................................................................................................. 8
1
De Lissabonstrategie en armoedebestrijding: stand van zaken ...........................................11
2
Een rechtvaardig Europa .........................................................................................................................15
3
Vooruitgang ................................................................................................................................................... 23
4
Europa mét toekomst. Strategie voor een duurzame groei post 2010. ........................... 28
4–1 Herverdeling ......................................................................................................................................30 Gedeelde Welvaart ...............................................................................................................31 Herziening van het huidige belastingsysteem ..................................................... 34 Opnieuw investeren ........................................................................................................... 37 Inkomensongelijkheid/minimuminkomen voor iedereen ..............................39 4–2 Werk ...................................................................................................................................................... 42 Activeren, activeren, wie zijn best doet zal het leren? ....................................44 De productieve werknemer en de burn outs .......................................................46 Werkende armen .................................................................................................................48 Kwalitatieve jobs op maat ..............................................................................................49 Flexizekerheid .........................................................................................................................51 Sociale economie ................................................................................................................. 53
4–3 Leren ......................................................................................................................................................56
Tot slot .............................................................................................................................................................62
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
3
Aanbevelingen voor een Europa met toekomst Armoede Uitbannen tegen 2020 1. De Europese Unie moet zich engageren om het armoedecijfer drastisch te doen dalen en moet daartoe als indicator de ambitieuze 0%-doelstelling voorop schuiven. Tegen 2020 mag geen enkele EU-burger nog onder de armoedegrens leven. De Europese armoedegrens wordt gedefinieerd volgens het 60% nationaal mediaan inkomen. In een tweejaarlijkse rapportage worden lidstaten verplicht verantwoording af te leggen van de – al dan niet – ondernomen stappen en acties om de Europese 0%-doelstelling te bereiken.
De Sociale Open Methode van Coördinatie Versterken 2. De Europese Unie moet de Open Methode van Coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie (“de sociale OMC”) versterken en verder uitbouwen om de sociale pijler in haar beleid, en in het bijzonder in de nieuwe Europese Strategie vanaf 2010, te versterken.
Vooruitgang Meten 3. De Europese Unie moet naast het Bruto Binnenlands Product (BBP) aanvullende vooruitgangsindicatoren formuleren, nastreven en opvolgen, zoals bijvoorbeeld indicatoren die de kloof tussen arm en rijk meten. Twee instrumenten om (aspecten van) de kloof te meten, zijn: De Gini-coëfficient die de inkomensongelijkheid in een bepaalde regio meet. Een rechtenmeting. Een meting van het aantal personen (%) binnen de EU die geen toegang hebben tot de rechten vernoemd in het Verdrag van de Rechten van de Mens. Deze meting moet per land en per recht worden nagegaan, om op basis daarvan de evolutie op te meten.
Participtie van mensen in armoede aan het beleid 4. De Europese Unie moet uiterlijk tegen eind 2010 een plan ontwikkelen dat de volwaardige participatie van mensen in armoede in het Europees beleidsvormingsproces verzekert, in samenwerking met verenigingen van en met mensen in armoede en met organisaties die mensen in armoede vertegenwoordigen. Dit kan mogelijk gemaakt worden door: a) Het jaarlijks verslag van de Europese Ontmoeting van mensen in armoede te erkennen als een waardevol document. Dit betekent dat er vanuit de Europese Unie op elk verslag een antwoord/reactierapport wordt geschreven dat duidelijk weergeeft welke zaken worden meegenomen in het huidige beleid van de Europese Unie en op welke manier. De Europese Unie moet de mogelijkheden verkennen op welke manier dit jaarlijks rapport structureel mee opgenomen kan worden in de evaluatie van de stand van zaken met betrekking tot armoedebestrijding.
4
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
b) De EU moet de lidstaten aanzetten om verslag uit te brengen over de participatie van mensen in armoede aan de Strategische Rapporten en aan de NAPs. De lidstaten moeten in hun rapport aangeven op welke manier dit tot stand is gekomen (bvb. door middel van een structurele werkgroep). De participatie van mensen in armoede moet één van de evaluatiecriteria worden in het tot stand brengen van deze rapporten en/ of plannen. c) De EU moet het belang van de specifieke kennis van mensen in armoede, die gebaseerd is op hun ervaringen van een leven in armoede, erkennen. Zowel de getuigenissen van mensen in armoede in het algemeen, als de kracht van ervaringsdeskundigen in de strijd tegen armoede, zijn belangrijk. Lidstaten moeten in hun Strategische Rapporten en NAPs kunnen aantonen op welke manier mensen in armoede en ervaringsdeskundigen ingeschakeld werden.
Herverdeling 5. De Europese Unie moet een intern Europees orgaan aanduiden dat zich exclusief bekommert om het vraagstuk van de herverdeling. a) De EU moet de lidstaten aanmoedigen een herverdelingstoets van hun beleid te doen, waarvan ze verslag uitbrengen aan de EU, om zo het effect van het gevoerde beleid op het dichten van de kloof na te gaan. b) De EU moet voortdurend op zoek gaan naar goede manieren om de herverdeling van materiële en immateriële goederen binnen de EU en in de lidstaten te verzekeren. c) Om effectief de armoede in de EU uit te roeien, moet de EU een nieuw systeem van belastingen ontwikkelen, waarbij het geïnde geld niet enkel uit arbeid mag komen. Er moet een groter aandeel belasting geheven worden op inkomsten uit verschillende bronnen en op vermogen, zoals op aandelen, spaargeld,…. Deze belastingsvorm moet van progressieve aard zijn: de belasting moet toenemen naarmate de hoogte van de inkomensbron en het vermogen. d) De EU moet een Europese taks op speculaties vastleggen (Tobintaks). De opbrengsten moeten rechtstreeks gebruikt worden in de strijd tegen armoede. Een deel ervan moet geïnvesteerd worden in verenigingen van en met mensen in armoede en in organisaties die mensen in armoede vertegenwoordigen. Dit kan door een deel van het bijkomend budget beschikbaar te maken voor het Europees Sociaal Fonds, op voorwaarde dat ook kleine organisaties er een aanspraak op kunnen maken (wat betekent een verlaging van de administratieve lasten en het terugschroeven van de zware voorfinanciering) en vraagt dus ook om een heroriëntering van de structurele fondsen.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
5
Toereikend Inkomen 6. Europa moet aan elke EU-inwoner een minimuminkomen garanderen dat mensen in staat stelt een menswaardig leven te leiden. Daarbij moet de EU parallel volgende acties ondernemen die tegen 2020 afgerond zijn: • Het globale inkomen van een persoon moet minstens worden opgetrokken tot aan de armoedegrens. Ze moeten minstens de Europese armoedegrens (= 60% van het nationaal mediaan inkomen) bereiken als opstap naar een menswaardig inkomen. • Elke lidstaat moet een onderzoek uitvoeren dat bepaalt welk budget noodzakelijk is om een menswaardig leven te kunnen leiden, dat wil zeggen, een onderzoek dat vertrekt vanuit de behoeften van het individu om op een volwaardige manier te kunnen deelnemen aan de samenleving. (cfr. onderzoek Bérénice Storms en Karel Van den Bosch) Soortgelijk onderzoek moet in elke lidstaat worden gehouden, met betrokkenheid van alle maatschappelijke actoren, in het bijzonder ook mensen in armoede. • Het globale inkomen van een persoon moet minstens opgetrokken worden tot aan het budget bekomen door bovenstaand onderzoek.
Activeringsbeleid 7. Het activeringsbeleid van de EU en de lidstaten van mensen in armoede moet gericht zijn op sociale inclusie, waarin werk een belangrijk instrument kán zijn, maar geen wondermiddel is in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.
Activering van mensen in armoede moet rekening houden met bepaalde principes, zoals voldoende tijd bieden om alles op eigen tempo te bereiken om zo slaagkansen voor iedereen mogelijk te maken, de gezinssituatie in acht nemen (alleenstaande met kinderen), uitgaan van het welzijn van de betrokkene, versterken van het zelfvertrouwen,…
Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk 8. De Europese Unie moet in een nieuwe strategie verzekeren dat er voldoende tewerkstellingsmogelijkheden zijn voor diegene in de werkende bevolkingsgroep die in staat zijn om te werken. De EU moet als prioriteit de kwaliteit en duurzaamheid van jobs naar voor schuiven en mag zich niet blindelings fixeren op het bereiken van de 70% doelstelling. Eerder dan het aantal mensen die werken, moet de focus komen te liggen op het aantal mensen dat zich bevindt in een kwalitatief duurzame job. Daartoe moet de EU in haar werkgelegenheidsbeleid een heroriëntering doen die de aandacht terug richt op de rechten en het welzijn van het individu. De situatie waarin werkende armen (‘working poor’) verkeren moet worden voorkomen en worden uitgebannen.
6
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Om voldoende en kwalitatieve tewerkstellingsmogelijkheden te garanderen moet de EU: • blijvend investeren in kwaliteitsvolle jobs van verschillende aard en soort (zowel voor hoogals voor laagopgeleiden) • blijvend investeren in de sociale economieeen programma ontwikkelen ter ondersteuning van sociale economieprojecten die als hoofddoelstelling armoedebestrijding voorop stellen • ook jobzekerheid en niet enkel flexicurity aanmoedigen • een kader ontwikkelen waarin praktijken van misbruik van de werknemer onmogelijk zijn en kunnen worden gesanctioneerd • samen met de lidstaten de doelstelling voorop schuiven om tegen 2020 0% werkende armen te hebben • en meer specifiek het Europees Directoraat Generaal Werkgelegenheid, de opdracht geven een plan uit te denken voor werk op maat en voor iedereen. Lidstaten moeten hierover in hun Nationaal Hervormingsprogramma verantwoording afleggen, specifiek gericht op jobs op maat.
Actieve Inclusie toepassen 9. In oktober 2008 werd de aanbeveling van de Europese Commissie voor de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, goedgekeurd. Deze aanbeveling moet vanaf 2010 een richtlijn worden, waarbij de klemtoon moet liggen op het samengaan van de drie onderdelen (toereikend inkomen, inclusieve arbeidsmarkt en toegang tot diensten). Zij moeten één geheel vormen. Zij moeten allen tegelijk worden uitgebouwd en niet slechts één element (zoals in het huidige beleid, waarin alle aandacht enkel uitgaat naar de arbeidsmarkt).
Een Kennissamenleving voor Iedereen 10. De Europese Unie moet het beleid dat ze voert rond de kennissamenleving tegelijkertijd koppelen aan reglementering die de toegang tot die kennis voor iedereen kan garanderen. a) De EU moet haar leden aanzetten tot de uitvoering van kosteloos onderwijs. De lidstaten moeten daarom de kwaliteit van het publiek onderwijs boven alles waarborgen, en uitsluiten dat de toegang tot kennis gereguleerd wordt door geld. b) Het beleid rond levenslang leren moet zich uitdrukkelijk richten tot diegenen die qua kennis meer ondersteuning nodig hebben dan de doorsnee burger, in het bijzonder tot mensen in armoede. Op die manier moeten zij de kans krijgen een inhaalbeweging te maken, omdat deze mensen in hun eerdere levensjaren vaak de toegang tot verdere ontplooiingskansen werd ontzegd.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
7
Inleidend voorwoord Het rapport dat voor u ligt formuleert een alternatief op de visie van de Europese Unie (EU) over de toekomst van de EU en reikt daarmee alternatieven aan voor een nieuwe termijn. De Europese Raad ontwikkelde in het jaar 2000 een strategie voor groei en werkgelegenheid die vooruitgang op Europees vlak mogelijk zou moeten maken. Deze strategie, de Lissabonstrategie, loopt in 2010 op zijn einde en is er niet in geslaagd haar beloften waar te maken. In dit rapport worden een aantal handvaten aangereikt die van cruciaal belang zijn in het ontwikkelen van een nieuwe strategie. Vertrekkende vanuit de vaststelling dat de armoede in de EU toeneemt en dat de EU er steeds minder in slaagt om het karakter van een sociale EU, waarin elke burger toegang heeft tot de fundamentele grondrechten, uit te dragen aan haar burgers, formuleren we het gezicht hetwelk de EU dan wel moet hebben. We behandelen verschillende thema’s en denken na over vooruitgang, rechtvaardigheid, groei, leren, werk,….
De Europese Unie staat vandaag op een kruispunt en moet beslissen welke richting het uit zal gaan. Deze beslissing zal grote gevolgen hebben voor het alledaagse leven van elke bewoner van de EU. Het is daarom van cruciaal belang het debat open te trekken en de burgers een stem te geven in de beslissingen die hun eigen leven aanbelangen. Meer dan 1 op 6 van deze burgers leeft onder de armoedegrens. (Eurostat 2007)1 Het belang van de participatie van mensen in armoede aan het debat over de toekomst van de EU kan dus niet onderschat worden. Het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding (BAPN) tracht deze participatie te verzekeren door via haar drie regionale netwerken2 de ervaringen van mensen in armoede over heel België te bundelen. BAPN vergroot daarmee de draagkracht in de strijd tegen armoede en pleit voor een evenwaardige plaats en stem van de betrokkenen in het publieke debat en in beleidsbeslissingen, dit zowel op nationaal als op Europees niveau. Dit rapport is het resultaat van de vele gesprekken met mensen in armoede. Binnen dit onderzoeksproject van BAPN fungeerde de Vlaamse regio, het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, als trekker. Vanuit de Overleggroep Werk en Sociale Economie, die structureel ingebed is in het Vlaams Netwerk en waarin verenigingen zetelen die rond het thema werk en sociale economie actief zijn, werd het project en de inhoud van dit dossier systematisch opgevolgd.
1 Eurostat. 79 miljoen Europeanen (16%) leven in armoede in 2007, of m.a.w. 1 op 6,25. 2 Zijnde de Brussels partners (BPA, Forum Bruxellois), Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (RWLP) en het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen.
8
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Er werd gestart met groepsgesprekken in vier Vlaamse verenigingen (De Brug uit Hasselt, Vierdewereldgroep mensen voor mensen uit Aalst, t’Hope uit Roeselare en Wieder uit Brugge) waarbij in een latere fase ook één Brusselse vereniging (De Schakel) en twee Waalse verenigingen (La Rochelle uit Roux, Alpha 5000 uit Namen) werden betrokken. De bevindingen hiervan werden voortdurend teruggekoppeld naar de Overleggroep Werk en Sociale Economie. Dit maakte dat het dossier doorheen de tijd stapsgewijs werd opgebouwd: de resultaten van de groepsgesprekken in de verschillende verenigingen waar armen het woord nemen zorgden op die manier voor discussiemateriaal binnen de Overleggroep. Daarnaast werd tijdens het project ook sterk ingezet op partnerschappen en traden we met onze aanbevelingen in gesprek met werknemersorganisaties, academici, beleidsmedewerkers, sociale organisaties,... zodoende het dossier extra kracht te geven en de betrokkenheid te vergroten. Vanuit een gezamenlijke reflectie door mensen in armoede op de Europese Unie van vandaag en de wereld waarin we wonen, zetten we via dit rapport de stap naar het formuleren van aanbevelingen voor de EU van morgen, voor de EU waarin we wíllen wonen. Wij hopen ten zeerste dat de EU kiest voor een sociaal en rechtvaardige EU, een EU die gedragen wordt en die het vertrouwen van haar burgers terugwint. Dit rapport is uniek. De kracht van mensen in armoede en de kennis waarover zij beschikken, berust op hun eigen ervaring van een leven in armoede. Het is nu net die specifieke ervaring die de productie van dit soort kennis mogelijk maakt. Ze kan, met andere woorden, niet elders gehaald worden. 2010. Niet alleen tijd voor een nieuwe strategie. 2010 is daarbovenop het Europees Jaar van verzet tegen armoede. De Europese Unie móet stappen ondernemen die er ook echt in slagen het armoedecijfer drastisch te doen afnemen. Het belang van de stem van mensen in armoede wordt hierbij nog eens dik in de verf gezet, want wie anders dan de betrokkenen zelf, kunnen aangeven waar het schoentje knelt en welke oplossingen voor hen een realistisch en degelijk alternatief zijn. Het debat moet worden aangegaan. Daar bovenop is België in de tweede helft van 2010 voorzitter van de Europese Unie. We hopen hierbij dan ook dat dit voorzitterschap het gewicht dat we in de schaal kunnen leggen met dit rapport, vergroot. België kan Europa mee aansporen de juiste beslissingen te nemen.
Wij rekenen alvast op u.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
9
1
De Lissabonstrategie en armoedebestrijding: stand van zaken
In het kader van de toenemende globalisering – en de hierbij horende steeds groter wordende concurrentie tussen de (groot)machten – groeit doorheen de tijd het belang en verlangen om een strategie te ontwikkelen die de positie van de Europese Unie in de toekomst op wereldvlak moet verzekeren en versterken. Om dus niet van de wereldkaart te worden geveegd, ontwikkelt de EU een strategie die haar positie ten opzichte van Amerika, Azië, China,… veilig moet stellen. De EU gaat in deze strategie op zoek naar haar troeven, richt vervolgens al haar pijlen op het versterken en verder uitbouwen van die troeven en tracht op die manier een sterke positie te verwerven op wereldvlak. In 2000 werd door middel van de Lissabonstrategie een antwoord gegeven op de vraag waarop de Europese Unie moet inzetten om haar positie op wereldtoneel te versterken. De Lissabonstrategie is een tienjarenplan (2000-2010) met als doel om van de EU “… de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken die in staat is tot duurzame en economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.” (Europese Raad van Lissabon 2000, 23 en 24 maart) De troeven van de EU situeren zich dus op drie domeinen die meteen de pijlers van de strategie vormen: het economische, het sociale en het milieu.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
11
Wat de sociale pijler betreft, spreekt men onder meer over het creëren van een hechtere sociale samenhang, over het investeren in mensen en het ontwikkelen van een actieve en dynamische welvaartsstaat, over meer en betere banen ook voor kansengroepen, over het bevorderen van alle aspecten van gelijke kansen. Tot slot verbindt men zich ertoe om in de komende tien jaar een beslissende impact te hebben op de uitroeiing van armoede. (Europese Raad van Lissabon 2000, 23 en 24 maart) “Het aantal mensen dat in de EU onder de armoedegrens leeft en sociaal is uitgesloten, is onaanvaardbaar hoog. Er moeten stappen worden gezet om de armoede definitief uit te roeien door adequate […] doelen te stellen.” (Europese Raad van Lissabon 2000, 23 en 24 maart) De Lissabonstrategie bleef doorheen de tijd een sterk richtinggevend beleidsinstrument zowel voor Europa als voor haar nationale lidstaten. In 2005 werd de strategie verder uitgewerkt. Deze uitwerking omvatte de versterking van het zogenaamde ‘job-growth’-model en activeerde de driehoek van werk, groei en welvaart. De redenering werd hierbij als volgt. Indien we investeren in meer en betere banen voor iedereen, zal dit een positieve impact hebben op onze economische groei: meer mensen zijn aan het werk, wat zorgt voor een grotere productiviteit, meer mensen hebben ook een loon, wat dan weer zorgt voor een grotere consumptie. Wanneer dan de economie op die manier versterkt wordt en meer groei mogelijk maakt, zal de algemene welvaart binnen Europa stijgen. (COM, 2.2.2005). Door deze driehoeksredenering in te bouwen, zou de Europese Unie ook meteen tegemoet komen aan de sociale doelstellingen van de strategie. Immers, een grotere algemene welvaart voor iedereen impliceert dat ook mensen in armoede hierbij gebaat zijn. De strategie zou op die manier automatisch de strijd tegen armoede aanknopen.
“
De aanpassing in 2005 heeft echter een belangrijke impact gehad op het evenwicht tussen de drie pijlers in de strategie; met overgewicht aan de economische pijler. De sociale pijler verdween meer en meer naar de achtergrond. Men ging er immers vanuit dat ‘welvaart voor iedereen’ een automatisch gevolg zou zijn van de investering in werkgelegenheid. Dit zorgde voor een eenzijdige nadruk op het thema werk, waardoor directe investering in de sociale pijler uit bleef.
