EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG Technische informatie
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Copyright © 2014 EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG is niet aansprakelijk voor technische of druktechnische fouten of onvolkomenheden in deze technische informatie en is ook niet verantwoordelijk voor schade die direct of indirect terug te voeren is op de levering, de kwaliteit en het gebruik van dit materiaal. Dit document bevat eigendomsrechtelijk beschermde informatie die valt onder het auteursrecht. Alle rechten zijn beschermd. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG mag dit document noch geheel noch gedeeltelijk worden gekopieerd of vermenigvuldigd. De software die in dit document wordt beschreven, valt onder een licentiecontract. Gebruik en vermenigvuldiging van de software is alleen toegestaan in het kader van dit contract. RITTAL® is een geregistreerd handelsmerk van Rittal GmbH & Co. KG. EPLAN®, EPLAN Electric P8®, EPLAN Fluid®, EPLAN PPE®, EPLAN Pro Panel® en EPLAN Harness proD® zijn geregistreerde handelsmerken van EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG Windows 7®, Windows 8®, Windows Server 2012®, Microsoft Windows®, Microsoft® Excel®, Microsoft® Access® en Notepad® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. PC WORX®, CLIP PROJECT® en INTERBUS® zijn geregistreerde handelsmerken van Phoenix Contact GmbH & Co. AutoCAD® en AutoCAD Inventor® zijn geregistreerde handelsmerken van Autodesk, Inc. STEP 7®, SIMATIC® en SIMATIC HW Konfig® zijn geregistreerde handelsmerken van Siemens AG. InstallShield® is een geregistreerd handelsmerk van InstallShield, Inc. Adobe® Reader® en Adobe® Acrobat® zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc. TwinCAT® is een geregistreerd handelsmerk van Beckhoff Automation GmbH. Unity Pro® is een geregistreerd handelsmerk van Schneider Electric. RSLogix 5000® en RSLogix Architect® zijn geregistreerde handelsmerken van Rockwell Automation. Alle overige genoemde product- en handelsnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de desbetreffende eigenaren. EPLAN gebruikt de Open-Source-Software 7-Zip (7za.dll), Copyright © by Igor Pavlov. De broncode van 7Zip valt onder de GNU Lesser General Public License (LGPL). De broncode van 7-Zip en meer informatie over deze licentie vindt u op http://www.7-zip.org EPLAN gebruikt de Open-Source-Software Open CASCADE, Copyright © by Open CASCADE S.A.S. De broncode van Open CASCADE valt onder de Open CASCADE Technology Public License. De broncode van Open CASCADE en meer informatie over deze licentie vindt u op http://www.opencascade.org EPLAN biedt een importfunctie, die gebruik maakt van eCl@ss. Voor het gebruik van de eCl@ss-standaard is een licentie nodig. U kunt deze bestellen en registeren in het download portal: http://www.eclassdownload.com
2
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Inhoudsopgave Voorwoord
11
Leesaanwijzingen
13
EPLAN Preplanning
16
Uitbreidingen in de gebruikersinterface Vernieuwingen in de eigenschappendialoogvensters Reservoir als nieuw segment in de pre-planning Uitgebreide nummeringsinstellingen voor PLT-systemen en segmenten Schema's genereren uit de pre-planning Macro's actualiseren Pre-planning artikelen met de detailplanning synchroniseren
19 19 21 21 22 25 26
Segmentsjablonen en macro's
26 27 28 29 30 32
Verwerkingen in de pre-planning
32
Gebouwenautomatisering in de pre-planning
34
Gegevensovername van EPLAN PPE-projecten
35
Beter rekening houden met de pre-planning in het EPLAN platform
38
Segmentsjablonen Segmentsjabloon-navigator Segmentsjablonen maken Segmentsjablonen toekennen Segmentsjablonen bewerken
Deelprojecten en uitbreidingen voor de bewerkingsbereiken Bewerkingsbereiken voor deelprojecten definiëren Verbeterde indeling van projecten met doorlopende nummering Rekening houden met de pre-planning in de bewerkingsbereiken Deelprojecten beheren Deelprojecten veilig opslaan Meer informatie over deelprojecten
40 41 42 43 44 47 49
3
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Deelprojecten opslaan Nieuwe controleproceduremeldingen voor deelprojecten
Vernieuwingen voor het hele EPLAN platform Teksten passend maken Teksten in uitlijningsvakken passend maken Nieuwe controleproceduremeldingen voor teksten Wijzigings- en apparaatbeveiliging De nieuwe wijzigingsbeveiliging Beveiliging configureren Uitbreidingen bij de apparaatbeveiliging Weergave in de navigators Wijzigingsbeveiliging voor structuurcodes Beveiliging verwijderen Gebruikergedefinieerde eigenschappen Gebruikergedefinieerde eigenschappen maken Gebruikergedefinieerde eigenschappen gebruiken Gebruikergedefinieerde eigenschappen verwijderen Gebruikergedefinieerde extra velden converteren Uitgebreide ondersteuning van de EN-norm 81346 Uitbreidingen voor de referentiecodering Objectcodes voor de structurering gebruiken Nieuwe stamgegevens voor de uitgebreide referentiecodering Grafische editor Hyperlinks naar kruisverwijzingen Uitbreiding voor structuurkasten met uitsparingen Kruisverwijzingen Fomuliergebaseerde contactspiegels Gebruikersinterface EPLAN-pictogrammen in nieuw design Weergegeven waarden voor de instellingen uit de layer
4
51 53 54 54 57 60 61 62 64 66 68 68 69 70 71 74 75 75 77 78 80 82 83 83 84 84 84 88 88 88
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Overige weergegeven eenheden Minder bedieningselementen voor meer gebruiksvriendelijkheid Uniforme codering voor onderdelen Hernoemd dialoogvenster voor het selecteren van directory's Projectbewerking Uitgebreide projectdatabanken SQL-server-databank voor het projectbeheer Pictogram voor exclusief geopende projecten Onderdelen Overzichtelijkere weergave van de volledige ODC Artikelselectie Rekening houden met functiesjablonen Eenvoudiger identificeren van hyperlinks uit het artikelbeheer Apparaten Uniform gedrag bij het overdragen van de steker-ODC en de kanaalcode Projectgegevens-navigators Nieuw pictogram voor onderdelen die niet in het schema zijn geplaatst Structuurcodebeheer Overzichtelijkere weergave van de structuurcodes Verbindingen Verbondenheid van verbindingen Hernoemde verbindingssymbolen Meldingenbeheer Controle van de artikelstamgegevens Formuliereditor Verbeterde vormgeving van dynamische bereiken Uitgebreide vervolgformulieren Verwerkingen Artikelgroepenoverzicht genereren Verwerkingen met afwijkend formulier
91 92 102 103 103 103 104 106 107 107 109 109 109 110 110 111 111 112 112 114 114 115 115 115 119 119 122 127 127 129
5
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Artikelbeheer Actualiseren van de artikeldatabank Import van artikelgegevens volgens de eCl@ss-standaard ATEX-certificering opgeven Inbouwdiepte voor op montageoppervlakken geplaatste componenten Hernoemd veld voor montagegegevens Verwijderde velden Instellingen
133 133 134 135 135 136 137 139
Gemeenschappelijk instellingsdialoogvenster voor het selecteren en beheren van artikelen
139
Verschoven instelling voor de vergrote weergave van teksten zoals in vorige EPLAN-versies
143
Hulpprogramma's
144 144
Uitbreidingen bij het synchroniseren van functies Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" Omvang van de vertaling voor het artikelbeheer definiëren
145 145
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management"148 Uitgebreide eigenschappenvergelijking voor de pre-planning Projectspecifiek opslaan van de vergelijkingsresultaten Eigenschappen Hernoemde eigenschappen voor structuurcodes
Vernieuwingen voor EPLAN Electric P8 Klemmen / stekers Nieuwe instellingen voor het nummeren Leidingverdelers / -verbinders in de elektrotechniek Algemene informatie over leidingverdelers en -verbinders Leidingverdelers in de topologie Nieuwe controleproceduremeldingen voor leidingverdelers Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys"
6
148 150 151 151 153 153 153 156 157 158 160 161
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Topologie-routeringspad als polylijn tekenen Vulcapaciteit van topologie-routeringspaden bepalen Uitbreidingen voor klemmenstroken in routeringspadnetwerken Verbindingen tussen verschillende coderingsstructuren routeren
162 163 165 166
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" 168 Bouwgroepen-rack gerichte weergave in de PLC-navigator Grafische bepaling van de busconfiguratie Nieuwe structurering van PLC-objecten Uitbreidingen bij adressen / I/O-lijsten Gegevensuitwisseling met PLC-configuratieprogramma's Nieuwe en geactualiseerde interfaces voor de PLC-gegevensuitwisseling
Vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel Uitgebreide werkbalk voor "Pro Panel-opties"
170 171 175 177 179 182 183 184
185 Meerdere vlakken in hetzelfde 2D-vlak als een montageoppervlak definiëren 185 Vereenvoudigde werkwijze bij het definiëren van montage- en basispunten 186 Beschrijving van een montagepunt wijzigen 188 Inbouwoppervlakken in schemaprojecten definiëren en bewerken 188
Uitbreidingen in de onderdelenlogica
Objecten om een vrij te kiezen as draaien
189
192 Weergave van routeringspaden en curven in modelaanzichten 192 Weergave van de routeringstoebehoren in de modelaanzichten 193 Configureerbare weergave van de navigatorvensters voor het modelaanzicht 193 Eigenschapsgroepering voor de modelaanzichten 194
Uitbreidingen bij de modelaanzichten
Uitbreidingen bij het plaatsen van artikelen Montageplaten in de hiërarchie van de layoutruimte opnemen Afmetingen bij het plaatsen van artikelen terugschrijven Artikelen van meerdere klemmenstroken plaatsen
195 195 197 197
Selectielijst bij het over elkaar heen liggen van interactieve punten en vlakken
198
7
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Artikelbeheer bij het overdragen van een aansluitbeeld direct geopend
199
Boorpatronen uit externe productie-informatie
200 201 202 205 206
Boorpatronen uit NC-gegevens genereren Boorpatronen uit DXF- / DWG-bestanden genereren Boorpatronen grafisch definiëren Nieuwe controleproceduremeldingen voor boorpatronen Berekening van het totale verliesvermogen van schakelinstallaties
207
Nieuwe uitbreidingsmodule "Design Space Exchange" voor de import en export van constructieruimtes
208
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Project Processing"
211
Verbeterd proces bij het importeren van onderdelen en routeringsverbindingen Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "Process Copper" Verzamelrails met korte kant buiging
211 217 218
223 Instellingen voor het bundelen als schema 224 Beter rekening houden met faserails 229 Bedradingsblokkeringen als start- of eindpunt van routeringspaden of curven 234
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "Process Wiring"
Vernieuwingen voor EPLAN Fluid Codering volgens DIN ISO 1219-2:2012 Onderdeelcodering Nieuwe projectinstellingen Nieuwe eigenschappen Nieuwe bereiken Nieuwe controleproceduremeldingen Toekenning aan een bereik in een tabel bewerken Online-nummering Codering van Fluid-leidingen Codering van afbreekpunten Nieuwe stamgegevens
8
235 235 236 237 240 241 243 244 244 246 248 249
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
EPLAN Fluid Hose Configurator – de nieuwe slangleidingconfigurator
Vernieuwingen voor EPLAN Harness proD
249 251
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" 257 Vernieuwingen in de stamgegevens
262
Stamgegevens: Symbolen
262
Stamgegevens: Formulieren en plotkaders
273
Stamgegevens: Projecten en sjablonen
275
Stamgegevens: Macro's
276
Overige vernieuwingen en informatie EPLAN Solution Center – het nieuwe supportsysteem Aanmelding bij het EPLAN Solution Center Validatiecode Validatiecode online aanvragen Softwarevereisten en vrijgaven Algemene voorwaarden Besturingssystemen Microsoft-producten SQL-server Autodesk-producten PDF-redlining PLC-systemen (PLC & Bus Extension) 64 bit-versie van het EPLAN platform
277 277 278 279 279 281 281 281 282 282 283 283 283 284
9
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
10
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorwoord Geachte EPLAN-gebruiker, Wereldwijde initiatieven zoals "Industry 4.0", "Smart Manufacturing" en "The internet of things" eisen van de maakindustrie dat er steeds meer intelligente componenten en geautomatiseerde tools voor de engineering worden ingezet. Dit heeft grote consequenties voor het engineeringproces en stelt hogere eisen aan de ontwerpsystemen, maar het biedt ook nieuwe uitdagingen. De almaar toenemende hoeveelheid data en communicatie vraagt om een hogere gegevenskwaliteit, consequente gegevenstransparantie, maximale systeemcompatibiliteit en een verbeterde interactie tussen ontwerpsystemen en tools, onderling en in combinatie met bestaande ERP-, PDM- en PLM-oplossingen. Het doel: meer efficiëntie in de productontwikkeling en een hoogwaardige documentatie voor productie, montage, testing, inbedrijfstelling en onderhoud. Het EPLAN platform is erop gericht om de doelstellingen van deze initiatieven duurzaam te ondersteunen. Enerzijds door een snellere registratie en structurering van gegevens voor de engineering, anderzijds door een hogere kwaliteit en uniformiteit van gegevens over alle processtadia van de productontwikkeling en productie heen. De uitgebreide ondersteuning van de norm IEC 81346 met functie-, plaatsen productaspecten biedt nieuwe en verbeterde mogelijkheden om uw projecten te structureren en om vele dagelijkse werkzaamheden in de engineering te automatiseren. De kwaliteit en structuur van de documentatie is eveneens doorslaggevend – daarom ondersteunt het EPLAN platform de IEC 61355-standaard.
11
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De interactie tussen de diverse ontwerpsystemen in de engineering is voor EPLAN een belangrijk thema. Daarom hebben wij in deze nieuwe versie enkele interacties sterk vereenvoudigd – bijvoorbeeld de definitie van de PLC-bustopologie, gebruikergedefinieerde eigenschappen en nieuwe kruisverwijzingstechnieken. Wij zien de continue afstemming van onze oplossingen met uw processen in de schakelkast- en schakelcentrumbouw als een wezenlijke verplichting. Met EPLAN Pro Panel 2.4 kan boorinformatie uit externe systemen – bijvoorbeeld in de vorm van DXF- / DWG-gegevens of productiegegevens uit de bibliotheken van gereedschapmachines – in EPLAN Pro Panel worden geïntegreerd en in de engineering verder worden verwerkt. In deze vorm draagt ook de uitgebreide functionaliteit van de uitbreidingsmodule EPLAN Project Processing bij aan een verdere optimalisering van processen: onderdeel- en verbindingslijsten kunnen uit andere E-CAD- of ERP-systemen of in de vorm van Excel-lijsten worden overgenomen, ze kunnen gericht worden gesynchroniseerd met de inhoud van het actuele project en worden gebruikt voor de montageopbouw in 3D en voor de virtuele bedrading – uniforme engineering, ook zonder schema. Op het gebied van de fluidtechniek hebben wij de EPLAN Fluid Hose Configurator geïntegreerd. Met deze slangleidingconfigurator wordt uw productiviteit bij het definiëren en maken van hydraulische slangleidingen blijvend verhoogd.
12
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Begin direct en ontdek de talrijke nieuwe functies en verbeteringen die in het EPLAN platform versie 2.4 zijn geïntegreerd. Meer informatie vindt u op onze website onder www.eplan.nl. Wij wensen u veel succes met het EPLAN platform 2.4. Het team van EPLAN Software & Service
Leesaanwijzingen Belangrijke informatie: Raadpleeg vóór de installatie van de versie de informatie in het hoofdstuk "Overige vernieuwingen en informatie" (vanaf pagina "277"). Lees hier met name de paragraaf "Softwarevereisten en vrijgaven" (zie pagina "281"). Wanneer u oude projecten die met vorige EPLAN-versies zijn gemaakt in EPLAN-versie 2.4 wilt gebruiken, moeten deze projecten worden geactualiseerd. Lees hiervoor de paragraaf "Projectbewerking" (zie pagina "103"). Als u een "oude" artikeldatabank wilt gebruiken, moet die artikeldatabank eerst worden geactualiseerd. Lees hiervoor de paragraaf "Artikelbeheer" (zie pagina "133"). Voor het maken van afbeeldingen ten behoeve van dit document hebben wij gebruik gemaakt van "EPLAN Electric P8". Wanneer u een ander programma van het EPLAN platform gebruikt, wordt in het dialoogvenster van uw programma een ander programmasymbool weergegeven.
13
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordat u begint te lezen, wijzen wij u op de volgende symbolen en schrijfwijzen die in dit document worden gehanteerd: Let op: Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool zijn waarschuwingen. Lees voordat u verder gaat deze waarschuwingen altijd goed door! Opmerking: Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool bevatten aanvullende opmerkingen. Tip: Na dit symbool volgen nuttige tips, die het werken met het programma vereenvoudigen. Voorbeeld: Voorbeelden worden voorafgegaan door dit symbool. Elementen van de gebruikersinterface worden vet (en blauw) aangegeven en kunnen zo direct in de tekst worden herkend. Cursief gemarkeerde teksten geven aan wat belangrijk is en waar u beslist op moet letten. Codevoorbeelden, directorynamen, directe invoer etc. worden weergegeven in niet-proportioneel lettertype. Functietoetsen, toetsen van het toetsenbord en knoppen in het programma worden tussen rechte haken weergegeven (bijvoorbeeld [F1] voor de functietoets "F1").
14
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Om de overzichtelijkheid tijdens het lezen te verbeteren, wordt in dit document gebruik gemaakt van een zogeheten "menupad" (bijvoorbeeld Help > Inhoud). De menu's en opties die in het menupad worden genoemd, moeten in de aangegeven volgorde worden gekozen om een bepaalde programmafunctie te kunnen bereiken. Via het hier genoemde menupad opent u bijvoorbeeld het Help-systeem van EPLAN. Bij instellingen of velden (zoals selectievakjes) die alleen kunnen worden in- of uitgeschakeld, worden in dit document vaak de termen "inschakelen" (de instelling is dan actief niet actief ) gebruikt.
) en "uitschakelen" (de instelling is dan
15
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
EPLAN Preplanning Met EPLAN Preplanning kunt u de eerste planningswerkzaamheden voor technische aspecten in het engineeringproces vroegtijdig in het EPLAN-platform uitvoeren. Het engineeringproces van een machine / installatie bestaat uit afzonderlijke fasen waarin het concept op basis van de eerste globale ontwerpen en ideeën steeds verder wordt verfijnd en concreter wordt, totdat uiteindelijk alle documenten en informatie zijn gemaakt die nodig zijn voor de productie en bouw van de machine. In de projectfase van de pre-planning worden concepten voor de technische omvang van de machine / installatie uitgewerkt en wordt een eerste inschatting gemaakt van de benodigde hoeveelheid componenten. Het doel hiervan is om het technisch meest voordelige concept te bepalen en de standaardinstellingen voor de daaropvolgende detailplanning te definiëren. Op basis van de pre-planning kan later de schemavervaardiging en detaillering van de installatie plaatsvinden. Nadat wij in de laatste versie de pre-planning als optionele uitbreiding voor het EPLAN platform hebben geïntroduceerd, is EPLAN Preplanning nu als zelfstandige toepassing (stand-alone-variant) en als add-on-variant beschikbaar. Als add-on-variant is EPLAN Preplanning voor de volgende programmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Select EPLAN Electric P8 Professional EPLAN Electric P8 Professional+
16
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
EPLAN Fluid EPLAN Fluid Professional. Voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort de add-on standaard tot de leveringsomvang. Als stand-alone-variant biedt EPLAN Preplanning daarnaast uitgebreide functies voor de grafische vervaardiging van P&I-schema's (P&ID's). Belangrijke uitbreidingen in de pre-planning De gegevensovername is in deze versie zo uitgebreid dat u nu niet alleen P&ID-projecten maar ook volledige EPLAN PPE-projecten vanuit EPLAN PPE aan EPLAN Preplanning kunnen worden overgedragen. U kunt de relevante gegevens bij een bepaald segment nu in een zogeheten "segmentsjabloon" voordefiniëren. Deze voorgedefinieerde gegevens kunt u bij het maken van nieuwe structuursegmenten, planningsobjecten etc. steeds opnieuw gebruiken. Het beheer en de bewerking van segmentsjablonen die in een project voorkomen, vindt plaatst in een nieuw dialoogvenster – de segmentsjabloon-navigator. Daarnaast kunt u verwerkingen voor de segmentsjablonen uitvoeren. In de pre-planning is het nu ook mogelijk om functielijsten voor de gebouwenautomatisering volgens de normen VDI 3814 en DIN EN ISO 16484-3 uit te voeren. Deze functielijsten bevatten informatie die voor de planning en uitvoering van gebouwenautomatiseringssystemen en M&R-installaties vereist is. Om deze verwerkingen te kunnen maken, stellen wij speciale stamgegevens (projectsjablonen, formulieren etc.) ter beschikking.
17
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Met behulp van segmentsjablonen kunt u standaarden voor de engineering maken en automatisch voorgedefinieerde gegevens aan segmenten overdragen en hoeft u niet steeds bij elk segment afzonderlijk gegevens in te voeren. Speciale sjablonen en stamgegevens maken het mogelijk om functielijsten voor de gebouwenautomatisering volgens de normen VDI 3814 en DIN EN ISO 16484-3 uit te voeren. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Uitbreidingen in de gebruikersinterface" op pagina "19" "Schema's genereren uit de pre-planning" op pagina "22" "Segmentsjablonen" op pagina "26" "Verwerkingen in de pre-planning" op pagina "32" "Gebouwenautomatisering in de pre-planning" op pagina "34" "Gegevensovername van EPLAN PPE-projecten" op pagina "35" "Beter rekening houden met de pre-planning in het EPLAN platform" op pagina "38".
18
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitbreidingen in de gebruikersinterface Vernieuwingen in de eigenschappendialoogvensters Structuursegmenten In het eigenschappendialoogvenster van structuursegmenten worden de structuurcodes nu overzichtelijk in de tabel Structuurcode weergegeven. Daardoor kon het groepsveld Eigenschappen vanuit het tabblad Volgende naar het eerste tabblad worden verplaatst en kon het tabblad Volgende worden verwijderd.
Planningsobjecten In het eigenschappendialoogvenster van de planningsobjecten is de volgorde van de tabbladen gewijzigd. Het tabblad Macro is tussen de beide andere tabbladen Artikel en Sjablonen geplaatst. In het kader van deze wij-
19
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
ziging is het vorige tabblad PLC / Documenten verdeeld over de twee nieuwe tabbladen PLC en Documenten / pagina's. Segmentsjabloon toekennen In de eigenschappendialoogvensters van de segmenten wordt op het eerste tabblad het nieuwe veld Segmentsjabloon weergegeven. In dit veld wordt de segmentsjabloon weergegeven die aan het segment is toegekend. Meer informatie hierover vindt u in paragraaf "Segmentsjablonen" (zie pagina "26"). Documenten en / of pagina's toekennen U kunt in de pre-planning nu externe documenten en / of projectpagina's aan segmenten toekennen. Hiervoor is zowel bij de structuursegmenten als bij de planningsobjecten het nieuwe tabblad Documenten / pagina's beschikbaar. In de tabel Documenten op dit tabblad kunt u willekeurige documenten aangeven, die in verwerkingen als hyperlinks worden uitgevoerd. De pagina's die aan een segment zijn gekoppeld, worden in de tabel Pagina's op het tabblad Documenten / pagina's weergegeven. Via de toekenning van pagina's kan bij het segment worden afgeleid op welke pagina's de bijbehorende gegevens voorkomen. Met de knop (Nieuw) opent u het dialoogvenster Paginaselectie en selecteert u de pagina's die aan een segment worden toegekend. Met (Verwijderen) verwijdert u een geselecteerde pagina uit de tabel. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help in de paragraaf "Segmenten aan pagina's koppelen".
20
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Reservoir als nieuw segment in de pre-planning In de pre-planning zijn nu als nieuwe segmenten "reservoirs" beschikbaar. Reservoirs behoren in de proces-engineering tot de groep van apparaten. Ze kunnen onderdeel van een installatie zijn en worden onder een structuursegmentniveau ingevoegd. In de pre-planning worden reservoirs parallel aan algemene planningsobjecten beheerd en ze gedragen zich op soortgelijke wijze. Bij een reservoir kunnen functiesjablonen en externe documenten / pagina's worden opgeslagen, maar geen PLC-adressen. artikelen of macro's. Daarom bevat het eigenschappendialoogvenster van een reservoir alleen het tabblad Reservoir, algemeen, dat overeenkomt met dat van een planningsobject, en de tabbladen Documenten / pagina's en Sjablonen. Een reservoir kan in de pre-planning onder een structuursegment worden ingevoegd, maar niet onder een planningsobject of een PLT-systeem. De reservoirs zelf kunnen in de structuur ook PLT-systemen en planningsobjecten bevatten.
Uitgebreide nummeringsinstellingen voor PLT-systemen en segmenten De instellingen voor de PLT-systemen in de pre-planning zijn in deze versie uitgebreid: het instellingsdialoogvenster bevat naast instellingen voor PLTsysteemnummers nu ook nummeringsinstellingen voor andere pre-planning segmenten. Daarom is het dialoogvenster hernoemd in Instellingen: Nummering / PLT-systemen (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Pre-planning > Nummering / PLT-systemen).
21
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In de nieuwe velden Minimum veldbreedte, Opvulteken, Startwaarde en Stapgrootte kunt u nu aparte instellingen voor de automatische nummering van segmenten en PLT-systemen aanbrengen. Op basis van deze instellingen stelt EPLAN bij het maken van segmenten / PLT-systemen, bij het kopiëren en plakken, of bij het invoegen van macro's met deze objecten automatisch een code / PLT-systeemnummer voor. Wanneer PLT-systemen worden genummerd, wordt er ook rekening gehouden met PLT-systemen die dezelfde code hebben.
Schema's genereren uit de pre-planning U kunt vanuit de pre-planning meerlijnige schema's genereren door planningsobjecten (PLT-systemen, PLT-systeemfuncties) met toegekende macro's via slepen & neerzetten naar de pagina-navigator te slepen. U kunt daarbij nu ook gebruik maken van de volgende nieuwe mogelijkheden: Pagina's bij het genereren van een wijzigingsbeveiliging voorzien Meerdere venstermacro's naast elkaar op een pagina plaatsen.
22
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vanwege deze uitbreidingen is in de algemene instellingen voor de pre-planning het nieuwe groepsveld Schema genereren beschikbaar (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Pre-planning > Algemeen).
Wijzigingsbeveiliging bij het genereren van pagina's: Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de pagina's die uit macro's worden gegenereerd automatisch van een wijzigingsbeveiliging voorzien. Dat wil zeggen dat aan deze pagina's de eigenschap Wijzigingsbeveiliging (ID 3014) wordt toegewezen. De pagina's en de functies die daarop zijn geplaatst, zijn daardoor tegen wijziging beveiligd en kunnen naderhand niet worden bewerkt, verwijderd etc. Wijzigingen via de pre-planning met de functie Detailplanning actualiseren zijn wel mogelijk. Als het selectievakje is uitgeschakeld, zijn de pagina's die uit de macro's zijn gegenereerd niet beveiligd en kunnen ze naderhand worden bewerkt.
23
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerkingen: Objecten waarvoor een wijzigingsbeveiliging is ingeschakeld, worden in de boomweergaven van de navigators door het pictogram duid.
aange-
De beveiliging voor onderdelen, functies of planningsobjecten is in deze versie hernoemd in "apparaatbeveiliging". In het kader van deze aanpassing is ook de instelling voor de beveiliging van functies in de preplanning hernoemd in Apparaatbeveiliging bij het genereren van functies. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help in de paragraaf "Beveiligde segmenten". Meerdere macro's op een pagina plaatsen: Als u dit selectievakje inschakelt, worden – wanneer u planningsobjecten meerdere keren naar een bestaande pagina sleept – de macro's automatisch naast elkaar op een pagina geplaatst, zolang er voldoende ruimte is. Daarna wordt er een nieuwe pagina gegenereerd waarop de volgende macro wordt geplaatst. Als u daarentegen een planningsobject naar een hiërarchieniveau in de boomstructuur sleept, worden er altijd nieuwe pagina's gegenereerd. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt voor elke macro een aparte pagina gegenereerd. Via de beide instellingen Afstand tot de rand en Afstand tussen de macro's kunt u de afstand opgeven die moet worden aangehouden wanneer er meerdere venstermacro's op één pagina worden geplaatst.
24
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Macro's actualiseren Om macro's of macrogegevens die op projectpagina's zijn geplaatst te actualiseren, zijn in de pre-planning-navigator de volgende twee nieuwe functies beschikbaar: Macro nieuw plaatsen: als in de pre-planning bij een planningsobject een opgeslagen macro door een andere macro wordt vervangen, kunt u macro die op de projectpagina is geplaatst via de snelmenuopdracht Macro nieuw plaatsen in de pre-planning-navigator verwisselen. Daardoor wordt de geplaatste macro voor het in de pre-planning-navigator geselecteerde planningsobject verwijderd en wordt vervolgens de nieuwe macro geplaatst. Detailplanning actualiseren: tijdelijke aanduiding-objecten in macro's kunnen worden gebruikt om gegevens uit de eigenschappen van planningsobjecten over te dragen aan geplaatste functies in de detailplanning. Wanneer u in de pre-planning de gegevens van het planningsobject hebt gewijzigd (u hebt bijvoorbeeld een andere waardenset voor een tijdelijke aanduiding-object in de macro geselecteerd), kunt u in de pre-planning-navigator via de snelmenuopdracht Detailplanning actualiseren de gewijzigde gegevens overdragen aan het geplaatste tijdelijke aanduiding-object in de detailplanning.
25
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Pre-planning artikelen met de detailplanning synchroniseren Er kunnen zich situaties voordoen dat artikelen bij de segmenten in de preplanning moeten worden gewijzigd, terwijl de bijbehorende hoofdfuncties al in de detailplanning zijn geplaatst. In dat geval kunt u de pre-planning artikelen met de artikelen in de detailplanning synchroniseren. Daarbij wordt de artikelinformatie bij de hoofdfuncties in de detailplanning verwijderd en vervangen door de artikelinformatie van de toegekende segmenten. Om een synchronisatie uit te voeren, kiest u de menuopdrachten Hulpprogramma's > Synchroniseren > Artikel > Pre-planning --> hoofdfunctie. Net zoals in het EPLAN platform gebruikelijk is, is de omvang van de synchronisatie afhankelijk van de segmenten die u in de pre-planning-navigator hebt geselecteerd. Nadat u de melding met [OK] hebt bevestigd, wordt de artikelinformatie van de geselecteerde segmenten, inclusief alle onderliggende segmenten, gesynchroniseerd. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help in de paragraaf "Pre-planning artikelen met de detailplanning synchroniseren".
Segmentsjablonen In een segmentsjabloon kunt u alle relevante gegevens voor een segment voordefiniëren. Deze voorgedefinieerde gegevens kunt u bij het maken van nieuwe structuursegmenten, planningsobjecten etc. steeds opnieuw gebruiken. Door het toekennen van een segmentsjabloon worden de gegevens die daarin zijn gedefinieerd aan het segment overgedragen en hoeft u de gegevens niet afzonderlijk bij elk segment in te voeren. De gegevens van de toegekende segmentsjabloon kunnen bij de segmenten worden weergegeven.
26
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Segmentsjablonen worden projectspecifiek opgeslagen. Elke segmentsjabloon heeft een unieke identificerende naam, een beschrijving en een segmentdefinitie. De segmentsjabloon beschikt verder over alle eigenschappen van een segment met dezelfde segmentdefinitie.
Segmentsjabloon-navigator Voor de weergave en bewerking van de in een project gedefinieerde segmentsjablonen is de nieuwe segmentsjabloon-navigator beschikbaar. Deze navigator opent u met de menuopdrachten Projectgegevens > Pre-planning > Segmentsjabloon-navigator. Boomweergave Op het tabblad Boom worden de segmentsjablonen in hun hiërarchische structuur weergegeven. Het bovenste hiërarchieniveau is het project, daaronder zijn de segmentsjablonen van een project in de volgende drie hiërarchieniveaus onderverdeeld: Basissegmentdefinities (bijvoorbeeld "Structuursegment", "Planningsobject", "PLT-systeem" etc.). Segmentdefinities (bijvoorbeeld "Structuursegment algemeen", "Planningsobject algemeen", "Meetplaats"). Op dit niveau is de snelmenuopdracht Nieuwe segmentsjabloon beschikbaar, waarmee u segmentsjablonen kunt maken. Segmentsjablonen: in het onderste hiërarchieniveau worden de gebruikergedefinieerde segmentsjablonen weergegeven. Segmentsjablonen worden aangeduid met het picogram . Verder worden voor de basissegmentdefinities en voor de segmentdefinities dezelfde pictogrammen als in de pre-planning-navigator weergegeven.
27
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Na de gegevensovername van een EPLAN PPE-project zijn in de segmentsjabloon-navigator nog meer voorgedefinieerde planningsobjecten (bijvoorbeeld "sensor", "actor", "opnemer" etc.) en segmentsjablonen beschikbaar. Deze segmentsjablonen zijn gebaseerd op specificaties uit EPLAN PPE. Het specificatienummer in PPE wordt bij de conversie omgezet in de identificerende naam van de segmentsjabloon. Lijstweergave Op het tabblad Lijst worden standaard de segmentsjabloonnaam, de segmentsjabloonbeschrijving, de segmentdefinitienaam, de code en de beschrijving van het segment, alsmede structuurcodes voor de codeblokken "Groep" en "Inbouwplaats" weergegeven. Daarnaast kunnen met de snelmenuopdracht Weergave configureren andere structuurcodes en eigenschappen worden weergegeven.
Segmentsjablonen maken Selecteer in de segmentsjabloon-navigator eerst de segmentdefinitie waarvoor u de sjabloon wilt maken (bijvoorbeeld de "meetplaats") en kies vervolgens de snelmenuopdracht Nieuwe segmentsjabloon. Het eigenschappendialoogvenster dat wordt geopend heeft dezelfde tabbladen als het betreffende segment van de geselecteerde segmentdefinitie. Daarnaast wordt het tabblad Segmentsjabloon weergegeven, waarin u de identificerende naam en een optionele beschrijving voor de nieuwe segmentsjabloon invoert. Segmentsjablonen kunnen in de segmentsjabloon-navigator ook op de volgende wijze worden gemaakt:
28
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Kopiëren en plakken van een bestaande segmentsjabloon. Dupliceren van een bestaande segmentsjabloon. Slepen & neerzetten vanuit de pre-planning-navigator naar de segmentsjabloon-navigator. Hierbij worden alle gegevens van het segment aan de segmentsjabloon overgedragen. Export en import van segmentsjablonen.
Segmentsjablonen toekennen Aan elk segment kan een segmentsjabloon uit het actuele project zijn toegekend. In de pre-planning-navigator wordt dit door een speciaal pictogram ( ) aangeduid; dit pictogram ligt bovenop het pictogram van het segment. Het segment en de segmentsjabloon hebben altijd dezelfde segmentdefinitie. In het eigenschappendialoogvenster van een segment wordt een toegekende segmentsjabloon op het eerste tabblad in het veld Segmentsjabloon weergegeven. Bij het toekennen worden de eigenschappen van de segmentsjabloon aan het segment overgedragen. Daarbij worden alleen lege waarden gevuld; bestaande eigenschapswaarden worden niet overschreven. Daarnaast kunt u aan het segment nog meer eigenschappen toewijzen of de uit de segmentsjabloon overgenomen waarden overschrijven. Segmentsjablonen kunnen op de volgende wijze in het project worden gebruikt of aan een segment worden toegewezen: Slepen & neerzetten vanuit de segmentsjabloon-navigator naar de preplanning-navigator. Daarbij wordt een nieuw segment gegenereerd, waaraan de segmentsjabloon wordt toegekend.
29
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Slepen & neerzetten vanuit de segmentsjabloon-navigator naar de grafische editor (op een pre-planning pagina). Daarbij wordt een nieuw segment gegenereerd en geplaatst, waaraan de segmentsjabloon wordt toegekend. Slepen & neerzetten met ingedrukte toetsen [Ctrl] + [Shift] vanuit de segmentsjabloon-navigator naar een segment in de pre-planning-navigator. De segmentsjabloon wordt aan het bestaande segment toegekend (als deze dezelfde segmentdefinitie hebben). In het eigenschappendialoogvenster van een segment via het veld Segmentsjabloon. Om op deze wijze aan een bestaand segment een segmentsjabloon toe te kennen, klikt u op de knop […] naast het veld Segmentsjabloon. In het vervolgdialoogvenster Segmentsjabloon selecteren worden de in het project aanwezige segmentsjablonen weergegeven die bij de segmentdefinitie van het actuele segment passen.
Segmentsjablonen bewerken Voor het bewerken van segmentsjablonen zijn in de segmentsjabloon-navigator de volgende functies beschikbaar: Segmentsjablonen verwijderen: segmentsjablonen kunnen alleen in segmentsjabloon-navigator worden verwijderd wanneer ze niet in het project worden gebruikt, d.w.z. niet aan een segment zijn toegekend. Segmentdefinitie wijzigen: met de snelmenuopdracht Segmentdefinitie wijzigen kunt u aan een segmentsjabloon in de segmentsjabloon-navigator een andere segmentdefinitie toewijzen (uit dezelfde basissegmentdefinitie). Dit kan alleen als de segmentsjabloon aan geen enkel segment is toegekend.
30
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Segmentsjablonen verplaatsen: in de boomweergave van de segmentsjabloon-navigator kunt u segmentsjablonen met slepen & neerzetten naar een andere plaats binnen dezelfde basissegmentdefinitie verplaatsen, voor zover deze segmentsjablonen nog niet in het project worden gebruikt. Daarbij wordt aan de segmentsjabloon automatisch de segmentdefinitie toegewezen waaronder deze is verplaatst. Als u bij het slepen de toets [Ctrl] ingedrukt houdt, worden de geselecteerde segmentsjablonen gekopieerd. In de pre-planning-navigator kunt u de volgende functies voor segmentsjablonen uitvoeren: Toegekende segmentsjabloon uit het segment verwijderen: een toegekende segmentsjabloon kan ook weer worden verwijderd. Open daartoe het betreffende eigenschappendialoogvenster van het segment met het tabblad <Segment-weergavenaam>. Klik op (Verwijderen) naast het veld Segmentsjabloon. De eigenschapswaarden die in de segmentsjabloon zijn gedefinieerd worden bij het segment verwijderd. Op waarden van segmentsjabloon terugzetten: met de nieuwe snelmenuopdracht Op segmentsjabloon terugzetten kunt u de gewijzigde eigenschapswaarden van een segment weer op de in de segmentsjabloon voorgedefinieerde waarden terugzetten. Om te bepalen bij welk segment verschillen tussen het segment en de toegekende segmentsjabloon bestaan, kunt u de nieuwe controleproceduremelding 028018 "Verschil tussen segment en segmentsjabloon (eigenschap '%1!s!')." uit de meldingsklasse 028 "Pre-planning" gebruiken.
31
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Segmentsjablonen en macro's Segmentsjablonen worden bij het maken van pre-planning macro's aan de macro overgedragen. Wanneer pre-planning macro's worden ingevoegd, worden segmentsjablonen die niet in het project voorkomen aan het project overgedragen; bestaande segmentsjablonen worden daarbij niet overschreven. Bij het segment wordt alleen de verwijzing naar de bestaande segmentsjabloon ingevoerd.
