milieuwerk 4 DE PROVINCIALE MILIEUWERELD UITGELICHT jaargang 19, december 2010
Lidstaten dienen hun eigen radioactief afval in eigen bodem te bergen. Dit stelt de Europese Commissie in een nieuwe ontwerprichtlijn. De berging moet een definitief karakter hebben en plaatsvinden in diepe geologische lagen. De drie noordelijke provincies zijn hier mordicus tegen.
Foto: Michiel Wijnbergh.
Europa kiest voor geologische berging radioactief afval
Tijdelijke bovengrondse opslagplaats voor radioactief afval in Zeeland
Begin november is de nieuwe Europese ontwerprichtlijn voor het beheer van gebruikte splijtstof en radioactief afval gepubliceerd. Deze stelt het kader vast voor het beheer van gebruikte splijtstof en radioactief afval afkomstig van kerncentrales en andere activiteiten als industrie en gezondheidszorg. Volgens de Europese Commissie is een richtlijn noodzakelijk, omdat slechts een aantal Lidstaten adequate programma’s heeft voor het opslaan van radioactief afval. Volgende generaties mogen niet opgescheept worden met de opslag van radioactief afval en de bijbehorende risico’s - zoals gebrek aan financiën voor de opslag of terrorismedreiging.
In eigen land EU Commissaris Günther Oettinger
De ontwerprichtlijn stelt dat diepe geologische eindberging (‘disposal’) het meest veilige en meest duurzame alternatief is voor het beheer
van radioactief afval. De Lidstaten dienen in eigen land gegenereerd radioactief afval in eigen bodem geologisch te bergen. Bovengrondse opslag (‘storage’) wordt alleen nog als tussenoplossing gezien. Elke Lidstaat blijft wél verantwoordelijk voor zijn eigen nucleair afvalbeleid. Lidstaten worden verplicht een nationaal raamwerk op te stellen dat het beheer en de berging van radioactief afval regelt en een nationale autoriteit aan te wijzen.
voor radioactief afval te komen. Een voorstel eerder dit jaar door de werkgroep ERDO voor een gemeenschappelijke berging in Centraal Europa werd door EU Commissaris Oettinger overigens vernietigend beoordeeld.
Consequenties
Positie provincies De Nederlandse provincies huldigen het standpunt dat ondergrondse opslag zonder dat het radioactief afval terugneembaar is niet acceptabel is. Dit punt is eerder dit jaar ook ingebracht in de consultatie van de Europese Commissie. De drie noordelijke provincies staan afwijzend tegenover iedere vorm van opslag van radioactief afval in de ondergrond. Het IPO heeft begin december haar standpunt conform dat van de noordelijke provincies aangescherpt.
Samenwerking met andere Europese landen om tot berging elders te komen is een optie. Hiervoor is echter nog geen duidelijk omlijnd juridisch kader vastgesteld. Voor ons land is dit van belang, omdat Nederland lid is van de werkgroep ‘ERDO’: dit is een samenwerkingsverband van een aantal Europese landen om tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke bergplaats
Binnen vier jaar na het van kracht worden van de richtlijn moet Nederland, evenals de andere Lidstaten, een nationaal programma opstellen. Dit moet voorstellen bevatten waar en wanneer in ons land gegenereerd hoog radioactief afval en gebruikte splijtstof definitief in de diepe ondergrond worden opgeborgen. Dit betekent voor Nederland berging van het radioactief afval in zoutkoepels, dan wel de zogenaamde Boomse klei. In heel Nederland komen deze geologische formaties voor.
Informatie: Debbie Wimmers, 0592-365514,
[email protected]
.
Parallelle aanpak wateroverlast en verdroging
Zuinig zijn op kwetsbare huidlaag
Meer mogelijkheden voor Monitoringportaal
Bodemenergie: samen komen we eruit
Milieuprojectenprogramma voor 2011 gereed
Water beter vasthouden om zowel wateroverlast als verdroging te voorkomen. Dat is de kernboodschap van de West European Climate Corridor.
Tijdens een conferentie zijn de gevolgen van de klimaatverandering voor bodem en biodiversiteit samenhangend in beeld gebracht.
Er is veel vraag naar informatie over milieu en monitoring. Reden om de digitale kennisbank ingrijpend te vernieuwen.
Op alle overheidsniveaus wordt stevig ingezet op het stimuleren van warmte/ koudeopslag (WKO).
Op 2 december hebben de gezamenlijke milieugedeputeerden ingestemd met het jaarprogramma PRISMA 2011.
LEES VERDER OP PAGINA 3
LEES VERDER OP PAGINA 5
LEES VERDER OP PAGINA 7
LEES VERDER OP PAGINA 9
LEES VERDER OP PAGINA 11
Beleidsmix als remedie tegen aantasting bodem ‘Maatregelen en instrumenten voor de bodem in prioritaire Gebieden’. Aldus luidt de titel van het eindrapport van het gelijknamige PRISMA-project. Het rapport geeft een overzicht van de maatregelen die binnen maar vooral ook buiten het bodembeleidsveld mogelijk zijn in de transitie naar een duurzaam bodembeheer.
Bodemaantasting is een ernstig probleem, dat in de EU naar schatting 52 miljoen hectare treft: dat is meer dan 16% van het totale landareaal. Bovendien verwacht de Europese Commissie dat de druk op de bodem door de mens in intensiteit zal toenemen en dat bodemaantasting zal doorgaan. Daarbij komt, dat er per inwoner een beperkte hoeveelheid land beschikbaar is. Bodem is dus een schaars en waardevol goed. Omdat de druk op de bodem blijft bestaan en zelfs kan toenemen, zal de functionaliteit in sommige gebieden achteruit gaan. Spoedig en adequaat handelen is, om meerdere redenen, gewenst. Naarmate een bodem ernstiger is aangetast, zal het namelijk duurder, moeilijker en tijdrovender zijn om de functies te herstellen, als dit al mogelijk is.
Vertrekpunt Al weer enige jaren richt het bodembeleid in Nederland zich op een bewuster en meer duurzaam gebruik van de bodem. Naast het chemische aspect (verontreiniging) krijgen de fysische en biologische aspecten van de bodem beleidsaandacht. Inzet is de (gebruiks)waarde van de bodem voor toekomstige generaties te behouden. Het vermogen van de bodem om nu en in de toekomst zo goed mogelijk maatschappelijke diensten te leveren is vertrekpunt. Vanuit dezelfde invalshoek heeft de Europese Commissie in 2006 een voorstel voor een EU Kaderrichtlijn Bodem (ontwerp KRB) gepresenteerd. Het gaat daarbij om o.a. erosie, de afname van het gehalte aan organische stof, verdichting en verzilting van de bodem. De aanleiding voor het onderzoek werd zowel gevormd door de ontwikkelingen rond de EU ontwerpKaderrichtlijn Bodem als door de transitie naar een duurzaam bodembeleid in Nederland.
Regierol provincies Onderdeel van de ontwerp KRB is de verplichting tot het aanwijzen van prioritaire gebieden. Dit zijn gebieden waar zich bodembedreigingen voordoen die een structureel karakter hebben of zeer waarschijnlijk krijgen. Voor deze gebieden moeten maatregelen worden genomen om bodemaantasting te stoppen of terug te draaien. Als de richtlijn er komt, past het in de provinciale regierol voor het landelijke gebied dat de provincies het voortouw nemen tot het opstellen van maatregelenprogramma’s. De provincies zullen daarbij stimuleren dat, waar mogelijk, andere overheden en maatschappelijke organisaties maatregelen nemen. Met name gemeenten, waterschappen en organisaties voor land- en tuinbouw en voor natuurbeheer hebben
Foto: Michiel Wijnbergh.
milieuwerk
een belangrijke rol bij het opstellen en uitvoeren van maatregelen en de inzet van instrumenten.
Inspiratiebron Het rapport laat zien dat er goede maatregelen beschikbaar zijn om de voor Nederland belangrijkste bodembedreigingen op te heffen of tegen te gaan. Ook zijn voldoende instrumenten beschikbaar, variërend van voorlichting, financiële instrumenten, (bestaande) wetgeving tot afspraken op gebiedsniveau. Hieruit blijkt dat meer en meer het besef doordringt dat goed bodembeheer essentieel is voor de productie van gezond voedsel, voor natuurontwikkeling en voor het ecosysteem ‘aarde’ in het algemeen. Nu ingrijpen voorkomt bovendien dat er in de toekomst nieuwe prioritaire gebieden bijkomen. Daar komt bij dat de bodem vaak voorwaardenscheppend is voor de landbouw, natuur en landschap en de ruimtelijke ontwikkeling. Daar staat tegenover dat de noodzakelijke transitie brede kennis vereist, die reikt van het formuleren van effectieve maatregelen tot het realiseren hiervan via externe beleidsintegratie. Vanuit die invalshoek zijn de geïnventariseerde maatregelen en instrumenten gekoppeld aan concrete suggesties. Daarmee vormt de eindrapportage een inspiratiebron bij het verduurzamen van ons bodembeheer.
Aanhaken Voor het daadwerkelijk realiseren van maatregelen zijn veelal voldoende ontwikkelingen lopende waarbij kan worden aangehaakt. Inzicht in de maatregelen en de instrumenten maakt het mogelijk om op regionaal niveau een balans te kiezen tussen de ernst en omvang van de bodembedreiging, de omvang van de noodzakelijke inspanning en snelheid waarmee dit moet gebeuren.
.
Het rapport ‘Maatregelen en instrumenten voor de bodem in prioritaire gebieden’ is te vinden op www.monitoringportaal.nl. Informatie: André Smits, 0592-365555,
[email protected]
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Werken op slijtvaste vloeren voorzien van een lekdichte toplaag
Water beter vasthouden om zowel wateroverlast als verdroging te voorkomen. Dat is de kernboodschap van de West European Climate Corridor. Tijdens een internationaal seminar in München zijn de kansen verkend om samen op te trekken in Europa. Goed nieuws in dit kader is dat vanaf 2012 Europees geld van de structuurfondsen inzetbaar is voor het treffen van maatregelen.