Een grote denkfout die ze gemaakt hebben, is dat ze de economie op de eerste plaats gezet hebben en dan pas zijn gaan denken aan het sociale of de mens. Want het welzijn van de mens, waar zit dat? De mens wordt precies gebruikt om de economie draaiende te houden. Eigenlijk zouden we moeten vertrekken vanuit het sociale om dan het milieu en dan de economie mee te pakken. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
12
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Of de Lissabonstrategie vandaag de dag haar doelstellingen gehaald heeft, is niet meer de vraag. De beschikbare armoedecijfers geven ons hierop een eenduidig antwoord. 1 op 7 van de mensen in ons land leeft onder de armoedegrens. (Interfederale Armoedebarometer 2009) In Europa is dit bijna 1 op 6. (Eurostat) De armoedegrens is gelijk aan 60% van het nationaal mediaan beschikbaar inkomen op individueel niveau. “In België kan 1 persoon op 7 beschouwd worden als arm (14,7%). Het gaat om alleenstaanden met een netto beschikbaar inkomen van minder dan 860 euro per maand en om gezinnen met een netto beschikbaar inkomen van minder dan 1.805 euro netto per maand.”3 Alsof deze vaststelling op zich nog niet onrustwekkend genoeg is, geven cijfers van de OECD weer dat het aandeel mensen dat onder de armoedegrens leeft, stijgt en dat de kloof tussen arm en rijk toeneemt, ook binnen de landen die deel uitmaken van de EU. “The gap between rich and poor and the number of people below the poverty line have both grown over the past two decades.”4 Ik heb gelezen dat het verschil tussen arm en rijk nu veel groter is dan 100 jaar geleden. […] Het verschil dat er nu bestaat is veel groter dan in de film van Daens tussen de baron en de arbeider. Die kloof is nu veel groter, in absolute cijfers. Dat is niet geweten, én het vergroot aanzienlijk jaar na jaar. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
” ” ”
In de Lissabonstrategie wordt daarnaast ook gesproken over het creëren van een hechtere sociale samenhang. Maar wat dit begrip nu precies inhoudt en welke doelstellingen ze hierbij concreet voorop stellen, blijft eerder gissen. Sociale samenhang, dat betekent voor mij dat alle mensen op één of andere manier een gemeenschap vormen. Maar wat ons net opvalt is dat mensen in armoede - ook al wonen ze naast de deur – vaak in hele andere werelden leven. Dat treft mij. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009
Op basis van deze definitie van sociale samenhang, namelijk de mate waarin de bevolking ook echt een gemeenschap vormt, kunnen we stellen dat de resultaten eerder teleurstellend zijn. Vandaag lijken we ons eerder te bewegen in een koude en onpersoonlijke ruimte. Een beetje een warmer Europa, dat zou deugd doen. Als ge kijkt naar vroeger, dat is een verschil hoor. Op de straat, waar mensen voor hun deur zitten te praten met elkaar, allemaal samen, die gezelligheid,.... Ten opzicht van vandaag. Als ge nu buitenkomt en uw buurman ook op hetzelfde moment, ge bekijkt elkaar en het is ruzie. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009 3 http://economie.fgov.be/nl/binaries/pr128_nl%5B1%5D_tcm325-31933.pdf 4 http://www.oecd.org/dataoecd/45/42/41527936.pdf
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
13
De EU slaagt er niet in haar beloften waar te maken. Maar niet enkel de sociale pijler hinkt qua realisaties achterop, ook de verwezenlijkingen op economisch en milieuvlak zijn eerder teleurstellend. We kampen vandaag met een financieel-economische crisis (denk maar aan de vele faillissementen, ontslagen, besparingen,...),
“ “
Het is crisis, mensen verliezen hun job. De onzekerheid groeit, ook in bedrijven, niemand durft nu nieuwe initiatieven nemen. De economische wereld is verstard en valt stil, want wat blijft er nu nog over, na het jarenlange optimisme? Teleurstelling en wantrouwen. Werkgroep 2 De Schakel, Brussel, 10 november 2009 Het is moeilijk om vandaag nog te geloven in de creatie van werk, van meer jobs, want dat wat we zien, zijn grote bedrijven, die hun werknemers afdanken. Werkgroep RWLP, Namen, 9 oktober 2009
om nog maar te zwijgen over de grote milieuproblematiek (denk in dit verband maar aan de opwarming van de aarde, probleem van fijn stof,…). Er zijn zoveel alternatieven voor bijvoorbeeld benzinemotoren. Maar dat wordt tegengewerkt omdat het economisch niet rendabel is. Diegenen die nu van de olie-business profiteren, houden dat tegen. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009
We hebben vandaag te maken met een viervoudige crisis: een financiële, economische, maar ook een sociale en milieucrisis. Het voorgaande EU-beleid heeft ons hiervoor niet kunnen behoeden.
Het is tijd voor verandering. Hoog tijd.
2
Een rechtvaardig Europa
In de aanbevelingen voor een nieuwe strategie vanaf 2010 vertrekken we van de idee van een rechtvaardige samenleving: de Europese Unie moet groei en welvaart voor ál haar inwoners mogelijk maken. Om dit te kunnen verwezenlijken, moet de EU een kader scheppen dat elk individu ertoe in staat stelt te kunnen deelnemen aan de samenleving. Mogelijke drempels en hindernissen tot deze deelname moeten worden weggenomen. Een rechtvaardige EU is een EU die aan al haar inwoners een goede minimum levensstandaard kan verzekeren. Een rechtvaardige EU is een samenleving waarin de rechten van elk individu automatisch van kracht zijn, denk hierbij maar aan het recht op betaalbare en kwalitatieve gezondheidszorg, een goede woonst, toegang tot onderwijs, een kwalitatief en goed betaalde job, participatie aan en toegang tot cultuur en sport, recht op een gezin,… Vandaag zijn deze zaken voor vele EU-burgers jammer genoeg nog geen vanzelfsprekendheid, waarvan dit rapport het levend bewijs is.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
15
De Europese Unie moet op wereldvlak het toonbeeld zijn van een regio waarin de mensenrechten op de eerste plaats komen. Dit moet gereflecteerd worden in concrete acties die het bewijs zijn van een voortdurende inspanning teneinde dit mensenrechtenverhaal voor iedereen te kunnen realiseren. Om dit mogelijk te maken, moet de EU in een nieuwe strategie concrete en harde doelen met betrekking tot armoedebestrijding voorop stellen.
Armoede Uitbannen Tegen 2020 De Europese Unie moet zich engageren om het armoedecijfer drastisch te doen dalen en moet daartoe als indicator de ambitieuze 0%-doelstelling voorop schuiven. Tegen 2020 mag geen enkele EU-burger nog onder de armoedegrens leven. De Europese armoedegrens wordt gedefinieerd volgens het 60% nationaal mediaan inkomen. In een tweejaarlijkse rapportage worden lidstaten verplicht verantwoording af te leggen van de – al dan niet – ondernomen stappen en acties om de Europese 0%-doelstelling te bereiken.
Het Europees Netwerk Armoedebestrijding (EAPN), bundelt alle nationale krachten binnen de EU inzake armoedebestrijding. Ook BAPN is lid van deze koepel. EAPN hamert eveneens op het vertrekpunt van de rechtenbenadering in een volgende strategie “a new model […] that puts the economy at the service of societal needs […] and actively reduces inequalities and poverty, rooted in a rightsbased approach. Such a model is vital to prove that the EU can deliver on its promises of security, and deliver a coherent and sustainable vision which people can rely on to defend their interests and the public good.” (EAPN proposals on a new EU post-2010 strategy, 2009, p.3) Ondanks het hoge armoedecijfer, kan niet worden ontkend dat de Europese Unie doorheen de geschiedenis – en dit meer dan andere wereldspelers – aandacht heeft besteed aan het sociale aspect. In dit opzicht wordt vaak verwezen naar het Europees Sociaal Model, denk maar aan de uitbouw van het sociale zekerheidsstelsel. Wanneer de EU de beslissing nam om haar markten open te gooien en de vrijheid van goederen, diensten,… te promoten, werden op hetzelfde moment ook sociale maatregelen van kracht die de burgers zouden moeten beschermen tegen de vrije markt. Dat de EU ook steeds aandacht schonk aan het beschermen van al haar burgers, is een belangrijke vaststelling omdat ze duidelijk het verschil met andere wereldspelers laat zien. In Amerika bijvoorbeeld, primeert het individuele op het gemeenschappelijke, waardoor ook de sociale bescherming minder sterk werd uitgebouwd.
16
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Het verschil tussen Amerika en Europa is de manier van denken; individueel of gemeenschapsgericht. In Amerika is de individuele vrijheid zo belangrijk, want dat zou de natuur van de mens zijn. In Europa heb je tenminste nog een beetje die andere kant, waarin men inzet voor elkaar en de gemeenschap. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 In Amerika, daar heb je niets! Als je op straat terecht komt, ja… trek je plan en voila. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
”
Europa trok doorheen de tijd dus vaak de sociale kaart en ging telkens opnieuw op zoek naar een gezond evenwicht tussen het economisch en sociaal beleid. De vraag die zich stelt is echter in hoeverre we vandaag nog kunnen spreken over dit Europees Sociaal Model. Welke plaats neemt het sociale in binnen het algehele EU-beleid, en hoe wordt dit ‘sociale’ ingevuld? Om hier een beter zicht op te krijgen, schetsen we kort de kenmerken van het Europees Sociaal Model volgens Francine Mestrum (Attac Vlaanderen).
Het Europees Sociaal Model stoelt volgens Mestrum op drie principes; sociaal burgerschap, bescherming tegen de markt en het onttrekken van sommige goederen aan de markt.5 Het sociaal burgerschap ontleent Mestrum aan T.H. Marshall die het sociaal burgerschap ziet als een aanvulling op het politieke burgerschap. Het sociaal burgerschap stelt dat alle burgers aan elkaar gelijk zijn. In dit opzicht wordt ook gesproken over het verlangen om als EU rechtvaardig te zijn.“In de twintigste eeuw en in tegenstelling tot vroeger, werd de ongelijkheid immers meer en meer als onaanvaardbaar en tegennatuurlijk gezien. De gelijkheid van het sociaal burgerschap houdt geen inkomensgelijkheid in, maar ze beschouwt alle burgers wel als gelijkwaardig voor de wet en voor de sociale, economische en politieke rechten. Het is deze filosofie van de gelijkheid die ook aan de basis ligt van onze mensenrechten, met inbegrip van sociale, economische en culturele rechten.”6 Het is niet voldoende deze stelling van gelijkheid aan te nemen, er moet ook effectief voor worden gezorgd dat iedereen toegang heeft tot zijn of haar rechten. Zo komen we bij het tweede kenmerk van het Europees Sociaal Model, namelijk het onttrekken van bepaalde goederen aan de werking van de vrije markt. Om te verzekeren dat iedereen in gelijke mate kan deelnemen aan de samenleving, om ervoor te zorgen dat ook mensen die in een minder sterke economische positie zitten op gelijke wijze hun rechten kunnen afdwingen, is het absoluut noodzakelijk dat deze rechten automatisch en voor iedereen van kracht zijn. Het is dus niet de willekeur van de markt die hierover het laatste woord kan hebben. “Eens te meer is dit geen uitsluiten van de markt, maar wel beletten dat sommige mensen er wegens hun economische situatie geen toegang zouden toe hebben. Op die manier kan de economische ongelijkheid geen politieke en andere gevolgen hebben. 5 http://vl.attac.be/article750.html 6 Mestrum, Attac Vlaanderen, http://vl.attac.be/article750.html
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
17
In onze samenleving is het niet iemands inkomen dat bepalend is voor de vraag of iemand zijn kinderen naar school kan sturen of naar de dokter kan gaan als hij/zij ziek is. Mensen hebben recht op gezondheid en op onderwijs. Dat is een burgerrecht.”7 Met andere woorden, rechten of het afdwingen ervan, mag niet afhankelijk worden van een andere factor, zoals bijvoorbeeld iemands socio-economische status of de markt.
“ “
De beslissingen over de toegang tot gezondheidszorg, werk,… , moeten genomen worden vanuit een perspectief dat vertrekt van het menselijke!” Werkgroep La Rochelle, Roux, 25 november 2009
“Wie zijn werk verliest of wie weinig verdient moet een recht op uitkeringen en op openbare diensten hebben. Het is niet de markt die kan beslissen of iemand het recht heeft om te overleven.”8 Dit laatste verwijst mee naar Mestrums’ derde kenmerk van het Europees Sociaal Model, namelijk dat mensen moeten worden beschermd tegen de (wisselvalligheden van de) markt. Er moet dus hier en daar corrigerend worden opgetreden om het principe ‘gelijke rechten voor iedereen’ te verzekeren. Het Europees Sociaal Model draait, uitgaande van bovenstaande kenmerken, dus om de bescherming van het individu en verbindt deze idee met het rechtenverhaal: we kunnen maar de rechten van iedereen verzekeren wanneer niet alles onderhevig is aan, en dus afhankelijk wordt gemaakt van, de krachten van de markt. Wanneer we echter vaststellen dat het in voege treden van die rechten niet voor elke EU-burger een vanzelfsprekendheid is en dat er drempels en hindernissen blijven bestaan om toegang te hebben tot deze rechten, stelt zich de vraag of dit model in de praktijk ook wel echt bestaat, want… Ik kan geen computer betalen, dus ik heb geen internet. Maar op de opdracht van mijn dochter staat dan wel ‘zie http://www…’ Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009 Ik woon in een klein appartement in Brussel, het is veel te klein voor het gezin en er is veel vocht op de muren. De isolatie is ook niet wat het moet zijn, we stoken voor de buren. Door mijn slechte woonst kan ik me op niets anders concentreren. Werkgroep 2 De Schakel, Brussel, 10 november 2009 De huur van mijn woning kost teveel. Nochtans is het een basisbehoefte. Je hebt een dak boven je hoofd nodig om te kunnen leven. De huurprijzen zouden meer gereglementeerd moeten zijn, dat iedereen er toegang toe heeft en dat er geen misbruik van gemaakt kan worden. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009 Bij veel dienstverlening, zoals bij de dokter, moet je eerst betalen en krijg je het later pas terug, maar ik kan dat niet voorschieten. Ik kan mijn schulden al niet afbetalen! Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009 Als je in armoede zit, dan heb je geen auto. Het is 15 jaar geleden dat ik met de auto gereden heb. Daar wordt wel vrijheid mee weggehaald ook. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
7 ibid 8 ibid
18
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Bovenstaande citaten van mensen in armoede getuigen van de gebrekkige toegang die zij hebben tot hun rechten. De dagelijks realiteit waarin de EU-burger zich beweegt, creëert dus een heel ander verhaal dan dat van de gelijke toegang tot de grondrechten voor iedereen. De markt en de overheersing van de economische pijler in de strategie hebben hier wellicht hun hand in gehad. “Competition and market freedoms have been held sacred over the defense of fundamental rights.” (EAPN, juli 2009, an EU we can trust, p. 1) EAPN pleit in dit kader voor een onderzoek van de impact van de privatisering en liberalisering van openbare diensten op de toegang tot rechten. Het prangende armoedecijfer, de hoge werkloosheid, de beperkte toegang van de zwakkeren in onze samenleving tot kwalitatieve huisvesting, tot degelijk onderwijs, tot gezondheidszorg…, zorgen ervoor dat Europa met haar ‘sociaal model’ aan overtuigingskracht verliest. De toegang tot de rechten wordt vaak ook bemoeilijkt door de administratieve rompslomp die erbij hoort, wat blijkt uit volgend citaat. Een sociaal Europa is heel belangrijk. Maar als het een administratief Europa wordt, zal er een muur ontstaan die ervoor zorgt dat nog meer mensen in armoede terecht komen. Bijvoorbeeld, de mutualiteiten genereren aanvullende diensten buiten het RIZIV zoals ondernemingen doen, ze vragen aan mensen administratieve (‘papieren’) bewijzen om hun toegang tot een bepaald recht te geven. Maar dat remt de uiteindelijke hulp! Werkgroep La Rochelle, Roux, 25 november 2009 Dat er een groot verschil is tussen recht hebben op en ook werkelijk toegang hebben tot dat recht, wordt vaak vergeten. Op papier heb je misschien recht op een goede woning en een goede job, en alle andere rechten, maar dat is papier hé. In ’t echt is dat niet het geval. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009
”
Het probleem is hier dat de informatie niet tot bij de mensen geraakt! Als ik in schulden zat is er ook niemand naar mij gekomen om te zeggen wat ik moest doen. Het is vooral de hulpverlening die bij de mensen moet geraken, dan kan het recht nog aanwezig zijn, als het er niet geraakt, ben je er niks mee. Ik heb iemand nodig die zegt ‘vraag dat aan’ of doe dit en dat. Ge kunt dat allemaal niet op eigen houtje oplossen, dat is mijn grootste frustratie. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
Hoewel de EU een Europees Sociaal Model zou hebben, lijkt dit in de praktijk vaak eerder een illusie te zijn. Daarmee staat dit Model op de helling, en daarmee ook meteen het geloof van de burgers in de EU als geheel. Zo stelt de Eurobarometer 70, die peilt naar de publieke opinie van burgers in de EU, dat Europeanen in het algemeen een negatief idee hebben over de richting van de nationale ontwikkelingen én van de EU in zijn geheel. Bovendien stelt men dat dit wantrouwen doorheen de tijd toeneemt. In augustus 2007 is 23% van de burgers het oneens over de richting van de EU, in augustus 2008 is dit aantal al gestegen tot 34%. (Eurobarometer 70, EC, december 2008) Het is geen toeval dat EAPN in haar aanbevelingsnota voor 2010 kiest voor de titel ‘An EU we can trust’, waarmee ze onder meer verwijzen naar de noodzaak om in een nieuwe strategie duidelijke vooruitgang te boeken op sociaal vlak, meer bepaald in de strijd tegen armoede en ongelijkheid. Uit de European Citizens Consultation, een bijeenkomst waarin 1605 EU-burgers bevraagd werden over de verwachtingen die zij hebben ten opzichte van de EU, blijkt bovendien dat men van de EU verwacht dat ze zich sterk engageert en bezighoudt met de sociale pijler. (European Citizen’s Consultation, 2009)
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
19
“In 26 [out of 27] consultations, concerns about the social situation in Europe were discussed. Issues raised included the consequences of demographic change, problems with current healthcare systems, fears of declining living standards and weak protection of the socially disadvantaged. […] In 25 [out of 27] consultations, people voiced serious concerns about the economic and financial crisis, and its consequences for the competitiveness of the EU, potentially leading to an increasing poverty and unemployment. […] In 10 consultations, the security situation was mentioned as a concern by the participants.” (European Citizen’s Consultation, 2009, p.5) De Europese Unie lijkt via haar beleid de trend te zetten die ons steeds verder weg duwt van datgene wat wij als burgers en inwoners van de EU verwachten. Ook in de vele gesprekken die we voerden met mensen in armoede, kwam de angst voor de toekomst en de richting die de EU uitgaat, vaak terug. De angst voor een eenzijdige economische benadering van de EU is groot.
“
Alles draait in de definitie van de Lissabonstrategie rond economie, dit is puur economisch bekeken, dan kan je onmogelijk rekening houden met het milieu en het sociale. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Duurzaamheid en sociale samenhang, die woorden zijn erbij gezet om het wat te verzachten, kijk naar hoeveel woorden naar de economie gaan in de definitie. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009
Deze bezorgdheden worden ook door tal van middenveldorganisaties op regionaal, nationaal en zelfs Europees niveau geuit. De Spring Alliance9 bijvoorbeeld is een platform van verschillende Europese organisaties uit het maatschappelijk middenveld die hun krachten bundelen om de EU te overtuigen in haar beleid eerst te denken aan de mens en de planeet. Met de slogan ‘put people and planet first’, klagen ze de eenzijdige economische invalshoek van de EU aan. Ook wij pleiten voor een heroriëntering en het opnieuw installeren van een evenwicht tussen de drie verschillende pijlers. Wij willen een EU die ons zekerheid biedt, we moeten op de EU kunnen vertrouwen en bouwen. We willen een democratische EU, waarin naar iedereen geluisterd wordt. We moeten er zeker van zijn dat de EU waartoe wij ons engageren, de belangen behartigt van elk individu dat daarbinnen leeft. De EU mag ons geen gevoel geven van verdwaaldheid of aan je lot overgelaten worden.
