Europa en ik
Spreken in de klas over de Europese Unie
Europa en ik
Spreken in de klas over de Europese Unie Ted Huddleston, Citizenship Foundation
Europa en ik
Colofon
Europa en ik Spreken in de klas over de Europese Unie Cette publication est également disponible en français sous le titre: L’Europe et moi - Un outil pédagogique pour aborder l’Union européenne en classe This publication also exists in English under the title: Europe and me Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel Auteur Vertaling
Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting
Grafisch concept Vormgeving Print on demand
Ted Huddleston, Citizenship Foundation Christine Albers Guido Knops, directeur Benoît Fontaine, adviseur Patrick Pockelé, opdrachthouder, Educatieve Dienst BELvue Evelyne Schoeters, opdrachthouder, Educatieve Dienst BELvue Pascale Criekemans, directieassistente Alliance (Groot-Brittannië) Impacto Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be en www.knooppuntdemocratie.be Een afdruk van deze electronische uitgave kan (gratis) besteld worden : on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727
Wettelijk depot: ISBN-13: EAN: Bestelnummer:
D/2898/2009/19 978-90-5130-653-8 9789051306538 1889 Maart 2009 Met de steun van de Nationale Loterij
2
Europa en ik
Voorwoord
Opvoeden tot burgerschap en democratie is één van de pijlers van de werking van de Koning Boudewijnstichting. De Stichting beheert een centrum voor burgerschapsvorming en democratie: BELvue, democratie en geschiedenis. Het behelst een permanente tentoonstelling over de geschiedenis van België, tijdelijke thematische tentoonstellingen, animaties voor scholen, vormingen voor leerkrachten en toekomstige leerkrachten en pedagogisch materiaal dat ter beschikking gesteld wordt van de educatieve sector. De Europese Unie beïnvloedt het leven van miljoenen mensen in heel Europa, of zij zich daar van bewust zijn of niet. In de praktijk is de kwaliteit van de schoolprogramma’s die opvoeden tot Europees burgerschap echter zeer ongelijk in kwaliteit. Wat de jongeren over de Europese Unie te leren krijgen maakt dat zij Europa dikwijls ervaren als een abstracte structuur die hen weinig aanbelangt. De pedagogische middelen die hieraan moeten verhelpen, komen dikwijls neer op een promotie van Europa of op het leveren van informatie over de Europese instellingen. Er is nood aan objectief pedagogisch materiaal dat de jongeren in staat stelt het belang van de Europese Unie te begrijpen op een niveau dat aan hen aangepast is. Het moet de aandacht vestigen op de aanwezigheid van de Europese Unie in het dagdagelijkse leven en hen helpen om deze alomtegenwoordige aanwezigheid op een kritische manier te benaderen. In deze context hebben de Koning Boudewijnstichting, de Bernheimstichting en andere Europese stichtingen, in het kader van NEF (Network of European Foundations), pedagogisch materiaal willen ontwikkelen voor de leerkrachten om hun leerlingen te sensibiliseren voor de Europese Unie. Dit materiaal moest vertrekken van vragen en concrete situaties waarin de jongeren zich kunnen herkennen en dat vooral bestemd is voor leerlingen van het Technisch en Beroepssecundair Onderwijs. De stichtingen hebben - onder de coördinatie van de Koning Boudewijnstichting - een beroep gedaan op de Citizenship Foundation (Groot-Brittannië) om dit pedagogisch materiaal uit te werken. Deze organisatie bezit inderdaad over de nodige ervaring op het gebied van opvoeden tot burgerschap en democratie. De Koning Boudewijnstichting en de Bernheimstichting danken Ted Huddleston van de Citizenship Foundation, de auteur van dit pedagogisch materiaal, voor de kwaliteit van het geleverde werk.
1
De volgende stichtingen maken deel uit van het partenariaat : • de Koning Boudewijnstichting en de Bernheimstichting (België), • de Carnegie Trust en The Joseph Rowntree Charitable Trust (Groot-Brittanië), • la Fondazione per la Scuola della Compagnia di San Paolo (Italië), • de Bertelsmann Sitftung en de Freudenberg Stiftung (Duitsland). • De Education Reform Initiative (Turkije) heeft eveneens deelgenomen aan het project.
De Koning Boudewijnstichting
Meer informatie over NEF: www.nefic.org
3
Europa en ik
Inhoud
Samenvatting..............................................................................................5 Executive summary ....................................................................................6 Hoe kunt u dit materiaal gebruiken? ...........................................................7 Dossier 1 : Milieu Naar een groenere planeet?.....................................................................10 Dossier 2 : Wet en veiligheid Naar een veiliger Europa? ........................................................................26 Dossier 3 : Consumentenbescherming De consument beter beschermd? ............................................................48 Dossier 4 : Werken De werknemer beter beschermd? ............................................................68 Dossier 5 : Gelijkheid Gelijke kansen voor iedereen? .................................................................90 Dossier 6 : Minderheden Naar een betere integratie van allen? ....................................................110 Dossier 7 : De wereld Naar een solidaire wereld? .....................................................................131 Waar vindt u meer over de EU? .............................................................149
4
Europa en ik
Samenvatting
De Europese Unie speelt een zeer belangrijke rol in het leven van miljoenen mensen over heel Europa. Ze beïnvloedt ons dagelijks leven op talloze verschillende manieren, of we ons daar nu bewust van zijn of niet. In de praktijk verschilt onderwijs over Europees burgerschap aanzienlijk in kwaliteit over heel Europa. Jongeren horen vaak over de EU als een ver-van-hun-bed en abstracte structuur die voor hen van weinig directe betekenis is. Didactisch materiaal dat daar iets aan probeerde te doen, bleef vaak beperkt tot het promoten van Europa en het verschaffen van feitelijke informatie over de Europese instellingen. Er is behoefte aan onpartijdig lesmateriaal waarmee de jongeren zich met de EU kunnen identificeren en dit op een niveau dat voor hen toegankelijk is. In dit soort lesmateriaal moest de focus dus liggen op de invloed van de EU op het leven van de mensen in verschillende landen en op de kritische beoordeling hiervan door de leerlingen. Daarom werd, onder de coördinatie van de Koning Boudewijnstichting en in partnerschap met verschillende stichtingen verzameld in de koepel NEF (Network of European Foundations), een beroep gedaan op de Citizenship Foundation (Groot-Brittannië) om dit pedagogisch materiaal uit te werken. Dit materiaal is bestemd voor leerkrachten en anderen die beroepshalve werken met jongeren in de leeftijd van veertien tot negentien jaar in de EU-lidstaten en Europese landen die EU-lid willen worden. De voornaamste doelgroep is het technisch en beroepssecundair onderwijs, maar het materiaal kan even goed aangewend worden in ASO en KSO. Het materiaal bestaat uit zeven dossiers, die uitgaan van verschillende vragen die aan de EU gesteld kunnen worden: Dossier 1: Milieu Naar een groenere planeet? Dossier 2: Wet en veiligheid Naar een veiliger Europa? Dossier 3: Consumentenbescherming De consument beter beschermd? Dossier 4: Werken De werknemer beter beschermd? Dossier 5: Gelijkheid Gelijke kansen voor iedereen? Dossier 6: Minderheden Naar een betere integratie van allen? Dossier 7: De wereld Naar een solidaire wereld? Men moet geen EU-deskundige zijn om met dit materiaal te werken! In de nota’s aan het begin van elk dossier en de voorbeelden vinden de leerkrachten voldoende informatie om de leerlingen met succes door de activiteiten te leiden.
5
Europa en ik
Executive Summary
The European Union is central to the lives of millions of people across Europe. It affects our daily lives in a myriad of different ways, whether we are aware of them or not. Yet in practice European citizenship education in schools across Europe varies considerably in quality. Young people often learn about the EU as being a remote and abstract structure which has little direct relevance to them. Resource material produced to tackle this has often been limited to promoting Europe and providing factual information about the EU institutions. There is a need for non-partisan teaching materials that introduce the EU to young people in ways with which they can identify and at a level which they can understand – which focus on the effects of the actions of the EU on the lives of ordinary people in different countries and help them critically evaluate these. That’s why the Citizen Foundation (United Kingdom) was asked to develop this educational tool, in partnership with the Network of European Foundations and in coordination with the King Baudouin Foundation. The resource is for teachers and other educational professionals working with young people in the 14-19 age group in EU member states and countries in Europe aspiring to become EU members. While designed with vocational education in mind, it will be found equally useful in the general secondary school setting. The resource consists of 7 teaching units based on different ‘claims’ made for the EU: Unit 1: Environment The EU: Creating a greener planet? Unit 2: Law & Order The EU: Protecting us against crime? Unit 3: Consumer Protection The EU: Getting us a better deal? Unit 4: Work The EU: Creating better jobs? Unit 5: Equality The EU: Giving us equal rights? Unit 6: Minorities The EU: Helping everyone to feel they belong? Unit 7: The World The EU: Making the world a better place? Do not think you need to be an expert on the EU to use this resource ! The notes at the beginning of each unit and the case studies and examples given should provide you with enough information to lead your students successfully through the activities it contains.
6
Hoe kunt u dit materiaal gebruiken?
Europa en ik
Hoe kunt u dit materiaal gebruiken?
Het doel van dit materiaal is jongeren met weinig notie van of inzicht in wat Europees burgerschap betekent bewuster te maken van de EU en aangelegenheden die daarmee verband houden. Het wil geen reclame maken voor een bepaalde opvatting van de EU, maar jongeren de waarde en de betekenis laten ontdekken van de EU. Het helpt hen om onderwerpen te vinden waarrond verschillende landen volgens hen zouden moeten samenwerken en gemeenschappelijke regels zouden moeten afspreken. Het materiaal doet hen nadenken over wat de EU concreet kan doen om dat te bereiken. Hoe past het in het leerplan? Europa en ik is zo opgezet dat het lesmateriaal zowel vakgebonden als vakoverschrijdend kan gebruikt worden. Het dossier in verband met milieu kan bijvoorbeeld aan bod komen in de lessen aardrijkskunde, het dossier werken in het buitenland in de lessen economie. Het kan leerkrachten helpen om de Europese dimensie in hun respectieve vakken aan bod te laten komen. Waaruit bestaat het materiaal? Het materiaal bestaat uit zeven dossiers, die uitgaan van verschillende vragen die aan de EU gesteld kunnen worden: Dossier 1: Milieu Naar een groenere planeet? Dossier 2: Wet en veiligheid Naar een veiliger Europa? Dossier 3: Consumentenbescherming De consument beter beschermd? Dossier 4: Werken De werknemer beter beschermd? Dossier 5: Gelijkheid Gelijke kansen voor iedereen? Dossier 6: Minderheden Naar een betere integratie van allen? Dossier 7: De wereld Naar een solidaire wereld? Elk dossier omvat: • een semi-geanimeerd PowerPoint-verhaal • suggesties voor klasdiscussies • gevalsstudies en achtergrondinformatie – gepresenteerd op PowerPoint-bladen • een praktische onderzoeksopdracht voor buiten de klas • een zelfevaluatieblad voor de leerlingen Elk dossier vertrekt van een bepaald praktisch probleem waar meer dan één land mee te maken heeft of dat nationale grenzen overschrijdt, zoals riviervervuiling, hooliganisme in het voetbal of de rechten van
7
Hoe kunt u dit materiaal gebruiken?
Europa en ik
minderheidsgroepen. Er wordt aan de jongeren gevraagd hoe zij dat probleem zouden aanpakken en in hoeverre zij denken dat de oplossing gelegen is in een of andere vorm van samenwerking tussen de betrokken landen. Hoe kunt u het gebruiken? Het materiaal kan op heel wat verschillende manieren worden gebruikt. Het staat u volkomen vrij te kiezen over welke dossiers u het wilt hebben en te bepalen welke activiteiten volgens u het best zullen uitpakken en ze aan te passen aan de behoeften van uw leerlingen als dat nodig is. Het is niet erg als u niet veel tijd hebt: kies de activiteiten die het best passen in uw schema. Als er voldoende tijd is, raden we u wel aan de activiteiten in de voorgestelde volgorde af te werken. Concreet: • lees de inleiding om een idee te krijgen van het probleem dat erin wordt aangesneden en van wat de EU doet om het op te lossen • kijk naar de doelstellingen en de resultaten om uit te maken wat u wilt dat uw leerlingen leren • laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal zien, geef er uw eigen commentaar bij als u dat nodig vindt • leid de discussieactiviteiten, en zorg ervoor dat de leerlingen voldoende tijd hebben om over de belangrijkste vragen na te denken • geef, mondeling of met behulp van de PowerPoint-informatiebladen, een of meer voorbeeld(en) uit het echte leven en wat achtergrondinformatie over wat de EU op dit moment aan het probleem doet • help uw leerlingen tenslotte bij het uitvoeren van het praktische onderzoek dat hen meer kritisch inzicht doet krijgen in de doeltreffendheid van wat de EU in concreto doet • vraag de leerlingen het zelfevaluatieblad in te vullen en te bespreken. Tot slot kunt u uw leerlingen eventueel vragen om na te denken over wat voor invloed het materiaal en de aangeboden activiteiten hebben gehad op hun kennis van en opvattingen over de EU. Hoeveel moet u van de EU afweten? U moet er vooral niet van uitgaan dat u een EU-deskundige moet zijn om dit materiaal te gebruiken. Met de nota’s aan het begin van elk dossier, de gevalsstudies en de voorbeelden zou u voldoende informatie moeten hebben om uw leerlingen met succes door de activiteiten te leiden. Er zijn natuurlijk wel een paar basisfeiten in verband met de EU die nuttig zijn om te weten: • De EU werd opgericht in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog om in Europa vrede en democratie te bevorderen en om tot een eenheidshandelsmarkt te komen. • Als organisatie is ze uniek – het is geen federatie, zoals de VS, en evenmin een organisatie voor samenwerking tussen regeringen, zoals de VN. • De basisgedachte is dat de landen die de EU vormen (haar ‘lidstaten’) onafhankelijke soevereine naties blijven, maar hun respectieve soevereiniteit bij elkaar voegen om zo op wereldschaal een macht en een
8
Hoe kunt u dit materiaal gebruiken?
Europa en ik
invloed te verwerven die ze elk afzonderlijk niet zouden kunnen bereiken. • Het samenvoegen van soevereiniteiten betekent dat de lidstaten een deel van hun beslissingsmacht overdragen aan de gemeenschappelijke instellingen die ze hebben gecreëerd, in het bijzonder aan het Europees Parlement (dat de burgers van de EU vertegenwoordigt en door hen rechtstreeks verkozen wordt); aan de Raad van de Europese Unie (die de individuele lidstaten vertegenwoordigt); en aan de Europese Commissie (die nieuwe wetten voorstelt, die ze, als ze door het Parlement en de Raad worden goedgekeurd, vervolgens uitvoert in en met de lidstaten).
9
Europa en ik
1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Europa en ik Naar een groenere planeet?
Doel
Jonge mensen bewust maken van de milieuproblemen in Europa en van wat de Europese Unie doet om die te bestrijden.
Focus
Als voorbeeld wordt de vervuiling van rivieren gebruikt om leerlingen te betrekken bij ruimere milieukwesties en bij de manier waarop landen zouden kunnen samenwerken om die aan te pakken.
Context
Milieuproblemen stoppen niet aan nationale grenzen, zo dreef de radioactieve neerslag uit de kerncentrale van Tsjernobyl in 1986 van Oekraïne over heel Europa tot de kust van Noord-Amerika. Een schoon en veilig milieu is essentieel voor de gezondheid en de levenskwaliteit van de huidige en de toekomstige generaties. Gemeenschappelijke milieunormen zijn belangrijk voor de vrije handel. Landen kunnen milieukwesties niet altijd doeltreffend in hun eentje aanpakken: samenwerking is noodzakelijk.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de docent over milieuproblemen in Europa
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over de vervuiling van rivieren en discussie-ideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over de vervuiling van rivieren en milieukwesties in Europa
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om het gebruik van het ecolabel in hun eigen omgeving te onderzoeken
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
10
Europa en ik
1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over milieuproblemen in Europa en wat de Europese Unie doet om die te bestrijden
Milieuproblemen stoppen niet aan nationale grenzen, zo dreef de radioactieve neerslag uit de kerncentrale van Tsjernobyl in 1986 van Oekraïne over heel Europa tot de kust van Noord-Amerika. Een schoon en veilig milieu is essentieel voor de gezondheid en de levenskwaliteit van de huidige en de toekomstige generaties. Gemeenschappelijke milieunormen zijn belangrijk voor de vrije handel. Landen kunnen milieukwesties niet altijd doeltreffend in hun eentje aanpakken: samenwerking is noodzakelijk. Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
Het Verdrag van Maastricht van 1992 bepaalde dat de Europese Unie oog moet hebben voor de bescherming van het milieu in al wat ze doet. Belangrijke beslissingen in verband met vervoer, energie en landbouw in de Europese Unie moeten rekening houden met de uitwerking ervan op de natuur en zouden niet meer genomen mogen worden zonder eerst te kijken naar de uitwerking ervan op de fauna en op het platteland. De Europese Unie is opgetreden op een aantal gebieden van milieubescherming, waaronder: ■ De verbetering van de kwaliteit van lucht en water, bijvoorbeeld door doelstellingen te formuleren voor de bovengrens van luchtvervuilende stoffen zoals zwaveldioxide, lood, stikstofoxiden, koolmonoxide en benzeen afkomstig van voertuigen en andere bronnen; door een strategie voor schone lucht op te zetten die tegen 2020 het aantal doden door ziekten die verband houden met luchtvervuiling met bijna 40% moet terugdringen ten opzichte van het niveau van 2000 en de hoeveelheid bos en andere ecosystemen die te lijden hebben van door de lucht aangevoerde vervuiling moet verkleinen; door normen in te stellen voor zwemwater; door een Kaderrichtlijn voor Water aan te nemen waarbij lidstaten al de rivierbekkens die op hun grondgebied liggen in kaart moeten brengen en gebieden die bijzondere bescherming nodig hebben af te bakenen. ■ Afvalbeheer, bijvoorbeeld door regels in te voeren voor afvalverwerking, zodat gevaarlijk afval uit Europa niet meer geloosd kan worden in arme landen; door wetten uit te vaardigen op de verwerking van batterijen, gebruikte olie en verschillende soorten gevaarlijke stoffen; wetten op de verwerking van tweedehands voertuigen, op afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, rioolslib en verpakkingsafval. ■ Het beperken van lawaaihinder, bijvoorbeeld door schadelijk lawaai te helpen beperken door alle lidstaten te vragen het lawaai in kaart te brengen voor hun grote steden, wegen en luchthavens en actieplannen op te stellen om het lawaai terug te dringen en stiltegebieden te beschermen (EG-richtlijn Omgevingslawaai). ■ Natuur en biodiversiteit beschermen, bijvoorbeeld door de Vogelrichtlijn aan te nemen die 194 bedreigde soorten en ondersoorten wilde vogels, die bijzondere zorg nodig hebben, in kaart brengt; door de Habitatrichtlijn aan te nemen over het behoud van natuurlijke habitat, wilde fauna en flora, waardoor lidstaten deze habitats en soorten die van
11
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
bijzonder belang zijn moeten beschermen en behouden (elke lidstaat is daarbij verantwoordelijk voor het afbakenen en toewijzen van speciale beschermingszones waar deze soorten veilig kunnen leven); en door de Europese markten te beschermen tegen producten die elementen van genetisch gemodificeerde producten bevatten. ■ De klimaatverandering bestrijden, bijvoorbeeld door het Kyotoprotocol in Japan te ondertekenen en doelstellingen te formuleren voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen (waarvan men aanneemt dat zij verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde); door de EU-Emissiehandel op te zetten voor CO2-uitstoot uit de industrie, waarbij energie-intensieve bedrijven die hun uitstoot terugdringen beloond worden en de bedrijven die de afgesproken grenzen overschrijden beboet worden; door ervoor te zorgen dat vergelijkbare beleidslijnen over de hele wereld (in het bijzonder in industrielanden en grote opkomende economieën) worden aangenomen; door betere bouwnormen op te stellen om warmteverlies door muren en ramen te verminderen. Binnen het huidige Milieuactieprogramma zal de Europese Commissie verschillende strategieën voorbereiden in verband met: de luchtvervuiling, de vermindering en de recyclage van afval, de bescherming en het behoud van het zeemilieu, van de bodem, het duurzaam gebruik van pesticiden en het duurzaam gebruik van hulpbronnen en stadsmilieu. Welk idee zit hierachter?
Het milieubeleid van de Europese Unie is gebaseerd op het concept van de ‘duurzame ontwikkeling’ en wordt geleid door het ‘voorzorgsprincipe’ en het ‘de-vervuiler-betaalt”principe.’. Het probeert: ■ om oplossingen te vinden voor milieuproblemen op lange termijn en tegelijk een antwoord te geven op dringende noden op korte termijn ■ om het milieu te beschermen en toch de economie te ontwikkelen door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de concurrentiekracht van bedrijven niet wordt gewurgd door al te veel bureaucratie. Het milieubeleid van de EU probeert ook om EU-acties voor het milieu in een mondiale context te plaatsen.
Definities
Lidstaat
een van de 27 landen die samen de EU vormen
Richtlijn
een wet die geldt voor alle lidstaten van de EU
Bevoegde overheid
organisatie of groep die zeggenschap heeft over een bepaald aspect van EUbesluitvorming in een lidstaat
Duurzame ontwikkeling voorzien in de behoeften van de huidige generatie zonder toekomstige generaties de mogelijkheid te ontnemen in hun eigen behoeften te voorzien. De vervuiler betaalt
principe dat wie vervuiling veroorzaakt de kosten moet dragen voor het opruimen ervan
Voorzorgsprincipe
principe dat zegt dat waar er mogelijk een risico bestaat men moet proberen dat risico te vermijden
12
Europa en ik
1 Leerdoelstellingen
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Doelstellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ Leerlingen verkennen het probleem van de rivierenvervuiling in Europa en een paar oorzaken ervan. Ze gaan de rol van intergouvernementele samenwerking bij het bestrijden van de vervuiling van rivieren na en denken na over enkele hindernissen die daarbij moeten worden opgeruimd. Ze bekijken het probleem van watervervuiling in het Donaubekken en gaan na hoe de Europese Unie daarop heeft gereageerd. ■ Leerlingen gaan andere soorten milieuproblemen in Europa na – ook die welke in hun eigen land van invloed zijn. Ze denken na over wat de Europese Unie doet om het milieu veilig te stellen – in het bijzonder het gebruik van het ecolabel. ■ Leerlingen denken na over de doeltreffendheid van het huidige EU-beleid voor het milieu. Ze geven hun kijk hierop en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze denken erover na hoe werken rondom deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie heeft veranderd.
Leerresultaten
■ Leerlingen zien in hoe de vervuiling van rivieren nationale grenzen overschrijdt en kunnen verschillende Europese rivieren die nationale grenzen overschrijden noemen. Ze nemen kennis van verschillende soorten giftig afval dat waterlopen kan verontreinigen. Ze worden vertrouwd met de problemen van het Donaubekken en zien hoe de Europese Unie hierop heeft gereageerd. Ze zien in hoe het probleem van de vervuiling van rivieren vaak om intergouvernementele oplossingen vraagt en hebben weet van enkele van de hinderpalen die daarbij moeten worden opgeruimd. Ze kennen de Kaderrichtlijn over water en wat die inhoudt. ■ Leerlingen nemen kennis van andere soorten milieukwesties waar Europa mee te maken krijgt en wat de Europese Unie daar concreet aan doet – inbegrepen lawaaihinder, biodiversiteit en de klimaatverandering. Ze begrijpen hoe het ecolabel functioneert en met welk doel het in het leven is geroepen. ■ Leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de huidige aanpak van de EU in verband met de milieuproblematiek, met inbegrip van de middelen die nu al worden ingezet door de EU.
13
Europa en ik
1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 23) en discussieopdrachten . Timing: anderhalf uur
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op de PowerPoint-presentatie: «Een verhaal van twee landen». Het verhaal gaat over een groep jonge mensen die uit vissen gaan, maar moeten vaststellen dat alle vis in de rivier gedood is door giftig afval uit een ander, stroomopwaarts gelegen land. Leerlingen denken na over wat er volgens hen kan worden gedaan om dit soort vervuiling te voorkomen en wie daar volgens hen verantwoordelijk voor zou moeten zijn. Dit legt de basis voor een verkenning van ruimere milieukwesties in Europa en de rol van intergouvernementele samenwerking in de aanpak ervan. Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint-verhaal (zie bijlage op het einde van dit dossier) Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal ‘Een verhaal van twee landen’ zien. Ga na of de leerlingen de getoonde gebeurtenissen begrijpen en vraag hen of ze zelf kennis hebben van deze problematiek. Opdracht 2 ▪ Voor- en nadelen verdeel de groep in paren en vraag: ■ Wat is volgens jullie de beste manier waarop het stroomafwaarts gelegen land kan beletten de vis te vergiftigen? (a) Dreigen met dwang of geweld? (b) Geld betalen? (c) Voorstellen dat het land voorzichtiger omspringt met de manier waarop het zich van zijn giftig afval ontdoet? (d) Iets anders? Laat de paren nadenken over voor- en nadelen van elk van deze benaderingen voor zij tot een conclusie komen en die opschrijven. Zet de paren ertoe aan de benadering van hun voorkeur toe te lichten voor de groep in zijn geheel: zij leggen hierbij uit hoe ze tot die voorkeur gekomen zijn en waarom zij de andere oplossingen verworpen hebben. Opdracht 3 ▪ Van wie is het water? Stel de volgende vragen aan de volledige groep: ■ Van wie is het water van de rivier? (van het land waar het water op een gegeven moment doorheen stroomt? van beide landen? van iedereen? van iemand anders?) ■ Waarom denken jullie dat het land stroomopwaarts giftig afval in de rivier loost? (De mensen daar weten niet dat het giftig is? Het kan ze niet schelen omdat zij er toch geen last van hebben? Het zou te veel kosten om er op een minder schadelijke manier van af te raken? Nog een andere reden?)
14
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
■ Hoe eenvoudig is het volgens jullie om een oplossing voor dit probleem te vinden? (Hangt het ervan af of het een eenmalig incident was, dan wel of het een probleem is dat al lang sleept? Hangt het ervan af hoeveel het kost? Hangt het ervan af hoeveel elk land erbij te winnen of te verliezen heeft? Nog een andere reden?) Opdracht 4 ▪ Rollenspel: twee regeringen Verdeel de groep in twee. Leg uit dat de ene helft zich moet voorstellen dat zij de regering van het land stroomafwaarts zijn, waar de jonge mensen uit het verhaal wonen, en de andere helft dat zij de regering zijn van het land stroomopwaarts, waar de vis vergiftigd wordt. Geef de eerste ‘regering’ wat tijd om een lijst van argumenten op te stellen om de regering stroomopwaarts te overtuigen om op te houden giftig afval in de rivier te lozen. Vraag de andere ‘regering’ om een lijst van redenen op te stellen waarom zij op de argumenten van de andere regering niet kunnen ingaan. U mag de leerlingen vragen hun ideeën op te schrijven, als geheugensteun of als een verslag van hun werk. Laat de ‘regering’ stroomafwaarts haar argumenten en voorstellen voor de regering stroomopwaarts naar voor brengen. Laat telkens iemand van de andere ‘regering’ antwoorden waarom zij de argumenten niet kunnen aanvaarden of tegen welke voorwaarden ze eventueel van gedacht zou veranderen. Ga daarmee door tot de leerlingen al hun ideeën opgebruikt hebben en de discussie muurvast zit, ofwel tot er een wederzijds aanvaardbare overeenkomst uit de bus is gekomen over hoe de rivier weer schoongemaakt zal worden. Laat de leerlingen weer hun gewone plaats innemen. Vraag hen nu als groep na te denken over hun ervaringen in het rollenspel: ■ Hoe gemakkelijk was het voor jullie twee ‘regeringen’ om een overeenkomst te bereiken? Waarom denk je dat? ■ Denk je dat het gemakkelijker was geweest als de twee ‘regeringen’ al hadden samengewerkt in verband met andere milieukwesties? Waarom, of waarom niet? ■ Kennen jullie dit soort situaties uit het echte leven? Opdracht 5 ▪ Kijk of de groep nog andere milieuproblemen kan opnoemen die de grenzen tussen landen overschrijden. Stel er een lijst van op. Vraag hen of ze weet hebben van oplossingen voor deze problemen en of deze oplossingen volstaan.