Foto: Michiel Wijnbergh.
Parallelle aanpak wateroverlast en verdroging
In november veroorzaakte de Maas bij Roermond veel wateroverlast
Het seminar vond plaats op initiatief van de Council of European Municipalities and Regions (CEMR) waarvan het IPO en de VNG lid zijn. Er waren vijftig deelnemers uit acht verschillende Europese landen, evenals een vertegenwoordiger van de Europese Commissie.
‘Starkregen’ Duidelijk werd dat de gevolgen van de klimaatverandering steeds duidelijker worden. Zo overstroomt in de Noorse stad Bergen de zeehaven steeds vaker, terwijl Brussel meer en meer te maken heeft met overstromingen door overvloedige regenval. De Duitsers hebben hier een nieuw woord voor: Starkregen. Wij noemen het stortbuien of tropische regenbuien en hebben er in de Achterhoek en Twente deze zomer kennis mee gemaakt. De A1 werd afgesloten. Berlijn kampt met het omgekeerde probleem. Daar dreigt de Spree door gebrek aan regen stil te staan of zelfs een beetje terug te stromen. In Dresden was er een grote overstroming van de Elbe in 2002 en een gebrek aan water in 2003. Dat leidde tot plannen in 2004 om het water beter vast te houden. Bijvoorbeeld door parken aan te leggen die deels onder water kunnen lopen.
Daarnaast is de bijeenkomst benut om nuttige contacten te leggen voor dit netwerk.
Structuurfondsen Andrea Nam van de Europese Commissie kondigde aan dat de EU niet met een wet op klimaataanpassing komt. De 27 regeringen willen dat niet. De Europese Commissie zet daarom in op door de regio’s en de gemeenten te nemen maatregelen. Na 2012 kunnen zij hiertoe Europees geld van de structuurfondsen benutten. Zij vertelde ook dat in de Kaderrichtlijn Water staat dat de Stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2015-2021 klimaatproof moeten zijn! Verder komt er in 2012 een digitale uitwisseling van de beste plannen voor klimaataanpassing in Europa. Tom Verijken (Grontmij/voorzitter van European Water Partners) kondigde op zijn beurt aan dat er een Europees Water Huis in Brussel wordt opgericht. Dit Huis gaat zich met deze vraagstukken bezighouden. Actueel in dit licht is dat het Hongaars voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2011 water centraal zal stellen.
.
Informatie: Alexander de Roo, tel. 026-3598353,
[email protected]
Water vasthouden
IPO MILIEUWERK 4 • jaargang 19 • december 2010 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
Atlas van Overijssel
Medio november opende de provincie Overijssel een bijzondere online atlas. Kaarten met milieu-informatie kunnen via internet bekeken én gecombineerd worden met andere kaarten. Naast combinaties binnen het milieuveld is ook
KORT
Gelderse gedeputeerde Harry Keereweer
De Gelderse gedeputeerde Harry Keereweer greep de gelegenheid aan om een lans te breken voor de West European Climate Corridor (WECC). Dit platform bundelt de expertise om overstromingen te voorkomen en heeft tegelijkertijd oog voor het tegengaan van verdroging. Voor beide doeleinden is de inzet gericht op het beter vasthouden van water, hield Keereweer zijn publiek voor. Hij nodigde partners in het stroomgebied van de Rijn uit om samen te werken. Otto Schaaf, in Keulen verantwoordelijk voor onder meer mobiele dammen tegen hoogwater, nam de uitdaging aan; hij liet weten het belang van de samenwerking binnen WECC aan de orde te stellen in de Internationale Rijncommissie.
integratie mogelijk met kaarten over andere onderwerpen die spelen in de provincie Overijssel. Door de combinatie met moderne technieken (zoals Google Streetview) kan je zelfs ter plekke rondkijken hoe ‘de werkelijkheid’ er uit ziet. De atlas is te vinden op www.atlasvanoverijssel.nl
.
milieuwerk
Staatssecretaris Joop Atsma:
“Duurzaam is niet duur”
Klimaat staat hoog op de agenda bij lokale en regionale overheden en bedrijfsleven. Dat bleek woensdag 17 november op het Klimaatcongres 2010 in Utrecht. Ruim 800 enthousiaste mensen namen deel aan het veelzijdig programma over energie en klimaat.
“Vandaag blijkt dat duurzaam niet duur hoeft te zijn”, hield staatssecretaris Joop Atsma bij herhaling zijn publiek voor. “Samenwerking tussen lokale partijen en bedrijven levert allerlei succesvolle projecten op. De voorbeelden die ik heb gezien spreken mij zeer aan. Nu is het tijd voor de tweede stap: opschalen en professionaliseren.” Hij riep op daarbij vooral ook goed te luisteren naar wat er vanuit bewoners naar voren komt.
Foto: Foto: Bart Stroes
Regelbrij opruimen
Gedeputeerde Anne Bliek (links) samen met wethouders van de drie winnende gemeenten
Klimaatmonument voor Flevoland
Tijdens het klimaatcongres kreeg de provincie Flevoland, samen met de gemeenten Zeewolde, Dronten en Lelystad, het Klimaatmonument uitgereikt. De prijs is de erkenning voor de behaalde resultaten op het terrein van het terugdringen van de CO2 uitstoot. Klimaatgedeputeerde Anne Bliek: “We voeren hier al jaren een consistent ruimtelijk beleid en scheppen ruimte voor ontwikkelingen. Komend jaar komt er een groot windmolenpark in de gemeente Noordoostpolder. Ik ben er van overtuigd, dat wij opnieuw in de prijzen zullen vallen.”
De Zuid-Hollandse gedeputeerde en IPO-bestuurder Erik van Heijningen riep eveneens op om door te pakken. “Laat u niet in de war brengen doordat er minder geld is. Veel belangrijker is om alle belemmerende regels op te ruimen en de samenwerking te verbeteren.” Atsma vindt eveneens dat er duidelijkheid moet komen over wat wel en niet mag. “Samen met u wil ik de stroperigheid van de regelgeving doorbreken. Daar mag u mij op aan spreken.” Ander speerpunt waar volgens hem aan gewerkt moet worden is monitoring, ook om naar Brussel te gaan. “Wat we lokaal en regionaal doen wordt zwaar onderschat.”
Afvangen CO2
Atsma gaf onomwonden aan door te willen gaan op de ingeslagen weg. “Het Rijk wil de Europese ambities voor 2020 realiseren. We moeten ervoor gaan met z’n allen.” Van Heijningen merkte op dat dit ook betekent dat alle partijen gezamenlijk naar oplossingen moeten zoeken. Hij wees in dit verband op het feit dat het nieuwe kabinet besloten heeft geen CO2 onder de grond van Barendrecht op te slaan. “De kost gaat voor de baat uit. CO2 afvangen moet je doen als je klimaatbeleid serieus neemt. Het rijk komt er niet mee weg met enkel te roepen ‘hier doen we ’t niet’.” Atsma liet weten dat de praktijk weerbarstig kan zijn, maar zegde toe samen verder te willen gaan. “Ik nodig u uit voor een bijeenkomst samen met alle klimaatambassadeurs om hierover door te praten.” Eén ding staat voor hem echter als een paal boven water. “Klimaat blijft hoog op mijn agenda.”
.
CCS? Nee, tenzij!
negninorG eicnivorp :otoF
Toen ik in 2007 aantrad als gedeputeerde werd ik onder meer coördinator van het provinciale klimaatbeleid. Allerlei vreselijke scenario’s kreeg ik voorgeschoteld over hoe de wereld er op de lange termijn uit zou zien als gevolg van de klimaatverandering. Nu ben ik een Groninger, geboren en getogen in zo’n beetje het centrum van de bodemdaling, dus ik bekeek dit in eerste instantie allemaal met enige scepsis. Toch ben ik er in de loop van de afgelopen jaren van overtuigd geraakt dat klimaatbeleid zeer van belang is. De wetenschap lijkt het steeds vaker eens te zijn dat ijskappen versneld en plotseling kunnen smelten, dat de temperatuurstijging sneller gaat en hoger wordt dan verwacht en dat de effecten van klimaatverandering eerder plaatsvinden en heviger zijn dan gedacht. De Deltacommissie gaf aan dat een plausibele bovengrens aan de zeespiegelstijging in 2100 maximaal 130 centimeter kan bedragen. In dit getal is 10 centimeter bodemdaling opgenomen. Voor Groningen moeten we daar nog 80 centimeter bij optellen! De bodem zakt 40 centimeter als gevolg van de aardgaswinning en klinkt ook nog eens 50 centimeter in voor het eind van deze eeuw.