9 Bestaande uit the European Environmental Bureau, the European Trade Union Confederation, Social Platform en Concord.
20
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Er moet een sterke samenwerking zijn, een grote solidariteit onder de bevolking, een sterke sociale samenhang. Een EU die de rechten van elke burger kan garanderen. Jammer genoeg moeten we dus vaststellen dat Europa beetje bij beetje van haar pad af geraakt. In momenten van crisis en beperkte budgettaire middelen wordt duidelijk waarop eerst wordt ingezet. Maar de beslissingen die dan worden genomen zijn eens zo belangrijk.
”
De groei van de economie is stilgevallen. Nu zijn ze massaal aan het ontslagen. Maar ze grijpen terug op oude remedies, namelijk ‘we moeten de economie stimuleren’. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009
Het zijn vooral de mensen in armoede die eerst de crisis gewaarworden. Wij voelen dat ’t eerst van al. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
De eerste bezorgdheid is om de economische groei terug op de rails te krijgen, een signaal dat zowel nationaal als Europees wordt gegeven. Akkoord dat dit een van de belangrijkste korte termijndoelstellingen is, maar op welke manier gebeurt dit dan juist? Ten koste van diegene die al het meest lijden onder de crisis?
Vandaag staat het beeld van een sociaal Europa op het spel. Niet alleen Europees maar ook nationaal herkennen we die tendens. België bijvoorbeeld, dat vroeger een van de goede voorbeelden was met betrekking tot de uitbouw van haar sociaal model, blijkt beetje bij beetje aan terrein te verliezen. We zijn niet langer de koploper op vlak van gezondheidszorg en onderwijs. Inderdaad, hierin heeft de strategie van Lissabon allicht haar invloed gehad doordat ze sinds 2005, de herziening van de strategie, het sociale aspect meer uitgesproken aan het wankelen heeft gebracht.
Deze vaststellingen zijn zorgwekkend. Waarom voorgaande strategie geen bevredigende resultaten heeft kunnen leveren op vlak van armoedebestrijding, heeft te maken met het feit dat er vanuit de EU geen gezamenlijke bindende doelstellingen worden voorop gesteld om de lidstaten aan te zetten vooruitgang te boeken in de strijd tegen armoede. Op die manier onttrekt de EU zich aan haar verantwoordelijkheid om ook resultaten af te leveren op sociaal gebied en weet dit te verdoezelen door telkens opnieuw aan te halen ‘dat dit een verantwoordelijkheid en bevoegdheid is van de nationale lidstaten’. Het klopt dat de sociale thema’s onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen en dat de lidstaten zelf niet al te happig zijn hun sociaal beleid uit handen te geven, maar om meteen ook de conclusie te trekken om op Europees vlak ‘dan maar niets te doen’ in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting, is toch wel een iets té berustende houding.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
21
Dit wil niet zeggen dat er op EU-vlak niets aanwezig is. De Open Methode van Coördinatie (OMC) voor sociale inclusie en bescherming is een methode die lidstaten toelaat onderling te vergelijken hoe goed ze het op sociaal vlak doen. Deze methode is echter eerder vrijblijvend, wat wil zeggen dat er op geen enkele manier sanctionerend wordt opgetreden, de onderlinge concurrentiedruk tussen de lidstaten zou op zich bevorderend genoeg moeten werken. Om in een nieuwe strategie de sociale pijler terug op de kaart te zetten, is het absoluut noodzakelijk om het belang van de OMC te erkennen, maar ook te versterken. De Europese Unie biedt ons de kans om de krachten te bundelen en gezamenlijk, op Europees niveau, de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting aan te gaan. Die kans moeten we met beide handen grijpen.
De Sociale Open Methode Van Coördinatie Versterken De Europese Unie moet de Open Methode van Coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie (“de sociale OMC”) versterken en verder uitbouwen om de sociale pijler in haar beleid, en in het bijzonder in de nieuwe Europese Strategie vanaf 2010, te versterken. Onder het verder uitbouwen van de sociale OMC wordt verstaan: … het definiëren van concrete ambitieuze gemeenschappelijke doelstellingen en indicatoren om de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting aan te gaan. De OMC moet een meer dwingend karakter krijgen en moet sancties geven aan lidstaten die te weinig realiseren met betrekking tot de doelstellingen inzake armoedebestrijding. Onder versterking van de sociale OMC wordt verstaan: … een betere afstemming ontwikkelen tussen het Europees instrument van de sociale OMC enerzijds en de strategische rapporten en/of nationale actieplannen van de lidstaten anderzijds, zodoende beter bestuur mogelijk te maken. De Europese Unie moet de Nationale Lidstaten op een meer dwingende manier aanzetten om hun tweejaarlijks Nationaal Strategisch rapport Sociale Bescherming en Sociale Inclusie en hun bijbehorend Nationaal Actie Plan (NAP) strategisch vorm te geven. Dit wil zeggen in het kader van en gebaseerd op (nieuwe) doelstellingen en indicatoren die betrekking hebben op armoedebestrijding. De strategische rapporten en de NAPs zijn teveel een administratief samenraapsel van losse onderdelen. Ze moeten eerder een degelijk en welonderbouwd instrument zijn in de strijd tegen armoede met duidelijke en concrete doelstellingen en indicatoren. Dit moet leiden tot concrete acties. Die hebben meer kans op slagen wanneer de sociale OMC versterkt wordt, en het onderlinge leren tussen lidstaten wordt aangemoedigd. Bovendien moet in elk van deze rapporten een evaluatie worden gemaakt van de vooruitgang die er gemaakt is op elk van de aangegeven indicatoren gedurende de laatste twee jaar. Op die manier kan men tot meer gerichte doelstellingen komen voor een volgende termijn.
22
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
3
Vooruitgang
We bespraken reeds de Europese Unie die wij willen, zijnde een meer sociale, gelijke en rechtvaardige EU. Dat is de algemene doelstelling die wij voorop schuiven voor een nieuwe strategie vanaf 2010. Rechtvaardigheid en gelijkheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; rechtvaardigheid impliceert gelijkheid. Gelijkheid wordt hier begrepen als het automatisch van kracht zijn van de grondrechten bij iedere burger, d.w.z. ongeacht socio-economische status, afkomst, geslacht, geaardheid,… . Gelijkheid betreft hier dus de afwezigheid van het verschil in de mate waarin rechten bij een persoon van kracht zijn en betekent hier niet dat iedereen hetzelfde moet zijn, wel dat iedereen – ongeacht de verschillen – kan terugvallen op eenzelfde inwerkingstelling van haar of zijn rechten. Daarom verbinden we het principe van gelijkheid ook steeds met het principe van rechtvaardigheid. Vooruitgang boeken, betekent dus het steeds meer waar maken van een sociale, gelijke en rechtvaardige EU. Vandaag stellen we nog al te vaak vast dat bepaalde groepen en individuen veel te weinig hun rechten kunnen afdwingen, terwijl anderen hiervan gretig gebruik maken. Dit maakt dat de kloof tussen diegene die wel mee kunnen profiteren en diegene die dit niet kunnen, groeit. Evolueren naar een meer sociale, gelijke en rechtvaardige samenleving betekent zoveel als het streven naar het dichten van de kloof tussen arm en rijk.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
23
“
We moeten de kloof tussen arm en rijk dichten. Werkgroep 2 De Schakel, Brussel, 10 november 2009
Om een goed begrip te hebben van wat de kloof tussen arm en rijk betekent, is het noodzakelijk om goed te begrijpen waar armoede om draait. Armoede wordt vandaag de dag nog te vaak verengt tot het hebben van financiële problemen. Deze idee gaat echter voorbij aan een juist begrip van armoede. Armoede heeft een multidimensioneel karakter en bestaat uit verschillende factoren, waarin uitsluiting centraal staat. “Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich situeert over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan.” (Vranken, 2008) Arm zijn is dus veel meer dan het hebben van financiële problemen. Arm zijn gaat over diegene die ‘kunnen meedoen’ aan de samenleving en hun rechten hébben, en diegenen die uitgesloten worden voor deelname en moeilijkheden ondervinden bij het uitoefenen van hun rechten. De kloof tussen arm en rijk is dus niet louter definieerbaar in termen van ‘geld’, maar ook – en meer nog – in termen van de toegang tot rechten. Graag verwijzen we hier terug naar Mestrum die stelde dat sociaal burgerschap niet gaat over de inkomensongelijkheid – wat betrekking heeft op de financiële kloof, wel over het rechtvaardigheidsprincipe dat verband houdt met de rechten van elk individu, en dus de idee om ‘allen gelijk voor de wet’ te zijn.
Om dus te kijken of we vooruitgang boeken, of de kloof tussen arm en rijk kleiner wordt, zullen we beide aspecten in rekening moeten brengen; zowel de financiële ongelijkheid als de toegang tot rechten. Om zicht te krijgen op de kloof en dus de ongelijkheid, moet het plaatje van de financiële ongelijkheid dus worden aangevuld met andere variabelen, zoals bijvoorbeeld de toegang tot publieke diensten als onderwijs en gezondheidszorg en de toegang tot materiële middelen. (OECDrapport, Growing Unequal) “A better way of looking at inequality is seeing if people are deprived of key goods and services, such as having enough food to eat, or being able to afford a television or a washing machine.” (OECD-rapport, Growing Unequal) We moeten ons dus ook volgende vragen stellen bij een analyse van de kloof: heeft iedereen toegang tot een kwalitatieve en betaalbare woning? Kan iedereen zijn kinderen kwalitatief en kosteloos onderwijs laten genieten? En wat met het aanbod voor werk? Geeft de arbeidsmarkt de mogelijkheden aan iedereen om te participeren? Enz.. In de huidige Lissabonstrategie is één van de belangrijkste indicatoren om vooruitgang te meten, het Bruto Binnenlands Product (BBP) van elke lidstaat die de totale (geld)waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode meet. Deze indicator is echter zeer beperkt omdat ze niets zegt over de mate van ongelijkheid in diezelfde regio, ze zegt m.a.w. niets over de bestaande kloof tussen arm en rijk. Zo kan het BBP van een land bijzonder groot zijn, maar tegelijkertijd ook een hoog armoedecijfer hebben. “When there are large changes in inequality (more generally a change in income distribution) gross domestic product (GDP) or any other aggregate computed per capita may not provide an accurate assessment of the situation in which most people find themselves. If inequality increases enough relative to the increase in average per capital GDP, most people can be worse off even though average income is increasing.” (Stiglitz, Sen, Fitoussi, Report by the Commission on the measurement of economic performance and social progress)
24
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
De frustratie van mensen in armoede om vooruitgang te definiëren op basis van het BBP, en niet op basis van een kleinere kloof tussen arm en rijk, is groot.
De evaluatie voor vooruitgang wordt voornamelijk gemaakt door economische doelstellingen, waar zitten wij? Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009
”
Vooruitgang is meer dan het in kaart brengen van allerlei economische factoren (zoals het BBP). Sociale factoren moeten in een nieuwe strategie eenzelfde gewicht in de schaal kunnen leggen en wezenlijk deel uitmaken van indicatoren die vooruitgang meten.
Vooruitgang Meten
De Europese Unie moet naast het Bruto Binnenlands Product (BBP) aanvullende vooruitgangsindicatoren formuleren, nastreven en opvolgen, zoals bijvoorbeeld indicatoren die de kloof tussen arm en rijk meten.
Armoede is een multidimensionele problematiek, waardoor de kloof tussen arm en rijk uit verschillende aspecten bestaat. Elk van die aspecten moet men kunnen meten. Op basis van deze meting moeten concrete doelstellingen worden geformuleerd, gekoppeld aan concrete indicatoren. Minstens om de twee jaar moet dit worden geëvalueerd. Twee instrumenten om (aspecten van) de kloof te meten, zijn: 1. De gini-coëfficient die de inkomensongelijkheid in een bepaalde regio meet Deze meting geeft een zicht op de financiële kloof die bestaat in een samenleving. Op basis van OECD-gegevens kunnen we vaststellen dat die kloof momenteel stijgt. Er moeten acties worden ondernomen en doelstellingen worden voorop geschoven om de kloof te verkleinen. 2. Een rechtenmeting. Een meting van het aantal personen (%) binnen de EU die geen toegang hebben tot de rechten vernoemd in het Verdrag van de Rechten van de Mens. Deze meting moet per land en per recht worden nagegaan, om op basis daarvan de evolutie op te meten. Naast de financiële kloof moet ook de ‘rechtenkloof’ gemeten worden. Europa moet in het eerste jaar (2010) de lidstaten aanzetten om voor elk recht afzonderlijk een meting te doen. Die moet het percentage van de bevolking weergeven waarbij het recht niet tot uitdrukking komt in hun dagelijks leven. Zo moet elk land een rechtenmeting doen, om vervolgens concrete indicatoren voorop te schuiven die men moet halen tegen 2020. Aan het einde van de periode, tegen 2020, moet de Europese Unie ervoor zorgen dat het aantal personen waarbij het grondrecht níet aanwezig is, 0% bedraagt. De EU moet een armoedebarometer uitwerken waarin de verschillende metingen opgenomen worden en die het mogelijk maakt om de evolutie van de uitroeiing van armoede per lidstaat van jaar tot jaar te volgen via de rapportering in het kader van de sociale OMC.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
25
In dit kader kunnen we ook verwijzen naar de oproep van EAPN. Ook EAPN doet een oproep aan de Europese Unie om resultaten af te leveren wat betreft de realisatie van rechten, en doet onmiddellijk een concreet voorstel zich hiertoe te verbinden door de ondertekening van een sociaal pact. “This [the social pact] should set out how the EU will make progress and deliver on the Charter of Fundamental Rights and specific policy commitments […]. This must set out how key rights will be delivered, confront the causes of poverty and the link to inequality, and ensure a consistent and coherent approach to promoting global equity.” (EAPN, position paper, an EU we can trust, p.7)
Met bovenstaand voorstel beantwoorden we de dubbele vraag die in een mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, wordt gedaan. Hierin wordt uitdrukkelijk de vraag gesteld om in de toekomst meer aandacht te besteden aan metingen die verder gaan dan het BBP. “We moeten proberen door onze reactie op de crisis de zwaarst getroffenen en de kwetsbaarsten in de maatschappij te beschermen. Dit betekent dat we veelzijdigere indicatoren moeten hebben dan alleen de groei van het BBP.” (Commissie van de Europese Gemeenschappen, 20.8.2009, p.3) Daarnaast wordt gevraagd om indicatoren te ontwikkelen in samenwerking met stakeholders en partners. Dit rapport geeft een antwoord op beide vragen. Daarbij is het dichten van de kloof tussen arm en rijk binnen de EU niet enkel vanuit moreel standpunt een meer gewenste richting, er zijn ook argumenten aan te halen die zich situeren op een ander soort niveau. Wanneer de EU inzet op het ‘meekrijgen’ van al haar burgers, zodat iedereen mee kan groeien, staan we als macht ook veel sterker. Elke burger is belangrijk om gezamenlijke groei te verwezenlijken.
“
De ketting is maar zo sterk als de zwakste schakel. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli
Het algemene groeipotentieel van de EU hangt dus mee af van het groeipotentieel van ál haar individuele burgers. Ervoor zorgen dat iedereen mee kán groeien, ook mensen in armoede, belangt dus niet enkel deze mensen, maar iedereen, aan. Hoe meer individuen binnen de EU mee kunnen groeien en kunnen profiteren van de welvaart, hoe meer we ook als geheel vooruitgang kunnen boeken. Elke individu dat we dus niet ‘mee’ krijgen, hypothekeert de gezamenlijke vooruitgang. We hebben er dus alle belang bij om voor iedereen in de samenleving zorg te dragen, want elk verlies blokkeert de gezamenlijke groei.
26
Tegen deze achtergrond verwijzen we naar de ideeën ontwikkeld door Prof. R. Wilkinson in samenwerking met zijn collega K. Pickett. Zij komen met een indrukwekkende – en zo lijkt het – allesomvattende theorie op de proppen die stelt dat bijna elk sociaal probleem binnen een samenleving – zoals verlaagde levensverwachting, kindersterfte, drugs, criminaliteit, zelfmoordcijfers, mentale ziekten, obesitas,… – één wortel hebben en dat ze terug te brengen zijn tot één kernoorzaak; de ongelijkheid aanwezig binnen die samenleving. Dit verbluffende statement weten ze stap per stap zorgvuldig te onderbouwen in hun boek “Why equal societies almost always do better” en doen dit met cijfermateriaal dat ze de laatste 30 jaar bij elkaar hebben gebracht. Bovendien, en dit is misschien nog de meest treffende vaststelling, is deze ongelijkheid niet enkel slecht voor de lagere sociale klassen, maar voor iedereen, ook de welgestelden. Dit komt omdat het niet het absolute armoedecijfer is dat de sociale problemen binnen een samenleving voorspelt, maar het verschil en dus de kloof in inkomen tussen rijk en arm. (Wilkinson & Pickett, 2009) “Just as someone from the lowest-earning 20% of a more equal society is more likely to live longer than their counterpart from a less equal society, so too someone from the highest-earning 20% has a longer life expectancy than their alter ego in a less equal society. […] The US is wealthier and spends more on health care than any other country, yet a baby born in Greece, where average income levels are about half that of the US, has a lower risk of infant mortality and longer life expectancy than an American baby. Obesity is twice as common in the UK as the more equal societies of Sweden and Norway, and six times more common in the US than in Japan. Teenage birth rates are six times higher in the UK than in more equal societies; mental illness is three times as common in the US as in Japan; murder rates are three times higher in more unequal countries.” (Wilkinson, 12 maart 2009, The Guardian) Dus, wanneer de kloof tussen arm en rijk in een bepaalde samenleving klein is, doet de samenleving het op verschillende vlakken veel beter. Omgekeerd zou zo de kans op voorkomen van bijna elk sociaal probleem groter zijn in minder gelijke samenlevingen. “[…] where income differentials were greatest, so were the social problems and lack of cohesion.” (Wilkinson, 12 maart 2009, The Guardian) Het verkleinen van de kloof kan er op die manier dus ook voor zorgen dat de negatieve effecten die de kloof met zich meebrengt kunnen worden voorkomen. We hebben er dus alle belang bij om in de nieuwe strategie het dichten van de kloof tussen arm en rijk als prioritaire doelstelling naar voor te schuiven.
27
4 Europa mét toekomst. Strategie voor een duurzame groei post 2010.
Het niet slagen van voorgaande strategie is wellicht te wijten aan een hele reeks factoren, die gezamenlijk hun invloed hebben gehad, waarvan een aantal reeds aan bod kwamen. Wij willen in dit deel graag de aandacht vestigen op één cruciaal pijnpunt van de huidige strategie; het gebrek aan participatie van mensen in armoede. Er werd voorbijgegaan aan datgene wat het vertrekpunt van een goed beleid moet zijn: participatie. Men is vergeten dat een beleid of strategie niet op zich staat, maar ontspringt en vertrekt bij de participatie van diegenen waarop het beleid van invloed is. Effectief beleid stoelt op volwaardige participatie. De aanbevelingen in dit rapport komen vanuit mensen in armoede zelf, en vergroten daarmee aanzienlijk de kans op slagen.