15
Europa en ik
1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 25) Timing: 15’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over de milieuproblemen in Europa en wat de Europese Unie eraan doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide apart kan ook. Naast het specifieke onderwerp van het milieu is de presentatie een goede gelegenheid om de leerlingen te helpen meer te leren over de Europese geografie, en in het bijzonder over zijn landen en rivieren. Zij leren eveneens het begrip “stroomgebied of rivierbekken”. Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van het dossier te lezen voor deze slides in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Europese rivieren Vraag de leerlingen hoeveel Europese rivieren ze kunnen opnoemen die over nationale grenzen heen stromen. Hieronder vind je de belangrijkste Europese rivieren en de landen waar ze doorheen stromen zijn: de landen tussen aanhalingstekens maken deel uit van het rivierbekken van de stroom dwz. dat zij die stroom met één bijrivier bevoorraden. Vb. De Rijn stroomt niet door België, maar er zijn rivieren in het oosten van ons land, zoals de Our en de Sûre, die uitmonden in de Moesel, die op haar beurt in de Rijn uitmondt. Daarom maakt België deel uit van het rivierbekken van de Rijn: een vervuiling van één van deze rivieren zal vroeg of laat ook de stroom vervuilen. De Donau (2850 km): Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Kroatië, Serbië, Bulgarije, Roemenië, Moldavië, Oekraïne (Italië, Polen, Zwitserland, Tsjechië, Slovenië,BosniëHerzegovina, Montenegro, Macedonië, Albanië) De Rijn (1319 km): Zwitserland, Liechtenstein, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland (Italië, België) De Vistula (1086 km): Polen, (Wit-Rusland, Slowakije, Oekraïne) De Oder (912 km): Tsjechië, Polen, Duitsland De Po (652 km): Italië (Zwitserland, Frankrijk) De Elbe (1165 km): Tsjechië. Duitsland De Taag (1007 km): Spanje, Portugal De Rhône (485 km): Zwitserland, Frankrijk
16
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
De Loire (1020 km): Frankrijk De Shannon (370 km): Ierland De Theems (338 km): Engeland Voor België: De Maas (950 km) : Frankrijk, België, Nederland (Luxemburg, Duitsland) De Schelde (430 km) : Frankrijk, België, Nederland Slide 2 ▪ Giftig afval Vraag de leerlingen hoeveel soorten giftig afval ze kunnen opnoemen die allicht rivieren kunnen vervuilen. De belangrijkste soorten giftig afval zijn: ■ Pesticiden/insecticiden ■ Onkruidverdelgers/herbiciden ■ Accuvloeistof ■ Batterijen ■ Verven ■ Olie ■ Radioactief afval ■ Geneesmiddelen – ook klinisch afval, bijvoorbeeld injectienaalden of dialyse-afval ■ Bleekmiddelen ■ Gasflessen ■ Koelkasten/diepvriezers Slide 3 ▪ Het Donaubekken U kunt nu misschien even teruggaan naar het eerste blad in de reeks om te vragen of de leerlingen de Donau weten te liggen en de landen waar ze doorheen stroomt voor u verdergaat met dit blad. Negentien landen delen het rivierbekken van de Donau, wat het tot ‘s werelds meest internationale rivierbekken maakt. Een half dozijn zijrivieren en 165 miljoen mensen lozen vervuiling in de Donau. De rivier krijgt ongezuiverd rioolwater te slikken van steden, pesticiden en chemicaliën van landbouwakkers, afval van fabrieken en olie van schepen. Wanneer ze eenmaal haar weg door Europa begint te zoeken, behoudt de Donau het grootste deel van de vervuiling die in haar wateren terechtkomt. Rioollozingen worden meegevoerd tot aan de stranden, waar ze ziekten verspreiden en de oevers onveilig maken voor bewoners en toeristen. Nitraat, zwavel en andere vervuilers hebben tot algenplagen geleid die het leven in zee verstikken en de ooit bloeiende visindustrie rond de rivier de genadeslag hebben gegeven. In 1988 werden 364 vaten giftig afval uit Italië in de Donau gedumpt, zij zijn op een of andere manier op de stranden en in de kustwateren van Turkije beland.
17
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Slide 4 ▪ De Europese Kaderrichtlijn Water Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water, moeten de lidstaten al de rivierbekkens in kaart brengen die op hun grondgebied liggen. Ze moeten elk bekken analyseren, vaststellen welke invloed menselijke activiteit heeft op het water en op de gebieden die bijzondere bescherming nodig hebben. Alle waterbronnen die door meer dan vijftig mensen gebruikt worden voor menselijke consumptie moeten in kaart worden gebracht. Een managementplan en een programma van maatregelen moet worden opgesteld voor elk rivierbekkendistrict, waarin de resultaten van de gemaakte analyses en studies moeten opgenomen worden, om zo de scheikundige en ecologisch gezonde staat van het water te verzekeren en vervuiling door gevaarlijke stoffen terug te dringen. Lidstaten moeten ook boetes opleggen als er inbreuken op deze maatregelen worden gepleegd. Rivierbekkens die het grondgebied van meer dan één lidstaat bespoelen zullen worden toegewezen aan een internationaal rivierbekkendistrict. Een bevoegde autoriteit zal voor elk van deze rivierbekkendistricten worden aangewezen. Slide 5 ▪ EU-optreden voor het milieu Vraag de leerlingen of ze weten wat de EU voor het milieu doet. Zie de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier voor meer details.
18
Europa en ik
1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek buiten de school Timing: ruim een halve dag
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om het gebruik van het Europese ecolabel, met als logo de bloem van de Unie, zelf te onderzoeken. Ze bekijken hoe bekend het ecolabel is in hun omgeving en het aantal producten dat bij hen in de buurt te krijgen is met het ecolabel erop. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de doeltreffendheid ervan in hun eigen gemeenschap. U hebt een afbeelding van het ecolabel nodig voor iedere groep leerlingen. Voor u begint, wordt u aangeraden eerst de achtergrondinformatie voor de docent hieronder te lezen. Methode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Laat de leerlingen de afbeelding van het Europese ecolabel zien en vraag hen of ze weten wat het is. Leg dan uit wat de bedoeling van het ecolabel is. Vertel de leerlingen dat zij de gelegenheid zullen krijgen meer te weten te komen over het gebruik van dit logo in hun eigen plaatselijke omgeving. Ze zouden moeten proberen uit te zoeken welke producten het ecolabel dragen en welk percentage mensen uit hun streek het ecolabel herkennen. Verdeel de leerlingen in groepen en geef ze even de tijd om te beslissen hoe ze hun onderzoek en het verslag ervan gaan aanpakken. Waar zullen ze naar het logo zoeken? Thuis, op school, in winkels of elders? Waar zullen ze de mensen vinden om te enquêteren? Op school, in winkels, thuis, op straat? Elders? Hoe gaan ze hun verslag opstellen: op papier of elektronisch? Nadat ze deze beslissingen genomen hebben, kunnen de leerlingen aan de slag gaan met hun onderzoek. Opdracht 2 ▪ Nabespreking Als de groepen klaar zijn met hun werk, komen ze hun verslag voorstellen. Geef hen even de tijd om te checken of zij antwoord hebben op volgende vragen: ■ Hoeveel producten heb je kunnen vinden die het ecolabel dragen? ■ Wat voor soort producten waren het? ■ Wat voor mensen heb je over het ecolabel aangesproken? ■ Welk percentage van hen herkende het? ■ Wat heb je geleerd uit dit onderzoek? ■ Als je afgaat op wat je hebt gevonden, denk je dan dat het ecolabel doeltreffend is in jouw omgeving? Waarom, of waarom niet? ■ Vind je dat het meer publiciteit zou moeten krijgen? En indien wel, hoe dan? ■ Vind je dat er meer gedaan zou moeten worden om milieuproblemen op te lossen? Zo ja wie is er dan verantwoordelijk voor de uitvoering ervan?
19
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
■ Denk je dat het zou helpen als Europese landen nauwer hierover zouden samenwerken? Indien wel, hoe dan?
Voor de leerling
Het ecolabel van de Europese Unie.
Voor de leerkracht
Europees Ecolabel Het Europees ecolabel is een concept om bedrijven ertoe aan te zetten producten en diensten op de markt te brengen die milieuvriendelijker zijn en om Europese consumenten de mogelijkheid te bieden die makkelijk te herkennen. Het werkt op basis van vrijwilligheid, dus ondernemingen zijn niet verplicht om hieraan mee te werken. Hetzelfde bloemlogo wordt gebruikt voor verschillende productgroepen en lidstaten, wat het makkelijker maakt om producten te herkennen die het ecologisch beter doen. Zo wordt concurrentievervalsing voorkomen en worden de belangen van zowel producenten als consumenten beschermd. Er zijn criteria opgesteld voor afzonderlijke productgroepen, zoals papierproducten, textiel, detergenten, verven en toestellen als koelkasten of vaatwassers. De volledige levenscyclus van een product of een dienst wordt nauwkeurig bekeken, te beginnen met het winnen van de grondstoffen, en zo via productie, distributie en gebruik tot de verwerking van het afval na gebruik. Als consumenten producten met het ecolabel zien, dan weten ze dat deze producten zorgvuldig zijn beoordeeld en dat daarbij is bevonden dat ze een kleinere milieu-impact hebben dan andere vergelijkbare concurrerende producten of dan producten die soms op een misleidende manier aanspraak maken op milieuvriendelijkheid. De belangrijkste producten die op dit ogenblik in aanmerking kunnen komen voor het ecolabel zijn: ■ Allesreinigers ■ Detergenten voor vaatwassers ■ Detergenten voor handvaatwas ■ Waspoeders ■ Zepen en shampoos ■ Vaatwassers ■ Gloeilampen ■ Persoonlijke computers ■ Draagbare computers ■ Koelkasten ■ Televisietoestellen ■ Stofzuigers ■ Wasmachines ■ Schoeisel Wil je meer weten? Ga naar http://www.eco-label.com/dutch/
20
Europa en ik
1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over Europa en de Europese Unie in het bijzonder. Van belang is ook hen de kans te geven om na te denken over hoe zij ook concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad – zie verder – kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgeleverde blad – individueel, met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat zij zelf actie kunnen ondernemen om de dingen te laten vooruitgaan. Daarom is het belangrijk om hen op deze mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of zij één of andere vorm van voortzetting willen. Deze voortzetting kan de vorm aannemen van opzoekwerk of van een concrete actie. Leerlingen willen bijvoorbeeld misschien: ■ een vraag stellen aan de Europese Commissaris voor Milieu: http://ec.europa.eu/milieu/env-informa/ ■ meer te weten komen over de Greenpeace-campagne om de CEO’s van de grootste computerproducenten uit te dagen om het eerste bedrijf te worden dat computers in de handel brengt die vrij zijn van de gevaarlijkste chemische producten http://www.greenpeace.org/belgium/nl/ ■ erover denken lid te worden van Young Friends of the Earth Europe http://www.foeeurope.org/youngfoee/index.htm Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU?
21
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
22
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 1 : Activiteit 1
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
23
Europa en ik
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
24
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 1 : Activiteit 2
Dossier 1 : Naar een groenere planeet?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
25
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
2
Europa en ik Naar een veiliger Europa?
Doel
Dit dossier helpt jonge mensen om bewust te worden van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa en van wat de Europese Unie doet om die te bestrijden.
Focus
Als voorbeeld wordt hooliganisme bij internationale voetbalwedstrijden gebruikt om leerlingen te betrekken bij de ruimere kwestie van grensoverschrijdende criminaliteit en hoe landen zouden kunnen samenwerken om die aan te pakken.
Context
Grensoverschrijdende criminaliteit van allerlei aard heeft veel meer mogelijkheden gekregen in Europa door de toenemende globalisering, de groeiende internationale handel en het verdwijnen van interne grensbewaking. Georganiseerde misdaadbendes verdienen zeer veel geld met het smokkelen van drugs, wapens en mensen, en verder met activiteiten als handel in nagemaakte producten en internationale oplichterij. De opbrengsten van deze misdaden worden vaak witgewassen en opnieuw in de legale economie ingebracht, wat tot verdere georganiseerde misdaadactiviteiten leidt.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de docent over grensoverschrijdende criminaliteit in Europa
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over geweld bij een internationale voetbalwedstrijd en discussieideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over internationaal voetbalgeweld en grensoverschrijdende criminaliteit in Europa
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om de kwestie van grensoverschrijdende criminaliteit in hun eigen land te onderzoeken
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
26
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
2
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over grensoverschrijdende criminaliteit in Europa en wat de Europese Unie daartegen doet.
De toenemende globalisering en groeiende internationale handel hebben nieuwe gelegenheden voor georganiseerde misdaad in Europa met zich meegebracht. Nog een andere factor is het verdwijnen van grenscontroles tussen Europese staten die het Verdrag van Schengen hebben ondertekend – dat zijn op dit ogenblik 25 EU- en 4 niet-EU-lidstaten (+ Zwitserland, afhankelijk van het resultaat van het Zwitsers referendum in voorjaar 2009). De laatste jaren hebben georganiseerde misdaadgroepen op grote schaal internationale netwerken opgezet en aanzienlijke sommen geld verdiend met het illegaal smokkelen van drugs, mensen, wapens, nagemaakte producten en met internationale oplichterij. De opbrengsten van deze misdaden worden witgewassen en opnieuw in de legale economie ingebracht, wat tot verdere georganiseerde misdaadactiviteiten leidt. Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
Een van de uitdagingen voor de Europese Unie is het vrije verkeer van personen in de hele Unie – een eerste vereiste voor de oprichting van één enkele Europese markt – te combineren met de bescherming van haar burgers tegen de bedreiging van ernstige criminaliteit die mogelijk wordt gemaakt, of verergerd, door dit vrije verkeer. Als antwoord op die bedreiging heeft de Europese Unie opgeroepen tot een grotere samenwerking tussen en op elkaar afstemmen van nationale politiekorpsen, douanediensten en wetgevingen. Europa heeft actief naar concrete mogelijkheden daarvoor gezocht. Deze maatregelen omvatten onder meer het oprichten van: ■ Europol – bestaat uit politie- en douanemensen, voorziet in samenwerking tussen lidstaten in de strijd tegen terrorisme, drugssmokkel en andere internationale criminaliteit door het verzamelen en uitwisselen van informatie. ■ Europese Politieacademie – opleiding van hogere politiebeambten op Europees niveau om inzicht te krijgen in de structuren en werking van de politie in andere lidstaten. ■ Europese Snelle Reactiemacht – een vredesmacht, waarvoor de mankracht wordt geleverd door speciaal daartoe opgeleide politiekorpsen uit heel Europa, om crisissituaties te controleren en conflicten aan de Europese grenzen te helpen beheersen. ■ Europees Netwerk en Europees Forum inzake Misdaadpreventie – heeft als doel de kennis van de beste praktijken in politiemethoden te verspreiden en alle geïnteresseerden in misdaadbestrijding van over heel Europa samen te brengen. ■ Gemeenschappelijke Politiebureaus en Centra voor Politie- en Douanesamenwerking – opgezet bij vele interne grenzen om erop toe te zien dat alle ordehandhavingkrachten aan elke kant van nationale grenzen samenwerken.
27
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
■ Schengeninformatiesysteem – een computernetwerk met informatie over gezochte personen en gestolen voorwerpen en voertuigen in Europa. ■ Europees Aanhoudingsbevel – geldig in de hele Europese Unie, kan worden uitgevaardigd door een nationale rechtbank in één lidstaat om een persoon in een andere lidstaat te arresteren. ■ Voetbalinformatiepunten – nationale voetbalinformatiecentra, opgericht door lidstaten om hooliganisme bij internationale voetbalwedstrijden te bestrijden door het verzamelen en delen van informatie en het organiseren van samenwerking tussen nationale politieoverheden. Welk idee zit hierachter?
Het Europese beleid gericht op het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit is gebaseerd op het beginsel dat alle EU-burgers dezelfde bescherming tegen misdaad en dezelfde toegang tot het gerecht zouden moeten hebben ongeacht de lidstaat waarin ze zich bevinden. Terzelfder tijd onderkent het dat criminelen geen manier mag worden geboden om misbruik te maken van bestaande verschillen in de nationale wetgeving van de lidstaten. Dit brengt met zich mee: ■ gezamenlijke douane, politie en gerechtelijke operaties ■ gemeenschappelijke normen voor de toegang tot databanken over criminele activiteit ■ compatibiliteit tussen de nationale wetgeving van verschillende lidstaten, bijvoorbeeld op het gebied van aangepaste straffen voor verschillende misdaden.
Definities
Transnationale criminaliteit
criminaliteit die over internationale grenzen heen gaat, of die plaatsvindt in het ene land maar van invloed is op een ander land; grensoverschrijdende criminaliteit
Witwaspraktijken
het versluizen van geld verkregen uit criminele activiteiten naar ogenschijnlijk wettelijke activiteiten door de oorsprong ervan te verbergen, bijvoorbeeld via een winkel of een onderneming
Cybermisdaad
internetcriminaliteit
Gerechtelijke samenwerking
de wetten en wettelijke procedures van EU-lidstaten dichter bij elkaar brengen
Verdrag van Schengen
verdrag tussen Europese staten dat het vrije verkeer van personen mogelijk maakt en de identiteitscontroles aan de grenzen afschaft
Europol
Europees Politiebureau
Raad van Europa
een organisatie die toeziet op mensenrechten uit 47 verschillende Europese staten. Niet te verwarren met de Raad van de Europese Unie (of Raad van Ministers) waarin de regeringsvertegenwoordigers zetelen van de 27 lidstaten. Niet te verwarren met de Europese Raad of Europese Top die de bijeenkomst is van de regeringsleiders van de 27 lidstaten samen met de voorzitter van de Europese Commissie.
28
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
2 Leerdoelstellingen
Doelstellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ Leerlingen verkennen het probleem van geweld bij internationale voetbalwedstrijden en de achterliggende oorzaken ervan. Ze bespreken verschillende manieren om het probleem te bestrijden en hoe die kunnen uitgevoerd worden, hierbij wordt ook gedacht aan de rol die weggelegd is voor intergouvernementele samenwerking. Ze bekijken een paar actuele voorbeelden van internationaal voetbalhooliganisme, in het bijzonder het Heizeldrama, en ontdekken hoe de Europese Unie daarop heeft gereageerd. ■ Leerlingen denken na over andere vormen van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa – ook diegene die voelbaar zijn in hun eigen land. Ze ontdekken wat de Europese Unie doet om haar burgers tegen dit soort criminaliteit te beschermen. ■ Leerlingen denken na over de doeltreffendheid van het huidige EUbeleid en van de EU-maatregelen in verband met grensoverschrijdende criminaliteit. Ze geven hun kijk hierop en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze vragen zich ook af of het werken rondom deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie veranderd heeft.
Leerresultaten
■ Leerlingen zien hoe voetbalhooliganisme nationale grenzen overschrijdt en nemen kennis van de mogelijke oorzaken ervan. Ze maken kennis met de gebeurtenissen van het Heizeldrama en de reactie daarop van de Raad van Europa. Ze begrijpen enkele voor- en nadelen van verschillende manieren om internationaal voetbalgeweld aan te pakken en nemen kennis van maatregelen die de Europese Unie genomen heeft om ermee af te rekenen zoals het Politiehandboek en de Voetbalinformatiepunten. ■ Leerlingen nemen kennis van verschillende soorten van grensoverschrijdende criminaliteit die op het ogenblik in Europese landen aan de orde zijn en van wat de Europese Unie concreet heeft gedaan en doet om daarmee af te rekenen, zoals het Europees Aanhoudingsbevel en het werk van Europol en Eurojust. ■ Leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de manieren die de Europese Unie ontwikkeld heeft om grensoverschrijdende criminaliteit in Europa te bestrijden
29
Europa en ik
2
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 44) en opdrachten voor groepsdiscussie Timing: ongeveer 60’
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op de PowerPoint-presentatie «Een voetbalinterland». Het verhaal gaat over een groep jonge voetbalsupporters die zich te buiten gaan aan geweld bij een internationale voetbalwedstrijd. Leerlingen denken na over wat er volgens hen kan worden gedaan om dit soort geweld te voorkomen en wie daar volgens hen verantwoordelijk voor zou moeten zijn. Deze discussie legt de basis voor een verkenning van grotere problemen van grensoverschrijdende criminaliteit in Europa en de rol van intergouvernementele samenwerking in de bestrijding ervan. Benodigdheden: ■ PowerPoint-verhaal «Een voetbalinterland» ■ Voorkom voetbalgeweld-kaarten ■ Overzicht voor- en nadelen Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint-verhaal Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal «Een voetbalinterland» zien. Ga na of de leerlingen de motieven en factoren die daarin een rol spelen begrijpen. Mogelijke richtvragen: Waarom breekt er vaak geweld uit bij internationale voetbalwedstrijden? Is dat bij andere internationale sporten ook zo? Wiens schuld is dat? Hoe zou je de mentaliteit van de daders beschrijven? Weten jullie of het fenomeen in alle landen in Europa bestaat, of alleen maar in sommige? Opdracht 2 ▪ Voor- en nadelen Verdeel de leerlingen in kleine groepen en vraag de groepen na te denken over wat er gedaan zou kunnen worden om geweld in het internationale voetbal te voorkomen. Geef ze een paar minuten bedenktijd, en vraag hen dan om die ideeën voor de hele groep toe te lichten. Geef elke groep een set kaarten: Voorkom voetbalgeweld en een exemplaar van het overzicht: Voor- en nadelen. Vraag hen de verschillende suggesties op hun set kaarten te bekijken en voor elk daarvan één voordeel en één nadeel te bedenken. Ze moeten hun ideeën in de overzichtstabel invullen. Wijs hen erop dat er een blanco kaart is die ze kunnen gebruiken om een eigen idee op te schrijven. Laat de groepen dan hun denkwerk voor de rest van de groep toelichten. Samen denken ze na over wat volgens hen het grootste voor- en het grootste nadeel van elke suggestie is. Opdracht 3 ▪ Wat is de oplossing? Vraag de leerlingen zich weer in kleine groepen te verdelen, nu om na te denken over welke suggestie volgens hen waarschijnlijk de doeltreffendste is. Ze moeten ook hun eigen suggestie mee in beschouwing nemen, als ze die hebben – of ze ruilen voor een suggestie die ze van een andere groep hebben gehoord. Vraag de groep om de kaarten te rangschikken: van de middelen die het best het internationale voetbalgeweld inperken tot diegenen die het slechts hiervoor aangewezen zijn (‘of de situatie
30
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
zelfs zouden verergeren). Vraag de groep een top 3 van de middelen te maken. Elke groep komt zijn oplossing voorleggen en toelichten aan de grote groep. De klas zou kunnen komen tot een gemeenschappelijke rangschikking of een gemeenschappelijke top 3. Opdracht 4 ▪ Wiens verantwoordelijkheid is het? Vraag de leerlingen na te denken over wiens verantwoordelijkheid het is om internationaal voetbalgeweld te voorkomen: ■ Wiens taak is het volgens jou om geweld in het internationale voetbal te voorkomen? Waarom? (De supporters? De voetbalclubs? Het bestuur van de stad of de gemeente waar de wedstrijd wordt gespeeld? De politie? De media? De UEFA (Union of European Football Associations)? De FIFA? Iemand anders?) ■ Wat kan er gedaan worden om het te voorkomen? Vraag de leerlingen vervolgens na te denken over de verantwoordelijkheden van de nationale regeringen: ■ Denk je dat het zou helpen als de regeringen van de verschillende betrokken landen samen iets zouden proberen te ondernemen? Wat kunnen regeringen dat andere instellingen of organisaties niet kunnen? (Informatie over hooligans uit hun landen met elkaar delen? Bekende hooligans verbieden te reizen? Internationale rechterlijke verboden opstellen? Hun politiekorpsen laten samenwerken – misschien zelfs een gezamenlijke politiemacht opzetten? Andere?) ■ Hoe gemakkelijk is het volgens jou voor regeringen om zo te overleggen? Welke moeilijkheden zijn er? Opdracht 5 ▪ Criminaliteit die nationale grenzen overschrijdt Vraag de leerlingen ten slotte andere soorten criminaliteit te bedenken die nationale grenzen overschrijden: ■ Welke andere vormen van criminaliteit overschrijden de nationale grenzen? (Drugscriminaliteit? Mensensmokkel? Terrorisme? Internet-gerelateerde criminaliteit? Illegale immigratie? Euro-valsemunterij? Wapensmokkel? Andere?) ■ Wat zijn volgens jou de beste manieren om af te rekenen met grensoverschrijdende criminaliteit? Waarom?