gastcolumn Rudi Slager, gedeputeerde provincie Groningen
Kortom, er moet wat gebeuren anders creëren we voor ons nageslacht een onleefbare planeet. Dat wordt onderschreven door het Internationaal Energie Agentschap (IEA). Het IEA brengt eenmaal per twee jaar de Energy Technology Perspectives uit. Deze publicatie kijkt tot 2050 en probeert beleidspaden te schetsen die de broeikasgasemissie van de wereldenergievoorziening halveren. Dat is nodig om de temperatuurstijging niet uit de hand te laten lopen. Essentie van de 700 bladzijden is dat zonder nader duurzaamheidbeleid (we doen niets) de CO2 emissie van de energievoorziening stijgt van de huidige 29 naar 57 Gt. In het gepresenteerde klimaatscenario (we doen wel wat) daalt deze tot 14 Gt. Het verschil wordt grotendeels veroorzaakt door energiebesparing in het eindverbruik (38%), door brandstofswitch en efficiëntere elektriciteitscentrales (20%), afvang
en opslag van CO2 via Carbon Capture en Storage (19%) en duurzame energie (17%). Het “we doen wel wat” scenario zal zich dus niet kunnen beperken tot óf besparing, óf duurzame energie óf toepassing van innovatieve technieken. Wij hebben de afgelopen periode dan ook ingezet op de mogelijke opslag van CO2 onder het motto “ja, mits er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden”. Woensdag 17 november heeft er in onze Provinciale Staten een stevig debat plaatsgevonden over CCS. Uiteindelijk hebben zeven van de tien fracties ingestemd met een motie die uitspreekt dat de provincie Groningen slechts weer in gesprek kan gaan over de CO2-opslag indien: • op rijksniveau sprake is van een volwaardige agenda leidend tot de noodzakelijke en gewenste definitieve verduurzaming van de energievoorziening van Nederland; • dit in het bijzonder tot uiting komt in een energieakkoord met Noord Nederland; • Noord Nederland wordt gevrijwaard van de vestiging van een kerncentrale en/of de opslag van kernafval, • het geschonden vertrouwen bij de lokale overheden en de bevolking in de provincie Groningen wordt hersteld, onder meer blijkend uit een vertrouwenwekkende aanpak, • er overtuigend bewijs is dat het transport en opslag van CO2 tenminste even veilig is als het transport en opslag van aardgas Waarmee de “ja mits” veranderd is in een nadrukkelijk “nee, tenzij”. Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Sandra Driesens, (050) 3164643
[email protected]
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Inkten - indien mogelijk - inkopen in te recyclen kartonnen kokers en spuitdoppen
Foto: Michiel Wijnbergh.
Zuinig zijn op kwetsbare huidlaag
Op 23 en 24 september 2010 vond in Brussel een drukbezochte conferentie plaats: ‘Soil, Climate Change and Biodiversity – Where do we stand?’ Tijdens de bijeenkomst zijn de gevolgen van de klimaatverandering voor bodem en biodiversiteit samenhangend in beeld gebracht.
Te weinig wordt over bodemkwaliteit nagedacht. Ten onrechte. Bodem is de kwetsbare huidlaag van de planeet. Er zijn veel bedreigingen: vervuiling, verstedelijking, erosie, mijnbouw, menselijke ingrepen. Bij al die activiteiten wordt maar al te vaak vergeten dat de kwaliteit van de bodem zeer belangrijk is. De bodem is een bron van diversiteit, bestaande uit een grote hoeveelheid levensvormen, en levert schoon water, zorgt voor bodemvruchtbaarheid en draagt bij aan de levenscycli. Reden voor de Europese Commissie om met een tweedaagse conferentie de waarde van de bodem in de schijnwerpers te plaatsen. ”Wij lopen elke dag op de bodem, maar denken er weinig aan”, benadrukte de Europese milieucommissaris Janez Potočnik. Volgens hem zouden wij dat wel moeten doen. “In onze bodem komt meer dan een kwart van de soorten van de aarde voor. Het is de op een na grootste opslag van koolstof op aarde. In het jaar van de biodiversiteit mogen wij deze cruciale en fascinerende habitat niet verwaarlozen.”
Koolstofput Op de conferentie kwamen bedreigingen, maar ook kansen en het belang van de bodem aan de orde. De klimaatverandering is in toenemende mate een aspect om rekening mee te houden. De bodem is namelijk een gigantische put voor de opname van koolstof. In de EU is bijvoorbeeld 17 miljard ton koolstof in bodem opgeslagen. Bodembescherming is dus een kosteneffectieve manier om klimaatverandering tegen te gaan. Te meer daar de opslag door vastlegging van koolstof in de bodem eenvoudiger en waarschijnlijk goedkoper is dan CO2-opslag. Een risico is wel dat door een warmer wordende aarde koolstof uit de bodem vrijkomt en dat draagt weer bij aan klimaatverandering. Door onvoldoende bescherming daalt in diverse landen de hoeveelheid koolstof in de bodem al.
Ecosysteemdiensten Een ander aspect is dat de diensten die de ecosystemen van de bodem leveren van onschatbare waarde zijn. Bodemkwaliteit is van wezenlijk
Duurzame daken
KORT
De jaarlijkse uitstoot van CO2 in de provincie Utrecht kan flink omlaag als inwoners gaan investeren in duurzame daken. Uit onderzoek van de provincie blijkt dat als alle daarvoor geschikte daken in de provincie duurzaam worden, de uitstoot van CO2 jaarlijks 20 procent omlaag kan. Ook zou 85 procent van de energiebehoeften van woningen hiermee zijn gedekt. In totaal heeft Utrecht ruim 71 miljoen vierkante
.
meter dakoppervlak; dat zijn ongeveer tienduizend voetbalvelden
Herijking EHS
Provincies en het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie gaan de komende maanden intensief samenwerken om tot een herijking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te komen. Dat is de belangrijkste uitkomst van een overleg van vertegenwoordigers de provincies en staatssecretaris Bleker (EL&I). In de komende vier maanden worden
IPO MILIEUWERK 4 • jaargang 19 • december 2010 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
knelpunten geïnventariseerd om tot een herijking van de ecologische hoofdstructuur te komen
.
Voor de provincies vormen de bestaande (wettelijk geborgde) bestuursovereenkomsten het uitgangspunt. Die zijn niet zomaar met een Haagse pennenstreek van tafel. “Het was een goed en zakelijk gesprek”, benadrukt Ruud van Heugten (IPO). “De staatssecretaris geeft ons de ruimte om verantwoord op de rem te trappen, terwijl provincies toe-
belang voor alle ecosystemen. Maar ook andere ecosysteemdiensten van de bodem zijn belangrijk. Humus en de functie van humus is niet na te botsen. Energie van die kleine organismen is essentieel: om koolstof vast te houden, om voedingsstoffen voor de landbouw en natuur vast te leggen, en om te zorgen voor een goede structuur van de bodem. Waterberging is een andere dienst. Al of niet water vasthouden in de bovenloop maakt verderop in het stroomgebied (bijvoorbeeld in Nederland) een enorm verschil. De bodem vervult ook culturele diensten zoals recreatie en beleving. Bij dit alles past een goede kwaliteit van de bodem met een grote verscheidenheid aan bodemleven. Die is onontbeerlijk voor duurzaamheid. Zoals een van de sprekers het benadrukte: “Een goede bodem zorgt voor eten, voor schoon water, voor schone lucht en voor het bevorderen van de soortenrijkdom bovengronds. Het zoeken is naar win-win benaderingen: koppelingen tussen bodem, water en biodiversiteit.” Daarvan kwamen op de conferentie verschillende voorbeelden naar voren.
Mondiale aanpak Aan het slot van de bijeenkomst werd geconcludeerd dat bodem, biodiversiteit en klimaat in nauw verband met elkaar staan. Bescherming van de bodem is cruciaal om klimaatverandering tegen te gaan. Hiervoor zijn zowel mitigatie als adaptatie belangrijk. Het vraagt om een mondiale aanpak om met behulp van biodiversiteit koolstof vast te blijven houden.
.
Informatie: Joop Kramer (0592 365822,
[email protected]) en Cees Beurmanjer, (
[email protected])
zeggen niet opnieuw gas te geven. “ Provincies hebben het voornemen om hun eigen stempel op de komende herijking te drukken. “Wij accepteren geen blauwdrukken uit Den Haag. Wij zorgen vanuit onze regierol voor de input vanuit de samenwerkende partijen, zoals gemeenten, waterschappen en landbouw- en natuurorganisaties. Om met Rutte te spreken, je gaat erover of je gaat er niet over. In dit geval gaan wij erover”, aldus van Heugten
.
Duurzame buren
Huizen isoleren en minder energie verbruiken moet, maar waar te beginnen? Voortaan kan men deze vraag aan een duurzame buur stellen. Via de nieuwe site www. duurzameburen.nl komt de uitwisseling over duurzaam wonen in een stroomversnelling. Het initiatief is een project van de Organisatie voor Duurzame Energie (ODE), een landelijke vereniging van ‘Burgers vóór Duurzame Energie’
.
milieuwerk
Nuttig bezoek ENCORE-delegatie aan EU-milieucommissaris
Foto: Joop Kramer
Op 29 september bezocht een delegatie van ENCORE-bestuurders de Europese commissaris voor milieu Potočnik. De Utrechtse gedeputeerde Wouter de Jong trad op als vertegenwoordiger van de Nederlandse provincies.
V.l.n.r. gedeputeerde Wouter de Jong, minister Cunningham (Schotland), EU-milieucommissaris Potočnik en
ENCORE - Environmental Conference of the European Regions - is een netwerk van regionale EU-milieubestuurders. Tijdens het gesprek is het belang van het netwerk toegelicht, evenals de resultaten van de conferentie in juni 2010 in Polen (zie Milieuwerk nr. 3-2010). Gedeputeerde De Jong ging in op de ontwikkelingen in de provincie Utrecht, die in 2015 klimaatneutraal wil zijn. Dezelfde boodschap kwam van milieuminister Cunningham van Schotland: haar land wil in 2020 klimaatneutraal zijn. Volgens Commissaris Potočnik zijn dergelijke regionale netwerken essentieel voor het succes van het EU milieubeleid, ook vanwege de contacten en uitwisseling met Oost-Europese staten. Regio’s worden door de Europese Commissie zeer serieus genomen. Zij houden zich immers bezig met de concrete uitvoering van het milieubeleid. Zij werken zoals hij dat omschreef ‘at grass root level’. Potočnik benadrukte het belang van duurzame economische ontwikkeling in verband met het concurrentievermogen van de Europese economie. Daar liggen de kansen, aldus de commissaris, en juist regio’s spelen hierin een belangrijke rol. Enkele kernpunten voor de komende jaren zijn het bodembeleid, het belang van natuur en biodiversiteit voor het toerisme en de verduurzaming van de landbouw in combinatie met watermanagement en de cruciale rol van boeren daarin.