28
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Participatie Van mensen In Armoede Aan Het Beleid De Europese Unie moet uiterlijk tegen eind 2010 een plan ontwikkelen dat de volwaardige participatie van mensen in armoede in het Europees beleidsvormingsproces verzekert, in samenwerking met verenigingen van en met mensen in armoede en met organisaties die mensen in armoede vertegenwoordigen. De nadruk ligt op een volwaardige participatie. Daarmee bedoelen we dat mensen in armoede het recht en de mogelijkheid moeten krijgen om deel te nemen aan het gesprek en aan de beslissingen. De participatie van mensen in armoede moet in alle stappen van het proces als in het uiteindelijke eindproduct zichtbaar zijn. Om volwaardige participatie mogelijk te maken moet men rekening houden met een aantal algemene principes met als voornaamste eis dat de participatie start vanuit mensen in armoede en op hun eigen tempo. Een volwaardig participatieproces gaat steeds gepaard met voldoende (voorbereidings) tijd. Dit kan mogelijk gemaakt worden door: • Het jaarlijks verslag van de Europese Ontmoeting van mensen in armoede te erkennen als een waardevol document. Dit betekent dat er vanuit de Europese Unie op elk verslag een antwoord/reactierapport wordt geschreven dat duidelijk weergeeft welke zaken worden meegenomen in het huidige beleid van de Europese Unie en op welke manier. De Europese Unie moet de mogelijkheden verkennen op welke manier dit jaarlijks rapport structureel mee opgenomen kan worden in de evaluatie van de stand van zaken met betrekking tot armoedebestrijding. • De EU moet de lidstaten aanzetten om verslag uit te brengen over de participatie van mensen in armoede aan de Strategische Rapporten en aan de NAPs. De lidstaten moeten in hun rapport aangeven op welke manier dit tot stand is gekomen (bvb. door middel van een structurele werkgroep). De participatie van mensen in armoede moet één van de evaluatiecriteria worden in het tot stand brengen van deze rapporten en/of plannen. • De EU moet het belang van de specifieke kennis van mensen in armoede, die gebaseerd is op hun ervaringen van een leven in armoede, erkennen. Zowel de getuigenissen van mensen in armoede in het algemeen, als de kracht van ervaringsdeskundigen in de strijd tegen armoede, zijn belangrijk. Lidstaten moeten in hun Strategische Rapporten en NAPs kunnen aantonen op welke manier mensen in armoede en ervaringsdeskundigen ingeschakeld werden. In wat volgt presenteren wij u, als blijk van geloof in bovenstaande eis, vanuit en samen met mensen in armoede, een strategie die de belofte om een beslissende impact te hebben op de uitroeiing van armoede, wel kan waarmaken. Een strategie voor duurzame groei. Een EU, niet in crisis, maar één die bloeit en groeit, een EU mét toekomst. We behandelen achtereenvolgens drie thema’s: herverdeling, werk en leren. In al de aanbevelingen staat het dichten van de kloof tussen arm en rijk centraal.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
29
4–1 Herverdeling In onze strijd tégen de armoede en vóór een rechtvaardig en gelijk Europa is één van onze ankerpunten het in vraag stellen en blootleggen van de huidige mechanismen die de rechtvaardige verdeling van goederen en diensten in de weg staan. We stellen vast dat in onze samenleving een kluwen aan regels aanwezig zijn die een enorm belangrijke rol spelen in het in stand houden én verder uitdiepen van de kloof tussen arm en rijk.
“
Armoede wordt in stand gehouden doordat onze samenleving het toestaat dat kapitaal zich ophoopt, en ‘niet veel’ steeds minder wordt. Hoe groter de ophoping, hoe groter de armoede. Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Armoedebestrijding au sérieux nemen, betekent aandacht geven aan het vraagstuk van de herverdeling. Een sociaal en rechtvaardige EU, is een herverdelende EU. Deze herverdelingseis komt tegemoet aan het dichten van de kloof tussen arm en rijk en loopt over twee sporen; enerzijds gaat het om de materiële herverdeling, waaronder het inkomen kan worden verstaan, anderzijds gaat het om de immateriële herverdeling, waaronder we de toegang tot rechten verstaan. Hiervoor verwijzen we graag naar de definitie die de filosoof John Rawls geeft aan een rechtvaardige samenleving, die volgens hem gekenmerkt wordt door twee zaken; enerzijds een samenleving waarin de mensenrechten en basisvrijheden van iedere burger gegarandeerd worden; anderzijds moet die samenleving ook streven naar een zo billijk mogelijke verdeling van de materiële goederen. (Rawls, 2001) We vinden ook aansluiting bij Francine Mestrum die in haar betoog voor een hervorming en herdenking van het Europees Sociaal Model stelt dat dit noodzakelijkerwijs een materiële en niet-materiële herverdeling betekent. “De hervormingen zullen noodzakelijkerwijs moeten berusten op een materiële en niet-materiële herverdeling. Met materiële herverdeling verwijs ik naar de inkomens, om te vermijden dat sommigen alle rijkdom naar zich toetrekken met als enig doel op die manier ook meer macht te verwerven. Met niet-materiële herverdeling verwijs ik naar een ecologisch duurzame ontwikkeling voor Noord en Zuid, voor arm en rijk en voor de huidige en toekomstige generaties. Dit is nodig voor het overleven van de mensheid.”10 In wat volgt, behandelen we de voornaamste thema’s die door mensen in armoede werden aangereikt in het kader van de herverdeling.
10
30
http://vl.attac.be/article750.html
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
•
Gedeelde Welvaart
Europa, wil dat groeien met een deel van de mensen of met alle mensen? Werkgroep 2 De Schakel, Brussel, 10 november 2009
”
In sommige regio’s en landen van Europa is de economische groei, die wordt uitgedrukt in BBP, toegenomen. Algemeen genomen stelt men dat economische groei de voorwaarde is om een beter leven mogelijk te maken voor allen die deel uitmaken van datzelfde gebied. Dat wijst op de directe koppeling tussen economische groei enerzijds en het creëren van een algemene welvaart anderzijds. Met andere woorden, het BBP werd doorheen de tijd steeds gekoppeld aan de levenskwaliteit en levensstandaard, d.w.z. hoe groter het BBP van een bepaald gebied, des te groter de levenskwaliteit van elk individu binnen dat gebied. Op basis van deze redenering moedigt men in de Lissabonstrategie en meer nog in de herziening hiervan in 2005, sterk de ontwikkeling en uitbreiding aan van meer en betere banen zodoende de economie en daarmee dus ook de welvaart aan te moedigen.
Reeds eerder gaven we echter aan dat het BBP een onvoldoende indicator is voor vooruitgang en dat bovenstaande driehoeksredenering (banen, groei, welvaart), voorbij gaat aan effectieve armoedebestrijding. De álgemene welvaart in een bepaalde regio of land kan dan wel stijgen, maar dit betekent niet noodzakelijk dat de levensstandaard van élk individu binnen dat gebied ook daadwerkelijk verhoogt. Ondanks het stijgen van de algemene welvaart (en dus het BBP), kan de kloof tussen arm en rijk binnen datzelfde gebied ook groot zijn. Hiermee komt de hele driehoeksredenering op de helling te staan: Die jobgrowth-redenering van in de Lissabonstrategie… Ze gaan dus investeren in bedrijven, wij gaan gemakkelijker aan werk geraken. Wij, daarmee bedoel ik de mensen in armoede. Dus, zeggen ze dan, wij hebben werk, wij gaan het beter hebben. Wie gaat er dan bepaalde zaken kunnen aankopen? Zij denken: ah, iedereen dus ook wij: omdat we ook aan werk geraakt zijn, gaan we mee kunnen met de anderen en dingen kopen. Dat is niet waar hé! We hebben werk, we gaan het misschien ietsje beter hebben, maar we hebben nog altijd die hoop rijken die een andere koopkracht hebben en díe gaan van de economie mee profiteren, díe gaan nog rijker worden. Ja allemaal goed en wel dus, die idee van werk creëren voor iedereen wat zou leiden tot een beter leven, maar uiteindelijk moeten wij ons opwerken, en voor wie? Weer voor die daar vanboven. Dat zit in het systeem ingebakken: de armen werken voor de groei van de rijken. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
De driehoeksredenering zoals ze nu bestaat in de strategie, is géén effectief instrument in de strijd tegen armoede, maar toont op welke manier men juist de directe actie om armoede te bestrijden, uitstelt, tegengaat, van de baan schuift,…. Het feit dat vandaag het BBP van een land hoog kan zijn, evenals het armoedecijfer, is onaanvaardbaar. Eenvoudig gezegd, ‘er is genoeg geld aanwezig, maar dat wordt niet gebruikt om de rechten van iedereen binnen dit land te verzekeren.’
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
31
In tegenstelling, het wordt vaak opnieuw geïnvesteerd in de economie met het toedekkend argument op die manier een grotere welvaart voor iedereen te kunnen waarmaken. Zo blijft de cirkel draaien en geraken mensen in armoede alleen nog verder verwijderd van hun rechten. De kloof groeit. De idee van welvaart voor iedereen, blijkt in de praktijk eigenlijk te gaan over ‘een nog grotere welvaart voor diegene die het al redelijk goed hebben’. Mensen in armoede voelen een minder grote response of terugvloei van deze algemene welvaart, hoewel net zij dit het meest nodig hebben. Dat mensen in armoede niet op gelijke wijze mee kunnen genieten van die winst, heeft te maken met een te weinig herverdelend effect van die winst naar de bevolking toe. Doorheen de jaren hebben mensen in armoede dus niet in gelijke mate kunnen meegenieten van de algemene welvaart die Europa te bieden had. Op die manier worden zij systematisch buiten spel gezet. Een van de deelnemers verwoordt het treffend:
“
Het moet gaan om gedeelde welvaart, dat wil zeggen: de winst voor iedereen van Europa. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
In plaats van de term ‘algemene welvaart’, verkiezen we om vanaf nu de idee van gedeelde welvaart in te voeren en te verdedigen. Hiermee verwijzen we naar de noodzaak om herverdeling als kernopdracht binnen het beleid aan te nemen wil men een degelijk antwoord bieden op de toenemende armoede binnen de EU. Een rechtvaardig Europa is een Europa dat kan groeien, samen met ál haar burgers. Om de strijd tegen armoede aan te knopen, is het dus noodzakelijk een herverdelingseffect in te schakelen in de driehoek die ervoor zorgt dat de algemene welvaart ook gedeelde welvaart betekent.
Herverdeling De Europese Unie moet een intern Europees orgaan aanduiden dat zich exclusief bekommert om het vraagstuk van de herverdeling. a. De EU moet de lidstaten aanmoedigen een herverdelingstoets van hun beleid te doen, waarvan ze verslag uitbrengen aan de EU, om zo het effect van het gevoerde beleid op het dichten van de kloof na te gaan. b. De EU moet voortdurend op zoek gaan naar goede manieren om de herverdeling van materiële en immateriële goederen binnen de EU en in de lidstaten te verzekeren.
32
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Niet enkel vanuit sociaal of rechtvaardig oogpunt is herverdeling aan de orde. Met Wilkinson kunnen we stellen dat ook vanuit economisch perspectief herverdeling op lange termijn een duurzame oplossing is. Herverdeling stelt ons immers in staat om de kloof te dichten, en zoals we eerder zagen zorgt dit voor een samenleving met minder sociale en gezondheidsproblemen, waaronder bijvoorbeeld criminaliteit of depressies. Op lange termijn zou het investeren in de bevolking op zich dus betekenen dat er minder geld moet worden besteed aan bijvoorbeeld het bouwen van gevangenissen. Preventief tewerk gaan betekent dus investeren in systemen – zoals het opzetten van een goed herverdelingsmechanisme – die de kloof tussen arm en rijk kunnen dichten. ‘Voorkomen is beter dan genezen’. Voorkomen is efficiënter en effectiever, zorgt op lange termijn voor kostenbesparing en is bovendien ook een meer duurzame strategie. Op die manier wordt de redenering met betrekking tot economische groei en armoedebestrijding volledig omgekeerd: Dat er mensen in armoede zijn, die dus niet kunnen meedoen, is slecht voor iedereen. Ze kunnen niet meedoen met het kopen, bijvoorbeeld een auto, daardoor gaan bedrijven failliet. En dat is een cirkel die ge in gang zet. Als mensen geen auto hebben, vinden ze ook geen werk en hun kinderen kunnen bijvoorbeeld niet naar een hogere avondopleiding. Dus ze hebben geen kans om te gaan werken. Armoede beperkt de vrijheid, op verschillende vlakken. En ook nog, armoede is slecht voor de gezondheid, en een slechte gezondheid kost op haar beurt ook veel aan de samenleving. Al die problemen kunnen toch wat meer voorkomen worden, maar de kansen zijn er niet hé. De kans om mee te doen is klein. Ge wilt wel, maar ge kunt niet. Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009 Als mensen de kans krijgen om mee te werken aan de samenleving. Als een wild kapitalisme sociaal wordt, is het economisch zeker niet slecht. Mensen moeten ook producten kunnen kopen, iedereen moet eraan kunnen deelnemen. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Ja, als ik denk aan de televisie, ge ziet reclame met mensen die heel gelukkig zijn, in een milieurijke omgeving leven, gezond zijn en gezond eten, goede relaties in het gezin onderling, geen stress van het werk. Dat zegt toch wel iets. Als ge een goed sociaal leven hebt, als ge gelukkig zijt, als ge een goede jeugd hebt gehad, dat ge gemotiveerd zijt, dat ge goed gezond zijt, dat die groei daar wel vanzelf uit volgt, ik bedoel… Mensen zijn vandaag niet meer gezond en fit, voelen zich niet altijd goed in hun vel, ze zijn gestresseerd bij het minste, ze houden het niet vol, en hoe komt dat? Omdat ze in een vuil milieu leven, ze zien op TV een totaal ander beeld, dat willen ze ook! En dat gaan ze vergelijken met hun eigen wereld, wat de zaak alleen nog maar verergert, want dan denken ze ‘zie mij hier zitten zoals een zak patatten’. Als ik naar de tv kijk dan wordt daar het totaal tegenovergestelde beeld gepresenteerd van hoe dat we vandaag de dag leven. Dus eigenlijk ziet de maatschappij zelf dat mensen een ideaal hebben hè. Een gezinnetje met een goede job,… maar dat kan je pas krijgen denk ik, een perfecte job, als dat sociale en het milieu, als dát in orde is. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
”
Bovenstaande citaten tonen aan dat het absoluut noodzakelijk is dat de Europese Unie de pijlers milieu en sociaal op zich erkent door een directe investering te verwezenlijken gericht op deze pijlers. Beide pijlers mogen geen resultante of afgeleide worden van de economie, maar verdienen een gelijke en waardevolle plaats. Een gelijkschakeling van de waarde van de verschillende pijlers, kan de komende EU-strategie – en dus ook de EU op wereldtoneel – versterken en is dé voorwaarde voor de ontwikkeling van een duurzame strategie.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
33
•
Herziening van het huidige belastingsysteem
Op basis van voorgaande pleidooi voor herverdeling – om gedeelde welvaart te kunnen bereiken – zoemen we in dit deel dieper in op de organisatie van de belastingen en gaan we na op welke manier hier sprake is van een herverdelend effect tussen arm en rijk. Op welke manier gebeurt de herverdeling hier?
Laten we aan de hand van een concreet voorbeeld de herverdelende kracht van de belastingen nagaan.
Bron: Fiscaliteit in een notendop. Johan Seynaeve.
Wanneer we een totaalplaatje maken van de uitgaven van een persoon, merken we dat uiteindelijk diegene die in totaal beschikken over minder kapitaal, ook diegene zijn die een hogere BTW-belastingsvoet krijgen. Fatima betaalt op haar geheel aan netto-inkomen meer belastingen dan haar werkgever, De Clerck. Fatima verliest haar volledig maandelijks netto-inkomen aan levensnoodzakelijke middelen zoals huur, voeding, andere kosten (waaronder elektriciteit, gas,…). Het huurgeld is ze voorgoed kwijt, en op voeding en andere kosten betaalt ze 6, dan wel 21 % BTW. Wanneer we dan de balans opmaken van het aandeel van haar netto-inkomen voor belastingen ten opzichte van het totaal netto-inkomen, dat wil zeggen vóór dat het belastingssysteem van kracht gaat, betaalt ze in verhouding meer (9,02%) dan De Clerck (5,54%). Fatima heeft niets over. Ze werkt om te overleven. Daartegenover is het contrast bijzonder groot met De Clerck, die niet alleen een lagere belastingsvoet heeft, maar ook nog dat extra kapitaal kan beleggen of sparen. Dit concrete voorbeeld geeft treffend weer hoe de zogenaamde herverdelende krachten van het fiscale systeem ernstige gaten vertoont. Het herverdelend effect van de belastingen is niet meer, het is hoog tijd voor een herziening van het fiscaal systeem zodoende de herverdeling opnieuw als draaischijf binnen het fiscaal stelsel te kunnen realiseren.
34
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Ja mensen in armoede kunnen geen huis kopen, kunnen niet aftrekken en voila ge zijt vertrokken. De manier waarop die fiscale voordelen nu werken, is allerminst het doorbreken van de vicieuze cirkel van armoede. Allerminst! Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 Ik heb daar een jaar of 7, 8 als kuisvrouw gewerkt een tijd, en dan kwam ik bij een gezin terecht, de ene advocaat en de andere ook goed verdienend, ze hadden een villa, twee auto’s,… en ze betalen u dan zo weinig, wij werken hard én zij kunnen dat ook nog is aftrekken. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
Naast de herverdelingsfunctie, worden de belastingen ook gebruikt voor de beïnvloeding van het economisch gedrag van de burgers. Door middel van financiële prikkels, probeert de overheid het gedrag van burgers te beïnvloeden. Fiscale aftrekbaarheid is dus van toepassing op die zaken die de overheid méér wil zien. Denk zo maar aan het pensioensparen dat sterk wordt aangemoedigd, aan de installatie van zonnepanelen om groene energie te promoten, aan renovatiepremies voor jonge koppels die een oud huis renoveren om de overbebouwing in bepaalde gebieden tegen te gaan, … noem maar op. Deze prikkels zijn dus niet neutraal, maar leunen aan bij de agenda van de overheid, bij doelen die de overheid wil bereiken. De fiscale aftrekbaarheid van bepaalde zaken zorgt voor een extra financiële stimulans, waardoor je zou kunnen stellen dat de toegang tot bepaalde middelen en diensten verhoogt. Deze redenering is simplistisch van aard omdat ze vertrekt vanuit de idee dat iedereen reeds een minimale kapitaalkracht heeft. Voor mensen in armoede is het echter allemaal geen vanzelfsprekendheid. Ik heb nog mee gedaan aan pensioensparen, 20 euro per maand opzij zetten. Ik heb het stop gezet, want ik kon het niet meer betalen. Dus wat gebeurt er als ik 60 ben, ik krijg bijna niks, maar gij krijgt 1000! Ze kunnen natuurlijk die lat voor pensioensparen hoger leggen, maar wie kan er met dat geld gaan lopen, de middenklasse of de rijken. Zij die al zoveel geld hebben. Ziet ge het gebeuren? Die lat hoger leggen is alleen maar weer ongelijkheid creëren: diegenen die het kunnen, profiteren ervan. Er zouden verplichtingen moeten komen voor een schaal die niet overschreden kan worden, zowel voor u als voor mij en dat maximumbedrag moet eigenlijk voor iedereen haalbaar kunnen zijn. […] Het zou moeten zijn dat we op ons 60 jaar… dat zij evenveel kunnen krijgen als ik. Toch misschien een plafond dan instellen, zodat ge geen 1000 keer verschil hebt, iemand die een bedrag opzij kan zetten dat 1000 keer hoger ligt. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
Bovenstaande getuigenis toont aan dat de fiscale voordelen gericht zijn op de reeds kapitaalkrachtigen binnen de samenleving. De toegankelijkheid van deze voordelen is daarbij niet verzekerd voor mensen in armoede. Eerder dan in te sluiten, vergroten deze voordelen de kloof tussen arm en rijk en hebben daarbij het totaal tegenovergestelde effect. Daarnaast wordt er door de mensen een ander aspect aangehaald, naast de financiële kant van de zaak. Het gaat niet enkel om het gebrek aan toegang tot die financiële snoepdoos, maar ook steeds om het uitgesloten worden van belangrijke zaken die de overheid haar burgers wil meegeven.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
35
“ “ “
Dat is niet alleen kwestie van economisch mee profiteren. Ze geven ons bijvoorbeeld ook niet de kans om mee te bouwen aan ’t milieu. Zonnepanelen, dat is alleen voor de rijke mensen. Dat zijn dan al de mensen die het zich kunnen permitteren en dan krijgen ze nog een stukje terugbetaald ook. Eerlijk is anders. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Dit betekent ook dat het gevoerde beleid van de overheid niet effectief is. Door middel van financiële stimuli willen ze hun burgers aanzetten tot een bepaald gedrag, maar dit bereikt niet alle burgers. Op die manier wordt een beleid geïnstalleerd dat mensen in armoede op voorhand al de kansen tot deelname onttrekt. Fiscale voordelen moeten voor iedereen toegankelijk en haalbaar zijn, niet enkel omwille van economische en financiële redenen, ook omwille van de idee dat iedereen gelijke kansen moet krijgen om deel te nemen aan de samenleving. De organisatie van het fiscale systeem werkt de idee van insluiting en uitsluiting in de hand; diegene die wel en diegene die niet kunnen meedoen, en is vandaag nog veel te weinig gericht op een werkelijke herverdeling. Die herverdeling betreft niet enkel een financiële of economische herverdeling, maar draait dus ook om de toegang tot rechten. Vanuit dit rechtenverhaal pleiten we voor een grondige herziening van het fiscale systeem met het oog op het vergroten van de toegankelijkheid. De herverdelende werking van de belastingen komt ook in het gedrang wanneer we gaan kijken naar de domeinen waarop belastingen worden geheven. Belastingen worden voornamelijk geheven op arbeid. In dat plaatje ontbreekt een belasting op inkomsten die niet via arbeid komen. Weet ge wat volgens mij ook een probleem is? Niet alleen die toplonen, maar ook de eigendommen enzovoorts, de spaarrekeningen die moeten belast worden, dat gebeurt nu allemaal nog veel te weinig. En daar kan je een verschil op maken, daar kan gemeenschapsgeld op een andere manier geïnvesteerd worden. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Laten we bovenstaande ervaring in verband brengen met het vergelijkend voorbeeld van Fatima en Robert De Clerck. De Clerck betaalt minder belastingen op zijn totaal inkomen dan Fatima, net omdat hij een -bijzonder groot- bedrag opzij kan zetten op een spaarboekje, waarop hij geen belasting moet betalen. Zo bestaan er nog tal van constructies die de kloof tussen arm en rijk groter maken. Net daar waar het kapitaal zit, ontbreekt het aan belastingen. Naast het spaarboekje bestaan nog tal van andere fiscale lekkernijen voor de kapitaalkrachtigen, zoals beleggingen, speculaties, vennootschappen,… Net door die achterpoortjes te gebruiken, door de verhoogde fiscale voordelen van de reeds kapitaalkrachtigen, kan de progressiviteit van de belastingen in vraag worden gesteld.