31
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
Voorkom voetbalgeweld
Maak kaartjes duurder
Laat internationale wedstrijden in een neutraal land spelen
Belet supporters nog naar wedstrijden in het buitenland te reizen
Zet meer politie in op wedstrijddagen
Bepaal strengere straffen voor voetbalhooliganisme
Belet de media haat aan te wakkeren tussen verschillende landen
Zorg voor meer cameratoezicht buiten voetbalstadions
Straf de clubs als hun supporters voor moeilijkheden zorgen
Verbied voetbalhooligans de toegang tot internationale wedstrijden
Beperk het aantal kaartjes voor buitenlandse supporters
Organiseer strengere beveiliging in de voetbalstadions
Je eigen suggestie
32
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
Overzicht voordelen en nadelen
Voordeel Maak kaartjes duurder
Laat internationale wedstrijden in een neutraal land spelen
Belet supporters nog naar wedstrijden in het buitenland te reizen Zet meer politie in op wedstrijddagen
Bepaal strengere straffen voor voetbalhooliganisme
Belet de media haat aan te wakkeren tussen verschillende landen Zorg voor meer cameratoezicht buiten voetbalstadions Straf de clubs als hun supporters voor moeilijkheden zorgen Verbied voetbalhooligans de toegang tot internationale wedstrijden Beperk het aantal kaartjes voor buitenlandse supporters
Organiseer strengere beveiliging in de voetbalstadions
33
Nadeel
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
2
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 46) Timing: ongeveer 15’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over grensoverschrijdende criminaliteit in Europa en wat de Europese Unie daartegen doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide apart kan ook. Nog afgezien van het specifieke onderwerp van de criminaliteit is de presentatie een goede gelegenheid om de leerlingen te helpen meer te weten te komen over het Verdrag van Schengen en het verschil tussen de Raad van Europa en de Europese Unie Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier te lezen voor deze slides in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Het Heizeldrama Vraag leerlingen of ze gehoord hebben van het Heizeldrama en, indien wel, wat ze erover weten. Op 29 mei 1985 kwamen 39 mensen om en raakten er 670 gewond tijdens de finale van het Europacuptoernooi tussen Liverpool FC uit Engeland en Juventus FC uit Italië in het Heizelstadion in Brussel, België. Ongeveer een uur voor er afgetrapt moest worden, braken Liverpool supporters door een omheining die de twee supportersgroepen uit elkaar hield en vielen aanhangers van Juventus aan. Die werden achteruit gedwongen, waarbij er steeds meer druk kwam op een bouwvallige muur. Die stortte ten slotte in, waarbij de doden vielen. Tweeëndertig van de doden waren Italiaanse Juventus-supporters, vier waren Belgen, twee Fransen en een kwam uit Ierland. Na de ramp werden Engelse voetbalclubs door de UEFA voor onbepaalde tijd uitgesloten van alle Europese competities (deze uitsluiting werd na vijf jaar ingetrokken), waarbij Liverpool F.C. nog eens drie jaar extra werd uitgesloten. Veertien Britse fans werden tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Slide 2 ▪ Internationaal voetbalgeweld in Europa Vraag de leerlingen of ze andere voorbeelden van geweld bij internationale voetbalwedstrijden in Europa kennen. De voorbeelden hier spreken voor zichzelf. Slide 3 ▪ De Raad van Europa ‘Europese Conventie’ Als antwoord op het Heizeldrama werd een ernstige inspanning geleverd om grensoverschrijdende samenwerking in Europa in te stellen tussen de twee belangrijkste voetbalautoriteiten, de FIFA en de UEFA. In 1985 publiceerde de Raad van Europa de ‘Europese Conventie voor toeschouwergeweld en -wangedrag bij sportevenementen en in het bijzonder bij voetbalwedstrijden’. Doel ervan was organisaties en overheden te laten
34
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
samenwerken om veiligheid en ordelijk gedrag bij sportevenementen te verzekeren. De conventie stelde voor maatregelen te nemen om gewelddadig gedrag in de sport te voorkomen en te bestraffen door het coördineren van politiekorpsen, regeringen en overheidsdiensten van over heel Europa. De conventie stelde ook voor supportersclubs op te richten, schikkingen te treffen bij het reizen en stadions veiliger te bouwen. De conventie was het eerste voorbeeld waar politiesamenwerking tussen verschillende Europese staten in verband met voetbalhooliganisme gewoon werd en wordt vandaag nog steeds beschouwd als het adequate raamwerk voor samenwerking op het gebied van hooliganisme. Slide 4 ▪ Europese samenwerking bij voetbalgeweld Hoewel er een aantal resoluties en verslagen van het Europees Parlement zijn geweest en verscheidene resoluties en beslissingen van de Europese Raad in verband met hooliganisme bij internationale voetbalevenementen bestaan, is er op dit gebied niet veel concrete EU-wetgeving. Een permanente commissie van de Europese Unie ziet erop toe dat de aanbevelingen van de Raad van Europa worden nagevolgd en geeft zelf praktische richtlijnen op terreinen als Europees stadionbeleid, het van elkaar gescheiden houden van rivaliserende supporters, controle op de kaartverkoop, het weren van herrieschoppers en dergelijke. Er wordt ook specifiek werk gemaakt van de preventie van racistisch gedrag en discriminatie bij sportevenementen. EU-initiatieven hebben zich toegespitst op twee hoofddoelstellingen: ■ het verbeteren van de uitwisseling van ervaringen tussen EU-lidstaten om tot gemeenschappelijke criteria op het gebied van veiligheid en openbare orde te komen; ■ het uitbreiden van de samenwerking op EU-niveau, in het bijzonder bij het uitwisselen van informatie over voetbalsupporters, hun reizen naar andere landen en hun indeling als vreedzaam of gewelddadig. In het bijzonder is de nadruk gelegd op: ■ verhinderen dat hooligans hun eigen landen verlaten ■ hooligans de toegang tot het gastland ontzeggen of hen uit het gastland uitwijzen ■ beleid in verband met gerechtelijke veroordelingen, stadionverboden en het zich verplicht melden bij de politie. Politiehandboek
In 1999 gaf de Raad van Ministers van de EU een handboek voor de nationale politiekorpsen uit dat praktische voorbeelden geeft van methoden om de politiesamenwerking te verbeteren teneinde geweld en ongeregeldheden bij internationale voetbalwedstrijden te voorkomen en te beheersen. Het handboek geeft ook aanbevelingen in verband met operaties voor de wedstrijd, informatiebeheer, de relaties tussen de politie en de media, samenwerking tussen politiekorpsen en stewards, en toelating- en kaartverkoopbeleid. Die worden geregeld aangepast om er ook de laatste praktijken in te verwerken.
Voetbalinformatiepunten
In 2002 leidde een beslissing van de Raad ertoe dat de politie in elke lidstaat een nationaal voetbalinformationcentrum oprichtte en beheerde, dat verantwoordelijk is voor: ■ het verzamelen, coördineren en uitwisselen van strategische, operationele en tactische informatie over voetbalwedstrijden met een internationale dimensie;
35
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
■ het coördineren en organiseren van samenwerking tussen nationale politieoverheden; risicobeoordeling wat de clubs en het nationale elftal van het eigen land betreft. Slide 5 ▪ Grensoverschrijdende criminaliteit in Europa Vraag de leerlingen of ze andere soorten criminaliteit kunnen bedenken die van het ene Europese land naar het andere overslaan. De voorbeelden spreken voor zichzelf. Slide 6 ▪ EU-optreden in verband met grensoverschrijdende criminaliteit Europol : is het Europese Politiebureau, gevestigd in Den Haag in Nederland. Het doel ervan is de verbetering van de doeltreffendheid en de samenwerking tussen de ordehandhavingdiensten van de lidstaten bij het voorkomen en bestrijden van internationaal georganiseerde zware misdaad. Dat is het geval waar er sprake is van een georganiseerde criminele structuur en twee of meer lidstaten daardoor getroffen worden. Europol steunt de ordehandhavingactiviteiten van de lidstaten op het gebied van: ■ illegale drugssmokkel ■ illegale immigratienetwerken ■ terrorisme ■ illegale voertuigsmokkel ■ mensenhandel, inclusief kinderpornografie ■ valsemunterij (namaak van de Euro) en het vervalsen van andere betalingsmiddelen ■ witwaspraktijken ■ cybercriminaliteit. Het steunt lidstaten door: ■ de uitwisseling van informatie tussen Europol-verbindingsofficieren, die de lidstaten bij Europol hebben gedetacheerd, te faciliteren ■ te voorzien in operationele analyse om de operaties van lidstaten te steunen ■ strategische rapporten (bijvoorbeeld dreigingbeoordelingen) en misdaadanalyses op te stellen ■ expertise en technische steun voor onderzoeken en operaties te leveren. De kern van de dienst wordt gevormd door een zeer uitgebreide computerdatabank (TECS - Europol Computer System) die nationale ordehandhavingdiensten over de hele Europese Unie helpt informatie over bekende en veronderstelde criminelen en over gestolen goederen te delen. Eurojust Eurojust is een lichaam van de Europese Unie dat is opgericht om de coördinatie tussen lidstaten bij het onderzoeken en vervolgen van ernstige grensoverschrijdende en georganiseerde misdaad te helpen verbeteren, in het bijzonder door het bieden van internationale wederzijdse rechtshulp en de uitvoering van verzoeken tot uitlevering te faciliteren. Eurojust is het eerste permanente netwerk van gerechtelijke overheden ter wereld, en belegt bijeenkomsten, met vertaaldienst, tussen rechercheurs en openbaar aanklagers uit verschillende staten die individuele gevallen behandelen, op een strategisch niveau en in verband met specifieke soorten criminaliteit. Het College van Eurojust bestaat nu uit 27 nationale leden, een per EU-lidstaat. De nationale leden zijn ervaren openbaar aanklagers of rechters.
36
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
Europees Aanhoudingsbevel Een Europees Aanhoudingsbevel, geldig in de hele Europese Unie, werd van kracht in 2004 en vervangt sindsdien uitleveringsprocedures tussen lidstaten. Het bevel mag uitgevaardigd zijn door een nationale rechtbank als de gezochte persoon beschuldigd wordt van een misdrijf waarop een maximale gevangenisstraf van ten minste één jaar staat, of als hij of zij veroordeeld is tot een gevangenisstraf van minimaal vier maanden. Het Europees Aanhoudingsbevel impliceert snellere en eenvoudiger overdrachtsprocedures zonder politieke bemoeienis. De staat waarin de gezochte wordt gearresteerd moet hem/haar overdragen aan de staat waar het EAB werd uitgegeven na ten hoogste 90 dagen na de aanhouding. Door het EAB kunnen lidstaten niet meer weigeren hun eigen burgers die in een ander EU-land een ernstige misdaad hebben gepleegd, of die van het plegen van een dergelijke misdaad worden verdacht, uit te leveren aan een andere lidstaat op grond van het feit dat ze landgenoten zijn. Slide 7 ▪ Kaart van het Schengengebied Vraag leerlingen of ze Europese landen kunnen opnoemen die onderling geen fysieke grensposten of controles hebben. Laat hen dan de kaart met de landen van het Verdrag van Schengen zien en zie erop toe dat ze die kunnen benoemen. Zie erop toe dat ze de landen kunnen noemen die geen EU-lidstaat zijn, en de EU-lidstaten die geen Schengen-landen zijn. Het Verdrag van Schengen is een wettelijk verdrag tussen Europese staten dat het vrije verkeer van personen mogelijk maakt en de identiteitscontroles aan de grenzen afschaft. Het geldt in 25 EU- en 4 niet-EU-lidstaten (+ Zwitserland afhankelijk van het resultaat van het Zwitsers referendum in voorjaar 2009). Het doel ervan is een gemeenschappelijke ruimte om in te reizen in te stellen zonder binnengrenzen maar met gemeenschappelijke buitengrenzen. In Schengenlanden hoeven burgers normaal gesproken hun paspoorten niet te laten zien als ze grenzen tussen het ene Schengenland en het andere overgaan. De meeste EU-lidstaten maken nu ook deel uit van Schengen, maar Ierland en het VK zijn nog altijd buiten Schengen, via een afwijking van de regel (of derogatie) van de betrokken wet (Verdrag van Amsterdam). Vraag de leerlingen na te denken over wat zij beschouwen als de voor- en nadelen van deze regeling, in het bijzonder over het effect dat die volgens hen op de criminaliteit zou kunnen hebben.
37
Europa en ik
2
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek Timing: ongeveer 60’
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om de kwestie van grensoverschrijdende criminaliteit in hun eigen land zelf te onderzoeken. Ze bekijken hoe over grensoverschrijdende criminaliteit verslag wordt gedaan in nationale en plaatselijke tijdschriften en kranten en hoeveel aandacht er geschonken wordt aan de acties van de Europese Unie om daar iets tegen te doen. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de doeltreffendheid van wat de EU doet en over de mate waarin dat in hun eigen land wordt waargenomen. Hierbij zijn een verzameling nationale en plaatselijke kranten en weekbladen nodig, exemplaren van de misdaadoverzichtslijst en exemplaren van de resultatentabel. Voor u begint, wordt u aangeraden eerst de achtergrondinformatie voor de docent aan het begin van dit dossier te lezen. Methode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Verdeel de leerlingen in kleine groepen en geef elke groep een selectie van oude kranten of weekbladen en een exemplaar van de misdaadoverzichtslijst en de resultatentabel. Vertel de leerlingen dat ze de kranten en weekbladen door moeten nemen om te kijken hoeveel artikelen ze kunnen vinden waarin van grensoverschrijdende criminaliteit sprake is die of in hun eigen land haar oorsprong vindt, of er invloed op heeft. De misdaadoverzichtslijst zal hun een paar ideeën aan de hand doen waar ze naar moeten zoeken. Elke vermelding die ze vinden moet worden genoteerd in de resultatentabel – opgedeeld in soort criminaliteit, de verschillende landen die erdoor getroffen worden en wat ertegen gedaan wordt, ook door de Europese Unie. Als u denkt dat een willekeurige verzameling kranten en weekbladen uw leerlingen waarschijnlijk onvoldoende voorbeelden zal opleveren om mee te werken, moet u misschien zelf tevoren een verzameling geschikte artikelen aanleggen – genoeg om elk van uw groepen te voorzien van een verschillende selectie om te bestuderen. Opdracht 2 ▪ Nabespreking Als de groepen klaar zijn met hun werk, brengt u de groepen allemaal samen om ze hun bevindingen te laten geven. Geef de leerlingen vervolgens wat tijd om na te denken over wat ze hebben gevonden. Nuttige vragen om hier te stellen zijn onder meer: ■ Over welke soorten misdaden vond je artikelen? ■ Welke landen waren er bij betrokken? ■ Wat werd er over de Europese Unie gezegd? ■ Wat heb je uit deze oefening geleerd? ■ Wat heb je opgestoken over grensoverschrijdende criminaliteit in verband met je eigen land?
38
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
■ Wat heb je opgestoken over wat er allemaal wordt gedaan om grensoverschrijdende criminaliteit in Europa te bestrijden? ■ Vind je dat er meer inspanningen geleverd zouden moeten worden om dit soort criminaliteit te bestrijden? Indien wel, wat voor dingen denk je dat er gedaan zouden moeten worden en wiens verantwoordelijkheid is dat? Zou het helpen als Europese landen daarin nauwer zouden samenwerken?
39
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
Misdaadoverzichtslijst
■ Drugssmokkel ■ Geld witwassen ■ Wapensmokkel ■ Internationale autodiefstal ■ Terrorisme ■ Hooliganisme bij internationale voetbalwedstrijden ■ Internetporno ■ Smokkel van illegale immigranten ■ Smokkel van bedreigde planten of dieren ■ Computerhacken of virussen ■ Mensenhandel (gedwongen prostitutie) ■ Illegaal storten van gevaarlijk afval ■ Smokkel van cultuurgoederen ■ Andere?
40
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
Resultatentabel
Misdaad
Landen
41
Actie
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
2
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over de uitwerking ervan op hun opvattingen over Europa en de Europese Unie. Van belang is ook hun de kans te geven om na te denken over hoe zij ook concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad – zie verder – kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgeleverde blad – individueel of met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat er dingen zijn die zij zelf zouden kunnen doen om te helpen tot een oplossing te komen in kwesties waarover ze hebben geleerd. Daarom is het van belang hun op die mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of er iets is wat zij graag verder zouden willen volgen, in de vorm van verder onderzoek of concrete actie. Leerlingen willen bijvoorbeeld misschien: ■ een vraag stellen aan de Europese Commissaris die bevoegd is voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid: (http://ec.europa.eu/commission_barroso/frattini/welcome/onlineform/default_en.htm) Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU?
42
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
43
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 2 : Activiteit 1
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
44
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
45
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 2 : Activiteit 2
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
46
Europa en ik
Dossier 2 : Naar een veiliger Europa?
47
Europa en ik
3
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Europa en ik De consument beter beschermd?
Doel
Jonge mensen bewust maken van grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa en van wat de Europese Unie daarvoor doet.
Focus
Als voorbeeld worden de roamingkosten voor mobiel downloaden gebruikt, om leerlingen te betrekken bij het ruimere thema van grensoverschrijdende consumentenbescherming en bij de manier waarop landen daarvoor zouden kunnen samenwerken.
Context
Met het openen van handelsgrenzen binnen de eengemaakte markt en met de eenheidsmunt, de groei van internet en van de elektronische handel en de uitbreiding van de dienstensector, rijzen er voor de burgers van de Europese Unie steeds nieuwe vragen in verband met consumentenbescherming. Meer en meer mensen kopen goederen en diensten op internet en van handelaars in het buitenland. Het gevolg is een groeiend aantal klachten van klanten over grensoverschrijdende aankopen. Het vertrouwen van de consument is belangrijk voor het succesvol functioneren van een interne markt tussen Europese landen. Mensen moeten er zeker van zijn dat ze voldoende duidelijke informatie krijgen voor ze dingen kopen en dat ze duidelijke juridische rechten hebben als een transactie verkeerd uitpakt.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de leerkracht over grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over mobiel downloaden in het buitenland en discussieideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over roamingkosten voor mobiele breedband en grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om problemen in hun eigen omgeving met internetaankopen uit andere landen te onderzoeken.
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
48
Europa en ik
3 Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over grensoverschrijdende bescherming van consumenten n Europa en wat de Europese Unie daarvoor doet
In december 2006 nam de EU een nieuw programma voor de bescherming van consumenten aan voor de periode 2007-2013, met een budget van €157 miljoen. Het heeft twee hoofddoelstellingen: ■ consumenten een hoog beschermingsniveau bieden, meer bepaald door beter bewijs, betere advies en een betere verdediging van hun belangen; ■ een doeltreffende toepassing verzekeren van consumentenbeschermingsregels, vooral door toe te zien op samenwerking, informatie, voorlichting en schadeloosstelling. Al genomen maatregelen beslaan een breed spectrum van consumentenzaken, zoals: ■ Detailhandel, garanties en prijsaanduidingen Elke consument kan een product terugzenden als het minder dan twee jaar na aankoop stuk gaat. Producenten zeggen vaak dat ze slechts twaalf maanden garantie geven, maar in de EU-wetgeving staat het anders. Als de goederen niet conform het verkoopcontract worden geleverd, kunnen consumenten vragen dat die goederen worden hersteld, vervangen, en in prijs verlaagd, of dat het contract komt te vervallen. De laatste verkoper, die aansprakelijk is tegenover de consument, kan op zijn beurt ook de producent aansprakelijk stellen in hun zakelijke relatie. Dit wordt geregeld in Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement. De Richtlijn inzake de Prijs per Meeteenheid verplicht handelaars de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid aan te geven op alle producten die ze de consument te koop aanbieden. Het doel hiervan is de informatie voor de consument te verbeteren en het vergelijken van prijzen te vereenvoudigen. Deze informatie moet ondubbelzinnig, duidelijk leesbaar en gemakkelijk te onderscheiden zijn. Als in reclame de verkoopprijs wordt genoemd, moet daarin ook de meeteenheidsprijs worden vermeld. Voor producten die in bulk worden verkocht, moet alleen de meeteenheidsprijs aangegeven staan. ■ Veiligheidsnormen Als aanvulling op de Richtlijn betreffende algemene productveiligheid, aangenomen in 1992, zijn er nu ook individuele veiligheidsmaatregelen voor speelgoed, persoonlijke beschermingsuitrusting, elektrische toestellen, cosmetica, farmaceutische producten, machines en recreatief materiaal. Een herziene Richtlijn werd van kracht in januari 2004, met nieuwe en striktere regels over het terugroepen van producten die mankementen vertonen. De Europese Commissie krijgt nu meer dan 1.000 berichten over gevaarlijke producten per jaar. De nieuwe regels stellen veiligheidsvereisten in voor consumentenproducten zoals sport- en speeltuinuitrusting, artikelen voor kinderverzorging, gastoestellen en de meeste huishoudelijke producten zoals textiel en meubilair. ■ Misleidende en vergelijkende reclame Richtlijn 97/55/EG introduceert het concept van vergelijkende reclame, die wordt gedefinieerd als “elke vorm van reclame waarbij hetzij een
49
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
concurrent hetzij door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd”. Vergelijkende reclame is toegestaan, op een aantal voorwaarden – ze mag onder meer niet misleidend zijn; ze moet goederen of diensten vergelijken die aan dezelfde behoeften voldoen of voor hetzelfde bedoeld zijn. De Richtlijn stelt een systeem in het vooruitzicht ter afhandeling van grensoverschrijdende klachten in verband met vergelijkende reclame. ■ Schadevergoeding De Europese Commissie heeft een Netwerk van Europese Centra voor de Consument (ECC-Net) opgezet om klachten van consumenten te behandelen. Er is een centrum in elke lidstaat. Een vergelijkbaar netwerk, FIN-NET, vervult dezelfde rol voor grensoverschrijdende klachten over financiële diensten. Welk idee zit hierachter?
Definities
Het doel van het Europese consumentenbeleid is ervoor te zorgen dat je rechten beschermd zijn en dat je schadeloosstelling kunt krijgen, waar je ook bent in de EU en of je nu goederen in een winkel koopt, via email of via de telefoon en internet. Het probeert dat niet alleen door de wetgeving te verwezenlijken, maar ook door richtsnoeren voor goede praktijken te geven en door consumentenvoorlichting - zoals de Europese schoolagenda voor leerlingen tussen de vijftien en de achttien, opleiding in Europese consumentenwetgeving voor het personeel van consumentenorganisaties en online consumentenvoorlichting op http://www.dolceta.eu. Voor de Europese schoolagenda zie: http://www.generation-europe.org/page.asp?lgid=6&menuID=77 Roaming
als je met je mobieltje in het buitenland belt of opgebeld wordt
Tarief
een vaste prijs
Eurotarief
prijs vastgesteld door de Europese Commissie, en die door de maatschappijen voor mobiele telefonie niet mogen overschreden worden, deze prijs geldt zowel voor oproepen gedaan of ontvangen in het buitenland
ECC
Europees Centrum voor de Consument
Schadeloosstelling
het vergoeden van een schade, compensatie
Regulering
een EU-beslissing die direct geldt voor alle lidstaten en burgers in de hele EU zonder dat ze eerst in een nationale wet hoeft te worden omgezet
Harmonisering
het op elkaar afstemmen van nationale wetten in alle EU-lidstaten
50
Europa en ik
3 Leerdoelstellingen
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Doestellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ De leerlingen verkennen het probleem van de hoge kosten die worden aangerekend voor het gebruik van mobiele breedband in het buitenland in Europa en een paar oorzaken ervan. Ze discussiëren over wat zij vinden dat daar aan moet worden gedaan en wie dat zou moeten doen (zij houden hierbij rekening met de rol van intergouvernementele samenwerking). Ze bekijken actuele voorbeelden van burgers van Europese landen die onverwacht hoge kosten krijgen aangerekend voor downloads van het internet in het buitenland en wat de Europese Unie al heeft ondernomen op het gebied van roamingkosten voor mobiel bellen. ■ De leerlingen bekijken andere gevallen van grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa. Ze leren wat de Europese Unie op dit gebied doet. ■ De leerlingen denken na over de doeltreffendheid van het huidige EU-beleid voor grensoverschrijdende bescherming van consumenten. Ze geven hun kijk hierop en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze denken erover na hoe werken rond deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie heeft veranderd.
Leerresultaten
■ De leerlingen zullen vertrouwd zijn met het probleem van de roamingkosten voor het gebruik van mobiele breedband voor Europese consumenten en daar minstens één praktisch voorbeeld van kennen. Ze leren over wat de Europese Unie al heeft gedaan op het gebied van roamingkosten voor mobiel bellen. ■ De leerlingen nemen kennis van een reeks thema’s betreffende consumentenbescherming die nationale grenzen overschrijden en van wat de Europese Unie daarvoor onderneemt, met inbegrip van het werk van het Europees Centrum voor de Consument en de EU-Richtlijn betreffende de verkoop op afstand. Ze leren enkele problemen kennen die zich kunnen voordien bij het kopen van goederen en diensten uit andere landen via internet en een indruk krijgen van de mate waarin die ook in hun eigen omgeving voorkomen. ■ De leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de huidige aanpak van de EU in verband met grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa.
51
Europa en ik
3
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 64) en discussieopdrachten Timing: ongeveer anderhalf uur)
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op de PowerPoint-presentatie: «Een dure vakantie». Het verhaal gaat over een jongeman die op vakantie in een ander land via zijn laptop chat met zijn vrienden thuis en de chatsessie laat openstaan, hij krijgt bij zijn thuiskomst een onverwacht hoge rekening. De leerlingen denken na over wat er volgens hen kan worden gedaan om roamingkosten voor het gebruik van mobiele breedband te beperken als je in Europa reist. Ze denken na over wie daar volgens hen verantwoordelijk voor zou moeten zijn. Dit legt de basis voor een verkenning van ruimere problemen met grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa en de rol van intergouvernementele samenwerking in het oplossen daarvan. U hebt nodig: ■ PowerPoint-verhaal: «Een dure vakantie» ■ Vijf discussiekaartensets = beschrijving van de standpunten van de personages in het rollenspel Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint-verhaal Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal: «Een dure vakantie zien». Ga na of de leerlingen de getoonde gebeurtenissen begrijpen. Vraag hen bijvoorbeeld: Waarom is hij verbaasd door de grootte van de rekening? Weet je wat roaming is? Opdracht 2 ▪ Rollenspel Zeg de leerlingen dat ze een rollenspel gaan doen gebaseerd op een televisieprogramma over consumentenbescherming. Het tv-programma onderzoekt de hoge tarieven die mobieletelefoniemaatschappijen aanrekenen voor breedbandroamingkosten in het buitenland. Vandaag is er een speciaal studiodebat over wat er met Sacha is gebeurd. U speelt de rol van tv-gastheer en de leerlingen spelen alle andere personages Voorbereiding Verdeel de leerlingen in vijf kleine groepen en geef elke groep een set discussiekaarten. Leg uit dat elke groep een van de hoofdfiguren in het rollenspel moet spelen: (1) Sacha, (2) Sacha’s vader, (3) Sacha’s moeder, (4) Sacha’s beste vriendin, en (5) een vertegenwoordiger van de maatschappij voor mobiele telefonie. Wijs elke groep een personage toe en geef de groepen wat tijd om de reacties en standpunten van hun personage in de tv-uitzending voor te bereiden. Indien nodig kunt u de groepen helpen door een paar vragen te suggereren die hun personage vermoedelijk voorgeschoteld zal krijgen. Vraag dan om vrijwilligers – een uit elke groep – om de hoofdfiguren te spelen. De anderen spelen het studiopubliek. Leg uit dat jij – de leerkracht – de rol van de tv-gastheer op je neemt. Richt de klas dan zo in dat ze op een televisiestudio lijkt – met vijf stoelen vooraan. Het rollenspel Begin te spelen. In uw rol als gastheer vertelt u de kijkers eerst waar het
52
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
debat over zal gaan. U verwelkomt de speciale gasten en het publiek. Vraag Sacha dan zijn verhaal te vertellen. Laat vervolgens de andere personages antwoorden op wat Sacha heeft gezegd. Laat daarna de verschillende personages antwoorden op wat ieder van hen zegt – indien nodig door zelf de verdere vragen te stellen. U kunt dan aan het publiek vragen of ze een vraag willen stellen aan een van de gasten of zelf iets willen opmerken (het is een goed idee om hen mogelijke vragen en opmerkingen te laten opschrijven in de loop van het programma). Ga voort met het debat tot het ernaar uitziet dat alle belangrijke punten aan bod zijn gekomen. Vraag het publiek dan om te stemmen over het volgende: ■ Vind je het fair dat maatschappijen voor mobiele telefonie hogere tarieven vragen voor internetgebruik in het buitenland? Ja of nee? Vraag ten slotte elke gast om in één zin samen te vatten wat hij of zij denkt en wat hij of zij ervan vindt aan het einde van het programma. Bedank hen en het publiek dan en beëindig het programma – misschien met applaus van het publiek. Nabespreking Laat de leerlingen uit hun rol komen en ruim de klas weer op. Vraag vervolgens de hele groep wat zij er nu van vinden: ■ Wie van de personages in het debat verwoordde het best jouw standpunt?Voor wie was jij? Waarom? ■ Wat waren volgens jou de sterkste en de zwakste argumenten in het debat? Opdracht 3 ▪ Wat moet er gebeuren? Vraag de hele groep hoe het probleem van de hoge roamingkosten voor het gebruik van mobiele breedband volgens hen moet worden aangepakt: ■ Wat zou er zoal gedaan kunnen worden om situaties als deze te voorkomen? (Waarschuwingsposters ophangen in reisbureaus, toeristenkantoren, luchthavens, ferry’s, enz.? Winkeliers hun klanten het tarief laten meedelen als ze een toestel kopen? Fabrikanten een ‘gezondheids’waarschuwing op het toestel laten aanbrengen? Telefoonmaatschappijen in het buitenland hetzelfde tarief laten aanrekenen als thuis? Iets anders?) ■ Denk je dat het zou helpen als er hierover een wet bestond? Indien wel, wat zou er volgens jou dan in die wet moeten staan? (Telefoonmaatschappijen zouden in het buitenland hetzelfde tarief moeten aanrekenen als thuis? Telefoonmaatschappijen hebben de plicht ervoor te zorgen dat iedereen die van hun diensten in het buitenland gebruik maakt weet wat het tarief is? Er zou een bovengrens moeten zijn op het tarief dat ze kunnen aanrekenen? Iets anders?) ■ Denk je dat het zou helpen als landen hier samen iets aan zouden willen doen? Indien wel, hoe? (Ervoor zorgen dat de prijzen in elk land gelijk zijn? Druk uitoefenen op de telefoonmaatschappijen ? Iets anders?) Opdracht 4 ▪ Hoe zit het met andere goederen en diensten? Vraag de leerlingen om allemaal samen te brainstormen over een paar
53
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
andere goederen en diensten die mensen op vakantie in het buitenland zouden willen kopen. Schrijf alle suggesties op. Vraag de leerlingen dan in duo’s het volgende te bespreken: ■ Stel je voor dat je een van die dingen zou willen kopen tijdens een vakantie in het buitenland. Wat zou jij het belangrijkst vinden: ● dat het dezelfde prijs is als thuis? ● dat het van dezelfde kwaliteit is als thuis? ● dat als er iets mis gaat, je dezelfde rechten hebt als thuis? ● dat de veiligheidsnormen dezelfde zijn als thuis? Laat een paar duo’s hun opvattingen delen met de hele groep. Besluit, afhankelijk van de gegeven antwoorden, de activiteit met de vraag: ■ Wie moet ervoor zorgen dat die elementen thuis en in het buitenland dezelfde zijn? (Winkeliers? Fabrikanten? Regeringen? De Europese Unie?)