.
Het was een nuttige gedachtewisseling in een open sfeer. Wat EU-milieucommissaris Potočnik betreft wordt dit bezoek van de ENCORE-delegatie jaarlijks herhaald. Informatie: Joop Kramer, 0592 365822,
[email protected]
minister Sloma (Warmia y Mazury, Polen)
Uniek inkijkje in Europese milieulobby Goedbedoelde wetgeving pakt soms desastreus uit op de decentrale werkvloer. Het nieuwe boek ‘Europese milieuwetgeving en decentrale overheden’ brengt aan de hand van concrete voorbeelden in beeld waarom het cruciaal is om alle bestuurslagen te betrekken bij de totstandkoming en de uitvoering van Europees beleid. Het boek benadert de totstandkoming, implementatie en gevolgen van Europees milieubeleid voor de decentrale praktijk vanuit twee invalshoeken. Enerzijds worden verschillende aspecten van EU-beleid en de implementatie hiervan besproken. Daarbij krijgt ook de relatie tussen milieu en interne marktregels aandacht, zoals aanbesteden en staatssteun. De andere invalshoek betreft een studie van de decentrale lobby in Brussel, waarbij de totstandkoming van de milieuregelgeving als casus is genomen. Het boek identificeert een aantal succesfactoren voor een geslaagde lobby. De opgedane ervaring leidt tot een aantal aanbevelingen die buiten het beleidsterrein milieu van nut kunnen zijn.
Dossierteams De belangrijkste conclusie van dit boek is dat samenwerking tussen meerdere bestuurslagen in de EU van groot belang is. Niet alleen tijdens onderhandelingen over en totstandkoming van wetgeving, maar ook bij de uitvoering ervan. In dit ‘multi-level governance proces’ spelen interbestuurlijke dossierteams een cruciale rol. Deze zijn in dit decennium opgericht en nemen de dagelijkse praktijk mee naar Brussel. Experts vanuit de provincies
KORT
Limburg krijgt ‘Duurzaamheidsmeter’ trofee
Landelijk is Limburg koploper op het gebied van duurzame ontwikkeling. Daarom mocht gedeputeerde Bert Kersten onlangs de eerste Provinciale Duurzaamheidsmeter trofee in ontvangst nemen. De ‘duurzaamheidsmeter’ is een nieuw bench-
markinstrument van het landelijke programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’. Het instrument biedt inzicht in de ambities en initiatieven die provincies ontwikkelen. Provincies die willen deelnemen, kunnen vragenlijsten invullen op www.duurzaamheidsmeter.nl Op deze website zijn ook de resultaten zichtbaar. Kersten is trots op de uitverkiezing. “Het geeft de
bevestiging dat we op de goede weg zijn om ons steentje bij te dragen aan het inrichten van een duurzame samenleving
.
Verbetering prioritaire stoffenbeleid Het IPO wordt betrokken bij het verder vormgeven van het prioritaire stoffenbeleid. Dat heeft het ministerie van Infrastructuur en
nemen deel in de meeste dossierteams. Zo wordt het dossierteam over het Europese energiepakket getrokken vanuit een provincie (Alexander de Roo, Gelderland), evenals het team voor de bodemrichtlijn (André Smits, Drenthe). Ook de ervaringen van de interprovinciale vertegenwoordigers in de andere dossierteams zijn in het boek opgenomen. Algemene indruk is, dat na een periode van aan elkaar wennen, vooral aan het rijk, de samenwerking goed op gang gekomen is. Inzichten en posities vanuit gemeenten en provincies klinken op deze wijze beter door in de Europese beleidsbeïnvloeding. Door de toegankelijke schrijfwijze is het boek goed leesbaar voor zowel experts als niet-experts op het gebied van milieu en Europa.
Presentatie
Tijdens de presentatie van het boek op het jaarcongres van Europa Decentraal ging de Drentse milieugedeputeerde Tanja Klip in debat met Europarlementariër Bas Eickhout. Hoewel er tussen de respectievelijk VVD en GroenLinks politicus enige verschillen in benadering bleken, was er overeenstemming over het belang van de regionale inbreng in het Europese beleidsdebat. Eickhout noemde als voorbeeld de ambitieuze IPO-inbreng rond het dossier van de Richtlijn Industriële Emissies. Naar de toekomst toe zal ook interbestuurlijk worden samengewerkt bij de omzetting van Europese regelgeving naar Nederlandse wetgeving en onderdelen van de Europese uitvoeringswetgeving (‘comitologie’).
.
Het boek is verkrijgbaar bij Sdu Uitgevers: http://www.sdu.nl/catalogus/9789012384780
Milieu in een brief aan de provincies toegezegd. Ook erkende het ministerie onvolkomenheden in het huidige beleid en is er toegezegd deze te herstellen. Het ministerie reageert hiermee op kritiek van de interprovinciale werkgroep Lucht. Deze werkgroep signaleerde veel onduidelijkheid over welke eisen voor prioritaire stoffen nu eigenlijk geldend zijn. Bij het uitvoeren van
het luchtkwaliteitsbeleid nemen de bevoegde instanties de wettelijke luchtkwaliteitsnormen in acht. Er zijn echter ook (zogenoemde prioritaire) stoffen waarvoor niet-wettelijke luchtkwaliteitseisen vastgesteld zijn
.
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Minder chemicaliën gebruiken door offsetplaten te vervaardigen via CTP - computer to plate
Nieuwe jas verruimt mogelijkheden Monitoringportaal Er is veel vraag naar informatie over milieu en monitoring. Maar waar kan je die vinden? Wie doet wat, waarmee en waarom? Voor antwoorden op deze vragen kan men terecht bij het Monitoringportaal. Onlangs is de digitale kennisbank ingrijpend vernieuwd.
Het Monitoringportaal maakt informatie over monitoring van milieu makkelijk vindbaar. De website, gemaakt door het IPO, in samenwerking met het RIVM, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de ministeries Milieu en Landbouw, maakt zoveel mogelijk gebruik van informatie bij de bron: als andere websites de informatie al ontsluiten, dan is daar een link naar toe te vinden. De bronhouder beheert de informatie, het portaal wijst je daarheen de weg. Daarnaast bevat het Monitoringportaal informatie die niet elders online beschikbaar is. Zo zijn alle einddocumenten van de PRISMA-projecten opgeslagen, met een schat aan informatie over milieu en monitoring. Het portaal voorziet duidelijk in een behoefte. Het afgelopen twaalf maanden waren er meer dan 60.000 bezoekers, veelal werkzaam bij provincies, ministeries, gemeentes, waterschappen, kennisinstituten en adviesbureaus. Google als zoekmachine blijkt het portaal ook heel goed te kunnen vinden. Onze bezoekers kunnen gebruik maken van meer dan 1100 items, die continue geactualiseerd en uitgebreid worden.
Vernieuwingen Verleden jaar is er een evaluatie geweest onder de gebruikers van het Monitoringportaal. Daaruit kwam een aantal suggesties naar voren over de aangeboden informatie en over de website zelf. Deze suggesties zijn opgepakt, met als tastbaar gevolg een vernieuwde, meer eigentijdse website. Hierdoor is de informatie nu nog gemakkelijk vindbaar en toegankelijker geworden. Allereerst zijn de vormgeving en kleurstelling moderner gemaakt. Hierdoor krijgt de bezoeker sneller in beeld wat hij/zij bij het portaal kan vinden. Door de gekozen kleurstelling is de website ook rustiger en overzichtelijker dan voorheen, ook al is er meer informatie zichtbaar. Daarnaast zijn er nieuwe elementen toegevoegd, waardoor het portaal nu nog makkelijker te gebruiken is. Handig is bijvoorbeeld dat je je nu kunt abonneren op een ‘RSS feed’, waardoor je automatisch op de hoogte wordt gehouden van nieuwe berichten. Dat is veel gemakkelijker dan op gezette tijden telkens de website te bezoeken om te kijken naar nieuws dat is toegevoegd. Handig is ook de mogelijkheid om ‘Tag Cloud’ te gebruiken. Dit hulpmiddel brengt woorden die veel gezocht worden direct in beeld. Door een woord aan te klikken, kom je direct bij het juiste item terecht.
IPO MILIEUWERK 4 • jaargang 19 • december 2010 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
Sociale media Tot slot is ingespeeld op het gegeven dat sociale media steeds vaker beroepsmatig worden ingezet. Op Twitter kun je nu via ‘@monportaal’ informatie vinden. Ook is onlangs de Linkedin groep ‘Monitoring Milieu’ opgericht. De opening van het nieuwe portaal is dan ook mede via Twitter en Linkedin wereldkundig gemaakt. En wie weet waar het verder heen gaat? Monitoringinformatie op een mobieltje? Een App voor Iphone, LG, HTC of Ipad? Waarom niet? Heb je zin om mee te denken, aarzel dan niet om je mening via Linkedin door te geven. Of gewoon via www.monitoringportaal.nl (via de tab ‘Geef informatie’). Je ideeën en suggesties zijn erg waardevol, dus aarzel niet ze met ons te delen.
Toekomst De Gezamenlijke Beheer Organisatie van de provincies (GBO-provincies) gaat onderzoeken of het Monitoringportaal bij haar in beheer kan worden genomen. Het portaal is immers een stabiel en bewezen product, wat van projectfase naar de beheerfase is gegroeid. Daarnaast wordt de afstemming met andere ontwikkelingen steeds belangrijker. Nationaal kun je denken aan koppeling met andere portalen, zoals het kaartenportaal “Atlas Leefomgeving’. En internationaal aan koppelingen naar EU ontwikkelingen, zoals SEIS (Shared Environmental Information Systems) en SISE (Shared Information Space of Europe).
.