36
Ik ken de constructies niet juist, maar ze maken stichtingen en ze maken weet ik veel,… familie die hun dingen in maatschappen steken… Ja, kijk dat is het juist wij kennen dat niet! Dat is ons onbekend, die systemen waarbij je met relatief weinig geld enorm veel controleert. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Er moet een soort register komen met een overzicht van eigendommen. Niet alleen van de huizen en de onroerende goederen maar van de aandelen, …. er moet een overzicht zijn zodat die verdeling komt, door middel van belastingen op kapitaal, zodat concentratie niet meer mogelijk is. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 Er wordt ook vals gespeeld met geld. Ze zetten hun geld in het buitenland en zo ontduiken ze belastingen. Daar moet wat meer controle opkomen in het algemeen. Ze moeten een goed zicht krijgen op het vermogen van ieder mens. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
” ”
De ophoping van kapitaal wordt mede mogelijk gemaakt door het fiscale systeem, door allerhande mechanismen die niet meteen zichtbaar zijn, maar die wel van wezenlijk belang zijn in het al dan niet bevorderen van de herverdeling. Steeds meer ontstaat er de ophoping in plaats van de herverdeling van kapitaal, en dit in bepaalde kringen, waardoor bepaalde mensen exponentieel rijker worden. Daartegenover staat echter een groeiende verarming van de armsten. Mensen met een laag of gewoon inkomen betalen teveel belastingen, fiscaliteit moet terug herverdelend zijn. Belastingen op kapitaal zijn nodig, maar moeilijk te bereiken: het zijn net de kapitaalkrachtigen die erover beslissen. Dat geld van die belastingen zou moeten gebruikt worden om mensen aan te werven, die ondersteuning nodig hebben. Toyota bijvoorbeeld investeert in kansengroepen. Ze hebben een intern opleidingsprogramma, zo investeren ze in mensen in plaats van ze af te danken. Hier gebruiken ze mensen, interimkantoren sturen ze van hier naar daar. Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009
c. Om effectief de armoede in de EU uit te roeien, moet de EU een nieuw systeem van belastingen ontwikkelen, waarbij het geïnde geld niet enkel uit arbeid mag komen. Er moet een groter aandeel belasting geheven worden op inkomsten uit verschillende bronnen en op vermogen, zoals op aandelen, spaargeld,…. Deze belastingsvorm moet van progressieve aard zijn: de belasting moet toenemen naarmate de hoogte van de inkomensbron en het vermogen.
•
Opnieuw investeren
Daarnaast werd in dit kader nog een andere bijzondere vaststelling gedaan. Hoewel herverdeling vaak wordt gezien als een passieve geldstroom waarbij kapitaal vloeit naar daar waar een gebrek is, kwam uit verschillende hoeken ook de vraag om met het beschikbare kapitaal verder te investeren, maar – en dit is het grote verschil met de Lissabonstrategie – dit te investeren in sociale zaken die op haar beurt ook iets opleveren, zij het dat de uitkomst van een andersoortig kapitaal kan zijn, zoals bijvoorbeeld sociaal en cultureel.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
37
“
We moeten die sociale ruimtes aanmoedigen waarin een zekere rijkdom aanwezig is. Veel dingen gaan vandaag verloren omdat ze niet erkend worden. Die Lissabonstrategie, houdt alleen met geld rekening, wat met andere rijkdom?! Kleine artiestengroepen met hun eigen systeem aan onderlinge solidariteit,… Ik ben eens op een zigeunercamping geweest, en ge voelt dat daar. Iedereen kent elkaar, alle deuren staan open, de kinderen spelen onderling met elkaar. Ze hebben misschien geen grote tafel om hun huiswerk te maken, maar het kind kan op zijn vijf jaar al wel op zijn broertjes passen, of een trucje doen met lucifers. Maar ze worden wel uitgesloten hé ondertussen, want ‘ze leven op een camping en het kind kan niet volgen op school.’ Werkgroep RWLP, Namen, 9 oktober 2009 In onze samenleving is er sociaal kapitaal. Ge moogt deze niet inperken of gewoon laten liggen. Ge moet ze ontwikkelen! Daarin moet worden geïnvesteerd. Als er niet wordt geïnvesteerd, gaan we achteruit in plaats van vooruit. Dat is vandaag aan de orde! Werkgroep 2 De Schakel, Brussel, 10 november 2009 We hebben niet de bedoeling om de rijken te verarmen, want zij investeren! Maar de rijken moeten wel supplementaire rijkdom creëren die rechtstreeks ten goede komt aan anderen. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009 Als ik de Lotto win, ga ik niet álles gewoon uitdelen. Ik ga sociale en economische activiteiten creëren die een nieuwe rijkdom met zich meebrengen. De voordelen die we hieruit halen en de rijkdom die deze activiteiten teweeg brengen, kunnen we opnieuw gebruiken. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
Wat opvalt, is dat mensen in armoede groot belang hechten aan de groep en aan solidariteit. Geld gewoon uitdelen is niet voldoende en is geen goede strategie. Herinvestering is aan de orde, maar die herinvestering moet ook ten goede komen aan mensen in armoede. In de Lissabonstrategie wordt er aandacht geschonken aan herinvestering, om zo nog meer kapitaal te maken. Kleine en middelgrote ondernemingen worden extra ondersteund omdat zij de economie van de toekomst zijn en dus voor groei kunnen zorgen, wat op zijn beurt de competitiviteit dan weer ten goede komt. Zo worden vandaag bedrijven aangemoedigd een deel van hun winst opnieuw in het bedrijf te steken (door middel van fiscale voordelen), dit in het kader van de Lissabonstrategie waarin ze de groei van kleine en middelgrote ondernemingen toejuichen. Die herinvesteringen zijn op zich niet slecht; van meer geld nog meer geld maken, dat is goed. Ze zijn echter te weinig sociaal. Daarom doen wij volgende aanbeveling.
d. De EU moet een Europese taks op speculaties vastleggen (Tobintaks). De opbrengsten moeten rechtstreeks gebruikt worden in de strijd tegen armoede. Een deel ervan moet geïnvesteerd worden in verenigingen van en met mensen in armoede en in organisaties die mensen in armoede vertegenwoordigen. Dit kan door een deel van het bijkomend budget beschikbaar te maken voor het Europees Sociaal Fonds, op voorwaarde dat ook kleine organisaties er een aanspraak op kunnen maken (wat betekent een verlaging van de administratieve lasten en het terugschroeven van de zware voorfinanciering) en vraagt dus ook om een heroriëntering van de structurele fondsen.
38
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
•
Inkomensongelijkheid/minimuminkomen voor iedereen
IK9 - Evolutie van de inkomensongelijkheid voor en na de belasting volgens de Gini-coëfficiënt België Jaar Voor Na 1980 0,396 0,321 1981 0,393 0,318 1982 0,340 0,263 1983 0,338 0,261 1984 0,339 0,262 1985 0,344 0,267 1986 0,347 0,272 1987 0,358 0,283 1988 0,358 0,286 1989 0,362 0,297 1990 0,362 0,297 1991 0,363 0,298 1992 0,357 0,294 1993 0,358 0,291 1994 0,363 0,297 1995 0,365 0,297 1996 0,370 0,301 1997 0,373 0,304 1998 0,376 0,308 1999 0,383 0,312 2000 0,381 0,309 2001 0,392 0,319 2002 0,399 0,329 2003 0,407 0,340 2004 0,426 0,362 2005 0,427 0,364
We stellen vast dat de kloof tussen arm en rijk in Europa toeneemt. In een OECD-rapport van 2008, “Growing Unequal? : Income Distribution and Poverty in OECD Countries”, wordt de kloof weergegeven door het meten van de inkomensongelijkheid, die – aldus het rapport – de laatste twee decennia is gestegen.11 Dat de inkomenskloof stijgt, wordt ook bevestigd in het jaarlijkse armoederapport van Vranken en co. We stelden reeds eerder in dit rapport dat de gini-coëfficiënt, die vaak gebruikt wordt om de inkomenskloof te meten, ook zijn beperkingen heeft omdat ze enkel een deelaspect van de kloof tussen arm en rijk belicht. Dit wil niet zeggen dat deze niet als indicator voor vooruitgang kan dienen, wel dat ze minstens moet worden aangevuld met metingen die inspelen op andere dimensies van de kloof. Dit toont zich in de derde aanbeveling die we maakten in het begin van het rapport. Laten we hieronder kort inzoomen op de resultaten van de inkomenskloof, weergegeven door middel van de gini-coëfficiënt. Wanneer binnen een samenleving geen inkomensongelijkheid aanwezig is, dat wil zeggen wanneer iedereen beschikt over hetzelfde inkomen, bedraagt degini-coëfficiënt 0. Bij een totaal ongelijke inkomensverdeling – wanneer het gehele inkomen in handen is van één persoon – de waarde 1. (Vranken, 2009) Bekijken we dan onderstaande tabel afkomstig van het Nationaal Instituut der Statistiek (NIS)12. De gegevens in deze tabel tonen aan dat er globaal genomen sinds 1990 een toename van de inkomensongelijkheid is op basis van de fiscale statistieken. Na belasting zijn de inkomens uiteraard gelijker verdeeld over de bevolking dan ervoor. Dit wijst op het – gedeeltelijk – herverdelend effect van de belastingen. Op basis van deze tabel, stellen we vast dat de inkomensongelijkheid is toegenomen, en dat vooral vanaf 1992 de gini-coëfficiënt significant blijft stijgen over alle jaren heen. De stijging vergroot ook aanzienlijk vanaf 2000. In principe zegt de gini-coëfficiënt enkel iets over de inkomenskloof en laat ze het bredere plaatje van rechtvaardigheid buiten schot, tenzij natuurlijk dat de kloof op zich zo bijzonder groot is dat ze als onrechtvaardig kan worden beschouwd. Het kan zijn dat het inkomen tussen twee personen ongelijk is, maar dat dit een realistische en rechtvaardige weerspiegeling is van het werk en de inspanningen van die persoon.
Dat gaat ook over verantwoordelijkheidsgraad, er kan een verschil zijn, dus ook in lonen, dat vind ik correct. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
11 http://www.oecd.org/dataoecd/45/42/41527936.pdf 12 NIS, Financiële statistieken, geciteerd in: Deleeck (2001), De architectuur van de welvaartsstaat opnieuw bekeken (p. 309) (1980-1997) en eigen berekeningen op basis van NIS, Levensstandaard
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
39
In de derde aanbeveling die we in dit rapport maakten, eisten we een verkleining van de gini-coëfficiënt om de kloof tussen arm en rijk te dichten. Dit betekent dat je het inkomen van iemand gaat vergelijken ‘in verhouding tot’ het inkomen van iemand anders. Wat je dus in beeld brengt is in eerste instantie de kloof zelf. De gini-coëfficiënt meet de kloof tussen arme en rijke inkomens, maar zegt niets over de bedragen op zich, enkel over de verhoudingen. Zo is de gini-coëfficiënt dezelfde bij een vergelijking van de inkomens €100 en €1.000, als bij een vergelijking tussen €10.000 en €100.000, omdat ze weergeeft hoeveel keer meer of minder iemand verdient, in beide gevallen gaat het hier om 10 keer meer/minder. Mensen in armoede getuigen vol ergernis over de kloof die er vandaag aanwezig is.
“
Deze week hebben ze het op TV nog gegeven. Er is daar iemand die heeft € 9000 per maand en daar krijgt hij dan nog iets bij voor zijn vergoedingen. Waar gaan we naartoe? Wat dat zij hebben op een maand, dat hebben wij dus op een jaar nog niet! Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 En pas op, € 9000 is ‘maar’ tien keer zoveel als een bestaansminimum. Er zijn er die 100 of 1000 keer zoveel verdienen per maand. Daar gaat het over! Dat er iemand 10 keer iets meer verdiend dan een ander, ge kunt erover discussiëren, maar dat er iemand 100 of 1000 keer meer verdient dan een ander, dat kan niet. Niemand is 1000 andere mensen waard. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 De hoge toplonen en de lage klasse moeten minder van elkaar zijn verwijderd. De bovenste top mag niet profiteren, dat wil zeggen… zaken doen die ten koste zijn van de onderste klasse. We moeten realistisch zijn, ongelijkheid zal blijven bestaan, maar er is een verschil tussen een gezond onderscheid of een kloof die door deze top in stand wordt gehouden. ‘Rijken’ moeten zoveel afstaan opdat er geen extreme armoede meer is. Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009 Ja, het zijn die extremen die de kloof zo groot maken. Voor elke extreem rijke heb je 30 extreem armen, ik zeg maar iets, om duidelijk te maken dat ook díe verhouding niet klopt. Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009
De gini-coëfficiënt die de kloof in beeld brengt, zegt niets over het exacte inkomen, het exacte bedrag waarover iemand beschikt. We toonden aan dat de gini-coëfficiënt eenzelfde waarde kan hebben in twee verschillende gevallen. Hoewel de ginicoëfficient in beide gevallen dezelfde was, is een inkomen van €100 absoluut onaanvaardbaar, maar dat van €10.000 ligt bijzonder hoog. We moeten hierbij aansluitend dus ook een absoluut bedrag als minimumstandaard vastleggen om te verzekeren dat iedereen een menswaardig inkomen heeft. De doelstelling van het terugdringen van de gini-coëfficiënt is op zich onvoldoende.
40
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Veel mensen in onze werkgroep die leven met een leefloon tussen de 50 en 70 euro per week. Stel je dat voor, dat mensen zo moeten overleven. En dan mogen wij al dankbaar zijn dat er toch al íets aanwezig is in België... Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
” ”
Dat mensen moeten overleven met zo een beperkt wekelijks budget is absoluut onaanvaardbaar. Volgens de Europese berekeningswijze, zijn mensen arm als ze over minder dan 60% van het nationaal mediaan inkomen per maand beschikken. In België ligt de armoedegrens voor een alleenstaande op €878 per maand. “Wie zich onder deze grens bevindt, heeft een verhoogd armoederisico. In Belgie geldt dit voor 15,2% van de bevolking, in Vlaanderen voor slechts 10,9%, in Wallonie daarentegen voor 18,8%. De armoedecijfers liggen het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk gewest, maar door de kleine steekproef in Brussel, zijn cijfers hierover onvoldoende betrouwbaar.” (Vranken, 2009, p.89) Qua aanbevelingen, zou één moeten zijn: de evenredigheid van de inkomens met de uitgaven van de mens. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
In dit verband is het interessant te verwijzen naar een onderzoek van Bérénice Storms, waarin zij vertrekt van de vraag wat een gezin mimimaal nodig heeft om menswaardig te kunnen leven. Wat kan een gezin op de EU-armoedelijn kopen? Het onderzoek resulteert in het samenstellen van een – wat de schrijvers zelf noemen – korf, waarmee ze verwijzen naar het geheel aan goederen en diensten die noodzakelijk zijn om een menswaardig leven te kunnen leiden in het Vlaanderen van vandaag. (Storms & Van Den Bosch, 2009) Cruciaal in deze analyse is dat men vertrekt vanuit de benadering en de vraag welke zaken iemand nodig heeft om op een volwaardige manier deel te kunnen nemen aan de samenleving, dat wil zeggen met het oog op het bereiken van een situatie waarin de rechten van elk individu aanwezig zijn. Dit plaatje wordt vervolgens gekoppeld aan een budget. Het uiteindelijk verkregen budget is €980, wat dus ver boven de armoedegrens in België ligt. Op basis van voorgaande, formuleren wij volgende aanbeveling.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
41
Toereikend Inkomen Europa moet aan elke EU-inwoner een minimuminkomen garanderen dat mensen in staat stelt een menswaardig leven te leiden. Daarbij moet de EU parallel volgende acties ondernemen die tegen 2020 afgerond zijn: • Het globale inkomen van een persoon moet minstens worden opgetrokken tot aan de armoedegrens. Ze moeten minstens de Europese armoedegrens (= 60% van het nationaal mediaan inkomen) bereiken als opstap naar een menswaardig inkomen. • Elke lidstaat moet een onderzoek uitvoeren dat bepaalt welk budget noodzakelijk is om een menswaardig leven te kunnen leiden, dat wil zeggen, een onderzoek dat vertrekt vanuit de behoeften van het individu om op een volwaardige manier te kunnen deelnemen aan de samenleving. (cfr. onderzoek Bérénice Storms en Karel Van den Bosch) Soortgelijk onderzoek moet in elke lidstaat worden gehouden, met betrokkenheid van alle maatschappelijke actoren, in het bijzonder ook mensen in armoede. • Het globale inkomen van een persoon moet minstens opgetrokken worden tot aan het budget bekomen door bovenstaand onderzoek.
4–2 Werk Het optrekken van de werkzaamheidsgraad behoort tot een van de centrale beleidsdoelen. Ook in de Lissabonstrategie wordt sterk ingezet op werk. Zeker sinds de herziening van de Lissabonstrategie in 2005, waarin werk werd uitgeroepen tot een van de speerpunten van het Europese beleid. Werk is hier, samen met kennis, de motor voor economische groei. Het belang dat men hecht aan werk in de Lissabonstrategie komt ook in de doelstellingen terug. Er wordt hier immers als doel voorop gezet om tegen 2010 een werkzaamheidsgraad van 70% te bereiken. (EU, Banen en groei in de EU, 2008) Niet alleen in het beleid, maar ook in het dagelijks leven van de EU-inwoner speelt werk een belangrijke rol.