54
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Discussiekaarten / Leerlingenmateriaal
(1) Sacha’s vader “Ik had hem nog gezegd die laptop niet mee te nemen op vakantie. Maar je denkt toch niet dat hij naar me zou luisteren? Welnee. En dus zit hij nu met die enorme rekening. Zou nooit gebeurd zijn als hij die laptop thuis had gelaten, zoals ik hem had gezegd. En laat hij niet denken dat wij hem gaan helpen die rekening te betalen. Mooi niet. Moet hij zelf maar een oplossing voor zien te vinden. Eigen schuld.”
(2) Sacha’s moeder “Ik weet ook niet waarom hij die computer zo lang heeft laten aanstaan. Hij zal er even niet aan gedacht hebben – ’t was een ongeluk eigenlijk. Je kunt het hem niet echt kwalijk nemen. Maar ondertussen zit hij wel met die afschuwelijk hoge rekening. Ik weet niet hoe hij die gaat betalen. Hij volgt zijn opleiding nog. Ik denk dat wij op de een of andere manier zullen moeten bijspringen.”
(3) Mobieletelefoon-maatschappij “Ik begrijp dat het een hoge rekening is voor zo’n jong iemand, maar ik ben bang dat ze die wel gewoon zal moeten betalen. Je kunt niet zomaar naar het buitenland gaan en verwachten dat alles daar hetzelfde kost als thuis. Iedereen die van plan is zijn mobiele breedband in het buitenland te gebruiken, zou eerst moeten nakijken wat het tarief is. Dat is wel normaal en verstandig.”
(4) Sacha’s beste vriendin “Het is niet eerlijk dat Sacha en zijn familie die rekening moeten betalen. Het is de schuld van de telefoonmaatschappij. Als ze je meer aanrekenen voor downloaden in het buitenland, dan zouden ze dat duidelijk moeten zeggen. Dan weet je wat je doet. Ik snap om te beginnen toch al niet waarom ze je in een ander land meer zouden moeten aanrekenen.”
55
Europa en ik
3
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 66) Timing: ruim 15’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over grensoverschrijdende bescherming van consumenten in Europa en wat de Europese Unie daarvoor doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide apart kan ook. Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier te lezen voor deze bladen in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Een rekening van 13.200 euro voor mobiel breedbandgebruik Vraag de leerlingen of ze verhalen kennen over mensen die terugkwamen uit vakantie en toen enorme rekeningen voor mobiel breedbandgebruik kregen. Een man in Groot-Brittannië kreeg een rekening van 13.200 euro voor het gebruik van zijn Vodaphone mobiele breedband nadat zijn vrouw via zijn mobieltje vier afleveringen van de tv-sitcom Friends had gedownload toen ze in het buitenland was. Het downloaden was gegaan via een van Vodafones mobiele breedbandgegevensbundels en zou gratis zijn geweest als het in Groot-Brittannië was gebeurd. Het downloaden zelf begon in Groot-Brittannië en werd voortgezet nadat zijn vrouw naar Duitsland was gevlogen, waar de tarieven voor roaming aanzienlijk hoger zijn. (Broadband Watchdog, 3 maart 2008). Slide 2 ▪ Een rekening van 5.880 euro voor tv kijken in het buitenland Een Engelse advocate die op internet naar Engelse tv-shows keek toen zij met vakantie was kreeg bij terugkeer een rekening van 5.880 euro van haar mobiele telefonie maatschappij. De vrouw weigert de rekening te betalen omdat haar nooit was verteld dat het abonnement van 25 pond dat ze maandelijks betaalde voor ‘onbeperkt downloaden’ in het buitenland niet gold. Tijdens een lang weekend in Villefranche aan de Franse Riviera wilde ze de laatste afleveringen van enkele van haar favoriete tv-shows zien door gebruik te maken van de iPlayer-dienst van de BBC. Ze downloadde het programma op haar laptop, waarbij ze een Vodafone 3G-kaart gebruikte, waarmee je een snelle internetverbinding krijgt. Ze nam ten onrechte aan dat haar abonnement ook downloaden in het buitenland omvatte: haar provider, zoals de meeste andere telecombedrijven, rekent buiten het VK in feite een veel hoger tarief aan. Ze zei: «U kunt zich voorstellen hoe ik me voelde toen ik die rekening kreeg. Ik weiger ze te betalen omdat ik, toen ik mijn telefoon en mijn 3G-kaart kocht, geen enkele informatie kreeg die mij vertelde dat het me zo’n sommen zou gaan kosten om gegevens te downloaden in het buitenland. De ironie is dat het hotel waar ik verbleef wifi-toegang tot het net had die me maar 15 euro per dag zou hebben gekost, maar ik dacht dat ik die uitspaarde door mijn 3G-kaart te gebruiken.» (Daily Telegraph) Slide 3 ▪ De EU en roamingkosten Roaming is wanneer je met een mobiele telefoon belt of opgebeld wordt als je in het buitenland bent, voor zaken of met vakantie. Je oproepen worden
56
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
dan door een buitenlands netwerk behandeld omdat je eigen provider normaal gesproken niet in dat land actief is. Voor die dienstverlening laat de buitenlandse netwerkoperator jouw operator thuis betalen. Die extra kosten worden aan jou doorberekend bovenop de gebruikelijke kosten van een binnenlandse oproep. Je kunt buitenlandse netwerken kiezen voor betere tarieven. De Europese roamingregulering heeft de kosten met meer dan 60% gedrukt voor de consument die binnen de EU met zijn mobieltje oproepen verstuurt of ontvangt in het buitenland. Ze werd van kracht in juli 2007, en slechtte daarmee een van de laatste grenzen in Europa’s binnenmarkt. De regulering voert een prijzenbovengrens in; daaronder kan er geconcurreerd worden. Ze zorgt er ook voor dat informatie duidelijker en toegankelijker is voor de consument. Mobiele diensten providers moeten hun klanten per sms gratis voor ieder land specifieke informatie geven over roamingkosten als ze een andere lidstaat binnengaan. De bovengrens wordt het eurotarief genoemd. Op dit ogenblik omvat de regulering echter niet de tarieven voor roamingdiensten voor sms en gegevens. Viviane Reding, de Europese Commissaris voor Informatie, Maatschappij en Media, heeft geëist van de de telefoonmaatschappijen dat zij vanaf 1 juli 2008 hun tarieven voor het downloaden van gegevens en sms-boodschappen in het buitenland zouden verminderen. Ze zei: ‘Een tekstboodschap sturen of gevens downloaden in aan ander land zou niet aanzienlijk duurder mogen zijn dan thuis. Hogere kosten in het buitenland moeten een reden hebben, anders zullen ze moeten verdwijnen.’ Slide 4 ▪ De Europese Richtlijn betreffende verkoop op afstand Leg het groeiende aantal problemen in verband met de bescherming van consumenten uit aan de hand van de groeiende mobiliteit in Europa vanwege de eengemaakte markt en de eengemaakte munt, en het gebruik van elektronisch winkelen en handeldrijven. De Europese richtlijn slaat op contracten die worden gesloten via communicatie op afstand (zonder onderhandelingen tussen de verkoper en de koper in elkaars fysieke aanwezigheid), bijvoorbeeld e-mailbestellingen, tv-shoppingkanalen, email, internet. Ze verplicht handelaars de consument via email of schriftelijk bepaalde informatie te bezorgen, bijvoorbeeld zijn recht om het contract te annuleren en hoe hij dat kan doen, de belangrijkste kenmerken van de goederen of de diensten, de prijs, inclusief heffingen en leveringskosten en schikkingen in verband met levering of prestatie. Handelaars die niet binnen dertig dagen leveren kunnen het contract automatisch geannuleerd zien. Als de bestelde goederen niet beschikbaar zijn, moet de handelaar de consument zijn geld terugstorten binnen de dertig dagen nadat hij die ervan op de hoogte heeft gebracht dat het product er niet komt, tenzij de consument akkoord gaat met een alternatief of op de hoogte is gebracht dat hij of zij ieder ter vervanging aangeboden product kosteloos kan retourneren. Als hij of zij goederen koopt, krijgt een consument een ‘afkoelingsperiode’ van zeven dagen, die begint op de dag nadat de goederen werden ontvangen indien de bovengenoemde informatie tijdig is verstrekt (voor of bij levering van de goederen). De afkoelingsperiode geeft de consument de mogelijkheid de goederen te controleren, terug te sturen en het contract te annuleren om welke reden dan ook. Slide 5 ▪ Wat de EU doet ter bescherming van de consument Zie de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier voor meer uitleg.
57
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Slide 6 ▪ Europees Centrum voor de Consuments (ECC) De Europese Commissie heeft een Netwerk van Europese Centra voor de Consument (ECC-Net) opgezet om klachten van consumenten te behandelen, waar burgers gratis advies kunnen krijgen over hun rechten als consument in Europa en makkelijk toegang hebben tot schadeloosstelling, in het bijzonder in het geval dat de consument een grensoverschrijdende aankoop heeft gedaan. Er is een centrum in elke lidstaat. Het ECC-Net treedt op als een informatiecentrum om de individuele burger te informeren en te steunen als die een klacht heeft. Contactdetails over de centra in elk EU-land zijn te vinden op http://ec.europa.eu/consumenten/ schadeloosstelling/ecc_network/index_en.htm http://www.eccbelgium.be/default_NL.asp. Een voorbeeld van de rol en de werking van het ECC :Michel, die in Frankrijk woont, bestelde een digitaal fototoestel op een Duitse website. Hij betaalde daar €300 vooraf voor en kreeg toen te horen dat de Duitse handelaar het toestel met de post had opgestuurd. De camera kwam echter nooit aan. Michel probeerde de handelaar verschillende malen te bereiken, maar toen hij geen gehoor kreeg, wendde hij zich voor hulp tot het Europees Centrum voor de Consument (ECC) in Frankrijk. Het Franse ECC stelde zich in verbinding met het Duitse consumentenorgaan voor onlinehandel, dat direct naar de handelaar toeging. Aangezien die geen bewijs had van enig porto dat hij zou hebben betaald, was hij verplicht Michel een nieuwe camera te bezorgen.
58
Europa en ik
3
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek . Timing: minimum twee uur
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om problemen die mensen in hun omgeving hebben als ze via internet goederen of diensten uit een ander Europees land kopen te onderzoeken. Ze vragen een aantal mensen uit hun buurt naar hun ervaringen met internetwinkelen. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de mate waarin burgers in hun omgeving weet hebben van wat de EU doet ter bescherming van consumenten op dit gebied, en de doeltreffendheid daarvan. U hebt een exemplaar nodig van de «Top 10 van populairste online gekochte producten/diensten». (zie verder) Voor u begint, is het aangeraden eerst de achtergrondinformatie voor de docent aan het begin van dit dossier te lezen. Methode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Verdeel de leerlingen in kleine groepjes en leg uit dat ze een onderzoek gaan doen naar de problemen die mensen in hun buurt hebben gehad als ze via internet iets kochten in een ander Europees land. Bespreek met de leerlingen hoe ze een staal van mensen om te interviewen kunnen samenstellen. Ze moeten beslissen of ze zich zullen beperken tot mensen bij hen op school, dan wel of ze ook het grotere publiek willen ondervragen. Als ze niet via blinde steekproef willen enquêteren, moeten ze misschien een wat formeler verzoek opstellen voor mensen die ze willen interviewen – bijvoorbeeld door dat op de school of in de buurt bekend te maken, via de schoolkrant, een plaatselijk blad, posters in de plaatselijke bibliotheek, enz. Help de leerlingen vervolgens bij het opstellen van de vragen die ze gaan stellen. De belangrijkste gebieden waar ze aandacht aan moeten schenken zijn vermoedelijk: ■ het soort producten en diensten die mensen via internet kopen uit andere Europese landen ■ waar ze problemen mee hebben gehad ■ de aard van de problemen ■ hoe ze die problemen hebben aangepakt, en wat het resultaat was ■ wat ze weten van hun rechten als consumenten in de EU. Als hun vragen zijn opgesteld, denken de leerlingen na over hoe ze hun bevindingen zullen vastleggen, om ze later voor de hele groep te presenteren. Misschien kunt u de Top 10 van populairste online gekochte producten/diensten als geheugensteuntje gebruiken. De leerlingen kunnen dan hun interviews maken. Opdracht 2 ▪ Nabespreking Als de groepen klaar zijn met hun werk, komen ze hun verslag voorstellen.
59
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Geef hun even de tijd om te kijken of zij een antwoord hebben op de volgende vragen: ■ Met welke problemen krijgen mensen te maken? ■ Met wat voor goederen of diensten hebben ze die problemen? ■ Welke landen zijn daarbij betrokken? ■ Wat doen mensen om die problemen op te lossen? ■ Hoeveel weten ze af van hun rechten als EU-burgers als ze dingen kopen in een ander EU-land? ■ Zijn er bij die zich ooit tot een EU-dienst hebben gewend, zoals een Europees Centrum voor de Consument? Zo ja was dat om hulp te vragen of om informatie te vragen? ■ Wat heb je van deze oefening geleerd? ■ Wat leerde ze jou over de noodzaak om de rechten van de consument in Europa te beschermen? ■ Wat leerde ze jou over wat de EU onderneemt om de rechten van de consument te beschermen? ■ Vind je dat er meer inspanningen zouden moeten worden geleverd om consumenten te beschermen als ze goederen in andere Europese landen kopen? Indien wel, wat zou er volgens jou dan gedaan moeten worden, en wiens verantwoordelijkheid is het om het te doen? Zou het helpen als de Europese landen hierin nauwer zouden samenwerken?
60
Europa en ik
Voor de leerlingen
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Top 10 van populairste online gekochte producten/diensten
2007
Reisbiljetten
54%
Vakanties
42%
Boeken
40%
Concert/theater/festival-kaartjes
38%
Kleding
33%
Elektronica
33%
Cd’s
23%
Bioscoopkaartjes
23%
Dvd’s
21%
Muziekdownloads
19%
61
Europa en ik
3
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over Europa en de Europese Unie in het bijzonder. Van belang is ook hen de kans te geven om na te denken over hoe ook zij concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad – zie verder – kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgeleverde blad – individueel, met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat zij zelf iets zouden kunnen ondernemen om de dingen te laten vooruitgaan. Daarom is het belangrijk om hen op deze mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of zij één of andere vorm van voortzetting willen. Deze voortzetting kan de vorm aannemen van opzoekwerk of van een concrete actie. Leerlingen willen bijvoorbeeld misschien iemand helpen die ze kennen om een probleem met internetwinkelen op te lossen. Een goede plaats om daarmee te beginnen is de website van het plaatselijke Europees Centrum voor de Consument –http:// www.eccbelgium.be/default_NL.asp. Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU?
62
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
63
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 3 : Activiteit 1
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
64
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
65
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 3 : Activiteit 2
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
66
Europa en ik
Dossier 3 : De consument beter beschermd?
67
Europa en ik
4
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Europa en ik De werknemer beter beschermd?
Doel
Jongeren bewust maken van zaken die verband houden met werken in het buitenland en van wat de Europese Unie hieromtrent kan doen.
Focus
Een arbeidsongeval in het buitenland wordt als voorbeeld genomen om de leerlingen te betrekken bij ruimere kwesties in verband met werk en bij de manier waarop landen zouden kunnen samenwerken om die aan te pakken.
Context
De vrijheid om te werken en te wonen in andere landen zonder gediscrimineerd te worden op basis van nationaliteit is een vereiste voor het creëren van een eengemaakte markt tussen die landen. Samen met de vrijheid van verkeer van goederen, diensten en kapitaal vormt de vrijheid van verkeer van personen de zogenaamde ‘Vier vrijheden’, of vier hoekstenen van de Europese eengemaakte markt. Deze vrijheid bestaat sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap in 1957. Artikel 37 van het Verdrag van Rome omvat onder meer het recht op gelijke behandeling op het gebied van toegang tot de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden, en alle andere voordelen die de integratie van de werkende in de lidstaat die hem ontvangt kunnen bevorderen. Een toenemend aantal jonge Europeanen reist naar het buitenland om er te werken, en dat geeft aanleiding tot nieuwe problemen.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de docent over werken in het buitenland, met name in een andere EU-lidstaat
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over een ongeluk tijdens het werk in het buitenland en discussieideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over arbeidsongeval en andere thema’s in verband met werken in andere Europese lidstaten
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om het thema van werken in een andere Europese lidstaat te bestuderen vanuit het perspectief van hun eigen lokale gemeenschap
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
68
Europa en ik
4
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over werken in een andere Europese lidstaat en de problemen die dat met zich mee kan brengen, en over wat de Europese Unie ter zake doet
De Europese Eengemaakte Markt bracht voor honderden miljoenen Europeanen nieuwe economische en arbeidsmogelijkheden. Een van de hoekstenen van de eengemaakte markt is de vrijheid van EU-burgers om in een andere EU-lidstaat te werken onder dezelfde voorwaarden als de eigen burgers van die staat. Samen met het vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal vormt het vrij verkeer van personen de zogenaamde ‘Vier Vrijheden’, of vier hoekstenen van de Europese eengemaakte markt. Het omvat onder meer: ■ het recht om in een andere lidstaat werk te zoeken ■ het recht te werken in een andere lidstaat ■ het recht om daar voor dat doel te verblijven, het recht op gelijke behandeling op het gebied van toegang tot de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden en alle andere voordelen, die de integratie van de werkende in de lidstaat die hem ontvangt kunnen bevorderen. Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
De Europese Unie heeft een aantal maatregelen genomen die de gelijke behandeling van EU-burgers die in andere EU-lidstaten werken waarborgen: ■ Toegang tot de arbeidsmarkt – Elke EU-burger heeft het recht om in een andere lidstaat te beginnen werken onder dezelfde voorwaarden als de eigen burgers van die staat. EU en EER (Europese Economische Ruimte)-burgers hebben geen werkvergunning nodig en zijn vrijgesteld van vereisten betreffende visa’s, paspoorten en medische controles wanneer ze een andere EU-lidstaat betreden. Nationale bepalingen die het aantal of percentage buitenlandse arbeidskrachten beperken, gelden niet voor EU-burgers. Het is verboden om speciale aanwervingprocedures voor te schrijven voor buitenlandse EUburgers of om de advertenties van vacatures in de pers te beperken of via eender welk ander medium ervoor te zorgen dat buitenlanders minder gemakkelijk aan de juiste informatie komen. Kwalificaties die in één lidstaat zijn erkend, moeten in de hele Unie erkend worden. Beroepservaring opgedaan in een andere lidstaat moet op dezelfde manier in rekening worden gebracht als ervaring opgedaan op het eigen grondgebied. Ook met de periodes van tewerkstelling in een vergelijkbaar domein in een andere lidstaat moet rekening worden gehouden bij het toewijzen van een baan of bij het bepalen van de arbeidsvoorwaarden (loon, rang) – en dat onder dezelfde voorwaarden als wanneer men ervaring heeft opgedaan in de ontvangende lidstaat. ■ Arbeidsomstandigheden – Een EU-burger die in een andere lidstaat werkt moet wat arbeidsomstandigheden aangaat (loon, ontslag, herstel in een vroegere functie…) precies op dezelfde wijze worden behandeld als zijn of haar collega’s die onderdanen zijn van die staat. Hij of zij moet ook een gelijke toegang tot opleiding hebben. Iedere werknemer die zijn baan verliest in de ontvangende lidstaat, heeft recht op dezelfde werkloosheidsvergoedingen als de onderdanen van die staat. De EU-arbeidstijdrichtlijn garandeert dat alle werknemers minstens vier weken betaalde vakantie hebben en beperkt de maximumduur van de
69
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
werkweek tot 48 uur in 7 dagen, met een minimumrustperiode van 11 uur om de 24 uur. ■ Sociale en belastingsvoordelen - Een buitenlandse werknemer heeft recht op dezelfde sociale en belastingsvoordelen als de binnenlandse werknemers, zoals bijvoorbeeld vermindering voor grote gezinnen op het openbaar vervoer, kinderbijslag, een leefloon. Ook de familie van de werknemer heeft bepaalde rechten, bijvoorbeeld het recht om met de werknemer samen te wonen in de ontvangende lidstaat en het recht op gelijke behandeling onder meer op het gebied van onderwijs. Op dit moment zijn er verschillende beperkingen op de vrijheid van verkeer van werknemers: ■ Werkgevers kunnen een zeker niveau van taalkennis eisen voor een baan – als dat redelijk en noodzakelijk is voor de baan in kwestie. ■ Een lidstaat kan bepaalde soorten tewerkstelling in openbare diensten, bijvoorbeeld in het leger, voorbehouden aan staatsburgers. ■ Voor lidstaten die recent tot de EU zijn toegetreden is er een overgangsperiode. Welk idee zit hierachter?
Definities
Het principe van de gelijke behandeling van werknemers komt voort uit het concept van het vrije verkeer van personen, dat zelf een noodzakelijke vereiste is voor de Europese eengemaakte markt. De hindernissen wegnemen waardoor burgers en bedrijven nog steeds niet volledig genieten van de voordelen van de eengemaakte markt, is een zeer belangrijke doelstelling van de Europese Commissie.
Lidstaat
een van de 27 landen die deel uitmaken van de EU
Vrij verkeer van personen
het recht van een EU-burger om te wonen en werken in andere EU-lidstaten zonder werkvergunningen of visa’s nodig te hebben
Principe van gelijke behandeling
het recht van buitenlandse werknemers uit de EU op precies dezelfde toegang tot de arbeidsmarkt en dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die onderdanen zijn van de betreffende staat
Europese eengemaakte markt
het verwijderen van hinderpalen waardoor Europese landen niet op voet van gelijkheid met elkaar kunnen handel
Vier vrijheden
vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal - de vier hoekstenen van de Europese Eengemaakte Markt
Harmonisering
wetten in alle landen van de EU op elkaar afstemmen
Europese Economische Ruimte
de 27 EU-lidstaten plus IJsland, Liechtenstein en Noorwegen – deze drie landen nemen deel aan de Europese eengemaakte markt zonder lid te zijn van de EU
70
Europa en ik
4 Leerdoelstellingen
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Doelstellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ De leerlingen verkennen enkele risico’s die werken in het buitenland met zich mee kan brengen. Ze bekijken voorbeelden van ongelukken die jonge mensen kregen toen ze in een andere Europese lidstaat werkten en gaan na wie verantwoordelijk is in een dergelijke situatie en welke rol intergouvernementele samenwerking kan spelen. ■ De leerlingen buigen zich over een reeks andere moeilijkheden die kunnen rijzen wanneer jonge mensen in het buitenland gaan werken en bestuderen het antwoord van de Europese Unie op problemen in dat verband. ■ Leerlingen verkennen de ervaringen van mensen in hun buurt die in een andere EU-lidstaat hebben gewerkt of dat nu doen en denken na over de doeltreffendheid van het huidige Europese beleid. Ze geven hun kijk hierop en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze denken erover na hoe werken rondom deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie heeft veranderd.
Leerresultaten
■ Leerlingen kennen hun recht als burgers van de EU om in een andere EU-lidstaat te werken en te wonen. Ze worden zich bewust van moeilijkheden die kunnen rijzen wanneer jongeren in het buitenland gaan werken, incluis arbeidsongevallen. Ze begrijpen wie verantwoordelijk is voor de gezondheid en veiligheid van jonge werknemers. ■ De leerlingen zijn op de hoogte van de belangrijkste EU-regelgeving op het gebied van gezondheid en veiligheid van werknemers die naar andere EU-lidstaten reizen – incluis de Kaderrichtlijn Gezondheid en Veiligheid en de Arbeidstijdenrichtlijn. Ze zijn op de hoogte van een aantal verplichtingen die werkgevers moeten nakomen en van de verplichtingen die de werknemers op hun beurt moeten naleven. ■ De leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de huidige aanpak van de EU in verband met gezondheid en veiligheid van werknemers in Europa.
71
Europa en ik
4
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 86) en groepsdiscussieopdrachten Timing: ongeveer een uur
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op het PowerPoint-verhaal: «Werken in het buitenland». Het verhaal gaat over een jongeman die in het buitenland een ernstig arbeidsongeval krijgt. De leerlingen denken na over wiens verantwoordelijkheid het is om voor hem te zorgen. Dit legt de basis voor een verkenning van ruimere kwesties die aan de orde kunnen komen als mensen in Europa voor hun werk naar het buitenland reizen en van de rol die intergouvernementele samenwerking kan spelen in de aanpak daarvan. Wat u nodig hebt: ■ PowerPoint-verhaal: «Werken in het buitenland» ■ Exemplaren van de tabel ‘Wie is verantwoordelijk’ ■ Sets discussiekaarten en discussiekaartantwoorden Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint-verhaal Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal: «Werken in het buitenland» zien. Ga na of ze het verhaal begrijpen. Vraag bijvoorbeeld: Om welke redenen zou Peter beslist hebben om in het buitenland te gaan werken? Hoe gemakkelijk zou het voor hem zijn om dat te doen? Opdracht 2 ▪ Wie is verantwoordelijk? Verdeel de groep in duo’s en geef elk duo een exemplaar van de tabel ‘Wie is verantwoordelijk’. Vertel de duo’s dat zij moeten beslissen wie er volgens hen de verantwoordelijkheid zou moeten dragen om nu voor Peter te zorgen. Zou dat één enkele persoon of organisatie moeten zijn? Of zouden verschillende mensen of organisaties hier verschillende verantwoordelijkheden kunnen hebben? Elke groep kan tien punten toekennen. Ze kennen de punten daar toe waar volgens hen de verantwoordelijkheid berust. Ze schrijven de punten die ze hebben toegekend op in de tabel ‘Wie is verantwoordelijk’. De 10 punten moeten allen worden gebruikt. Wijs de duo’s erop dat ze hun beslissing later zullen moeten verdedigen voor de hele groep, en dat ze dus argumenten paraat moeten hebben. (Mogelijke argumenten: Peters ouders – is het een gezinsverantwoordelijkheid? Het bouwbedrijf – het was een arbeidsongeval? Het land waar hij werkte – zijn werk droeg bij aan de welvaart van het land? Zijn eigen land – waar hij staatsburger van is? Hijzelf – het was zijn eigen keuze om naar het buitenland te gaan?) Laat de duo’s hun ideeën voorleggen aan de volledige groep en kijk of het mogelijk is tot een gezamenlijk standpunt te komen over waar de verantwoordelijkheid berust.
72
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Opdracht 3 ▪ Kaartoefening Verdeel de leerlingen in kleine groepen en geef elke groep een set van de discussiekaarten. Vraag de groepen de kaarten een voor een te lezen en op elke vraag tot een gemeenschappelijk antwoord te komen. Breng dan de groepen weer bij elkaar en laat ze hun opvattingen voorleggen aan de hele klas. Geef dan een overzicht van hoe deze situaties op dit ogenblik in de EU wettelijk geregeld zijn – zie de antwoorden op de discussiekaarten. Vraag de leerlingen: ■ Vind je dat terecht? Waarom of waarom niet? Opdracht 4 ▪ Welke regels? Vraag de leerlingen na te denken over andere problemen die zich zouden kunnen voordoen als je in Europa in het buitenland werkt: ■ Wat voor andere problemen zou iemand kunnen hebben als die in het buitenland gaat werken? Hoeveel verschillende situaties kun je bedenken? ■ Wie zou er volgens jou verantwoordelijk voor moeten zijn om die problemen aan te pakken? Waarom? ■ Wat is volgens jou de eerlijkste manier om ze aan te pakken? Vind je dat: a) Ze op precies dezelfde manier zouden moeten worden behandeld als in hun eigen land? b) Ze op precies dezelfde manier zouden moeten worden behandeld als werknemers die staatsburgers van dat land zijn? c) Alle Europese landen hun werknemers op precies dezelfde manier zouden moeten behandelen – volgens gemeenschappelijke regels? d) Er geen regels zouden moeten zijn – elk land moet zelf beslissen wat het doet?