Voordeel: Door projectspecifieke segmentsjablonen kunnen bijvoorbeeld fabrikantonafhankelijke macro's worden gemaakt. Wanneer u het artikel in de segmentsjabloon wijzigt en bijvoorbeeld een artikel van een andere fabrikant selecteert, worden daardoor de artikelen bij alle planningsobjecten die met deze segmentsjabloon zijn gekoppeld, gewijzigd.
Verwerkingen in de pre-planning De in de pre-planning beschikbare structuursegmenten (installatie, installatiedeel, machinefunctie etc.) en planningsobjecten (sensoren, actoren, PLT-systemen etc.) kunnen met behulp van de reeds beschikbare verwerkingstypen "Pre-planning: Structuursegmentenoverzicht", "Pre-planning: Structuursegmentschema", "Pre-planning: Planningsobjectenoverzicht" en "Pre-planning: Planningsobjectschema" worden verwerkt.
32
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Om bij deze verwerkingen in de pre-planning ook alle onderliggende segmenten te kunnen uitvoeren (bijvoorbeeld alle planningsobjecten van een PLTsysteem), is nu de nieuwe formuliereigenschap Alle onderliggende segmenten uitvoeren (ID 13119) beschikbaar. Als deze formuliereigenschap is geactiveerd, worden in het gegevensbereik van een verwerking van het type "structuursegmentschema" of "planningsobjectschema" bij elk segment ook alle onderliggende segmenten bepaald en uitgevoerd. Opmerking: Met behulp van een planningsobjectenoverzicht kunnen ook – als er een geschikt formulier wordt gebruikt – functielijsten voor de gebouwenautomatisering worden uitgevoerd. Nieuwe verwerkingen Verder zijn er voor de pre-planning de volgende nieuwe verwerkingstypen: Pre-planning: Segmentsjabloonoverzicht: overzicht van alle segmentsjablonen. Pre-planning: Segmentsjabloonschema: per segmentsjabloon wordt een verwerking gegenereerd, waarbij verschillende eigenschappen van de segmentsjabloon kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld de artikelen die bij de segmentsjabloon zijn ingevoerd. Daarnaast kunnen ook de eigenschappen van segmenten worden uitgevoerd die de segmentsjabloon gebruiken. Artikelgroepenoverzicht: overzicht van alle in het project gebruikte bouwgroepen en modules. Met de eigenschap Recordtype kunt u onderscheid maken tussen bouwgroepen en modules. Met behulp van dit verwerkingstype kunnen ook bouwgroepen worden verwerkt, die door de gegevensovername van montage hook-ups in EPLAN PPE-projecten in
33
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
de pre-planning zijn overgenomen. Lees hiervoor ook de paragraaf "Verwerkingen" (zie pagina "127"). Voor deze nieuwe verwerkingen worden in de stamgegevens formulieren meegeleverd (zie paragraaf "Stamgegevens: Formulieren en plotkaders" op pagina "273").
Gebouwenautomatisering in de pre-planning In de gebouwenautomatisering volgens de normen VDI 3814 en DIN EN ISO 16484-3 is het gebruikelijk dat de vereiste informatie voor de planning en uitvoering van gebouwenautomatiseringssystemen en M&R-installaties in functielijsten wordt uitgevoerd. Om deze functielijsten te ondersteunen, stellen wij in EPLAN speciale projectsjablonen, formulieren en eigenschappen voor de pre-planning ter beschikking. Meer hierover leest u in de paragrafen "Stamgegevens: Formulieren en plotkaders" (vanaf pagina "273") en "Stamgegevens: Projecten en sjablonen" (vanaf pagina "275"). Functielijsten Het formulier voor de functielijsten is onderverdeeld in secties en kolommen. De eigenschappen die in het formulier worden weergegeven zijn op sectie gesorteerd. In EPLAN worden de eigenschappen die in de norm zijn voorzien gedeeltelijk door vast gedefinieerde EPLAN-eigenschappen en gedeeltelijk door gebruikergedefinieerde eigenschappen afgebeeld. Sectie 1 bevat vast gedefinieerde EPLAN-eigenschappen voor de weergave van PLC-ingangen en -uitgangen. De secties 2 tot 8 bevatten gebruikergedefinieerde eigenschappen. In de projectsjabloon voor de gebouwenautomatisering zijn deze eigenschappen reeds voorgedefinieerd en zo direct beschikbaar wanneer de sjabloon wordt gebruikt.
34
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voor de uitvoer van functielijsten voor de gebouwenautomatisering volgens de norm VDI 3814 gebruikt u het verwerkingstype "Pre-planning: Planningsobjectenoverzicht" en kent u hieraan het formulier F40_VDI3814.f40 toe. Grafische weergave van automation schema's Een schematisch overzicht (automation schema) van het geplande installatiebereik kunt u in het EPLAN-project op een pagina van het type "P&Ischema" tekenen. In dit overzicht kan het aantal gebruikte of noodzakelijke in- / uitgangen per planningsobject worden weergegeven. Hiervoor gebruikt u een eigenschapsgroepering bij de in het automation schema geplaatste functies, waarin de eigenschappen voor het totale aantal PLC-ingangen en -uitgangen (bijvoorbeeld Totaal aantal digitale PLC-uitgangen (ID 44029)) voor weergave zijn geselecteerd. Deze informatie wordt gewoonlijk als pad onder de tekening weergegeven. Om een dergelijk padgewijze weergave mogelijk te maken, moet u voor de betreffende eigenschappen de weergave-instelling voor het basispunt wijzigen. Daartoe kiest u in de eigenschapsgroepering voor de weergave-eigenschap Basispunt de instelling "Y-coördinaat automatisch (pad)". De waarde voor de Y-coördinaat (t.o.v. het nulpunt van de pagina) definieert u in de eigenschap Eigenschapsgroepering: Automatische Y-coördinaat (pad) (ID 12062). Deze eigenschap is bij plotkaders en pagina's beschikbaar.
Gegevensovername van EPLAN PPE-projecten De gegevensovername vanuit EPLAN PPE is nu zo uitgebreid dat u niet alleen P&ID-projecten maar ook complete EPLAN PPE-projecten voor de pre-planning kunt importeren.
35
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
EPLAN PPE-project converteren De huidige menuopdracht P&ID-project converteren is hernoemd en om reden van uniformiteit naar het menu van de gegevensovername verplaatst. Om een EPLAN PPE-project te converteren naar een project voor de preplanning, kiest u nu de menuopdrachten Hulpprogramma's > Gegevensovername > EPLAN PPE --> pre-planning. Daarbij wordt net als tot dusver de informatie uit de EPLAN PPE-functieomgeving in de segmenten van de pre-planning overgenomen. Het oude EPLAN PPE-project blijft onder een andere naam behouden. Als het EPLAN PPE-project documenten bevat, verschijnt er een melding en kunt u bepalen of deze documenten als grafische pagina's moeten worden overgenomen. Houd er rekening mee dat dit proces enige tijd in beslag kan nemen. Daarom raden wij aan om documenten niet bij de gegevensovername te converteren, maar in plaats hiervan vooraf in het EPLAN PPE-project alleen de benodigde documenten als grafische pagina's te genereren. Geconverteerde PPE-objecten Bij de gegevensovername worden de volgende PPE-objecten naar de betreffende segmenten of objecten van de pre-planning geconverteerd: PPE-object
Segment / object
Installatie - ICS - Code
Structuursegment - Code - Beschrijving De structuurcodes worden aan de hand van de configuratie in EPLAN PPE bepaald.
PLT-systeem
PLT-systeem
36
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
PLT-systeemfunctie
PLT-systeemfunctie
PLT-systeemelement Planningsobject - Apparaattype - Beschrijving - Apparaatgroep - Segmentdefinitie Specificatie
Segmentsjabloon
Montage hook-up
Bouwgroep
Opdrachten
- vervallen -
Reservoir
Reservoir
Eigenschap
Gebruikergedefinieerde eigenschap. Eigenschapsgroepen worden als onderdeel (extra knooppunt) van de identificerende eigenschapsnaam afgebeeld.
Extern document
Document (bij het segment opgeslagen)
Document
Grafische pagina. U kunt bij de gegevensovername bepalen of de documenten uit EPLAN PPEprojecten naar grafische pagina's moeten worden geconverteerd of dat ze moeten worden genegeerd.
Import van P&I-schema's uit AutoCAD Wanneer u P&I-schema's via de EPLAN PPE P&ID AutoCAD-interface hebt gemaakt, importeert u deze tekeningen in uw EPLAN PPE-project voordat u dit converteert naar een project met pre-planning gegevens. Hiervoor gebruikt u de menuopdrachten Project > PPE > Importeren > AutoCAD P&ID.
37
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Wanneer u vervolgens het EPLAN PPE-project converteert naar een project met pre-planning gegevens, zijn ook in dat project de P&I-schema's beschikbaar. Wanneer een project reeds is geconverteerd, kunt u de P&I-schema's uit AutoCAD niet meer daarin importeren. Meer informatie over het onderwerp "gegevensovername" vindt u in de online-help in de paragraaf "Gegevensovername van EPLAN PPE-projecten".
Beter rekening houden met de pre-planning in het EPLAN platform Er wordt nu ook bij de volgende programmacomponenten van het EPLAN platform rekening gehouden met de segmenten uit de pre-planning: Bewerkingsbereiken: bij het opdelen van projecten in bewerkingsbereiken kunt u nu ook de segmenten uit de pre-planning gebruiken. Daarom beschikt u nu bij de definitie van de bewerkingsbereiken over eigenschappen voor de preplanning. Lees hiervoor ook de paragraaf "Rekening houden met de preplanning in de bewerkingsbereiken" op pagina "43". De bewerkingsbereiken zijn een functie van de uitbreidingsmodule "EPLAN Multiuser Management". Tijdelijke aanduiding-objecten: aan een tijdelijke aanduiding-object kunnen nu ook segmenten uit de grafische pre-planning worden toegekend. Aan de gebruikergedefinieerde eigenschappen van deze pre-planning segmenten kunnen ook variabelen worden toegewezen.
38
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Projectopties: er wordt nu ook bij de projectopties – uitbreidingsmodule "EPLAN Project Options" – rekening gehouden met de segmenten uit de grafische preplanning. U kunt van segmenten die op een pre-planning pagina zijn geplaatst, projectoptiesecties maken. De projectopties met de secties uit de grafische pre-planning kunnen dan zoals gebruikelijk bijvoorbeeld worden in- en uitgeschakeld. Als een bovenliggend segment een onderdeel van een sectie is en de betreffende projectoptie wordt in- of uitgeschakeld, worden ook de bijbehorende onderliggende segmenten in- of uitgeschakeld. Eigenschappen extern bewerken: bij de externe bewerking is het nu mogelijk om gegevens uit de pre-planning te exporteren, deze gegevens extern te bewerken en ze vervolgens weer in te lezen. De export van gegevens gebeurt met behulp van schema's. Wanneer u een nieuw schema voor de externe bewerking maakt, kunt u nu ook de segmenten van de pre-planning als objecttype selecteren (bijvoorbeeld "Segment: Planningsobjecten"). Ter verduidelijking wordt vóór de PPE-objecten in het dialoogvenster Objecttype een PPE geplaatst (bijvoorbeeld "PPE: Meetplaatsen"). Als in het project na een PPE-gegevensovername gebruikergedefinieerde eigenschappen voor de pre-planning voorkomen, zijn deze eigenschappen en ook de categorieën van de pre-planning bij het selecteren van formaatelementen beschikbaar.
39
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Deelprojecten en uitbreidingen voor de bewerkingsbereiken Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Multiuser Management" is voor de volgende programmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Select, EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN Pro Panel Professional Stand-alone en EPLAN Pro Panel Professional+ Stand-alone. Voor de volgende programmavarianten hoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang: EPLAN Electric P8 Ultimate. Omvangrijke projecten worden vaak bewerkt door een team dat uit meerdere bewerkers bestaat. Voor deze manier van werken kunt u de projecten in het EPLAN platform met behulp van de uitbreidingsmodule "EPLAN Multiuser Management" in zogeheten "bewerkingsbereiken" opdelen. Hierdoor worden grote projecten overzichtelijker weergegeven en neemt de bewerkingssnelheid toe. Een dergelijke werkwijze is alleen zinvol als dit team uit interne medewerkers bestaat en als er een krachtig en snel netwerk beschikbaar is. Als er bij de bewerking van omvangrijke projecten ook externe krachten moeten worden ingezet die geen toegang tot het bedrijfsnetwerk hebben, of als projecten onafhankelijk van de netwerkverbinding moet worden bewerkt, kunt u deze projecten met de functie Deelprojecten in meerdere deelprojecten opdelen. Nadat het project is opgedeeld, kunnen de gegenereerde deelprojecten voor verdere bewerking met behulp van de backup-functie op
40
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
lokale werkstations worden opgeslagen of aan externe bewerkers worden doorgegeven.
Voordeel: Door het genereren en het vervolgens veilig opslaan van deelprojecten, kunnen omvangrijke projecten zo worden opgedeeld dat deze door externe krachten (die beschikken over geïnstalleerde EPLAN-programmavarianten) kunnen worden bewerkt. Door een deelproject veilig op te slaan op een lokaal opslagmedium, kan een bepaald gedefinieerd deel van een project worden bewerkt – ook zonder dat er een permanente netwerkverbinding met het originele project beschikbaar is. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Bewerkingsbereiken voor deelprojecten definiëren" op pagina "41" "Deelprojecten beheren" op pagina "44".
Bewerkingsbereiken voor deelprojecten definiëren Om projecten in deelprojecten op te delen, wordt gebruik gemaakt van bewerkingsbereiken. Voordat u voor een project deelprojecten kunt genereren, moet u dus eerst in de projecteigenschappen op het tabblad Bewerkingsbereiken het selecteren van bewerkingsbereiken mogelijk maken. Vervolgens moet u of de beheerder in het dialoogvenster Bewerkingsbereiken als projectbeheerder definiëren de gewenste bewerkingsbereiken definiëren. De bereiken die hier worden gedefinieerd, geven de mogelijke deelprojecten weer.
41
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Om deelprojecten te kunnen genereren, mogen bewerkingsbereiken elkaar niet overlappen. "Overlappen" betekent dat bepaalde objecten (bijvoorbeeld pagina's, layoutruimtes of pre-planning segmenten) in meerdere bewerkingsbereiken voorkomen. Objecten die in meerdere bewerkingsbereiken voorkomen, kunnen anders bij het opslaan (laden) van projecten tot problemen leiden. Of de bewerkingsbereiken eenduidig van elkaar gescheiden zijn of dat ze elkaar overlappen, wordt in het dialoogvenster voor het definiëren van bewerkingsbereiken in de nieuwe kolom Status via een pictogram aangegeven. Pictogram Betekenis Bewerkingsbereik overlapt niet met andere bereiken. Delen van dit bewerkingsbereik komen ook in andere bewerkingsbereiken voor.
Verbeterde indeling van projecten met doorlopende nummering De indeling van projecten in bewerkingsbereiken gebeurt met behulp van filterschema's. Daarbij konden projecten met doorlopende nummering tot dusver kunnen alleen op bereik worden ingedeeld. Een dergelijke indeling leidde echter vaak tot overlappende bewerkingsbereiken. Om projecten met doorlopende nummering toch in het deelproject te kunnen indelen, zijn de filtercriteria voor het definiëren van bewerkingsbereiken uitgebreid. Daarom zijn bij het definiëren van bewerkingsbereiken in het dialoogvenster Criteriumselectie nu niet alleen eigenschappen voor het bereik en de structuurcodes beschikbaar, maar ook de volgende eigenschappen voor pagina's en layoutruimtes:
42
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Objectcode (ID 11036) Paginanaam (ID 11000) Paginasubteller (ID 11013) Paginateller (ID 11012) Layoutruimtenaam (ID 20261). Om de vele criteria beter van elkaar te kunnen onderscheiden, zijn deze in verschillende hiërarchieniveaus (pagina, layoutruimte etc.) ingedeeld. Daarnaast worden in dit dialoogvenster ook nog nieuwe filtercriteria voor de preplanning weergegeven (zie volgende paragraaf "Rekening houden met de pre-planning in de bewerkingsbereiken").
Rekening houden met de pre-planning in de bewerkingsbereiken Bij het opdelen van projecten in bewerkingsbereiken kunnen nu ook de segmenten uit de pre-planning worden meegenomen. Daarom beschikt u nu bij de definitie van de bewerkingsbereiken over eigenschappen voor de preplanning.
Voordeel: Met de nieuwe filtercriteria kunt u nu ook de objecten uit de overzichtelijke boomstructuur van de pre-planning-navigator gebruiken, om een project in verschillende bewerkingsbereiken onder te verdelen.
43
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Het dialoogvenster Criteriumselectie is daarvoor met het hiërarchieniveau "Pre-planning" uitgebreid. Als u hier een dergelijke eigenschap voor structuurcodes of bijvoorbeeld de eigenschap Segmentdefinitie: Naam (identificerend) (ID 44001) als filtercriterium instelt, worden in de pre-planningnavigator alleen nog die segmenten weergegeven (inclusief de onderliggende segmenten), die aan dit criterium voldoen. Bovendien worden in de navigator ook alle bovenliggende segmenten tot het gefilterde segment weergegeven. Opmerkingen: De pre-planning-filtercriteria voor de bewerkingsbereiken hebben geen consequenties voor de segmentsjablonen in de segmentsjabloon-navigator. De segmentsjablonen worden steeds allemaal weergegeven. Bovendien worden in het dialoogvenster Criteriumselectie nog de twee nieuwe hiërarchieniveaus "Pagina" en "Layoutruimte" weergegeven. Met de bijbehorende eigenschappen kan er bij het opdelen in bewerkingsbereiken nog beter rekening worden gehouden met doorlopend genummerde projecten. Meer informatie over het onderwerp "Bewerkingsbereiken" vindt u in de online-help in de gelijknamige paragraaf.
Deelprojecten beheren Voor het beheren van deelprojecten beschikt het EPLAN platform over het nieuwe dialoogvenster Deelprojecten. Om dit dialoogvenster te bereiken, opent u een project in de bewerkingsmodus "Exclusief" en kiest u vervolgens de menuopdrachten Project > Deelprojecten. Daarbij mag u slechts één project selecteren, anders wordt de menuopdracht Deelprojecten grijs weergegeven en kunt u deze niet gebruiken.
44
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Om met deelprojecten te kunnen werken, moet het project in de bewerkingsmodus "Exclusief" geopend zijn. Wanneer u de menuopdrachten Project > Deelprojecten kiest, wordt daarom intern gecontroleerd of het project exclusief is geopend. Als dat niet zo is, wordt het project gesloten en wordt het vervolgens automatisch exclusief geopend. Mocht dit niet mogelijk zijn, dat verschijnt de melding dat er geen exclusieve toegang mogelijk is en wordt de actie geannuleerd.
In dit dialoogvenster worden voor het geselecteerde en exclusief geopende project de mogelijke deelprojecten weergegeven die door de bewerkingsbereiken zijn gedefinieerd. In de tabel Deelprojecten vindt u informatie over de deelprojecten, zoals de status, het deelprojectnummer, de schemanaam en -beschrijving van het bijbehorende bewerkingsbereik.
45
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De deelprojecten worden op volgorde van bewerkingsbereik doorgenummerd, waarbij vóór de nummers nullen worden geplaatst (bijvoorbeeld EPLAN-DEMO_[003]). Als er later een bewerkingsbereik wordt toegevoegd, krijgt het bijbehorende deelproject het eerstvolgende vrije deelprojectnummer. De status van de deelprojecten wordt door de volgende pictogrammen aangeduid: Pictogram Betekenis Bewerkingsbereik overlapt – delen van dit bewerkingsbereik komen ook in andere bewerkingsbereiken voor. Veilig opslaan is niet mogelijk. Deelproject is opgeslagen (geladen). Deelproject is veilig opgeslagen (bijv. voor externe bewerking). Deelproject is geen bewerkbaar project (*.elk) en kan niet worden opgeslagen (geladen). Een dergelijke pictogram wordt bijvoorbeeld weergegeven wanneer een deelproject ook via de backup-functie veilig is opgeslagen. Met de knoppen [Veilig opslaan] / [Opslaan] kunt u deelprojecten genereren. Dat wil zeggen dat u deelprojecten vanuit het project veilig kunt opslaan, of dat u veilig opgeslagen deelprojecten weer in het project kunt invoegen. Overlappende bewerkingsbereiken kunnen niet veilig worden opgeslagen. Als u een dergelijk bewerkingsbereik hebt geselecteerd, wordt de knop [Veilig opslaan] grijs weergegeven.
46
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Als u voor het veilig opslaan het selectievakje Deelproject alleen uitbreiden hebt ingeschakeld, worden de objecten (pagina's, layoutruimtes, pre-planning segmenten etc.) van het gegenereerde deelproject van een wijzigingsbeveiliging voorzien. Voor deze objecten wordt automatisch de nieuwe eigenschap Wijzigingsbeveiliging (ID 3014) geactiveerd. Hierdoor kan het deelproject alleen worden uitgebreid. Dat betekent dat u aan dit deelproject wel nieuwe pagina's, layoutruimtes, pre-planning segmenten etc. kunt toevoegen, maar dat u geen bestaande objecten kunt wijzigen of verwijderen. Opmerking: Objecten waarvoor een wijzigingsbeveiliging is ingeschakeld, worden in de boomweergaven van de navigators door het pictogram
aangeduid.
Meer informatie over de wijzigingsbeveiliging vindt u in de paragraaf "Wijzigings- en apparaatbeveiliging" (vanaf pagina "61").
Deelprojecten veilig opslaan Om deelprojecten veilig op te slaan, selecteert u in het dialoogvenster Deelprojecten de gewenste, niet-overlappende bewerkingsbereiken en drukt u op de knop [Veilig opslaan]. Hierdoor worden de volgende acties uitgevoerd: In de dialoogvensters voor de bewerkingsbereiken wordt het deelproject als gebruiker van het bewerkingsbereik ingevoerd (herkenbaar aan het nummer van het deelproject). Het bewerkingsbereik wordt voor andere gebruikers vergrendeld. Het selectievakje in de kolom Mijn bewerkingsbereik kan niet meer worden ingeschakeld. Bij het genereren van een deelproject wordt de functie Project kopiëren met de optie Alleen kopgegevens gebruikt. Op deze manier worden alle
47
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
projecteigenschappen, projectinstellingen en stamgegevens aan het deelproject doorgegeven. Daarnaast worden alle pagina's, layoutruimtes en pre-planning segmenten van het betreffende bewerkingsbereik in het deelproject gekopieerd. Om ervoor te zorgen dat de toewijzing aan het originele project behouden blijft, wordt in het deelproject de naam van het originele project in de projecteigenschap Deelproject van (ID 25100) opgeslagen. Bovendien wordt in de projecteigenschappen ook het deelprojectnummer opgeslagen. Wanneer de opdracht voor het veilig opslaan van deelprojecten is uitgevoerd, verschijnt er nog een melding dat u de projecten niet mag verwijderen, hernoemen of naar een andere directory mag kopiëren, omdat anders de verbondenheid tussen het originele project en het deelproject verloren gaat. Wanneer u een veilig opgeslagen project aan een andere gebruiker wilt doorgeven, moet u dit deelproject als backup verzenden. Alle functies en afbreekpunten in het deelproject die een kruisverwijzing naar een object buiten dit deelproject hebben, krijgen automatisch de eigenschap Kruisverwijzing (extern) (ID 25102). Met deze eigenschap worden de kruisverwijzingen naar de tegenpolen in het originele project opgeslagen. Daarnaast worden alle objecten met een kruisverwijzing naar het originele project via de eigenschap Wijzigingsbeveiliging (ID 3014) tegen wijzigingen beveiligd. In het originele project worden de betreffende pagina's, layoutruimtes, pre-planning segmenten en structuurcodes vergrendeld zodat ze niet kunnen worden gewijzigd. Voor deze objecten wordt automatisch de eigenschap Wijzigingsbeveiliging (ID 3014) geactiveerd. Het nummer van het veilig opgeslagen deelproject wordt bij de pagina's, layoutruimtes en
48
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
pre-planning segmenten van het originele project in de eigenschap Deelprojectnummer (ID 25101) weergegeven. De gegenereerde deelprojecten worden in de pagina-navigator weergegeven. Deze krijgen de naam van het originele project, aangevuld met een driecijferig nummer tussen rechte haken. Dit nummer is het nummer van het deelproject (bijvoorbeeld EPLAN-DEMO_[003]). Nadat het deelproject veilig is opgeslagen, kan het direct worden bewerkt of via de backup-functie aan externe bewerkers worden doorgegeven.
Meer informatie over deelprojecten Het originele project / deelproject mag niet worden hernoemd of verplaatst omdat dan de verbondenheid tussen het originele project en het deelproject verloren gaat. Daarom verschijnt er bij het hernoemen, verplaatsen of verwijderen van originele projecten of deelprojecten (bijvoorbeeld in het projectbeheer) een controlevraag waarmee u de betreffende actie kunnen annuleren. Projectgegevens en -instellingen Projecten bevatten veel gegevens en instellingen die slechts één keer voorkomen en voor het hele project gelden. Na het genereren van deelprojecten mogen deze gegevens en instellingen noch in het originele project noch in het deelproject worden gewijzigd. Dat geldt ook voor de stamgegevens.
49
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerkingen: Wijzig de eigenschappen, instellingen en stamgegevens daarom pas nadat alle deelprojecten zijn opgeslagen (ingeladen). Vervolgens kunt u de deelprojecten weer veilig opslaan (bijv. voor externe bewerking). Wijzigingen die daarvoor zijn aangebracht, kunnen tot onverwachte resultaten en fouten leiden. Verdere opdeling van deelprojecten Een deelproject kan in verdere deelprojecten worden opgedeeld. Daarvoor moet u ook voor het deelproject in de projecteigenschappen het selecteren van bewerkingsbereiken mogelijk maken. In een deelproject zijn de bewerkingsbereiken naar de oorspronkelijke status teruggezet. Dat betekent dat u voor de verdere opdeling van een deelproject nieuwe bewerkingsbereiken moet definiëren. Bij een dergelijk "subdeelproject" wordt het deelprojectnummer (bijvoorbeeld 002) gescheiden door een onderstreep en aangevuld met nullen toegevoegd (bijvoorbeeld EPLANDEMO_[003]_[002]). Kruisverwijzingen in het originele project In een deelproject worden kruisverwijzingen naar tegenpolen die zich in het originele project bevinden, opgeslagen in de eigenschap Kruisverwijzing (extern). Nadat een deelproject veilig is opgeslagen, wordt deze eigenschap bij de betreffende objecten met kruisverwijzingen (bijvoorbeeld afbreekpunten, PLC-aansluitingen, spoelen etc.) automatisch op het eerste tabblad in de eigenschappentabel weergegeven. Voor de weergegeven waarden van deze eigenschap moet u rekening houden met het volgende:
50
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De "@" in de waarde van deze eigenschap staat voor de positie van de betreffende kruisverwijzing in de kruisverwijzingenlijst. Bij meerdere kruisverwijzingen naar verschillende objecten in het originele project worden de externe kruisverwijzingen over meerdere regels weergegeven. Een externe kruisverwijzing naar een contactspiegel bevat naast de kruisverwijzing zelf ook nog informatie over het contactspiegelsymbool en de aansluitcodes. Om de kruisverwijzing naar het originele project te kunnen onderscheiden van andere kruisverwijzingen, kunt u voor deze kruisverwijzing een prefix definiëren; deze prefix kan een willekeurig teken of een tekenreeks zijn. Hiervoor is in de projectspecifieke instellingen voor de kruisverwijzing het invoerveld Prefix voor kruisverwijzing (extern) beschikbaar. (Het menupad voor het instellingendialoogvenster luidt: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Kruisverwijzingen / contactspiegel > Algemeen.)
Deelprojecten opslaan Met de backup-functie kunnen deelprojecten aan externe bewerkers worden verzonden en vervolgens na bewerking weer worden teruggezet. Om een deelproject op te slaan (in te laden), opent u het originele project opnieuw in de bewerkingsmodus "Exclusief" en gaat u vervolgens naar het dialoogvenster Deelprojecten. Selecteer hier het deelproject dat (voor externe bewerking) veilig is opgeslagen en druk op de knop [Opslaan]. Hierbij kunnen ook meerdere veilig opgeslagen deelprojecten worden geselecteerd.
51
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bij het opslaan (inladen) worden de pagina's, layoutruimtes en pre-planning segmenten uit het betreffende deelproject 1:1 terug in het originele project gekopieerd. Daarbij worden de betreffende objecten (pagina's, layoutruimtes etc.) in het originele project overschreven, de externe kruisverwijzingen verwijderd en de wijzigingsbeveiliging voor het betreffende bewerkingsbereik uitgeschakeld. In de dialoogvensters voor de bewerkingsbereiken wordt het deelprojectnummer als bewerker van een bewerkingsbereik verwijderd. Nadat het deelproject is opgeslagen (ingeladen), is het niet langer meer als deelproject beschikbaar. Opmerking: Als het beveiligde bewerkingsbereik in het originele project is gewijzigd, of als er in het deelproject pagina's, layoutruimtes of pre-planning segmenten buiten dit bewerkingsbereik zijn gemaakt, verschijnt er een melding waarin u wordt gevraagd of het deelproject toch moet worden opgeslagen (ingeladen). Tegelijkertijd worden er in het meldingenbeheer modulespecifieke controleproceduremeldingen gegenereerd (zie volgende paragraaf "Nieuwe controleproceduremeldingen voor deelprojecten"). Daardoor kunt u het opslaan (inladen) annuleren en met behulp van het meldingenbeheer naar de objecten (pagina's, layoutruimtes etc.) springen die deze melding hebben veroorzaakt. Nadat u een deelproject hebt opgeslagen, moet u eventueel nog de sortering van de structuurcodes aanpassen en de verwerkingen actualiseren of opnieuw genereren. Als deelprojecten daarna verder extern moeten worden bewerkt, kunnen deze opnieuw worden gegenereerd.
52
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nieuwe controleproceduremeldingen voor deelprojecten Voor het controleren van originele (oorspronkelijke) projecten en deelprojecten bij het opslaan (inladen), zijn in de nieuwe meldingsklasse 030 "Deelprojecten" de volgende nieuwe controleproceduremeldingen beschikbaar: Melding 030001 "Het oorspronkelijke project bevat wijzigingen in het bewerkingsbereik van een deelproject." Melding 030002 "Het deelproject bevat wijzigingen buiten het gedefinieerde bewerkingsbereik." Deze controleproceduremeldingen zijn zogeheten "modulespecifieke" controles. Om een dergelijke controle te kunnen uitvoeren, moet in het dialoogvenster Instellingen: Meldingen en controleprocedures in de kolom Controletype de optie "Modulespecifiek" zijn ingesteld. Als er bij het opslaan van deelprojecten dergelijke fouten optreden, worden deze meldingen in het meldingenbeheer weergegeven. Daardoor kunt u de fouten identificeren en oplossen.
53
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen voor het hele EPLAN platform Teksten passend maken In de grafische editor en in de formuliereditor worden uitlijningsvakken gebruikt om teksten of tijdelijke aanduiding-teksten aan te passen aan de ruimte die daarvoor op een pagina of in een formulier beschikbaar is. Om de weergave van teksten in een uitlijningsvak te beïnvloeden, zijn er in het eigenschappendialoogvenster van teksten / tijdelijke aanduiding-teksten op het tabblad Formaat verschillende instelmogelijkheden beschikbaar. Zo kan een tekst bijvoorbeeld met de instellingen Tekstbreedte vast en Teksthoogte vast aan de breedte en hoogte van een uitlijningsvak worden aangepast. Toch kon het in het verleden voorkomen dat de teksten bij het genereren van verwerkingen te lang waren voor het betreffende uitlijningsvak of na een vertaling in meerdere weergegeven talen niet meer in het uitlijningsvak pasten. In dat geval wordt de tekst afgekapt of is deze door het overlappen van talen onleesbaar. Om dit te corrigeren moest de tekengrootte handmatig worden verkleind, totdat de tekst goed in het vak paste. In de nieuwe versie kunnen teksten in uitlijningsvakken passend worden gemaakt. Wanneer tijdelijke aanduiding-teksten in formulieren worden voorbereid, worden deze bij het genereren van verwerkingen automatisch passend gemaakt.
54
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Door teksten in uitlijningsvakken passend te maken, kunnen met name verwerkingspagina's overzichtelijker worden vormgegeven. Het tijdrovende nabewerken van afgekapte of slecht leesbare teksten is nu niet meer nodig. Bovendien kunt u met deze nieuwe functie ook schildjes voor de labeling van componenten eenvoudig afdrukken. Op basis van speciaal vormgegeven tabellen, die u in de formulieren voor de verwerking of via macro's op grafische pagina's plaatst, worden teksten voor de labeling dankzij de verschalingsfunctie precies passend gemaakt. Om een tekst zo te verschalen dat deze zonder afkapping in een uitlijningsvak past, is nu de nieuwe weergave-eigenschap Tekst passend maken toegestaan beschikbaar. Dit selectievakje zorgt ervoor dat het verschalen van teksten is toegestaan. Het passend maken zelf gebeurt door de volgende actie: ofwel automatisch bij het genereren van verwerkingen, of handmatig via de menuopdrachten Bewerken > Tekst > Teksten in uitlijningsvakken passend maken.
55
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In het kader van deze uitbreiding zijn de instellingen van het "oude" hiërarchieniveau Kader verdeeld over de twee nieuwe hiërarchieniveaus Tekstkader en Uitlijningsvak.
56
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Teksten in uitlijningsvakken passend maken Voorwaarden Om een tekst in een uitlijningsvak passend te maken (in te passen), moeten de volgende vier instellingen geactiveerd zijn: Uitlijningsvak activeren Tekstbreedte vast Teksthoogte vast Tekst passend maken toegestaan. U hoeft het uitlijningsvak niet in te tekenen. Als de actie Teksten in uitlijningsvakken passend maken is uitgevoerd, wordt de tekengrootte van de betreffende teksten zodanig verkleind dat de tekst in het uitlijningsvak past. De berekende tekengrootte wordt automatisch in het eigenschappendialoogvenster in de instelling Tekengrootte ingevoerd. Tip: U kunt deze vier instellingen net als alle andere formaat- en weergaveinstellingen ook via de acties Formaat kopiëren en Formaat toewijzen aan andere teksten / tijdelijke aanduiding-teksten overdragen. Opmerking: Bij het passend maken van teksten, wordt de tekengrootte alleen verkleind. Wanneer het uitlijningsvak vervolgens wordt vergroot, kan de tekengrootte van de tekst niet met de functie voor het passend maken van teksten weer worden vergroot.
57
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Teksten passend maken Als aan de voorwaarden is voldaan, worden de teksten in het uitlijningsvak als volgt passend gemaakt: Automatisch bij het genereren van verwerkingen: bij het genereren van verwerkingen worden de uitgevoerde tijdelijke aanduiding-teksten automatisch aangepast. Handmatig via een menuopdracht: in de grafische editor (en in andere editors) kunnen teksten handmatig met de menuopdrachten Bewerken > Tekst > Teksten in uitlijningsvakken passend maken passend worden gemaakt. Net zoals in het EPLAN platform gebruikelijk is, is datgene wat er met de menuopdracht passend wordt gemaakt, afhankelijk van wat u hebt geselecteerd. Als u bijvoorbeeld een schemapagina in de pagina-navigator hebt geselecteerd, worden alle teksten op deze pagina passend gemaakt waarvoor aan de voorwaarden is voldaan. Als u in de grafische editor of in de pagina-navigator onzichtbare teksten hebt geselecteerd, worden ook deze teksten passend gemaakt. Als u de menuopdracht Teksten in uitlijningsvakken passend maken voor een schemasymbool in het schema kiest, wordt de verschaling alleen uitgevoerd bij eigenschapsteksten waarbij aan de voorwaarden voor het passend maken (uitlijningsvak geactiveerd etc.) is voldaan.
58
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: De volgende afbeeldingen laten zien wat er gebeurt met een tekst in een uitlijningsvak bij verschillende instellingen. De brontekst bevat een regeleinde. Teksthoogte vast en Regeleinden verwijderen zijn ingeschakeld:
Tekstbreedte vast en Teksthoogte vast zijn ingeschakeld:
Tekstbreedte vast, Teksthoogte vast, Tekst passend maken toegestaan zijn ingeschakeld. Na het passend maken in het uitlijningsvak:
Beperkingen bij het passend maken In de symbool- en plotkadereditor kunnen teksten niet in uitlijningsvakken passend worden gemaakt. In deze editors is de menuopdracht Teksten in uitlijningsvakken passend maken niet beschikbaar. Teksten die samen met andere grafische elementen in één blok zijn gecombineerd, kunnen ook niet in een uitlijningsvak passend worden gemaakt.
59
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Geplaatste eigenschappen kunnen alleen in uitlijningsvakken passend worden gemaakt, als de betreffende functie is geplaatst. Voor nietgeplaatste functies heeft de menuopdracht Teksten in uitlijningsvakken passend maken geen effect.
Nieuwe controleproceduremeldingen voor teksten Om te achterhalen op welke plaatsen er in het project mogelijk problemen met teksten zijn, zijn in meldingsklasse 022 "Overig" de volgende nieuwe controleproceduremeldingen beschikbaar: Melding 022026 "Tekst wordt afgekapt weergegeven." Deze controleproceduremelding controleert bij teksten waarbij het selectievakje Uitlijningsvak activeren is ingeschakeld, of de tekst mogelijk afgekapt wordt weergegeven. Als dit wordt gemeld, kunt u via het meldingenbeheer naar de betreffende tekst springen en bepalen of de tekst passend moet worden gemaakt. Melding 022027 "Tekst is te klein." Deze controleproceduremelding vindt teksten waarvan de tekengrootte kleiner is dan een bepaalde minimale grootte – en die dus mogelijk niet meer goed leesbaar zijn. Te kleine tekengroottes kunnen ook ontstaan als teksten in uitlijningsvakken worden ingepast (wanneer bijvoorbeeld na een vertaling meerdere talen worden weergegeven).
Voordeel: Met de genoemde controleproceduremeldingen kunt u een project snel op eventuele problemen bij de tekstweergave controleren, het project indien nodig gericht corrigeren en zo de kwaliteit van de documentatie duurzaam verbeteren.
60
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De tekengrootte die niet mag worden onderschreden, voert u in de nieuwe projectinstelling Min. tekengrootte voor controle in. U vindt deze instelling onder: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Grafische bewerking > Algemeen.
Wijzigings- en apparaatbeveiliging Bij een aantal nieuwe functies in het EPLAN platform (bijvoorbeeld bij het veilig opslaan van een deelproject) wordt nu automatisch een zogeheten wijzigingsbeveiliging ingeschakeld. Objecten die van een dergelijke beveiliging zijn voorzien, kunnen niet worden verwijderd; ook de eigenschappen van deze objecten kunnen niet worden gewijzigd.
Voordeel: Met behulp van de wijzigingsbeveiliging kunnen objecten tegen elke wijziging worden beveiligd. Zo kunt u ervoor zorgen dat bepaalde bereiken of onderdelen die reeds gereed zijn, niet meer in het EPLAN platform kunnen worden gewijzigd. Indien nodig kunt u de beveiliging gericht uitschakelen. Daarnaast kunt u al sinds enkele versies complete onderdelen of afzonderlijke functies of verbindingen beveiligen. Deze beveiliging geldt met name voor artikelen die aan een onderdeel zijn toegekend, maar voorkomt ook het verwijderen van de functie zelf. Om dit type beveiliging beter te kunnen onderscheiden van de wijzigingsbeveiliging, wordt dit nu apparaatbeveiliging genoemd. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "De nieuwe wijzigingsbeveiliging" op pagina "62" "Beveiliging configureren" op pagina "64"
61
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
"Uitbreidingen bij de apparaatbeveiliging" op pagina "66" "Weergave in de navigators" op pagina "68" "Wijzigingsbeveiliging voor structuurcodes" op pagina "68" "Beveiliging verwijderen" op pagina "69".