“ 42
Ik ben zo blij nu eindelijk werk te hebben. Het heeft lang geduurd voor ik werk vond. Nu heb ik uiteindelijk werk en ze behandelen me goed. Dat stelt me gerust… werk hebben, dat geeft toch zekerheid voor de toekomst, een basis. Ik kan de huur tenminste betalen, en de elektriciteit. Geen luxe natuurlijk, maarja. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
De impact van werk valt dus niet te onderschatten. Werk kan een belangrijke kracht en hefboom zijn tot een beter leven. Men veronderstelt ook vaak dat werk leidt tot sociale inclusie. Werk zou zo een instrument zijn tot integratie, sociale cohesie en armoedebestrijding. Werk wordt dus vaak genoemd als middel tot het oplossen van of inspelen op grote maatschappelijke sociale vraagstukken. Toch kunnen we er niet aan voorbij vragen te stellen bij de assumptie dat werk automatisch zou leiden tot sociale inclusie, dat een job steeds een goed armoedebestrijdend instrument is. Niet alle werk is immers hetzelfde en niet voor iedereen is werk de ideale oplossing. De toename van de groep werkende armen is alarmerend. Maar liefst 20% van de volwassenen die in België in armoede leven, werkt. (Vranken, De Boyser & Dierckx, 2007) Daarnaast kan ‘werk’ nooit een oplossing zijn voor verschillende groepen mensen in armoede zoals gepensioneerden, kinderen, mensen met een erg grote afstand tot de arbeidsmarkt,… Werk zien als oplossing in de strijd tegen armoede, dat is diegenen uitsluiten die niet in dat model passen. Werkgroep La Rochelle, Roux, 25 november 2009
” ”
Dus, werk zonder meer postuleren als het wondermiddel voor het oplossen van sociaal-maatschappelijke problemen, is overmoedig. Er moet enige voorzichtigheid aan de dag worden gelegd wanneer we het hebben over de rol van werk in de strijd tegen armoede. Armoedebestrijding, dat richt zich op welzijn. Werk is niet echt een synoniem voor welzijn ! Ik geef een voorbeeld. Een werkster is ingeschakeld in een activeringsprogramma naar werk, ze werkt voor een loon van zes uur, maar daarvoor moet ze vier bussen nemen om op de verschillende plaatsen te geraken. Ze heeft er dus een dag van 10 uur op zitten. Werkgroep La Rochelle, Roux, 25 november 2009
“Niet alle werkgelegenheidsbeleid leidt tot sociale inclusie, en omgekeerd. Toch zijn in onze samenleving de meeste sociale inclusie processen gebaseerd op het hebben van werk, aangezien werk naast een inkomen ook zorgt voor sociaal contact en een sociale status. Tegelijk is het de hele samenleving en economie die in meer of mindere mate inclusief of exclusief kunnen zijn, die insluiten of uitsluiten. Onderwijs, gezondheid, huisvesting, cultuurparticipatie… zijn elementen die ook sociale inclusie processen kunnen versterken.” (Rapport project Bridges for Inclusion, juni 2008, p.4)
Daarnaast moeten we ook vermelden dat werk voor veel mensen in armoede niet altijd de juiste oplossing is. In sommige situaties kan het voor iemand in armoede op een bepaald moment prioritair zijn om eerst in te zetten op een aantal andere zaken als kwaliteitsvolle huisvesting, opvoeding van de kinderen… Mensen in armoede moeten vaak veel tijd en energie steken in hun dagelijkse overleven, waardoor een job nog voor bijkomende stress en problemen kan zorgen. In die situatie biedt werk niet echt een antwoord op de behoeften van die persoon.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
43
“
Werk is niet altijd de automatische oplossing voor je problemen op dat moment. Werkgroep Alpha 5000, Namen, 26 november 2009 Werk gaat de situatie van honderden buitenlanders die elke dag hier in de steden en in de opvanghuizen aankomen niet veranderen. Ze hebben geen woning, geen papieren. Voor al die mensen, zou het hebben van werk niets veranderen. Zij wachten eerst op hun papieren, hun rechten. Voordat men investeert in bedrijven en dus werk, moet men investeren in toegankelijke huisvesting, want werk geven aan iemand die op straat leeft, dat dient tot niks! Werkgroep Alpha 5000, Namen, 26 november 2009 Eerst denkt men aan huisvesting, de gezondheid, opleiding en als die in orde zijn, gaat men werken. Werkgroep Alpha 5000, Namen, 26 november 2009
Daarnaast spelen ook de zogenaamde werkloosheidsvallen. Wanneer men dan bijvoorbeeld wel toekomt aan werk, men hiermee ook vaak veel rechten verliest waarop men wel beroep kon doen wanneer men geen werk heeft. Bepaalde rechten worden gekoppeld aan je statuut, verandert je statuut verlies je daarbij in verhouding ook vaak veel. Doordat je bijvoorbeeld gaat werken beschik je over een hoger inkomen. Hierdoor vallen bepaalde voordelen weg. Dit maakt de stap naar werk vaak veel minder aantrekkelijk. De laagste lonen zijn vaak te laag om het wegvallen van die voordelen op te vangen.
“
Als je werkt, verlies je teveel. Je verliest die voordelen die je daarvoor wel had. Vaak is dat niet echt in verhouding. Eigenlijk zou die hulp niet onmiddellijk moeten stoppen, maar zou er een overgangsperiode moeten zijn, waardoor je de tijd en ruimte krijgt om alles op orde te stellen. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Of men nu werkt of niet, men heeft dezelfde noden. De noden zijn permanent. De noden van iedereen, daaraan moet worden beantwoordt. Werkgroep La Rochelle, Roux, 25 november 2009
•
Activeren, activeren, wie zijn best doet zal het leren?
In de Lissabonstrategie neemt werk een zeer centrale rol in. Hierdoor wordt het activeringsdiscours naar werk binnen heel de Europese Unie aangemoedigd en versterkt. Want zoveel mogelijk mensen activeren naar werk is bevorderlijk voor de economische groei. Het werkgelegenheidsbeleid staat zo ten dienste van de economische groei. Dit toont aan dat het werkgelegenheidsbeleid van de Europese Unie niet neutraal is: activering naar werk lijkt in eerste instantie belangrijk te zijn voor het aanmoedigen van de economie. De persoonlijke drijfveren van de burger om te gaan werken worden daarmee op de tweede plaats gezet. Deze idee is ook merkbaar in het hele activeringsbeleid dat hierbij aansluit. Mensen moeten op de eerste plaats ‘inzetbaar’ zijn op de arbeidsmarkt. De persoonlijke ontwikkeling en de beroepskeuze van het individu zijn ook belangrijk maar worden vaak een tweederangs bezorgdheid. Een valkuil van het
44
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
huidige activeringsbeleid is dat ze mensen ‘zo snel mogelijk’ aan het werk willen zetten. Dit is echter gedoemd tot mislukking en druist in tegen een duurzame activering en tewerkstelling. De snelst mogelijke weg naar werk is immers vaak ook de snelste weg terug naar de werkloosheid. Activering van mensen in armoede naar werk vraagt om bijzondere aandacht en begrip voor het persoonlijke leven en leefwereld van mensen in armoede. In de dienstverlening en in het activeringsproces wordt hieraan vaak voorbij gegaan, wat de kans op tewerkstelling verkleint. In het rapport “Valkuilen, hefbomen en acties voor zinvol en duurzaam activeren van mensen in armoede naar kwalitatieve tewerkstelling” van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, worden een aantal belangrijke punten aangehaald waarmee men rekening moet houden in het activeringsproces naar werk. (Vandermeerschen, juli 2007) “Een aantal concrete, niet arbeidsgerelateerde zaken kunnen mensen tegenhouden om de stap naar werk te durven en te kunnen zetten. Iemand met problemen rond huisvesting, schulden, gezondheid, jeugdzorg,… heeft soms niet de ruimte, de kracht, of de solide basis die noodzakelijk is om te gaan werken.” (Vandermeerschen, juli 2007, p.15) In de activering van mensen in armoede naar werk moet men rekening houden met het gegeven dat deze mensen in hun alledaagse leven vaak veel onopgeloste problemen en zorgen hebben. De dagelijkse overlevingsstrijd vergt ook hun energie en tijd. Ik heb mijn hele leven, 18 jaar, al voltijds en halftijds gewerkt voor kuisfirma’s. ik heb een halftijdse moeten pakken omdat ik nog allemaal andere dingen moest regelen die óók belangrijk waren. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
In het activeringstraject moeten mensen in armoede de ruimte en tijd krijgen om op hun eigen tempo en naargelang hun eigen mogelijkheden, de zoektocht naar werk te doen. Daarnaast moet ook aandacht worden besteed aan het opbouwen van zelfvertrouwen. In het verleden zijn mensen in armoede vaak geconfronteerd geweest met ervaringen van uitsluiting en ‘er niet bij horen’.
Activeringsbeleid
Het activeringsbeleid van de EU en de lidstaten van mensen in armoede moet gericht zijn op sociale inclusie, waarin werk een belangrijk instrument kán zijn, maar geen wondermiddel is in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Activering van mensen in armoede moet rekening houden met bepaalde principes, zoals voldoende tijd bieden om alles op eigen tempo te bereiken om zo slaagkansen voor iedereen mogelijk te maken, de gezinssituatie in acht nemen (alleenstaande met kinderen), uitgaan van het welzijn van de betrokkene, versterken van het zelfvertrouwen,…
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
45
•
De werknemer en de burn outs
“De EU ziet groei en schepping van werkgelegenheid niet als een doel op zichzelf. Groei moet duurzaam zijn in het belang van het welzijn van de burgers en van het milieu op de lange termijn.” (EU, naar meer groei, september 2003, p.22) “[…] hoe meer mensen werken, hoe minder mensen achterop geraken bij economische ontwikkelingen. […] Hoe hoger het kennisgehalte van de banen, hoe groter de waarde van het werk van iedere persoon – dat is wat economen ‘productiviteit’ noemen.” (EU, Banen en groei in de EU, 2008, p.9) Beide citaten, doch beiden van de EU, lijken elkaar tegen te spreken. Deze tegenstelling wijst echter op de herziening van de strategie in 2005 waardoor de klemtoon op de economische pijler van de strategie werd vergroot. We gaven reeds eerder de spanning aan tussen de sterk economische gerichtheid van het werkgelegenheid enerzijds en het welzijn van het individu anderzijds. In de redenering om competitief sterk te staan in de wereld, de redenering die ten grondslag ligt aan de Lissabonstrategie, speelt de productiviteit van elke werknemer een belangrijke rol. Op die manier zijn we een ‘volwaardige tegenstander en concurrent’. De nadruk op deze productiviteit van elke werknemer verhoogt de concurrentie en daarmee ook de druk op ieder individu; steeds meer, steeds beter en steeds sneller, zo luidt het motto. De vraag is echter waar de individuele verlangens van de werknemer hierin een plaats krijgen? Waar is het evenwicht tussen sociaal en arbeidsbeleid dat we in het Europees Sociaal Model terugvonden?
“
In het systeem dat er vandaag is, worden we gebruikt. Onze krachten worden ingezet om winst te maken. Zolang we maar werken werken werken zijn we goed bezig en zijn ze content. Maar ikzelf zie niet veel resultaat van al dat hard labeur. Oké, ik verdien juist genoeg centen om rond te komen, maar van die winst van het bedrijf zie ik niet veel terug. En ze verdienen door mijn werk zeker meer dan dat ik ervan terugzie, dat is toch nimeer menselijk. Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009 We leven niet om te produceren, je moet werken om te leven, maar niet leven om te werken. Overleggroep Werk en Sociale Economie, 2 juli 2009 Leven is niet: ‘geld verdienden’, maar een antwoord kunnen formuleren op je behoeften. Alpha 5000, Namen, 26 november 2009
De competitiviteit en eenzijdige aandacht naar economische groei als hoogste doel, stimuleert werkgevers op zoek te gaan naar de grootst mogelijke winst, ze maken de afweging ‘in’ en ‘uit’ in hun boekhouding. Maar op die manier worden mechanismen van uitbuiting en onrechtvaardige praktijken in de hand gewerkt.
46
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
De werknemer wordt ingeschakeld om het hogere doel, de economische groei en winst, te dienen. Het doel heiligt de middelen? Maar werk mag niet ‘koste wat kost’ als instrument worden gebruikt om puur die economische groei te verzekeren. Mensen werken mee aan die groei maar krijgen geen eerlijk deel terug. De ‘return’ van het werk is te klein in verhouding met de geleverde prestatie, wat zorgt voor frustraties. Als wij zouden moeten betaald worden voor hetgeen dat we eigenlijk presteren, bij ons in de keuken, dan is er geen ene die ze kunnen houden. Want dan moeten de ons driekeer zoveel betalen als wat ze nu doen. Ik hoor die doctores het nog altijd zeggen “bij u werken, dat is bezigheidstherapie”. Hallo hé!? Ze mag eens een dag komen meedraaien. Een meisje dat bij ons werkt, moest bij de psychiater langsgaan, en die zei dat. Awel, ze mag is komen werken en áls ze kan volgen, wil ik haar ervoor betalen van mijn loon. Echt waar! Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
Op die manier houden mensen het niet vol. Het lijkt wel een race waarin ze moeten blijven meelopen, maar vroeg of laat bezwijkt men hieraan. Men leeft onder druk om te moeten blijven presteren, te moeten blijven werken en men geeft het op omdat het ‘nooit genoeg en altijd beter kan’. Dit is het effect van de competitiviteit als middel voor economische groei. Het principe van de competitiviteit, die in de Lissabonstrategie werd vastgelegd, zorgt voor een eenzijdige nadruk op productie en prestatie, en – zo lijkt het wel – ten koste van hun werknemers. Paradoxaal is dit beleid op lange termijn nu net niet productief. Werkers kunnen misschien even meedraaien in het strenge regime van de productiviteit maar op lange termijn is het voor de werknemer niet houdbaar. Er moet een omgeving worden gecreëerd waarin beide aspecten werk en privé verzoenbaar zijn, dit maakt dat een strategie ook op lange termijn kan werken, en dus duurzaam is. Dit toont aan dat het huidige werkgelegenheidsbeleid van de EU allesbehalve een duurzaam beleid is.
Ik doe vrijwilligerswerk in een ziekenhuis en bij ons op de dienst verzorging heeft er iemand ontslag gegeven. Díe verpleegkundige hé die heeft ontslag gegeven, waarom? Omdat ze de druk niet meer aankunnen en veel te veel onderbetaald werden. Waar gaan wij naartoe? Teveel stress, teveel uren doen… en ge breekt gij hé. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 En dan ook nog die vergrijzing erbij. Iedereen moet langer gaan werken. Mensen in armoede zitten vaak in de sectoren waar fysiek werk noodzakelijk is. Wie ziet gij op zijn 55 nog het gebouw opkruipen?! We moeten langer gaan werken. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 Mensen moeten alles kunnen en weten en moeten altijd bijleren. Maar de mensen die gaan werken zijn zo vaak op van de zenuwen, juist omdat ze het gevoel hebben dat het nooit genoeg is. Iedereen werkt voortdurend. Dan wordt die depressief of moe, en aan zo een werknemer heb je ook niets hé. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
” 47
In de nieuwe strategie moet de persoon als individu als persoon, en niet enkel als werkgever, meer aan bod komen. Dit is een voorwaarde voor een duurzaam werkgelegenheidsbeleid. Algemeen genomen kunnen we stellen dat de EU haar werkgelegenheidsbeleid moet heroriënteren, waardoor men de aandacht terug richt op het verzekeren van kwalitatief duurzame jobs.
•
Werkende armen
Een van de meest perverse effecten van bovengenoemde ‘productieve werknemer’ is het fenomeen van de werkende armen. Iemand heeft een job, maar het loon volstaat niet om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, het statuut is precair, de job is van korte duur, van minderwaardige kwaliteit,… Alleen al het bestaan van een categorie ‘werkende armen’ is alarmerend en toont aan dat het huidige werkgelegenheidsbeleid heeft gefaald.
“ “
Er zijn mensen die werken, maar niet in hun noden of levensbehoeften kunnen voorzien. Alpha 5000, Namen, 26 november 2009 Ik werk op een 38-urenjob, ik werk erg hard en ik kom nog niet rond. Een job lost dat dus niet op. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
De idee dat werk een middel is in de strijd tegen armoede, baseert zich op de idee dat werk zorgt voor een inkomen en dat dit inkomen toereikend is om te kunnen voorzien in de basisnoden. Dit is niet altijd het geval, waardoor we de aanbeveling formuleerden om een toereikend inkomen voor iedereen in het leven te roepen, en een onderzoek te doen naar wat dit toereikend inkomen minimaal moet zijn.
…alle lonen, ook de laagste moeten goed genoeg zijn om waardig te kunnen leven, dit wil zeggen meer dan enkel het vervullen van basisbehoeften om te overleven. Werkgroep De Brug, Hasselt, 1 september 2009
Maar de groep werkende armen heeft niet enkel betrekking op een onvoldoende hoog loon, maar heeft ook te maken met kwalitatief lage arbeid, kortstondige contracten, weinig bescherming, slechte arbeidsvoorwaarden,…
48
Werkende armen zijn het levende bewijs van de eenzijdig gerichte economische invalshoek van de Lissabonstrategie en toont aan dat de sociale pijler ondergeschikt is. De driehoeksredenering ‘werk – groei – welvaart’ getuigt op zich van een gebrek aan inzicht of/en aan een ware bekommernis om de sociale pijler. Dit is problematisch omdat de jobgrowth-redenering behoort tot de
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
kern van deze strategie. Daarom pleitten we eerder in dit dossier om op vlak van welvaart een correctie te doen door herverdeling terug aan de orde te stellen. Het is niet onbegrijpelijk dat mensen in armoede het gevoel hebben dat ze ‘werken voor de groei van de rijken’. Ze werken hard, dragen op die manier bij aan de economische groei, wat leidt tot welvaart, maar deze wordt ongelijk gedeeld. De EU moet een kader ontwikkelen waarin de praktijken van misbruik van de werknemer onmogelijk zijn en kunnen worden gesanctioneerd. De situatie waarin werkende armen (‘working poor’) verkeren moet worden voorkomen en worden uitgebannen. De EU moet samen met de lidstaten de doelstelling voorop schuiven om tegen 2020 0% werkende armen te hebben.
•
” ”
Kwalitatieve jobs op maat
Jobs mogen niet alleen super kennisgericht zijn. Er moeten ook kansen bestaan wanneer men door deze mazen van het net glipt. Bovendien is zo een kennisjob, zelfs al heeft men de kansen en de intelligentie, niet voor iedereen een goede of gewilde oplossing. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009 Ik ben tot mijn 14 jaar maar naar school geweest. Maar als ge dan werk zoekt, vragen ze minstens een diploma secundair onderwijs. EN zelfs dat is niet genoeg. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Naast de sterk kennisintensieve jobs, die steeds meer en meer aanwezig zijn, moet men ook nog de ruimte laten om in te spelen op de werkbehoeften van diegenen die niet in dit kenniscircuit willen of kunnen ingeschakeld worden. Dit gebeurt nog veel te weinig, waardoor reeds op voorhand een heel deel mensen in hun zoektocht naar een job geen goede aansluiting kunnen vinden met het persoonlijk kunnen. Mensen die geen hogere opleiding hebben gedaan, moeten ook werk kunnen vinden zoals bijvoorbeeld bandwerk. Dat vraagt om geen enkel diploma. Je moet gewoon rap genoeg zijn. Het is dan aan de een ingenieur om de keten en de opvolging van taken uit te tekenen, maar het bandwerk zelf niet. Dat is een goede verdeling en beide zijn nodig. Werkgroep De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
De Lissabonstrategie die zich sterk richt op de ontwikkeling van een kenniseconomie, installeert een hiërarchie in de waardering van bepaalde soorten jobs: zo wordt er in de samenleving meer waardering gegeven aan jobs die een hoge mate aan kennis vereisen, dan aan andere, die minder kennis vereisen. Waardering van verschillende soorten werk, daar is niet echt sprake van hé. Ik heb mijn bedenkingen, want die onderste van in de fabriek, die zullen er toch wel altijd moeten zijn. Zoals bandwerk of andere jobs. Er gaan er toch altijd moeten zijn die dat inpakken. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
49
“ “ “
Nu doen ze tot hun zesde middelbaar beroepsonderwijs en komen ze ook vanonder in die piramide terecht, we zijn dus al wel geëvolueerd, of allé het is te zien hoe je ’t bekijkt,… wij vallen overal uit den boot. Als je nu van niks een diploma hebt, waar zijt ge dan aan’t werk man!? We worden weggegooid. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Vaak botst men naast de vraag te beschikken over de nodige kennis daarbovenop ook nog op de vraag te beschikken over voldoende ervaring. Het is eigenlijk niet alleen met mensen die geen diploma hebben of laaggeschoold zijn, dat is ook bij de mensen die universitair geschoold zijn en pas afgestudeerd zijn. Die ervaring kom je daar opnieuw tegen. Ik zeg niet dat er sowieso meer kansen zijn, maar… dat idee “ge hebt nog geen ervaring” gaat ook over hen. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 Dáár vind ik, mogen ze ook soepeler in worden, voor iedereen. Want er wordt altijd vereist ‘ze moeten ervaring hebben’, dus het diploma op zich is ook niet meer genoeg. Maar als gij geen kans krijgt op de vloer, dan heb je geen ervaring hé. […] Als ge geen kans krijgt van een werkgever, kom je nooit aan die ervaring hé. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
De lat wordt hoog gelegd. Mensen beschikken niet over voldoende kwalificaties of ervaring om aan werk te geraken. Vaak heerst het beeld dat werklozen ‘lui’ zijn. “Waar een wil is, is een weg.” Bovenstaande toont duidelijk aan dat deze vooroordelen onterecht zijn, maar dat mensen in armoede te kampen hebben met een beperkte toegang tot de arbeidsmarkt. Het gebrek aan kwalitatieve duurzame jobs, ook voor laaggeschoolden, is een collectief probleem, waar de werkzoekende niet individueel verantwoordelijk voor gesteld mag worden. Mensen die heel vaak psychisch ziek geweest zijn, bijvoorbeeld, worden ook uitgesloten van de arbeidsmarkt. Ze zouden graag terug werken en willen graag terug in die actieve bevolking komen, maar ze moeten ook de kans krijgen. Ook mensen met een gevangenisverleden, wordt de toegang tot de arbeidsmarkt ontzegd. In principe kunnen ze wel presteren, maar ja… Als je bijvoorbeeld een jongere op werk wilt sturen voor magazijnier en die hebben een gevangenisverleden of diefstal in het verleden gedaan, ja je kunt geen magazijnier worden. Wat gebeurt er? Die gasten blijven jaren in het werkloosheidscircuit maar ze willen wel actief zijn, dus dat is dubbel. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009
Dat mensen actief willen zijn, maar niet kunnen omdat de kansen er niet zijn is een heel ander perspectief en toont aan dat het werkgelegenheidsbeleid van de EU ook hier tekort schiet. Een diploma of een zeker pakket aan kennis, zou dus de sleutel tot succes zijn. Maar ook hier botsen we opnieuw op een probleem.