73
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Tabel ‘Wie is verantwoordelijk’? Geen een toelichting bij het antwoord. Zijn ouders
Het bouwbedrijf
Het land waar hij werkt
Zijn eigen land
Hijzelf
Iemand anders
74
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Discussiekaarten
Klaudia Klaudia komt uit Polen. Ze is aan het werk in een café in Spanje als blijkt dat ze zwanger is. Ze maakt een afspraak in een kliniek voor aanstaande moeders. Kan haar baas, de cafe-eigenaar, weigeren, om haar vrijaf te geven om naar die afspraak te gaan tijdens haar werkuren?
Thomas Thomas komt uit België. Zijn droom is naar Engeland te gaan en daar dienst te nemen in het leger. Hij is fysiek in orde en bezit al de vereiste diploma’s. Kan het Brits leger dat weigeren omdat hij Belg is?
Joana Joana komt uit Portugal. Ze gaat in het buitenland werken, maar verliest dan haar baan. Zou zij terecht mogen verwachten dat ze werkloosheidssteun krijgt in het nieuwe land?
Matas Matas komt uit Litouwen. Hij gaat naar Frankrijk en solliciteert voor een baan in een restaurant. Zou het terecht zijn als de restauranteigenaar hem een baan weigert omdat zijn Frans niet erg goed is?
Radu Radu komt uit Roemenië. Hij werkt in Italië als hij verneemt dat zijn moeder een beroerte heeft gehad. Hij wil haar ertoe overhalen bij hem in Italië te komen wonen. Zou het terecht zijn als de Italiaanse overheid hem dat belette?
Viktoria Viktoria komt uit Hongarije. Ze werkt zes maanden als “au pair” in Duitsland. Als het gezin waar zij voor werkt naar Amerika verhuist, besluit zij nog eens zes maanden in Duitsland te blijven, in de hoop een andere baan te vinden. Zou het terecht zijn als ze van de Duitse overheid niet in Duitsland zou mogen blijven om dat te doen?
75
Europa en ik
Antwoorden discussiekaarten
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Volgens de huidige EU wetgeving, 1. heeft Klaudia het recht vrijaf te krijgen voor haar afspraak in de kliniek. 2. heeft Thomas misschien niet het recht om dienst te nemen in het Britse leger. Lidstaten mogen bepaalde banen voor hun eigen onderdanen voorbehouden – maar alleen die banen in de openbare sector waarmee de uitoefening van publiekrechtelijk toegekende bevoegdheden en de veiligheid van de staat gemoeid zijn, met inbegrip van de strijdkrachten, de politie en de veiligheidsdiensten. 3. heeft Joana recht op dezelfde werkloosheidsuitkering als staatsburgers. 4. hangt Matas’ situatie af van welk niveau van taalbeheersing echt nodig is voor de baan. Dat niveau moet in redelijke verhouding staan tot het goed kunnen vervullen van de taken die van hem verwacht zouden worden. 5. heeft Radu het recht zijn zieke moeder te laten overkomen om bij hem te wonen. 6. heeft Viktoria het recht zes maanden in het land te blijven om werk te zoeken.
76
Europa en ik
4
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 88) Timing: ongeveer 30’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over werken in een andere Europese lidstaat en wat de Europese Unie op dat gebied doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide apart kan ook. Nog afgezien van het specifieke onderwerp van werk is de presentatie een goede gelegenheid om de leerlingen te helpen meer te leren over de eengemaakte markt, de vier vrijheden, het Verdrag van Schengen en de Europese Economische Ruimte. Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier te lezen voor deze bladen in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Kaart van de Schengenruimte Het Verdrag van Schengen is een wettelijk verdrag tussen Europese staten dat onderlinge fysieke grenzen en grenscontroles afschaft. Het geldt in 25 EU- en 4 niet-EU-landen (5 niet EU-landen Zwitserland inbegrepen afhankelijk van het Zwitsers referendum hierover in het voorjaar 2009). Het doel ervan is een gemeenschappelijke reisruimte te scheppen zonder binnengrenzen maar met gemeenschappelijke buitengrenzen. In Schengenlanden hoeven burgers gewoonlijk niet hun paspoort te laten zien als ze de grens tussen een Schengenland en een ander overgaan. De meeste EU-landen doen nu mee, maar Ierland en het VK blijven nog steeds buiten Schengen, doordat ze een afwijking van de wet in kwestie hebben bedongen (Verdrag van Amsterdam). Slide 2 ▪ Arbeidsongevallen Vraag de leerlingen of ze iemand kennen die ooit een ernstig arbeidsongeval heeft gehad – thuis of in het buitenland. Fruitkwekerij Twee jonge migrantenwerknemers (21 en 27) kwamen om het leven nadat ze waren gegrepen door machines die op een fruitkwekerij worden gebruikt. Zij moesten onder meer ‘poly-tunnels’- die met lange touwen worden vastgezet- bouwen en weer afbreken.. Ze werden gegrepen terwijl ze een machine op een tractor gebruikten om het touw op te winden. Er was geen risicobeoordeling gemaakt, en de lier op de tractor was niet geschikt voor dit soort werk, aangezien die niet automatisch afsloeg als iemand erin vast kwam te zitten. De werknemers waren niet adequaat opgeleid, en er was hen ook niet gewezen op de gevaren die hun werk met zich meebracht. Onderzoekers vestigden er de aandacht op dat veel werknemers op de kwekerij studenten waren, die wellicht niet veel afwisten van veilige manieren van werken. Val in magazijn Het geval van een ernstig gewond geraakte jonge magazijnbediende vestigde de aandacht op een aantal grote veiligheidskwesties voor
77
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
werkgevers in de magazijn- en commerciële opslagbranche, met inbegrip van toezicht op onervaren werknemers. De werknemer van 22 jaar liep een verbrijzelde ruggewervel en een gebroken bekken op na een val van 3,5 meter van een tijdelijk platform tussen twee rekken in een magazijn. Uit het onderzoek bleek dat een competente ploegbaas zou hebben gezien dat werken op die hoogte op niet gezekerde planken onveilig was, en dus niet moest worden geprobeerd. Stalen staven Een negentienjarige arbeider werd verpletterd onder stalen staven die op hem vielen. Hij was aan het werk geweest onder een opgehesen lading in een hijsstrop die werd bediend door een andere betrekkelijk onervaren arbeider. De jonge arbeider noch de persoon met wie hij samenwerkte en die de leiding had op die werkplek had de juiste instructies of opleiding gekregen. Onderzoekers legden de nadruk op de plicht van werkgevers om hun werknemers te verzekeren en hun ploegbazen een goede opleiding te geven. Zij drongen erop aan dat alle bouwbedrijven hun opleidings- en inwerkprocedures zouden herzien. Leerling-mecanicien Een leerling-mecanicien van achttien overleed vier dagen nadat hij na een explosie in een vuurzee was terechtgekomen. De jongeman was zijn manager aan het helpen een mengsel van benzine en diesel uit een vuilnisbak in een afvalolietank te gieten, toen de benzine ontplofte. Een vlampijp van een gasboiler die naast de tank stond, brandde op dat ogenblik: de benzinedamp vatte vuur en werd een reusachtige vuurbal. De jongeman was in opleiding, en was afhankelijk van de zorgvuldigheid die zijn manager en de garage-eigenaar hem verschuldigd waren. De firma vond dat gezondheid en veiligheid een kwestie van gezond verstand waren, die aan de ervaring van de werknemers werd overgelaten. Slide 3 ▪ Kwetsbaarheid van jonge werknemers Vraag de leerlingen of ze weten waarom jonge werknemers vaak kwetsbaarder zijn dan oudere. Jonge werknemers zijn vaak kwetsbaarder dan oudere werknemers door hun relatieve gebrek aan ervaring, lichamelijke rijpheid en inzicht in gezondheids- en veiligheidskwesties – ook doordat werkgevers nalaten daar rekening mee te houden, door te zorgen voor aangepaste opleiding, toezicht en veiligheidsmaatregelen, en door jonge mensen in voor hen geschikte werksituaties neer te zetten. Slide 4 ▪ Kaderrichtlijn: Gezondheid en veiligheid op het werk De kaderrichtlijn is bedoeld om de bescherming van werknemers tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten te verbeteren door te voorzien in preventieve maatregelen, informatie, consultatie, evenwichtige participatie en opleiding van werknemers en hun vertegenwoordigers. De richtlijn geldt voor alle werknemers in de EU die in dienst zijn bij privébedrijven en openbare instellingen of organisaties. Zelfstandigen en huispersoneel vallen niet onder de kaderrichtlijn. De richtlijn legt de basis voor een aantal ‘dochter richtlijnen», bv. op het gebied van het gebruik van werkinstrumenten, werk met de hand, gezondheid, veiligheid en welzijn op de werkvloer, uitrusting voor persoonlijke bescherming, kankerverwekkende stoffen op het werk, afleesinstrumenten, de bouw, veiligheidsbebakening, zwangere vrouwen,
78
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
lawaai, asbest, chemische en biologische stoffen, explosieve omgevingen enz. Volgens deze richtlijn hebben werkgevers de plicht: ■ de veiligheid en gezondheid van werknemers te verzekeren in ieder aspect dat met het werk te maken heeft, voornamelijk op basis van gespecificeerde algemene preventieprincipes, zonder de werknemers daarvoor financieel iets aan te rekenen; ■ beroepsrisico’s te evalueren, onder meer in de keuze van werkuitrusting en de inrichting van de werkplek, en te voorzien in adequate bescherming- en preventiediensten; ■ een lijst bij te houden en verslagen te maken van arbeidsongevallen; ■ de noodzakelijke maatregelen te nemen op het gebied van eerste hulp, brandbestrijding, de evacuatie van werknemers en actie in geval van ernstig en dreigend gevaar; ■ werknemers te informeren en te consulteren en hen deel te laten nemen aan discussies over alle vragen in verband met veiligheid en gezondheid op het werk; ■ ervoor te zorgen dat elke werknemer een adequate veiligheid- en gezondheidsopleiding krijgt gedurende heel de periode van zijn dienst. Werknemers hebben de plicht: ■ een juist gebruik te maken van machines, andere productiemiddelen, persoonlijke beschermingsuitrusting en veiligheidsvoorzieningen; ■ te waarschuwen bij elke werksituatie die een ernstig en onmiddellijk gevaar betekent en bij elke tekortkoming in de beschermingsvoorzieningen; ■ samen te werken om te voldoen aan de vereisten voor de bescherming van gezondheid en veiligheid en om de werkgever in staat te stellen te verzekeren dat de werkomgeving en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico’s inhouden. Slide 5 ▪ Europese Week voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk Dat is een jaarlijkse informatiecampagne die gesteund wordt door alle lidstaten, de Europese Commissie en het Parlement, vakbonden en werkgeversfederaties. Het biedt de gelegenheid om een bepaald aspect van het belang van veiligheid en gezondheid op het werk voor het voetlicht te brengen. In 2007 was fysieke overbelasting het centrale thema. De vorige campagnes focusten op de bewustmaking van jonge werknemers, op lawaai op het werk, op veiligheid in de bouwsector. Slide 6 ▪ Arbeidstijdenrichtlijn De Arbeidstijdenrichtlijn (1993) is een verzameling regels inzake werkuren, opgesteld om de gezondheid en veiligheid van werknemers te beschermen. Sleutelelementen zijn de beperking van de maximumduur van de werkweek tot 48 uur in 7 dagen, en een minimumrustperiode van 11 uur in elke 24 uren. Zoals alle EU-richtlijnen moeten de lidstaten die regelgeving in nationale wetgeving vertalen. Hoewel de richtlijn voor alle lidstaten geldt, heeft het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid van een opt out (de keuze om niet mee te doen) voor de 48-uren-werkweek, zodat er meer uren kan worden gewerkt. Frankrijk echter heeft een striktere wetgeving aangenomen die de maximumwerkweek beperkt tot 35 uren.
79
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Slide 7 ▪ Gelijke behandeling van werknemers in de EU Voor meer details, zie de aantekeningen voor de docent in het begin van dit dossier. Slide 8 ▪ De Europeese Eengemaakte Markt De Europese Eengemaakte Markt, die het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal invoerde, ontstond in januari 1993. Het Verdrag van Rome, waarmee in 1957 de EEG werd opgericht, had de blik al gericht op de creatie van een gemeenschappelijke markt. Die kwam er in 1968 met de oprichting van een douane-unie. Maar het duurde veel langer om de grote sprong voorwaarts te maken tot een eengemaakte markt. De Europese Eenheidsakte, ondertekend in 1986, legde uiteindelijk 1992 als deadline vast: dan moest de eengemaakte markt een feit zijn. Slide 9 ▪ De Vier Vrijheden De eengemaakte markt omvat vier vrijheden: ■ Goederen: bedrijven kunnen hun producten in alle lidstaten verkopen en consumenten kunnen kopen waar ze maar willen zonder daarvoor beboet te worden. ■ Personen: burgers van de lidstaten kunnen wonen en werken in ieder ander land en hun professionele kwalificaties moeten ook overal worden erkend.. ■ Kapitaal: geld en kapitaal kan vrij tussen de lidstaten bewegen en Europese burgers kunnen in elke lidstaat gebruik maken van financiële diensten. ■ Diensten: professionele dienstverlening zoals banken, verzekeringen, architectuur en reclame kunnen in iedere lidstaat worden aangeboden.
80
Europa en ik
4
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek Timing: één à twee uur
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om ervaringen van mensen die in een ander Europees land werken of gewerkt hebben te onderzoeken. De leerlingen interviewen mensen in hun omgeving over de vraag hoe het is om in een ander Europees land te werken. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de doeltreffendheid van wat de EU doet op het gebied van werken in het buitenland. U hebt een groep vrijwilligers uit de omgeving nodig en kopies van de Voorbeelden van Interviewvragen (zie verder). Voor u begint, wordt u aangeraden eerst de achtergrondinformatie voor de docent aan het begin van dit dossier te lezen. Methode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Geruime tijd voor de activiteit plaatsvindt, moet u een kleine groep van mensen samenbrengen die in een andere EU-staat werken of (recent) gewerkt hebben of die van een andere lidstaat zijn gekomen om hier te werken. U kunt beginnen zoeken naar vrijwilligers op school of in de omgeving van de school, bijvoorbeeld ouders, bestuurders, lokale bedrijven, enz. Het aantal vrijwilligers is niet belangrijk. Belangrijker is dat het mensen zijn die graag willen vertellen over hun werkervaringen in het buitenland. Indien mogelijk probeert u de leerlingen te betrekken bij het vinden van de te interviewen mensen. Kies een passend tijdstip en locatie uit wanneer en waar de leerlingen hen kunnen interviewen over hun ervaringen. Als ze niet naar school kunnen komen, moet u misschien zorgen dat de leerlingen hen buiten de school kunnen bezoeken. Zeg de leerlingen dat ze de gelegenheid krijgen om uit te zoeken hoe het werkelijk is om in een andere EU-lidstaat te werken. Vraag hen een aantal vragen te formuleren die ze tijdens het interview kunnen gebruiken. Misschien wilt u op dat moment een kopie uitdelen van de Voorbeelden van Interviewvragen, om de leerlingen te helpen een schema voor het interview op te stellen. Verdeel de leerlingen in kleinere groepen overeenkomstig het aantal vrijwilligers voor de interviews – een of meer per groep. Opdracht 2 ▪ Nabespreking Als de groepen klaar zijn met hun werk, brengt u ze samen om hun ervaringen uit te wisselen. Geef hun even de tijd om na te denken over wat ze gevonden hebben. Enkele nuttige vragen die gesteld kunnen worden zijn: ■ In welke landen hebben de geïnterviewden gewerkt? ■ Wat hebben ze gezegd over de arbeidstijd in het buitenland? ■ Hebben ze moeilijkheden gehad? Als dat het geval was, wat hebben ze eraan gedaan?
81
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
■ Hoeveel wisten ze over hun rechten als werknemers in de EU? ■ Wat heb je geleerd van deze oefening? ■ Hoe gemakkelijk is het volgens jou, rekening houdende met je bevindingen, om in en andere EU-lidstaat te werken? ■ Wat zegt dat jou over de EU? ■ Vind je dat de EU meer zou moeten doen om mensen die in andere Europese landen werken te helpen? Wat zou ze dan moeten doen?
82
Europa en ik
Voorbeelden van interviewvragen
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
V. Waarom wilde je in het buitenland werken? V. Hoe gemakkelijk was het om een baan in het buitenland te vinden? Wat heb je moeten doen om die te krijgen? Heb je daar hulp bij gekregen – indien wel, van wie? V. Wat stelde je je van werken in het buitenland voor? Was het beter of slechter dan je had verwacht? V. Wat voor baan wilde je graag? Kon je vinden wat je wilde of moest je tevreden zijn met iets anders? V. Was de taal een probleem – indien wel, hoe? V. Hoe werd je door de mensen ginder behandeld? V. Hoe werd je behandeld in vergelijking met plaatselijke werknemers, kreeg je bijvoorbeeld hetzelfde loon en dezelfde arbeidsvoorwaarden? V. Wat was het beste en het slechtste aan werken in het buitenland? V. Welke rechten heb je als je in een ander EU-land gaat werken? Zijn dat dezelfde rechten als thuis, of weet je dat niet? V. Vind je dat de EU meer zou kunnen doen om werknemers te helpen als ze in een ander EU-land gaan werken? Indien wel, wat?
83
Europa en ik
4
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over hoe die hun opvattingen over Europa en de Europese Unie in het bijzonder heeft beïnvloed. Van belang is ook hen de kans te geven om na te denken over hoe zij ook concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad – zie verder – kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgeleverde blad – individueel, met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat zij zelf actie kunnen ondernemen om de dingen te laten vooruitgaan. Daarom is het belangrijk om hen op deze mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of zij één of andere vorm van voortzetting willen. Deze voortzetting kan de vorm aannemen van opzoekwerk of van een concrete actie. Zo willen de leerlingen misschien: : ■ meer te weten komen over arbeidsongelukken van jongeren in Europa – http://osha.europa.eu/nl/campaigns/ew2006/accident_zone ■ de arbeidsomstandigheden in verschillende EU-lidstaten uitzoeken http://ec.europa.eu/eures/home.jsp?lang=nl ■ uitzoeken welke beperkingen gelden voor jonge werknemers uit OostEuropa - http://ec.europa.eu/eures/home.jsp?lang=nl Om hun eigen mening te geven over werk in Europa kunnen leerlingen zich richten tot de Europese Commissaris voor werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen: http://ec.europa.eu/index_nl.htm > wie is wie? Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU?
84
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
85
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 4 : Activiteit 1
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
86
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
87
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 4 : Activiteit 2
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
88
Europa en ik
Dossier 4 : De werknemer beter beschermd?
89
Europa en ik
5
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Europa en ik Gelijke kansen voor iedereen?
Doel
Jonge mensen bewust maken van ongelijke behandeling in Europa en van wat de Europese Unie doet om die te bestrijden.
Focus
Via het voorbeeld van rolstoelgebruik worden de leerlingen betrokken bij ruimere gelijkheidskwesties en bij de manier waarop landen daar samen aan zouden kunnen werken.
Context
Als mensen vanwege hun sekse, leeftijd, invaliditeit of seksuele geaardheid gediscrimineerd worden, verhindert hen dat niet alleen om van hun leven te maken wat ze zelf willen, het ondermijnt ook de sociale solidariteit en cohesie, zowel op de werkvloer als in de samenleving in haar geheel. Sociale en burgerlijke gelijkheid is daarom tegelijk een aspect van de mensenrechten en van het efficiënt doen werken van de vrije markt en de sociale cohesie in Europa. Voor de gelijke behandeling van man en vrouw op de werkvloer is al heel wat wetgevend werk verzet in de Europese Unie. Maar voor andere vormen van gelijkheid van burgers, op de werkvloer en daarbuiten, was er tot nog niet zo lang geleden minder aandacht.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de docent over de gelijkheid van kansen in de Europese Unie
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over een jonge rolstoelgebruikster en discussie-ideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over invaliditeit en andere gelijkheidskwesties in Europa
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om toegang voor rolstoelgebruikers in hun eigen omgeving te onderzoeken
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
90
Europa en ik
5
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over gelijkheid in Europa en wat de Europese Unie daarvoor doet
Als mensen vanwege hun sekse, leeftijd, invaliditeit of seksuele geaardheid gediscrimineerd worden, verhindert hen dat niet alleen om van hun leven te maken wat ze zelf willen, het ondermijnt ook de sociale solidariteit en cohesie, zowel op de werkvloer als in de samenleving in haar geheel. Sociale en burgerlijke gelijkheid is daarom tegelijk een aspect van de mensenrechten en van het efficiënt doen werken van de vrije markt en de sociale cohesie in Europa. Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
Het Europese Handvest van de Grondrechten (2000), dat het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (1950) actualiseert en de basisrechten, -vrijheden en -beginselen opsomt die op EU-niveau gelden, bevestigt de gelijkheid voor de wet van alle mensen (Artikel 20) en verbiedt discriminatie om welke reden dan ook (Artikel 21). Maar het Handvest is meer een politieke verklaring dan een juridisch document. De rechtbanken in individuele lidstaten kunnen er rekening mee houden, maar het is niet juridisch bindend. In de huidige EU-wetgeving over gelijkheid is de focus doorgaans veeleer gericht op het wegwerken van discriminatie op de werkvloer dan op het bevorderen van mensenrechten als zodanig: ■ Gender – Over discriminatie op grond van geslacht bestaat een aparte wetgeving. Sinds 1957 bevatte het EEG-Verdrag een bepaling op het verbod van ongelijk loon voor mannen en vrouwen, die herzien is in het Verdrag van Amsterdam. Vanaf 1975 heeft de EU verschillende richtlijnen over discriminatie naar geslacht uitgevaardigd en het Europese Hof van Justitie heeft een groot aantal vonnissen geveld in seksediscriminatiezaken. De Europese Unie behandelt seksediscriminatie apart van de andere vormen van discriminatie. Integratie van het gender-perspectief – Het huidige EU-beleid in verband met de gelijkheid tussen man en vrouw wordt bepaald door het concept van ‘gender mainstreaming’: het integreren van het gender-perspectief in elk stadium van het beleidsproces – in het opstellen, uitvoeren, controleren en beoordelen ervan – met het oog op de bevordering van de gelijkheid tussen man en vrouw. Er moet dus worden beoordeeld welke invloed beleid heeft op het leven en de positie van zowel vrouwen als mannen – en dat impliceert ook de verantwoordelijkheid om dat beleid opnieuw te bekijken als dat nodig is. ■ Invaliditeit – De eerste wetgeving over invaliditeit kwam er met de Richtlijn Gelijke Behandeling, 2000, die een algemeen raamwerk voor gelijke behandeling in arbeid en beroep opstelde. Daarbij wordt discriminatie van mensen met een handicap op de arbeidsmarkt, op de werkvloer en in het beroepsonderwijs verboden. Redelijke aanpassing van de werkomgeving aan de behoeften van mensen met een handicap is een van de grote veranderingen in deze wetgeving. Subsidiariteit en het Gehandicaptenbeleid zijn in essentie de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Europese Commissie respecteert dit subsidiariteitsbeginsel, maar ze heeft ondertussen toch een belangrijke rol te spelen op het gebied van invaliditeit. Ze versterkt de samenwerking
91
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
met en tussen de lidstaten en bevordert het verzamelen, uitwisselen en ontwikkelen van vergelijkbare gegevens, statistieken en goede praktijken. Daartoe is een ‘High Level Group on Disability’ (Groep op Hoog Niveau inzake Invaliditeit ) opgericht, samengesteld uit lidstaten en vertegenwoordigers van ngo’s, die fungeert als het belangrijkste forum voor discussie en samenwerking. Mainstreaming van een gehandicaptenbeleid en de Cel Gehandicapten moeten erop toezien dat invaliditeitskwesties centraal staan op alle niveaus van beleidsvorming en wetgevend werk van de Commissie. Een van de belangrijkste doelstellingen van de Unit is ervoor te zorgen dat beleidsmensen in hun wetgevend werk bewust rekening houden met gehandicapten. In dit verband was het Europese Jaar van personen met een handicap in 2003 een belangrijk initiatief voor de Commissie. ■ Leeftijd en seksuele geaardheid – De Richtlijn Gelijke Behandeling, 2000, bestrijkt ook het terrein van discriminatie wegens leeftijd en seksuele geaardheid. De Cel Antidiscriminatie werkt nauw samen met de Cel Gehandicapten en de Cel Gendergelijkheid in het Directoraat-Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen. Welk idee zit hierachter?
Definities
Het EU-beleid op het gebied van de gelijkheid van het individu is voortgekomen uit de eis om verschillende soorten van discriminatie van de werkvloer te bannen, eerder dan uit het idee van sociale rechten en participatie op zich. Het hield zich doorgaans ook bezig met verschillende vormen van gelijkheid afzonderlijk – zodat de vraag rees of het eens geen tijd werd voor één enkele Europese anti-discriminatierichtlijn.
Toegankelijkheid
hinderpalen weghalen voor burgers die gebruik willen maken van producten en diensten op voet van gelijkheid
Mainstreaming
een bepaalde kwestie centraal stellen voor alle beleids- en wetgevende niveaus van de Europese Commissie, bijvoorbeeld de gelijkheid tussen man en vrouw, duurzame ontwikkeling
Subsidiariteit
het beginsel dat de EU pas optreedt als de lidstaat zelf het probleem niet kan afhandelen
Europese Hof van Justitie
Rechtbank die er voor probeert te zorgen dat EU-wetten correct en eerlijk worden toegepast – doet uitspraak in zaken die zijn aangespannen door burgers, verenigingen, lidstaten en EUinstellingen – gevestigd in Luxemburg
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens
Lijst van mensenrechten en vrijheden die is opgesteld door de Raad van Europa in Straatsburg
DirectoraatGeneraal
de Directoraat Generaals zijn de administratieve eenheden van de Europese Commissie. Zo is er bijvoorbeeld het DG voor Concurrentie, Handel, Humanitaire Hulp, Milieu,Onderwijs en Cultuur.
92
Europa en ik
5 Leerdoelstellingen
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Doelstellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ De leerlingen verkennen een paar van de problemen die rolstoelgebruikers hebben als ze proberen openbare gelegenheden te betreden. Ze bespreken wie er verantwoordelijk voor is om die problemen aan te pakken – met inbegrip van wat samenwerking tussen regeringen hier zou kunnen bewerken. Ze bekijken actuele voorbeelden van dit soort problemen in eigen land. Ze onderzoeken de voorwaarden van rolstoeltoegankelijkheid van voetbalstadions in eigen land en eventueel in andere landen (zoals Engeland). ■ De leerlingen bekijken wat de Europese Unie doet tegen problemen met gelijkheid of toegang voor personen met een handicap en andere vormen van discriminatie, met inbegrip van genderdiscriminatie. ■ De leerlingen denken na over de doeltreffendheid van het huidige EUbeleid voor de gelijkheid van het individu. Ze geven hun oordeel hierover en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze denken erover na hoe werken rondom deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie heeft veranderd.
Leerresultaten
■ De leerlingen herkennen enkele problemen van rolstoelgebruikers om openbare gelegenheden te betreden. Ze leren hoe toegang voor mensen met een handicap van land tot land kan verschillen. Ze leren wat de Europese Unie hieraan doet, met inbegrip van de Richtlijn Gelijke Behandeling en het werk van de Unit Gehandicapten. Ze leren ook het Europees Gehandicaptenforum kennen en zijn rol als lobbygroep bij de EU om veranderingen op dit gebied voor elkaar te krijgen ■ De leerlingen leren de verschillende soorten discriminatie kennen die in Europese landen aan de orde zijn en wat de Europese Unie onderneemt om daar iets tegen te doen, met inbegrip van het werk van de Unit Genderegelijkheid. ■ De leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de huidige aanpak van de EU in verband met discriminatie in Europa, met inbegrip van de middelen die de EU nu al inzet.