Het adres van het Monitoringportaal is: www.monitoringportaal.nl Informatie: Gerard Nienhuis (038-4999476, g.nienhuis@ overijssel.nl) links en Wil van Duijvenbooden.
milieuwerk
Werken aan terugdringen verkeerslawaai Tal van omwonenden langs het provinciale wegennet ondervinden hinderlijke geluidsoverlast van druk autoverkeer. In opdracht van de Europese Unie moeten medio 2012 geluidsberekeningen gereed zijn voor de wegen met een verkeersintensiteit van 3 miljoen voertuigen per jaar. Deze berekeningen vormen de basis voor het maken van een actieplan om de overlast daadwerkelijk terug te dringen. Het PRISMA-project ‘Tweede tranche EU-richtlijn omgevingslawaai’ werkt aan een efficiënte en uniforme aanpak voor alle provincies.
Belangrijk is om aansluiting te vinden bij de doelgroep van het project: de mensen van de provincies die met de geluidskaarten en de actieplannen aan de slag gaan. Dit zijn niet alleen geluidsdeskundigen, beleidsmedewerkers en geo-specialisten, maar ook bijvoorbeeld mensen die kunnen zorgen voor stil asfalt op de wegen. Om te kijken waar behoefte aan is, hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden en is een aantal enquêtes uitgezet. De uitvoering van het project is uitbesteed aan dBvision.
Geluidskaarten
Foto: Provincie Gelderland
Eén van de onderwerpen die naar voren kwamen is de opbouw van een model om met behulp van berekeningen geluid op woningen langs provinciale wegen in kaart te kunnen brengen. Hiervoor is informatie nodig over onder mee verkeersintensiteiten, snelheden, soort wegdek en de aanwezigheid van schermen en wallen. Daarnaast moet in een geluidsmodel ook de omgeving vorm gegeven worden, dus bijvoorbeeld verschillende hoogtes in het landschap en de aanwezigheid van bebouwing. Verschillende methodes die uitgaan van verschillende soorten beschikbare data zijn inzichtelijk gemaakt. Gebleken is dat het principe van ‘data bij de bron’ een belangrijk gegeven is. Hiermee wordt bedoeld dat bijvoorbeeld verkeerintensiteiten aangeleverd moet worden door een verkeersdeskundige, die zich ook verantwoordelijk voelt voor de juistheid van de gegevens.
Actieplan
Cartoon: Wim Stevenhagen
De geluidskaarten vormen de opmaat om te komen tot een actieplan. Hierbij staat de ‘plandrempel’ centraal. Dit is de geluidsbelasting op woningen waarvan Gedeputeerde Staten vinden dat onderzoek nodig is naar maatregelen. Hierdoor ontstaat een beeld van de knelpunten bij het nemen van bepaalde maatregelen. Maar hoe bepaal je die plandrempel? Het blijkt een ingewikkeld proces te zijn, waarbij de milieukundige ambitie en het kostenplaatje elkaars tegenpolen zijn. De maatregel die het meest voor de hand ligt is het toepassen van geluidsreducerend asfalt. Maar dat kost wel extra geld ten opzichte van conventioneel asfalt. Hoe lager je plandrempel, hoe meer stil asfalt je moet toepassen. Maar er zijn meer knoppen om aan te draaien. Zo kun je bijvoorbeeld bij vijf woningen per kilometer die een geluidsbelasting hebben boven de plandrempel stil asfalt leggen, maar je kunt die grens ook bij tien woningen leggen. Probleem hierbij is dat er voor het toepassen van maatregelen geen goed doelmatigheidcriterium is. Dit wordt in een vervolgproject in 2011 verder uitgewerkt.
Communicatie Communicatie is een ander aspect waar volgens de EU-richtlijn aandacht aan moet worden besteed. De actieplannen als zodanig zijn echter te abstract om een groot publiek aan te spreken. In het geval van geluidshinder op provinciale wegen zijn mensen eigenlijk alleen geïnteresseerd als het hun eigen leefomgeving betreft. Aanbeveling is dus om communicatie lokaal in te steken, bijvoorbeeld als op een bepaald wegvak stil asfalt toegepast wordt. Dit heeft bijvoorbeeld plaatsgevonden bij enkele activiteiten rondom de aanleg van 250ste kilometer stil asfalt van provincie Gelderland.
Overlegstructuur In november is het project afgerond en zijn alle relevante documenten gepubliceerd. Maar hoewel het project is afgerond, blijft de overlegstructuur behouden om de door de verschillende provincies te nemen maatregelen te bespreken en op elkaar af te stemmen. In het kader hiervan komen er onder meer bijeenkomsten om informatie uit te wisselen en samenwerkingsafspraken te maken.
.
De einddocumenten staan op: www.dbvision-hosting.nl/IPO-PRISMA/ en komen ook op www.monitoringportaal.nl. Informatie: Paul Driessen, 026-3598483,
[email protected]
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Chloorvrij papier inkopen en op efficiënt drukformaat om afsnijdsel te beperken
Bodemenergie biedt een enorm CO2 besparingspotentieel. Reden om op alle overheidsniveaus stevig in te zetten op het stimuleren van ontwikkelingen op het gebied van warmte/koudeopslag (WKO). Het afgelopen jaar is veel winst geboekt op het gebied van samenwerking. Een belangrijk concreet resultaat is de oplevering van de Algemene Maatregel van Bestuur Bodemenergiesystemen.
Op initiatief van het Rijk is in de zomer van 2009 het ‘samenwerkingsprogramma WKO’ (sWKO) opgestart. De centrale thema’s binnen het programma zijn: wet en regelgeving, informatie en kennisontwikkeling en kwaliteitsborging. Daarnaast hebben flankerende vraagstukken de aandacht, zoals financierings- en fiscale aspecten. Zeven werkgroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van het Rijk, AgentschapNL, VNG, NVOE, VEWIN, SKB en natuurlijk de provincies, hebben de opdracht gekregen met oplossingen voor deze vraagstukken te komen.
Belangen Direct uitvloeisel van de kansrijke mogelijkheden van bodemenergie is dat het aantal belangen in de ondergrond hand over hand toeneemt. Keerzijde daarvan is onder meer dat de kwaliteit van de vele grondboorbedrijven in overheidsland tot grote zorgen leidt: zij willen allemaal een graantje meepikken en boren zonder al te veel gedoe vele gaten door scheidende lagen. Ook zijn er in sommige gebieden meerdere gebruikers van de ondergrondse ruimte die elkaar in de weg kunnen zitten, zoals de glastuinbouw en de drinkwater- en proceswateronttrekkers. Om een en ander in goede banen te leiden, moet er aanvullende wet- en regelgeving komen waarin onder meer bevoegdheden nader worden vastgelegd. Reguleren kan een deel van de oplossing zijn, maar dan is het registreren van gesloten systemen absoluut noodzakelijk. Voor de open systemen is uniformering nodig van de voorschriften van de watervergunningen van de provincies, evenals standaard regels voor onder andere de energiebalans en monitoring en, last but not least, moet er een instrument komen voor ordening van de ondergrondse belangen. Naast het reguleren heeft ook het stimuleren aandacht nodig. Kansen liggen er met name in relatie tot grootschalige grondwaterverontreinigingen en gebiedsgerichte programma’s.
Cartoon: Jan Danker Oreel, Middelburg
Bodemenergie: samen komen we eruit
AMvB bodemenergie Met name de werkgroep regelgeving heeft veel tijd en werk gekost, waarbij niet alles over een leien dakje ging. Zo was het binnen de werkgroep niet altijd even gemakkelijk een standpunt te bepalen. Daarnaast waren de provinciale milieubelangen zeker niet altijd veilig in de handen van de AMvB schrijvers. Het is dan ook een heet jaar geweest. Gedurende het proces zijn er meerdere malen verrassende wendingen opgetreden. Zo is de wens om een zekere ordening af te dwingen min of meer los gelaten. De nu opgenomen regels maken een ordening wel mogelijk, maar het initiatief hiertoe wordt bij gemeenten en provincies neergelegd. Maar aan het eind van de rit gloort zonneschijn. De hoofdlijnen van de AMvB staan inmiddels vast (zie kader). Nog voor de kerst wordt een definitieve AMvB-tekst verwacht die op instemming van alle partijen kan rekenen. Vervolgens wordt hiervoor instemming gevraagd in de formele interprovinciale besluitvormingscircuits. Vaststelling door de ministerraad is begin 2011 voorzien, waarna het formele wetgevingstraject wordt opgestart.
.
Kijk voor meer informatie op www.allesoverwko.nl www.meermetbodemenergie.nl www.wkotool.nl Sander Hage (0708881218,
[email protected]) links en Peter Michielsen (
[email protected])
Gezamenlijke inspanning Het is duidelijk dat er vele vragen en belangen spelen. Reden voor de provincies om in interprovinciaal verband de handen ineen te slaan. Het provinciale antwoord op deze vraag kwam snel. Om vaart te maken is een al langer bestaand WKO-netwerk in provincieland, bestaande uit beleidsmedewerkers op het gebied van water, bodem en energie, eind vorig jaar opgewaardeerd tot het Projectteam WKO. Alle twaalf provincies zijn hierin vertegenwoordigd. Het team volgt de structuur van het sWKO-programma. Dit betekent dat aan de zeven werkgroepen een vertegenwoordiging deelneemt van minimaal twee provinciale collega’s. Ook zijn trekkers aangewezen. Maandelijks vindt overleg plaats over de voortgang en uitkomsten, worden de provinciale standpunten bepaald en afspraken gemaakt over de terugkoppeling en advisering aan onze bestuurders. Terugkijkend kunnen we met enige trots zeggen dat met het Projectteam WKO een grote gezamenlijke inspanning is geleverd.
IPO MILIEUWERK 4 • jaargang 19 • december 2010 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
Wat wordt in de AMvB Bodemenergie geregeld?
. . . . .