Ook wanneer men wel over een diploma beschikt is het niet eenvoudig om aan werk te geraken. Ik ken veel mensen, ze hebben een diploma maar ze vinden gewoon geen werk! Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
50
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
We zien dat in de toegang tot de arbeidsmarkt niet enkel kennis een rol speelt, maar dat er ook sprake is van variabelen die dit effect verhogen of verlagen, zoals geslacht, ras, kleur, etnische afkomst, taal,…. Een blanke met hetzelfde diploma is meer ‘waard’ op de arbeidsmarkt dan een Turkse, of iemand die een andere moedertaal heeft. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
Het probleem van racisme in de zoektocht naar werk stelt zich. De origine is een manier geworden om te discrimineren, zeker hier in Brussel. Men kijkt naar de naam en weet onmiddellijk ‘geen Belg’, de vuilbak in. Zelfs wanneer men Belg is en al meer dan 40 jaar in dit land woont. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
”
Ook mensen in armoede ondervinden vaak diverse vormen van discriminatie bij hun zoektocht naar een job. Naast de discriminatie op basis van nationaliteit, afkomst, taal… spelen daarbij ook een aantal armoedegerelateerde factoren mee. Een leven in armoede eist zijn tol, wat vaak ook een invloed heeft op de fysieke gezondheid van mensen, wat soms ook duidelijk zichtbaar is. Soms kampen ze met overgewicht, een onverzorgd gebit, of hebben ze gewoon niet de energie, aandacht, vaardigheden en de middelen om hun voorkomen optimaal te verzorgen. Op basis daarvan worden ze vaak botweg geweigerd bij een sollicitatiegesprek.
De Europese Unie moet door middel van haar nieuwe strategie verzekeren dat er voldoende tewerkstellingsmogelijkheden zijn voor diegene in de werkende bevolkingsgroep die in staat zijn om te werken. De EU moet blijvend investeren in kwaliteitsvolle jobs van verschillende aard en soort (zowel voor hoog- als voor laagopgeleiden). Ze moet de lidstaten er eveneens toe aanzetten om discriminatie kordaat aan te pakken en uit te roeien.
•
Flexizekerheid
In het huidige werkgelegenheidsbeleid wordt flexicurity of flexizekerheid gepromoot. Flexizekerheid is een term die werd ontwikkeld om de combinatie van twee aspecten die belangrijk zijn op de arbeidsmarkt met elkaar te verbinden: flexibiliteit en zekerheid. Op die manier zou ze inspelen op de huidige veranderingen van de arbeidsmarkt die steeds meer vereisen dat mensen flexibel zijn en zich voortdurend kunnen aanpassen. De werknemer moet zich flexibel op de arbeidsmarkt bewegen, van de ene job naar de andere. Om ervoor te zorgen dat de werknemer in dit hele proces van ‘jobhopping’ ook beschermd wordt, voegt men hieraan het zekerheidsaspect toe.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
51
Hierdoor wordt jobzekerheid vervangen door werkzekerheid: een vaste job is ‘uit de tijd’ en past niet meer in de samenleving van vandaag. Onderstaand citaat toont echter aan dat dit flexicurity-beleid niet inspeelt op de noden van mensen in armoede.
“
De hulp rond werk, is altijd ten voordele van de werkgevers. Je moet de toekomst van de werknemers veilig stellen door hun vaste contracten te geven. En men moet afdankingen vermijden. Dat doet men nu nog teveel. Even iemand in dienst nemen, heeft de nood van het bedrijf vervuld, en wordt de laan uitgestuurd. Alpha 5000, Namen, 26 november 2009 Na meer dan 8 maanden intensief zoeken heeft x een job gevonden, dit is echter een vervangingscontract, waarin staat dat als de vorige werknemer terugkomt, x moet stoppen, met onmiddellijke ingang. Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad, dossier werkpunt, 2009 x heeft een contract bij ISS voor schoonmaak voor 25u per week. Ze heeft 2 werkplekken, het wijkkantoor en een school. Probleem is dat als de school toe is – vakanties – dat ze dan geen loon krijgt voor die dagen. […] Mevrouw zou ook een document hebben moeten ondertekenen waarbij ze een keuze moest maken tussen ofwel tijdens periodes dat school toe gaat elders te werken of toegestane afwezigheid te gebruiken, wetende dat ze dan geen loon krijgt. Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad, dossier werkpunt, 2009
Wat blijkt? De idee van flexibiliteit op de arbeidsmarkt zorgt voor veel tijdelijke jobs, interims, dienstencheques,… waardoor we ook zien dat steeds meer de kwalitatieve duurzame contracten, die erg belangrijk zijn in bestaanszekerheid en armoedebestrijding, verdwijnen. Reeds eerder onder de titel ‘werkende armen’ gaven we aan dat de kans om in dergelijke precaire jobs terecht te komen, ongelijk verdeeld is over de bevolking. Het zijn mensen in armoede die in deze precaire en onzekere arbeidssituaties het meest terecht komen. De andere kant van de medaille is dat men er blijkbaar toch niet in slaagt die flexicurity voor iedereen waar te maken: het zekerheidsaspect verdwijnt, de arbeider komt terecht in een onzeker circuit van werk en moet zich voortdurend opnieuw naar de arbeidsmarkt begeven. Opnieuw toont dit aan dat het welzijnsaspect in de werkgelegenheidsstrategie van de EU veel te weinig kan worden gerealiseerd. Mensen in armoede hebben vaak nood aan een vaste job, die hen zekerheid biedt, maar ook rust in de chaos die hun leven vaak is. We spraken reeds over activering en hoe mensen in armoede ook de tijd moeten krijgen om een antwoord te bieden op andere belangrijke noden die zich in hun leven stellen. Om naast dit ‘eindjes aan elkaar knopen’ telkens opnieuw de tijd en kracht te vinden om die zoektocht naar werk te (her)starten, is een onhoudbare situatie. Een vaste kwalitatieve job zorgt naast zekerheid, ook voor een omgeving waarin ze iets kunnen opbouwen, een vertrouwensvolle omgeving, wat nodig is om te kunnen groeien. Vaak krijgen ze hier – door het overaanbod aan tijdelijke jobs en korte contracten – geen kansen toe.
52
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Het flexicurity-idee veronderstelt dus een situatie waarin iedereen voldoende energie en motivatie kan opbrengen om telkens die wisseling van jobs en functies te doen. We stellen vast dat mensen in armoede nu net nood hebben aan een constante in hun leven, ook op vlak van werk. Dit wordt niet bereikt door flexicurity of werkzekerheid, maar door jobzekerheid. Het flexicuritybeleid zou wel ten goede komen aan diegenen die op de arbeidsmarkt erg hoog in aanmerking komen. Mensen die beschikken over veel competenties en kennis kunnen op die manier hun concurrentiekracht uitspelen:
Toplui van de banken worden ontslagen, maar winnen sowieso, ze blijven winnen. Iemand die vanonder staat en wordt ontslagen, moet oppassen wat hij doet, en kan moeilijk nog een nieuwe job vinden. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 De manager zal niet lang zonder werk zitten. Hij krijgt waarschijnlijk diezelfde dag nog aanbiedingen van uit alle hoeken. En dan krijgen zij nog een ontslagpremie erbovenop! Dat is toch niet meer rechtvaardig. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009
”
Het huidige werkgelegenheidsbeleid waarin flexicurity gepromoot wordt vergroot de kloof tussen arm en rijk. Mensen in armoede krijgen het extra moeilijk om op hun behoefte voor zekerheid en vast werk een antwoord te geven. De EU moet kunnen verzekeren dat in haar werkgelegenheidsbeleid de bescherming van het individu niet van de kaart wordt geveegd en moet daarom ook jobzekerheid aanmoedigen.
•
Sociale economie
Het [de Lissabonstrategie] gaat over kansen en werk, maar ook niet iedereen kàn dat, bijvoorbeeld mensen met een handicap. Sociale economie is daar heel belangrijk in !! Er is aandacht voor het sociale nodig om iedereen een plek in de economie te geven. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Oké, we moeten allemaal veel kennis vergaren, maar de verplichting vanuit de overheid om ook voor mensen te zorgen, zoals mensen met een handicap, die mogen toch ook deelnemen aan de samenleving, die mogen ook werken, die mogen ook bijdragen, ziet ge? Hun mogelijkheden. En dan kom je in het verhaal van beschutte werkplaatsen en wat weet ik allemaal. Feit dat er los van de gewone arbeidsmarkt, de puur winstgevende bedrijven, dat de overheid ook de sociale economie moet voorzien. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
” 53
Een job is voor vele mensen niet alleen een bron van inkomsten - wat moet toelaten een menswaardig leven te leiden - het is daarnaast ook vaak een belangrijk deel van het levensproject. Een job in het normaal economisch circuit is echter niet voor iedereen een haalbare kaart. Door diverse omstandigheden hebben mensen soms een aantal beperkingen die hen beletten om in het normaal economisch circuit te functioneren. Ook een leven in armoede kan vaak invloed hebben op de draagkracht van mensen, hun mentale en fysieke gezondheid, hun mogelijkheden om een bepaalde job uit te oefenen aan een bepaald ritme. Het is echter van belang dat de samenleving en de arbeidsmarkt ook een appel doen op de talenten en aspiraties van deze mensen. Een job in de sociale economie kan een zinvol alternatief bieden. Een job in de sociale economie kan en moet er ook toe bijdragen dat mensen niet enkel aan het werk zijn, maar dat ze ook effectief beter kunnen participeren aan de samenleving, en dat hun levenskwaliteit in het algemeen erop vooruitgaat. Sociale economie is dan ook meer dan ‘jobcreatie voor wie niet mee kan’. De meerwaarde ligt in het armoedebestrijdend potentieel, in de groei van zogenaamde doelgroepwerknemers, en vaak heeft ze daarnaast ook een algemeen maatschappelijke (en/of ecologische) meerwaarde. De expliciete doelstelling om effectief mensen tewerk te stellen, te versterken, te ondersteunen en te doen groeien onderscheidt de sociale economie van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij winstmaximalisatie – zij het op een maatschappelijk verantwoorde manier - vaak nog steeds het hoofddoel is. Een goed voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde buurtontwikkelingsdiensten of buurtdiensten armoede: het zijn diensten erkend binnen de lokale diensteneconomie, waarin mensen in armoede tewerkgesteld worden, en die dienstverlening aanbieden aan cliënten die eveneens met een armoedeproblematiek worstelen. De resultaten zijn meervoudig: de werknemer kan groeien in een kwalitatieve duurzame job, waarin hij respect geniet van de klanten, en er wordt via de dienstverlening aan armoedebestrijding gedaan. We willen er dan ook voor pleiten dat er sterke stimuli komen voor dergelijke vormen van sociale economie, dat er ook een Europees kader komt die de uitbouw van sociale economie mogelijk maakt, en alle lidstaten aanzet om erin te investeren. Deze beoogde meerwaarde van sociale inclusie wordt echter niet spontaan of automatisch bereikt, maar dient effectief als doelstelling op zich gesteld worden. Indien dit niet zo is, dreigt het gevaar dat de ‘sociale’ economie afglijdt naar een tweederangseconomie voor wie niet mee kan op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
“
Vandaar willen we hier ook enkele kanttekeningen bij maken.
54
… dan moet de sociale economie zo zijn dat ge eigenlijk nog mee kunt, want nu is de sociale economie zo gemaakt dat er zodanig moet gepresteerd worden dat en dat het nimeer die mensen opleid. Dat is dus het verschil. Redelijk zwaar werk, dat de werkers niet meer weten waar dat ze het hebben. Beschutte werkplaatsen, dat is nu presteren hé want anders kunnen we niet meer genoeg. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 …die mensen worden ook serieus onderbetaald. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Je moet zorgen dat vrijwilligerswerk niet gebruikt wordt, ze nemen deel aan de economie, maar ze blijven hangen, ze moeten daarvoor ook beloond worden. Iedereen moet recht blijven hebben op een betaalde job. Mensen worden nu ‘gedumpt’ in bepaalde statuten’. Dit is een gevaar van sociale economie. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Mensen in sociale economie bouwen weinig rechten op, voorbeeld bij arbeidszorg. Mensen gaan van bewust vrije keuze werken als vrijwilliger in een arbeidszorgstatuut, terecht. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Mijne zoon heeft zoiets bij het Vlaams Fonds, dat 30% van zijn loon wordt terugbetaald van het Vlaams Fonds aan de werkgever. Maar wat wilt die werkgever? Die wilt wel die 30% terug! Mijne zoon moet dus zo hard presteren dat de werkgever er opnieuw geld uitslaat, en dat kan niet vind ik. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
”
Duurzaam En Kwaliteitsvol Werk De Europese Unie moet in een nieuwe strategie verzekeren dat er voldoende tewerkstellingsmogelijkheden zijn voor diegene in de werkende bevolkingsgroep die in staat zijn om te werken. De EU moet als prioriteit de kwaliteit en duurzaamheid van jobs naar voor schuiven en mag zich niet blindelings fixeren op het bereiken van de 70% - doelstelling. Eerder dan het aantal mensen die werken, moet de focus komen te liggen op het aantal mensen dat zich bevindt in een kwalitatief duurzame job. Daartoe moet de EU in haar werkgelegenheidsbeleid een heroriëntering doen die de aandacht terug richt op de rechten en het welzijn van het individu. De situatie waarin werkende armen (‘working poor’) verkeren moet worden voorkomen en worden uitgebannen. Om voldoende en kwalitatieve tewerkstellingsmogelijkheden te garanderen moet de EU: • blijvend investeren in kwaliteitsvolle jobs van verschillende aard en soort (zowel voor hoog- als voor laagopgeleiden) • blijvend investeren in de sociale economie • een programma ontwikkelen ter ondersteuning van sociale economieprojecten die als hoofddoelstelling armoedebestrijding voorop stellen • ook jobzekerheid en niet enkel flexicurity aanmoedigen • een kader ontwikkelen waarin praktijken van misbruik van de werknemer onmogelijk zijn en kunnen worden gesanctioneerd • samen met de lidstaten de doelstelling voorop schuiven om tegen 2020 0% werkende armen te hebben • en meer specifiek het Europees Directoraat Generaal Werkgelegenheid, de opdracht geven een plan uit te denken voor werk op maat en voor iedereen. Lidstaten moeten hierover in hun Nationaal Hervormingsprogramma verantwoording afleggen, specifiek gericht op jobs op maat
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
55
Tot slot willen we graag speciale aandacht vragen voor de aanbeveling van de Europese Commissie die handelt over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten. In deze aanbeveling wordt terecht de idee duidelijk gesteld dat tewerkstelling om een combinatie van verschillende aspecten gaat. Dit doet men door zich naast exclusief op die arbeidsmarkt, ook te richten op het voorzien van een toereikend inkomen voor iedereen en de toegang tot kwalitatieve diensten. Dergelijke nota’s, die erin slagen de sociale pijler binnen het beleid van de EU terug op de kaart te zetten, moeten worden aangemoedigd.
Actieve Inclusie Toepassen In oktober 2008 werd de aanbeveling van de Europese Commissie voor de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, goedgekeurd. Deze aanbeveling moet vanaf 2010 een richtlijn worden, waarbij de klemtoon moet liggen op het samengaan van de drie onderdelen (toereikend inkomen, inclusieve arbeidsmarkt en toegang tot diensten). Zij moeten één geheel vormen. Zij moeten allen tegelijk worden uitgebouwd en niet slechts één element (zoals in het huidige beleid, waarin alle aandacht enkel uitgaat naar de arbeidsmarkt).
“
4–3 Leren Mijn vader was beroepsmilitair en mijn moeder ging niet werken. Mijn zus, die kon studeren maar ik, ik mocht niet, dat ging niet. Ik heb mijn zoon zelf grootgebracht en hij heeft een studiebeurs gehad. Als ik toen een studiebeurs had gehad, dan had ik veel verder gestaan dan nu. Ik bedoel maar, als je de kans niet krijgt, kan je ook niet verder. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
In de Lissabonstrategie wordt als doel voorop gesteld om van de EU de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken. Zodoende dit te bereiken wordt zwaar ingezet op levenslang leren, onderwijs, de investering in onderzoek,… De weg naar een informatiemaatschappij verloopt niet moeiteloos en vergt enerzijds een zware investering van de overheid in de bevordering van dit beleid, maar vraagt ook aan haar burgers om zich flexibel op te stellen en zoveel mogelijk kennis op te nemen. “Voor Europa’s plaats in de kenniseconomie en om te vermijden dat de opkomst van deze nieuwe economie de bestaande problemen van werkloosheid, sociale uitsluiting en armoede vergroot, zal het cruciaal zijn om te investeren in mensen en een actieve en dynamische welvaartsstaat te ontwikkelen.” (Europese Raad van Lissabon 2000, 23 en 24 maart)
56
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Zich als EU sterk stellen in de kennis-strijd, betekent dus ook dat elke inwoner best een zo groot mogelijk arsenaal aan kennis ontwikkelt om zich te kunnen wapenen in de strijd. Dat dit ook een aanpassing van de burger vereist, wordt ook erkend in de strategie: “Iedere burger moet over de vaardigheden beschikken die nodig zijn om in deze nieuwe informatiemaatschappij te leven en te werken. Verschillende toegangswegen moeten uitsluiting van informatie verhinderen.” (Europese Raad van Lissabon 2000, 23 en 24 maart 2009) In de strategie werd het gevaar van uitsluiting tot die kennis dus al vanaf het begin geformuleerd. We zijn nu bijna tien jaar verder. Het ‘kennis’beleid is ondertussen ten volle tot uitdrukking gekomen in onze samenleving. Kennis is niet meer alleen iets wat zich uitstrekt tot het domein van de school of opleidingscentra. Ook in het dagelijkse leven worden we steeds meer geconfronteerd met contexten die een bepaalde kennis vooronderstellen. Wanneer mensen dan geen toegang hebben tot die kennis, heeft dit ook gevolgen voor hun dagelijks functioneren in die kennissamenleving. Mensen in armoede moeten voortdurend deze drempels weten te overkomen. Ze verwachten dat iedereen met de computer kan werken, en dat iedereen dat heeft! Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Mijn vriend haar broer is loodgieter. Vroeger was dat met wat basismateriaal werken, maar nu is dat met van die megacamera’s dat ze daar staan, maar die weet dan niet direct hoe hij dat moet bedienen. Ge moet daarvoor ook al opgeleid zijn om… En als hij dat dan onder de knie heeft, kan het zijn dat ze over vijf jaar weer iets nieuws uitvinden. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 Ik ken iemand die werkt bij de sporen, die moet dan leren de onder- en de bovenleiding te meten, maar ja da is weer iets nieuws hé. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
” ”
Het uitroepen van kennis als draaischijf voor de economie zonder hieraan ook onmiddellijk de toegang voor iedereen te verzekeren, maakt dat er een kloof ontstaat tussen diegene die wel en diegene die niet over kennis beschikken, een binnen en een buiten. Het draait allemaal om competitiviteit: diegene die de meeste kennis heeft, is de winnaar. Bepaalde personen kunnen zich ontwikkelen, van de samenleving profiteren. Anderen kunnen dit dan weer niet; zij hebben de kans niet. De kloof groeit. Werkgroep De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
Ondertussen evolueert de samenleving steeds meer naar een samenleving gericht op kennis. Dit betekent dat mensen voortdurend ingelicht, geïnformeerd,… moeten zijn om nog te kunnen deelnemen. Samen met de groei van een kennissamenleving, wordt de lat om deel te kunnen nemen aan die kennissamenleving ook steeds hoger gelegd.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
57
“ “ “
Binnenkort moet ge al een diploma hebben om vanonder mee te kunnen. Het niveau wordt altijd hoger en hoger en meer en meer. Als je dat vergelijkt met vroeger, secundair onderwijs was vroeger al heel goed als je dat gedaan hebt, nu moet ge bijna al hogeschool gedaan hebben… Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Dit wil echter niet zeggen dat mensen in armoede tegen de kennissamenleving zijn. Dat er meer kinderen langer naar school gaan. Dat kan toch alleen maar worden aangemoedigd? Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009 Los van die strategie is ’t toch geen slecht idee om zoveel mogelijk kinderen en jongeren in het onderwijs te houden hé. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009 Misschien is die kennis niet slecht maar ze is ongelijk verdeeld. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Het probleem ligt hem eerder in de vaststelling dat de toegang tot kennis vandaag niet gegarandeerd wordt. De kenniseconomie moet de toegang tot kennis voor iedereen weten te realiseren.