93
Europa en ik
5
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 105) en discussieopdrachten Timing: ongeveer een uur
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op het PowerPoint-verhaal: «Op reis in een rolstoel.» Het verhaal gaat over een jonge rolstoelgebruikster die naar een buurland reist om haar favoriete rockgroep te zien, maar merkt dat daar veel minder voorzieningen voor rolstoelgebruikers zijn dan in haar eigen land. Leerlingen denken na over wat volgens hen gelijke behandeling betekent voor een rolstoelgebruiker en of voorzieningen voor mensen met een handicap gestandaardiseerd zouden moeten worden over heel Europa. Dit legt de basis voor een verkenning van ruimere kwesties in verband met de gelijkheid van het individu in Europa en de rol van intergouvernementele samenwerking in de aanpak ervan. Wat je nodig hebt: ■ PowerPoint-verhaal: «Op reis in een rolstoel» ■ Kopieën van het Uitsprakenblad ■ Sets discussiekaarten (voorzie een set per groep) ■ Vier grote platen om aan de muur te hangen Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint-verhaal Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal: «Op reis in een rolstoel» zien. Ga na of de leerlingen de gebeurtenissen in het verhaal begrijpen, bijvoorbeeld: Waarom zijn voorzieningen voor rolstoelgebruikers anders in buurlanden? Waarom moet ze haar rolstoel laten vervoeren boven op een taxi? Waarom is het moeilijk om binnen te raken bij het concert? Opdracht 2 ▪ Gelijke behandeling Vraag de leerlingen na te denken over hoe Anna in het verhaal werd behandeld: ■ Sommige mensen zouden vinden dat Anna niet fair werd behandeld. Wat voor redenen zouden ze daarvoor kunnen geven? (Er was geen rolstoelafrit uit de trein. Ze kan met haar rolstoel de tram niet in. Toegang tot het stadion voor rolstoelen is een paar trappen hoog. Ze moet achterin zitten en kan de groep die optreedt niet zien. Toegang voor rolstoelen verschilt van land tot land.) Schrijf alle ideeën op en vraag: ■ Wat vind jij? Ben je het ermee eens? Vind je dat Anna het recht heeft beter behandeld te worden? Waarom, of waarom niet? Opdracht 3 ▪ Met de voeten stemmen Hang een paar grote, van tevoren gemaakte platen aan de muur, een aan elke wand van de klas: Op de platen staat: ‘IN GEEN ENKEL GEVAL’, ‘IN SOMMIGE GEVALLEN’, ‘IN IEDER GEVAL’ en ‘WEET NIET’.
94
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Leg uit dat je een reeks uitspraken over rolstoelgebruikers gaat voorlezen en dat je de leerlingen gaat vragen wat ze daarvan vinden. Ze mogen telkens antwoorden met ‘in geen enkel geval’, ‘in sommige gevallen’, ‘in ieder geval’ en ‘weet niet’. Dat doen ze door – in stilte – naar die wand van de klas toe te gaan die het best weergeeft wat ze van de uitspraak vinden. Lees de uitspraken een voor een voor en laat de leerlingen naar die wand van de klas toegaan die het best uitdrukt wat ze vinden. Vraag na elke uitspraak aan een of twee leerlingen om hun opinie te verdedigen – of, als ze ‘weet niet’ antwoorden, om uit te leggen waarom dát hun antwoord is. Laat leerlingen aan verschillende zijden van de klas proberen de anderen van hun opvatting te overtuigen (een per keer), en laat hen die het niet weten proberen de anderen van hun opvatting af te brengen. Geef de leerlingen dan een minuut om eventueel terug te komen op wat ze eerst dachten en, als ze van gedachte zijn veranderd, naar de overeenkomstige zijde van de klas te gaan. Lees dan de volgende uitspraak voor. Breng alle leerlingen dan weer samen en schrijf een samenvatting van de opvattingen van de groep over de verschillende rechten die rolstoelgebruikers naar hun oordeel zouden moeten hebben. (Een alternatieve methode in plaats van ‘met de voeten stemmen’ zou zijn om de leerlingen te vragen in kleine groepjes te discussiëren over de uitspraken om te proberen het eens te worden over een gemeenschappelijk standpunt – daarbij gebruik makend van het uitsprakenblad en een antwoordblad.) Opdracht 4 ▪ Wiens verantwoordelijkheid? Verdeel de leerlingen in kleine groepjes en geef elk groepje een set Discussiekaarten. Vertel de groepjes dat ze moeten nadenken over wiens verantwoordelijk het is om ervoor te zorgen dat rolstoelgebruikers de rechten die ze zouden moeten hebben ook echt krijgen – waarbij er wordt uitgegaan van de conclusies van de leerlingen uit de vorige opdracht. De groepjes bekijken de kaarten een voor een en beslissen of ze vinden dat de mensen of de instellingen die erop genoemd worden verantwoordelijkheid tegenover rolstoelgebruikers zouden moeten dragen, en, zo ja, wat voor verantwoordelijkheid die volgens hen dan hebben. Laat de kleine groepjes hun opvattingen ook voor de volledige groep laten horen. Kijk of het mogelijk is om hier met de hele groep tot een consensus over te komen. Opdracht 5 ▪ Gezamelijke normen? Vraag de leerlingen na te denken over de situatie in verschillende landen: ■ Vind je dat rolstoelgebruikers, ideaal gesproken, in verschillende landen dezelfde normen zouden moeten kunnen verwachten? Waarom, of waarom niet? ■ Waarom kan dat op dit ogenblik niet, denk je? (Sommige landen staan niet zo welwillend tegenover rolstoelgebruikers als andere. Toegang voor rolstoelen kost geld – er zijn misschien andere prioriteiten. Nog andere redenen.)
95
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
■ Denk je dat het zou helpen als verschillende landen samen hier iets zouden proberen te ondernemen? Indien wel, wat zouden ze zoal kunnen doen? Hoe gemakkelijk zou dat zijn, denk je? Opdracht 6 ▪ Bekijk het ruimer Vraag de leerlingen of ze andere vormen van ongelijkheid in Europa kennen waar naar hun oordeel meer aandacht voor zou moeten zijn: ■ Ken je andere soorten mensen die in ons land of in andere landen van Europa niet altijd gelijk behandeld worden? Welke daarvan is volgens jou de ernstigste vorm van discriminatie? (Raciale of etnische groepen? Migranten of immigranten? Vrouwen? Lesbo’s en homo’s? Oude mensen? Geesteszieken? Daklozen? Ex-gevangenen? Druggebruikers? Anderen?) Schrijf de suggesties van de leerlingen op. Focus op diegene die ze zelf de ergste vinden en vraag: ■ Denk je dat zou helpen als alle Europese landen samen hier iets tegen zouden proberen te doen? Indien wel, wat zouden ze volgens jou dan moeten doen?
96
Europa en ik
Uitsprakenblad
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Vind je dat rolstoelgebruikers het recht zouden moeten hebben om: 1. Te reizen in dezelfde bussen, trams en treinen als andere mensen? 2. Bij concerten in dezelfde stoelen te zitten als andere mensen? 3. Even goede medische behandeling te krijgen als andere mensen? 4. Dezelfde straten en trottoirs te gebruiken als andere mensen? 5. Dezelfde banen te hebben als andere mensen? 6. Naar dezelfde winkels te gaan als andere mensen? 7. Dezelfde openbare plaatsen te bezoeken als andere mensen, bijvoorbeeld parken, bibliotheken, rechtbanken? 8. Naar dezelfde vakantieoorden te gaan als andere mensen? 9. Deel te nemen aan dezelfde sportevenementen als andere mensen? 10. Dezelfde lessen en colleges te volgen op school en aan de universiteit als andere mensen?
97
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Discussiekaarten
Gezin
Gezin
Vrienden
Vrienden
Winkels en handelszaken
Winkels en handelszaken
Plaatselijke en gemeentelijke overheden
Plaatselijke en gemeentelijke overheden
Regering
Regering
Europese Unie
Europese Unie
Heb je zelf een suggestie?
Heb je zelf een suggestie?
98
Europa en ik
5
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 108) Timing: ruim 15’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over gelijkheidskwesties in Europa en wat de Europese Unie eraan doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide apart kan ook. Nog afgezien van het specifieke onderwerp van gelijkheid is de presentatie een goede gelegenheid om de leerlingen te helpen meer te leren over de Europese Conventie over de Rechten van de Mens en het Mensenrechtenhof. Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier te lezen voor deze bladen in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Kaart Laat voorbeelden zien van de verschillen tussen lidstaten in percentage van het BBP dat aan invaliditeitsuitkeringen wordt besteed. Slide 2 ▪ Rolstoeltoegankelijkheid van het Engelse voetbal Vraag de leerlingen die voetbalfans zijn of zij regelmatig rolstoelgebruikers zien bij de voetbalwedstrijden waar zij naartoe gaan. In 1998 presenteerde de Minister van Sport van de Britse regering richtlijnen voor de grootte van rolstoelruimtes naar gelang van het aantal toeschouwers : Onder 10.000
Minimaal 6 plaatsen of 1 per 100 zitplaatsen (naar gelang van welke van beide de grootste is) 100 plus 5 per 1000 boven 10.000 150 plus 3 per 1000 boven 20.000 200 plus 2 per 1000 boven 40.000
10 – 20.000 20 – 40.000 40.000 of meer
Tien jaar later, in 2008, berichtte de krant The Sun dat achttien van de twintig Premier League clubs nog altijd over te weinig plaatsen voor fans in rolstoel beschikten. De enige tribunes waar de stadionrichtlijnen niet genegeerd werden waren die van Blackburn Rovers en Hull City. Tottenham Hotspurs en Fulham bleven het ergst in gebreke. The Sun stelde een ‘Disabled Places League’ op – als volgt: 1. Hull City; 2. Blackburn Rovers; 3. Arsenal; 4. Newcastle United; 5. West Brom; 6. Chelsea; 7. Man City; 8. Sunderland; 9. Bolton; 10. Everton; 11. Stoke City; 12. West Ham; 13. Middlesbrough; 14. Man U; 15. Liverpool; 16. Aston Villa; 17. Wigan; 18. Portsmouth; 19. Spurs; 20. Fulham Meer info over de toegankelijkheid van voetbalstadions in België: http://www.intro-events.be/nl/ http:// www.entervzw.be
99
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Om te weten hoe het gelijke kansenbeleid in België georganiseerd is kunnen de leerlingen surfen naar: www.gelijkekansen.be Slide 3 ▪ Invaliditeit in Europa Mensen met een handicap maken 50 miljoen mensen van de Europese Unie uit (10% van de bevolking), dat is dus de bevolking van België, Tsjechië, Griekenland, Hongarije en Portugal bij elkaar opgeteld. Mensen met een handicap hebben twee- tot driemaal vaker geen baan dan mensen zonder handicap. Slechts 16% van de mensen die beperkingen hebben op beroepsniveau krijgen enige steun om te kunnen werken. Een derde van de gehandicapte bevolking is nog nooit naar het buitenland gereisd of zelfs maar op uitstapjes voor één dag, omdat vele gebouwen en diensten voor hen niet toegankelijk zijn. Voor meer info over het beleid van Europa http://www.stop-discrimination.info/6451.0.html Slide 4 ▪ EU en invaliditeit Zie de aantekeningen voor de docent in de Inleiding. Slide 5 ▪ Europees Forum voor mensen met een handicap Het Europees Forum voor mensen met een handicap (European Disability Forum, EDF) is de Europese koepelorganisatie die de belangen vertegenwoordigt van 50 miljoen Europese burgers met een handicap. Van EDF zijn nationale koepelorganisaties of mensen met een handicap uit alle EU/EEA-landen lid, alsook Europese ngo’s die de verschillende soorten handicaps vertegenwoordigen, organisaties en individuen die te maken hebben met invaliditeitskwesties. De opdracht van het EDF is om mensen met een handicap volledige toegang tot fundamentele en mensenrechten over heel Europa te garanderen door te proberen invloed uit te oefenen op EU-invaliditeitswetten en –beleidsvoorstellen. Zo verzamelde het EDF bijvoorbeeld een miljoen handtekeningen uit heel de EU ten voordele van een uitgebreide invaliditeitswetgeving. Slide 6 ▪ EU en gendergelijkheid Zie de aantekeningen voor de docent in de Inleiding. Slide 7 • Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens is een lijst van mensenrechten en fundamentele vrijheden opgesteld door de Raad van Europa in Straatsburg en geïnspireerd door de Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN. Het werd ondertekend in Rome in 1950 en werd van kracht in 1953. Burgers van staten die het Verdrag hebben geratificeerd kunnen rechtszaken aanspannen tegen hun eigen regering bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens het schenden van mensenrechten zoals die in het Verdrag zijn vastgelegd. Al de EU-lidstaten en de kandidaat-leden hebben het ondertekend, maar de EU-instellingen zijn er nog niet door gebonden en de EU in haar geheel heeft het niet ondertekend.
100
Europa en ik
5
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek Timing: minimaal één à twee uur
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om problemen in verband met rolstoeltoegankelijkheid in hun eigen omgeving te onderzoeken. De leerlingen zoeken in hun directe omgeving (school, winkelcentrum, straten rond de school, metrostations, openbaar vervoer) in welke mate deze al dan niet toegankelijk zijn voor rolstoelpatienten. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de doeltreffendheid van wat de EU doet op het gebied van invaliditeit in hun eigen land. Ze kunnen eventueel gebruik maken van een zwaarbeladen kinderbuggy of een rolstoel om dit concreter uit te testen. Bewaak hierbij echter de doelstelling (en de waardigheid) van het experiment. Indien de leerlingen in hun directe omgeving een rolstoelgebruiker kennen is het natuurlijk veel beter om met deze ervaringsdeskundige op pad te gaan en de problemen samen met de gehandicapte op te lijsten. Bovendien zijn er verschillende gehandicaptenorganisaties die zonder twijfel bereid zijn om hun concrete medewerking te verlenen aan een dergelijk “experiment”. Voor Vlaanderen: Vereniging personen met een handicap: http://www.vfg.be/VfgSite Braille liga voor blinden: http://www.brailleliga.be/nl/default.asp Methode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Zeg de leerlingen dat ze een onderzoek gaan voeren naar de toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers in hun eigen omgeving. Ze gaan de problemen inventariseren die iemand in een rolstoel ontmoet als hij of zij probeert zich in de buurt te bewegen en dingen te doen die mensen zonder handicap doen. Stimuleer de leerlingen te beslissen wat volgens hen de effectiefste manier zou zijn om het onderzoek uit te voeren. Als ze geen vrijwillige rolstoelgebruiker hebben, zouden ze een niet-gehandicapte vrijwilliger kunnen nemen. Als er geen rolstoel beschikbaar is, kunnen ze die nabootsen door een kinderbuggy te gebruiken en die te vullen met iets zwaars. Dan zullen ze moeten beslissen over de plaatsen die ze zullen onderzoeken – dat zou hun school kunnen zijn, winkels, werkplaatsen, openbare gebouwen, straten en trottoirs, openbaar vervoer, enz. Als ze een vrijwilliger gebruiken, moeten ze er ook over beslissen of zij voor dit experiment alleen toeschouwers zijn, dan wel of ze de vrijwilliger mogen helpen als ze dat nodig vinden. Ze moeten ook uitmaken hoe ze hun bevindingen zullen registreren. Benadruk het feit dat het om een ernstig onderzoek gaat niet om een lachpartij. Dan zijn ze klaar om aan het onderzoek te beginnen. (Eventueel kun je dit onderzoek overdoen door andere vormen van invaliditeit te simuleren, je kunt bijvoorbeeld een vrijwilliger blinddoeken om een visuele handicap te simuleren. Ook hier moet de leerkracht waken over de waardigheid van het experiment!)
101
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Opdracht 2 ▪ Nabespreking Als de groepen klaar zijn met hun werk, komen ze hun verslag presenteren. Geef hen even de tijd om te kijken of zij een antwoord hebben op de volgende vragen:. ■ Welke problemen voor rolstoelgebruikers heb je ontdekt? ■ Welke vond je de ergste? ■ Vind je dat iemand van die problemen op de hoogte gebracht zou moeten worden? Zo ja, wie? ■ Wat heb je van de oefening geleerd? ■ Denk je dat rolstoelgebruikers gelijk behandeld worden in jouw omgeving? ■ Denk je dat er meer gedaan zou kunnen worden voor rolstoeltoegankelijkheid? Indien wel, wie zou daar dan voor moeten zorgen? Is het iets waar de Europese Unie meer bij betrokken zou moeten zijn, denk je? Zo ja, hoe?
102
Europa en ik
5
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over hoe die hun opvattingen over Europa en de Europese Unie in het bijzonder heeft beïnvloed. Van belang is ook hen de kans te geven om na te denken over hoe zij ook concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad – zie verder – kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgeleverde blad – individueel, met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat zij zelf actie kunnen ondernemen om de dingen te laten vooruitgaan. Daarom is het belangrijk om hen op deze mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of zij één of andere vorm van voortzetting willen. Deze voortzetting kan de vorm aannemen van opzoekwerk of van een concrete actie. Zo willen de leerlingen misschien: : ■ de resultaten van invaliditeit-onderzoek in andere landen zien: http://www.stop-discrimination.info/6451.0.html ■ een email sturen naar de Invaliditeit Unit:
[email protected]. eu – of een brief schrijven naar de Europese Commissie, DG Werkgelegenheid en Sociale Zaken, Unit «Integratie van mensen met een handicap», B-1049 Brussel. ■ Zelf een actie ondernemen om toegankelijkheid voor gehandicapten in hun directe omgeving te vergroten naar aanleiding van hun onderzoek (zie activiteit 3) . Zij gaan op zoek in de gemeente, in het winkelcentrum, in de metro (of andere bezochte plaatsen) wie verantwoordelijk is hiervoor. ■ een email sturen naar het European Invaliditeit Forum: http://www.stopdiscrimination.info/6451.0.html Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU?
103
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
104
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 5 : Activiteit 1
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
105
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
106
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
107
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 5 : Activiteit 2
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
108
Europa en ik
Dossier 5 : Gelijke kansen voor iedereen?
109
Europa en ik
6
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Europa en ik Naar een betere integratie van allen?
Doel
Jonge mensen bewust maken van kwesties in verband met minderheidsrechten en van wat de Europese Unie op dat vlak doet.
Focus
Via het voorbeeld van discriminatie op het werk worden de leerlingen betrokken bij ruimere issues over minderhedenrechten en de manier waarop landen daar samen aan zouden kunnen werken
Context
Europa is een regio met een cultureel diverse bevolking. Deze diversiteit is te danken aan de etnische, religieuze en taalminderheden die door eeuwen van conflict en migratie zijn ontstaan. Culturele diversiteit wordt vaak als een voordeel beschouwd en kan leiden tot rijkere en economisch succesvollere levenswijzen. Maar ongelijke relaties tussen minderheidsen meerderheidsgroepen kunnen leiden tot sociale en politieke spanning en het gevoel van significant aantal mensen dat ze ‘outsiders’ of ‘tweederangsburgers’ zijn in de landen waar zij wonen en werken.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de docent over minderheidsgroepen in Europa
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over discriminatie op het werk en discussie-ideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over discriminatie op het werk en minderheidsgroepen in Europa
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om het thema van minderheidsgroepen in hun eigen land te onderzoeken
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
110
Europa en ik
6
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over minderhedenrechten in Europa en wat de Europese Unie daarvoor doet
Europa is een regio met een cultureel diverse bevolking. Deze diversiteit is te danken aan de etnische, religieuze en taalminderheden die door eeuwen van conflict en migratie zijn ontstaan. Sommige minderheidsgroepen – zoals de Sami in Noorwegen, Finland en Zweden -- zijn verspreid over verschillende landen en zijn dan ook voorwerp van verschillende vormen van overheidsbeleid. Regeringen behandelen hun minderheidsgroepen niet altijd op gelijke wijze. Inheemse en niet-inheemse minderheden in Europa kunnen af te rekenen krijgen met discriminatie, soms kan hen zelfs het burgerschap worden geweigerd. In het hele continent blijven de Roma en de Sinti bijvoorbeeld de kwetsbaarste groep, die vaak wordt uitgesloten van werk, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, of justitie. Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
De bescherming van mensen die tot een minderheidsgroep behoren, maakt deel uit van het mensenrechtenbeleid van de EU. Artikel 6 van het Verdrag over de Europese Unie verwijst naar de Europese Verdrag tot de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Artikel 14 van het Verdrag, dat door alle lidstaten en de kandidaat-lidstaten is geratificeerd, bepaalt dat “het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.” ■ Het Handvest van de Grondrechten van de EU, uitgevaardigd in 2000, stelt dat iedereen gelijk is voor de wet (artikel 20), verbiedt iedere vorm van discriminatie (artikel 21), en eist dat de Unie de diversiteit van cultuur, religie en taal beschermt. Het is een politiek document zonder juridisch bindende kracht. ■ Wetten die discriminatie bestrijden: Het EU-beleid ter bescherming van minderheden leidde tot nu toe vooral tot de uitvaardiging van panEuropese anti-discriminatiewetten, eerder dan tot het toekennen van formele rechten aan minderheden. In 2000 werden twee richtlijnen aangenomen die een hele reeks regels over het verbod op discriminatie in het leven riepen die in de hele Unie geldig zijn, door een aantal wettelijke minimumvereisten vast te stellen. ■ De Rassengelijkheid Richtlijn: Deze geeft uitvoering aan het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming. Beschermt tegen discriminatie bij werk en opleiding, voorziet in scholing, sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, lidmaatschap van en betrokkenheid bij werknemers- en werkgeversorganisaties en toegang tot goederen en diensten, waaronder ook huisvesting Ze biedt bescherming tegen discriminatie in arbeid en scholing, onderwijs, sociale bescherming (met inbegrip van de sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, het lidmaatschap en de betrokkenheid bij organisaties van werknemers en werkgevers en de toegang tot goederen en diensten, met inbegrip van huisvesting. Het geeft de slachtoffers
111
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
van discriminatie ook het recht om een klacht in te dienen via een juridische of een administratieve procedure, en voorziet ook in gepaste straffen voor wie discrimineert. De richtlijn moet ervoor zorgen dat in iedere lidstaat een organisatie wordt opgericht die gelijke behandeling bevordert en onafhankelijke hulp verleent aan slachtoffers van raciale discriminatie (in België is dat het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding). ■ De Richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep. Deze geeft uitvoering aan het beginsel van gelijke behandeling in arbeid en opleiding, ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid in werkgelegenheid, opleiding en het lidmaatschap en de betrokkenheid bij organisaties van werknemers en werkgevers. ■ Nationale instellingen die de gelijke behandeling moeten bevorderen – Alle lidstaten moeten volgens de Rassengelijkheid Richtlijn van de Europese Gemeenschap (2000) nationale instellingen aanduiden die de gelijke behandeling moeten bevorderen. Deze organisaties worden verondersteld onafhankelijke hulp te bieden aan slachtoffers van discriminatie, onderzoeken uit te voeren, onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te formuleren. ■ Toetredingscriteria – Tijdens de Europese Top in Kopenhagen, in juni 1993, werden de EU-leiders het eens over de toetredingscriteria voor landen die lid willen worden van de EU. Ze legden daarbij speciaal nadruk op de bescherming van minderheden. Volgens deze criteria moet een kandidaatlidstaat “stabiele instellingen hebben die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen”. Jaarlijks legt de Europese Commissie rapporten over de resultaten van de kandidaat-landen op het gebied van de behandeling van minderheden voor aan het Europees Parlement en de Raad. Op basis van deze rapporten stelt de Commissie ook maatregelen voor die de kandidaatlidstaten kunnen nemen om hun resultaten te verbeteren. Welk idee zit hierachter?
Het EU-beleid ten aanzien van minderheidsgroepen beschouwt respect voor diversiteit, multiculturalisme en verdraagzaamheid als fundamentele principes. Dit beleid heeft niet kunnen verhinderen dat bepaalde minderheidsgroepen zich nog steeds outsiders voelen en niet participeren aan het burgerlijke en sociale leven. Daarom leggen de nieuwste EU-initiatieven de klemtoon op een interculturele dialoog en proberen ze groepen in contact te brengen met elkaars cultuur, om zo verdraagzaamheid en wederzijds respect te bevorderen.
112
Europa en ik
Definities
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Minderheid
Groep van personen verbonden door gemeenschappelijke kenmerken, zoals religie, taal, cultuur, etnische afkomst, en die in een of meerdere staten woont waar de meerderheid van de bevolking die kenmerken niet deelt.
Discriminatie
Verschillende en nadelige behandeling van een persoon (of groep) op basis van criteria als afkomst, sekse, leeftijd, religie, taal…, waarin die persoon van andere personen te onderscheiden is.
Toelatingsvoorwaarden
De regels die landen die lid wensen te worden van de EU, moeten respecteren.
Multiculturalisme
De gelijke behandeling van alle culturen, zonder een cultuur boven een andere te stellen.
Roma
Officiële benaming van bepaalde minderheden die in oorsprong nomadische volkeren zijn (zigeuners) ; het is ook de naam die deze volkeren zichzelf geven.
Sinti
een van oorsprong nomadisch volk afkomstig uit Noord-West Europa. Samen met de Roma - afkomstig uit Oost-Europa - zijn ze de twee grootste stammen van het Roma-volk.
Interculturele dialoog
Mensen van verschillende culturen met elkaar in contact brengen.
113
Europa en ik
6 Leerdoelstellingen
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Doelstellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ De leerlingen onderzoeken het probleem van etnische discriminatie op het werk en de gevolgen die ze heeft. Ze bespreken de verschillende manieren waarop individuele personen kunnen omgaan met het feit dat ze als tweederangsburgers worden behandeld en de gevoelens die dat kan opwekken. Ze bekijken verschillende benaderingen om het probleem op te lossen - met inbegrip van de rol die intergouvernementele samenwerking kan spelen. Ze bestuderen het voorbeeld van de rellen in de voorsteden van Parijs (2005) en hoe de Europese Unie heeft gereageerd op problemen in verband met minderheidsrechten in Europa. ■ De leerlingen onderzoeken andere vormen van discriminatie in Europa en enkele van de betrokken minderheidsgroepen – met inbegrip van de manier waarop etnische en andere minderheden in hun eigen buurt behandeld worden. ■ Leerlingen denken na over de doeltreffendheid van het huidige beleid van de Europese Unie op het gebied van de relaties tussen minderheden en meerderheden in Europese landen. Ze geven hun kijk hierop en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze gaan na hoe het werken rondom deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie heeft veranderd.
Leerresultaten
■ De leerlingen zullen erkennen hoe de ervaring van onrechtvaardigheid en discriminatie kan leiden tot gevoelens van frustratie en boosheid. Ze zullen beter het geweld in grootsteden kunnen plaatsen.. Ze zullen begrijpen welke voordelen intergouvernementele samenwerking inzake minderheidsrechten kan hebben en kennis nemen van enkele initiatieven die de Europese Unie ter zake heeft genomen – met inbegrip van de richtlijnen over rassengelijkheid en gelijkheid van behandeling in het beroepsleven, en de oprichting van de nationale instellingen ter bevordering van de gelijke behandeling. ■ Leerlingen zullen bepaalde minderheden in Europa, vooral de Roma, beter kennen. ■ De leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de huidige aanpak van de EU in verband met de bevordering van minderheidsrechten in Europa.