Gemeente wordt bevoegd gezag voor gesloten systemen; Provincie blijft bevoegd gezag voor open systemen; Gesloten systemen worden centraal geregistreerd via een meldingsplicht (kleine systemen) of een vergunning (grote systemen); Watervergunning blijft, voor de belangrijkste aspecten komen uniforme regels voor deze vergunningen; Gemeente en provincie kunnen interferentiegebieden aanwijzen. Met masterplannen kan dan ordening van de ondergrond bereikt worden. In dergelijke gebieden worden gesloten systemen vergunningplichtig.
milieuwerk
Foto: Michiel Wijnbergh.
Europese Commissie: meer inzet op duurzaamheid
InterfaceFLOR produceert tapijttegels waar tot 70 procent hergebruikt materiaal in is verwerkt
Het is een uitdagende tijd, aldus de Europese commissie (EC). Nieuwe initiatieven moeten bijdragen aan het herstel van de economische crisis en moeten passen binnen Europa 2020. Voor de Europese Commissie reden om in het Werkprogramma 2011 in te zetten op drie strategische groeilijnen: slim, duurzaam en inclusief.
KORT
De provincie Noord-Holland wil de luchtkwaliteit verbeteren door initiatieven als schoon vervoer en schoon goederentransport te stimuleren. Hiervoor stelt de provincie in 2011 1 miljoen euro beschikbaar. Vanaf 1 december 2010 kunnen gemeenten, instellingen en bedrijven subsidie aanvragen. Gedeputeerde Staten hebben hiervoor de uitvoeringsregeling ‘Stimulering verbetering lucht-
10
Overige prioriteiten
Het werkprogramma meldt dat 2011 het jaar moet zijn waarin onder meer duurzame groei als ruggengraat gaat fungeren van de EU2020 strategie. Grondstofefficiëncy wordt een vlaggenschipinitiatief en daarmee de algemene kapstok voor de uitvoering van voor groene groei: een competitieve en duurzame economie. Efficiënt grondstoffengebruik vormt een duidelijke stap op weg naar een integraal (duurzaamheids)beleid. Het plaatst sectoraal beleid als energie, transport, beheer natuurlijke hulpbronnen in een duurzaam kader voor de lange termijn. Het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en innovatie bij landbouw en visserij wordt het centrale thema voor het financiële kader. De derde lijn – inclusieve groei – richt zich op sociale aspecten.
Wat het werkprogramma betreft ligt de focus verder op energie infrastructuur en –efficiëncy en op klimaat verandering. Voor de toekomst van transport wordt een witboek opgesteld, gericht op innovatie om een systeem van duurzaam transport te bereiken. Het 6e Milieu Actie Programma, dat liep van 2002 tot 2012, wordt geëvalueerd en krijgt mogelijk een opvolger: het 7e. Overigens lopen de meningen over nut en noodzaak van een nieuw actieprogramma uiteen. Overige initiatieven waarvan het belangrijk is die in het oog te houden, zijn: de Richtlijn over energie-efficiëncy en –besparing, de Routekaart naar de koolstofarme economie in 2050 en het herzien van de prioritaire stoffenlijst van de Kaderrichtlijn water.
Kansen voor provincies
Al met al blijft het aantal nieuwe initiatieven beperkt. Maar met de nog lopende dossiers - meer dan tien, waarvan een aantal met politieke prioriteit zoals biodiversiteit, berging radioactief afval en geluid - is er ook in 2011 nog voldoende werk aan de winkel.
Het vlaggenschipinitiatief past binnen de steeds sterkere nadruk op integratie van beleid en van duurzaamheid binnen andere beleidsterreinen. Zo’n duurzaam kader vraagt om een praktische uitwerking. Dit biedt kansen voor provincies. De meeste provincies zijn immers bezig met geïntegreerde aanpak van de energie- en klimaatproblematiek. Zo werkt de provincie Utrecht volgens de ideeën van Jeremy Rifkin en de provincie Limburg volgens de Cradle
Noord-Holland stimuleert schone lucht
to Cradle benadering van Michael Braungart. Dus vanuit de praktijk zouden de provincies een concrete benadering aan de EC kunnen laten zien.
kwaliteit Noord-Holland 2011’ vastgesteld. De regeling is één van de maatregelen die de provincie neemt om samen met Rijk en gemeenten te werken aan het verbeteren van de luchtkwaliteit
.
Alle zeilen bij voor Gelders klimaat
De provincie Gelderland heeft onderzoek gedaan naar de effecten van het Gelders Klimaatprogramma, dat in 2008 van start ging. Onderzocht is of de doelen voor de gehele provincie gehaald zijn en of ook de doe-
len voor de langere termijn haalbaar zijn. Uit het onderzoek blijkt dat zes procent van de verbruikte energie in Gelderland nu afkomstig is van biomassa, wind, zon en waterkracht. Daarmee is de doelstelling voor de hoeveelheid ‘hernieuwbare energie’ in 2010 gehaald. Het energieverbruik is eveneens gedaald, overigens mede als gevolg van de economische crisis. Ook is hierdoor waarschijnlijk de uitstoot van CO2 gedaald, maar hierover zijn in Gelderland geen exacte cijfers beschikbaar. Tot slot gaat het rapport in op de adaptatiemaatrege-
.
Joop Kramer, provincie Drenthe voorzitter kerngroep Europees Milieu- en Klimaatbeleid
len die zijn genomen. Gelderland is tevreden met het resultaat dat tot nu toe is bereikt met het Klimaatprogramma. Maar om ook de langetermijndoelen te halen zullen overheden, bedrijven én inwoners alle zeilen moeten bijzetten
.
Informatiehuis Water
Waterschappen, Rijkswaterstaat en provincies gaan nauwer samenwerken op het gebied van ‘waterinformatie’. Op 1 januari 2011 gaat het
Informatiehuis Water (IHW) van start. Door de gezamenlijke vraag naar gegevens over waterkwaliteit en -kwantiteit eenduidig aan te pakken, denken de deelnemende partijen efficiency- en kwaliteitsverbeteringen te realiseren. Inwinning, opslag verwerking en ontsluiting van die gegevens kan dan ook op vaste plaatsen worden ondergebracht: het Waterschapshuis in Amersfoort en de Helpdesk Water van het Water Management Centrum Nederland in Lelystad
.
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Praktische informatie inwinnen via de site www.mvonederland.nl/duurzamegrondstoffen
Milieuprojectenprogramma voor 2011 gereed De provincies werken in interprovinciaal verband al sinds 1990, via het opzetten van gezamenlijke projecten, samen aan de uitvoering van het milieubeleid. De uitvoering is, naast opname in het eigen provinciaal beleid, interprovinciaal en projectmatig opgepakt. Interprovinciaal waar dat uit oogpunt van efficiëntie, effectiviteit en eenduidigheid wenselijk is, projectmatig vanwege de noodzaak om op korte termijn resultaten te boeken. Elk jaar wordt via interprovinciale milieuprojecten gewerkt aan het halen van de afgesproken doelen. Dit gebeurt onder de titel PRogramma IPO Strategische Milieu Agenda (PRISMA).
Milieubreed
Na het besluit over het budget voor 2011, is gewerkt aan de invulling van het programma. Op 2 december hebben de gezamenlijke milieugedeputeerden ingestemd met het jaarprogramma PRISMA 2011.
. . .
Uitvoeringsdiensten Er gaan in 2011 zestien nieuwe interprovinciale milieuprojecten van start. Maar liefst zes hiervan hebben betrekking op het beleidsveld vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is bij de lezers van dit blad ongetwijfeld bekend dat het plan is om een deel van deze provinciale taken over te hevelen naar regionale uitvoeringsdiensten. De projecten richten zich op deze transitie in de provinciehuizen, en op een goede overdracht van de taken. De projecten voor 2011 op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, zijn: Regie en interbestuurlijk toezicht nieuwe stijl; Ontwikkeling van Regionale uitvoeringsdiensten (RUD); Doorontwikkeling van systeemgericht toezicht; Doorontwikkeling van brancheteams in het toezicht op afvalbedrijven; Kaderstelling voor vergunningverlening; IMPEL (Europees netwerk voor milieuvergunningverleners en handhavers). Voor externe veiligheid loopt een separaat projectenprogramma.
. . . . . .
Meerjarenprogramma en projectcriteria
De IPO-Meerjarenagenda 2008-2011 bevat de inhoudelijke doelen van de projecten. In deze Meerjarenagenda staan voor alle beleidsvelden de interprovinciale ambities voor de periode van vier jaar tot de verkiezingen voor de Provinciale Staten op 2 maart 2011. Daarnaast zijn er nog een aantal andere projectcriteria. Zo moet een project politiek-bestuurlijk relevant zijn, innovatief zijn en een ontwikkelfunctie (vliegwielfunctie) hebben voor alle twaalf provincies. Ook moet een milieuproject de samenwerking versterken, terwijl het projectresultaat van belang moet zijn voor alle provincies.
IPO MILIEUWERK 4 • jaargang 19 • december 2010 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
Foto: Michiel Wijnbergh.
De provincies verkeren in financieel zwaar weer. Vanwege de bezuinigingen op het Provinciefonds leek het er even op dat niet iedere provincie meer mee wilde betalen aan gezamenlijke milieuprojecten voor 2011. Dus was het positief nieuws dat de twaalf milieugedeputeerden besloten om ‘slechts’ 15% te bezuinigen op de interprovinciale milieuprojecten.