De nieuwe wijzigingsbeveiliging Met de wijzigingsbeveiliging kunnen objecten in een project (pagina's, functies, segmenten uit de pre-planning etc.) tegen elke wijziging worden beveiligd. Deze objecten kunnen niet naderhand worden bewerkt, verwijderd etc. en in de betreffende eigenschappendialoogvensters worden alle velden grijs weergegeven. Als wijzigingen vanwege een wijzigingsbeveiliging niet kunnen worden uitgevoerd, wordt dit via een melding aangegeven. Door het inschakelen van een wijzigingsbeveiliging worden bij de geselecteerde objecten automatisch de nieuwe eigenschappen Wijzigingsbeveiliging (ID 3014) en Wijzigingsbeveiliging (hiërarchisch) (ID 3015) geactiveerd. Voor onderliggende objecten, bijvoorbeeld de functies op een pagina met wijzigingsbeveiliging, wordt alleen de eigenschap Wijzigingsbeveiliging (hiërarchisch) geactiveerd. Deze eigenschappen worden alleen gebruikt voor de weergave en kunnen niet handmatig worden bewerkt. Automatische wijzigingsbeveiliging Bij sommige functies in het EPLAN platform wordt de wijzigingsbeveiliging automatisch door het programma aangebracht (bijvoorbeeld bij het veilig opslaan van een deelproject). Met behulp van het dialoogvenster Beveiliging configureren kunt u ook gericht een of meerdere pagina's, functies of segmenten handmatig van een wijzigingsbeveiliging voorzien.
62
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De verschillende toepassingen van de wijzigingsbeveiliging werken additief. Een pagina die in de pre-planning van een wijzigingsbeveiliging is voorzien, kan bijvoorbeeld bij het veilig opslaan van deelprojecten opnieuw een automatische wijzigingsbeveiliging krijgen. In dat geval beschikt deze pagina op grond van de uitgevoerde acties over twee typen wijzigingsbeveiligingen. Als het deelproject weer wordt ingeladen (opgeslagen), is de wijzigingsbeveiliging die bij het veilig opslaan is aangebracht weer verwijderd, terwijl de andere wijzigingsbeveiliging die bij de pre-planning is aangebracht behouden blijft. Bij de volgende toepassingen in het EPLAN platform wordt een automatische wijzigingsbeveiliging effectief: In EPLAN Pro Panel: bij de import van 3D-modellen uit CAD-programma's worden de geïmporteerde 3D-objecten in de constructieruimte tegen wijziging beveiligd. Voor de 3D-montageopbouw kunnen de 3D-modellen echter wel met de vereiste componenten uit EPLAN Pro Panel worden uitgebreid. In de pre-planning: bij het genereren van pagina's met behulp van macro's kunnen de gegenereerde pagina's tegen wijziging worden beveiligd. Daartoe moet de projectspecifieke instelling Wijzigingsbeveiliging bij het genereren van pagina's zijn geactiveerd. In deelprojecten: bij het genereren van deelprojecten worden de veilig opgeslagen objecten (pagina's, layoutruimtes etc.) in het originele project tegen wijziging beveiligd. Daarnaast kunnen ook de veilig opgeslagen deelprojecten van een wijzigingsbeveiliging worden voorzien.
63
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Beveiliging configureren Om de verschillende beveiligingsmechanismen in het EPLAN platform beter te kunnen beheren, is het nieuwe dialoogvenster Beveiliging configureren beschikbaar. U opent dit dialoogvenster met de menuopdrachten Bewerken > Overig > Beveiliging configureren. Opmerking: De beschikbaarheid van het dialoogvenster Beveiliging configureren kan via het EPLAN-rechtenbeheer – de uitbreidingsmodule "User Rights Management" – worden gestuurd.
64
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Dit dialoogvenster bevat informatie over de beveiliging van de geselecteerde objecten. U kunt zien of voor de betreffende objecten een automatische of een handmatige wijzigingsbeveiliging en / of een apparaatbeveiliging is ingeschakeld. In het veld Momenteel geactiveerd voor kan worden afgelezen of er voor de geselecteerde objecten een automatische wijzigingsbeveiliging bestaat en om welk type wijzigingsbeveiliging het gaat. De instellingen in dit veld kunnen niet worden bewerkt. De configuratie van de beveiliging biedt de volgende mogelijkheden: Automatische beveiliging tijdelijk uitschakelen: om correcties te kunnen aanbrengen, kan het nodig zijn om een automatische wijzigingsbeveiliging tijdelijk uit te schakelen. In dat geval kunt u het selectievakje Automatische beveiliging tijdelijk uitschakelen inschakelen. Dit selectievakje is alleen beschikbaar voor objecten met automatische wijzigingsbeveiliging. Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de beveiliging tijdelijk uitgeschakeld en kunt u bij de "ontgrendelde" objecten wijzigingen aanbrengen. De informatie over het type automatische wijzigingsbeveiliging blijft behouden. Nadat u de correcties hebt aangebracht, dient u de wijzigingsbeveiliging beslist weer in te schakelen door het selectievakje Automatische beveiliging tijdelijk uitschakelen uit te schakelen! Let op: Houd er rekening mee dat door het wijzigen of verwijderen van beveiligde objecten bij de bijbehorende functies (zoals bij het veilig opslaan van deelprojecten) fouten kunnen ontstaan!
65
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Handmatige wijzigingsbeveiliging in- en uitschakelen: met het selectievakje Handmatige beveiliging in het groepsveld Wijzigingsbeveiliging kunt u een of meerdere geselecteerde objecten (pagina's, functies, segmenten zonder automatische beveiliging) gericht van een handmatige wijzigingsbeveiliging voorzien. Dit selectievakje is alleen beschikbaar voor objecten zonder automatische wijzigingsbeveiliging. Apparaatbeveiliging in- en uitschakelen: met het selectievakje Apparaatbeveiliging kunt u een of meerdere geselecteerde objecten (functies / segmenten) van een apparaatbeveiliging voorzien. Dit selectievakje is alleen beschikbaar voor objecten zonder wijzigingsbeveiliging. Voor objecten met een dergelijke beveiliging is de eigenschap Apparaatbeveiliging (ID 20475) geactiveerd. Welke gegevens er in het dialoogvenster Beveiliging configureren worden weergegeven en de omvang van de configuratie zijn - zoals gebruikelijk in het EPLAN platform - afhankelijk van de objecten die u hebt geselecteerd. Als u bijvoorbeeld in de pagina-navigator voor het voorbeeldproject het knooppunt =EB3+ET1 hebt geselecteerd en een handmatige wijzigingsbeveiliging inschakelt, worden alle pagina's onder dit knooppunt alsmede de objecten die zich op deze pagina bevinden beveiligd.
Uitbreidingen bij de apparaatbeveiliging Zoals reeds eerder genoemd, is de beveiliging voor onderdelen of functies hernoemd in "Apparaatbeveiliging". In het kader van deze aanpassing zijn ook de bijbehorende eigenschap alsmede de menuopdrachten voor het inen uitschakelen van de apparaatbeveiliging bij onderdelen hernoemd:
66
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Oude naam:
Nieuwe naam:
ID:
Beveiligde functie
Apparaatbeveiliging
20475
Beveiliging inschakelen
Apparaatbeveiliging inschakelen
–
Beveiliging uitschakelen
Apparaatbeveiliging uitschakelen
–
De apparaatbeveiliging zorgt ervoor dat de functies / planningsobjecten van een onderdeel dat als apparaat is gedefinieerd, inclusief de bijbehorende voorgedefinieerde gegevens, worden beveiligd tegen onbedoelde wijzigingen door grafische acties. Houd bij de apparaatbeveiliging rekening met het volgende: Om de apparaatbeveiliging voor alle functies van een onderdeel in- of uit te schakelen, kiest u de hernoemde menuopdrachten Projectgegevens > Onderdelen > Apparaatbeveiliging inschakelen of … > Apparaatbeveiliging uitschakelen. De apparaatbeveiliging kan nu ook aan de segmenten uit de pre-planning worden toegewezen. Voor afzonderlijke functies kan de apparaatbeveiliging nu niet meer via de eigenschap Apparaatbeveiliging worden ingeschakeld. In het eigenschappendialoogvenster kan deze eigenschap niet meer handmatig worden bewerkt. Om de apparaatbeveiliging voor functies of segmenten in of uit te schakelen, gebruikt u nu het dialoogvenster Beveiliging configureren. Hierin is het veld Apparaatbeveiliging beschikbaar. Artikelen die horen bij onderdelen / functies / segmenten met apparaatbeveiliging kunnen niet worden gewijzigd. Ook kunnen er geen apparaten worden geselecteerd. Aan een segment dat is voorzien van een apparaatbeveiliging kunnen geen functiesjablonen worden toegekend. Objecten met apparaatbeveiliging kunnen in de betreffende projectgegevens-navi-
67
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
gator (bijvoorbeeld onderdelen- / pre-planning-navigator) niet worden verwijderd. Voor een object met een apparaatbeveiliging kan ook een wijzigingsbeveiliging worden ingeschakeld. Objecten waarbij een wijzigingsbeveiliging is ingeschakeld, kunnen niet ook nog van een apparaatbeveiliging worden voorzien. Meer informatie over dit onderwerp vindt u ook in de online-help in de paragraaf "Apparaatbeveiliging".
Weergave in de navigators In de boomweergave van de navigators worden de objecten waarvoor een wijzigingsbeveiliging is ingeschakeld, door een pictogram met een slotje aangeduid. Bij functies / segmenten met een apparaatbeveiliging staat een pictogram met een oranje rondje. Voor beveiligde objecten worden de volgende pictogrammen gebruikt: Pictogram Betekenis Object (bijvoorbeeld pagina, functie, segment) met wijzigingsbeveiliging Object (bijvoorbeeld functie, segment) met apparaatbeveiliging
Wijzigingsbeveiliging voor structuurcodes Bij sommige functies in het EPLAN platform (bijvoorbeeld bij het veilig opslaan van een deelproject) worden ook de structuurcodes van een project automatisch tegen wijziging beveiligd. Daardoor worden de structuurcodes zelf en de betreffende beschrijvende teksten beveiligd.
68
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Structuurcodes waarvoor een wijzigingsbeveiliging is ingeschakeld, worden in de nieuwe boomweergave van het structuurcodebeheer door het pictogram aangeduid. (Meer informatie over de vernieuwingen in het structuurcodebeheer vindt u in de paragraaf "Structuurcodebeheer" op pagina "112"). In de lijstweergave van het dialoogvenster Code worden de rijen van de beveiligde structuurcodes grijs weergegeven en kunnen niet worden bewerkt. Om beveiligde structuurcodes eenvoudiger in de lijst te kunnen herkennen, kunt u in het dialoogvenster Weergave configureren de eigenschappen Wijzigingsbeveiliging en Wijzigingsbeveiliging (hiërarchisch) als kolommen laten weergeven. Om structuurcodes handmatig van een wijzigingsbeveiliging te voorzien of om een automatische wijzigingsbeveiliging tijdelijk uit te schakelen, kunt u ook vanuit het structuurcodebeheer het configuratiedialoogvenster voor de beveiliging openen. Hiervoor is zowel in de boomstructuur als in de lijst de nieuwe snelmenuopdracht Beveiliging configureren beschikbaar.
Beveiliging verwijderen In bepaalde situaties kan het nodig zijn om de wijzigingsbeveiliging en / of de apparaatbeveiliging volledig uit een project te verwijderen. Hiervoor kunt u de functie gebruiken voor het comprimeren van projecten (via de menuopdrachten Project > Organiseren > Comprimeren). In het dialoogvenster Instellingen: Compressie zijn daarvoor in het nieuwe hiërarchieniveau Beveiliging verwijderen een aantal instellingen beschikbaar waarmee u de betreffende beveiliging selectief kunt verwijderen.
69
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Gebruikergedefinieerde eigenschappen In EPLAN kunt u aanvullende, gebruikergedefinieerde eigenschappen maken. Deze eigenschappen vormen een uitbreiding op eigenschappen die standaard aanwezig zijn en zijn bedoeld voor het invoeren en weergeven van aanvullende informatie. Deze functie voor de segmenten en segmentdefinities van de pre-planning werd in versie 2.3 geïntroduceerd. Met de nieuwe versie kunt u de gebruikergedefinieerde eigenschappen ook bij andere objecten (project, pagina's, functies etc.) van het EPLAN platform gebruiken. Deze eigenschappen worden projectspecifiek opgeslagen en samen met het project doorgegeven.
Voordeel: Met de gebruikergedefinieerde eigenschappen beschikt u over een uniform concept voor het invoeren en weergeven van aanvullende informatie, waarmee u het EPLAN platform individueel aan uw wensen kunt aanpassen. Doordat er bij de gebruikergedefinieerde eigenschappen voor selectielijsten standaard waarden zijn gedefinieerd, kunnen gebruikers kiezen uit voorgedefinieerde waarden en hoeven ze geen eigen waarden in te voeren. Hierdoor is de invoer eenduidig en zijn bij het filteren van verwerkingen waarbij gebruikergedefinieerde eigenschappen worden gebruikt, de juiste resultaten gegarandeerd.
70
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In het EPLAN platform worden de gebruikergedefinieerde extra velden zoals die tot dusver beschikbaar waren, vervangen door uitgebreide gebruikergedefinieerde eigenschappen. Dienovereenkomstig kunt u in de eigenschappendialoogvensters van het project, van pagina's en functies de "Gebruiker extra velden [1] – [100]" niet meer selecteren. Ook is het bijbehorende instellingsdialoogvenster Instellingen: Extra velden verwijderd. Bij het openen van een "oud" project met gebruikergedefinieerde extra velden worden in versie 2.4 de "Gebruiker extra velden" automatisch geconverteerd naar het nieuwe concept van de gebruikergedefinieerde eigenschappen. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Gebruikergedefinieerde eigenschappen maken" op pagina "71" "Gebruikergedefinieerde eigenschappen gebruiken" op pagina "74" "Gebruikergedefinieerde eigenschappen verwijderen" op pagina "75" "Gebruikergedefinieerde extra velden converteren" op pagina "75".
Gebruikergedefinieerde eigenschappen maken Om gebruikergedefinieerde eigenschappen te maken en te configureren, kiest u de menuopdrachten Opties > Eigenschappen configureren.
71
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Links in het dialoogvenster Eigenschappen configureren worden de in het actuele project voorkomende gebruikergedefinieerde eigenschappen in een boomweergave weergegeven. Als u nog geen eigenschappen hebt gemaakt, is dit veld leeg. Met de knoppen boven de boomweergave kunt u nieuwe gebruikergedefinieerde eigenschappen maken, exporteren en uit een ander project in het huidige project importeren. Rechts in het dialoogvenster bepaalt u voor een nieuwe gebruikergedefinieerde eigenschap de identificerende naam en de weergavenaam.
72
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerkingen: De identificerende naam moet binnen een project uniek zijn en kan achteraf niet meer worden gewijzigd. Wanneer de instelling Identificerende nummers weergeven actief is, wordt de identificerende naam in de gebruikersinterface weergegeven. Dit komt overeen met de weergave van de eigenschapsnummers (ID) bij EPLAN-eigenschappen. Om de eigenschap verder te configureren kunt u definiëren welk type invoer mogelijk is, welke standaard waarden in een selectielijst beschikbaar zijn en in welke categorie de eigenschap wordt weergegeven. Nieuw in het dialoogvenster is de vervolgkeuzelijst Gebruik. Via deze lijst definieert u voor welke objecten de eigenschap beschikbaar moet zijn. Afbreekpunt: de eigenschap is beschikbaar bij afbreekpunten. Artikelreferentie: de eigenschap is beschikbaar voor artikelreferenties en wordt dus in het eigenschappendialoogvenster van hoofdfuncties op het tabblad Artikel weergegeven. Daarnaast wordt bij alle objecten die een artikel kunnen hebben steeds automatisch een geïndexeerde eigenschap gegenereerd. Functie: de eigenschap is bij willekeurige functies in alle bereiken beschikbaar. Project: de eigenschap is beschikbaar in de projecteigenschappen. Pagina: de eigenschap is beschikbaar bij pagina's. Verbinding: de eigenschap is beschikbaar bij verbindingen, verbindingsdefinitiepunten, potentiaaldefinitiepunten en netdefinitiepunten. Pre-planning: de eigenschap kan bij segmenten in de pre-planning en bij het maken van segmentdefinities worden gebruikt.
73
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Het gebruik kan alleen bij het maken van de eigenschap worden bepaald en kan achteraf niet meer worden gewijzigd.
Gebruikergedefinieerde eigenschappen gebruiken Wanneer er in een project gebruikergedefinieerde eigenschappen voorkomen, zijn deze eigenschappen in de betreffende eigenschappendialoogvensters van objecten beschikbaar. Om deze in de eigenschappentabellen weer te geven, kunt u de gebruikergedefinieerde eigenschappen met behulp van de eigenschapselectiefunctie selecteren. In de betreffende navigators (pagina-, onderdelen-navigator etc.) kunnen de gebruikergedefinieerde eigenschappen als filtercriterium worden gebruikt en in de lijstweergave als kolom worden weergegeven. Daarnaast kunt u gebruikergedefinieerde eigenschappen op de volgende plaatsten in het programma gebruiken: In de formulierbewerking bij het invoegen van tijdelijke aanduiding-teksten. Daardoor kunt u de gebruikergedefinieerde eigenschappen en hun waarden ook in verwerkingen uitvoeren. In de instellingen voor de labeling, bij het selecteren van formaatelementen voor de kop-, label- en voetteksten. Daardoor kunt u de gebruikergedefinieerde eigenschappen en hun waarden ook in de labeling uitvoeren. Bij het exporteren van gegevens voor de externe bewerking. Bij het invoegen van speciale teksten (gebruikergedefinieerde eigenschappen voor project / pagina). Bij het definiëren van blokeigenschappen (gebruikergedefinieerde eigenschappen voor project / pagina).
74
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Gebruikergedefinieerde eigenschappen verwijderen Met het selectievakje Niet meer gebruiken in het dialoogvenster Eigenschappen configureren kunt u een gebruikergedefinieerde eigenschap markeren die u wilt verwijderen. De eigenschap wordt dan niet meer in het project weergegeven. Om dergelijke eigenschappen die zijn gemarkeerd om niet meer te gebruiken uit het project te verwijderen, kunt u gebruik maken van de comprimeringsfunctie (menupad: Project > Organiseren > Comprimeren). Daartoe moet u in het dialoogvenster Instellingen: Compressie in het hiërarchieniveau Projectgegevens verwijderen het selectievakje Niet meer te gebruiken gebruikergedefinieerde eigenschappen inschakelen. Meer informatie over gebruikergedefinieerde eigenschappen en over andere mogelijkheden om aanvullende informatie in te voeren en weer te geven (extra velden, vrije eigenschappen in het artikelbeheer) vindt u in het hoofdstuk "Gebruikergedefinieerde eigenschappen" van de online-Help.
Gebruikergedefinieerde extra velden converteren Bij het openen van een "oud" project met gebruikergedefinieerde extra velden, worden de "Gebruiker extra velden" automatisch geconverteerd naar gebruikergedefinieerde eigenschappen. Omdat het eigenschapsnummer van een voormalig gebruikergedefinieerd extra veld behouden blijft, kunnen de formulieren, labelingsschema's, blokeigenschappen etc. van een "oud" project nog steeds worden gebruikt. De identificerende naam van een door de convertering ontstane gebruikergedefinieerde eigenschap is als volgt: EPLAN.[Property user].UserSupplementaryField[Number]
75
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Property user: kan een van de volgende waarden zijn: Function (=
functie), Page (= pagina), PartRef (= artikelreferentie), Project (= project). Dit is afhankelijk van het object waarvoor het gebruikergedefinieerde extra veld werd gebruikt. Number: eigenschapnummer (ID) van een gebruikergedefinieerd extra
veld. De weergavenaam van een dergelijke geconverteerde gebruikergedefinieerde eigenschap is de oude naam van het extra veld. Deze naam werd in de oude instellingen voor de extra velden gedefinieerd. De verdere configuratie van een door de convertering ontstane gebruikergedefinieerde eigenschap is: Invoerhulp "Vrije invoer" Categorie "Gegevens" Gebruik van "Project", "Pagina", "Functie" of "Artikelreferentie" afhankelijk van het object waarvoor het gebruikergedefinieerde extra veld werd gebruikt. Verwijderen van overbodige "Gebruiker extra velden" Alle gebruikergedefinieerde extra velden waarvoor geen waarden zijn ingevoerd of waarvoor in de instellingen geen naam is vastgelegd, kunnen via het comprimeren van projecten worden verwijderd. Het menupad hiervoor is: Project > Organiseren > Comprimeren. In het instellingendialoogvenster Instellingen: Compressie is hiervoor in het hiërarchieniveau Projectgegevens verwijderen het nieuwe selectievakje Niet gebruikte en naamloze extra velden van gebruikers beschikbaar.
76
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitgebreide ondersteuning van de EN-norm 81346 Sinds versie 2.3 kan in het EPLAN-platform ook de productcode als structureringselement voor onderdelen worden gebruikt. Hierdoor wordt de codering van onderdelen volgens de norm DIN EN 81346 beter ondersteund. De verschillende structureringscriteria uit de norm (functie-, plaats- en productaspect) worden in het EPLAN-platform via de groep (functieaspect; voorteken"="), via de inbouwplaats (plaatsaspect; voorteken "+") en via de productcode (productaspect; voorteken"-") afgebeeld. Naast enkele uitbreidingen op het gebied van de referentiecodering (productcode) kunt u in het EPLAN platform nu ook objectcodes voor de structurering van pagina's gebruiken. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Uitbreidingen voor de referentiecodering" op pagina "78" "Objectcodes voor de structurering gebruiken" op pagina "80" "Nieuwe stamgegevens voor de uitgebreide referentiecodering" op pagina "82".
77
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitbreidingen voor de referentiecodering Verschoven projectinstelling In deze versie is het selectievakje Uitgebreide referentiecode, dat het gebruik van productcodes mogelijk maakt, van het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren naar het tabblad Structuur van de projecteigenschappen verschoven. Daardoor kunt u de instelling voor referentiecodering sneller bereiken.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, zijn in het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren de instellingen in het groepsveld Productcode beschikbaar. Zoals reeds in News 2.3 is gemeld, verandert met deze instelling ook het gedrag van het programma. Meer informatie hierover vindt u in de onlineHelp voor het tabblad Structuur. Vereenvoudigde weergave voor de volledige ODC Als in het dialoogvenster Uitgebreide projectstructuren voor productcodes de instelling Voor structurering gebruiken is ingeschakeld, wordt het dialoogvenster Volledige ODC nu vereenvoudigd weergegeven.
78
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In dit geval wordt het codeblok voor het onderdeel niet meer in het veld ODC in voorcijfer, kenletter, teller en subteller onderverdeeld, maar als productcode in de tabel Structuurcode weergegeven. Deze tabel bevat alleen die structuurcodes, die in de projectstructuur als "identificerend" of "beschrijvend" zijn gedefinieerd. Meer informatie over de wijzigingen in dit dialoogvenster vindt u in de paragraaf "Onderdelen" (zie pagina "107"). Gewijzigd gedrag bij afbreekpunten Als de instelling Voor structurering gebruiken is geactiveerd, worden de productcodes nu ook bij afbreekpunten genest. Dit houdt in dat afbreekpunten die in structuurkasten zijn geplaatst, ook de structuurcodes (inclusief de productcodes) van alle andere structuurkasten overnemen waarin zich de afbreekpunten bevinden.
79
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Productcode bij de structuurkast Als de instelling Voor structurering gebruiken is geactiveerd, wordt de productcode bij de structuurkasten niet alleen in het dialoogvenster Volledige ODC in de tabel Structuurcode weergegeven, maar ook in de gelijknamige tabel van het eigenschappendialoogvenster op het eerste tabblad Code. Productcodes in het structuurcodebeheer Wanneer u voor de structurering gebruik maakt van productcodes, worden de productcodes nu ook in het structuurcodebeheer weergegeven. Analoog aan de andere structuurcodes kunt u hier voor de productcodes beschrijvende teksten (structuurbeschrijvingen) opslaan. Andere wijzigingen in het structuurcodebeheer worden in de paragraaf "Structuurcodebeheer" beschreven (zie pagina "112").
Objectcodes voor de structurering gebruiken Met het EPLAN platform kunnen nu ook pagina's volgens de norm DIN EN 61355-1 worden gecodeerd. Bij dit type codering wordt een zogenaamde "objectcode" voor de structurering gebruikt. Daarbij wordt via de objectcode een document (d.w.z. een projectpagina) aan een bepaald object (bijvoorbeeld een functie, een plaats of een product) toegekend. Opmerkingen: Om de objectcode voor de structurering te gebruiken, moet in de projecteigenschappen ook de uitgebreide referentiecodering geactiveerd zijn (selectievakje Uitgebreide referentiecode op het tabblad Structuur). Bovendien moet u definiëren dat de objectcodes voor de structurering van de pagina's worden gebruikt. Schakel daartoe bij het maken van
80
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
een project in het dialoogvenster Paginastructuur voor de objectcodes het selectievakje Voor structurering gebruiken in. De objectcode kan alleen samen met het codeblok Documenttype worden gebruikt. Een combinatie van objectcode en andere codeblokken is niet mogelijk. Bij een dergelijke structurering bestaat de volledige paginanaam uit de objectcode, het documenttype en de paginanaam. De inhoud van de objectcode kan daarbij een structuurcode van een codeblok (bijvoorbeeld de inbouwplaats of de productcode) zijn of een vrije tekst. Voorbeeld: De volledige paginanaam –K01.Q01&EFS/1 is als volgt samengesteld: Objectcode: -K01.Q01, hier wordt de productcode als objectcode gebruikt. Documenttype: EFS Paginanaam: 1 Als het selectievakje Voor structurering gebruiken is ingeschakeld, wijzigt het gedrag met betrekking tot de invoer en verwerking van de paginastructuur. Zo wordt bijvoorbeeld in het dialoogvenster Volledige paginanaam de objectcode in de tabel Structuurcode weergegeven. De objectcode kan door u worden bewerkt. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help bij het dialoogvenster Paginastructuur.
81
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Tip: Bij gebruik van de uitgebreide referentiecodering wordt de paginastructuur niet voor de structurering van de onderdelen gebruikt. Om de verschillende aspecten (functieaspect (=), plaatsaspect (+), productaspect (-)) toch als structuur voor de onderdelen te gebruiken, adviseren wij een structuurkast om de volledige pagina te plaatsen. In dat geval worden de structuurcodes van de kast aan de onderdelen doorgegeven en kunnen deze structuren bij het kopiëren van pagina's ook worden aangepast.
Nieuwe stamgegevens voor de uitgebreide referentiecodering Om beter rekening te houden met de norm DIN EN 81346 en tegelijkertijd objectcodes voor de structurering van pagina's te gebruiken, worden in versie 2.4 enkele speciale stamgegevens meegeleverd. Voor het maken van projecten kunt u de nieuwe projectsjabloon IEC_ tpl002.ept gebruiken. In deze sjabloon zijn in de projecteigenschappen de instelling Uitgebreide referentiecode en de overige instellingen voor de productcodering standaard ingeschakeld. Voor de paginastructuur wordt ten behoeve van de structurering de objectcode gebruikt en voor de onderdelenstructuur de productcode. Lees hiervoor ook de paragraaf "Vernieuwingen in de stamgegevens" (vanaf pagina "262").
82
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Grafische editor Hyperlinks naar kruisverwijzingen De kruisverwijzingen van afbreekpunten die worden weergegeven in de grafische editor, in de contactspiegel etc. gedragen zich nu als hyperlinks. Wanneer u – zoals u dat mogelijk herkent van MS Word – de toets [Ctrl] indrukt en de cursor over een van weergegeven kruisverwijzingen beweegt, verandert de weergave van de muisaanwijzer in een handje. Met één muisklik kunt u naar de tegenpool van de betreffende kruisverwijzing springen.
Voordeel: Doordat u met de nieuwe sprongfunctie direct en intuïtief naar kruisverwezen tegenpolen kunt springen, wordt het navigeren door het project eenvoudiger. Op verwerkingspagina's kunt u op deze manier naar de kruisverwezen objecten in het schema springen. In het kader van deze uitbreiding is het gedrag bij het openen van hyperlinks geüniformeerd. Als een ingevoegde hyperlink met een muisklik moet worden geopend, moet u eerst de toets [Ctrl] indrukken. Kruisverwijzingen in het PDF-bestand Ook in een geëxporteerd PDF-bestand gedragen weergegeven kruisverwijzingen zich nu als hyperlinks. Hier hoeft u de toets [Ctrl] niet in te drukken. De locaties waarnaar kan worden gesprongen, worden in het PDF-bestand direct weergegeven.
83
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitbreiding voor structuurkasten met uitsparingen Sinds versie 2.3 kan bij het invoegen van structuurkasten de linkerbovenhoek een uitsparing krijgen en kan daar de onderdeelcode worden geplaatst. Hiervoor moet aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan (positie van de eigenschapsteksten links boven en binnen) en moet de projectspecifieke instelling Structuurkasten met uitsparing tekenen geactiveerd zijn. In de eigenschapsgroeperingen van de structuurkasten (en andere onderdelen) wordt voor de weergave en het plaatsen van de onderdeelcode standaard de eigenschap ODC (weergegeven) (ID 20010) gebruikt. Voor structuurkasten met uitsparingen kunt u nu als alternatief een van de volgende eigenschappen gebruiken: ODC (volledig) (ID 20006) ODC (identificerend) (ID 20005).
Kruisverwijzingen Fomuliergebaseerde contactspiegels U kunt in het EPLAN-platform nu contactspiegels bij relais en motorbeveiligingsschakelaars in verschillende tabelvormen weergeven. Om bij deze nieuwe tabelvormige weergave zo flexibel mogelijk te zijn, maken wij gebruik van de zogenaamde formuliertechniek. In een dergelijke formuliergebaseerde contactspiegel kunnen bij elk contact van een onderdeel bijvoorbeeld de aansluitcodes, de grafische symbolen en de kruisverwijzing worden weergegeven.
84
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: De nieuwe techniek van de formuliergebaseerde contactspiegel maakt het mogelijk om contactspiegels in verschillende tabelvormen weer te geven. Zo zijn nu o.a. ook contactspiegeltabellen mogelijk die in Japanse schema's of volgens bepaalde werkstandaarden gebruikelijk zijn. Via de aanpassing van de formulieren kunt u de tabellen individueel vormgeven.
Voorbeeld: De volgende afbeelding toont een formuliergebaseerde contactspiegel in tabelvorm met grafische symbolen.
. Het gebruik van formuliergebaseerde contactspiegels kan zowel voor het hele project in de instellingen voor de kruisverwijzingen / contactspiegels, als individueel bij het onderdeel (spoel, motorbeveiligingsschakelaar) worden gedefinieerd. Hiervoor is in de instellingsdialoogvensters voor de contactspiegel en op het tabblad Contactspiegelinstelling bij het onderdeel de nieuwe
85
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
optie Ingesloten formulier beschikbaar. (Het menupad naar de instellingen is: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Kruisverwijzingen / contactspiegel.)
Wanneer u de optie Ingesloten formulier activeert, wordt het daaronder liggende veld Formulier vrijgeschakeld en worden alle instellingen onder de optie Standaard grijs weergegeven. Via de vervolgkeuzelijst van het veld Formulier kunt u een formulier voor de tabelvormig opgebouwde contactspiegel selecteren. Vervolgens worden de contacten van de contactspiegel in de gewenste tabelvorm weergegeven.
86
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Tip: Ook de kruisverwijzingen die in een tabel van een formuliergebaseerde contactspiegel worden weergegeven, gedragen zich als hyperlinks (zie paragraaf "Grafische editor" (vanaf pagina "83")). Formulieren voor de contactspiegel Voor de weergave van formuliergebaseerde contactspiegels en kruisverwijzingen wordt het nieuwe formulier- en verwerkingstype "Onderdelenschema" (*.f45) gebruikt. Hiervoor worden de betreffende formulieren bij de stamgegevens meegeleverd (zie paragraaf "Stamgegevens: Formulieren en plotkaders" (vanaf pagina "273")). Onderdelenschema als verwerking uitvoeren U kunt het nieuwe verwerkingstype "Onderdelenschema" ook gebruiken bij het genereren van verwerkingen. Hiervoor is in het veld Verwerkingstype selecteren van het dialoogvenster Verwerking definiëren een optie beschikbaar. In een dergelijke functiegerichte verwerking wordt – bij een ongefilterde uitvoer – per onderdeel een verwerkingspagina gegenereerd. In een onderdelenschema worden een onderdeel, de bijbehorende kruisverwezen functies en de eigenschappen van de functies (bijvoorbeeld plaatsingen, functieteksten, grafische symbolen etc.) weergegeven. Met deze functie kunt u bijvoorbeeld een onderdelenschema voor een relais, waarvan de spoelen en contacten over meerdere schemapagina's verdeeld zijn, als ingesloten verwerking op een bestaande projectpagina plaatsen.
87
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Gebruikersinterface EPLAN-pictogrammen in nieuw design Met Windows 8 is voor de gebruikersinterface een nieuw design ingevoerd. EPLAN heeft zich hieraan aangepast en de pictogrammen die in de gebruikersinterface worden gebruikt dienovereenkomstig vormgegeven. Daarbij zijn de pictogrammen van het EPLAN platform zodanig ontworpen, dat ze er ook onder Windows 7 optisch aansprekend uitzien. Voorbeeld: De volgende afbeelding toont de werkbalk Standaard in het nieuwe design (voor een geopend project).
Weergegeven waarden voor de instellingen uit de layer Om bij de grafische bewerking de weergave- / formaatinstellingen in de eigenschappendialoogvensters sneller te kunnen herkennen, is de optie "Uit layer" aangepast. Wanneer u nu voor een weergave-eigenschap (bijv. Tekengrootte, Kleur) een dergelijke waarde instelt, wordt het bijbehorende pictogram (Uit layer) alsmede de in het layerbeheer ingestelde waarde weergegeven.
Voordeel: De waarden voor de weergave-eigenschappen die van de geselecteerde layer zijn overgenomen, zijn nu direct herkenbaar. De omweg via het layerbeheer is niet meer nodig.
88
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: Voor de in een eigenschapsgroepering weergegeven eigenschap ODC (weergegeven) is standaard de layer "EPLAN400, Eigenschapsplaatsing.Onderdeelcodes" ingesteld. De waarden voor de weergave-eigenschappen Tekengrootte en Kleur die voor deze layer in het layerbeheer zijn gedefinieerd, worden nu in de kolom Toewijzing weergegeven.
Uniforme overzichtelijke tabbladen voor weergave-eigenschappen In een eerdere versie van het EPLAN platform zijn de formaat- en weergaveeigenschappen van schemasymbolen en teksten al aangepast. De instellingen van de eigenschappen voor tekengrootte, kleur, kader etc. worden sindsdien in een overzichtelijke tabel met een boomstructuur aangebracht. In het kader van de bovengenoemde uitbreiding voor de instellingen uit de layer, is deze aanpassing van de weergave-eigenschappen voor nog meer objecten doorgevoerd (bijv. kabels, kasten, definitiepunten, grafische elementen etc.).
89
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In de eigenschappendialoogvensters van deze objecten zijn de verschillende tabbladen voor de grafische weergave (bijv. Formaat, Rechthoek, Grafische weergave verbinding etc.) in één dialoogvenster of in één tabblad met tabelvormige opbouw van de eigenschappen gecombineerd. Daarbij zijn uit de eerdere tabbladen in de boomstructuur van de weergave-eigenschappen de verschillende "instellingsbereiken" zoals "Formaat", "Rechthoek" etc. ontstaan. Voorbeeld: De volgende afbeelding toont als voorbeeld het aangepaste dialoogvenster Eigenschappen (rechthoek). Bij de grafische elementen zijn de verschillende tabbladen in één dialoogvenster gecombineerd.
90
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Tip: Bij een polylijn werden de afzonderlijke lijnsegmenten "Segment 1", "Segment 2" etc. onder het boomknooppunt "Segmenten" weergegeven. Als u een dergelijk segment in de boomstructuur hebt geselecteerd, kunt u met de knoppen (Nieuw) en (Verwijderen) of via de betreffende snelmenuopdrachten in het dialoogvenster Eigenschappen (polylijn) een nieuw segment maken of een bestaand segment verwijderen.
Overige weergegeven eenheden Met de weergave-instelling Weergegeven eenheid op de tabbladen Weergave en Formaat hebt u bij veel eigenschappen (bijvoorbeeld Technische waarden) invloed op de weergave van ingevoerde waarden. Daarbij worden de ingevoerde waarden (bijvoorbeeld in een eigenschappendialoogvenster) niet gewijzigd, maar alleen overeenkomstig een ingestelde, geschikte eenheid intern omgerekend en in de gebruikersinterface of in de verwerkingen weergegeven. De huidige versie is uitgebreid met 83 nieuwe weergegeven eenheden. Daarbij gaat het vooral om eenheden uit het Amerikaanse eenhedensysteem (bijvoorbeeld "mile", "pt" (= pint), "gal" (= gallon) etc.). Deze nieuwe eenheden zijn als volgt over de verschillende eenhedengroepen verdeeld: Lengte (mile) Oppervlakte (mile²) Volume (mm³, cm³, cl, dl, dm³, in³, ft³, yd³, fl.oz, pt, gal) Massa (tn.sh) Massa per lengte (lb/in, lb/ft, lb/yd, oz/in, oz/ft, oz/yd) Vermogen (hp, PS, kJ/s, kJ/min, kJ/h, BTU/s, BTU/min, BTU/h)
91
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Massastroom (t/h, t/min, t/s, tn.sh/h, tn.sh/min, tn.sh/s, lb/h, lb/min, lb/s, oz/h, oz/min, oz/s) Volumestroom (mm³/h, mm³/min, mm³/s, ml/h, ml/min, ml/s, cm³/h, cm³/min, cm³/s, cl/h, cl/min, cl/s, dl/h, dl/min, dl/s, dm³/h, dm³/min, dm³/s, hl/h, hl/min, hl/s, m³/h, m³/min, m³/s, in³/h, in³/min, in³/s, ft³/h, ft³/min, ft³/s, yd³/h, yd³/min, yd³/s, fl.oz/h, fl.oz/min, fl.oz/s, pt/h, pt/min, pt/s, gal/h, gal/min, gal/s). Opmerking: Houd er rekening mee dat de eenheden die niet tot het internationale eenhedensysteem (SI) behoren, op het Amerikaanse eenhedensysteem zijn gebaseerd (dus bijvoorbeeld "mile", "feet", "fl.oz"). Daar waar er verschillen bestaan tussen de VS-Amerikaanse en een andere variant van een eenheid (zoals "pt" (= pint), "gal" (= gallon) etc.) is dat van belang.