Die kenniseconomie, op zich is dat een goed idee, maar ze vertrekken vanuit de gedachte dat iedereen meekan ? Dit is geen goed idee. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009 Eigenlijk begint het probleem al vanaf de schooltijd! Voor sommige mensen is gaan werken al geen optie, onbereikbaar, omdat ze nooit de kans hebben gehad voldoende te leren. In kansarme gezinnen heb je al het glazen plafond. Overleggroep Werk en Sociale Economie, Brussel, 2 juli 2009
Een studie van het Hoger Instituut Voor Arbeid (HIVA) naar de kenmerken die de deelname aan levenslang leren beïnvloeden in 15 verschillende Europese landen, toont aan dat er wel degelijk sprake is van ongelijke toegang. De ongelijke toegang tot levenslang leren hangt samen met verschillende factoren. Zo wordt vastgesteld dat jongeren meer opleiding volgen dan ouderen, hooggeschoolden tot zeven keer meer deelnemen aan levenslang leren dan laaggeschoolden, werkenden vaker dan niet-werkende een opleiding volgen en dat de ongelijkheid zich ook uitstrekt tussen vrouwen en mannen, waarbij vrouwen vaker dan mannen deelnemen. (Boeren & Nicaise, In: Vanderleyden, Callens en Noppe, 2009) De meest kwetsbare groepen binnen de samenleving blijken dus vaak juist de meest uitgesloten categorieën te zijn.
58
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Vooral mensen die laaggeschoold zijn zitten in de miserie, zij blijven altijd laag want hebben geen hoger opleiding gehad. Ze moeten dus altijd minder betaald werk doen en als je dan ziek wordt en niet meer kan werken, word je verplicht vrijwilligerswerk te doen en dan wordt je weer niet betaald en je bent weer bij de laagste klasse van de maatschappij. Dan moet je vrijwillig gaan werken en krijg je niks van compensaties, dat ze dat vrijwilligerswerk wat interessanter maken. Mensen zijn verplicht van met een laag inkomen naar poverello te gaan eten, dat is een euro twintig. Maar er is geen andere mogelijkheid. Dat is een beetje een vicieuze cirkel. Als je je werk verliest, verlies je veel te veel. Mensen met een psychische kwetsbaarheid en al zulke toestanden, dat komt eigenlijk doordát je nooit geen hoger diploma hebt. Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009 Bedrijven krijgen van de overheid geld om aan hun werknemers extra cursussen of opleidingen aan te bieden. Maar naar wie denkt ge dat dat gaat? Naar de koffiemadam, de poetsvrouw, den bandwerker? Nee, dat zijn de managers die dat krijgen, waar het geld en de winst al zit. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009
”
In een volgende strategie zal er dus specifiek met betrekking tot de meest kwetsbaren in de samenleving een investering moeten gebeuren om de toegang tot kennis te kunnen garanderen. Maar hoe kan de EU ervoor zorgen dat deze toegang tot kennis gegarandeerd wordt? Om een antwoord te vinden op deze vraag, moeten we terugkeren naar de Lissabonstrategie zelf, die stelt dat: “De Europese onderwijs- en opleidingsstelsels moeten worden aangepast aan de behoeften van de kennismaatschappij en de noodzaak van méér en betere werkgelegenheid. Zij moeten leer- en opleidingsmogelijkheden bieden die zijn toegesneden op de doelgroepen in de diverse stadia van hun leven: jongeren, werkloze volwassenen en werkenden wier vaardigheden door de snelle veranderingen dreigen te worden voorbijgestreefd.” (Europese Raad van Lissabon 2000, 23 en 24 maart) Wat opvalt is dat de nadruk vooral komt te liggen op het aanpassen van de onderwijs en opleidingsstelsels aan de behoeften van de kennismaatschappij en aan de arbeidsmarkt. Opnieuw vinden we in dit citaat de vaak aangehaalde eenzijdige economische drijfveer van de EU terug. Levenslang leren in het teken van de economie, dat lijkt de eerste bezorgdheid te zijn. Pas later ‘voegt men er snel aan toe’ dat deze dan ook wel op maat moet zijn voor specifieke doelgroepen. Dit is geen werkelijk engagement en onvoldoende om de toegang tot levenslang leren te vergroten. Het levenslang leren discours wordt zo ‘ingepast’ en ondergeschikt gemaakt aan economische vooruitgang.
In mij gaan ze geen geld steken. Dat hebben ze letterlijk gezegd! Het was nochtans geen moeilijke job, je werd meteen op de werkvloer opgeleid. Maar ze hebben gezegd dat het niets voor mij is, dat ik het niet zou aankunnen. ‘Kom een andere keer maar is terug?’ En ik heb zelfs geen kans gekregen om mij te bewijzen. Werkgroep t’Hope, Roeselare, 13 oktober 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
” 59
“ “
Kennis moet toegankelijk zijn voor iedereen en moet daarom gratis zijn, zoals de school. Dit mag niet door middel van geld worden gestuurd! Werkgroep La Rochelle, Roux, 25 november 2009 Vorming moet net gericht zijn op diegene die dat het meest nodig hebben! Alpha 5000, Namen, 26 november 2009
Extra opleidingskansen worden niet uitbesteed aan mensen die hieraan het meeste nood hebben. Werkgevers spelen naast de overheid een belangrijke rol in het aanbieden van kansen en het verlenen van toegang tot een opleiding. Er ontbreekt dus blijkbaar iets in het beleid van levenslang leren dat door de EU wordt gepromoot. Het beleid moet zich niet alleen schikken naar de economie, maar er moet ook gekeken worden naar de behoeften en verlangens van mensen in armoede om een degelijk beleid te installeren. Dit veronderstelt een beter begrip van de situatie waarin mensen in armoede zich bevinden en de drempels die ze tegenkomen om deel te nemen aan een leerprogramma. Mensen in armoede geven in onderstaande citaten een aantal drempels aan. Om na mijn werk nog een extra opleiding te doen? Dat is om te lachen zeker. Er is geen geld, geen tijd, hoe moet ik daar geraken? Wie zal het huiswerk met de kinderen bekijken? En koken? Wassen? De dagelijkse boekhouding bijhouden? Gaan winkelen? Werkgroep 2 De Schakel, 10 november 2009 Het idee van de jongeren en een diploma, dat is mooi, maar veel mensen in armoede kunnen geen hogere studies betalen voor hun kinderen. Dat is een soort vicieuze cirkel. Die mensen kunnen dat allemaal niet bekostigen om hen zo een zware opleiding te laten volgen, zo zijn dat altijd terugkomende problemen bij mensen in armoede. Je hebt niet dezelfde keuzemogelijkheden als iemand die wel kan gaan werken, die goed verdiend, die een computer heeft,…” Werkgroep Wieder, Brugge, 18 augustus 2009 In de strategie worden mensen beetje bij beetje buitengesloten. Ge moet studeren, diploma’s hebben enz.. maar wat ze vergeten is dat een voorwaarde voor dit leren is om alle basisnoden te hebben bevredigd van alle mensen. Als ik mijn huur moet betalen, kan ik mijn kinderen geen extra opleiding laten volgen. Daar zijn de startkansen dus al ongelijk. In die lissabonstrategie zijn ze vergeten eerst aan de basisbehoeften te denken, die niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009 Het kunnen voorzien in alle basisbehoeften van alle burgers is een voorwaarde om te groeien, dat geld op individueel vlak maar ook op gemeenschappelijk, nationaal en europees vlak. Vandaag wordt hiermee nog veel te weinig rekening gehouden. Men vertrekt vaak van de idee dat ‘alles bij iedereen al ok is’. Maar dan vergeten ze een gróót deel van de bevolking! Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009 Ge moet studeren, diploma’s hebben. Maar de huur is hoog! Met welk geld betaalt men dan een opleiding ? Ge moet eerst het essentiële betalen, dat zijn mijn zorgen, en pas daarna komt de opleiding. Huur is een basisbehoefte, dat komt eerst. Werkgroep 1 De Schakel, Brussel, 30 oktober 2009
60
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
In bovenstaande citaten komen twee belangrijke drempels aan bod, namelijk de kostprijs en het tijdsgebrek. Financiële stimuli zouden dus helpen om de deelname aan onderwijs en opleiding te verhogen. Eerder vermeldde iemand dat het onderwijs kosteloos moet worden om de toegang van iedereen te verzekeren. Een tweede grote drempel is het gebrek aan tijd. Mensen in armoede leven dagelijks een strijd waarin ze moeten proberen te overleven (betaling huur, studies kinderen, huishouden,…) en kunnen de tijd niet opbrengen om een leerprogramma te volgen, net omdat ze dan andere verantwoordelijkheden moeten laten vallen. Dat in dergelijke situatie ‘een extra opleiding of cursus’ dus geen prioriteit is, is niet verbazend. De strijd om te overleven neemt tijd in beslag en is zo al stresserend genoeg. Een opleiding is dus voor veel van deze mensen een extra zorg. Ze hebben geen ademruimte waardoor ze niet toekomen aan dit leren. Mijne zoon is bijvoorbeeld gestopt zonder diploma en hij zou nu eigenlijk graag terug beginnen, maar hij kan gewoon niet. Hij werkt in drie ploegen dus zelfs avondschool is niet te doen. Stoppen met werken is ook geen optie. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
” ” ”
Beleid kan preventief optreden en bovenstaande drempels wegwerken. Mensen in armoede reiken in de gesprekken ook oplossingen aan. Wat kan ervoor zorgen dat deelname aan onderwijs en opleiding en aan levenslang leren voor mensen in armoede vergroot? Een studiebeurs voor de grote mensen, zoiets moeten ze installeren. Mensen die de kans niet hebben gehad om te leren, kunnen dat dan nog later in hun leven doen. Veel mensen die geen geld hebben om iets te bereiken in het leven, en als ze de boot vroeger gemist hebben, tant pis, dat kan toch ook niet? […] Ja, mensen die later in hun leven denken, ik had beter gestudeerd. Dan zit je zelf in de penarie, en er is geen ruimte om dan terug te gaan studeren. Zolang ge een inkomen hebt, is dat goed, maarja studeren en werken en u overeind houden…. Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, Aalst, 21 september 2009
Daarnaast geven mensen in armoede ook aan dat een belangrijk aspect van dit leren ook de leeromgeving is. Zoals de ruimere context van het leerproces, hoe mensen benaderd kunnen worden, welke houding meer gewenst is,… Men moet de tijd nemen om te luisteren naar het verhaal van de mensen zodat ze naar een goede opleiding kunnen doorverwijzen, iets wat bij iemand past. Dat moet op een degelijke manier gebeuren. Alpha 5000, Namen, 26 november 2009 Europa moet de verenigingen die werken volgens de idee van nabijheid, nabijheidswerkers, ondersteunen. Alpha 5000, Namur, 26 november 2009
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
61
Een Kennissamenleving Voor Iedereen De Europese Unie moet het beleid dat ze voert rond de kennissamenleving tegelijkertijd koppelen aan reglementering die de toegang tot die kennis voor iedereen kan garanderen. • De EU moet haar leden aanzetten tot de uitvoering van kosteloos onderwijs. De lidstaten moeten daarom de kwaliteit van het publiek onderwijs boven alles waarborgen, en uitsluiten dat de toegang tot kennis gereguleerd wordt door geld. • Het beleid rond levenslang leren moet zich uitdrukkelijk richten tot diegenen die qua kennis meer ondersteuning nodig hebben dan de doorsnee burger, in het bijzonder tot mensen in armoede. Op die manier moeten zij de kans krijgen een inhaalbeweging te maken, omdat deze mensen in hun eerdere levensjaren vaak de toegang tot verdere ontplooiingskansen werd ontzegd. Om de deelname van mensen in armoede mogelijk te maken, moeten een aantal randvoorwaarden vervuld zijn die de toegang tot een leerprogramma vergemakkelijken. De vertrekbasis hiervoor is een financieel gezonde situatie voor iedereen kunnen garanderen (de uitkeringen en laagste inkomens moeten omhoog). Daarnaast zijn ook tijd en morele ondersteuning noodzakelijk om te kunnen deelnemen. Heel concreet gaat het hier dan om een situatie waarin mensen in armoede tijdelijk geen concrete werkaanbiedingen krijgen van de arbeidsdienst, maar de tijd krijgen om een antwoord te zoeken op hun opleidingsbehoefte of om situaties aan te pakken die hun persoon of hun gezin bedreigen. Onder die voorwaarden zijn de slaagkansen geloofwaardig, kwalitatief en duurzaam.
Tot slot Armoedebestrijding is een zaak van iedereen. Wij roepen alle beleidsmedewerkers op om de strijd tegen armoede mee aan te knopen. Armoedebestrijding is niet alleen de verantwoordelijkheid van de ministers of staatssecretarissen van sociale zaken, welzijn en armoedebestrijding, maar van iedereen. En dit op elk niveau, van lokaal tot Europees. De stem van mensen in armoede in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting is daarbij noodzakelijk. Participatie van mensen in armoede aan het beleid vormt de beste garantie voor een effectief beleid. Wij willen dit rapport dan ook afsluiten met een oproep naar alle beleidsmedewerkers om de aanbevelingen geformuleerd in dit rapport, mee te nemen en te ondersteunen. We willen deze oproep tot slot specifiek richten naar al diegenen die in 2010 mee de verantwoordelijkheid dragen voor het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie. Dit is een sleutelmoment. Wij verwachten dat de Belgische regeringen op alle niveaus, samen met de regeringsleiders en staatshoofden, de richting van de EU naar een meer sociaal en rechtvaardig Europa vorm geven, om zo de blijvende strijd tegen armoede en sociale uitsluiting te garanderen.
Armoede is een onrecht. Wij vechten dat aan en rekenen daarbij ook op u.
62
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
Bronnen • An EU we can trust. Proposals on a new EU post-2010 strategy. (2009). EAPN, juli 2009 • Banen en groei in de EU. Een routekaart naar een duurzame toekomst. 2008. Europese Commissie. •
Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2009. Boeren, E. & Nicaise, I. (2009). In: L. Vanderleyden, M. Callens & J. Noppe (red.), De Sociale Staat van
•
Vlaanderen 2009, p. 315-333. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse regering. COM (2005). Mededeling aan de Europese Voorjaarsraad. Samen werken aan werkgelegenheid en groei. Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie. Brussel, 2.2.2005.
•
Commissie van de Europese Gemeenschappen, 20.8.2009.
• De interfederale Armoedebarometer 2009. Staatssecretaris voor Armoedebestrijding i.s.m. POD • • •
•
• •
Maatschappelijke Integratie, Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid en FOD economie. Dossier Werkpunt. 2009. Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad. Eurobarometer 70, EC, december 2008. European Citizen s Consultation, 2009. Naar meer groei. De economie van de EU. Europa in Beweging. September 2003. Europese Commissie. Ontwerp. Conclusies van het voorzitterschap. Europese Raad van Lissabon. Ontwerp 23 en 24 maart 2000. Rapport project Bridges for Inclusion. Juni 2008. De onderlinge verbinding tussen de
werkgelegenheidsstrategie, en de strategie voor sociale inclusie: een virtueel of virtuoos huwelijk? • • • •
• • • • • • • • • • • • • • •
EC. European Community programme for Employment and Social Solidaritu PROGRESS 2007-2013. Rawls, J. (2001). Justice as Fairness: A Restatement. Cambridge, Belknap Press. Stiglitz, Sen & Fitoussi (2009). Report by the Commission on the measurement of economic performance and social progress. Storms, B. & Van Den Bosch, K. (red.) (2009). Wat heeft een gezin minimaal nodig? Een budgetstandaard voor Vlaanderen. Leuven: Acco. Vandermeerschen, E. (juli 2007). Valkuilen, hefbomen en acties voor het zinvol en duurzaam activeren van mensen in armoede naar kwalitatieve tewerkstelling. Eindrapport van het project 63 Het activeren van mensen in armoede naar werk: van good en bad practices tot mogelijke remedies. Brussel: Vlaams Netwerk an verenigingen waar armen het woord nemen. Verslag Werkgroep Alpha 5000. Namen. 26 november 2009, 13u.. Verslag Werkgroep 1 De Schakel. Brussel. 30 oktober 2009. 12u30.. Verslag Werkgroep 2 De Schakel. Brussel. 10 november 2009, 12u.. Verslag Werkgroep De Brug. Hasselt. 1 september 2009, 14u.. Verslag Werkgroep La Rochelle. Roux (Hainaut). 25 november 2009, 11u30.. Verslag Werkgroep t Hope. Roeselare. 13 oktober 2009, 19u30.. Verslag Werkgroep Vierdewereldgroep Mensen voor Mensen. Aalst. 21 september 2009, 19u30.. Verslag Overleggroep Werk en Sociale Economie. Brussel. 2 juli 2009, 10u.. Verslag Overleggroep Werk en Sociale Economie. Brussel. 22 oktober 2009, 10u.. Verslag Werkgroep Wieder. Brugge. 18 augustus 2009, 14u.. Verslag Werkgroep Réseau Wallon de Lutte contre la Pauvreté (RWLP), Namen, 9 oktober 2009, 10u.. Vranken, J., De Boyser, K., Dierckx D. & Campaert G. (red.) (2007). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2007. Leuven: Acco. Vranken, J., Campaert, G., e.a. (2008). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2008. Leuven: Acco Vranken, J., Camaert, G. Dierckx, D. & Van Haarlem A. (red.) (2009). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2009. Leuven: Acco Wilkinson R. & Pickett, (2009). The Spirit Leven: Why More Equal Societies Almost Always Do Better.
Online bronnen • • • •
http://economie.fgov.be/nl/binaries/pr128 _ nl%5B1%5D _ tcm325-31933.pdf http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY _ OFFPUB/KS-SF-09-046/EN/KS-SF-09-046-EN.PDF http://vl.attac.be/article750.html http://www.oecd.org/dataoecd/45/42/41527936.pdf
De beschikbaarheid van deze bronnen werd ten laatste op 15 januari 2010 nagegaan.
Europa mét toekomst - Strategie voor een duurzame groei post 2010 -
63