114
Europa en ik
6
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 127) en discussieopdrachten Timing: ongeveer 1 lesuur
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op de PowerPoint-presentatie: «Raciale spanningen». Het verhaal gaat over twee jonge vrouwen die samenwerken in hetzelfde kantoor – een is blank, de andere is zwart. Wanneer de zwarte vrouw merkt dat zij veel meer werk heeft dan haar blanke collega, gaat ze zich hierover beklagen bij haar baas. Resultaat: ze verliest haar baan en moet verhuizen naar een armere wijk van de stad waar heel wat raciale spanningen zijn. De leerlingen denken na over de mogelijke oorzaken van etnische spanningen in de samenleving en over wat volgens hen kan worden gedaan om die te verminderen. Dit legt de basis voor een verkenning van ruimere problemen in verband met minderheidsrechten in Europa en de rol van intergouvernementele samenwerking in het oplossen daarvan. U hebt nodig: ■ PowerPoint-verhaal: «Raciale spanningen» ■ Kopies van de Gevolgen Tabel Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint verhaal Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal: «Raciale spanningen» zien. Ga na of de leerlingen de motieven en de factoren in het verhaal begrijpen. Vraag hen bijvoorbeeld: Waarom heeft een van de twee vrouwen volgens jou meer werk gekregen? Waarom denk je dat ze haar baan verliest? Hoe voelde ze zich volgens jou toen ze in een andere buurt moest gaan wonen? Opdracht 2 ▪ Je een tweede-rangsburger voelen Vraag de leerlingen te denken aan een moment waarop zijzelf het gevoel hadden als tweederangsburgers te worden behandeld. Vraag hen niet naar details van de gebeurtenis maar vraag hen te verwoorden hoe dat voelde en welke invloed dat had op hun houding: ■ Hoe voelde je je toen? ■ Beïnvloedde het jouw houding ten opzichte van de persoon/personen die jou zo behandelde(n)? Als dat zo was, hoe veranderde je houding dan? Op dat moment kunt u vragen aan de leerlingen die dat wensen om meer details over hun ervaring te vertellen. Opdracht 3 ▪ Stel je in haar plaats Vraag de leerlingen dan aan de jonge vrouw in het verhaal te denken die onterecht haar baan verloor door discriminatie: ■ Hoe voelde ze zich volgens jou toen ze haar baan verloor? ■ Welke mogelijke reacties kan de vrouw nu hebben? (Mokken? Wraak nemen? Niets doen – het als een les voor de toekomst beschouwen? Een officiële klacht indienen? Iets anders?)
115
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
■ Welke reactie zou volgens jou de gemakkelijkste zijn? Waarom? Opdracht 4 ▪ Wat als … Verdeel de leerlingen in kleine groepen en geef iedere groep kopies van de Gevolgen Tabel. Vraag hen alle mogelijke reacties die de vrouw kan hebben te bespreken. Voor iedere reactie moeten ze zo gedetailleerd mogelijk de eventuele gevolgen bekijken. Ze moeten daarbij zowel gevolgen op de korte termijn als op de lange termijn in ogenschouw nemen, zowel gevolgen voor andere mensen als voor de vrouw zelf. Voor ieder geval moeten de leerlingen proberen te beslissen of de gevolgen die ze hebben aangehaald, positief of negatief zijn, en deze op de Gevolgen Tabel invullen. Breng de leerlingen weer samen in één groep en stimuleer hen om van gedachten te wisselen. Kijk of het mogelijk is een consensus in de groep te bereiken over wat de jonge vrouw nu zou moeten doen: ■ Wat moet ze volgens jullie doen? Waarom? Opdracht 5 ▪ Wiens verantwoordelijkheid is het? Vraag de leerlingen te bepalen wie ervoor moet zorgen dat minderheidsgroepen niet gediscrimineerd worden op het werk: ■ Wie moet volgens jullie ervoor te zorgen dat mensen niet als tweederangsburgers worden behandeld op het werk? Waarom? (De mensen zelf? Hun vrienden op het werk? De baas? De regering? Iemand anders?) ■ Wat kan er volgens jullie gedaan worden om dit soort van discriminatie uit de wereld te helpen? (Nieuwe wetten? Strengere straffen? Mensen helpen om hun rechten beter te verdedigen? Het gemakkelijker maken om een officiële klacht in te? Mensen leren meer solidair te zijn met hun medeburgers?) Laat hen dan bedenken of een of andere vorm van intergouvernementele actie op het gebied van minderheidsrechten nuttig zou zijn: ■ Zou het volgens jullie nuttig zijn dat verschillende landen zouden samenwerken om deze discriminatie een halt toe te roepen? Zo ja, hoe moet dat dan gebeuren? Wat zouden ze kunnen bereiken door samen te werken? (Ze zouden overal dezelfde normen kunnen hanteren? Ze zouden druk kunnen uitoefenen op andere landen om dit te doen? Ze zouden hun ervaringen kunnen delen over de verschillende vormen van discriminatie en de manieren waarop die zouden kunnen worden vermeden?) Opdracht 6 ▪ Discriminatie in Europa vandaag Vraag de leerlingen of ze minderheidsgroepen kennen die op dit moment in Europa worden gediscrimineerd: ■ Kennen jullie voorbeelden van groepen van mensen die vandaag in Europa als tweederangsburgers worden behandeld? Hoeveel verschillende voorbeelden kunnen jullie bedenken? ■ Hoe kan dat probleem volgens jullie het beste worden aangepakt? Waarom?
116
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Gevolgen Tabel
Positieve gevolgen Wraak nemen?
Niets doen?
Een officiële klacht indienen?
Iets anders?
117
Negatieve gevolgen
Europa en ik
6
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 130) Timing: 15’ à 20’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over kwesties in verband met minderheidsgroepen in Europa en wat de Europese Unie daaraan doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide activiteiten kunnen ook apart behandeld worden. Nog afgezien van het specifieke onderwerp van de minderheden is deze activiteit een goede gelegenheid om de leerlingen te helpen meer te leren over het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en over het uitbreidingsproces van de EU, met inbegrip van de toetredingscriteria. Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van de unit te lezen voor deze bladen in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Rassenrellen in Frankrijk Eind oktober 2005 braken er rellen uit in het stadje Clichy-sous-Bois, net buiten Parijs. In enkele dagen breidden ze zich uit naar andere Parijse voorsteden en voor er een einde aan werd gemaakt, waren er niet minder dan 300 buurten bij betrokken. Er vielen doden te betreuren en heel wat eigendommen – auto’s, winkels en huizen – werden vernield. De rellen vonden plaats in achtergestelde buurten en cités met grote concentraties van achtergestelde bevolkingsgroepen vooral afkomstig uit de immigratie. De rellen waren vooral de uiting van frustratie van deze achtergestelde jongeren met weinig toekomstperspectieven, die niet goed geïntegreerd zijn in de maatschappij en die zich dikwijls slachtoffer voelen van rassendiscriminatie. De vonk in het kruitvat was de elektrocutie van twee Afrikaanse tieners op 27 oktober. Zij hadden zich in een transformatorhuisje in Clichy-sous-Bois (een voorstad in het noorden van Parijs) verstopt voor de politie, die achter hen aan zat. Een derde jongen werd naar verluidt ook gewond tijdens het incident. Na de dood van de tieners, komen jongeren op straat om te protesteren tegen de politie waarop heel snel tot handgemeen kwam. De boosheid van de jongeren werd verder aangewakkerd door commentaren van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken (Nicolas Sarkozy). In de kranten stond dat hij de relschoppers «tuig en uitschot» had genoemd. Hij beloofde «de voorsteden schoon te spuiten met de hogedrukreiniger». De relschoppers gingen helemaal door het lint toen de politie een traangasgranaat in een moskee had gegooid. De rellen breidden zich als een lopend vuur uit over heel Frankrijk. Gebouwen en voertuigen werden in brand gestoken, overal vonden straatgevechten plaats met de politie en werd er vandalisme gepleegd tegen openbare nutsvoorzieningen, scholen en winkels. De rellen in het najaar 2005 duurden drie weken.
118
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Slide 2 ▪ De Roma en Sinti De Roma en Sinti (in de volksmond bekend onder de pejoratieve naam zigeuners en bohemers) vormen de grootste minderheid in het Europa van vandaag. Ze hebben een eigen taal, het Romani, en tellen tien tot twaalf miljoen mensen, die vooral in Midden- en Oost-Europa en de Balkan geconcentreerd wonen. De groepen van Oost-Europese afkomst worden ‘Roma’ genoemd en die uit Midden-Europa ‘Sinti’. Precieze cijfers zijn er niet. Volgens schattingen zijn er 2 miljoen in Roemenië; 800.000 in Bulgarije; 600.000 in Slowakije; 600.000 in Hongarije; 300.000 in Griekenland; 250.000 in Tsjechië; 250.000 in voormalig Joegoslavië; en 50.000 in Polen. Maar landen als Spanje en Frankrijk kennen ook grote minderheidsgroepen Roma’s (ongeveer 1 miljoen in elk land). De Roma zijn in België met naar schatting 50 000, waarvan 3000 Belgische Roma. De Roma en Sinti zijn waarschijnlijk de meest gediscrimeerde minderheid van Europa. Ze hebben van oudsher te maken met pesterijen, discriminatie en gettoïsering – die soms nog versterkt worden doordat de media een racistisch stereotiep beeld van hen ophangen, in het bijzonder door criminaliteit al snel aan ‘Roma’ of ‘Sinti’ toe te schrijven. Verder wordt het internet steeds meer gebruikt door extreem rechtse elementen om haatpropaganda tegen Roma en Sinti te verbreiden, en tegen Joden. Die propaganda is gericht tegen mensen die vaak over onvoldoende water, elektriciteit, verwarming of sanitair beschikken en die in aparte wijken moeten wonen. Hoewel veel mensen bij ‘Roma’ en ‘Sinti’ nog steeds aan thuisloze ‘nomaden’ denken, is het een historisch feit dat leden van deze minderheidsgroep al vele eeuwen geïntegreerd zijn in en burgers zijn van hun respectieve landen van herkomst. Ondertussen zijn de Roma van Europa zich beginnen te organiseren om misbruiken en vooroordelen te voorkomen. Nu ze voor het eerst ook politiek georganiseerd raken, zetten ze lokale, regionale en nationale campagnes op, die wat doen denken aan de zwarte burgerrechtenbeweging in de VS. Deze campagnes gaan van het aanvechten van segregatie op school over woonrechten en de legalisering van kampplaatsen tot het opeisen van politieke vertegenwoordiging in plaatselijke gemeenteraden, nationale parlementen, en regeringen. De EU zelf heeft deze evolutie gesteund. Toen de Unie in januari 2008 met Roemenië en Bulgarije werd uitgebreid tot 27 landen, werden zo’n 8 miljoen Roma EU-burgers, waardoor ze meteen de grootste etnische minderheid van de Unie werden en een gemeenschap die groter is dan de bevolking van op zijn minst acht EU-lidstaten (zoals Slovenië, Kroatië, Slovakije, Denemarken, Finland en Luxemburg). Slide 3 ▪ EU en discriminatie Het Handvest van de Grondrechten Het Handvest, officieel afgekondigd in 2000, bepaalt dat alle mensen gelijk zijn voor de wet (Artikel 20), verbiedt discriminatie om welke reden dan ook (Artikel 21), en vraagt dat de Unie de culturele, religieuze en taalkundige verscheidenheid beschermt. Het is een politiek document, maar het is niet wettelijk bindend. In 2000 werden ook twee richtlijnen aangenomen die in de EU een breed stelsel van regels invoerden op het discriminatieverbod door bepaalde minimale wettelijke vereisten op te stellen. Europese richtlijnen verplichten alle EU-lidstaten nieuwe wetten te maken of bestaande wetten aan te passen
119
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
om ervoor te zorgen dat alle Europeanen dezelfde bescherming tegen oneerlijke behandeling genieten: ■ De Rassengelijkheid Richtlijn Deze richtlijn geeft uitvoering aan het beginsel van gelijke behandeling tussen personen ongeacht hun ras of etnische afkomst. Ze beschermt tegen discriminatie bij werk en opleiding, voorziet in scholing, sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, lidmaatschap van en betrokkenheid bij werknemersen werkgeversorganisaties en toegang tot goederen en diensten, waaronder ook huisvesting. Ze geeft slachtoffers van discriminatie ook het recht om een klacht in te dienen via een gerechtelijke of administratieve procedure, waarbij in passende straffen is voorzien voor wie discrimineert. De richtlijn bepaalt verder dat elke lidstaat een organisatie opricht die gelijke behandeling moet bevorderen en slachtoffers van rassendiscriminatie op een onafhankelijke manier moet bijstaan. ■ De Richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep Deze richtlijn geeft uitvoering aan het beginsel van gelijke behandeling ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid bij werk en opleiding, of lidmaatschap van en betrokkenheid bij werknemers- en werkgeversorganisaties. ■ Nationale instanties voor de bevordering van gelijke behandeling Alle lidstaten moeten, volgens de Rassengelijkheid Richtlijn uit 2000 van de Europese Unie, ‘Nationale instanties voor de bevordering van gelijke behandeling’ oprichten. Deze instanties dienen onafhankelijke steun te verlenen aan de slachtoffers van discriminatie, doorlichtingen en studies op te stellen, en onafhankelijke rapporten en aanbevelingen te publiceren. Slide 4 ▪ Wat te doen als je gediscrimineerd wordt? Als je volgens de bepalingen van de richtlijnen inzake rassengelijkheid of inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep gediscrimineerd wordt, moet je je zaak aanhangig maken bij een nationale rechtbank en gebruik maken van de wetten van je eigen land. De nationale instantie voor de bevordering van gelijke behandeling van je eigen land – in België is dat het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (www.diversiteit.be) – kan je hierin onafhankelijk bijstaan. Het centrum helpt je met de procedures die je kunt volgen, de wettelijke middelen en de financiële steun die je ter beschikking staan en met andere bronnen van raad en steun. Slide 5 • Toetredingscriteria en minderheidsgroepen Vraag de leerlingen of ze iets afweten van de regels die landen die lid willen worden van de EU moeten nakomen eer ze tot de Unie toegelaten worden. In juni 1993 werden de EU-leiders het op een bijeenkomst in Kopenhagen eens over criteria voor landen die EU-lid willen worden, waarbij specifiek de nadruk werd gelegd op de bescherming van minderheden. Deze criteria – die soms de ‘criteria van Kopenhagen’ worden genoemd - bepalen dat “lidmaatschap vereist dat het kandidaat-land stabiele instellingen heeft die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en respect voor en bescherming van minderheden garanderen.” Hoe kandidaat-landen het doen op het gebied van de behandeling van minderheden wordt beoordeeld in jaarlijkse rapporten die de Europese Commissie het Europees Parlement
120
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
en de Raad voorlegt. Op basis van die rapporten beveelt de Commissie maatregelen aan die de kandidaat-landen kunnen nemen om hun staat van dienst te verbeteren.
121
Europa en ik
6
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek. Timing: volledige dag
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om uit te zoeken hoe het zit met de behandeling van raciale en etnische minderheidsgroepen in hun eigen omgeving. Ze onderzoeken hoe burgers uit etnische en andere minderheidsgroepen in hun eigen omgeving worden behandeld. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de doeltreffendheid van wat de EU doet op dit gebied. U heeft voor deze activiteit een overzicht nodig van de resultaten van de in 2006 en 2007 gehouden Gallup-opiniepeiling onder raciale en etnische minderheden in verschillende Europese landen over hun levenskwaliteit. Voor u begint, wordt u aangeraden eerst de achtergrondinformatie voor de docent aan het begin van dit dossier te lezen. Methode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Vertel de leerlingen over de enquête die Gallup in 2006 en 2007 in Europa heeft gehouden en waarbij gevraagd werd of het volgens de burgers goed leven is in hun stad of streek voor raciale en etnische minderheden. Gallup ondervroeg, zowel telefonisch als rechtstreeks, ongeveer duizend mensen van vijftien jaar en ouder in elk Europees land. Zij kregen deze vraag: Is de stad of streek waar u woont al dan niet een goede plaats om te wonen voor raciale en etnische minderheden? De antwoorden op de vragen in de enquête werden ondergebracht in drie categorieën: ‘Een goede plaats’, ‘Geen goede plaats’ en ‘Weet niet/ Geen antwoord’. Meer informatie over deze enquête is te vinden op: http://www.gallup.com/poll/103258/European-Good-Place-Racial-EthnicMinorities.aspx Vraag de leerlingen wat zij denken dat de resultaten voor hun eigen land zouden zijn geweest, en waarom ze dat denken. Laat hen het overzicht van de enquêteresultaten zien en laat hen de cijfers voor hun eigen land vergelijken met die voor andere landen. Moedig hen aan te bespreken wat ze vinden. U kunt suggeren dat ze zelf een vergelijkbare enquête houden – waarbij ze dezelfde vraag stellen als in de Gallup-peiling, maar wel alleen aan mensen (van vijftien en ouder) die in hun eigen omgeving wonen. Geef ze wat tijd om te beslissen hoe ze hun enquête zullen aanpakken, en in het bijzonder hoe ze de mensen zullen vinden bij wie ze gaan enquêteren. Moeten ze alleen leerkrachten, personeel en leerlingen van hun school aanspreken? Zouden ze gebruik kunnen maken van een evenement waarop de ouders aanwezig zijn, of van een of andere sportieve of culturele gelegenheid in hun buurt? Of zou het beter zijn om willekeurige voorbijgangers op straat te ondervragen? Ze zouden er ook
122
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
over moeten nadenken hoe ze de enquête concreet vorm gaan geven en hoe ze de resultaten zullen optekenen. Lijkt het hun bijvoorbeeld een goed idee om individuele vragenlijsten op papier op te stellen, of zou het eenvoudiger zijn mensen direct aan te spreken? Verder zouden ze erover moeten nadenken of het een goed idee zou zijn om enkele aanvullende vragen te stellen aan de ondervraagden over hun sekse, hoelang ze al in hun buurt wonen en of hij of zij zichzelf als lid van een raciale of etnische minderheid in het land beschouwt. Als ze al die voorbereidingen hebben getroffen, zijn de leerlingen klaar om echt te gaan enquêteren. Opdracht 2 ▪ Nabespreking Laat de leerlingen, als ze klaar zijn met hun enquête en de resultaten ervan hebben verwerkt, in groep hun bevindingen bespreken. Geef hun dan even de tijd om na te denken over wat ze gevonden hebben. Enkele nuttige vragen die gesteld kunnen worden zijn: ■ Hoe zien de resultaten uit jullie omgeving eruit in vergelijking met de nationale resultaten voor ons land in de Gallup-peiling? ■ Welke verklaring heb je voor jullie resultaten? ■ Wat heb je van deze oefening geleerd? ■ Wat heb je erin ontdekt over: - de manier waarop minderheidsgroepen in je omgeving en in ons land worden behandeld? - wat de Europese Unie doet voor minderheden in Europese landen in het algemeen? ■ Denk je dat er meer gedaan zou moeten worden om te voorkomen dat verschillende groepen mensen in je omgeving als tweederangsburgers worden behandeld? Indien wel, wat zou er dan gedaan moeten worden, en door wie?
123
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Is het land of het gebied waar u leeft, een gastvrije plaats voor de minderheden? Of niet? Good place
Not a good place
Don’t know/Refused
United Kingdom
80%
11%
9%
Sweden
76%
12%
11%
Spain
76%
16%
8%
Ireland
76%
12%
12%
Serbia
76%
16%
8%
Netherlands
74%
16%
10%
Denmark
74%
14%
12%
Montenegro
72%
17%
11%
Italy
70%
19%
11%
Norway
67%
16%
17%
France
66%
18%
16%
Bulgaria
65%
15%
20%
Germany
65%
17%
17%
Belgium
65%
16%
19%
Macedonia
63%
32%
4%
Romania
62%
22%
17%
Hungary
62%
20%
19%
Switzerland
60%
25%
15%
Portugal
60%
21%
20%
Latvia
59%
18%
23%
Finland
59%
24%
17%
Greece
59%
33%
8%
Croatia
59%
27%
14%
Albania
57%
17%
27%
Moldova
54%
25%
21%
Bosnia Herzegovina
54%
31%
15%
Slovakia
53%
29%
18%
Slovenia
52%
33%
15%
Belarus
50%
10%
40%
Poland
50%
27%
23%
Kosovo
48%
36%
17%
Czech Republic
46%
28%
27%
Ukraine
45%
24%
33%
Austria
44%
30%
27%
Russia
44%
20%
35%
Estonia
43%
24%
33%
Lithuania
40%
19%
40%
GALLUP POLL
124
Europa en ik
6
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over Europa en de Europese Unie in het bijzonder. Van belang is hun ook de kans te geven om na te denken over hoe ook zij concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad – zie verder – kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgevoegd blad – individueel, met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat zij zelf iets zouden kunnen ondernemen om de dingen te laten vooruitgaan. Daarom is het belangrijk om hen op deze mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of zij één of andere vorm van voortzetting willen. Deze voortzetting kan de vorm aannemen van opzoekwerk of van een concrete actie. Zo willen de leerlingen misschien: ■ meer te weten komen over de officiële minderheidsgroepen in verschillende lidstaten: http://www.eurominority.eu/version/nld/minority-detail.asp?id_ minorities=179 ■ meer te weten komen over, of een vraag richten tot de nationale instantie voor de bevordering van gelijke behandeling in hun land: http://www.steunpuntgelijkekansen.be ■ via e-mail een vraag stellen of een opmerking voorleggen aan de Antidiscriminatie Unit bij de Europese Commissie:
[email protected] Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU?
125
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
126
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 6 : Activiteit 1
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
127
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
128
Europa en ik
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
129
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 6 : Activiteit 2
Dossier 6 : Naar een betere integratie van allen?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
130
Europa en ik
7
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Europa en ik Naar een solidaire wereld?
Doel
Jongeren bewust maken van de armoede en het lijden in ontwikkelingslanden en van wat de Europese Unie doet om die te bestrijden.
Focus
Eén conflict in Afrika wordt als voorbeeld genomen om de leerlingen te betrekken bij de ruimere problemen in ontwikkelingslanden en bij de manier waarop rijkere landen zouden kunnen samenwerken om die aan te pakken.
Context
Problemen van armoede en onderdrukking houden niet op aan nationale grenzen. Ook de rijke landen krijgen ermee te maken. Geweld dat voortkomt uit wanhoop kan naar andere landen overwaaien en er de economie ontwrichten. Wanneer regeringen er niet in slagen te voorzien in de belangrijkste basisbehoeften van de bevolking, kunnen landen toevluchtsoorden van internationale criminaliteit en terrorisme worden.
Inhoud
Inleiding
Achtergrondinformatie voor de docent over ontwikkelingslanden en Europa
Doelstellingen en resultaten
Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
Activiteit 1
Een PowerPoint-verhaal over conflicten in Afrika en discussie-ideeën voor de leerlingen
Activiteit 2
Een PowerPoint-presentatie over de ontwikkelingslanden en Europa
Activiteit 3
Een gelegenheid voor de leerlingen om de betrokkenheid van de EU in ontwikkelingslanden te onderzoeken
Evaluatie
Een mogelijkheid voor de leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
131
Europa en ik
7
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Inleiding Achtergrondinformatie voor de docent over ontwikkelingshulp en welke rol de Europese Unie daarin speelt.
Als we de armoede in de derde wereld willen verlichten, is steun van de rijkere landen cruciaal – niet alleen geld maar ook hulp om in de armere landen zelf structurele veranderingen door te voeren. De Europese Unie kan op wereldschaal wellicht meer invloed uitoefenen wanneer ze met één stem spreekt op het gebied van internationale ontwikkeling. Wat heeft de Europese Unie tot nu toe gedaan?
De Europese Unie en haar lidstaten zijn ‘s werelds grootste donor aan de ontwikkelingslanden landen. Zij leveren meer dan de helft van de officiële ontwikkelingshulp ter wereld. Dat gebeurt onder meer door: ■ Humanitaire hulp – De Europese Commissie regelt de hulpverlening buiten de Europese Unie via het departement voor Humanitaire Hulp, ECHO. Sinds zijn oprichting in 1992 heeft ECHO noodhulp verleend aan slachtoffers van natuurrampen en gewapende conflicten in meer dan 100 landen in de wereld – daarbij hoorde ook de financiering van medische teams en ontmijningsexperts, en transport- en logistieke steun. Het doel is om de hulp zo snel mogelijk bij de slachtoffers te krijgen, zonder rekening te houden met ras, religie of de politieke overtuigingen van hun regering. De Commissie werkt nauw samen met een aantal partners – niet gouvernementele organisaties (ngo’s), gespecialiseerde agentschappen van de VN en ander internationale organisaties – om voedsel en materiaal te verschaffen, reddingsteams te leveren, noodhulphospitalen op te richten, en tijdelijke communicatiesystemen te installeren. ■ Ontwikkelingshulp – Naast noodhulp op korte termijn verleent de EU armere landen ook ontwikkelingshulp op langere termijn in de vorm van directe technische of financiële bijstand. Het doel is om de partnerlanden te helpen eigen middelen te ontwikkelen om de armoede te bestrijden en uit te roeien. Oorspronkelijk was de ontwikkelingshulp gefocust op Afrika; later werd ze uitgebreid tot Latijns-Amerika en de landen ten zuiden en ten oosten van de Middellandse Zee. De hulpprogramma’s worden opgesteld door andere directoraten-generaal (DG) van de Europese Commissie: het DG Ontwikkeling voor de landen van Afrika, de Caraïben en de regio’s uit de Stille Oceaan (ACP) en het DG Externe Betrekkingen voor de andere regio’s en landen van de wereld. EuropeAid is het directoraat-generaal van de Europese Commissie dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Europese externe hulpprogramma’s en projecten in de hele wereld ■ Handel – Handel bevorderen is een andere manier waarop de EU probeert armere landen te helpen. Daartoe stelt ze haar eigen markt open voor goederen uit ontwikkelingslanden en spoort ze onwikkelingslanden aan hun eigen markten open te stellen voor Europese producten. Reeds in 1971 begon de EU de invoerrechten op en quota’s voor import uit ontwikkelingslanden te verminderen of af te schaffen. Daarnaast geeft de EU via het ‘Alles behalve wapens’-initiatief, dat in 2001 werd gelanceerd, de 49 minst ontwikkelde landen gratis toegang tot de EU-markt voor alle producten behalve wapens. Het Akkoord van Cotonou http://europa.eu/scadplus/leg/nl/ lvb/r12101.htm (2000) tussen de Europese Unie en de landen van Afrika, de
132
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Caraïben en de Stille Oceaan bracht handel en hulp op een nieuwe manier met elkaar in verband. Het laat de EU toe om een handelsovereenkomst of hulpverlening uit te stellen dan wel af te gelasten indien een partnerland de mensenrechten schendt. De EU besloot bovendien in 2003 dat alle nieuwe overeenkomsten een clausule moeten bevatten waarin de partners er zich toe verbinden de verspreiding van massavernietigingswapens tegen te gaan. De Europese Unie heeft de minst ontwikkelde landen speciale handelsvoorwaarden toegestaan; 39 van hen kunnen sinds 2005 bijna alle producten belastingvrij naar de EU uitvoeren. De EU probeert ook handelsbelemmeringen voor ontwikkelingslanden weg te werken via haar deelname aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Wereldhandelsorganisatie legt een aantal regels vast om de handel in de wereld vrijer te maken en een eerlijke behandeling voor alle deelnemers te verzekeren. ■ Conflictpreventie. In het raam van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid kunnen militaire of politietroepen naar crisisgebieden worden gezonden om humanitaire operaties uit te voeren, de vrede te bewaren, aan crisis management te doen of zelfs vrede te helpen stichten. Ze kunnen ook de lokale politie opleiden en ondersteunen. De EU heeft eveneens een Rapid Reaction Force (een snelle reactie macht) opgericht, gebaseerd op wat men het concept van de gevechtsgroep (battlegroup) noemt. De EU heeft nu op ieder moment twee gevechtsgroepen paraat staan, zodat bij een nieuwe crisis snel met militaire middelen kan worden gereageerd. De gevechtsgroepen zijn samengesteld uit verschillende nationaliteiten, bestaan uit ongeveer 1500 soldaten en zijn beschikbaar voor een periode van zes maanden, volgens een rotatiesysteem. Welk idee zit hierachter?
Definities
Het beleid van de Europese Unie om de armoede in de derde wereld te bestrijden is gestoeld op de twee pijlers hulp en handel. Maar critici opperen soms wel dat de klemtoon op hulp via handel evenzeer in het voordeel van de EU is dan in dat van de armere landen die erdoor geholpen zouden moeten worden.