Minder bedieningselementen voor meer gebruiksvriendelijkheid Ook in versie 2.4 zijn er meerdere instellingen, menuopdrachten en functies uit het programma verwijderd. Sommige van deze functies kunnen op een andere manier eenvoudiger worden uitgevoerd. Andere elementen van de gebruikersinterface zijn volledig verwijderd, omdat deze functies zelden door gebruikers werden gebruikt of omdat ze het EPLAN platform onnodig ingewikkeld maakten. Bij de beslissing of een menuopdracht al dan niet moest worden verwijderd, zijn ook de inzichten uit ons "klantgericht verbeterprogramma" meegenomen. Dankzij uw medewerking kunnen wij de gebruiksvriendelijkheid en doelmatigheid van het EPLAN platform steeds verder verbeteren!
92
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Duidelijkere instellingen en menu's alsmede uniforme bedieningselementen in het EPLAN platform zorgen ervoor dat u zich binnen het programma beter kunt oriënteren. Instellingen De volgende overbodige instellingen zijn verwijderd: De instellingen Gebruikergedefinieerde extra velden. De gebruikergedefinieerde extra velden zijn in versie 2.4 vervangen door gebruikergedefinieerde eigenschappen. Daarom is het bijbehorende projectspecifieke instellingsdialoogvenster Instellingen: Extra velden verwijderd. Lees hiervoor ook de paragraaf "Gebruikergedefinieerde eigenschappen" (vanaf pagina "70"). De instelling Norm-onafhankelijke pictogrammen in de boomweergave. In het dialoogvenster Instellingen: Gebruikersinterface is deze gebruikerspecifieke instelling verwijderd. Voor de pictogrammen van de projectstructuurniveaus (groep, inbouwplaats etc.) wordt in de boomweergaven nu steeds de normconforme weergave gebruikt. De instelling Grootte van het systeemmeldingenbestand. Deze stationspecifieke instelmogelijkheid is vervangen door een vaste waarde en verwijderd uit de gebruikersinterface van het dialoogvenster Instellingen: Systeem. Deze instelling is nog wel in de instellingendatabank beschikbaar en heeft daar een standaardwaarde van "30 MB". Menuopdrachten In het menu Project is de volgende menuopdracht verwijderd:
93
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nieuw (Wizard). Nieuwe projecten kunnen net zo eenvoudig via de menuopdrachten Project > Nieuw en Project > PPE > Nieuw of via het projectbeheer worden gemaakt. Als u op deze manier nieuwe projecten maakt, kunt u de instellingen die in de project wizard op verschillende tabbladen (Project, PPE, Structuur etc.) gecombineerd waren, in de vervolgdialoogvensters van de menuopdrachten alsmede in verschillende projectspecifieke instellingsdialoogvensters aanbrengen. Daarbij zijn de instellingen die tot dusver op het tabblad Nummering van de project wizard voorkwamen, in het EPLAN platform verdeeld over de dialoogvensters Instellingen: Pagina's, Instellingen: Nummering (online) en Instellingen: PLC. In het menu Beeld zijn de volgende menuopdrachten verwijderd: Grafisch formaat en Tekstformaat. Deze menuopdrachten, waarmee de gelijknamige werkbalken in verschillende editors konden worden weergegeven, werden nauwelijks gebruikt en zijn daarom verwijderd. In de menu's Bewerken en Invoegen zijn de volgende menuopdrachten voor Macro's gecombineerd: Venstermacro maken en Symboolmacro maken. Deze beide menuopdrachten voor het maken van macro's, zijn gecombineerd in de nieuwe menuopdracht Venster- / symboolmacro maken. Om beter te kunnen herkennen welk macrotype wordt opgeslagen, wordt in het veld Bestandsnaam van het vervolgdialoogvenster Opslaan als naast de bestandsnaam ook de bestandsextensie (*.ema of *.ems) van de geselecteerde of van de laatst opgeslagen macro weergegeven.
94
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Venstermacro en Symboolmacro. Deze beide menuopdrachten voor het invoegen van macro's, zijn gecombineerd in de nieuwe menuopdracht Venster- / symboolmacro. Opmerking: Voor het invoegen van venster- en symboolmacro's kunt u zowel de in het menu weergegeven toets [M] als de sneltoets [Ctrl] + [Ins] gebruiken, waarmee tot dusver symboolmacro's werden ingevoegd. Voor het maken van venster- en symboolmacro's kunt u ook de sneltoets [Ctrl] + [F5] en de toets [B] gebruiken. In de menu's Projectgegevens en Hulpprogramma's zijn de volgende menuopdrachten voor instellingen verwijderd: Instellingen (nummeren) en Instellingen (nummeren met PLC-gegevens) (in het menu Projectgegevens > Onderdelen). Instellingen (deelklemmen) (in het menu Projectgegevens > Klemmenstroken). Instellingen (in het menu Projectgegevens > PLC). Instellingen, Instellingen (kabelverbindingen) en Instellingen (automatisch) (in het menu Projectgegevens > Kabels). Instellingen (in het menu Projectgegevens > Verbindingen > Nummering).
95
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Instellingen (in het menu Hulpprogramma's > Automatisch verwerken). Instellingen (in het menu Hulpprogramma's > Vertaling). Opmerking: Deze instellingen zijn voor bepaalde functies nog wel in het programma beschikbaar. De bijbehorende instellingsdialoogvensters kunnen worden geopend wanneer de betreffende functies (bijvoorbeeld het nummeren van onderdelen) worden uitgevoerd. U kunt deze instellingsdialoogvensters ook via de instellingen openen. Hier kunt u het gewenste dialoogvenster met de zoekfunctie snel opzoeken. (De instellingen voor de projectgegevens vindt u bijvoorbeeld onder de instellingscategorie Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen. De instellingen voor de vertaling zijn verdeeld over de instellingscategorieën Projecten > "Projectnaam" > Vertaling en Gebruiker > Vertaling.) In het menu Projectgegevens zijn daarnaast de volgende menuopdrachten verwijderd:
96
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
PLC > Busconfiguratie-navigator. Door de nieuwe structurering van de PLC-gegevens is de busconfiguratie-navigator niet meer nodig en daarom is de betreffende menuopdracht verwijderd. Lees hiervoor ook de paragraaf "Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension"" (vanaf pagina "168"). Verbindingen > Corrigeren. Met deze menuopdracht werd tot dusver het dialoogvenster Verbindingen corrigeren geopend. De nauwelijks gebruikte functie Verbindingsdefinitiepunten combineren in dit dialoogvenster is verwijderd. De twee andere correctiemogelijkheden voor netdefinitiepunten bevinden zich nu in de instellingen voor het comprimeren van projecten (via de menuopdrachten Project > Organiseren > Comprimeren). De selectievakjes Netdefinitiepunten combineren en Overbodige netdefinitiepunten verwijderen zijn nu opgenomen in het dialoogvenster Instellingen: Compressie onder het hiërarchieniveau Netdefinitiepunten. In het menu Opties is de volgende menuopdracht verwijderd: Miniwerkbalken. Deze sporadisch gebruikte menuopdracht voor het formatteren van teksten en grafische elementen alsmede de bijbehorende knop op de werkbalk Beeld zijn verwijderd. In het menu Hulpprogramma's > Gegevensovername zijn de volgende menuopdrachten verwijderd: EPLAN 21, EPLAN Cabinet, EPLAN PPE > Stamgegevens en EPLAN PPE > Project. Deze menuopdrachten voor de gegevensovername van oudere EPLAN-
97
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
producten werden zelden gebruikt en zijn daarom uit de gebruikersinterface verwijderd. In het menu Help zijn de volgende menuopdrachten verwijderd: Index en Zoeken. Nadat u met de menuopdrachten Help > Inhoud de online-Help hebt geopend, kunt u een van de beschikbare tabbladen met andere zoekmogelijkheden (index, zoeken etc.) openen. EPLAN op het web, EPLAN-support op het web, EPLAN-supportaanvraag aanmaken op het web en EPLAN nieuws op het web. Deze verschillende, onoverzichtelijke menuopdrachten voor het openen van EPLAN-internetpagina's zijn gecombineerd in de nieuwe menuopdracht EPLAN-supportaanvraag aanmaken. Met deze menuopdracht opent u de EPLAN-internetpagina waar u zich kunt aanmelden bij het EPLAN Solution Center. Indien gewenst kunt u van hieruit naar de andere EPLAN-internetpagina's gaan. In het snelmenu zijn de volgende menuopdrachten verwijderd: Uitvouwen en Samenvouwen. Deze beide snelmenuopdrachten zijn verwijderd uit het snelmenu voor de boomweergaven in de navigators en in andere dialoogvensters. Het openen en sluiten van een geselecteerd hiërarchieniveau kan op meerdere manieren plaatsvinden (bijvoorbeeld door te dubbelklikken). Tip: Om een geselecteerd hiërarchieniveau in de boom te openen, kunt u ook de pijltoets [Rechts] of de toets [+] indrukken. Om de geselecteerd hiërarchieniveau te sluiten, drukt u op de pijltoets [Links] of op [-].
98
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Hoofdfunctie toewijzen. Deze snelmenuopdracht – die slechts in heel bijzondere situaties handig is – is verwijderd uit het snelmenu van verschillende navigators en uit de snelmenu's van de editors voor de grafische bewerking (grafische editor, symbooleditor etc.). Om een nevenfunctie te veranderen in een hoofdfunctie, kan de functie in het hoofdmenu worden gebruikt (menupad: Projectgegevens > Onderdelen > Hoofdfunctie toewijzen). Plaatsing verwijderen. Deze snelmenuopdracht is in de editors (grafische editor, symbooleditor etc.) uit alle snelmenu's verwijderd. Om een schemasymbool in het schema te verwijderen en als niet-geplaatste functie in het project te behouden, kunt u de menuopdrachten Bewerken > Plaatsing verwijderen gebruiken. Ga naar (alle weergavetypen). Deze, voor afbreekpunten overbodige, snelmenuopdracht is in de editors (grafische editor, symbooleditor etc.) uit het snelmenu voor afbreekpunten verwijderd. Bedieningselement "snelmenuknop" Omdat veel gebruikers de snelmenuknop nauwelijks gebruikten of erg aan deze knop moesten wennen, is dit bedieningselement uit de gebruikersinterface verwijderd. Het betreffende snelmenu voor een dialoogvenster of een veld kan – zoals u dat reeds van andere toepassingen kent – ook nu gewoon met de rechtermuisknop worden geopend.
99
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Functie "basissymbool" In het EPLAN platform werd met het basissymbool de opbouw van de functie, d.w.z. de positie en volgorde van de aansluitingen, verduidelijkt. Omdat deze functie bijvoorbeeld bij het selecteren van functiedefinities bij enkele gebruikers tot irritatie leidde en omdat deze bij het maken van nieuwe symbolen overbodig is geworden, zijn de basissymbolen en de basissymboolbibliotheken uit de gebruikersinterface verwijderd.
Voordeel: Door het verwijderen van de functies voor het basissymbool, zijn de betreffende dialoogvensters overzichtelijker geworden. Het onderhoud van stamgegevens verloopt nu ook een stuk sneller.
Tip: Wanneer u de toewijzing van aansluitingen wilt bepalen, plaatst u het symbool en nummert u de aansluitcodes doorlopend. Daartoe voert u de aansluitcodes - gescheiden door een alineateken - op het eerste tabblad van het eigenschappendialoogvenster in het veld Aansluitcode handmatig in. De weergave in de grafische editor toont dan de volgorde van de functieaansluitingen overeenkomstig de aansluitlogica. Het veld Basissymbool is op de volgende plaatsen in het EPLAN platform verwijderd: Dialoogvenster Functiedefinities. (Dit dialoogvenster kunt u bijvoorbeeld openen op het tabblad Symbool- / functiegegevens van het eigenschappendialoogvenster, door in het veld Definitie op […] te klikken.)
100
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Dialoogvenster Functiedefinitietoekenning. (Dit dialoogvenster wordt bij de gegevensovername van symboolbibliotheken uit EPLAN 5 / fluidPLAN en EPLAN 21 alsmede bij de functiedefinitietoekenning voor de symbolen van een symboolbibliotheek weergegeven.) Dialoogvenster Aansluitcodes en aansluitbeschrijvingen. (Menupad: Hulpprogramma's > Stamgegevens > Aansluitcode / beschrijving.) In het menu Invoegen van de symbooleditor is de volgende menuopdracht verwijderd: Menuopdracht Basissymbool. Bij het maken van stamgegevens worden nieuwe symbolen vrijwel uitsluitend gemaakt door bestaande symbolen te kopiëren en te wijzigen. De vervolgkeuzelijst Basissymboolbibliotheek is op de volgende plaatsen in het EPLAN platform verwijderd: Dialoogvenster Symboolbibliotheekeigenschappen -
. (Dit dialoogvenster wordt geopend bij het maken en bij kopiëren van een symboolbibliotheek. Menupad: Hulpprogramma's > Stamgegevens > Symboolbibliotheek > … .) Dialoogvenster Instellingen: Symboolbibliotheken. (Menupad bijvoorbeeld: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Beheer > Symboolbibliotheken.)
101
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uniforme codering voor onderdelen In het EPLAN-platform worden de onderdelen van de elektro-en fluidtechniek onderscheiden in "algemene" onderdelen (daartoe behoren bijvoorbeeld, motoren, kleppen etc.) en "speciale" onderdelen (daartoe behoren bijvoorbeeld klemmen, kabels, Fluid-verdelers etc.). Voor onderdelen in de mechanica bestaat een dergelijk onderscheid niet. In deze nieuwe versie wordt de terminologie en de volgorde van deze onderdeelaanduidingen in de projecteigenschappen, op andere plaatsen in de gebruikersinterface en in de functiedefinities als volgt geüniformeerd: Oude naam:
Nieuwe naam:
Algemene ODC
Algemene onderdelen (of alg. onderdelen)
PLC- / bus-kasten
PLC
Fluid-onderdelen
Algemene Fluid-onderdelen (of alg. Fluid-onderdelen)
Algemene mechanische onderdelen (of alg. mechanische onderdelen)
Mechanische onderdelen
Artikelplaatsing, normale compo- Artikelplaatsing, algemene onderdelen nent Artikelplaatsing, PLC-kaart
Artikelplaatsing, PLC
Artikelplaatsing, Fluid-onderdeel Artikelplaatsing, algemene Fluid-onderdelen
102
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Hernoemd dialoogvenster voor het selecteren van directory's Op veel plaatsen in het EPLAN-platform (bijvoorbeeld bij het maken of backuppen van projecten) wordt met de knop […] een vervolgdialoogvenster geopend waarin een directory kan worden geselecteerd. Ten behoeve van de uniformering van terminologie is het dialoogvenster Map selecteren hernoemd: Oude naam:
Nieuwe naam:
Map selecteren
Directory selecteren
Daarnaast is in dit dialoogvenster voor de directoryselectie de knop [Nieuwe map maken] verwijderd. Met de snelmenuopdracht Nieuw > Map kunt u ook nu nieuwe directory's maken.
Projectbewerking Uitgebreide projectdatabanken Als voorbereiding op de 64 bit-versie van het EPLAN-platform en op andere toekomstige ontwikkelingen zijn de projectdatabanken in versie 2.4 uitgebreid en geoptimaliseerd. Deze wijzigingen en optimaliseringen hebben tot gevolg dat nieuwe projecten altijd met nieuwe projectdatabanken worden gemaakt.
103
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Invloed op oude projecten Om ervoor te zorgen dat oude projecten met de nieuwe EPLAN-versie kunnen worden bewerkt (of worden bekeken), is het absoluut noodzakelijk dat de projectdatabanken van die projecten worden geactualiseerd. De oude projecten worden geactualiseerd zodra deze voor het eerst met de huidige EPLANversie worden geopend. Hierbij wordt gevraagd of het project in de actuele versie moet worden overgenomen. Als u deze vraag met [Ja] bevestigt, wordt het project eerst geactualiseerd en vervolgens geopend. Daarbij wordt van uw project in de projectdirectory een reservekopie gemaakt met de nog niet geactualiseerde projectdatabank. Als u een oud project niet actualiseert, kan dat project in versie 2.4 niet worden geopend. Let op: Nieuwe projecten en oude projecten die zijn geactualiseerd, kunnen niet meer met oude EPLAN-versies worden geopend!
SQL-server-databank voor het projectbeheer Voor het projectbeheer werd tot dusver steeds gebruik gemaakt van een Access-databank. In de nieuwe versie kan het projectbeheer ook op een SQL-server-databank gebaseerd zijn. Op deze manier kunnen gebruikers het projectbeheer in de 64 bit-versie van het EPLAN-platform gebruiken, terwijl de Microsoft Office-programma's (ook Microsoft Access) op de betreffende computers als 32 bit-versie zijn geïnstalleerd. U kunt in de instellingen voor de projectbeheerdatabank nu kiezen tussen een Access- en een SQL-server-databank. In het betreffende instellingsdialoogvenster zijn hiervoor de opties Access en SQL-Server beschikbaar.
104
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
(Het menupad naar deze instelling luidt: Opties > Instellingen > Bedrijf > Beheer > Projectbeheerdatabank.) Wanneer u ervoor kiest om een Access-databank te gebruiken, opent u met […] een bestandselectiedialoogvenster en selecteert u daar de projectbeheerdatabank (*.mdb). Wanneer u een SQL-server-databank wilt gebruiken, kiest u de optie SQLserver en klikt u op [...] om in het dialoogvenster SQL-server-instelling de instellingen voor het gebruik van een SQL-server te definiëren. De waarden die u hier opgeeft, zijn nodig voor de aanmelding bij de SQL-server. Projectbeheerdatabank maken In het instellingsdialoogvenster kunt u ook een nieuwe projectbeheerdatabank maken. Daartoe klikt u voor de betreffende optie (Access of SQL-Server) op de knop (Nieuw). Afhankelijk van de gekozen optie, wordt dan een nieuwe Access- of SQL-databank gemaakt. U kunt hierbij ook, in plaats van de huidige standaard naam Projects.mdb, een willekeurige naam voor de projectbeheerdatabank opgeven. De nieuwe databank wordt vervolgens als projectbeheerdatabank in de instellingen ingevoerd en is daarmee automatisch geselecteerd. Opmerkingen: Wanneer u het EPLAN platform voor het eerst in de 32 bit-versie installeert, wordt een lege projectbeheerdatabank met de naam Projects.mdb gebruikt en in het veld Access weergegeven. Bij een update-installatie wordt een bestaande databank overgenomen en eveneens in het veld Access weergegeven.
105
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Dit gebeurt ook wanneer u het EPLAN platform voor het eerst of als update in de 64 bit-versie installeert. Wanneer u in dat geval op uw PC de Microsoft Office-toepassingen (ook Microsoft Access) in 32 bit-versie gebruikt, kan het EPLAN-projectbeheer met de ingestelde Accessdatabank op grond van niet-compatibele drivers niet worden geopend. Wanneer u het projectbeheer opent, wordt dat in de vorm van een melding aangegeven. Nadat u met [OK] hebt bevestigd, wordt het instellingsdialoogvenster voor de projectbeheerdatabank geopend en kunt u voor de 64 bit-versie een geschikte SQL-server-databank aanmaken. Welke versies van de Microsoft SQL-server voor het omzetten van het projectbeheer naar een SQL-server door het EPLAN platform worden ondersteund, leest u in de paragraaf "Softwarevereisten en vrijgaven" (zie pagina "281").
Pictogram voor exclusief geopende projecten Bij het openen van projecten kunt u een project in verschillende bewerkingsmodi openen. In het dialoogvenster Project openen selecteert u de gewenste bewerkingsmodus "Standaard", "Exclusief" of "Alleen-lezen" in de vervolgkeuzelijst Modus. Ook exclusief geopende EPLAN-projecten worden nu door een speciaal pictogram optisch aangeduid. In de boomweergave van de pagina-navigator, de andere projectgegevens-navigators en het projectbeheer worden dergelijke projecten die alleen door u kunnen worden bewerkt door het pictogram
106
aangeduid.
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Onderdelen Overzichtelijkere weergave van de volledige ODC In het dialoogvenster Volledige ODC worden samen met de weergegeven (zichtbare) onderdeelcodes van de functie de gebruikte structuurcodes weergegeven; deze kunnen door u worden gewijzigd. In versie 2.4 is dit dialoogvenster aangepast, zodat de weergave en indeling van de codes overzichtelijker zijn.
In het dialoogvenster bevinden de twee velden Weergegeven ODC en Volledige ODC zich nu boven de structuurcodes. De structuurcodes zelf zijn nu in een tabel ingedeeld. Daarbij worden in de kolom Structuur van tabel Structuurcode nu alleen nog de codeblokken genoemd die in de projectstructuur als "identificerend" of "beschrijvend" zijn vastgelegd. In de kolom daarnaast worden de bijbehorende voortekens weergegeven. In kolom Waarde kunnen de structuurcodes worden bewerkt. Om een reeds bestaande structuurcode te selecteren, klikt u in de betreffende cel op […] waarna een selectiedialoogvenster wordt geopend.
107
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Het selectiedialoogvenster voor de structuurcodes is uitgebreid met een boomweergave. Dit komt overeen met de veranderingen in het structuurcodebeheer. (zie paragraaf "Structuurcodebeheer" op pagina "112"). Daarnaast kunt u in het selectiedialoogvenster nu met behulp van een filter het aantal weergegeven structuurcodes beperken. Opmerking: Ook bij de structuurkasten op het tabblad Codes en in veel andere dialoogvensters (bijvoorbeeld Volledige paginanaam, Structuurcode van de layoutruimte etc.) worden de structuurcodes nu in tabelvorm weergegeven. Hoe het dialoogvenster er verder uitziet, hangt af van de instellingen van de projectstructuur. Voor de ODC worden verschillende bewerkingsvelden weergegeven: Groepsvelden voor de ODC: wanneer u zonder de uitgebreide referentiecodering werkt, worden de bekende groepsvelden ODC en Onderliggende ODC weergegeven. Tabel: wanneer u de uitgebreide referentiecodering gebruikt, worden de bewerkingsvelden voor de ODC in een tabel weergegeven (zie paragraaf "Uitbreidingen voor de referentiecodering" op pagina "78"). Tabel voor Fluid-functies: indien u door middel van een projectinstelling hebt gedefinieerd dat de bereik-kenmerken als kenletter (media key) worden gebruikt, beschikt de tabel voor de ODC bij Fluid-functies over kolomkopteksten overeenkomstig de norm DIN ISO 1219-2. Lees hiervoor ook de paragraaf "Vernieuwingen voor EPLAN Fluid" op pagina "235".
108
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Artikelselectie Rekening houden met functiesjablonen Bij de artikelselectie wordt nu rekening gehouden met de "hoofdsjabloon". De hoofdsjabloon is de eerste functiesjabloon op het tabblad Functiesjablonen van het artikelbeheer, waarvan de functiedefinitie op "hoofdfunctie" is ingesteld. De waarde uit het veld Technische waarden op het tabblad Technische gegevens wordt bij de artikelselectie alleen overgedragen als voor deze eigenschap geen waarde bij de "hoofdsjabloon" is ingevoerd of als er geen functiesjablonen beschikbaar zijn. Meer informatie over gegevens die bij de artikelselectie worden overgedragen, vindt u in de online-help in de paragraaf "Overzicht van de overgedragen artikelgegevens".
Eenvoudiger identificeren van hyperlinks uit het artikelbeheer Op het tabblad Documenten van het artikelbeheer kunt u maximaal 20 externe documenten voor een artikel opslaan. Op verschillende plaatsen in het EPLAN-platform waar u artikelen selecteert, kunt u met de snelmenuopdracht Hyperlink openen de externe documenten openen die bij een artikel die horen. Zo is deze snelmenuopdracht voor een artikel bijvoorbeeld in de artikelselectie, op het tabblad Artikel van het eigenschappendialoogvenster en in de artikelstamgegevens-navigator beschikbaar. Overal waar u de externe documenten als hyperlinks kunt openen, worden nu in plaats van de submenuopdrachten Extern document 1, Extern document 2 etc. de namen weergegeven die op het tabblad Documenten zijn ingevoerd.
109
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Met behulp van "aansprekende" namen kunt u een hyperlink – ofwel een extern document – nu eenvoudiger identificeren. De toegang tot en de omgang met gelinkte documenten is ook voor incidentele gebruikers (bijvoorbeeld op de serviceafdeling) aanzienlijk eenvoudiger geworden.
Apparaten Uniform gedrag bij het overdragen van de steker-ODC en de kanaalcode Bij het ontwerpen van apparaten worden bij bepaalde acties gegevens aan de schemasymbolen overgedragen. In het verleden was het gedrag bij de overdracht van de steker-ODC en van de kanaalcodes niet bij alle acties hetzelfde; dit gedrag is nu geüniformeerd. De eigenschap Steker-ODC wordt alleen in de volgende gevallen van het artikel naar het schemasymbool van het doel overgedragen: Bij het schemasymbool van het doel is al een waarde in de eigenschap Steker-ODC ingevoerd. Een bestaande steker-ODC wordt echter nooit met een lege waarde overschreven. Bij het schemasymbool van het doel is geen steker-ODC ingevoerd, maar door de ODC-overname zou een ongeldige waarde voor de eigenschap Steker-ODC (automatisch) ontstaan. Dit gedrag geldt bij het genereren van apparaten, het invoegen apparaten, het plaatsen van een functie bij gebruik van een macro, de apparaatselectie, het afboeken van niet geplaatste functies / functiesjablonen en bij het toewijzen van functies / functiesjablonen aan een schemasymbool.
110
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Hetzelfde gedrag geldt eveneens voor de eigenschappen Kanaalcode en Kanaalcode (automatisch). Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help in de paragraaf "Overdragen van de steker-ODC en de kanaalcode".
Projectgegevens-navigators Nieuw pictogram voor onderdelen die niet in het schema zijn geplaatst In de navigatorvensters 2D-schakelkastopbouw en 3D-montageopbouw wordt de artikelstatus door middel van pictogrammen verduidelijkt (bijv. geplaatste onderdelen door het pictogram ). Daarbij werden onderdelen en artikelplaatsingen die in de layoutruimte / op de 2D-montageplaat waren geplaatst maar niet in het schemaproject voorkwamen, tot dusver door het pictogram
aangeduid.
Om te voorkomen dat dit wordt verward met het uitroepteken dat in de navigators voor functies (bijv. de onderdelen-navigator) na het uitvoeren van controleprocedures voor ongeldige functies wordt weergegeven, gebruikt het EPLAN-platform in dat geval het nieuwe pictogram
.
111
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Structuurcodebeheer Overzichtelijkere weergave van de structuurcodes In deze versie is het structuurcodebeheer aangepast. In het dialoogvenster Code - worden de in het project aanwezige codeblokken (bijvoorbeeld "Groep", "Inbouwplaats" etc.) nu niet meer als tabbladen weergegeven, maar in een boomstructuur links in het dialoogvenster. Als u hier een codeblok selecteert, worden in het rechter deel alle bijbehorende structuurcodes weergegeven.
Naast de weergave in tabelvorm op het tabblad Lijst worden de structuurcodes van een codeblok nu ook als boom weergegeven (op het tabblad Boom).
112
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: In projecten met substructuren worden de structuurcodes met behulp van de boomweergave overzichtelijker weergegeven. Met behulp van de boomweergave kunt u structuurcodes ook snel voordefiniëren. Voor de boomweergave van het structuurcodebeheer moet rekening worden gehouden met het volgende: Met de knop (Nieuw) wordt in de boomweergave het dialoogvenster Nieuwe code geopend, waarmee u een nieuwe structuurcode kunt maken en tegelijkertijd de verschillende structuurbeschrijvingen kunt invoeren. Bij het uitvoeren van de meeste functies moet u erop letten welk hiërarchieniveau u zojuist in de boom hebt gemarkeerd. Als u bijvoorbeeld het knooppunt hebt gemarkeerd, wordt via de knop (Nieuw), een nieuwe hoofdcode gegenereerd. Wanneer u een bestaande code selecteert, wordt op dezelfde manier een subcode gegenereerd. Net als bij de boomweergave van de projectgegevens-navigators kunt u in de boom van het structuurcodebeheer ook de structuurbeschrijvingen laten weergeven. Daartoe is in het snelmenu de menuopdracht Weergave configureren beschikbaar. De functies van de knoppen [Sorteren] en [Extra] zijn alleen beschikbaar in de lijstweergave.
113
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Verbindingen Verbondenheid van verbindingen Tot nu toe kon u met de eigenschappen Kabelverbinding (ID 31058) en Slangpakketverbinding (ID 31086) voor een verbinding bepalen of de betreffende verbinding deel van een kabel of van een slangpakket is. Deze twee eigenschappen sluiten elkaar in werkelijkheid uit, maar in het verleden konden ze voor een verbinding tegelijkertijd worden geactiveerd. Omdat er in deze versie daarnaast nog meer "meerdelige" verbindingen ("Faserailverbinding", "Leiding") zijn bijgekomen, definieert u de verbondenheid nu met behulp van de nieuwe eigenschap Verbinding: Verbondenheid (ID 31142). Via de vervolgkeuzelijst van deze eigenschap kunt u de volgende waarden selecteren: 0 = Individuele verbinding 1 = Kabel 2 = Slangpakket 3 = Faserail 4 = Leiding. Voordeel: Met de nieuwe eigenschap Verbinding: Verbondenheid worden conflicterende instellingen van verbindingsdefinitiepunten vermeden. Bij de configuratie van filters, voor verwerkingen, labeling en blokeigenschappen worden nu niet meer de eigenschappen Kabelverbinding en Slangpakketverbinding gebruikt, maar kan de eigenschap Verbinding: Verbondenheid worden geselecteerd.
114
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Convertering van "oude" verbindingen Bij het openen van "oude" projecten / macro's worden de verbindingseigenschappen automatisch aangepast. Wanneer de gegevens conflicterende informatie bevatten (eigenschap Kabelverbinding en Slangpakketverbinding geactiveerd), wordt op basis van de functiedefinitie bepaald of het om een kabel of om een slangpakket gaat.
Hernoemde verbindingssymbolen Leidingverdelers en -verbinders kunnen nu ook in de elektrotechniek worden ontworpen. De verdelers / verbinders, die tot dusver alleen in de fluidtechniek of proces-engineering werden gebruikt, zijn daarom in het EPLAN platform hernoemd: Oude naam:
Nieuwe naam:
Verdeler / verbinder
Leidingverdeler / -verbinder
Lees hiervoor ook de paragraaf "Leidingverdelers / -verbinders in de elektrotechniek" (vanaf pagina "156")
Meldingenbeheer Controle van de artikelstamgegevens U kunt in het meldingenbeheer nu de artikelstamgegevens die door u zijn gemaakt en in de artikeldatabank zijn opgeslagen op juistheid en volledigheid controleren.
115
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Met de nieuwe controleprocedure voor artikelstamgegevens kunt u de kwaliteit van uw stamgegevens snel controleren. U hoeft niet langer kostbare tijd te besteden aan het handmatig controleren van individuele gegevens in het artikelbeheer. De kwaliteit van stamgegevens is bepalend voor een hoogwaardige engineering en kan met de nieuwe controleprocedures voor artikelen duurzaam worden gegarandeerd. Voor het controleren van artikelstamgegevens zijn in de nieuwe meldingsklasse 501 "Artikelstamgegevens" de volgende nieuwe controleproceduremeldingen beschikbaar: Melding 501001 "De bij het artikel ingevoerde macro %1!s! bestaat niet." Melding 501002 "Het bij het artikel ingevoerde afbeeldingsbestand %1!s! bestaat niet." Melding 501003 "Het bij het artikel ingevoerde document %1!s! bestaat niet." Melding 501004 "De bij het artikel ingevoerde functiedefinitie %1!s! is verouderd." Melding 501005 "De aan de macro %1!s! (%2!s! / %3!s!) toegekende layer %4!s! is gebruikergedefinieerd." Melding 501006 "De componenten van de macro %1!s! (%2!s! / %3!s!) zijn niet gegroepeerd." Melding 501007 "Bij het artikel is de hoogte en / of de breedte niet opgegeven: Hoogte =%1!s! Breedte =%2!s!." Melding 501008 "Het bij het artikel ingevoerde aansluitbeeld %1!s! bestaat niet."
116
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Melding 501009 "Het bij het artikel ingevoerde boorpatroon %1!s! bestaat niet." Werkwijze Om controleprocedures uit te voeren, moet er een project in de pagina-navigator geopend zijn. Maak daarom eerst een project dat als zogenaamd "controleproject" dient. Het controleproject mag geen projectpagina's bevatten. In dit project worden de instellingen voor de controleprocedures aangebracht, die nodig zijn om de artikeldatabank te controleren. Nadat u het controleproject hebt gemaakt, gaat u als volgt te werk: Configureer – indien nodig – de weergave van het meldingenbeheer zodanig dat hier de nieuwe kolom Artikelnummer wordt weergegeven. Hier wordt het artikelnummer van het ongeldige artikel weergegeven. Selecteer de te controleren artikeldatabank in het artikelbeheer. Maak een controleschema voor de artikelstamgegevens. Geef indien gewenst een beschrijvingstekst op, bijvoorbeeld de naam van de te controleren artikeldatabank. Definieer de omvang van de controle en sla deze in het schema op. Stel daarvoor bijvoorbeeld voor alle controleproceduremeldingen het controletype "Nee" in, en wijs aan de gewenste controleproceduremeldingen uit de meldingsklasse de "artikelstamgegevens" het controletype "offline" toe. Bepaal in de artikelstamgegevens-navigator welke stamgegevens moeten worden gecontroleerd en voer de controleprocedure uit.
117
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Wat er wordt gecontroleerd, hangt af van wat u hebt geselecteerd. Als u een project (of een pagina) in de pagina-navigator markeert, worden alle geselecteerde projectgegevens gecontroleerd. Als u daarentegen een hiërarchieniveau in de boom van de artikelstamgegevens-navigator markeert, worden de artikelstamgegevens gecontroleerd. In dat geval kan er slechts één project geopend zijn! Resultaat Nadat u de controleprocedure hebt uitgevoerd, wordt het resultaat in het dialoogvenster Meldingenbeheer weergegeven. Ongeldige of onvolledige artikelen kunnen daarin aan de hand van hun artikelnummer worden geïdentificeerd. Met de menuopdracht Eigenschappen gaat u direct in het artikelbeheer naar het artikel waarop de melding betrekking heeft. Weergave van ongeldige artikelstamgegevens Artikelen met ongeldige of onvolledige informatie worden in de artikelstamgegevens-navigator en in het artikelbeheer met een rood uitroepteken aangeduid. Als u in de artikelstamgegevens-navigator of in het artikelbeheer alleen nog de als ongeldig gemelde artikelen wilt laten weergeven, kunt u hiervoor een veldgebaseerd filter maken en hiervoor de eigenschap Meldingen in het meldingenbeheer (ID 20930) als filtercriterium gebruiken. Als u de fout in het artikel hebt verholpen en vervolgens weer een controleprocedure uitvoert, wordt de betreffende melding niet meer in het meldingenbeheer weergegeven en is het uitroepteken bij het artikel verdwenen.
118
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Formuliereditor Verbeterde vormgeving van dynamische bereiken Voor de formuliereditor is in deze versie de positionering en bewerking van tijdelijke aanduiding-teksten in de dynamische bereiken verbeterd. Zo kunt u nu bijvoorbeeld tijdelijke aanduiding-teksten in een bepaald bereik gelijkmatig verdelen.
Voordeel: Dankzij de verbeterde bewerking en positionering van tijdelijke aanduidingteksten kunt u tabellen op verwerkingspagina's nog makkelijker vormgeven. Een duidelijke vormgeving van de machine- / installatiedocumentatie vereenvoudigt ook het werk voor processen die na de engineering plaatsvinden, zoals productie, inbedrijfstelling en service. Wanneer u een dergelijk bereik in een dynamisch formulier invoegt of opent, is in het dialoogvenster Dynamisch bereik nu het nieuwe tabblad Tijdelijke aanduiding-tekst beschikbaar.
119
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Op dit tabblad worden alle tijdelijke aanduiding-teksten die aan het betreffende bereik zijn toegekend in een tabel weergegeven. In een nieuw ingevoegd dynamisch bereik kunt u op eenvoudige wijze nieuwe tijdelijke aanduiding-teksten en instellingen voor het positioneren van deze tijdelijke aanduidingen voor de verwerking definiëren. In de tabel kunt u voor de belangrijkste weergave-eigenschappen van de tijdelijke aanduiding-teksten instellingen aanbrengen (Uitlijningsvak activeren, Uitlijningsvak tekenen, Breedte van het uitlijningsvak). Houd daarbij rekening met het volgende: Met de knop (Nieuw) voegt u een nieuwe rij voor een tijdelijke aanduiding-tekst toe. Wanneer u op de betreffende cel van de kolom Tijdelijke aanduidingtekst klikt, verschijnt het bekende dialoogvenster Eigenschappen - Tijdelijke aanduiding-tekst waarin u de gewenste tijdelijke aanduidingtekst kunt selecteren. In dit dialoogvenster kunt u alle weergave-eigenschappen van een tijdelijke aanduiding-tekst bewerken.
120
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In de tabel kunt u ook meerdere tijdelijke aanduiding-teksten selecteren. Met de knop (Bewerken) kunt u de weergave-eigenschappen van meerdere tijdelijke aanduiding-teksten gemeenschappelijk bewerken. De volgorde van de tijdelijke aanduiding-teksten in de tabel bepaalt de volgorde van de tijdelijke aanduidingen in een dynamisch bereik (van links naar rechts). Met de knop (Naar boven verplaatsen) en onder verplaatsen) kunt u de volgorde beïnvloeden.
(Naar
In de vervolgkeuzelijst Positie definieert u hoe tijdelijke aanduiding-teksten in het dynamisch bereik worden verdeeld. Tijdelijke aanduiding-teksten waarvoor het uitlijningsvak niet is geactiveerd, behouden – onafhankelijk van de gekozen instelling – altijd hun positie. U kunt kiezen uit de volgende opties : Positie behouden: de posities van alle tijdelijke aanduiding-teksten blijven behouden. Tekst tijdelijke aanduiding passend maken: de tijdelijke aanduiding-teksten worden in het bereik ingepast (passend gemaakt). Daardoor wordt voor de onderste tijdelijke aanduiding-tekst waarvoor het uitlijningsvak is geactiveerd de cel in de kolom Breedte grijs weergegeven. De breedte van het uitlijningsvak voor deze tijdelijke aanduiding-tekst volgt uit de breedte van het bereik verminderd met de breedte voor de uitlijningsvakken van de andere ingepaste (passend gemaakte) tijdelijke aanduiding-teksten. Tekst tijdelijke aanduiding gelijkmatig verdelen: de tijdelijke aanduidingteksten worden gelijkmatig in het bereik ingepast (passend gemaakt). Daardoor worden de cellen in de kolom Breedte voor tijdelijke aanduiding-teksten waarvoor het uitlijningsvak is geactiveerd grijs weergegeven. De breedte van de betreffende uitlijningsvakken wordt zo berekend dat deze bij het ingestelde raster van het formulier passen.
121
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Wanneer u met [OK] bevestigt, wordt het dialoogvenster gesloten en worden de instellingen voor de tijdelijke aanduiding-teksten uitgevoerd. Wanneer u het dialoogvenster Dynamisch bereik opnieuw opent, wordt in de vervolgkeuzelijst Positie weer de waarde "Positie behouden" aangegeven.
Uitgebreide vervolgformulieren Voor bepaalde verwerkingstypen (bijvoorbeeld de onderdelenlijst, het kabelweergaveschema, het klemmenstrookoverzicht etc.) is het mogelijk een vervolgformulier op te geven. Dit formulier wordt bij de verwerking naar het actuele formulier uitgevoerd. Met de nieuwe versie van het EPLAN platform kunt u nu niet alleen artikellijstoverzichten maar ook andere verwerkingstypen als vervolgformulier gebruiken. Om een andere verwerking in een formulier in te voegen, kunt u in het formulier op de gewenste plaats een invoegpunt van het vervolgformulier positioneren. Kies daarvoor in de formuliereditor de menuopdrachten Invoegen > Invoegpunt van vervolgformulier.