De overige projecten richten zich op een breed scala aan milieuonderwerpen. Deze krijgen in 2011 gestalte in de volgende projecten: Uitvoeringsprogramma 2011 van het lopende ‘Klimaat- en energieakkoord tussen Rijk en provincies 2009-2011’; Ruimte voor nieuwe energie; Doelmatigheidscriterium voor geluidsmaatregelen op provinciale wegen; BBT-geluid bij Wm vergunningverlening (het opstellen van een handleiding, geluidkentallen voor bedrijfstakken, enz. om meer duidelijkheid te creëren over de in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) bij de vergunningverlening aan grote (IPPC-)bedrijven); Opzetten van een coördinatiepunt voor biodiversiteit; Harmonisatie geo-informatie milieu (de provincies willen hun informatiehuishouding op orde brengen en de informatieverstrekking aan de burger optimaliseren via dataharmonisatie); Duurzame bedrijventerreinen (provincies gaan op zoek naar nieuwe ontwikkelingen zoals bedrijfsterreinen met centrale energievoorziening, onderlinge restwarmte-uitwisseling, pijpleidingennetwerken voor uitwisseling voor (rest)producten en bijvoorbeeld afvoer van CO2); Veranderend omgevingsrecht: contouren voor een nieuwe integrale omgevingswet; Kerngroep Milieuregelgeving (KMR); Kerngroep Europees Milieubeleid (KEM).
. . . .
. . .
Organisatie en financiering In PRISMA 2011 zijn van de nieuwe initiatieven projectbeschrijvingen opgenomen. Daarnaast bevat het document een overzicht van de organisatie van de milieusamenwerking. Tot slot wordt ingegaan op de in- en uitgaande geldstromen. Veel projecten resulteren in rapporten, workshops, websites of andere producten. Deze zijn te zien via de website www.monitoringportaal. nl’. Verder bericht IPO-Milieuwerk ieder kwartaal over de projectontwikkelingen. De publicatie PRISMA 2011 (IPO publicatie nummer 289) verschijnt eerdaags.
.
U kunt uw bestelling alvast doorgeven aan mevrouw Couvret (
[email protected]). Informatie: Joyce Klink, 070-8881231,
[email protected]
11
milieuwerk
Europese werkgroepen bijeen in Delft
Foto: Michiel Wijnbergh.
Op uitnodiging van het IPO kwamen de werkgroepen Energie en Milieu van de Council of European Municipalities and Regions in september naar Delft. Met name de thema’s water en klimaatadaptatie zijn uitgediept.
Maeslantkering: Europese blik op Nederlands watermanagement
Het IPO is, evenals de VNG, aangesloten bij de Raad van Europese Gemeenten en Regio’s. Op z’n Engels: Council of European Municipalities and Regions (CEMR), een al lang bestaand en gezaghebbend Europees netwerk. Onder het bestuurlijke ‘Policy Comittee’ functioneren werkgroepen op vele terreinen, waaronder op het gebied van Energie en Milieu. In de vergaderingen worden ervaringen met de uitvoering van Europees beleid uitgewisseld en posities ingenomen over initiatieven van de Europese Commissie.
Opbrengsten emissierechten Tijdens de bijeenkomst is uitvoerig gediscussieerd over acties die nodig zijn op het gebied van klimaatadaptatie. Duidelijk werd dat vanuit Europa niet zozeer meer als wel aangepaste bestaande wetgeving nodig is. Bij de voorstellen over het energiebeleid werd naar voren gebracht dat CEMR zal pleiten voor het in de toekomst inzetten van een groter deel dan 4% van de regionale economische structuurfondsen voor energie- en klimaatdoeleinden. Ook is aandacht nodig om de opbrengsten van de veiling van broeikasgasemissierechten – geschat op maar liefst 50 miljard euro per jaar – voor klimaat- en energieprojecten te bepleiten.
Regio’s heeft in een opiniestuk aangegeven dat een 7e MAP een goede zaak zou zijn voor het regionale niveau. De vergadering ondersteunde dit pleidooi, mits het niet gaat om een betere implementatie van bestaande wetgeving en de externe integratie van het milieubeleid in andere beleidssectoren. Aan de productie van nog meer wetgeving heeft men geen behoefte, zo bleek.
Werkbezoeken Onderdeel van de bijeenkomst waren werkbezoeken aan achtereenvolgens de Maeslantkering bij Hoek van Holland (zie foto), het infocentrum over de versterking van de Zuid-Hollandse kust in Kijkduin en Deltares in Delft. De buitenlandse gasten toonden zich zeer onder de indruk over de wijze waarop in Nederland met de aanpassing aan klimaatverandering wordt omgegaan. Ook een bezoek aan de gesloten kas van de tuinderscombinatie Prominent viel in goede aarde. Daarin werd gedemonstreerd hoe de warmte die ’s zomers overblijft bij het koelen ’s winters weer wordt ingezet bij het verwarmen.
.
Al met al een geslaagde bijeenkomst. Collega’s van de andere regio’s is een goed beeld gegeven van de positie van de Nederlandse decentrale overheden en hun werk op het milieu- en energieterrein. Informatie: Ronald Groen, 070-4417430,
[email protected]
7e Milieu Actie Programma Op verzoek van het CEMR secretariaat hadden de VNG en het IPO een notitie ingebracht met voor- en nadelen van het tot stand komen van een 7e Europees Milieu Actie Programma (MAP). Daarover wordt in Europa verschillend gedacht. In tegenstelling tot het Belgische voorzitterschap voelt de Europese Commissie er niet zo veel voor. De milieucommissie van het Comité van de
KORT
Geluidsmeetsysteem Flevoland wint innovatieprijs
Normhandhaving 2.0 van Geluidsnet BV is onderscheiden met de Nationale Geluid en Trillingen Innovatieprijs 2010. Het gaat om een systeem dat in opdracht van de provincie Flevoland is ontwikkeld en wordt toepast als Geluids Informatiesysteem Lawaaisportterrein Lelystad (GILL). De onderscheiding is toegekend door de Stichting Innonoise. De jury beoordeelde op creativiteit, innovatie, effectiviteit, toepasbaarheid en economisch belang. Er was
12
vooral waardering voor de combinatie van (permanente) metingen en overdrachtsberekeningen om naleving van geluidsnormen te controleren. Milieugedeputeerde Anne Bliek is zeer te spreken over de onderscheiding. “De prijs is een erkenning voor het werk dat de provincie in de ontwikkeling van het project GILL heeft gestoken en past prima bij ons streven naar innovatie en een duurzame ontwikkeling van luchthaven Lelystad. We zijn op de goede weg!”
.
Brabant beperkt ammoniakuitstoot
De provincie Noord-Brabant is onlangs gestart met het controleren van onder meer luchtwassers en koeldeksystemen die de ammoniakuitstoot moeten beperken. De provincie kijkt of deze voorzieningen bij Brabantse veehouderijen aanwezig zijn en of deze functioneren zoals zou moeten. Wanneer de werking hiervan hapert, leidt dit tot veel meer ammoniak in de buitenlucht. Een deel van deze ammoniak komt terecht in de natuur en tast daar de soortenrijkdom van planten en dieren aan. Informatie: www.handhaveninbrabant.nl
.
Online kennisplatform duurzame ontwikkeling
Flevoland begint een ‘Online Kennisplatform voor provinciale duurzame ontwikkeling’. In deze digitale omgeving wisselen partijen die betrokken zijn bij grote projecten van achter hun pc’s kennis en ervaring uit over duurzaamheid en innovatie. Begin volgend jaar moet het platform actief zijn. Uitgangspunt is van en met elkaar leren. De bedoeling is dat partijen die bij de projecten betrokken zijn die nieuwe digitale omgeving samen gebruiken.
Gedeputeerde Anne Bliek: “De uitdaging is om duurzaamheid in het begin van het proces mee te nemen in het opstellen van een businesscase en in de planontwikkeling. Je moet daarbij efficiënt kunnen leren van opgedane ervaringen. Dat is mogelijk door dit digitale platform. Betrokkenen kunnen samenwerken aan een duurzame ontwikkeling van Flevoland. Deelnemers steken er iets van op, hoeven niet opnieuw het wiel uit te vinden en maken niet in vergelijkbare situaties dezelfde fouten.”
.
MILIEUVRIENDELIJK DRUKKEN Werken op slijtvaste vloeren voorzien van een lekdichte toplaag
milieuwerk
Peter van Vugt over opslag van kernafval:
“In geval van twijfel: niet doen”
Foto: provincie Noord-Brabant
Peter van Vugt werd per 1 november gedeputeerde Ecologie voor de provincie Noord-Brabant. Als opvolger van de naar Maastricht vertrokken Onno Hoes kon hij meteen vol aan de bak. België overweegt om vlakbij de grens kernafval op te slaan onder de grond. “We houden niet altijd rekening met elkaar”, constateert Van Vugt. Gedeputeerde was Van Vugt ook al van 1998 tot 2007. “Maar ecologie was nieuw voor mij. Het is een portefeuille die aan de ene kant stabiel en aan de andere kant sterk volatiel is. Toen ik in 1991 in de Statencommissie voor Milieu kwam was een van de eerste dingen het opstellen van het Provinciaal Natuurbeleidsplan. Daarmee werden destijds termen als ecologische hoofdstructuur geïntroduceerd. En het eerste waar ik na 1 november mee in aanraking kwam, was de uit het regeerakkoord voortvloeiende problematiek rond jawel, de ecologische hoofdstructuur. Je hebt dikwijls te maken met dermate grootschalige problemen, dat ze zich pas over een lange reeks van jaren laten oplossen. Dat geldt ook voor lucht- en watervervuiling. In die zin is het stabiel. Maar toch is het ook heel erg Gedeputeerde Van Vugt bewerkelijk. Regelmatig doen zich nieuwe dingen voor waar je dan meteen in moet springen.”
Drinkwatervoorziening Eén van die zaken manifesteerde zich kortgeleden. “In België kijkt men naar opslag voor radioactief afval voor de langere termijn. Daarvoor hebben zij onder andere het oog laten vallen op een gebied dat grenst aan NoordBrabant. Daardoor kan gevaar ontstaan voor onze drinkwatervoorziening omdat het kernafval wordt opgeslagen in de kleilagen. En de bovenkant van die lagen vormt tevens de onderkant van het watervoerend pakket waar wij ons drinkwater uithalen. Nog niet helder is hoe groot de risico’s zijn, maar in geval van twijfel – en die is er – moet je het niet doen. Dus hebben wij
een formeel bezwaarschrift ingediend bij NIRAS, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen. Die maakt in opdracht van de Belgische regering een plan voor lange termijnbeheer en opslag van radio-actief afval. Een definitieve keuze is nog niet gemaakt, want eerst moet België nog een principebesluit nemen of dat onder of boven de grond gebeurt.”