Humanitaire hulp
noodhulp op korte termijn, om lijden te verlichten dat het gevolg is van natuur- of door mensen veroorzaakte rampen
Ontwikkelingshulp
hulp op lange termijn die de diepgaande oorzaken van armoede of lijden wil wegnemen
Embargo
een overheidsverbod bijvoorbeeld op de verkoop van wapens
ECHO
het departement voor humanitaire hulp van de Europese Commissie
European Youth Forum
platform dat vele grote jeugdorganisaties in Europa samenbrengt
NGO
non-gouvernementele organisatie, organisatie die volledig onafhankelijk van de regering of van eender welk land functioneert
Afrikaanse Unie
internationale organisatie opgericht om de samenwerking tussen Afrikaanse landen te bevorderen
133
Europa en ik
7 Leerdoelstellingen
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Doelstellingen en resultaten Samenvatting van de leermogelijkheden voor de leerlingen
■ Leerlingen verkennen de problemen die een conflict in een ontwikkelingsland veroorzaakt. Ze bespreken de verschillende manieren waarop dit soort probleem kan worden benaderd – incluis de rol die intergouvernementele samenwerking kan spelen – en bekijken hoe jonge mensen bij sommige oplossingen betrokken zouden kunnen worden. Ze bestuderen als voorbeeld het conflict in Darfoer en zoeken uit hoe de Europese Unie daarop heeft gereageerd. ■ Leerlingen denken na over algemenere problemen die in armere landen rijzen en gaan na wat de Europese Unie doet om die te helpen aan te pakken. ■ Leerlingen denken na over de doeltreffendheid van het huidige EU-beleid op het vlak van internationale hulpverlening. Ze geven hun kijk hierop en bekijken manieren om hun ideeën in daden om te zetten. Ze denken erover na hoe werken rondom deze kwestie hun begrip van en kijk op Europa en de Europese Unie heeft veranderd.
Leerresultaten
■ Leerlingen zullen bewuster worden van de problemen in ontwikkelingslanden. Ze zullen inzien wat jongeren in rijkere landen zoal kunnen doen om te helpen. Ze zullen begrijpen welke rol rijkere landen en intergouvernementele samenwerking spelen om ontwikkelingslanden te helpen oplossingen voor hun problemen te vinden. ■ Leerlingen zullen het verschil tussen ontwikkelingshulp en humanitaire hulp kennen. Ze zullen weet hebben van de reeks ontwikkelingslanden waarmee de EU relaties heeft – inzonderheid Soedan. Ze zullen een indruk hebben van de manier waarop de EU zich op dit moment engageert, incluis het werk van ECHO, EuropeAid en de Rapid Reaction Force. ■ Leerlingen ontwikkelen een persoonlijke kijk, en kunnen die verwoorden, op de doeltreffendheid van de huidige aanpak van de EU in verband met internationale hulpverlening.
134
Europa en ik
7
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Activiteit 1 Een PowerPoint-verhaal (zie pagina 146) en discussieopdrachten Timing: ongeveer een uur
Deze activiteit bestaat uit een reeks groepsdiscussieopdrachten gebaseerd op de PowerPoint-presentatie: «Hulp aan Afrika». Het verhaal gaat over een groep jonge mensen die getroffen zijn door lijdensverhalen uit een Afrikaanse land dat door een conflict wordt verscheurd en die proberen in hun school geld in te zamelen om te helpen. Leerlingen denken na over wat er volgens hen kan worden gedaan om dit soort lijden te voorkomen en wie daar volgens hen verantwoordelijk voor zou moeten zijn. Dit legt de basis voor een verkenning van ruimere problemen in verband met armoede en lijden in ontwikkelingslanden en de rol van intergouvernementele samenwerking in de aanpak ervan. Wat u nodig heeft: ■ PowerPoint verhaal: «Hulp aan Afrika» ■ Een set ideeënkaarten ■ Kopies van de Impact Matrix Methode
Opdracht 1 ▪ PowerPoint-verhaal Laat de leerlingen het PowerPoint-verhaal: «Hulp aan Afrika» zien. Ga na of de leerlingen het verhaal begrijpen , bv. Waarom lijden de mensen in Afrika? Hoe zamelen jonge mensen geld in om te helpen? Waarom helpt de eigen regering volgens hen de mensen niet? Opdracht 2 ▪ Hoe kunnen zij helpen? ■ Vraag de leerlingen wat de jongeren in het verhaal zouden kunnen doen met het geld dat ze hebben ingezameld: Hoe kunnen de jongeren het geld gebruiken om de toestand in Afrika te helpen verbeteren? Hoeveel verschillende manieren kunnen ze bedenken? ■ Vraag dan of ze ook andere dingen kunnen bedenken die de jongeren zouden kunnen doen waarvoor geen geld nodig is: Zijn er andere dingen die ze kunnen doen om te helpen? En welke dan? Opdracht 3 ▪ De mogelijkheden afwegen Verdeel de studenten in kleine groepjes. Geef iedere groep een set ideeënkaarten(zie verder in dossier) en een kopie op groot papier van de Impact Matrix (zie verder in dossier) Leg de groepen uit dat ze moeten bespreken wat jongeren in hun eigen land zouden kunnen doen om mensen in situaties zoals die in het verhaal te helpen. Iedere leerling moet om beurt een ideeënkaart omdraaien.
135
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Samen met de anderen in de groep geeft hij het idee een score op de impact matrix , om de score te geven baseren zij zich op volgende criteria: - hoe gemakkelijk het voor iemand van hun leeftijd zou zijn om het idee uit te voeren - hoe groot het effect ervan volgens hen zou zijn op het probleem Als ze zelf nog bijkomende voorstellen hebben, moeten ze die op de blanco ideeënkaarten schrijven en ze ook een passende score geven. Vraag de groepen wanneer ze alle ideeën een score hebben gegeven, hun beslissingen te presenteren en te verantwoorden ten overstaan van de overige leerlingen. Kijk of het mogelijk is met de hele groep een consensus te bereiken over de doeltreffendheid van de verschillende ideeën. Opdracht 4 ▪ Ruimere problemen Spoor de groep in zijn geheel dan aan om na te denken over enkele ruimere problemen in verband met hulp aan ontwikkelingslanden: ■ Denk je dat politici dingen kunnen doen om de situatie in de ontwikkelingslanden te verbeteren die gewone burgers en liefdadigheidsinstellingen niet kunnen doen? Als dat zo is, wat zijn die dingen dan? Hoeveel verschillende dingen kun je bedenken? Ken je plaatsen in de wereld waar zulke dingen gebeuren? ■ Zou het volgens jou helpen indien de rijkere landen samen zouden werken om te helpen – in plaats van ieder ‘hun eigen ding’ te doen? Als dat zo is, wat zouden ze dan zoal kunnen doen? Opdracht 5 ▪ Anderzijds Vraag de leerlingen ten slotte of ze problemen bespeuren bij Europese hulp voor ontwikkelingslanden: ■ Is het altijd goed volgens jou dat rijkere landen de armere helpen? Kun je voorbeelden bedenken van soorten hulp die gegeven wordt, maar eigenlijk slecht is voor de bevolking in het andere land? (Wanneer de hulp alleen naar de rijke mensen in het land gaat en de armen niets krijgen? Wanneer het armere landen te afhankelijk maakt van buitenlandse hulp? Wanneer de rijkere landen de hulp enkel geven om zelf via handel meer geld te verdienen? Iets anders?) ■ Kan er volgens jou iets gedaan worden om rijkere landen te doen ophouden dit soort dingen te doen? En als dat zo is, wat dan? ■ Brengt betrokkenheid risico’s met zich mee?
136
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Ideeënkaarten
Idee 1 Geef het geld aan een liefdadigheidsinstelling
Idee 1 Geef het geld aan een liefdadigheidsinstelling
Idee 2 Begin een blog
Idee 2 Begin een blog
Idee 3 Schrijf naar een krant of neem deel aan een interactief belprogramma
Idee 3 Schrijf naar een krant of neem deel aan een interactief belprogramma
Idee 4 Neem contact op met een politicus
Idee 4 Neem contact op met een politicus
Idee 5 Organiseer een mars of een betoging
Idee 5 Organiseer een mars of een betoging
Idee 6 Organiseer een petitieactie
Idee 6 Organiseer een petitieactie
Idee 7 Voer een folder-of postercampagne
Idee 7 Voer een folder-of postercampagne
Idee 8 Vorm een lokale steungroep
Idee 8 Vorm een lokale steungroep
Idee 9
Idee 9
Idee 10
Idee 10
137
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Impact Matrix
Lage impact
Matige impact
Gemakkelijk om te doen
Matig moeilijk om te doen
Moeilijk om te doen
138
Grote impact
Europa en ik
7
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Activiteit 2 Een PowerPoint-presentatie (zie pagina 148) Timing: 15’ à 20’
Deze PowerPoint-presentatie is gemaakt om leerlingen te helpen meer te weten te komen over de problemen in de ontwikkelingslanden en wat de Europese Unie eraan doet. Het best kan ze samen met Activiteit 1 worden gegeven, maar beide apart kan ook. Nog afgezien van het specifieke onderwerp van internationale hulpverlening is de presentatie een goede gelegenheid om de leerlingen te helpen meer te leren over het European Youth Forum. Het is aanbevolen de aantekeningen bij de verschillende bladen en de achtergrondinformatie aan het begin van dit dossier te lezen voor deze bladen in de klas worden gebruikt. Slide 1 ▪ Ontwikkelingshulp Kaart van het procent van het nationaal inkomen dat landen uitgeven aan ontwikkelingshulp. Slide 2 ▪ Conflict in Darfoer Vraag de leerlingen of ze al ooit van Darfoer gehoord hebben, en als dat zo is, wat ze erover weten. Darfoer is een regio in Soedan, het grootste land van Afrika. Sinds 2003 woedt er een conflict tussen verschillende etnische groepen en stammen. Aan de ene kant zijn er de Janjaweed, een groep gewapende burgers gerecruteerd uit Arabische stammen, die rondtrekken terwijl ze kamelen hoeden. De andere zijde bestaat uit een aantal rebellenlegers, waaronder het Sudan Liberation Movement en de Justice and Equality Movement. Deze legers recruteren hun manschappen bij zwarte etnische groepen die van de landbouw leven. De oorzaak van het conflict ligt bij de Arabische stammen die water nodig hebben voor hun kamelen, daarom steeds verder naar het zuiden trekken en land inpalmen van zwarte landbouwgemeenschappen. Gebrek aan water door droogte heeft het probleem de laatste jaren verergerd. De regering van Soedan zegt dat ze de Janjaweed niet steunt, maar ze heeft wel geld en hulp gegeven en zelfs deelgenomen aan gezamenlijke aanvallen. Ze heeft getuigen van het conflict gevangengezet en misschien ook anderen laten vermoorden. Ze heeft journalisten tegengewerkt en gearresteerd, blijkbaar om te verhullen wat er aan de gang was. De regering zegt dat in het conflict 9000 mensen zijn omgekomen, maar de Verenigde Naties stellen dat rond de 200.000 mensen gedood werden en er niet minder dan 2,5 miljoen mensen uit de streek gevlucht zijn, terwijl een onbekend aantal slachtoffer is geworden van verkrachting of slavernij. Honderdduizenden mensen wonen in vuchtelingenkampen in Tsjaad, en miljoenen zijn ontheemd in Darfoer zelf. Vele duizenden vrouwen zijn het slachtoffer geworden van verkrachting, dat nog steeds als oorlogswapen wordt gebruikt. Duizenden dorpen zijn met de grond gelijk gemaakt,
139
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
oogsten en vee gestolen of vernietigd en water vervuild volgens de strategie van de “verbrande-aarde” om tot etnische zuivering te komen. Splintergroepen van rebellen zijn ook geen heiligen wanneer het over mensenrechten gaat, maar de overweldigende verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de menselijkheid in Darfoer zijn op rekening te schrijven van de regering van Soedan. Slide 3 ▪ De Europese Jeugd en Darfoer Eenenvijftig Europese jeugdorganisaties hebben een gemeenschappelijke verklaring ondertekend waarin ze de internationale gemeenschap en de Europese Unie oproepen iets te ondernemen voor Darfoer. De verklaring was het initiatief van de European Union of Jewish Students (EUJS) en werd ondertekend tijdens de Algemene Vergadering van het European Youth Forum in Azerbeidzjan. In samenwerking met Amnesty International en verscheidene andere non-gouvernementele organisaties heeft de EUJS in het centrum van Brussel met een dagprogramma de Derde Werelddag voor Darfoer onder de aandacht gebracht. Veel Belgische en Europese politici namen daaraan deel. Het doel was de internationale gemeenschap op te roepen iets te ondernemen om de daders die de wreedheden daar uitvoeren aan te spreken en te doen stoppen. European Youth Forum: allen voor actie in Darfoer De ondertekenende lidorganisaties van het European Youth Forum, aanwezig op de Raad van Leden in Bakoe, Azerbeidzjan, zijn verontwaardigd over de genocide in Darfoer. We juichen het toe dat 29 april tot Werelddag voor Darfoer is uitgeroepen en verlenen het initiatief onze steun. We roepen op tot actie om de bevolking van Darfoer te beschermen en de huidige genocide te stoppen! We geloven dat dat een belangrijke stap is om de crisis in Soedan op te lossen, die tot de dood en het lijden van miljoenen mensen heeft geleid. Sinds 2003 is Darfoer in het westen van Soedan verwikkeld in een dodelijk conflict. Honderdduizenden mensen zijn vermoord of ernstig gewond. Meer dan twee miljoen mensen hebben hun huis achtergelaten en wonen in kampen voor ontheemden in Soedan of in vluchtelingenkampen in Tsjaad; meer dan 3,5 miljoen mensen zijn voor hun overleven afhankelijk van internationale hulp. Sinds het begin van het conflict zijn er meer dan 200.000 doden gemeld, en het conflict dijt nu uit naar de buurlanden. Jonge mensen zijn extra kwetsbaar in het conflict in Darfoer. Iedere dag worden jonge vrouwen slachtoffer van verkrachting en seksueel geweld – dat systematisch als oorlogswapen wordt gebruikt in Darfoer. Alarmerend is de recrutering van kinderen en jongeren als soldaten in het conflict: daarmee wordt niet alleen schade toegebracht aan hun persoonlijke ontwikkeling maar wordt ook de ontwikkeling van de regio op lange termijn bemoeilijkt. Ondanks dit alles is de internationale gemeenschap er tot nu toe niet geslaagd de situatie te verbeteren. De EU heeft op 23 april een verklaring uitgegeven waarin Soedan wordt opgeroepen meer VN-vredestroepen in de provincie te aanvaarden. Jammer genoeg waren de Europese regeringen snel om op te roepen het geweld te beëindigen maar zijn ze traag om daarnaar te handelen. De VN-resoluties zijn niet uitgevoerd en zes rondes van vredesbesprekingen gedurende bijna twee jaar hebben geen oplossing voor de crisis gebracht.
140
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
De ondertekenende lidorganisaties van het European Youth Forum, die de stem van de jeugd uit het hele werelddeel vertegenwoordigen, engageren zich om te werken aan grotere bewustmaking en door onderwijs daadwerkelijk te helpen de genocide in Darfoer een halt toe te roepen. We rekenen op de Europese regeringen evenals op internationale instellingen om tussenbeide te komen en in actie te komen om het conflict te beëindigen. De acties die worden ondernomen moeten leiden tot een groter besef in welk situatie jongeren verkeren en op welke manier het conflict hun leven schaadt. Voorts moeten ze ervoor zorgen dat jongeren niet gebruikt worden als instrumenten in het conflict maar beschouwd worden als partners om het conflict op te lossen. Slide 4 ▪ De EU en Darfoer De EU heeft herhaaldelijk kritiek geuit op de schendingen van de mensenrechten in Darfoer. Ze heeft een Speciale Vertegenwoordiger voor Soedan aangewezen en een wapenembargo afgekondigd. Ze heeft ook minstens 500 miljoen euro humanitaire hulp gegeven. Het beleid van de EU was erop gericht te proberen te helpen maar niet tussenbeide te komen in een conflict dat op zich een Afrikaaans conflict is. (De Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties hebben beide vredestroepen naar Soedan gestuurd). Zo heeft ze Afrikaanse troepen opgeleid, geholpen met tactisch en strategisch transport, en ondersteuning en training gegeven aan politiediensten. In en poging een vredelievende oplossing voor het conflict te vinden hebben EU-functionarissen in Brussel vergaderingen belegd tussen vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Soedan, de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties. De EU-benadering was er van in het begin één die Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen wilde stimuleren. Maar sommige critici stellen dat de EU zich achter de Afrikaanse Unie verschuilt omdat het niet de politieke wil heeft de harde actie te ondernemen die nodig is om de regering van Soedan aan te pakken. Slide 5 ▪ De EU en ontwikkelingslanden Zie de achtergrondinformatie voor de docent in het begin van het dossier.
141
Europa en ik
7
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Activiteit 3 Een praktisch onderzoek Timing: ongeveer een uur
Deze activiteit biedt leerlingen een gelegenheid om de betrekkingen van de EU met ontwikkelingslanden zelf te onderzoeken. Ze bekijken welke landen welk soort van ontwikkelingshulp van de Europese Unie krijgen. Zo kunnen ze een oordeel vellen over de doeltreffendheid van het Europese optreden op dit gebied. U hebt toegang tot internet nodig voor deze activiteit. Voor u begint, wordt u aangeraden eerst de achtergrondinformatie voor de docent aan het begin van dit dossier te lezen. Méthode
Opdracht 1 ▪ Het onderzoek Vertel de leerlingen dat u ze de gelegenheid biedt zelf uit te zoeken wat de Europese Unie doet in ontwikkelingslanden en hun eigen mening ter zake te uiten. Verdeel hen dan in kleine werkgroepen, afhankelijk van het aantal beschikbare computers. Leid hen naar het webadres over humanitaire ontwikkelingshulp van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/ europeaid/where/index_nl.htm Vraag iedere groep een deel van de wereld uit te kiezen dat ze graag zouden onderzoeken op het vlak van ontwikkelings- of humanitaire hulp. Geef de groepen tijd om te lezen en informatie te verzamelen over het land (of deel van de wereld) van hun keuze en hun bevindingen op te schrijven. Vraag ze ook aspecten op te schrijven die ze niet begrijpen of vragen die ze zouden willen stellen. (Opgelet: de site geeft algemene informatie in het Nederlands maar voor specifieke info in verband met een bepaald land is de info niet in het Nederlands te bekomen, wel in het Engels, Frans, Spaans..) Herhaal het proces met twee of drie andere landen, zorg dat er minstens één Afrikaans land bij is. Vraag de werkgroepen dan om de bevindingen voor te stellen aan de hele groep. Stimuleer hen ook thema’s waarover ze meer zouden willen weten aan te halen en eventuele vragen te stellen. Opdracht 2 ▪ Nabespreking Als de groepen klaar zijn met hun werk, komen ze hun verslag presenteren. Geef hen even de tijd om te kijken of ze een antwoord hebben op de volgende vragen: ■ Wat heb je gevonden over wat de EU allemaal doet in de ontwikkelingslanden? ■ Verschilde dat in verschillende landen? ■ Was de informatie op de website eenvoudig te begrijpen? ■ Vond je erin wat je wilde weten? ■ Wat heb je geleerd uit de oefening? ■ Hoe denk je nu over wat de EU in die landen doet?
142
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
■ Denk je dat er meer gedaan zou moeten worden om de mensen in armere landen te helpen? Indien wel, wat zou er dan volgens jou gedaan moeten worden, en wiens verantwoordelijk is het om te zorgen dat het gebeurt? Zou het helpen als de landen van Europa hierover nauwer zouden samenwerken?
143
Europa en ik
7
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Evaluatie Een gelegenheid voor leerlingen om na te denken over wat ze hebben geleerd en op basis van hun ideeën tot actie over te gaan
Aan het einde van dit dossier is het van belang uw leerlingen de gelegenheid te bieden om na te denken over wat ze hebben geleerd uit dit dossier in zijn geheel en over Europa en de Europese Unie in het bijzonder. Van belang is ook hun de kans te geven om na te denken over hoe zij ook concreet iets zouden kunnen doen op basis van wat ze hebben geleerd. Methode
Opdracht 1 ▪ Zelfevaluatie De eenvoudigste manier om uw leerlingen aan te moedigen na te denken over wat ze hebben geleerd is hen dat mondeling in groep te laten doen. De vragen op het zelfevaluatieblad (zie verder) kunnen helpen hun gedachten te structureren. Indien mogelijk is het een goed idee hen te vragen hun antwoorden eerst op te schrijven op het bijgeleverde blad – individueel, met zijn tweeën of in kleine groepen. Dit kan de aanzet zijn tot een discussie met de hele groep. Opdracht 2 ▪ Vervolgacties De leerlingen komen misschien niet op het idee dat zij zelf actie kunnen ondernemen om de dingen te laten vooruitgaan. Daarom is het belangrijk om hen op deze mogelijkheid te wijzen en hen te vragen of zij één of andere vorm van voortzetting willen. Deze voortzetting kan de vorm aannemen van opzoekwerk of van een concrete actie. Leerlingen willen bijvoorbeeld misschien: ■ in contact treden met het European Youth Forum: http://www.youthforum.org/ ■ zelf een initiatief nemen http://europa.eu/youth/ed/index_EU0010001419.html ■ zich maatschappelijk actief inzetten: http://europa.eu/youth/active_citizenship/index_eu_nl.html ■ vrijwilligerswerk doen in een ontwikkelingsland: http://europa.eu/youth/volunteering_-_exchanges/index_eu_nl.html ■ een vraag over humanitaire hulp stellen aan het Directoraat-Generaal voor Humanitaire Hulp van de EU, via een e-mail of per brief naar: DG Humanitarian Aid, A/5 Information Unit, AN88 2/49, Europese Commissie, B-1049, Brussel, België ■ contact opnemen met de Europese Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire: http://ec.europa.eu/commission_barroso/michel/Policy/ about_me/index_en.html Deze link verwijst naar de Eurocommissaris voor ontwikkelingssamenwerking Louis Michel wiens pagina alleen in het Frans en in het Engels bestaat. Na de verkiezingen van 2009 kan men op de website van de Europese commissie nagaan wie de nieuwe Europese Commissaris voor ontwikkelingssamenwerking is. http://ec.europa.eu/index_nl.htm Een algemene lijst van mensen en organisaties waar leerlingen hun opmerkingen van vragen over Europa en de Europese Unie aan kunnen richten is te vinden aan het einde van deze publicatie onder de noemer: Waar vindt u meer over de EU? 144
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Leerlingenblad voor zelfevaluatie Na(a)m(en) .................................................................................................... (1) Wat je geleerd hebt: Wat voor dingen denk je te hebben geleerd uit dit dossier?
(2) Wat je denkt Heeft het werk op basis van dit dossier je opvattingen over Europa van de Europese Unie op de een van andere manier beïnvloed? En indien wel: hoe?
(3) Wat je wilt zeggen Als je met iemand van de overheid zou kunnen praten over een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, met wie zou je dan willen praten? en wat zou je hem / haar willen zeggen?
(4) Wat je wilt doen Als je iets zou kunnen doen aan een van de kwesties die in dit dossier aan bod zijn gekomen, wat zou dat dan zijn? Waarom?
145
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 7 : Activiteit 1
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
146
Europa en ik
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
147
Europa en ik
PowerPoint-presentatie Dossier 7 : Activiteit 2
Dossier 7 : Naar een solidaire wereld?
Deze PowerPoint-presentatie kan gedownload worden op www.knooppuntdemocratie.be
148
Europa en ik
Waar vindt u meer over de EU?
Nuttige informatiebronnen over de EU die online te raadplegen zijn: ■ Europa http://europa.eu De portaalsite van de Europese Unie. ■ De EU in één oogopslag http://europa.eu/abc/index_nl.htm Een eenvoudige inleiding tot de EU en haar activiteiten, met inbegrip van kaarten van Europa en landenbeschrijvingen, en toegang tot gedetailleerdere informatie over haar geschiedenis, verdragen, technische termen, publicaties en de belangrijkste officiële websites van de lidstaten. ■ EUABC http://nl.euabc.com/ Een woordenboek met korte verklaringen van belangrijke EU-termen en doorklikpunten naar verdere informatie. ■ Activiteiten van de Europese Unie http://europa.eu/pol/overview_nl.htm Beschrijft de belangrijkste activiteiten van de EU met overzichten van gegevens, ontwikkelingen en uitdagingen voor de toekomst. ■ SCADPlus http://europa.eu/scadplus/leg/nl/s20013.htm Details van de hele EU-wetgeving ■ Eurobarometer http://ec.europa.eu/public_opinion/index_en.htm Overzichten van de publieke opinie in Europa ■ Informatie Brussel van het Europees Parlement http://www.europarl.europa.eu/brussels/41/bru81eu21.htm Hoe kunnen jongeren hun stem laten horen over EUaangelegenheden? Er zijn een aantal manieren waarop jongeren hun stem kunnen laten horen over Europa en direct deel kunnen hebben aan het EU-beleid. De eenvoudigste weg is via: ■ Uw Stem in Europa http://ec.europa.eu/yourvoice/ Een mogelijkheid om mee te doen aan EU-raadplegingen en -discussies. Zie de namen van Europese Parlementsleden en verneem meer over de rechten van burgers in Europa. ■ Europe Direct http://europa.eu.int/europedirect Geeft antwoord op vragen over EU-beleid en over uitoefenen van de rechten van burgers. ■ Blogs http://blogs.ec.europa.eu (homepagina alleen in het Engels) Blogs van EU-Commissarissen en -Volksvertegenwoordigers, met mogelijkheid tot reageren. ■ Solvit http://ec.europa.eu/solvit/site/index_nl.htm Directe hulp bij problemen veroorzaakt door de verkeerde toepassing van internemarktwetgeving door overheden. ■ Europese ombudsman http://www.euro-ombudsman.eu.int Vraag informatie op van of dien een klacht in bij de Europese Ombudsman ■ Europese Parlementsleden.
149
Europa en ik
http://www.europarl.europa.eu/parliament/public.do?language=nl Vraag informatie op bij of stel een vraag aan Europese Parlementsleden. ■ European Citizen Action Service (ECAS) http://www.ecas.org (alleen in het Engels) Onafhankelijk advies in verband met de rechten van burgers in de EU. ■ Europees Jeugdportaal http://europa.eu/youth/ Een brede waaier aan informatie over Europa en de Europese Unie, ook over studeren en werken in het buitenland, de rechten van burgers en mogelijkheden voor actief burgerschap. ■ Europees Jeugdforum http://www.youthforum.org Een forum voor meer dan 90 Nationale Jeugdraden en Europese jeugd-ngo’s. ■ European Youth Parliament http://www.eypej.org/index.php?l=nl Vertegenwoordigt de belangen van Jongeren in Europa. ■ De Europese Burgerraadplegingen http://www.europese-burgerraadpleging.eu/be De Europese Burgerraadplegingen zijn de eerste pan-Europese debatten ooit waarbij burgers uit al de 27 lidstaten discussiëren over de toekomst van de Europese Unie, over taal- en geografische grenzen heen. De Koning Boudewijnstichting leidt het project.
150
Europa en ik
Koning Boudewijnstichting Samen werken aan een betere samenleving
www.kbs-frb.be De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting in dienst van de samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Stichting steunt jaarlijks zo’n 2.000 organisaties en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. Onze actiedomeinen de komende jaren zijn: armoede & sociale rechtvaardigheid, gezondheid, democratie in België, democratie in de Balkan, erfgoed, filantropie, migratie, ontwikkeling, leiderschap, lokaal engagement, partnerschap of uitzonderlijke ondersteuning. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. We werken met een jaarbudget van 48 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij, zijn er de Fondsen van individuen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. De Raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen uit en zorgt voor een transparant beleid. Voor de realisatie doet ze een beroep op een 50-tal medewerkers. De Stichting werkt vanuit Brussel en is actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen. Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden of lanceren eigen acties, bieden een forum voor debat en reflectie, en stimuleren filantropie. De resultaten van onze projecten en acties worden verspreid via diverse mediakanalen. De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel. Meer info over onze projecten, evenementen en publicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kunt u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel 02-511 18 40, fax 02-511 52 21 Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
151