122
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In de vervolgkeuzelijst Verwerkingstype selecteert u het verwerkingstype voor het vervolgformulier. Afhankelijk van het formuliertype van het geopende formulier, kunt u hier kiezen uit verschillende opties. Voor de meeste formuliertypen zijn het "Artikellijstoverzicht" en de "Artikellijst" beschikbaar. Welke vervolgformulieren voor het betreffende formuliertype mogelijk zijn, vindt u in de tabel in het gedeelte "Verwerkingstypen". In het kader van de hier beschreven uitbreiding, is het dialoogvenster Invoegpunt van vervolgformulier aangepast. De overige instellingen voor het vervolgformulier brengt u nu in een nieuwe eigenschappentabel aan: Het formulier van het vervolgformulier wordt nu direct bij het invoegpunt van het vervolgformulier ingevoerd. Dit doet u in de eigenschappentabel met behulp van de eigenschap Formulier. Via de kolom Waarde kunt u een geschikt formulier selecteren of het selectiedialoogvenster voor formulieren openen. Met de eigenschappen Filter en Sortering kunt u bovendien filter- en sorteercriteria opgeven, waarmee u de omvang en de sortering van de verwerking bepaalt. Hier zijn dezelfde schema's en filtercriteria beschikbaar als bij het genereren van een verwerking van het betreffende verwerkingstype. Bij functiegerichte verwerkingstypen (zoals bijvoorbeeld klemmenaansluitlijst, stekeraansluitlijst etc.) gaat het daarbij om filter- en sorteercriteria voor functies. Wanneer het verwerkingstype wordt gewisseld, worden de aangebrachte instellingen voor de eigenschappen Formulier, Filter, Sortering en Nieuwe pagina weer verwijderd.
123
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In een formulier kunnen ook meerdere invoegpunten van vervolgformulieren worden ingevoegd. De volgorde van de verwerking wordt door de grafische weergave bepaald. Opmerking: Omdat het formulier van het vervolgformulier nu wordt opgeslagen bij het invoegpunt van het vervolgformulier, is de kolom Vervolgformulier in de gebruikersinterface van het dialoogvenster Instellingen: Uitvoer naar pagina's verwijderd. Projecten uit eerdere EPLAN-versies met oude formulieren worden ook nu gewoon verwerkt; het gedefinieerde vervolgformulier kan echter niet meer worden gewijzigd. Verwerkingstypen Afhankelijk van het formuliertype van het geopende hoofdformulier zijn verschillende verwerkingstypen voor vervolgformulieren beschikbaar. Voor de meeste formuliertypen zijn het "Artikellijstoverzicht" en de "Artikellijst" beschikbaar. "Hetzelfde formuliertype" in de tabel houdt in dat bijvoorbeeld voor het verwerkingstype "Kabelaansluitlijst" ook een vervolgformulier van het verwerkingstype "Kabelaansluitlijst" mogelijk is.
124
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Formuliertype
Vervolgformulier Artikellijstoverzicht
Artikel- Hetzelfde for- Aanvullend lijst muliertype
Artikelgroepenoverzicht
x
Onderdelenlijst
x
x
Kabelweergaveschema
x
x
Kabelaansluitlijst
x
x
Kabeloverzicht
x
x
Klemmenopbouwlijst
x
x
Klemmenstrookoverzicht
x
x
Klemmenaansluitlijst
x
x
x
PLC-diagram
x
x
x
PLC-kaartenoverzicht
x
x
Stekeraansluitlijst
x
x
Stekeroverzicht
x
x
Verbindingslijst
x
x
Topologie: Rou-
x
x
x
Klemmenoverzicht
Klemmenopbouwlijst
x
125
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
teringspadlijst Topologie: Gerouteerde kabels / verbindingen
x
x
Pre-planning: Planningsobjectenoverzicht
x
x
Pre-planning: Planningsobjectschema
x
Pre-planning: Structuursegmentschema
x
126
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Verwerkingen Artikelgroepenoverzicht genereren Voor de verwerking van de module- en bouwgroepartikelen in een project beschikt u in het dialoogvenster Verwerking definiëren over het nieuwe verwerkingstype "Artikelgroepenoverzicht". Bij deze speciale verwerking wordt voor elke module / bouwgroep die in het project voorkomt, een schema gegenereerd. In dit schema worden alle artikelen van een module / bouwgroep afzonderlijk weergegeven. Standaard worden bij een verwerking van dit type zowel de module- als de bouwgroepartikelen in het project verwerkt. Met behulp van een filter waarbij u de eigenschap Recordtype (ID 20486) als filtercriterium gebruikt, kunt u de uitvoer tot een van de twee artikeltypen beperken. Bij het uitvoeren van dit nieuwe verwerkingstype wordt het formulier gebruikt dat in het projectspecifieke dialoogvenster Instellingen: Uitvoer naar pagina's voor het nieuwe formuliertype "Artikelgroepenoverzicht" (*.f44)" is opgegeven. Een praktisch toepassingsvoorbeeld voor artikelgroepenoverzichten is het verwerken van bouwgroepen die door de gegevensovername van montage hook-ups in EPLAN PPE-projecten in de pre-planning zijn overgenomen. Voor de verwerking van deze bouwgroepen (montage hook-ups) wordt in de stamgegevens een formulier meegeleverd. Met een van de in het EPLAN platform gebruikelijke technieken (afbeeldingsbestand / macro voor module/ bouwgroepenartikelen in het artikelbeheer opslaan; tijdelijke aanduidingtekst in het formulier invoegen) kunt u aan het artikelgroepenoverzicht bovendien een grafische weergave toevoegen.
127
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: Onderstaande afbeelding toont als voorbeeld voor een artikelgroepenoverzicht de verwerking van een bouwgroep (montage hook-up), die na de gegevensovername van een EPLAN PPE-project aan een planningsobject van de pre-planning is toegekend.
Opmerkingen: In een artikelgroepenoverzicht worden de modules / bouwgroepen steeds tot het onderste niveau ontbonden. Houd er rekening mee dat de instellingen in het dialoogvenster Instellingen: Artikel geen consequenties hebben voor het genereren van een artikelgroepenoverzicht.
128
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Verwerkingen met afwijkend formulier Bij het genereren van verwerkingen wordt standaard het formulier gebruikt dat in het dialoogvenster Instellingen: Uitvoer naar pagina's is ingevoerd. Met de nieuwe versie kunt u bij het genereren van een verwerking nu direct een formulier selecteren dat afwijkt van het formulier dat in de instellingen is gedefinieerd. Om afwijkende formulieren te gebruiken, moest u tot nu toe eerst de verwerkingssjablonen openen en daar in de eigenschap Formulier een ander formulier toekennen. Bij ingesloten verwerkingen (waarbij de verwerking handmatig op een bestaande pagina is geplaatst) functioneerde deze werkwijze niet.
Voordeel: De nieuwe instelling Formulier (afwijkend van instellingen) zorgt ervoor dat verwerkingen eenvoudiger met afwijkende formulieren kunnen worden gegenereerd. Daarnaast kunt u nu ook ingesloten verwerkingen met afwijkende formulieren maken. Doordat projectgegevens met duidelijke formuleren worden verwerkt, neemt de kwaliteit van de machine- / installatiedocumentatie verder toe; dat vereenvoudigt het werk voor processen die na de engineering plaatsvinden, zoals productie, inbedrijfstelling en service.
129
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nadat u bij het genereren van een verwerking het verwerkingstype hebt bepaald, verschijnt er een dialoogvenster met de verschillende instellingen bij de betreffende verwerking. Dit dialoogvenster bevat nu de nieuwe vervolgkeuzelijst Formulier (afwijkend van instellingen).
In deze vervolgkeuzelijst worden alle in het project opgeslagen formulieren ter selectie aangeboden. Vaak wordt hier eerst alleen het formulier weergegeven dat in de instellingen is ingevoerd. Om een afwijkend formulier toe te wijzen, klikt u in de vervolgkeuzelijst op "Bladeren" en selecteert u het gewenste formulier in het vervolgdialoogvenster Formulier selecteren. In het kader van deze uitbreiding is het dialoogvenster Instellingen - hernoemd. Overige uitwerkingen: Verwerkingsblokken met afwijkend formulier: als u bij het genereren van een nieuwe verwerking een afwijkend formulier hebt geselecteerd, wordt het formulier in het dialoogvenster Verwerkingen in de eigenschap Formulier van het verwerkingsblok ingevoerd. De onderliggende eigenschap Actualiseren met dit formulier is geactiveerd.
130
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Verwerkingsblokken bewerken: deze beide eigenschappen kunnen nu bij alle verwerkingsblokken worden bewerkt. Door het activeren van de eigenschap Actualiseren met dit formulier wordt de eigenschap Formulier vrijgeschakeld en kunt u voor een bestaande verwerking een ander formulier selecteren. Verwerkingen actualiseren: als het selectievakje Actualiseren met dit formulier voor een verwerkingsblok is ingeschakeld, wordt bij het actualiseren van verwerkingen het formulier gebruikt dat in de eigenschap Formulier is ingevoerd. Verwerkingssjabloon genereren: als u voor een verwerkingsblok een afwijkend formulier hebt geselecteerd, wordt dit formulier bij het genereren van een sjabloon in de eigenschap Formulier bij de sjabloon ingevoerd. Sjablonen verwerken: bij het verwerken van sjablonen worden de formulieren die bij de bijbehorende verwerkingsblokken zijn ingevoerd overschreven! Het maakt daarbij niet uit of de formulieren voor de sjablonen bij de sjablonen zijn ingevoerd of dat deze afkomstig zijn van de instellingen.
131
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Wanneer de eigenschap Actualiseren met dit formulier is geactiveerd, heeft dit voor het verwerken van projecten de volgende uitwerkingen: Ingesloten verwerkingen: ingesloten verwerkingen worden alleen geactualiseerd. Het formulier dat voor het betreffende verwerkingsblok is ingevoerd, blijft behouden. Verwerkingspagina's: bij het verwerken van een project worden de in het project beschikbare sjablonen verwerkt. Daardoor blijven verwerkingspagina's met afwijkende formulieren alleen behouden wanneer er voor het betreffende verwerkingstype geen sjablonen bestaan of wanneer er sjablonen voorkomen waarbij het afwijkende formulier is opgeslagen. Opmerking: Bij enkele hoofdfuncties (kabel-, klemmenstrook-, stekerdefinities etc.) kunnen formulieren voor de verwerking worden opgeslagen. Deze formulieren hebben voorrang op alle andere instellingen, dus ook op de bij de sjablonen ingevoerde formulieren.
132
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Artikelbeheer Actualiseren van de artikeldatabank Als u het programma voor het eerst hebt geïnstalleerd en het vervolgens opstart, kunt u meteen beschikken over de actuele artikeldatabank. Als u met meerdere versies van EPLAN werkt (bijvoorbeeld als u overstapt op versie 2.4) en in versie 2.4 een "oude" artikeldatabank hebt ingesteld, wordt u bij het openen van het artikelbeheer gevraagd of u de artikeldatabank wilt actualiseren. Als u de vraag met [Ja] beantwoordt, wordt de artikeldatabank geactualiseerd. Als u op [Nee] klikt, wordt de artikeldatabank niet geactualiseerd. Daardoor blijven de gegevensvelden van het artikelbeheer leeg en kunnen deze niet worden bewerkt. Andere programmacomponenten die eveneens gebruikmaken van de gegevens uit de artikeldatabank, voeren een bijbehorende melding uit als de artikeldatabank niet overeenkomt met de actuele versie. Opmerking: Als u met meerdere versies van EPLAN werkt, moet voor het bewerken en onderhouden van de artikeldatabank altijd de nieuwste versie van EPLAN worden gebruikt. Een geactualiseerde artikeldatabank kan in oudere versies van EPLAN bijvoorbeeld voor een artikel- of apparaatselectie worden geopend, maar niet worden bewerkt.
133
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Import van artikelgegevens volgens de eCl@ss-standaard eCl@ss is een gestandaardiseerd, brancheoverschrijdend classificatiesysteem voor materialen, producten en diensten en heeft als doel de elektronische handel in geclassificeerde producten te vereenvoudigen. Met versie 2.4 ondersteunt het EPLAN platform de import van artikelgegevens in het artikelbeheer volgens de eCl@ss-standaard "eCl@ss Basic" versie 8.0. Voor deze import wordt het XML-gebaseerde formaat "BMEcat" gebruikt. Met de ondersteunde versie "BMEcat 2005" kunnen o.a. meertalige gegevens worden geïmporteerd. Om gegevens volgens de eCl@ss-classificatie te kunnen importeren, beschikt het dialoogvenster Records importeren over het nieuwe bestandstype "eCl@ss 8.0". (Om dit dialoogvenster te openen, kiest u in het artikelbeheer het menupad: [Extra] > Importeren.) Het importeren gebeurt met behulp van een schema, dat u in het vervolgdialoogvenster selecteert. In dit schema wordt de toekenning van klassen en kenmerken uit eCl@ss aan productgroepen en artikeleigenschappen van het EPLAN-artikelbeheer geconfigureerd. Opmerking: Om artikelgegevens volgens de "eCl@ss 8.0" standaard te kunnen importeren, dient u over een geldig software-service-contract te beschikken.
134
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
ATEX-certificering opgeven Voor een artikel in het artikelbeheer kunt u nu ook een codering voor de explosiebeveiliging volgens de ATEX-richtlijnen van de EU opgeven. De code ATEX is afgeleid van de Franse afkorting voor "ATmosphère EXplosibles". Hiervoor is het tabblad Prijzen / overig in het groepsveld Certificering uitgebreid met het veld ATEX-certificering. Er kunnen hier maximaal 50 tekens (letters en cijfers) worden ingevoerd. De bijbehorende eigenschap Certificering: ATEX-certificering (ID 22270) kan net als de andere certificeringseigenschappen in het EPLAN-platform worden gebruikt (bijvoorbeeld als filtercriterium bij de artikelselectie of als tijdelijke aanduiding-tekst voor de uitvoer in verwerkingen zoals de artikelmateriaallijst).
Inbouwdiepte voor op montageoppervlakken geplaatste componenten Bij het invoegen van componenten op een montageoppervlak in de layoutruimte konden de componenten tot dusver – wanneer er geen 3D-grafische macro is opgeslagen – alleen op bovenop het montageoppervlak worden geplaatst. Omdat een dergelijke component nu na het plaatsen door een montageoppervlak (bijv. een deur) heen kan steken, is op het tabblad Montagegegevens het nieuwe tabblad Inbouwdiepte beschikbaar.
Voordeel: Bij het plaatsen van een artikel zonder 3D-grafische macro, wordt de inbouwdiepte individueel in acht genomen. Met de inbouwdiepte geeft u aan hoe ver een component tegengesteld aan de Z-as op het montageoppervlak in een andere component binnendringt wanneer het artikel is geplaatst.
135
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voer in het veld Inbouwdiepte de inbouwdiepte "mm" in (standaardinstelling is 0,00 mm). Deze artikeleigenschap wordt bij een 3D-artikelplaatsing alleen in acht genomen wanneer er voor de artikelplaatsing geen 3D-grafische macro wordt gebruikt. Voorbeeld:
(1) component (deur), (2) montageoppervlak, (3) artikelplaatsing, (4) inbouwdiepte
Hernoemd veld voor montagegegevens Het veld Cabinet grafische macro op het tabblad Montagegegevens alsmede de bijbehorende artikeleigenschap (ID 22219) is in versie 2.4 hernoemd: Oude naam:
Nieuwe naam:
Cabinet grafische macro
Textuur
136
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Met de knop […] kunt u in dit veld een afbeeldingsbestand (*.bmp, *.gif etc.) selecteren. Een afbeeldingsbestand dat in dit veld is opgeslagen, wordt bij het plaatsen van het artikel in de layoutruimte – wanneer de artikelafmetingen beschikbaar zijn – op de voorzijde van het plaatste 3D-object weergegeven. Door het gebruik van een afbeeldingsbestand als textuur kan het oppervlak van een 3D-model gedetailleerder en realistischer worden weergegeven of kan de foto van een originele component worden afgebeeld. Ondanks dat het veld is hernoemd, kunnen ook nu nog gewoon andere bestandstypen zoals Cabinet-tekeningen, ACIS-bestanden etc. worden geselecteerd. Daarbij wordt een ingevoerde Cabinet grafische macro alleen gebruikt wanneer het EPLAN-artikelbeheer in combinatie met het afgekondigde programma EPLAN Cabinet wordt toegepast.
Verwijderde velden In het EPLAN-artikelbeheer zijn in deze versie de volgende, niet meer gebruikte velden uit de gebruikersinterface verwijderd: Kenletter (tabblad Technische gegevens) Aansluitcode (tabblad Functiesjablonen) Symboolbibliotheek (tabblad Functiesjablonen) Symboolnummer (tabblad Functiesjablonen) Nominale breedte (tabblad Proces engineering). Deze velden zijn ook op andere plaatsen in de gebruikersinterface verwijderd. De betreffende artikeleigenschappen zijn niet langer in de filters en configuratiebestanden beschikbaar.
137
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Deze velden zijn alleen uit de gebruikersinterface van de genoemde tabbladen verwijderd. Om de compatibiliteit te waarborgen, zijn deze eigenschappen nog wel aanwezig in de artikeldatabank. Tabblad "Functiesjablonen" Als gevolg van de gewijzigde artikelselectie is het groepsveld Artikelselectie volledig verwijderd. Alleen het veld Technische waarden is bewaard gebleven; dit veld vindt u op het tabblad Technische gegevens. Lees hiervoor ook de paragraaf "Artikelselectie" (op pagina "109"). Tabblad "PLC-gegevens" Sinds versie 2.3 wordt het tabblad PLC-gegevens ook weergegeven voor andere artikelen die niet tot de productgroep "PLC" behoren. (Dit geldt niet voor moduleartikelen en voor artikelen voor kabels, klemmen, stekers en verbindingen). Hierdoor was het mogelijk dat het schakelvermogen en het verliesvermogen voor de betreffende artikelen dubbel – zowel op het tabblad Onderdeelgegevens als op het tabblad PLC-gegevens – kon worden ingevoerd. Daarom zijn de volgende velden van het tabblad PLC-gegevens verwijderd: Schakelvermogen Verliesvermogen. Om de betreffende gegevens in te voeren, is voor artikelen van de productgroep "PLC" nu het tabblad Onderdeelgegevens beschikbaar.
138
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Instellingen Gemeenschappelijk instellingsdialoogvenster voor het selecteren en beheren van artikelen Tot dusver waren er voor het selecteren en voor het beheren van artikelen in het EPLAN platform twee verschillende instellingsdialoogvensters beschikbaar. Deze situatie, met bijvoorbeeld een verschillende boomconfiguratie voor de artikelselectie en voor het artikelbeheer, zorgde soms voor een enigszins onoverzichtelijke bediening. Met de nieuwe versie zijn de beide bestaande instellingsdialoogvensters door één gemeenschappelijk instellingsdialoogvenster vervangen.
Voordeel: Uniforme en overzichtelijke instellingen voor artikelen vereenvoudigen het selecteren en beheren van artikelen.
139
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
U vindt het nieuwe dialoogvenster Instellingen: Artikel bijvoorbeeld in de instellingen onder: Opties > Instellingen > Gebruiker > Beheer > Artikel. De instellingen voor de databank en voor de artikelselectie in dit dialoogvenster worden voortaan als schema opgeslagen. Instellingen voor de databank Voor de artikel- / apparaatselectie en voor het artikelbeheer wordt nu nog maar één databank gebruikt. In de databankinstellingen kunt u nu kiezen uit de volgende opties: Access SQL-server API.
140
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In tegenstelling tot de vorige versie, hoeft u bij de instellingen voor de databank van de artikel- / apparaatselectie niet meer een vervolgdialoogvenster te openen om te kunnen zien welke databank hier is ingesteld. De mogelijkheid om een ODBC-artikelselectie in te stellen, bestaat niet meer. Uit de evaluatie van ons klantgericht verbeterprogramma is gebleken dat zowel deze instelling als de mogelijkheid om in te stellen welke artikeleigenschappen in het project worden geladen, slechts door heel weinig gebruikers worden toegepast. Opmerkingen: De optie API geldt voortaan alleen voor een artikel- / apparaatselectie via API. Als u deze optie hebt gekozen, wordt als databank voor de artikel- / apparaatselectie de ingevoerde Access- of SQL-server-databank gebruikt, ook wanneer de optie hiervoor niet is geactiveerd. Als voor beide opties (Access en SQL-server) databanken zijn ingevoerd, maakt het EPLAN platform gebruik van de Access-databank. Met versie 2.4 worden nu altijd alle artikeleigenschappen in het project opgeslagen. Daarom is de tabel met de instellingen voor het opslaan van artikeleigenschappen verwijderd. Als u wilt dat bepaalde artikelgegevens (bijv. prijzen) niet permanent in het project worden opgeslagen, moet u voordat u het project overdraagt de betreffende artikeleigenschappen met de menuopdrachten Hulpprogramma's > Artikel > Opgeslagen eigenschappen expliciet verwijderen.
141
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Instelling van de boomconfiguratie Voor de boomconfiguratie van de artikelselectie en het artikelbeheer is nu nog slechts één instelmogelijkheid beschikbaar. Als u verschillende boomweergaven wenst (bijvoorbeeld een voor de engineering en een voor de bewerking van stamgegevens), kunt u daartoe in de artikelinstellingen meerdere schema's met een verschillende boomconfiguratie maken, en door het selecteren van een schema snel tussen de boomweergaven heen en weer schakelen. Overige instellingen voor de artikelselectie Het selecteren van een andere gegevensbron, waarmee de technische EPLAN-artikelgegevens kunnen worden uitgebreid met commerciële gegevens vanuit gekoppelde systemen, vindt plaats via de instelling Artikelgegevens uitbreiden via. U geeft de betreffende gegevens op in een vervolgdialoogvenster, dat u kunt bereiken via de knop […] naast de instelling. De volgende instellingen voor de artikelselectie zijn niet gewijzigd: Bouwgroep ontbinden Conflictdialoogvenster weergeven Wijziging tijdens selectie toegestaan Tijdelijke aanduiding-object: Artikelnummer zonder artikelsynchronisatie overnemen. Overige instellingen voor het artikelbeheer Om de overige instellingen voor het artikelbeheer aan te brengen, klikt u op de knop [Volgende].
142
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In het vervolgdialoogvenster Instellingen: Artikelbeheer zijn andere, reeds bekende instellingen voor het artikelbeheer verschoven (Lijst- / boomsortering, Meeteenheid import / export etc.). In dit dialoogvenster zijn ook de velden van het tot dusver aparte dialoogvenster Valuta geïntegreerd. De instellingen van dit vervolgdialoogvenster worden niet in het schema voor de artikelinstellingen opgeslagen.
Verschoven instelling voor de vergrote weergave van teksten zoals in vorige EPLAN-versies Met de projectspecifieke instelling Teksten vergroot weergeven voor de grafische bewerking kunt u aangeven dat teksten zoals in vorige EPLAN-versies ca. 20% groter worden weergegeven. Omdat deze instelling op de lange termijn niet meer door EPLAN wordt ondersteund, is het bijbehorende selectievakje naar het dialoogvenster Instellingen: Compatibiliteit verplaatst. (Het menupad voor dit instellingendialoogvenster luidt: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Beheer > Compatibiliteit).
143
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Hulpprogramma's Uitbreidingen bij het synchroniseren van functies Een functie kan in het schema meerdere keren verdeeld in verschillende weergavetypen (meerlijnig, overzicht, etc.) voorkomen. Om te zorgen dat de eigenschappen van de verdeeld weergegeven functies gelijk zijn, kunt u de functies met elkaar synchroniseren. Hierbij kunt u nu ook de eigenschappen van de geselecteerde topologie-functies of de eigenschappen van de geselecteerde functies met het weergavetype "functioneel" voor de andere weergavetypen overnemen. Hiertoe is het menu Hulpprogramma's > Synchroniseren > Functies met de volgende twee menuopdrachten uitgebreid: Topologie --> alle weergavetypen Functioneel --> alle weergavetypen. Ook de functie voor het omzetten van boventallige hoofdfuncties is aangepast (menupad: Hulpprogramma's > Synchroniseren > Functies > Hoofdfuncties corrigeren). Aan het dialoogvenster Hoofdfuncties corrigeren zijn de tot dusver ontbrekende opties Topologie, P&I-schema en Functioneel toegevoegd. Daarnaast worden alle opties weergegeven in de volgorde van de weergavetypen bij de algemene bewerking. Als u een van deze opties kiest, blijven bij het corrigeren de hoofdfuncties met dit weergavetype behouden en worden alle boventallige hoofdfuncties in nevenfuncties omgezet.
144
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" is voor de volgende programmavarianten optioneel verkrijgbaar: Electric P8 Select. Voor de volgende programmavarianten hoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang: EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional Stand-alone,EPLAN Pro Panel Professional+ Stand-alone. Ook het hulpprogramma Vertaling, in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation", is in deze versie uitgebreid.
Omvang van de vertaling voor het artikelbeheer definiëren Bij de vertaling in het artikelbeheer kunt u nu ook de omvang van de vertaling definiëren. Daarbij kunt u kiezen welke meertalige velden in het artikelbeheer moeten worden vertaald en welke niet.
Voordeel: De nieuwe vertaalinstellingen leiden tot meer uniformiteit en eenduidige bediening bij de vertaling. Nu worden alleen nog de gewenste artikelgegevens vertaald, waardoor een eventueel noodzakelijke nabewerking van deze gegevens achterwege kan blijven.
145
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Hiervoor is het EPLAN platform nu uitgebreid met het nieuwe instellingendialoogvenster Instellingen: Artikelbeheer. U bereikt dit dialoogvenster via: Opties > Instellingen > Gebruiker > Vertaling > Artikelbeheer.
In dit dialoogvenster kunt u selecteren welke meertalige velden in het artikelbeheer moeten worden vertaald. Daarvoor verschijnt in het veld Beschrijvende eigenschappen een lijst met alle relevante eigenschappen uit het artikelbeheer. Als het selectievakje voor een eigenschap is ingeschakeld, wordt de eigenschap bij de volgende vertaalprocedure vertaald.
146
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Instellingen in het artikelbeheer openen Deze nieuwe instellingen voor de omvang van de vertaling in het artikelbeheer kunt u ook vanuit het dialoogvenster Artikelbeheer openen. Kies daarvoor in het artikelbeheer [Extra] > Vertaling > Instellingen. In het dialoogvenster Instellingen: Vertaling dat wordt geopend, vindt u alle instellingen die voor de vertaling in het artikelbeheer relevant zijn. Zo ziet u naast de projectonafhankelijke instellingen die tot nu toe werden weergegeven (nu: tabblad Projectonafhankelijk) op het tabblad Artikelbeheer de nieuwe instellingen voor de omvang van de vertaling en op het tabblad Gebruiker de instellingen voor het woordenboek. Hernoemde eigenschap In verband met de uitbreiding van de vertaalinstellingen is ook de eigenschap Beschrijving op het tabblad Adres hernoemd zodat deze beter te onderscheiden is van andere beschrijvende teksten: Oude naam:
Nieuwe naam:
ID:
Beschrijving
Beschrijving (adres)
22922
147
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management" is voor de volgende programmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Select, EPLAN PPE. Voor de volgende programmavarianten hoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang: EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional Stand-alone, EPLAN Pro Panel Professional+ Stand-alone. Via het revisiebeheer, de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management", kunnen wijzigingen in bestaande machine- en installatiedocumentatie automatisch worden geregistreerd en gedocumenteerd.
Uitgebreide eigenschappenvergelijking voor de pre-planning Bij de eigenschappenvergelijking van projecten in het revisiebeheer werden segmenten uit de pre-planning tot dusver niet geregistreerd. Met de nieuwe versie kunt u bij de eigenschappenvergelijking nu ook alle eigenschappen van de pre-planning meenemen. Daarom is het dialoogvenster Instellingen: Eigenschappenvergelijking van projecten uitgebreid. (U bereikt dit dialoogvenster bijvoorbeeld via: Opties > Instellingen > Bedrijf > Beheer > Eigenschappenvergelijking van projecten.) In dit dialoogvenster zijn volgende twee nieuwe categorieën beschikbaar:
148
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Pre-planning plaatsingen: met deze categorie vergelijkt u de grafische plaatsing van de segmenten. Daarom kunt u voor dit objecttype de eigenschappen van de plaatsing (Grafische plaatsing, Paginanaam etc.) voor de vergelijking selecteren. Pre-planning segmenten: deze categorie dient voor de vergelijking van de in het project voorkomende segmenten (geplaatst of niet geplaatst). Voor dit objecttype kunnen in het veld Niet vergelijken de eigenschappen voor planningsobjecten en structuursegmenten worden geselecteerd. Daarnaast kunt u hier de gebruikergedefinieerde eigenschappen van de pre-planning voor de eigenschappenvergelijking selecteren. In welke eigenschapsgroep (bijvoorbeeld gegevens, instellingen etc.) de gebruikergedefinieerde eigenschappen worden weergegeven, hangt af van de configuratie van de eigenschappen. Voorbeeld: Nadat u een referentieproject hebt gegenereerd, wijzigt u de eigenschappen van een geplaatst segment (bijvoorbeeld de eigenschap Inzet planning). Vervolgens definieert u in de instellingen voor de eigenschappenvergelijking dat in de categorie "Pre-planning segmenten" de eigenschap Inzet planning (uit de eigenschapsgroep "Gegevens") wordt vergeleken. Bij een volgende eigenschappenvergelijking wordt zowel het segment in de pre-planning-navigator als de plaatsing in de grafische editor van een wijzigingsmarkering voorzien. Als daarentegen alleen de grafische plaatsing van het segment wordt gewijzigd (als bijvoorbeeld het segment op de pagina wordt verplaatst), dan wordt bij een eigenschappenvergelijking met dezelfde instelling noch het bijbehorende segment in de pre-planning-navigator noch de plaatsing
149
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
gemarkeerd (omdat de te vergelijken eigenschap Inzet planning niet is gewijzigd). Om de gewijzigde segmenten in het project te kunnen terugvinden, is het dialoogvenster Resultaten van de eigenschappenvergelijking - uitgebreid met de snelmenuopdracht Selectie synchroniseren. Wanneer u deze snelmenuopdracht voor een segment kiest, wordt het betreffende segment in de geopende pre-planning-navigator gemarkeerd.
Projectspecifiek opslaan van de vergelijkingsresultaten Bij de eigenschappenvergelijking van projecten worden de resultaten nu niet meer in een MS Access-databank opgeslagen. In plaats daarvan worden alle resultaten in een zogenaamde "revisieresultatenlijst" opgenomen. Deze lijst wordt in de projectdatabank van het actuele project opgeslagen.
Voordeel: Het verwijderen van de Access-databank in het revisiebeheer ondersteunt u bij de probleemloze overgang naar de 64 bit-versie van het EPLAN platform. Daarnaast wordt bij de eigenschappenvergelijking van projecten door het wegvallen van de databankselectie een eenvoudigere workflow bereikt. De revisieresultatenlijst wordt bij elke nieuwe projectvergelijking standaard overschreven. Als het vergelijkingsresultaat behouden moet blijven, dan is daarvoor in het dialoogvenster Eigenschappen van projecten vergelijken de nieuwe instelling Vergelijkingsresultaten verzamelen beschikbaar. Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de revisieresultatenlijst bij een eigenschappenvergelijking van projecten niet overschreven, maar worden de resultaten aan de bestaande lijst toegevoegd.
150
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerking: Het selectievakje is altijd uitgeschakeld wanneer het dialoogvenster wordt geopend en moet bewust door de gebruiker worden ingeschakeld voordat de projectvergelijking wordt uitgevoerd. Wijziging bij "Revisiemarkeringen genereren" Verwijderde revisiemarkeringen worden nu vanuit de revisieresultatenlijst teruggezet. Door het verwijderen van de databank is de werkwijze echter eenvoudiger geworden. Wanneer u nu de menuopdrachten Hulpprogramma's > Revisiebeheer > Eigenschappenvergelijking van projecten > Revisiemarkeringen genereren kiest, worden de revisiemarkeringen direct (zonder selectie van de databank) teruggezet.
Eigenschappen Hernoemde eigenschappen voor structuurcodes In de eigenschappen voor subcodes werden tot dusver verschillende (niet uniforme) namen gebruikt. In deze versie is de terminologie geüniformeerd. Zoals dit in de onderstaande tabel bijvoorbeeld voor de "groep" wordt aangegeven, zijn ook de eigenschappen van de andere codeblokken (functionele toekenning, inbouwplaats etc.) hernoemd.
151
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Oude naam:
Nieuwe naam:
ID:
Subgroep
Groep (subcode, volledig)
1121
Subgroep 1-9
Groep (subcode 1-9)
11011109
Beschrijving: Groep
Groep (hoofdcode): Beschrijving 1130
Beschrijving: Volledige groep
Groep: Beschrijving
Beschrijving: Subgroep 1-9 Groep (subcode 1-9): Beschrijving
152
1150
11311139
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen voor EPLAN Electric P8 Klemmen / stekers Nieuwe instellingen voor het nummeren In de dialoogvensters voor het nummeren van klemmen of stekers hebt u nu de beschikking over twee nieuwe instellingen.
153
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bij het nummeren van klemmen heeft het dialoogvenster de titel Klemmen nummeren en bij het nummeren van stekercontacten heeft het de titel Stekercontacten nummeren. Om het betreffende dialoogvenster te openen, kiest u bijvoorbeeld de menuopdrachten Projectgegevens > Klemmenstroken > Klemmen nummeren of de menuopdrachten Projectgegevens > Stekers > Stekercontacten nummeren. Wijziging van de sortering toestaan De sortering en dus de volgorde van de klemmen / stekercontacten in de klemmenstrook / steker blijft bij het nummeren standaard behouden. Met de nieuwe versie kunt u bij het nummeren nu ook een wijziging van de sortering toestaan. Als daarvoor het nieuwe selectievakje Wijziging van de sortering toestaan is ingeschakeld, kan bij het nummeren de sortering en daardoor de volgorde van de klemmen / stekercontacten binnen de klemmenstrook / steker wijzigen wanneer het sorteerkenmerk van de klemmen / stekercontacten leeg is. Handmatig ingevoerde sorteerkenmerken blijven ongewijzigd en worden in de nummeringsvolgorde meegenomen. Gaten vullen Met het nieuwe selectievakje Gaten vullen kunt u nu aangeven dat bestaande codes binnen de klemmenstroken / stekers bij het nummeren worden meegenomen. (Dit selectievakje is beschikbaar als de optie Alleen gecodeerde nummeren is ingeschakeld.)
Voordeel: Bij het nummeren van klemmen of stekercontacten kunnen bestaande codes worden meegenomen. Daardoor worden dubbele codes vermeden.
154
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Als het selectievakje Gaten vullen is ingeschakeld, krijgt de eerste met "?" gemarkeerde klem (of het eerste stekercontact), uitgaande van de startwaarde, de eerste vrije code. Vervolgens wordt de nummering met de aangegeven stapgrootte voortgezet, waarbij bestaande codes worden overgeslagen. Het selectievakje is standaard uitgeschakeld; bestaande codes worden bij het nummeren niet meegenomen. In dit geval kunnen er binnen de klemmenstroken / stekers meerdere codes voorkomen. Voorbeeld: In dit voorbeeld worden acht algemene klemmen genummerd, waarbij de optie Alleen gecodeerde nummeren is ingeschakeld. Startwaarde en stapgrootte zijn ingesteld op waarde "1". Gaten vullen Code voor de nummering Code na de nummering Ingeschakeld
1, ?, 3, 4, ?, ?, 7, 8
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
Uitgeschakeld 1, ?, 3, 4, ?, ?, 7, 8
1, 1, 3, 4, 2, 3, 7, 8
155
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Leidingverdelers / -verbinders in de elektrotechniek Leidingverdelers en -verbinders kunnen nu ook in de elektrotechniek worden ontworpen. Bij deze logische verbindingssymbolen kunnen eigenschappen zoals onderdeel-, symbool-, functie- en artikelgegevens worden opgeslagen. U kunt de eigenschappen van deze objecten verwerken en bijvoorbeeld in verbindings- en / of materiaallijsten uitvoeren. Via het eveneens hernoemde menupad Invoegen > Leidingverdeler / -verbinder kunt u de volgende verbindingssymbolen invoegen: Leidingverdeler Leidingverdeler (kruising) Leidingverbinder (hoek) Leidingverbinder. Bij het invoegen op meerlijnige schemapagina's worden bijbehorende symbolen gebruikt, zoals die ook al voor de fluidtechniek of de proces-engineering in de symboolbibliotheek SPECIAL beschikbaar waren. Lees hiervoor ook de paragraaf "Vernieuwingen in de stamgegevens" (vanaf pagina "262"). In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Algemene informatie over leidingverdelers en -verbinders" op pagina "157" "Leidingverdelers in de topologie" op pagina "158" "Nieuwe controleproceduremeldingen voor leidingverdelers" op pagina "160".
156
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Meer informatie over deze logische verbindingssymbolen vindt u ook in de online-help in de paragraaf "Verbindingssymbolen": Leidingverdeler / -verbinder".
Algemene informatie over leidingverdelers en -verbinders Leidingverdelers Leidingverdelers beschikken over meerdere aansluitingen en dienen voor het verdelen of vertakken van verbindingen. De betreffende logische verbindingssymbolen kunnen als T-stuk of kruising in het schema worden ingevoegd. In de elektrotechniek worden verbindingen of kabels via leidingverdelers vertakt. Vaak worden leidingverdelers in een doorlopende verbinding gemonteerd zonder ze te snijden; ze worden bijvoorbeeld in een draad gekneld. Een meervoudige leidingverdeler kan ook worden gebruikt voor de vertakking van een hele kabel. Een dergelijke leidingverdeler wordt ook wel kabelvertakking genoemd. Leidingverbinders Verbindingen kunnen via leidingverbinders met elkaar worden verbonden. De desbetreffende logische verbindingssymbolen kunnen als hoeken of rechte lijnen in het schema worden ingevoegd. In de elektrotechniek worden bijvoorbeeld crimpconnectoren gebruikt om de aders van een kabel te verbinden.
157
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Leidingverdelers en verbindingen Verbindingen eindigen standaard bij een leidingverdeler. Met de nieuwe eigenschap Doorgaande verbinding tussen de aansluitingen (ID 20331) kunt u echter bij een leidingverdeler aangeven tussen welke aansluitingen een doorgaande verbinding kan lopen (bijvoorbeeld 2;3 voor een leidingverdeler met drie aansluitingen). Dergelijke leidingverdelers met doorgaande verbindingen kunnen bijvoorbeeld in kabelbomen voorkomen. Bij het genereren van de verbindingen wordt uit de deelverbindingen bij de voor doorgaande verbindingen ingestelde aansluitingen een doorgaande verbinding gegenereerd. Bij de uitvoer van verbindingslijsten en bij de verbindingsnummering worden de doorgaande verbindingen (en niet de deelverbindingen) meegenomen.
Leidingverdelers in de topologie Opmerking: Voor het ontwerpen van routeringspadnetwerken in de topologie hebt u de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" nodig. Deze uitbreidingsmodule is voor EPLAN Electric P8 Select, EPLAN Electric P8 Professional en EPLAN Electric P8 Professional+ optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang. Lees hiervoor ook de paragraaf "Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys"" (vanaf pagina "161"). Wanneer u in de meerlijnige engineering leidingverdelers hebt ontworpen, moet u ook bij de opbouw van de routeringspadnetwerken in de topologie rekening houden met deze logische verbindingssymbolen.