Bok op de haverkist Noord-Brabant wacht nu op de behandeling van haar bezwaarschrift. “We zitten als een bok op de haverkist. Samen met de Brabantse gemeenten en het waterleidingbedrijf willen we ook een kernteam vormen voor dit dossier. De commissaris van de Koningin is er ook mee bezig, want behalve het milieuaspect speelt ook het transport van kernafval een rol. Dan heb je het over veiligheid. De commissaris heeft daarover contact met de gouverneur van de Belgische provincie Antwerpen. Zelf wil ik onderzoeken of wij samen met Antwerpen ook een internationaal kernteam kunnen samenstellen. En wellicht kunnen we ook via het IPO proberen om dit op de bestuurlijke agenda te krijgen.”
“We vergeten weleens dat het bij de grens niet ophoudt” Windmolens Nederland heeft vaker te maken met grensoverschrijdende milieuproblemen. “Een jaar of vier terug hadden wij in West-Brabant een natuurgebied gepland, vlakbij de Belgische grens. We waren al bezig om dat aan te kopen, in te richten en te beheren. Maar aan de andere kant van de grens was het plan opgevat om windmolens te plaatsen. Dat verdroeg zich niet goed met elkaar. Ik maak op dit punt overigens geen verwijt aan onze Belgische vrienden, want andersom speelt dat ongetwijfeld ook. Vaak zijn we zo druk om maatschappelijk draagvlak te krijgen en met iedereen af te stemmen, dat we wel eens vergeten dat het bij de grens niet ophoudt. Toch moet dit punt meer aandacht krijgen. Natuurlijk zijn er wel grensoverschrijdende overlegvormen, maar dat voorkomt niet dat we toch tegen dit soort problemen aan blijven lopen. Soms zit dat in personen, maar het gebeurt ook vanuit naïviteit of onwetendheid.”
.
Jan de Graaf
Europa als reddingsboei? Klimaatadaptatie stond centraal tijdens de themamiddag van de kerngroep Europese Milieuregelgeving en Klimaatbeleid (KEM) in september. Duidelijk werd dat ‘draagvlak’ en ‘flexibiliteit’ sleutelwoorden zijn om meters te maken.
singsstrategie ontwikkeld en uitgevoerd. De hoofdrolspelers bij het nemen van concrete maatregelen zijn de decentrale overheden. VROM is voorzitter van het Interbestuurlijk Dossierteam Klimaatadaptatie waarin VROM, IPO en VNG goed met elkaar op één lijn zitten. Het geld om de klimaatadaptatiemaatregelen te ondersteunen komt naar verwachting overigens pas bij de volgende EU-begroting beschikbaar. Een andere bron van financiering van mitigatie- en adaptatie maatregelen zijn de veilingopbrengsten van de ETSrichtlijn in 2013. Tijdens de themamiddag is uitgebreid stilgestaan bij wat provincies verwachten van de Europese Commissie. Alleen geld en richtlijnen of ook regels? Duidelijk werd dat er geen groot draagvlak binnen Nederland is voor regionale verplichte adaptatieplannen. De kracht zit juist in flexibele plannen met betrekking tot adaptatie: de regio’s willen het beleid in eigen hand houden op dit gebied aangezien het om maatwerk gaat. Elk land heeft immers te maken met andere scenario’s van klimaatverandering. Het aanpassen van huidige regelgeving, en dan vooral op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, lijkt het belangrijkste instrument te gaan worden. In dit kader werd naar voren gebracht dat gebiedsintegratie in de regio de sleutel tot succes is.
In het adaptatiebeleid is een belangrijke rol voor Brussel weggelegd. Beleidsvehikel is het Europees witboek klimaatadaptatie dat eerder dit jaar in het Europees Parlement is besproken. Het witboek presenteert een kader waarbinnen de Europese Unie en haar lidstaten zich moeten voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Vanaf 2013 wordt een brede aanpas-
IPO MILIEUWERK 4 • jaargang 19 • december 2010 Uitgave: Interprovinciaal Overleg
.
Europa wordt dan ook niet als reddingsboei maar meer als stok achter de deur gezien in Nederland. Het witboek zorgt ervoor dat er sneller, gebiedsgericht en integraler gewerkt wordt. Informatie: Laura Dolleman, 030-2589111,
[email protected]
13
milieuwerk
Luchtkwaliteit nog niet schoon genoeg
Foto: Michiel Wijnbergh.
Het maatregelenpakket in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van rijk, provincies en gemeenten leidt tot verbetering van de luchtkwaliteit. Daar staat tegenover dat de lucht minder snel schoner wordt dan was beoogd. Dit betekent dat extra maatregelen nodig zijn.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is het beleidsinstrument om de verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland te kunnen sturen. Het NSL is er op gericht dat de Europese normen voor fijn stof uiterlijk op 11 juni 2011 worden gehaald. Voor NO2 is dat uiterlijk 1 januari 2015. Om de voortgang te bewaken is een monitoringsprogramma voor het NSL opgezet. Hierin staat een rekeninstrument, de zogenoemde monitoringstool, centraal.
Rapportage De berekeningen met de monitoringstool vormen de basis voor de eerste monitoringsrapportage over 2009 die nu gereed is gekomen. Hieruit blijkt dat dankzij het NSL-maatregelenpakket een groot deel van Nederland tijdig aan de normen voor luchtkwaliteit kan voldoen. Ook blijkt dat het aantal mensen dat aan hoge concentraties fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) wordt blootgesteld, afneemt in de looptijd van het NSL. De luchtkwaliteit is echter minder verbeterd dan rijk, provincies en gemeenten bij de vaststelling van het programma hadden verwacht. Er zullen extra maatregelen genomen moeten worden om tijdig te voldoen aan de normen.
KORT
Verlichtingsprijs voor Gelderland
Tijdens het Klimaatcongres 2010 van Agentschap NL kreeg de provincie Gelderland de ‘OVL-award’ uitgereikt. De prijs is de beloning voor de voortvarende aanpak bij het terugdringen van het energiegebruik van openbare verlichting en het verminderen van de lichthinder. Mede dankzij de stimulerende rol van Gelderland beschikt elke provincie binnenkort over een uitvoe-
.
Overleg over regionale uitvoeringsdiensten
Het IPO wil op korte termijn een overleg met de ministers Opstelten (Veiligheid en Justitie) en Donner (BZK) en staatssecretaris Atsma (Milieu en Infrastructuur) over de totstandkoming van regionale uitvoeringsdiensten ( RUD’s) en de financiering van de kosten voor provincies. Dat schrijft het IPO in een brief aan de bewindspersonen. Hierin beschrijft het IPO de stand van zaken en spreekt zij de bewinds-
Vooral bij pluimveehouderijen komen nog knelpunten voor. Deze bedrijven worden op dit moment benaderd door de gemeenten voor het maken van afspraken over maatregelen om de uitstoot van fijn stof te verminderen. Daarbij kan een beroep worden gedaan op de Regeling LNV-subsidies van het Rijk. Voor knelpunten die nog resteren zal maatwerk worden toegepast. Auto’s en vrachtwagens zijn in Nederland de belangrijkste veroorzakers van de verhoogde NO2-concentraties (stikstofdioxide). Locaties waar nog verhoogde concentraties zijn, bevinden zich dan ook vooral langs drukke verkeerswegen, zowel rijkswegen als in stedelijk gebied. Om deze knelpunten weg te nemen zijn extra maatregelen nodig. Op rijkswegen zullen hiervoor schermen over een lengte van 4,4 km geplaatst worden. Het wegnemen van verhoogde concentraties in grote steden is een lastiger opgave.
.
Informatie: Joyce Klink, 070-8881231,
[email protected]
lieden aan op hun rol in het proces en de ondersteuning van de regierol van de provincies. Het IPO vraagt de bewindslieden om samen meer druk en tempo op het proces te zetten om de ontwikkeling naar een landsdekkend beeld van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) te realiseren
.
Groenste stad
Deventer een prachtige Hanzestad met een rijke historie. In het juryrapport staat: Het groenbeleid wordt vormgegeven door een enthousiast team dat veel aandacht geeft aan zowel de esthetische als de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte en aan de specifieke identiteit van de verschillende wijken
.
Deventer is winnaar van de Entente Florale 2010, de landelijke competitie voor groenste stad en groenste dorp van Nederland. De jury noemde
uitgever
kostenloze abonnementen /
eindredactie en productie
druk
Milieuwerk wordt uitgegeven door het
adreswijzigingen
De Graaf Communicatie
RS Drukkerij bv Den Haag
Interprovinciaal Overleg
Antwoordnummer 10145
Enkhuizen
Postbus 16107 2500 BC Den Haag Joyce Klink 070 8881231
2260 WB Leidschendam
telefoon 0228 326068 e-mail:
[email protected] basisvormgeving Jeronimus van Pelt (Saskia Mpiana) opmaak Herman R. Fuit Den Haag
ISSN 0927-7463
colofon
milieuwerk
ringsprogramma ‘Energiebesparing Openbare Verlichting’. Daarnaast werken telkens drie provincies aan de uitwerking van de volgende thema’s: dimmen, verwijderen van verlichting, leds en actieve markering en geleiding. Dit moet resulteren in handreikingen aan gemeenten om concreet aan de slag te gaan. Gangmaker achter de voortvarende aanpak van de provincies op dit gebied is Gelderland. Dit is niet onopgemerkt gebleven. De OVL-award is ingesteld door de Taskforce Verlichting
Knelpunten