158
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Leidingverdelers kunnen als topologie-functies in een routeringspadnetwerk worden ingevoegd. Wanneer in een onderdeel meerdere leidingverdelers worden gebruikt, mag er slechts één (de hoofdfunctie) het weergavetype "Topologie" hebben; deze staat voor het hele onderdeel. Leidingverdelers zonder doorgaande verbindingen Leidingverdelers zonder doorgaande verbindingen worden als normale onderdelen gezien. Verbindingen die bij een leidingverdeler eindigen, worden zoals elke andere verbinding direct van de bron naar het doel gerouteerd. Leidingverdelers met doorgaande verbindingen Wanneer u in de meerlijnige weergave leidingverdelers met doorgaande verbindingen hebt ontworpen, bevatten de betreffende verbindingen de informatie door welke leidingverdelers ze lopen. Deze informatie wordt in de nieuwe eigenschap Doorlopen leidingverdeler (ID 31136) opgeslagen en bij het routeren meegenomen. Deze eigenschap kan in de verwerkingen voor de topologie (Topologie: Routeringspadschema, Topologie: Gerouteerde kabels / verbindingen) worden gebruikt. Om een routeringsverbinding door een leidingverdeler te laten lopen, moet u de positie van deze leidingverdeler via een routeringspunt definiëren. Daartoe plaatst u de leidingverdeler in de buurt van een routeringspunt waar het routeringstraject doorheen loopt. Bij het routeren wordt dan een automatisch routeringspad met lengte "nul" vanaf de leidingverdeler naar het routeringspunt gegenereerd. Als alternatief kunt u de leidingverdeler via een handmatig ingevoegd routeringspad op het routeringspunt aansluiten.
159
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bij het routeren worden de leidingverdelers bepaald die via routeringspunten direct op het routeringstraject zijn aangesloten. De ODC van deze leidingverdelers wordt in de nieuwe eigenschap Topologie: Doorlopen leidingverdeler (gesorteerd) (ID 31137) ingevoerd. Ook deze eigenschap kan in de genoemde topologie-verwerkingen worden uitgevoerd.
Nieuwe controleproceduremeldingen voor leidingverdelers Voor het controleren van leidingverdelers zijn in meldingsklasse 005 "Verbindingen" en in meldingsklasse 027 "Topologie" de volgende nieuwe controleproceduremeldingen beschikbaar: Melding 005081 "Onrealistische doorgaande verbinding bij de leidingverdeler" Melding 027026 "Leidingverdeler %1!s! ontbreekt in de topologie-weergave" Melding 027027 "Leidingverdeler %1!s! bevindt zich niet op het routeringstraject van de verbinding.". De eigenschap Doorlopen leidingverdeler bepaalt welke leidingverdeler de routeringsverbinding in de topologie moet doorlopen. Als bij het routeren niet alle leidingverdelers worden gevonden, omdat bijvoorbeeld een leidingverdeler niet als topologie-functie bestaat of een leidingverdeler niet op het routeringstraject ligt, wordt een van de modulespecifieke meldingen (027026 of 027027) uitgevoerd. Wijzig in dat geval de positie van de leidingverdeler of wijzig de routering van de verbinding zodat het routeringstraject langs de leidingverdeler loopt.
160
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" is voor EPLAN Electric P8 Select, EPLAN Electric P8 Professional en EPLAN Electric P8 Professional+ optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang. Met behulp van deze uitbreidingsmodule kunt u routeringspadnetwerken in een topologie ontwerpen. In een dergelijk routeringspadnetwerk worden verbindingen als kabels, aders en draden gerouteerd. Zo kunt u voor een grafische – desgewenst schaalgetrouwe – overzichtsweergave van een machinehal, een installatie etc. op basis van het routeringspadnetwerk verwerkingen genereren. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Topologie-routeringspad als polylijn tekenen" op pagina "162" "Vulcapaciteit van topologie-routeringspaden bepalen" op pagina "163" "Uitbreidingen voor klemmenstroken in routeringspadnetwerken" op pagina "165" "Verbindingen tussen verschillende coderingsstructuren routeren" op pagina "166".
161
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Topologie-routeringspad als polylijn tekenen Bij het invoegen van een routeringspad via de menuopdrachten Invoegen > Topologie > Routeringspad wordt een topologie-routeringspad in de grafische editor nu als polylijn getekend. Als snappunten worden alleen het starten eindpunt gebruikt, de tussenpunten dienen puur ter illustratie. De polylijn kan niet worden gesloten.
Voordeel: Door topologie-routeringspaden als polylijnen te tekenen, kunt u de richting van topologie-routeringspaden wijzigen zonder dat u daarvoor extra routeringspunten moet plaatsen. De verschillende tussenpunten van het routeringspad worden geplaatst door op de linkermuisknop te klikken. Door op een routeringspunt, een topologiefunctie of een topologie-afbreekpunt te klikken, wordt de polylijn afgesloten. Daardoor plaatst u het eindpunt van het routeringspad en wordt het eigenschappendialoogvenster van het routeringspad geopend. Tip: Wanneer u het doel van een routeringspad (bijvoorbeeld een routeringspunt) later wilt plaatsen, kunt u het eindpunt van een routeringspad vrij plaatsen door op de [Spatiebalk] te drukken of de snelmenuopdracht Routeringspad afsluiten te kiezen. Op het tabblad Formaat van het eigenschappendialoogvenster van een routeringspad kunt u de specifieke instellingen van de polylijn bewerken. De topologie-routeringspaden die in eerdere versies zijn ingevoegd, blijven als lijnen behouden.
162
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De automatische lengte van een als polylijn getekend topologie-routeringspad (eigenschap Topologie: Routeringslengte (automatisch)) wordt op basis van segmenten van het routeringspad (segmenten van de polylijn) bepaald.
Vulcapaciteit van topologie-routeringspaden bepalen Na het routeren van verbindingen is binnen het programma bekend via welke routeringspaden deze verbindingen lopen. Wanneer de dwarsdoorsneden van de routeringspaden en de buitendiameters van de verbindingen bekend zijn, kunt u met de nieuwe menuopdracht Vulcapaciteit bepalen inschatten of de routeringspaden voldoende groot gedimensioneerd zijn om alle verbindingen op te nemen.
Voordeel: De vulcapaciteit geeft u informatie over de beschikbare ruimte in topologierouteringspaden. Daardoor weet u waar u gericht routeringen moet aanpassen om de routering door minder volle routeringspaden te dwingen. Om de vulcapaciteit te kunnen berekenen, moet aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan: Aan de verbindingen die door de routeringspaden lopen, zijn artikelen met een gedefinieerde buitendiameter toegekend. U hebt de dwarsdoorsneden van de routeringspaden gedefinieerd. Daarvoor moet u bij de routeringspaden waarvoor de vulcapaciteit moet worden berekend, de dwarsdoorsnede van de routeringspaden met opgaaf van de eenheid bij de eigenschap Topologie: Dwarsdoorsnede routeringspad invoeren. U hebt verbindingen in het routeringspadnetwerk gerouteerd.
163
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Als aan deze voorwaarden is voldaan, kiest u in het menupad Projectgegevens > Topologie de nieuwe menuopdracht Vulcapaciteit bepalen. De vulcapaciteit (in procent) wordt berekend en bij de nieuwe eigenschap Topologie: Vulcapaciteit (ID 20332) van het betreffende routeringspad ingevoerd. De vulcapaciteit wordt voor het hele project berekend. Tip: Om de vulcapaciteit op de schemapagina weer te geven, voegt u in de eigenschappeninstelling van de routeringspaden de eigenschap Topologie: Vulcapaciteit toe. Deze eigenschap geeft de vulcapaciteit in procent aan. Bovendien kunt u de eigenschap Topologie: Vulcapaciteit ook voor de kolomconfiguratie van de lijstweergave in de topologie-navigator gebruiken of als tijdelijke aanduiding-tekst in de formulieren voor de topologie-verwerkingen (Topologie: Routeringspadlijst, Topologie: Routeringspadschema) plaatsen. Opmerking: Verbindingen die kabelaansluitingen hebben maar die niet aan een kabel zijn toegekend (via een kabeldefinitielijn), worden bij de berekening van de vulcapaciteit niet meegenomen.
164
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitbreidingen voor klemmenstroken in routeringspadnetwerken In de topologie kunnen alleen de klemmenstroken als functies worden beheerd, maar niet de afzonderlijke klemmen. De klemmen worden via de klemmenstrook beheerd. Als een klemmenstrook in meerdere routeringspadnetwerken voorkomt, wordt het aansluitbeeld bij het routeren nu automatisch uitgebreid. In het aansluitbeeld bij de klemmenstrook worden alleen aansluitingen opgenomen die met topologie-functies in het routeringspadnetwerk zijn verbonden.
Voordeel: Omdat bij klemmenstroken die in meerdere routeringspadnetwerken voorkomen het aansluitbeeld bij het routeren automatisch wordt uitgebreid, hoeven lokale aansluitbeelden niet meer handmatig en tijdrovend te worden aangepast. Om dit mogelijk te maken, mag een klemmenstrook met het weergavetype "Topologie" wel in meerdere routeringspadnetwerken voorkomen, maar slechts één keer in hetzelfde routeringspadnetwerk. Om dit te controleren, is in meldingsklasse 027 "Artikelstamgegevens" de volgende nieuwe controleproceduremelding beschikbaar: Melding 027025 "De klemmenstrookdefinitie komt meerdere keren in hetzelfde routeringspadnetwerk voor."
165
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Verbindingen tussen verschillende coderingsstructuren routeren Om verbindingen te routeren die tussen verschillende coderingsstructuren lopen (bijvoorbeeld verbindingen tussen twee schakelkasten bij verschillende inbouwplaatsen), moeten de aangesloten functies als topologie-functies beschikbaar zijn. In een dergelijke situatie kunt u deze topologie-functies en de bijbehorende routeringspaden nu automatisch genereren.
Voordeel: Het automatisch genereren van topologie-functies bij routeringspunten maakt het mogelijk om verbindingen tussen verschillende structuren eenvoudig te routeren, zonder dat u veel tijd kwijt bent aan het opzoeken van deze functies in het project, waarna u deze als topologie-functies nog afzonderlijk moet plaatsen. De routeringspunten vormen het uitgangspunt bij deze werkwijze: daar selecteert u de gewenste functies. Voor de geselecteerde functies worden nietgeplaatste topologie-functies gegenereerd, die via niet-geplaatste routeringspaden met het routeringspunt worden verbonden. Door deze aansluitend te routeren, genereert u routeringsverbindingen tussen de functies in de coderingsstructuur 1 en functies in coderingsstructuur 2. Topologie-functies genereren Om na de meerlijnige engineering in de topologie verbindingen tussen twee coderingsstructuren te routeren, voegt u eerst twee routeringspunten in en verbindt u deze door middel van een routeringspad met elkaar. De routeringspunten en routeringspaden kunnen, maar dat is niet verplicht, op een topologie-pagina zijn geplaatst. Er kunnen ook verbindingen tussen meer dan twee coderingsstructuren worden gerouteerd. In dat geval zijn er meer routeringspunten nodig.
166
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Selecteer het eerste routeringspunt op de topologie-pagina of in de topologie-navigator. Kies vervolgens via het menupad Projectgegevens > Topologie de nieuwe menuopdracht Topologie-functies genereren. In het dialoogvenster Topologie-functies genereren dat wordt geopend, worden de hoofdfuncties weergegeven die in het project voorkomen maar die nog niet als topologie-functies bestaan. Selecteer de gewenste functies voor de eerste coderingsstructuur door deze met de pijlknop bereik Nieuwe topologie-functies te verplaatsen.
naar het
Nadat u het dialoogvenster met [OK] hebt gesloten, worden de nietgeplaatste topologie-functies gegenereerd en worden deze via nietgeplaatste routeringspaden met het routeringspunt verbonden. Genereer op dezelfde wijze bij het tweede routeringspunt niet-geplaatste topologie-functies en routeringspaden voor de tweede coderingsstructuur. Verbindingen routeren Daarna routeert u de verbindingen op de bekende wijze met de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Routeren. Daarbij worden tussen de functies in de eerste coderingsstructuur (bij routeringspunt 1 geselecteerd) en de functies in de tweede coderingsstructuur (bij routeringspunt 2 geselecteerd) niet-geplaatste routeringsverbindingen gegenereerd. Topologie-functies en routeringspaden plaatsen Wanneer u de topologie-functies en routeringspaden vervolgens wilt plaatsen, plaatst u eerst de niet-geplaatste topologie-functies op de schemapagina van het routeringspunt en gebruikt u vervolgens de functie voor het automatisch plaatsen van niet-geplaatste routeringspaden.
167
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" is voor EPLAN Electric P8 Select optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+ en voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang. De uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" ondersteunt u uitgebreid bij de engineering van PLC-besturingen en bussystemen. Nieuw concept voor de busconfiguratie Met de nieuwe EPLAN-versie voeren wij een nieuw concept voor de engineering van de busconfiguratie in. Het begin van de engineering in EPLAN Electric P8 wordt daarmee een stuk eenvoudiger. De bussystemen worden nu grafisch met behulp van busaansluitingen in de enkellijnige weergave getekend. Uit deze grafische weergave bepaalt EPLAN vervolgens de PLC-configuratie. Als gevolg van deze wijzigingen zijn de communicatie units en het overbodig geworden navigatorvenster Busconfiguratie verwijderd.
168
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Het nieuwe concept vereenvoudigt de engineering van de busstructuur. Op basis van een eenvoudige, enkellijnige tekening met busaansluitingen bepaalt EPLAN Electric P8 de busconfiguratie. Ook andere apparaten (omvormers, motoren, kleppen etc.) met busaansluitingen kunnen nu onderdeel van een bussysteem zijn. Apparaten met meerdere verschillende bussystemen worden beter ondersteund. Een overzicht van de wijzigingen: De busgegevens worden nu niet meer bij de communicatie units – bij de PLC-kasten – maar bij de busaansluitingen ingevoerd. Door een nieuwe interne structurering van de PLC-objecten kon voor de PLC-gegevens een algehele verbetering van de performance worden bereikt. In het kader van deze wijziging zijn bovendien enkele eigenschappen en velden van de gebruikersinterface verplaatst. Eigenschappen die niet meer nodig zijn, zijn verwijderd. Voor de export of import van I/O-lijsten moet een CPU worden geselecteerd. Met behulp van een nieuwe snelmenuopdracht kunt u voor de gewenste CPU snel een specifiek filter maken. Ook de import van PLC-gegevens is vereenvoudigd. Bij de import wordt u nu door nieuwe overzichtelijke meldingen ondersteund. Het ingewikkelde dialoogvenster PLC-gegevens synchroniseren / importeren is verwijderd. Voor de PLC-gegevensuitwisseling zijn bovendien nieuwe interfaces voor andere PLC-configuratieprogramma's beschikbaar.
169
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Bouwgroepen-rack gerichte weergave in de PLC-navigator" op pagina "170" "Grafische bepaling van de busconfiguratie" op pagina "171" "Nieuwe structurering van PLC-objecten" op pagina "175" "Uitbreidingen bij adressen / I/O-lijsten" op pagina "177" "Gegevensuitwisseling met PLC-configuratieprogramma's" op pagina "179" "Nieuwe en geactualiseerde interfaces voor de PLC-gegevensuitwisseling" op pagina "182".
Bouwgroepen-rack gerichte weergave in de PLC-navigator Zoals reeds genoemd is de busconfiguratie-navigator in deze versie verwijderd. Bouwgroepen-racks kunnen nu in de PLC-navigator worden weergegeven. Als u de PLC-gegevens in de boomstructuur op een dergelijke manier wilt weergeven, kiest u in het snelmenu de menuopdrachten Beeld > Bouwgroepen-rack gericht. De PLC-gegevens worden overeenkomstig de toekenning van modules aan de bouwgroepen-racks weergegeven. Bouwgroepen-racks worden aangeduid door een oranje pictogram ; daaronder worden de modules (pictogram ) met hun busadressen weergegeven. Onder de modules worden de functies daarvan weergegeven. Ook bij de adresgerichte weergave worden nu als bovenste hiërarchieniveau het configuratieproject en de stationsnaam weergegeven.
170
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Grafische bepaling van de busconfiguratie Tot dusver werd de busconfiguratie via een complexe invoerhandeling in het eigenschappendialoogvenster van de PLC-kast bepaald. In het nieuwe concept wordt de busconfiguratie, d.w.z. de bussystemen en busaansluitingen, in principe enkellijnig getekend. Voorbeeld: Engineering van een busconfiguratie in de enkellijnige weergave in het voorbeeldproject EPLAN-DEMO:
In de enkellijnige weergave stelt een busaansluiting een steker op een PLCapparaat voor. Voer dienovereenkomstig bij de busaansluitingen op het tabblad PLC-aansluiting de steker-ODC in (deze is samen met de weergegeven ODC identificerend).
171
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uit de verbindingsinformatie van de geplaatste functies worden de configuratiegegevens voor de uitwisseling met externe PLC-configuratieprogramma's bepaald. De busaansluitingen mogen in het project niet nog een keer met een ander weergavetype voorkomen, met uitzondering van het weergavetype "overzicht". Als gevolg van deze wijzigingen is het tabblad Busgegevens niet meer bij PLC-kasten beschikbaar, maar alleen bij enkellijnige PLC-aansluitingen met de functiedefinitie "Netwerk- / buskabelaansluiting".
Op dit tabblad definieert u voor de geselecteerde busaansluiting de eigenschappen die deze binnen een bussysteem heeft. Uitgebreide functiedefinities Als voorbereiding op het nieuwe concept zijn reeds in de laatste versie de functiedefinities voor netwerk- / buskabelaansluitingen uitgebreid (bijvoorbeeld switch-aansluiting). In deze versie is daarnaast nog de nieuwe functiedefinitie "Netwerk- / buskabelaansluiting, einde" toegevoegd.
172
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Deelname van andere apparaten bij de PLC-uitwisseling Behalve PLC-functies kunnen nu ook algemene functies (bijvoorbeeld omvormers, motoren, kleppen etc.) onderdeel van een bussysteem of netwerk zijn. Daarvoor hebben deze functies een bijbehorende busaansluiting met dezelfde onderdeelcode nodig. Om ervoor te zorgen dat de functies bij de gegevensuitwisseling met PLC-configuratieprogramma's worden meegenomen, moeten u bijbehorende artikelgegevens in het artikelbeheer opslaan. Uitwerkingen op stamgegevens Om het nieuwe concept van de grafische bepaling van de busconfiguratie te kunnen gebruiken, moet u uw stamgegevens hierop voorbereiden: Bij alle apparaten in het artikelbeheer die een busaansluiting hebben, moet u op het tabblad Functiesjablonen voor de busaansluitingen de juiste functiedefinities (type "Netwerk- / buskabelaansluitingen") opslaan. Op het tabblad PLC-gegevens van het artikelbeheer voert u de PLC-specifieke gegevens in. Daarbij is het "PLC-typenummer" de identificerende code voor de gegevensuitwisseling met het betreffende PLC-configuratieprogramma. Dit tabblad is ook bij andere apparaten (bijvoorbeeld motoren, kleppen etc.) beschikbaar. Ook de PLC-macro's moeten worden aangepast. Zo moeten PLC-kasten waarbij gegevens voor communicatie units zijn ingevoerd door busaansluitingen worden vervangen. De gegevens moeten aan de busaansluitingen worden overgedragen. De busaansluitingen die in de macro's worden gebruikt, moeten het weergavetype "enkellijnig" en een bijpassende functiedefinitie (type "Netwerk- / buskabelaansluiting") hebben.
173
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Overdragen van busgegevens Wanneer "oude" projecten uit vorige EPLAN-versies worden geopend, vindt er in de actuele versie geen automatische migratie van busgegevens plaats. De gegevens van de communicatie units komen nog steeds onzichtbaar bij de PLC-kasten voor en moeten door u aan de enkellijnige busaansluitingen worden overgedragen. Daartoe moet u controleren of alle busaansluitingen enkellijnig zijn ontworpen. Met behulp van de nieuwe controleproceduremelding 004045 "Communicatie unit bij de PLC-kast" uit de meldingsklasse 004 "PLC / Bus" kunt u de verborgen busgegevens van de PLC-kasten bepalen. Wanneer u voor een overgenomen project met bijbehorende gegevens een dergelijke controleprocedure uitvoert, worden de gegevens van de PLC-kasten in het dialoogvenster Meldingenbeheer weergegeven. Vervolgens kunt u de gegevens handmatig aan de enkellijnige busaansluitingen overdragen. Tip: Om de busgegevens van PLC-kasten aan de busaansluitingen over te dragen, raden wij u aan om de PLC-gegevens uit de vorige EPLAN-versie te exporteren, het project in de nieuwe EPLAN-versie 2.4 te openen en vervolgens de PLC-gegevens te importeren. Daarbij worden de busgegevens van de PLC-kasten aan de bijpassende enkellijnige busaansluitingen overgedragen. Zowel voor de export als voor de import moet u steeds het juiste formaat gebruiken.
174
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Wanneer de busgegevens aan de PLC-aansluitingen zijn overgedragen, kunnen de onzichtbare en nu overbodige geworden gegevens bij de PLC-kasten verwijderen door het project te comprimeren. Schakel daartoe in het dialoogvenster Instellingen: Compressie in het hiërarchieniveau Projectgegevens verwijderen het nieuwe selectievakje Communicatie units bij PLC-kasten verwijderen in. Meer informatie over dit nieuwe concept vindt u in de migratiehandleiding (in Duits en Engels).
Nieuwe structurering van PLC-objecten Een aantal velden en eigenschappen van PLC-kasten (zoals bijvoorbeeld Configuratieproject, Bouwgroepen-rack, CPU etc.), die zich voorheen op het tabblad PLC-kast bevonden, zijn in het kader van de nieuwe structurering van PLC-objecten naar het nieuwe tabblad PLC-structuurgegevens verplaatst.
175
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Op het nieuwe tabblad PLC-structuurgegevens definieert u de eigenschappen die de totale PLC-kaart binnen een bussysteem heeft. Daarnaast definieert u hier de toewijzing van de PLC-kaart aan een bouwgroepen-rack. Daarbij kunnen gegevens zoals configuratieproject, stationsnaam etc. nu nog alleen bij een hoofdfunctie worden ingevoerd. Als het selectievakje Hoofdfunctie voor een PLC-kast is uitgeschakeld, is dit tabblad niet meer beschikbaar.
176
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
PLC-specifieke instellingen voor een CPU Tot dusver werden de PLC-specifieke instellingen alleen projectspecifiek opgeslagen. Met de nieuwe versie kunt u nu aan elke CPU een fabrikantspecifiek schema toekennen. Schakel daartoe in de eigenschappentabel van het tabblad PLC-structuurgegevens het selectievakje van de eigenschap CPU in. Daardoor wordt de nieuwe eigenschap PLC-specifieke instellingen (ID 20315) vrijgeschakeld en kunt in plaats van de invoer "Uit instellingen" (= schema uit de projectinstellingen) een fabrikantspecifiek schema selecteren. Net zoals voorheen kunt u nieuwe schema's via de instellingen maken. Een of meerdere CPU's aan PLC-kasten toekennen Met de nieuwe eigenschappen CPU: Naam [1] tot CPU: Naam [4] (ID 20253 1-4) kent u aan de PLC-kast een of meerdere CPU's toe. Alle PLCadressen met dezelfde CPU behoren tot één I/O-lijst. Door verschillende CPU's op te geven, kunnen meerdere PLC-besturingen in een project worden beheerd. Zo kunnen bijvoorbeeld ingangen van CPU 1 en uitgangen van CPU 2 worden aangesproken. Als de PLC-kast zelf een CPU is, schakelt u het selectievakje CPU in, geeft u de naam daarvan in de Eigenschap CPU: Naam [1] op en laat u de overige drie eigenschappen leeg.
Uitbreidingen bij adressen / I/O-lijsten Om de weergave van PLC-adressen in het dialoogvenster Adressen / I/Olijsten tot een bepaald bereik te beperken, kunt u nu in plaats van de tot dusver gebruikte vervolgkeuzelijst CPU een filter definiëren. Hiertoe gaat u met de knop […], die zich naast het veld Filter bevindt, naar het configuratiedialoogvenster en maakt u daarin handmatig een filter.
177
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Filter voor CPU maken U kunt ook in de tabel met de adressen de nieuwe snelmenuopdracht Filter voor CPU maken gebruiken. Via deze snelmenuopdracht kunt u uit de gegevens van de geselecteerde rij automatisch een filter voor de weergave van PLC-adressen genereren. Daarbij worden de waarden van de eigenschappen Configuratieproject (indirect), Stationsnaam (indirect) en CPU (indirect) als filtercriteria gebruikt. Opmerking: Een CPU wordt nu aan de hand van het configuratieproject, de stationsnaam en de CPU-naam eenduidig geïdentificeerd; de volledige CPUnaam is uit deze eigenschappen opgebouwd. In het dialoogvenster Adressen / I/O-lijsten wordt standaard alleen de CPU-naam weergegeven. Indien gewenst kunt u via de configuratie van de weergave ook het configuratieproject en de stationsnaam als kolommen laten weergeven. Export en import van I/O-lijsten Voor de export of import van I/O-lijsten moet een CPU worden geselecteerd. Stel daarom het filter voor het dialoogvenster Adressen / I/O-lijsten zo in, dat alleen de PLC-adressen van een CPU worden weergegeven. Bij de import kunt u nu bepalen of de PLC-adressen in de actueel weergegeven CPU of in een nieuwe CPU moeten worden geïmporteerd. Hiervoor zijn onder [Extra] > I/O-lijst importeren twee nieuwe submenuopdrachten beschikbaar:
178
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Weergegeven CPU: opent het dialoogvenster I/O-lijst importeren / synchroniseren. Nieuwe CPU: opent het dialoogvenster Nieuwe CPU, waarin een nieuwe CPU kan worden gemaakt. Vervolgens wordt het dialoogvenster I/O-lijst importeren / synchroniseren geopend. Omdat u nu aan elke CPU een schema voor de PLC-specifieke instellingen kunt toekennen, zijn ook de dialoogvensters voor de export en import van de I/O-lijst aangepast. In de dialoogvensters I/O-lijst exporteren en I/O-lijst importeren / synchroniseren wordt in het nieuwe veld PLC-specifieke instellingen het schema van de geselecteerde CPU weergegeven. Dit schema kan hier niet worden gewijzigd. Indien aan de CPU geen schema is toegekend, wordt het schema gebruikt dat in de projectinstellingen is gedefinieerd.
Gegevensuitwisseling met PLC-configuratieprogramma's Bij de PLC-gegevensuitwisseling tussen EPLAN Electric P8 en de PLC-configuratieprogramma's wordt slechts een beperkte hoeveelheid gegevens uitgewisseld. Zowel in EPLAN Electric P8 als in het betreffende PLC-configuratieprogramma moeten de geïmporteerde gegevens met extra informatie worden uitgebreid. Bij de import vanuit een PLC-configuratieprogramma vult EPLAN Electric P8 deze gegevens met de bijpassende gegevens uit het artikelbeheer aan. Zoals reeds eerder is genoemd, moet u uw artikelgegevens hierop voorbereiden (functiedefinities voor busaansluitingen, PLC-typenummer etc. opslaan).
179
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nieuwe exportversie Bij de export van PLC-gegevens in het PLC standaard uitwisselingsformaat kan het exportbestand nu in twee versies worden uitgevoerd: Formaat van het exportbestand V 1.0: formaat van het exportbestand tot EPLAN versie 2.3. Formaat van het exportbestand V 2.0: formaat van het exportbestand vanaf EPLAN versie 2.4. Een bestand in dit formaat bevat gedetailleerde informatie over de busverbindingen. Wanneer u in het dialoogvenster PLC-gegevens exporteren op de knop [Opties] klikt, zijn de betreffende instellingen in het vervolgdialoogvenster beschikbaar. Ook bij de export van de volgende formaten kan tussen deze beide versies worden gekozen: ABB Automation Builder B&R Automation Studio 3S Codesys Mitsubishi GX Works2. Opmerking: De PLC-fabrikanten van deze formaten ondersteunen bij de import in uw PLC-configuratieprogramma momenteel alleen het formaat van het exportbestand in versie 1.0. De andere PLC-fabrikanten gebruiken eigen formaten (Beckhoff TwinCAT, Schneider Unity Pro, Siemens SIMATIC STEP 7, RSLogix Architect) en voor hen is deze wijziging niet van toepassing.
180
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Importondersteuning door nieuwe controleproceduremeldingen Naast de reeds genoemde controleproceduremelding 004045 "Communicatie unit bij de PLC-kast" zijn in de meldingsklasse 004 "PLC / Bus" nieuwe controleproceduremeldingen beschikbaar. De volgende modulespecifieke controleproceduremeldingen ondersteunen u bij de import van PLC-gegevens: Melding 004050 "De verbinding van %1!s! naar %2!s! ontbreekt. " Melding 004051 "Verbinding ontbreekt! %1!s! is niet met de bundel / het net '%2!s!' verbonden." Melding 004052 "Verbinding naar verkeerde bundel / net! '%1!s!' moet met de bundel / het net '%2!s!' worden verbonden." Melding 004053 "Er zijn tussen de bundel- / netconfiguratie in het importbestand en in het project teveel verschillen gevonden! Controleer alle bundel- / netverbindingen." Melding 004054 "Verbinding alleen in het project! De verbinding bij %1!s! komt alleen in het project voor." Melding 004055 "Bij de import is meer dan één bouwgroepen-rack gevonden. Controleer of u voor de verbinding de juiste hardware gebruikt." Melding 004056 "Artikel met PLC-typenummer '%1!s!' niet gevonden! De import van '%2!s!' is mogelijk ongeldig." Melding 004070 "Voor de busaansluiting (ingang) bij '%1!s!' is geen passende busaansluiting (uitgang) bij het voorgangeradres '%2!s!' gevonden."
181
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In het kader van deze uitbreidingen zijn een aantal "oude" controleproceduremeldingen voor de communicatie unit verwijderd. Het betreft de meldingen met de nummers 004008, 004011, 004012, 004014, 004015, 004026, 004032, 004033.
Nieuwe en geactualiseerde interfaces voor de PLC-gegevensuitwisseling Aan deze nieuwe versie zijn meerdere nieuwe interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC-configuratieprogramma's toegevoegd. Deze interfaces zorgen ervoor dat PLC-gegevens tussen EPLAN Electric P8 en het betreffende PLC-configuratieprogramma kunnen worden uitgewisseld. De volgende interfaces zijn nieuw: "ABB Automation Builder" van ABB "3S Codesys" van 3S-Smart Software Solutions GmbH "Mitsubishi GX Works2" van Mitsubishi Electric. Daarnaast zijn er meerdere interfaces voor de PLC-gegevensuitwisseling geactualiseerd. EPLAN ondersteunt nu ook de volgende versies: "Unity Pro" van Schneider Electric in versie 8.0 "RSLogix Architect" van Rockwell Automation in versie 21. Voor de verschillende interfaces zijn in de dialoogvensters voor de gegevensuitwisseling (PLC-gegevens exporteren en PLC-gegevens importeren) bijbehorende formaten voor het export- / importbestand beschikbaar.
182
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel EPLAN Pro Panel staat voor op maat gesneden engineeringoplossingen van de automatiseringstechniek in de schakelkast- en schakelcentrumbouw. Elektrotechnisch ontwerp, 3D-montagelayout, productie en montage versmelten op basis van uniforme gegevens tot een volledig geïntegreerde oplossing. De nieuwe functies die in de eerste paragrafen worden beschreven, maken deel uit van EPLAN Pro Panel en van EPLAN Pro Panel Professional: "Uitgebreide werkbalk voor "Pro Panel-opties"" op pagina "184" "Uitbreidingen in de onderdelenlogica" op pagina "185" "Objecten om een vrij te kiezen as draaien" op pagina "189" "Uitbreidingen bij de modelaanzichten" op pagina "192" "Uitbreidingen bij het plaatsen van artikelen" op pagina "195". De nieuwe functies die in deze paragrafen worden beschreven, zijn onderdeel van de Professional-versie: "Artikelbeheer bij het overdragen van een aansluitbeeld direct geopend" op pagina "199" "Boorpatronen uit externe productie-informatie" op pagina "200" "Berekening van het totale verliesvermogen van schakelinstallaties" op pagina "207" "Nieuwe uitbreidingsmodule "Design Space Exchange" voor de import en export van constructieruimtes" op pagina "208" "Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Project Processing"" op pagina "211"
183
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
"Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "Process Copper"" op pagina "217" "Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "Process Wiring"" op pagina "223".
Uitgebreide werkbalk voor "Pro Panel-opties" Op de werkbalk Pro Panel-opties zijn nu twee nieuwe knoppen beschikbaar voor functies die reeds bestaan. Hierdoor kunt u het toevoegen van nieuwe buigposities (
) alsmede het inpassen (passend maken) van rails en draad-
kokers met variabele lengte ( ) ook via de werkbalk uitvoeren. De bijbehorende pictogrammen staan – zoals onder Windows gebruikelijk is – voor de betreffende menuopdrachten: Bewerken > Grafisch > Nieuwe buigpositie Bewerken > Grafisch > Rails / draadkokers passend maken. Opmerking: Om aan een geplaatste koperrail een nieuwe buigpositie toe te voegen, hebt u een licentie voor de uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel - Process Copper" nodig. Deze uitbreidingsmodule is voor EPLAN Pro Panel Professional en EPLAN Pro Panel Professional+ optioneel verkrijgbaar.
184
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitbreidingen in de onderdelenlogica Meerdere vlakken in hetzelfde 2D-vlak als een montageoppervlak definiëren Na het importeren van STEP-gegevens kunnen op de geïmporteerde 3Dobjecten montageoppervlakken worden gegenereerd. Wanneer een geïmporteerd 3D-object meerdere van elkaar gescheiden vlakken bevat die in hetzelfde 2D-vlak liggen, is het bij het bewerken van de onderdelenlogica nu mogelijk om deze vlakken tot een gezamenlijk montageoppervlak te combineren.
Voordeel: Door een aantal montageoppervlakken van verschillende grootte in een 2D-vlak te combineren, wordt een gemeenschappelijk montageoppervlak gedefinieerd. Dit vergemakkelijkt het plaatsen van componenten en de bewerking in 3D-montageopbouw. Wanneer u na het kiezen van de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Montageoppervlak bij een 3D-object op een vlak klikt dat samen met andere vlakken in hetzelfde 2D-vlak ligt, herkent het programma dit. In dat geval wordt u gevraagd of u de betreffende vlakken tot een gemeenschappelijk montageoppervlak wilt combineren. Bovendien worden de andere vlakken in hetzelfde 2D-vlak geel omkaderd. Druk op [Ja] om te combineren. Wanneer u op [Nee] klikt, wordt alleen het oorspronkelijk geselecteerde vlak als montageoppervlak gedefinieerd. Na het beantwoorden van deze vraag wordt het eigenschappendialoogvenster voor het montageoppervlak geopend.
185
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: De geel gemarkeerde vlakken links in de afbeelding liggen in hetzelfde 2Dvlak. Rechts is het gemeenschappelijke montageoppervlak ingetekend, dat door het combineren van deze twee vlakken ontstaat.
In de layoutruimte worden de gedefinieerde montageoppervlakken alleen bij het plaatsen van componenten of bij het wijzigen van de grootte van het montageoppervlak grafisch weergegeven.
Vereenvoudigde werkwijze bij het definiëren van montage- en basispunten De werkwijze bij het definiëren van montage- en basispunten is eenvoudiger geworden. Net zoals bij het vastleggen van de aansluitrichting bij het grafisch definiëren van aansluitingen, nemen de montage- en basispunten nu de Zrichting van een vooraf geselecteerd vlak over. De Z-richting geeft aan hoe het object dat op het montagepunt is geplaatst, later worden uitgelijnd.
186
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: De nieuwe werkwijze bij het definiëren van montage- en basispunten maakt het mogelijk om deze punten onafhankelijk van het coördinatensysteem van de layoutruimte uit te lijnen. Hierdoor wordt het invoegen van montage- en basispunten op niet-orthogonale vlakken aanzienlijk vereenvoudigd.
Opmerking: Het definiëren van montagepunten maakt zowel deel uit van EPLAN Pro Panel als van EPLAN Pro Panel Professional. Het definiëren van basispunten is een functionaliteit van EPLAN Pro Panel Professional en van EPLAN Pro Panel Professional+. Hierna wordt de nieuwe werkwijze voor het definiëren van montagepunten toegelicht. Deze werkwijze geldt ook voor het definiëren van basispunten. Nadat u de menuopdrachten Bewerken > Onderdelenlogica > Montagepunt hebt gekozen, klikt u in de layoutruimte op het vlak waarvan u de Z-richting voor het montagepunt wilt overnemen. Het te definiëren montagepunt wordt bij de cursor aangegeven. De uitlijning van de X-, Y-, Z-assen van het montagepunt kan worden herkend aan het coördinatenkruis dat bij de cursor wordt weergegeven. Met de sneltoets [Ctrl] + [Shift] + [R] kunt u de uitlijning van het XY-vlak rechthoekig in stappen van 90° draaien. Met de snelmenuopdracht Plaatsingsopties kunt u daarnaast in het dialoogvenster Plaatsingsopties een willekeurige draaihoek voor de X-as instellen. Hiermee bereikt u dat het op het montagepunt te plaatsen 3D-object wordt gedraaid.
187
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vervolgens plaatst u het montagepunt met een muisklik. In het eigenschappendialoogvenster dat wordt geopend, geeft u in de velden Naam en Beschrijving de gewenste waarden op. Hier kunt u niet meer de richting en draaiing instellen. Om de draaiing of uitlijning van een montage- of basispunt naderhand te wijzigen, gebruikt u nu de menuopdracht Draaien om as. Lees hiervoor ook de paragraaf "Objecten om een vrij te kiezen as draaien" op pagina "189".
Beschrijving van een montagepunt wijzigen De beschrijving van een montagepunt kon tot dusver alleen worden opgegeven wanneer een nieuw montagepunt werd gedefinieerd. Wanneer een montagepunt naderhand werd bewerkt, was het veld Beschrijving grijs en kon het niet worden bewerkt. Met de nieuwe versie kan dit veld worden bewerkt en zo naderhand worden gewijzigd. Nadat u op [OK] hebt geklikt, wordt een gewijzigde beschrijvingstekst opgeslagen. Daarbij worden alle montagepunten in het project bepaald en wordt de nieuwe beschrijving voor alle gelijknamige montagepunten overgenomen.
Inbouwoppervlakken in schemaprojecten definiëren en bewerken Om geïmporteerde 3D-grafische weergaven correct op andere 3D-objecten in de montageopbouw te kunnen plaatsen, moet bekend zijn met welk vlak ze worden geplaatst en in welke richting ze eventueel moeten worden gedraaid. Deze informatie wordt door het definiëren van een inbouwoppervlak in de geïmporteerde 3D-grafische weergave opgeslagen. Tot dusver konden inbouwoppervlakken alleen in macroprojecten worden gedefinieerd en bewerkt. Met de nieuwe versie zijn de menuopdrachten onder het menupad Bewerken > Onderdelenlogica > Inbouwoppervlak ook in schemaprojecten beschikbaar.
188
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Objecten om een vrij te kiezen as draaien Met de functie Draaien om as kunt u een of meerdere objecten in de layoutruimte (bijvoorbeeld uit STEP-bestanden geïmporteerde 3D-objecten) om het midden van een onzichtbaar omsluitend rechthoekig object draaien. Tot dusver kon alleen om een van de standaard assen van het coördinatensysteem worden gedraaid. In deze versie is de functie zodanig uitgebreid dat u nu ook randen (kanten), hulplijnen of een as van een montage- of basispunt als draaias kunt gebruiken. In de volgende afbeelding ziet u hoe het draaien in zijn werk gaat: De geselecteerde draaias (1) wordt in het midden van het omsluitend rechthoekig object geprojecteerd. Vervolgens wordt om deze geprojecteerde draaias (2) gedraaid.
189
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Omdat u nu ook randen (kanten) of hulplijnen als draaias kunt gebruiken, is het mogelijk om 3D-objecten onafhankelijk van het coördinatensysteem van de layoutruimte ook om niet-orthogonale lijnen en vlakken te draaien. Dit is bijvoorbeeld handig wanneer deuren met een linker of rechter deuraanslag moeten worden ingebouwd en de deurvleugel, scharnieren en sloten in de juiste positie moeten worden gedraaid en wanneer bij verschillende inbouwsituaties collisioncontroles moeten worden uitgevoerd.
Tip: Om montagepunten, basispunten en de 3D-coördinatensystemen in de layoutruimte weer te geven, kiest u de menuopdrachten Beeld > Montagehulp. De X-, Y- en Z-assen van deze coördinatensystemen kunnen als draaiassen worden gebruikt. In het kader van deze uitbreiding zijn de submenuopdrachten X-as, Y-as en Z-as, waarmee deze draaiassen konden worden geselecteerd, verwijderd. Kies nu de menuopdrachten Bewerken > Grafisch > Draaien om as. Nadat u de te draaien objecten hebt geselecteerd, moet u de draaias definiëren. Wanneer u met de cursor over een van de mogelijke draaiassen beweegt, wordt deze gemarkeerd. Klik op de gewenste as, kant of lijn. Wanneer u een kant of een lijn als draaias hebt geselecteerd, definieert u vervolgens in welke richting het object om de draaias moet worden gedraaid. Klik op een eindpunt van de kant of lijn die als draaias is gedefinieerd.
190
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: Draaiing van 30° om de kant met verschillende startpunten op de draaias Geselecteerde draaias: Kant
Startpunt op de draaias
Resultaat
Links
Draaiing naar links
Rechts
Draaiing naar rechts
Wanneer u een as als draaias hebt geselecteerd, vervalt deze stap. Vervolgens voert u in het invoervak de draaihoek in. De mogelijke waarden voor de draaihoek kunnen positief of negatief zijn.
191
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: Draaiing van 30° om de kant of lijn Draaias
Draaiing
Resultaat
Kant
Lijn
Uitbreidingen bij de modelaanzichten Weergave van routeringspaden en curven in modelaanzichten Handmatig ingevoegde routeringspaden en curven kunnen nu ook in een modelaanzicht worden weergegeven. Net als bij andere 3D-objecten kunt u de zichtbaarheid van deze standaard paden in het eigenschappendialoogvenster van een modelaanzicht via de knop [Weergeven / verbergen] definiëren. In het vervolgdialoogvenster 3D-objecten weergeven / verbergen zijn routeringspaden en curven standaard uitgeschakeld.
192
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De labeling van routeringspaden en curven in het modelaanzicht kan met behulp van de componentlabeling op dezelfde manier als bij de andere componenten via de functiedefinitie worden ingesteld.
Weergave van de routeringstoebehoren in de modelaanzichten De zichtbaarheid van kabel- / slangbevestigingen in de modelaanzichten kon al in de laatste versie worden beïnvloed. In het kader van de bovengenoemde wijziging zijn de modelaanzichten zodanig uitgebreid, dat u nu ook de zichtbaarheid van de andere routeringstoebehoren (kabel- / slangbinders, kabel- / slangbescherming) in de modelaanzichten via het dialoogvenster 3D-objecten weergeven / verbergen kunt sturen. De boomweergave bevat de objecten voor de kabel- / slangbinders en voor de kabel- / slangbescherming onder de hiërarchieniveaus voor de handmatige curven of routeringspaden. Om de kabel- / slangbinders die al in een eerdere versie werden geplaatst in een modelaanzicht correct weer te geven, moeten de betreffende 3D-objecten opnieuw in de layoutruimte worden geplaatst.
Configureerbare weergave van de navigatorvensters voor het modelaanzicht Voor de componenten die in de layoutruimte-navigator worden weergegeven, kan de weergave en de volgorde van de betreffende gegevens met het dialoogvenster Weergave configureren worden gedefinieerd. Ook de beide navigatorvensters van het modelaanzicht – het dialoogvenster 3D-objectselectie en het dialoogvenster 3D-objecten weergeven / verbergen – kunnen net als de layoutruimte-navigator zelf worden geconfigureerd. Hiertoe zijn de boom- en lijstweergave van deze dialoogvensters uitgebreid met de snelmenuopdracht Weergave configureren.
193
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voordeel: Met de configureerbare boomweergave voor de 3D-objectselectie kunnen 3D-objecten met dezelfde code (bijvoorbeeld logische componenten) eenvoudiger worden geïdentificeerd, wanneer er aanvullende identificerende informatie (bijvoorbeeld de componentbeschrijving) kan worden weergegeven.
Opmerking: Voor de drie dialoogvensters Layoutruimte - , 3D-objectselectie en 3D-objecten weergeven / verbergen wordt dezelfde configuratie gebruikt. Wanneer u voor een van deze dialoogvensters de configuratie van de boom- of lijstweergave verandert, wordt dit bij al deze drie dialoogvensters doorgevoerd.
Eigenschapsgroepering voor de modelaanzichten In een modelaanzicht werd tot dusver van de eigenschappen van het modelaanzicht alleen de beschrijving als eigenschaptekst weergegeven. Andere eigenschappen van het modelaanzicht (zoals Opmerking, Modelaanzicht: Layoutruimtenaam etc.) konden niet worden weergegeven. In de nieuwe versie kunt u de eigenschappen voor de weergave bij het modelaanzicht configureren. Hiertoe is het tabblad Weergave voor de modelaanzichten uitgebreid met de bekende vervolgkeuzelijst Eigenschapsgroepering en de daarbij behorende knoppen. Met de knop (Nieuw) kunt u voor de eigenschapsgroepering van het modelaanzicht o.a. de volgende eigenschappen selecteren: Opmerking (ID 20045) Modelaanzicht: Basiscomponent (ID 36509)
194
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Modelaanzicht: Layoutruimtebeschrijving (ID 36505) Modelaanzicht: Layoutruimtenaam (ID 36504) Modelaanzicht: Beschrijving (ID 36500) Modelaanzicht: Viewpoint op montageoppervlak richten (ID 36508) Modelaanzicht: Geblokkeerd (ID 36502) Modelaanzicht: Schaal (ID 36510) Modelaanzicht: Naam (ID 36503). De geselecteerde eigenschappen kunnen op de gebruikelijke wijze als gebruikergedefinieerde eigenschapsgroepering worden opgeslagen en zijn dan voor de andere modelaanzichten in het project beschikbaar.
Uitbreidingen bij het plaatsen van artikelen Montageplaten in de hiërarchie van de layoutruimte opnemen Bij het invoegen van montageplaten (en van schakelkasten) werden deze componenten tot nu toe in de hiërarchie van de layoutruimte-navigator direct onder de layoutruimte – parallel aan een reeds aanwezige schakelkast – opgenomen. In de nieuwe versie kunt u de te plaatsen montageplaten en schakelkasten nu ook zodanig invoegen, dat deze naderhand in de hiërarchie worden ingevoegd onder de component waarop het invoegen werd uitgevoerd.
Voordeel: Met deze nieuwe plaatsingsoptie kunt u bij het invoegen van montageplaten en schakelkasten bepalen hoe en waar deze componenten in de hiërarchie van een layoutruimte worden opgenomen.
195
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Om deze componenten in de hiërarchie te kunnen opnemen, is in het dialoogvenster Plaatsingsopties het nieuwe selectievakje In kasthiërarchie opnemen beschikbaar. Dit selectievakje is alleen beschikbaar bij het plaatsen van componenten met de functiedefinitie "Montageplaat" of "Kast". Als het selectievakje is ingeschakeld, wordt een component (montageplaat of schakelkast) die in een kast moet worden geplaatst in de hiërarchie van de layoutruimte-navigator opgenomen onder de component waarop het invoegen werd uitgevoerd. Met deze instelling kunnen bijvoorbeeld montageplaten met afstand tot elkaar worden geplaatst, waarbij elke extra geplaatste montageplaat hiërarchisch wordt opgenomen onder de montageplaat waarop deze werd geplaatst. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. In dit geval worden te plaatsten montageplaten en schakelkasten in de hiërarchie van de layoutruimte-navigator direct onder het knooppunt van de layoutruimte opgenomen. Met deze instelling kunnen montageplaten naast elkaar worden geplaatst, waarbij ze in hetzelfde hiërarchieniveau worden ingedeeld. Tip: Wanneer u de hiërarchietoekenning van montageplaten of schakelkasten in bestaande projecten achteraf wilt wijzigen, kunt u daarvoor de functie Verplaatsen gebruiken. Wanneer de component zich bij de cursor bevindt, kiest u de snelmenuopdracht Plaatsingsopties, schakelt u het selectievakje In kasthiërarchie opnemen in en verplaatst u de component vervolgens naar de gewenste doelcomponent. Bij het opnieuw plaatsen wordt de verplaatste component in de hiërarchiestructuur opgenomen onder de component waarnaar het is verplaatst.
196
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Afmetingen bij het plaatsen van artikelen terugschrijven Om een artikel in de layoutruimte te plaatsen (bijvoorbeeld via Invoegen > Apparaat) moet het geselecteerde artikel over bepaalde informatie beschikken. Als voor het artikel in het artikelbeheer geen apparaatspecifieke maten zijn ingevoerd en er geen 3D-grafische macro is opgeslagen, wordt sinds versie 2.3 het dialoogvenster Afmetingen geopend. In dit dialoogvenster kunt u voor het plaatsen van elektrotechnische, fluidtechnische en bepaalde mechanische artikelen, de artikelafmetingen van het te plaatsen artikel handmatig invoeren. In de nieuwe versie is het dialoogvenster Afmetingen met het selectievakje Afmetingen bij artikel terugschrijven uitgebreid. Als het selectievakje is ingeschakeld, worden de in dit dialoogvenster ingevoerde waarden voor Breedte, Hoogte, Diepte na het plaatsen van het artikel naar de montagegegevens van het artikelbeheer teruggeschreven. Wanneer dit artikel een volgende keer wordt geplaatst, zijn de afmetingen hierdoor volledig gedefinieerd en wordt het dialoogvenster Afmetingen niet meer weergegeven.
Artikelen van meerdere klemmenstroken plaatsen Het is al langere tijd mogelijk om vanuit de 3D-montageopbouw-navigator een klemmenstrook in zijn geheel te plaatsen als van deze klemmenstrook nog geen artikel is geplaatst. Hiervoor moet u een klem van de klemmenstrook selecteren en de snelmenuopdracht Plaatsen kiezen.
197
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Met de nieuwe versie kunt u nu ook meerdere klemmenstroken in zijn geheel plaatsen. Ook nu geldt als voorwaarde dat er van deze klemmenstroken geen artikel geplaatst mag zijn. Wanneer u nu meerdere klemmen van verschillende klemmenstroken in de 3D-montageopbouw-navigator selecteert en u de snelmenuopdracht Plaatsen kiest, verschijnt de vraag Artikelen van meerdere klemmenstroken plaatsen. Als u de vraag met [Ja] beantwoordt, kunt u vervolgens meerdere klemmenstroken in zijn geheel plaatsen. Als u de vraag met [Nee] beantwoordt, worden achtereenvolgens alleen de geselecteerde klemmen op de betreffende rail geplaatst.
Selectielijst bij het over elkaar heen liggen van interactieve punten en vlakken Als artikelen in de layoutruimte worden geplaatst, kon dit in het verleden tot ongewenste resultaten leiden wanneer bij de betreffende positie bijvoorbeeld een standaard montagepunt van een montageoppervlak en een gebruikergedefinieerd montage- of basispunt over elkaar heen lagen. Wanneer u nu een artikel op een dergelijke positie in de layoutruimte plaatst, verschijnt er een selectielijst.
Voordeel: Met de selectielijst kunt u bij punten en vlakken die over elkaar heen liggen eenduidig het gewenste punt (montage- of basispunt) in de layoutruimte selecteren.
198
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In deze selectielijst worden de gevonden interactieve punten en vlakken weergegeven. U kunt de afzonderlijke invoeren in de lijst met een muisklik of de cursortoets selecteren. Het betreffende bijbehorende punt of het bijbehorende vlak wordt daarbij gemarkeerd en er verschijnt een voorbeeld (preview) van de plaatsing die op deze locatie wordt verwacht. Met een dubbelklik of met [Enter] selecteert u de gewenste invoer om te plaatsen.
Artikelbeheer bij het overdragen van een aansluitbeeld direct geopend Bij het bewerken van de onderdelenlogica in de layoutruimte kan voor een 3D-artikelplaatsing met de snelmenuopdracht Aansluitbeeld genereren een lokaal aansluitbeeld direct aan het artikelbeheer worden overgedragen. Daarbij wordt nu niet alleen in het artikelbeheer onder het hiërarchieniveau "Aansluitbeeld" een nieuw aansluitbeeld gegenereerd, maar wordt ook gelijk het artikelbeheer met het nieuwe aansluitbeeld geopend. Hierdoor kunt u de automatisch gegenereerde namen van het aansluitbeeld (bijv. Nieuw_1, Nieuw_2 etc.) in het geopende artikelbeheer direct wijzigen en het aansluitbeeld eventueel aan een artikel toekennen.
199
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Boorpatronen uit externe productie-informatie Ter ondersteuning van de productietechnische automatisering leveren machinefabrikanten de machines meestal met uitgebreide bibliotheken, voorzien van informatie over componenten, artikelen, boren, snijden en frezen. De boorinformatie die eerst met de machinesoftware werd geëxporteerd, kan nu in EPLAN Pro Panel Professional worden geïmporteerd en worden gebruikt om boorpatronen in het artikelbeheer te genereren. Door contouren van componenten en boringen te tekenen, kunnen boorpatronen bovendien puur grafisch worden gedefinieerd.
Voordeel: De boorpatronen in de productie-informatie van de machinefabrikanten kunnen worden overgedragen naar de stamgegevens van EPLAN Pro Panel Professional en daar worden gebruikt. Dit, en de mogelijkheid om boorpatronen grafisch te definiëren, vereenvoudigt het maken van boorpatronen en stamgegevens en biedt de mogelijkheid om uw stamgegevens centraal in één instantie - het EPLAN artikelbeheer - te onderhouden. Het volgende is mogelijk: Uit Kiesling componentbestanden worden boorpatronen gegenereerd. Uit Kiesling contourbestanden worden gebruikergedefinieerde contouren gegenereerd, die in het artikelbeheer voor de opbouw van boorpatronen kunnen worden gebruikt. Grafische elementen uit DXF- / DWG-bestanden (bijvoorbeeld geëxporteerd uit Steinhauer eCAB of een CAD-systeem) kunnen met behulp van boorpatroonkasten tot boorpatronen worden samengesteld.
200
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De door import en grafische definitie verkregen boorpatronen kunnen aan bestaande artikelen worden toegekend en zo bij het verdere ontwerp en de machinale productie worden gebruikt.
Boorpatronen uit NC-gegevens genereren Om uit Kiesling NC-bestanden boorpatronen of contouren te genereren, kiest u de menuopdrachten Hulpprogramma's > Boorpatronen / contouren genereren > Uit Kiesling NC-bestanden. In het selectiedialoogvenster dat vervolgens wordt geopend, selecteert u de Kiesling NC-bestanden die u wilt importeren. Hierbij zijn de volgende bestandstypen beschikbaar: "Kiesling component (*.PBT)" "Kiesling variabele componenten (*.PVB)" "Kiesling contouren (*.PBU)". In het dialoogvenster Boorpatronen / contouren genereren dat wordt geopend, selecteert u het schema voor de Kiesling NC-machine die bij het exporteren van de Kiesling NC-gegevens moet worden gebruikt. Uit deze instellingen worden het boortype en de diameter voor de boringen in de boorpatronen bepaald. Voor de Kiesling contourbestanden (*.PBU) definieert u hier nog de directory waarin de contouren moeten worden gegenereerd. Na bevestiging met [OK] worden de contouren in de opgegeven directory of de boorpatronen in het artikelbeheer gegenereerd. Hierover krijgt u een melding.
201
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Opmerkingen: Uit Kiesling componentbestanden (*.PBT of *.PVB) kunnen met deze methode alleen boorpatronen voor afzonderlijke componenten worden gegenereerd. Het definiëren van complete montageplaten als boorpatroon is niet mogelijk. Uit een Kiesling contourbestand (*.PKU) wordt een gebruikergedefinieerde contour gegenereerd. Aan deze contour is reeds een record "NC Kiesling" toegekend. Na het importeren maakt u in het artikelbeheer een boorpatroon met het boortype "Gebruikergedefinieerde contour"; hiervoor gebruikt u de contour die bij het importeren van het PKUbestand is gegenereerd. Boorgegevens uit Steinhauer eCAB-gereedschapsmachines kunnen via een exportactie als DXF-bestand en vervolgens via een importactie in EPLAN Pro Panel worden overgenomen.
Boorpatronen uit DXF- / DWG-bestanden genereren DXF- / DWG-grafische weergaven met boorpatronen kunnen met behulp van zogeheten "boorpatroonkasten" in EPLAN worden geïmporteerd en vervolgens worden gebruikt om boorpatronen te genereren. In deze boorpatroonkasten worden de uitsparingen, de plaatsingsgegevens en de gegevens over de afmetingen van de bijbehorende boorpatronen gedefinieerd.
202
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Op deze manier kunt u bijvoorbeeld boorinformatie uit Steinhauer NC-bestanden gebruiken om boorpatronen te genereren. Boorinformatie uit Steinhauer NC-bestanden met de bestandsextensie *.CNC kan niet rechtstreeks worden geïmporteerd, omdat in een CNC-bestand steeds alle boorinformatie voor alle componenten van een montageplaat is gecombineerd. Om deze informatie beschikbaar te maken, moet het CNC-bestand in de Steinhauer-machinesoftware in DXF- / DWG-formaat worden geëxporteerd. Voorwaarden: Het project moet een macroproject zijn. Om objecten als componenten, uitsparingen of contouren te identificeren, is bij het importeren een speciaal importschema nodig. Kies de menuopdrachten Opties > Instellingen > Gebruiker > Interfaces > DXF- / DWG-export en -import en maak een nieuw schema. Om ervoor te zorgen dat de DXF- / DWG-elementen in dezelfde 1:1 schaal worden geïmporteerd, zet u op het tabblad Export de instelling Schaalfactor op "1". Op het tabblad Layers kent u aan de vier nieuwe EPLAN-layers voor het genereren van boorpatronen (EPLAN802 - EPLAN805) de betreffende CAD-specifieke layernamen voor componenten, boringen, schroefdraad en contouren toe. Deze layernamen zijn in het bedrijfspecifieke dialoogvenster Instellingen: NC-export DXF gedefinieerd.
203
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: Naam (layer)
Beschrijving
CADnaam
EPLAN802
Grafisch.Boorpatroongenerering.Componenten
Component
EPLAN803
Grafisch.Boorpatroongenerering.Boringen
Drilling
EPLAN804
Grafisch.Boorpatroongenerering.Schroefdraadboringen
Thread
EPLAN805
Grafisch.Boorpatroongenerering.Contouren
Contour
Importeer de DXF- / DWG-grafische weergaven met behulp van het importschema dat u hebt gemaakt (bijvoorbeeld met de menuopdrachten Pagina > Importeren > DXF / DWG als nieuwe pagina's van het project). Na het importeren moet u eventueel de blokken die in de DXF- / DWGgrafische weergave voorkomen nog ontbinden. De contouren in de DXF- / DWG-grafische weergave moeten gesloten zijn.
204
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Boorpatroonkast invoegen en boorpatronen genereren Om de grafische elementen te combineren van een geïmporteerde DXF- / DWG-grafische weergave die bij een boorpatroon moeten horen, voegt u op de betreffende pagina een boorpatroonkast in. Kies hiertoe de menuopdrachten Invoegen > Kast / aansluiting / montageplaat > Boorpatroonkast. Geef in het eigenschappendialoogvenster van de boorpatroonkast de naam, een beschrijving en de directory voor de te genereren gebruikergedefinieerde contouren op. De naam van de boorpatroonkast wordt voor de bestandsnaam van de te genereren macro gebruikt. Om boorpatronen te genereren, kiest u de menuopdrachten Hulpprogramma's > Boorpatronen / contouren genereren > Automatisch uit macroproject. Hierbij wordt u gevraagd of deze opdracht voor het gehele project of alleen voor de geselecteerde boorpatroonkast moet worden uitgevoerd. Nadat u deze vraag hebt beantwoord, worden de boorpatronen in het artikelbeheer in de vorm van een bovenaanzicht gegenereerd.
Boorpatronen grafisch definiëren U kunt in een macroproject boorpatronen grafisch definiëren. Hiertoe tekent u op een grafische pagina eerst de omtrekcontouren van de component met een schaal van 1:1 en de benodigde boringen op schaal in. Vervolgens wijst u aan elk grafisch element in het eigenschappendialoogvenster de betreffende layer voor de boorpatroongenerering toe (bijv. aan de omtrekcontour van een component de layer EPLAN802, Grafisch.Boorpatroongenerering.Componenten).
205
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De getekende componentcontouren en boringen die bij een component horen, worden eveneens met behulp van een boorpatroonkast gecombineerd. Nadat u met de menuopdrachten Invoegen > Kast / aansluiting / montageplaat > Boorpatroonkast een boorpatroonkast hebt ingevoegd, geeft u in het bijbehorende eigenschappendialoogvenster in ieder geval de boorpatroonnaam op. Met de menuopdrachten Hulpprogramma's > Boorpatronen / contouren genereren > Automatisch uit macroproject kunt u de boorpatronen automatisch genereren. De nieuwe boorpatronen worden in het artikelbeheer met de naam van de boorpatroonkast weergegeven.
Nieuwe controleproceduremeldingen voor boorpatronen In verband met het genereren van boorpatronen zijn in de nieuwe meldingsklasse 032 "Boorpatroon" de volgende nieuwe modulespecifieke controleproceduremeldingen beschikbaar: Melding 032001 "Het boorpatroon kan niet of niet volledig worden gegenereerd. %1!s!" Melding 032002 "De boorpatroonnaam %1!s! komt vaker voor.". De eerste melding kan door meerdere redenen worden veroorzaakt; deze worden op de plaats van de tijdelijke aanduiding-tekst "%1!s" in de melding aangegeven: De boorpatroonnaam ontbreekt. Blok is niet ontbonden. De contour is niet gesloten. Er is geen uitsparing geïdentificeerd.
206
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Berekening van het totale verliesvermogen van schakelinstallaties EPLAN Pro Panel beschikt over een functie waarmee het totale verliesvermogen van een schakelinstallatie kan worden berekend. Het totale verliesvermogen bestaat uit het verliesvermogen van de apparaten en het verliesvermogen van de verzamelrailsystemen. De resultaten van deze berekeningen kunnen worden overgedragen aan programma's waarmee verwarmingsberekeningen worden uitgevoerd (bijv. Rittal Therm). Op basis van hiervan kunnen klimatiseringsoplossingen worden gedefinieerd (keuze van een geschikte koelaggregaat). Het volgende is mogelijk: Definitie van de randvoorwaarden: de basis van de verliesvermogenberekening bestaat uit het definiëren van de randvoorwaarden per project of per schakelkast. Alle factoren voor het definiëren van de randvoorwaarden zijn eigenschappen van het artikel of van de artikelplaatsingen, waarvan de waarden door de gebruiker in de engineering moeten worden gedefinieerd. Berekening van het verliesvermogen van apparaten en verzamelrails: voor de berekening van het verliesvermogen van afzonderlijke apparaten en verzamelrails worden specifieke artikeleigenschappen verwerkt. Berekening van het totale verliesvermogen: om het totale verliesvermogen te berekenen, kiest u de menuopdrachten Hulpprogramma's > Verwerkingen (documentatie) > Totale verliesvermogen berekenen. Voor de berekening van het totale verliesvermogen worden de verliesvermogens van de ingebouwde apparaten en van de verzamelrailsystemen voor elk klimaatbereik gebruikt.
207
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Het resultaat van de berekening van het totale verliesvermogen wordt voor elk klimaatbereik afzonderlijk in de projecteigenschappen ingevoerd.
Nieuwe uitbreidingsmodule "Design Space Exchange" voor de import en export van constructieruimtes Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel - Design Space Exchange" is voor EPLAN Pro Panel Professional en EPLAN Pro Panel Professional+ optioneel verkrijgbaar. Met de nieuwe uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel - Design Space Exchange" kunnen in EPLAN Pro Panel Professional geometrische modellen uit 3D-CAD-programma's worden geïmporteerd en kan alle relevante informatie rondom de montageopbouw worden verzameld. Het geometrische model dat in EPLAN Pro Panel van allerlei informatie is voorzien, kan naar het 3D-CAD-programma terug worden geëxporteerd. Op deze manier ontstaat een compleet 3D-model, met alle benodigde parameters. Deze techniek wordt aangeduid als Design Space Exchange (DSE). Het 3D-CAD-programma zorgt voor een geometrische ruimte (bijvoorbeeld in de vorm van een schakelkastbehuizing), waarin de elektrotechnische onderdelen moeten worden geïnstalleerd. Dit geometrische bereik wordt constructieruimte genoemd. Wanneer deze constructieruimte in een EPLANlayoutruimte wordt geïmporteerd, is de geïmporteerde geometrie tegen wijziging beveiligd.
208
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Het volgende is mogelijk: Import van modelgegevens in STEP-formaat, die uit 3D-CAD-programma's zijn geëxporteerd Automatische interpretatie van het geometrische model Realisatie van de vereiste 3D-montageopbouw in EPLAN Pro Panel, in het geometrische model uit het 3D-CAD-programma; invoegen van informatie over boringen, schroefdraad, standaard uitgevoerde uitsparingen of contourgebaseerde uitsparingen Export van gegevens die in de 3D-montageopbouw zijn gegenereerd (montagerails, draadkokers, informatie over boringen, schroefdraad, uitsparingen) in de vorm van een XML-bestand Integratie en interpretatie van gegevens uit het XML-bestand in Autodesk Inventor, in het originele 3D-CAD-bestand Automatische plaatsing van de mechanische en elektrische onderdelen in het parametrische 3D-model in Autodesk Inventor Automatische interpretatie van NC-relevante informatie uit EPLAN Pro Panel Automatische omzetting van NC-relevante informatie uit EPLAN Pro Panel in volledig parametrische geometrische Inventor-componenten (boringen, schroefdraad, slobgaten, uitsparingen, etc.).
209
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Deze resultaten zijn beschikbaar: In het bereik elektrotechniek: een volledig uitgebouwde besturingskast inclusief bestandsdocumentatie voor de productie. In het bereik mechanica: een volledig parametrisch 3D-model dat is aangevuld met informatie uit EPLAN, als basis voor de productie-integratie en -documentatie van de behuizing. Om de functies voor de import en export te gebruiken, kiest u de volgende menuopdrachten: Layoutruimte > Constructieruimte > Importeren / Layoutruimte > Constructieruimte > Exporteren. Om instellingen voor de import en export van constructieruimtes aan te brengen, kiest u de volgende menuopdrachten: Opties > Instellingen > Gebruiker > Interfaces > Constructieruimte-import en -export.
210
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Project Processing" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Project Processing" is voor EPLAN Pro Panel Professional en EPLAN Pro Panel Professional+ optioneel verkrijgbaar. Met deze uitbreidingsmodule kunt u gegevens uit externe programma's (andere CAE-systemen, ERP-systemen, Excel etc.) in een EPLAN-project importeren. Op basis van de overgenomen onderdelen en verbindingen kan een complete schakelkastopbouw inclusief routeringsverbindingen worden gemaakt.
Verbeterd proces bij het importeren van onderdelen en routeringsverbindingen In deze versie zijn zowel de importinstellingen als de wijze waarop onderdelen en routeringsverbindingen worden geïmporteerd, gewijzigd. Tijdens het importproces wordt u nu aan de hand van een reeks dialoogvensters met statusweergave ondersteund. Een overzicht van de wijzigingen: Import van Excel-bestanden: in aanvulling op de tekstbestanden die tot dusver konden worden geïmporteerd, kunt u nu ook Excel-bestanden (*.xls, *.xlsx, *.xlsb, *.xlsm) importeren. Gereduceerd aantal instellingen: in de projectspecifieke instellingen voor de import, worden nu alleen nog de instellingen voor de veldtoekenning weergegeven.
211
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Synchronisatie bij de import: bij de import kan een synchronisatie met de in het project voorkomende onderdelen en routeringsverbindingen worden uitgevoerd. Artikelen toewijzen: aan de te importeren onderdelen en routeringsverbindingen kunnen bij de synchronisatie ook artikelen worden toegewezen.
Voordeel: Doordat het importproces aan de hand van een reeks dialoogvensters verloopt, kunt u dit proces interactief sturen. Hierdoor verloopt de overname van externe gegevens eenvoudiger. Met behulp van een synchronisatiedialoogvenster kunt u doelbewust bepalen welke gegevens moeten worden geïmporteerd. Daarbij kunnen ook onderdelen of routeringsverbindingen die alleen in het EPLAN-project voorkomen, worden verwijderd. Import van gegevens De import van onderdelen en routeringsverbindingen verloopt – net zoals tot dusver – in twee aparte stappen via de volgende menuopdrachten: Projectgegevens > Onderdelen > Importeren Projectgegevens > Verbindingen > Importeren (routeringsverbindingen). De importdialoogvensters Onderdeelgegevens importeren en Verbindingsgegevens importeren, die via deze menuopdrachten worden geopend, zijn vanwege de eerder genoemde uitbreidingen gewijzigd. Via het nieuwe veld Type gegevensbron bepaalt u of u Excel- of tekstbestanden wilt importeren.
212
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
U selecteert het te importeren bestand met de knop […] van het veld Gegevensbron. Daarbij kunt u in het vervolgvenster Gegevensbron selecteren enkele instellingen aanbrengen (Aantal kopregels, Scheidingsteken bij tekstbestanden); deze bevonden zich voor versie 2.4 op het tabblad Opties van het dialoogvenster Instellingen: Import. In het veld Veldtoekenning selecteert u een toekenningsschema voor de te importeren gegevens. Voor een succesvol importproces is het belangrijk dat de gegevensvelden in de gegevensbron op de juiste wijze aan de EPLAN-eigenschappen worden toegewezen. Met de knop […] opent u het dialoogvenster Veldtoekenning, waarin u de toekenning kunt bewerken en als schema kunt opslaan. Bij het bewerken van de toekenning wordt u door het programma ondersteund. Aan de hand van verschillende pictogrammen in de kolom Status wordt aangegeven of er een gegevensveld in de gegevensbron beschikbaar is en geïdentificeerd kan worden of dat het gegevensveld ontbreekt. Gegevens tijdens het importeren synchroniseren Nadat u uw instellingen in het importdialoogvenster hebt aangebracht, wordt een synchronisatiedialoogvenster geopend. In de dialoogvensters Onderdelen synchroniseren en Routeringsverbindingen synchroniseren worden de onderdeelgegevens / verbindingsgegevens uit de gegevensbron en – indien aanwezig – de bijbehorende gegevens uit het EPLAN-project in een tabel weergegeven.
213
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Om het aantal weergegeven gegevens in het dialoogvenster te verminderen, kunt u een filter selecteren of zelf een filterschema maken. Daarnaast kunt u het aantal gegevens dat wordt weergegeven verkleinen door via de vervolgkeuzelijst Filter (status) op de status van de gegevens te filteren. Links in de tabel, naast de kolom Status, staan de gegevens uit het bronbestand. Daarbij worden de EPLAN-eigenschappen die aan de externe gegevensveldcodes uit de bron zijn toegekend, als kolomkopteksten gebruikt. De kolommen rechts in het venster naast de kolom Status tonen de gegevens van de onderdelen / routeringsverbindingen die reeds in het project voorkomen. In de kolom Status wordt aangegeven of onderdelen / verbindingen nog niet in het project voorkomen, of dat onderdelen / verbindingen in de gegevensbron en in het project een verschillende bewerkingsstatus hebben (bijv. andere eigenschapswaarden).
214
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Afhankelijk van de status die wordt weergegeven, kunnen voor de onderdelen / routeringsverbindingen verschillende acties worden uitgevoerd: Status Betekenis
Nieuw: het onderdeel / de routeringsverbinding in de gegevensbron komt nog niet in het project voor.
Mogelijke actie Importeren of Geen
Identiek: het onderdeel / de routeringsverbinding in Geen de gegevensbron komt al in het project voor en wordt niet opnieuw geïmporteerd. Alle eigenschapswaarden zijn identiek. Aanvullend: het onderdeel / de routeringsverbinding Verwijderen komt alleen in het project voor, maar niet in de gege- of Geen vensbron. Gewijzigd: het onderdeel / de routeringsverbinding komt in de gegevensbron en in het project voor. Een of meerdere eigenschapswaarden zijn verschillend, bijvoorbeeld de artikelnummers.
Wijzigen of Geen
Ongeldig (alleen routeringsverbindingen)
Geen
Opmerking: Velden met gewijzigde eigenschapswaarden hebben een donkergrijze achtergrond.
215
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Artikel toewijzen Vaak zijn aan onderdelen / routeringsverbindingen in de externe gegevensbron artikelnummers toegekend die niet in het EPLAN-artikelbeheer voorkomen. Ook kan het zijn dat er helemaal geen artikelnummers zijn toegekend. In dat geval kunt u aan de te importeren gegevens bijpassende artikelen uit het artikelbeheer toewijzen, wanneer andere artikeleigenschappen voor de identificatie van artikelen kunnen worden gebruikt. Opmerking: Artikelnummers die niet in het artikelbeheer voorkomen, worden in de synchronisatiedialoogvensters in de kolom Artikelnummer vet weergegeven. Voor het toewijzen van artikelen gelden de volgende voorwaarden: Onderdelen: naast het artikelnummer moet aan een onderdeel in de gegevensbron ook het bestelnummer en / of het typenummer toegekend zijn. Routeringsverbindingen: naast het artikelnummer moet aan een routeringsverbinding in de gegevensbron ook de verbindingskleur / het verbindingsnummer en / of de verbindingsdoorsnede- / -diameter toegekend zijn. Bij de veldtoekenning moeten de corresponderende EPLAN-eigenschappen aan deze externe gegevensvelden zijn toegekend. Om aan een te importeren onderdeel / routeringsverbinding een bijpassend artikel uit het artikelbeheer toe te kennen, selecteert u in het synchronisatiedialoogvenster de betreffende rij in de tabel en kiest u de snelmenuopdracht Artikelen toewijzen.
216
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Als er in het artikelbeheer een artikel wordt gevonden waarbij aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, dan wordt dit artikel toegewezen. Als er geen toewijzing mogelijk is, klikt u in de kolom Artikelnummer op de knop [...] om de artikelselectie te openen en daar handmatig een artikel te selecteren. Nadat u het synchronisatiedialoogvenster met [OK] hebt gesloten, wordt de import met de geselecteerde acties uitgevoerd. Daarbij ontstaan er in het project meerlijnige hoofdfuncties met een of meer artikelen of niet-gerouteerde routeringsverbindingen. Meer informatie over deze import vindt u ook in de online-help in de paragraaf "Onderdelen en routeringsverbindingen in een project importeren".
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "Process Copper" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel - Process Copper" is voor EPLAN Pro Panel Professional en EPLAN Pro Panel Professional+ optioneel verkrijgbaar. Met deze uitbreidingsmodule kunnen individuele koperrails en verbindingselementen voor de schakelcentrumbouw vrij worden ontworpen. De gegevens, met informatie over buigen en boren, die op basis van een virtueel prototype worden verkregen, kunnen later voor de productie van kopercomponenten aan NC-machines worden overgedragen.
217
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Verzamelrails met korte kant buiging In EPLAN Pro Panel Professional worden kopercomponenten in de layoutruimte met de functie Verzamelrail (gebogen) uitgevoerd. Daarbij kunnen de gebogen verzamelrails niet meer alleen met een platte kant buiging, maar nu ook met een korte kant buiging worden weergegeven.
Voordeel: De in de praktijk voorkomende buigvormen van koperrails kunnen nu met behulp van verschillende buigopties (korte kant, platte kant) in EPLAN Pro Panel Professional worden gerealiseerd. Voor het plaatsen van een verzamelrail in de geopende layoutruimte kiest u de menuopdrachten Invoegen > Verzamelrail (gebogen). In het dialoogvenster Verzamelrail (gebogen) dat wordt geopend, kunt u nu als buigtype kiezen tussen Platte kant buiging en Korte kant buiging .
218
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Platte kant buiging: met deze instelling wordt de verzamelrail om de kant gebogen die in de artikelgegevens met de waarde "Breedte" wordt gedefinieerd.
Korte kant buiging: met deze instelling wordt de verzamelrail om de kant gebogen die in de artikelgegevens met de waarde "Diepte" wordt gedefinieerd. Voor een korte kant buiging is een aanzienlijk grotere buigradius nodig dan voor een platte kant buiging.
Nadat u een passend artikel en een verlooptekening hebt geselecteerd, de buigradius hebt ingevoerd en het type buiging hebt gedefinieerd, wordt de rail met een muisklik op de gewenste positie geplaatst.
219
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Montageoppervlak koper Bij het plaatsen van verzamelrails wordt nu op elk oppervlak van een recht segment een "montageoppervlak koper" gegenereerd. Daardoor kunnen op alle oppervlakken van een verzamelrail nieuwe buigposities worden ingevoegd. Op dezelfde manier zijn nu ook korte kant buigingen mogelijk. Korte kant buiging bewerken Onafhankelijk van het feit of een verzamelrail met een platte kant of korte kant buiging werd gegenereerd, kunnen geplaatste koperrails met de volgende functies worden gewijzigd: Lengte wijzigen Hoeken wijzigen Buigposities wijzigen Nieuwe buigpositie Verwijderen, Kopiëren, Plakken, Knippen, Verplaatsen, Dupliceren, Eigenschappen bewerken, Combineren, Draaien om as. Nieuwe buigpositie toevoegen Aan een geplaatste, gebogen verzamelrail met een bepaald type buiging (platte kant of korte kant buiging) kunnen nog meer buigposities met willekeurig buigtype worden toegevoegd. Kies daarvoor de menuopdrachten Bewerken > Grafisch > Nieuwe buigpositie. Of klik in de werkbalk Pro Panel-opties op de nieuwe knop
(Nieuwe buigpositie).
Wanneer een platte kant buiging moet worden ingevoegd, dienen alle invoeren in een isometrisch 3D-viewpoint op de vlakken van de boven- of onderzijde van het railsegment te worden aangebracht.
220
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Wanneer een korte kant buiging moet worden ingevoegd, dienen alle invoeren op de zijdelingse vlakken van het railsegment te worden aangebracht. Platte kant buigingen of korte kant buigingen kunnen samen bij een enkele verzamelrail worden ingevoegd, waardoor de component in de ruimte om verschillende assen gebogen kan worden gedefinieerd. Weergave in de koperuitslag Opmerking: Voor het genereren van de koperuitslag moet u een buigtabel maken, die voor elke materiaaldikte de buighoek en buigradius bevat die voorkomen bij koperelementen die worden uitgeslagen (afgewikkeld). Het menupad naar deze instelling luidt: Opties > Instellingen > Bedrijf > Mechanische bewerking > Koperbuiging. In een uitslag die op de projectpagina is geplaatst, worden ook de korte kant buigingen afgebeeld. Aan een dergelijke buiging worden de volgende buigopmerkingen toegevoegd: "Korte kant <Waarden van de buighoek><Waarden van de buigradius>" (bijvoorbeeld Korte kant 90° R5,00mm). Bij een korte kant buiging wordt door een pijl bij de buiglijn aangegeven aan welke zijde van de verzamelrail de korte kant moet worden gebogen. Voorbeeld: Een sectie (deel) van een gebogen koperrail met twee buigposities, aan de hand waarvan de verschillende weergave van buigposities in de uitslag wordt verduidelijkt: (1) korte kant buiging, (2) platte kant buiging
221
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitslag:
De cijfers in de weergegeven uitslag hebben de volgende betekenis: (1) buitencontour, (2) buiglijn, (3) buigingsbegrenzingen, (4) buigopmerkingen, (5) pijl waarmee een korte kant buiging wordt aangegeven.
222
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Export van productie-informatie Bij de export van productiegegevens via de menuopdrachten Hulpprogramma's > Verwerkingen (documentatie) > Mechanische bewerking > Koper-NC of Koper-DXF wordt de informatie voor korte kant buigingen eveneens meegenomen. Om het machinale afkorten van koperrails mogelijk te maken, worden nu ook alle niet-gebogen verzamelrails met de functiedefinitie "Verzamelrail" via bovengenoemde menuopdrachten mee geëxporteerd. Dit geldt niet voor niet-gebogen verzamelrails met een lengte die gelijk is aan de leverlengte van het verzamelrailartikel.
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "Process Wiring" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel - Process Wiring" is voor EPLAN Pro Panel Professional en EPLAN Pro Panel Professional+ optioneel verkrijgbaar. Met deze uitbreidingsmodule kunt u uw montageopbouw virtueel van bedrading en slangen voorzien, optimale routeringstrajecten en benodigde verbindingslengtes bepalen, netgebaseerde schema's optimaliseren en gegevens voor de handmatige of geautomatiseerde confectionering van de verbindingen gebruiken.
223
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Instellingen voor het bundelen als schema In EPLAN Pro Panel Professional is een functie beschikbaar waarmee u gegeneerde routeringsverbindingen in de vorm van bundels kunt combineren. Met de interfaces voor de draadconfectionering kan deze informatie worden verwerkt en doorgegeven aan productiemachines, die vervolgens samengestelde en gelabelde bundels maken. In deze versie is de bundelfunctionaliteit zo uitgebreid dat de instellingen voor het bundelen als projectspecifiek schema worden opgeslagen. Door het selecteren van meerdere schema's met verschillende criteria voor het bundelen, kunt u de volgorde van acties voor het bundelen definiëren.
Voordeel: Omdat de instellingen bij het bundelen als schema worden opgeslagen, hoeven de bundelinstellingen niet steeds opnieuw te worden aangepast. De instellingen kunnen via verschillende criteria aan de eisen uit de schakelkastproductie worden aangepast. Instellingen voor het bundelen De gedetailleerde instellingen voor een bundelschema definieert u in het nieuwe dialoogvenster Instellingen: Bundelen. U bereikt dit instellingsdialoogvenster bijvoorbeeld via het menupad Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Routeringsverbindingen > Bundelen. Elk bundelschema kan diverse andere schema's voor filters, sortering en bundelcriteria bevatten. Vergeleken met vorige versies zijn bij het definiëren van deze schema's als criteria voor het bundelen veel meer eigenschappen beschikbaar.
224
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bovendien kunt u in de sorteerinstellingen en in de instellingen voor een nieuwe bundel informatie over de positie van het aansluitbeeld opgegeven. Met behulp van de instellingen in het groepsveld Volgens aansluitpositie is het mogelijk om de draden per aansluitniveau in een bundel te combineren. Dat is belangrijk voor apparaten waarvan de aansluitingen op twee of meer aansluitniveaus boven elkaar liggen. Deze worden in de productie van onder naar boven bedraad. Verbindingen bundelen Voor het bundelen van routeringsverbindingen kiest u bijvoorbeeld in de verbindingen-navigator de snelmenuopdracht Bundelen. Vanwege de uitbreidingen ziet het dialoogvenster Routeringsverbindingen bundelen er nu anders uit.
225
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In de tabel Instellingen selecteert u in de kolom Bundelschema de schema's die u voor het bundelen van routeringsverbindingen wilt gebruiken. Wanneer u in de kolom Bundelschema een schema hebt geselecteerd, kunt u ook met de knop [...] het dialoogvenster Instellingen: Bundelen openen. Daar kunt u een ander bundelschema selecteren, de filters en criteria van een schema wijzigen of een nieuw schema maken.
226
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Via de werkbalk daarboven kunt u een nieuw schema aan de tabel toevoegen of schema's verwijderen. U kunt ook de volgorde van schema's wijzen. Op basis van de gedefinieerde volgorde worden na elkaar per schema bundels met een doorlopend bundelnummer gegenereerd. Voorbeeld: Configuratie van het bundelschema: Bovenste schema: filtercriterium: verbindingskleur / -nummer = RD (rood) Tweede schema: filtercriterium: verbindingskleur / -nummer = BK (zwart) Derde schema: filtercriterium = geen filter. In deze configuratie met drie bundelschema's zijn de criteria voor de sortering (verbindingsdoorsnede /-diameter) en voor een nieuwe bundel (verbindingsdoorsnede / -diameter) voor alle schema's gelijk. Resultaat: Eerst worden alle rode draden afzonderlijk op dwarsdoorsnede gebundeld (bundelnummer bijvoorbeeld 1). Daarna worden alle zwarte draden eveneens op dwarsdoorsnede gebundeld (bundelnummer bijvoorbeeld 2,3). Als laatste worden alle andere kleuren, behalve rood en zwart, op dwarsdoorsnede gebundeld (bundelnummer bijvoorbeeld 4,5,6).
227
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De instellingen Startwaarde, Stapgrootte, Toepassen op het gehele project en Resultaatvoorbeeld bevonden zich reeds in het "oude" dialoogvenster en zijn niet gewijzigd. De instelling Per kast bundelen is verwijderd. Gebruik nu als sorteercriterium de eigenschap Groeperingsvoorteken voor componentcode (automatisch) (ID 36002), wanneer de bundeling voor elke kast of voor elke montageplaat apart moet worden uitgevoerd. De volgende velden zijn nieuw: Aantal draden per bundel maximaal: het maximale aantal draden per bundel is het aantal draden dat de draadconfectioneringsmachine tot een bundel kan combineren. Als het opgegeven aantal wordt overschreden, wordt automatisch een nieuwe bundel gegenereerd. Als de instelling leeg blijft, kan een bundel een onbeperkt aantal draden bevatten. Totale aderdoorsnede maximaal: de maximale totale aderdoorsnede is de machinespecifieke grenswaarde voor de totale dwarsdoorsnede van alle draden. Als het opgegeven aantal wordt overschreden, wordt automatisch een nieuwe bundel gegenereerd. Als de instelling leeg blijft, is de totale aderdoorsnede onbegrensd. Verbindingskettingen met voorrang bundelen: als dit selectievakje is ingeschakeld, worden routeringsverbindingen in een net dat meer dan één verbinding bevat, voor alle overige routeringsverbindingen in een bundel gecombineerd.
228
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nadat u het dialoogvenster Routeringsverbindingen bundelen met [OK] hebt gesloten, wordt het bundelen uitgevoerd. De verbindingen worden toegewezen aan de bepaalde bundels. Het bundelnummer wordt in de eigenschap Bundel van elke verbinding ingevoerd.
Beter rekening houden met faserails Om de bedradingstijd en -kosten te minimaliseren, worden apparaten in de 3D-montageopbouw doorgaans door een- of meerfase faserails met elkaar verbonden. In plaats van bedrading wordt hier een elektromechanische component gebruikt, die afhankelijk van de toepassing op maat wordt gemaakt en gemonteerd. In EPLAN Pro Panel Professional worden verbindingen die door het gebruik van faserails ontstaan, door de functiedefinitie faserailverbinding aangeduid. Tot dusver werd er in het schema doorgaans geen rekening gehouden met faserailverbindingen. In de laatste versie was het al mogelijk om verbindingen die in het schema waren ontworpen met terugwerkende kracht in faserailverbindingen om te zetten. Op deze manier werd het genereren van faserailverbindingen vereenvoudigd. U kon aan faserailverbindingen ook de ODC van een faserail en een artikel toewijzen. Met de nieuwe versie kunnen faserailverbindingen nu ook direct tijdens het ontwerpen als onderdeel in het schema worden ingevoegd. De verbindingen die hierdoor ontstaan, worden eveneens door de functiedefinitie "faserailverbinding" aangeduid. Wanneer hieraan een artikel is toegekend, kan de faserail later ook in de 3D-montageopbouw worden geplaatst. Onafhankelijk van de wijze waarop faserailverbindingen zijn ontstaan, wordt er bij het berekenen van de bedrading en bij de draadconfectionering geen rekening meer gehouden met deze verbindingen.
229
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Faserailverbindingen genereren Om faserailverbindingen te genereren, selecteert u – net zoals tot dusver – de componenten die in de layoutruimte zijn geplaatst en waarvoor u bij de daarbij behorende verbindingen faserailverbindingen wilt genereren en kiest u vervolgens de menuopdrachten Projectgegevens > Verbindingen > Faserailverbindingen genereren. In het dialoogvenster Faserailverbindingen genereren worden nu naast de twee kolommen Bron en Doel standaard de kolommen ODC (identificerend) en Functiedefinitie weergegeven. Het genereren en verwijderen van faserailverbindingen is vereenvoudigd. Selecteer in dit dialoogvenster de betreffende verbindingen en kies de snelmenuopdrachten Faserailverbindingen genereren of Faserailverbinding verwijderen. Om een dergelijke wijziging over te nemen, hoeft u niet eerst het dialoogvenster te sluiten; de gewijzigde functiedefinities worden direct weergegeven. Bij het genereren of verwijderen van faserailverbindingen worden de eigenschappen die bij de betreffende verbindingen zijn ingevoerd verwijderd. Faserail toewijzen In EPLAN Pro Panel Professional kunnen nu niet alleen faserailverbindingen worden gegenereerd, maar kunnen ook de faserails zelf worden ontworpen en kunnen hieraan onderdeelcodes worden toegekend. Daarbij gedragen faserails zich hetzelfde als kabels en slangpakketten. Een faserail voegt via een onderdeelcode meerdere faserailverbindingen samen.
230
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In het kader van deze uitbreiding is in het dialoogvenster Faserailverbindingen genereren de nieuwe snelmenuopdracht Faserail toewijzen beschikbaar. Met deze snelmenuopdracht kunt u aan de verbindingen die in het dialoogvenster zijn geselecteerd een faserail toekennen. Daarbij worden indien dat nog niet is gebeurd - de geselecteerde verbindingen in faserailverbindingen omgezet.
Nadat u de snelmenuopdracht hebt gekozen, wordt het gelijknamige vervolgdialoogvenster geopend. Geef in het veld ODC de gewenste onderdeelcode voor de faserail op of selecteer de ODC via de knop […] in het dialoogvenster ODC-selectie. Voor faserails wordt standaard de kenletter "W" gebruikt. U kunt hier bovendien een artikel aan een faserail toewijzen. Daartoe klikt u op de knop […] naast het veld Artikel, en kunt vervolgens in de artikelselectie een passend artikel voor de faserail selecteren. Daardoor wordt de faserail in de 3D-montageopbouw-navigator weergegeven en kunt u deze later als 3D-artikelplaatsing in de layoutruimte invoegen. In het dialoogvenster Faserailverbindingen genereren wordt na het toewijzen van een faserail de bijbehorende ODC bij alle geselecteerde verbindingen weergegeven. Wanneer u het dialoogvenster Faserail toewijzen opnieuw opent, kunt u de toekenning weer wijzigen.
231
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Faserails in het schema invoegen Faserails kunnen nu ook direct tijdens het ontwerpen in het schema worden meegenomen. Net als bij een kabeldefinitie wordt daarbij een definitielijn ingevoegd en worden meerdere parallel lopende verbindingen als faserail gecombineerd. Om een faserail op een schemapagina in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Faserail. Nadat u de definitielijn over de gewenste verbindingen hebt getekend, wordt het eigenschappendialoogvenster geopend. Op het nieuwe tabblad Faserail wordt automatisch een onderdeelcode in het veld ODC ingevoerd. Via de apparaat- of artikelselectie kunt u voor een faserail een passend artikel selecteren. Bij het invoegen van faserails moet u rekening houden met het volgende: Op elk snijpunt van de verbindingen met de faseraildefinitielijn wordt automatisch een verbindingsdefinitiepunt geplaatst. Bij een dergelijk verbindingsdefinitiepunt is voor de nieuwe eigenschap Verbinding: Verbondenheid (ID 31142) de waarde "faserail" ingesteld. Hierdoor krijgen de verbindingen die onder de faseraildefinitielijn lopen de functiedefinitie "faserailverbinding". Bij de berekening van de bedrading en bij de draadconfectionering wordt dan geen rekening meer gehouden met dergelijke verbindingen. De faserails worden als onderdeel ook in de onderdelen-navigator weergegeven. Als u aan een faserail een artikel hebt toegekend, wordt het onderdeel ook in de 3D-montageopbouw-navigator weergegeven. Van daaruit kan
232
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
de faserail met slepen & neerzetten in de geopende layoutruimte worden geplaatst (bijvoorbeeld op de aansluitingen van een motorbeveiligingsschakelaar). Om faserails in te voegen, zijn aan de stamgegevens in de symboolbibliotheek SPECIAL het nieuwe symbool PHSDL en een nieuwe functiedefinitie toegevoegd (Faserail onder Elektrotechniek // Elektrotechniek speciale functie // Faseraildefinitie // Faseraildefinitie).
Niet-geplaatste verbindingen verwijderen Bij het omzetten van verbindingen in faserailverbindingen ontstaan uit gerouteerde verbindingen (verbindingen met het weergavetype "3D-montageopbouw") niet-geplaatste routeringsverbindingen. Om dergelijke verbindingen uit het project te verwijderen, kunt u gebruik maken van de comprimeringsfunctie (menupad: Project > Organiseren > Comprimeren). Schakel daartoe in het dialoogvenster Instellingen: Compressie het selectievakje voor het hiërarchieniveau Niet-geplaatste verbindingen verwijderen in. Meer informatie over het onderwerp "Faserailverbindingen" vindt u in de online-help in de paragraaf "Faserailverbindingen: Principe".
233
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bedradingsblokkeringen als start- of eindpunt van routeringspaden of curven Bedradingsblokkeringen zijn bedoeld om verbindingen bij het routeren naar de achterzijde van montageplaten, scheidingswanden of andere componenten van schakelkasten te leiden. Bij de routering door de bedradingsblokkeringen werd tot dusver alleen rekening gehouden met de automatische routeringspaden, die bij het genereren van het routeringspadnetwerk ontstaan. In de nieuwe versie kunnen ook de kanten van bedradingsblokkeringen als start- of eindpunten van routeringspaden of curven worden gebruikt. Met behulp van deze handmatige routeringstrajecten kunt u nu direct door de bedradingsblokkeringen routeren.
234
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen voor EPLAN Fluid Codering volgens DIN ISO 1219-2:2012 Met de aanpassing van de fluidtechniek-norm DIN-ISO 1219-2, deel 2 "Schema's" in 2012, zijn ook de coderingsvoorschriften voor componenten, verbindingsreferenties en leidingen uit de norm van 1995 gewijzigd. Om de aangepaste coderingsvoorschriften ook in EPLAN Fluid te kunnen gebruiken, zijn er nieuwe functies en stamgegevens beschikbaar.
Voordeel: Met de functionele uitbreidingen en nieuwe stamgegevens kunt u schema's van fluidtechnische installaties conform de actuele norm maken en bewerken. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Onderdeelcodering" op pagina "236" "Nieuwe projectinstellingen" op pagina "237" "Nieuwe eigenschappen" op pagina "240" "Nieuwe bereiken" op pagina "241" "Nieuwe controleproceduremeldingen" op pagina "243" "Toekenning aan een bereik in een tabel bewerken" op pagina "243" "Online-nummering" op pagina "244" "Codering van Fluid-leidingen" op pagina "246" "Codering van afbreekpunten" op pagina "248" "Nieuwe stamgegevens" op pagina "249".
235
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Onderdeelcodering Volgende de nieuwste stand van de norm DIN ISO 1219-2 wordt voor componenten van de fluidtechniek de volgende coderingssleutel voorgeschreven: Groepscode (groepsnummer, wordt zonder voorteken opgegeven) - (standaard gedefinieerd scheidingsteken) Media key (bereik-kenmerk) Schakelingnummer . (standaard gedefinieerd scheidingsteken) Componentnummer (doorlopend nummer). Voorbeeld:
1 = groepsnummer - = scheidingsteken P = media key (bereik-kenmerk voor "pneumatiek") 2 = schakelingnummer . = scheidingsteken 3 = componentnummer De groepscode, die volgens de norm uit een getal en een letter bestaat, wordt in EPLAN Fluid door het codeblok "Groepsnummer" aangegeven. Op deze manier kunnen coderingsschema's worden gemaakt waarbij voor Fluid-onderdelen alleen het groepsnummer identificerend is.
236
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Om ook de andere componenten van de coderingssleutel (media key, schakelingnummer en componentnummer) bij de codering van Fluid-onderdelen in acht te nemen, zijn de instellingen van EPLAN Fluid uitgebreid.
Nieuwe projectinstellingen Voor de Fluid-engineering volgens DIN ISO 1219-2:2012 zijn in het dialoogvenster Instellingen: ODC twee nieuwe selectievakjes toegevoegd. U vindt deze projectinstellingen onder Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > ODC.
237
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Fluid: Bereik-kenmerk als kenletter (media key) gebruiken: Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt voor Fluid-onderdelen een coderingsstructuur volgens DIN ISO 1219-2 ondersteund. In dit geval wordt bij het invoegen van Fluid-symbolen of -macro's automatisch het bereik-kenmerk als media key gebruikt. Daarbij wordt intern de waarde van de eigenschap Bereik (ID 20466) opgevraagd en wordt het bijbehorende bereik-kenmerk naar de nieuwe eigenschap Media key (ID 20316) overgedragen. Bovendien zorgt deze instelling voor de volgende veranderingen in het gedrag van het programma: De projectinstelling Voorcijfer (onder Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > ODC-syntaxcontrole) wordt automatisch ingesteld op "Verbieden" en wordt grijs weergegeven. In het dialoogvenster Volledige ODC worden voor Fluid-functies de bewerkingsvelden voor de ODC in een tabel weergegeven en worden de codes overeenkomstig de norm DIN 1219-2 als kolomkopteksten gebruikt. Het voorcijfer in de ODC van de Fluid-functies moet dan leeg zijn.
238
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: De volgende afbeelding toont de normconforme kolomkopteksten voor een Fluid-onderdeel in het dialoogvenster Volledige ODC na activering van de instelling Fluid: Bereik-kenmerk als kenletter (media key) gebruiken.
Opmerking: De algemene wijzigingen in het dialoogvenster Volledige ODC worden in paragraaf "Onderdelen" besproken (zie pagina "107"). Volgens de norm DIN ISO 1219-2 kan de media key worden weggelaten wanneer slechts één medium in de installatie wordt gebruikt. Deze eis kunt u met behulp van de tweede nieuwe instelling in acht nemen.
239
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Fluid: Kenletter (media key) in de tekening verbergen: Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de media key in de geplaatste eigenschapstekst voor de weergegeven ODC verborgen, d.w.z. deze wordt niet op de schemapagina afgebeeld. In het eigenschappendialoogvenster wordt de media key echter nog steeds in de weergegeven (zichtbare) ODC en in de volledige ODC weergegeven. Als het selectievakje is uitgeschakeld, wordt de media key zowel in het eigenschappendialoogvenster als op de schemapagina weergegeven. Meer informatie over de codering van Fluid-onderdelen vindt u in paragraaf "Online-nummering" op pagina "244".
Nieuwe eigenschappen De volgende nieuwe eigenschappen worden gebruikt om de in de norm DIN ISO 1219-2 gehanteerde codes voor de fluidtechniek toe te kennen aan de reeds bestaande eigenschappen van het EPLAN-platform: Schakelingnummer (ID 20317): deze eigenschap toont de inhoud van de eigenschap ODC: Teller (ID 20014). Componentnummer (ID 20318): deze eigenschap toont de inhoud van de eigenschap ODC: Subteller (ID 20015). Media key (ID 20316): deze eigenschap toont de inhoud van de eigenschap ODC: Kenletter (ID 20013). Als de projectinstelling Fluid: Bereikkenmerk als kenletter (media key) gebruiken is geactiveerd, wordt hier het bereik-kenmerk weergegeven. De volgende bereik-kenmerken worden gebruikt:
240
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bereik:
Bereik-kenmerk:
Hydraulica
H
Pneumatiek
P
Koeling
C
Smering
L
Koelsmeermiddelen
K
Gastechniek
G
Nieuwe bereiken Om de gewijzigde coderingsvoorschriften te kunnen gebruiken, is het EPLAN platform met nieuwe bereiken uitgebreid. Zo zijn in het artikelbeheer (in het dialoogvenster Bereik / subbereik), in de pagina-eigenschap Bereik (ID 11037) en in de eigenschap Bereik (ID 20466) de volgende nieuwe bereiken beschikbaar: Koelsmeermiddelen Gastechniek. Met de eigenschap Bereik (ID 20466) kunt u bijvoorbeeld ook in het eigenschappendialoogvenster van een Fluid-onderdeel het bereik instellen. Zowel voor deze eigenschap, als voor de bereiken in het artikelbeheer, is de volgende nieuwe optie beschikbaar: Fluid (niet gedefinieerd). Dit "bereik" kunt u bijvoorbeeld gebruiken wanneer nog niet zeker weet of u een artikel / functie in een bepaald fluidtechnisch bereik wilt indelen en pas op een later moment een uniek bereik wilt toewijzen.
241
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Algemene uitbreidingen voor Fluid-verbindingen De beide nieuwe bereiken "Koelsmeermiddelen" en "Gastechniek" worden ook bij de Fluid-verbindingen gebruikt. Hiervoor zijn in de projectspecifieke instellingen de volgende uitbreidingen aangebracht. Instellingen voor verbindingen: het dialoogvenster Instellingen: Eigenschappen is uitgebreid met twee nieuwe tabbladen Koelsmeermiddelen en Gastechniek. Hier kunt u per bereik voor bepaalde eigenschappen (functiedefinitie, dwarsdoorsnede / diameter, kleur / nummer) van de Fluid-verbindingen aparte, projectoverkoepelende instellingen aanbrengen. Instellingen voor routeringsverbindingen: in het instellingsdialoogvenster voor routeringsverbindingen is het tabblad Algemene lengtetoeslag uitgebreid met de beide groepsvelden Koelsmeermiddelen en Gastechniek. Hierdoor kunt u ook voor de nieuwe bereiken aparte instellingen voor de algemene lengtetoeslag definiëren. Bij de berekening van de lengte van routeringsverbindingen wordt deze toeslag bij elke verbinding opgeteld. Invoegen van apparaten Bij het invoegen van apparaten (bijvoorbeeld via de menuopdrachten Invoegen > Apparaat) in het schema, wordt aan de functies van het apparaat het bereik toegewezen dat bij het artikel is ingevoerd. Als aan een artikel meer dan een bereik is toegekend, werd in het verleden steeds alleen het alfabetisch eerste bereik toegewezen. In een dergelijk geval wordt nu het dialoogvenster Bereik selecteren weergegeven.
242
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
In dit dialoogvenster worden alle fluidtechnische bereiken die aan het artikel zijn toegekend alsmede het bereik "Fluid (niet gedefinieerd)" ter selectie aangeboden. U moet een van deze bereiken selecteren. Dit bereik wordt dan aan de functies van het apparaat toegewezen. Filteren op niet gedefinieerd bereik Het is mogelijk om te filteren op het bereik "Fluid (niet gedefinieerd)" en vervolgens aan de betreffende functies een uniek bereik toe te kennen. Hiertoe is in de onderdelen-navigator het nieuwe filter "Fluid niet gedefinieerd" beschikbaar. In dit schema uit de nieuwe stamgegevens voor de norm DIN ISO 1219-2 wordt de eigenschap Bereik (ID 20466) als filtercriterium gebruikt. Als waarde voor dit filter is "Fluid (niet gedefinieerd)" ingesteld.
Nieuwe controleproceduremeldingen Voor het controleren van de codering volgens DIN ISO 1219-2:2012 zijn in de meldingsklasse 024 "Fluid" aanvullend de volgende nieuwe controleproceduremeldingen beschikbaar: Melding 024006 "Media key hoort niet bij het bereik" Melding 024007 "Hoofdfunctie met niet gedefinieerd bereik". De eerste controleprocedure controleert de gebruikte media keys in de onderdeelcodes van Fluid-onderdelen en geeft een melding als de codering niet volgens de norm is. Met de tweede controleprocedure kunt u die functies bepalen die nog niet aan een bereik zijn toegekend. Als de projectinstelling Fluid: Bereik-kenmerk als kenletter (media key) gebruiken is geactiveerd, houdt de controleprocedure 017003 "Ongeldige kenletter" geen rekening met Fluid-onderdelen meer.
243
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Toekenning aan een bereik in een tabel bewerken Bij het werken in tabellen kunt u nu de toewijzing van een functie aan een bereik bewerken. Selecteer hiertoe het project, een pagina of een schemagedeelte en kies de menuopdrachten Bewerken > In tabel. Om de kolom Bereik in de tabelbewerking weer te geven, moet u de kolomconfiguratie instellen (bijvoorbeeld via het schema "Onderdelen Fluid"). Op het tabblad Functies definieert u voor een fluidtechnische functie een ander bereik door in de kolom Bereik via de vervolgkeuzelijst een andere waarde (pneumatiek, koeling etc.) te selecteren. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld de functies met een niet gedefinieerd bereik, die door middel van de controleprocedure 024007 "Hoofdfunctie met niet gedefinieerd bereik" zijn bepaald, aan een bepaald fluidtechnisch bereik toekennen.
Online-nummering Fluid-onderdelen worden bij het invoegen vanuit een symboolbibliotheek in het schema of bij het invoegen van macro's automatisch gecodeerd en genummerd. Dit wordt online-nummering genoemd. Daarbij neemt het programma eerst alleen de in het nummeringsformaat gedefinieerde ODCcomponenten mee. Wanneer u in de ODC-instellingen hebt gedefinieerd dat het bereik-kenmerk als kenletter (media key) moet worden gebruikt, en u voegt vervolgens een Fluid-symbool of -macro in het schema in, krijgen de schemasymbolen een media key, een schakelingnummer (dat met "0" begint) en een componentnummer.
244
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Bij het invoegen van symbolen wordt standaard het laatst gebruikte bereik ingesteld. Wanneer u via de eigenschap Bereik bij een functie de verbondenheid met een bereik wijzigt, worden de media key en daarmee de weergegeven ODC dienovereenkomstig aangepast. Bij macro's is het bereik bij de bijbehorende functies opgeslagen. Voorkeursnummering Met behulp van de nummeringsinstellingen bepaalt u hoe het programma bij de nummering van de Fluid-ODC's moet handelen. (Deze instellingen staan onder het menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Nummering (online).) Wanneer u in deze instellingen de optie Met vraag hebt gekozen, verschijnt bij het invoegen van een macro of een gekopieerd of geknipt symbool het dialoogvenster Invoegmodus. Als u hier de optie Nummeren kiest, kunt u het schakelingnummer of het componentnummer laten doortellen. Standaard wordt bij de online-nummering het componentnummer doorgeteld. Als u het selectievakje Schakelingnummers met voorrang nummeren inschakelt, worden in plaats daarvan de schakelingnummers doorgeteld.
245
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: U kopieert het Fluid-onderdeel met de code -P1.1 en voegt de kopie drie keer in. In het dialoogvenster Invoegmodus selecteert u een nummeringsformaat voor de fluidtechniek (bijvoorbeeld "Kenletter + teller Fluid-techniek"). Onderdelen- Nieuwe gekopieerde bron Fluid-onderdelen -P1.1 Schakelingnummers met voorrang nummeren uitgescha-
-P1.2, -P1.3, -P1.4
keld ( ) -P1.1 Schakelingnummers met voorrang nummeren ingescha-
-P2.1, -P3.1, -P4.1
keld ( ) Het codeblok Groepsnummer hoort bij de ODC-structuur van het project en wordt bij geen van de nummeringsmogelijkheden gewijzigd.
Codering van Fluid-leidingen De norm DIN ISO 1219-2 vereist dat Fluid-leidingen volgens een bepaalde coderingssleutel worden gecodeerd. Deze coderingssleutel is samengesteld uit de volgende onderdelen: Leidingnummer (optioneel) - (standaard gedefinieerd scheidingsteken) Technische informatie (absoluut noodzakelijk; bestaat uit de diameteraanduiding, direct gevolgd door een reeks getallen en tekens)
246
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Afhankelijk van het leidingtype, slang of pijp, kan de technische informatie verschillende gegevens bevatten: Slang: bij dit leidingtype moet de nominale breedte van de slang worden aangegeven. Pijp: bij dit leidingtype moet óf de nominale buitendiameter samen met de wanddikte in mm worden aangegeven óf de buitendiameter en de binnendiameter in mm. Voorbeeld: Mogelijke leidingcoderingen bij gebruik van een leidingnummer: Codering Leidingtype 2-Ø20
Slang met leidingnummer 2 en nominale breedte 20.
1-Ø30x5
Pijp met leidingnummer 1, nominale buitendiameter 30 mm en wanddikte 5 mm.
3-Ø10/6
Pijp met leidingnummer 3, buitendiameter 10 mm en binnendiameter 6 mm.
EPLAN Fluid ondersteunt voor Fluid-verbindingen de normconforme codering van leidingen volgens DIN ISO 1219-2. Naast de mogelijkheid de verbindingscode handmatig toe te kennen, biedt EPLAN Fluid ook de mogelijkheid om met behulp van de verbindingsnummering geautomatiseerd leidingspecifieke verbindingsdefinitiepunten op Fluid-verbindingen te plaatsen en verbindingscodes toe te kennen.
247
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Hiervoor beschikt u in de stamgegevens voor de verbindingsnummering over meerdere nieuwe schema's voor de verschillende bereiken van de fluidtechniek. Via het gebruik van filters is een bereikspecifieke nummering mogelijk. De instellingen voor de verbindingsnummering zijn dan ook uitgebreid met filtercriteria voor de twee nieuwe bereiken "Koelsmeermiddel" en "Gastechniek". (Het menupad voor het instellingendialoogvenster is bijvoorbeeld Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verbindingen > Verbindingsnummering.)
Codering van afbreekpunten De normconforme codering van afbreekpunten is al een langere tijd mogelijk. Met behulp van het afbreekpuntensymbool BPF kunnen kruisverwijzingen in een Fluid-schema worden ingevoegd die overeenkomen met de verbindingsreferenties van de norm DIN ISO 1219-2. Hier zijn alleen voor de projecteigenschap Blokeigenschap: Vervangingstekst [5], waarin voor de eigenschap Blokeigenschap [5] de vervangingsteksten zijn gedefinieerd, correcties aangebracht en zijn de bereik-kenmerken voor de tot dusver ontbrekende bereiken (koelsmeermiddel, gastechniek) toegevoegd. Het bij versie 2.4 meegeleverde projectsjabloon voor de fluidtechniek FL_1219-2_tpl001.ept is op deze punten dienovereenkomstig aangepast. Meer informatie over de codering van afbreekpunten vindt u ook in de onlinehelp in de paragraaf "EPLAN Fluid": Afbreekpunten".
248
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nieuwe stamgegevens Ter ondersteuning van de norm DIN ISO 1219-2:2012 en ten behoeve van de normconforme codering van Fluid-onderdelen wordt met versie 2.4 een compleet pakket stamgegevens meegeleverd. Voor nieuwe projecten dient u nu onze nieuwe Fluid-projectsjabloon FL_ 1219-2_tpl001.ept met een coderingsstructuur volgens ISO 1219-2 te gebruiken. In deze sjabloon is de instelling Fluid: Bereik-kenmerk als kenletter (media key) gebruiken standaard geactiveerd. In dit pakket met stamgegevens zijn naast een nieuw plotkader ook enkele nieuwe formulieren en nieuwe filterschema's voor de onderdelen-navigator en de verbindingsnummering opgenomen. Bovendien zijn ook de Fluid-specifieke symbolen en macro's geactualiseerd. Deze stamgegevens zijn nu zo aangepast dat ze zowel voor de norm DIN ISO 1219-2:2012 als voor de norm IEC 81346 kunnen worden gebruikt. Lees hiervoor ook de paragraaf "Vernieuwingen in de stamgegevens" (vanaf pagina "262").
EPLAN Fluid Hose Configurator – de nieuwe slangleidingconfigurator Met EPLAN Fluid Hose Configurator kunt u hydraulische slangleidingen normconform, snel, eenvoudig en comfortabel definiëren en de gegenereerde gegevens verwerken en grafisch weergegeven.
249
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
EPLAN Fluid Hose Configurator, hierna "slangleidingconfigurator" genoemd, is als add-on en als zelfstandig programma (stand-alone variant) beschikbaar. Voor alle modulepakketten van EPLAN Fluid behoort de add-on standaard tot de leveringsomvang. In de basisuitvoering van de slangleidingconfigurator is als voorschrift standaard de norm DIN 20066 ingesteld. Overeenkomstig de voorschriften kan met de slangleidingconfigurator automatisch een slangleidingcode en een typecode voor elke hydraulische slang worden gegenereerd en voor verdere verwerking aan EPLAN Fluid worden overgedragen. Welke mogelijkheden en voordelen biedt de slangleidingconfigurator: Met behulp van een typecode die conform de norm is gemaakt, bent u verzekerd van een eenduidige bestelling van een slangleiding bij elke fabrikant of leverancier. Het programma vereenvoudigt de engineering van slangleidingen en helpt fouten te vermijden. Gegevens uit de productie worden automatisch naar de documentatie overgezet, waardoor normconform documentatie van slangleidingen (verwerkingen) is gegarandeerd. Indien gewenst kunnen slangleidingconfiguraties individueel aan internationale normen en speciale typecodes van fabrikanten worden aangepast.
250
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen voor EPLAN Harness proD EPLAN Harness proD is een technologisch toonaangevende expertoplossing waarmee kabelbomen in 2D en 3D efficiënt kunnen worden geconstrueerd, verbindingslengtes en bundeldiameters kunnen worden bepaald en waarmee documentatie voor het bestelproces, de materiaaldispositie en de productie kan worden vervaardigd. In de volgende paragraaf vindt u informatie over de verschillende vernieuwingen in EPLAN Harness proD. Stijlbibliotheek EPLAN Harness proD 2.4 biedt gebruikers een realistische visualisering van alle 3D-objecten. Hierdoor kunnen ze bijvoorbeeld eenvoudig onderscheid maken tussen plastic en metalen elementen of tussen verschillende typen oppervlaktebescherming of draden. Met EPLAN Harness proD 2.4 kunnen daarnaast vrije, aanpasbare 2D-arceringen worden gemaakt. Met deze functionaliteit kunt u heel eenvoudig elementen maken die voldoen aan de standaarden van uw bedrijf. Zowel de 3D-materialen als de 2D-arceringen zijn in de EPLAN Harness proD-bibliotheek opgeslagen. Nieuwe materialen en arceringen kunnen nadat ze in het ontwerp zijn ingevoegd, eenvoudig worden beheerd, uitgewisseld en aangepast. EPLAN Harness proD en EPLAN Integration Suite Via de EPLAN Integration Suite-interface zijn in EPLAN Harness proD alle op de markt gangbare PDM- en ERP-systemen toegankelijk.
251
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Dit is ook een voordeel voor gebruikers van EPLAN Electric P8 die het Integration Suite platform reeds gebruiken of die dit van plan zijn, omdat zij daardoor toegang krijgen tot dezelfde bekende configuratieparameters. Verbeterde herkenning van 3D-brongegevenseigenschappen Om de precisie te verbeteren en de plaatsing van componenten in de 3Domgeving te vereenvoudigen, herkent EPLAN Harness proD 2.4 automatisch belangrijke eigenschappen van de geïmporteerde geometrie zoals boringsmiddelpunten, kanten, oppervlakken en belangrijke sleutelpunten. Positievoorwaarden Een groep objecten wordt vaak aan de hand van relatieve posities en vaste afstanden gedefinieerd. In EPLAN Harness proD 2.4 hoeven gebruikers zich niet langer over de relatieve positionering van afzonderlijke objecten te bekommeren. Wanneer het bovenliggende object wordt verplaatst, worden automatisch ook alle afhankelijke objecten als groep verplaatst. Deze krachtige functie zorgt ervoor dat er een keten van voorwaarden en afhankelijkheden ontstaat, waardoor de positionering van afzonderlijke componenten sneller verloopt. Daarnaast kunnen afzonderlijke, reeds geplaatste objecten later worden bewerkt. Interactieve plaatsing van componenten In EPLAN Harness proD 2.4 is voor het gehele plaatsingsproces van 3Dobjecten een voorbeeld (preview) beschikbaar. Hierdoor worden fouten vermeden die kunnen optreden wanneer objecten voor het eerst worden geplaatst. In EPLAN Harness proD 2.4 kunnen alle objecten direct op de geschikte positie worden geplaatst, zonder dat deze naderhand nog moeten worden nabewerkt. In combinatie met de herkenning van 3D-brongegevenseigenschappen en de toepassing van positievoorwaarden zorgt deze functie voor een aanzienlijke versnelling van het ontwerpproces.
252
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Uitgebreid weergeven / verbergen van gebruikergedefinieerde aanzichten Heel vaak moeten gebruikers componenten in een venster tijdelijk weergeven of verbergen, om andere verborgen objecten te kunnen zien en bewerken. De huidige functies voor het weergeven en verbergen ("Alleen deze weergeven" en daarna "Alle weergeven") functioneren goed. Maar wanneer er zeer veel objecten worden verborgen, maakt de functie "Alle weergeven" al het werk weer ongedaan en moeten de betreffende objecten opnieuw handmatig worden verborgen. De gebruikergedefinieerde aanzichten zijn aanzienlijk uitgebreid. Met de nieuwe functie kunt u de gebruikergedefinieerde aanzichten snel gebruiken. In elk aanzicht zijn het voorbeeld (preview), de perspectieven en de zichtbaarheid van de objecten opgeslagen. Deze functie zorgt ervoor dat het wisselen tussen verschillende posities in uitgebreide ontwerpomgevingen sneller verloopt. Gegevensuitwisseling met draadconfectioneringsmachines EPLAN Harness proD dekt als software de gangbare productiedocumentatie af. Voor een naadloze integratie in automatische draadconfectioneringsmachines kunnen met EPLAN Harness proD 2.4 voor de meest gangbare systemen op de markt (Komax, Metzner Kabelcenter, Schleuniger ...) systeemeigen bestanden worden gemaakt. Revisie van EPLAN Harness proD-projectbestanden In EPLAN Harness proD 2.4 kunnen gebruikers een "momentopname" van hun huidige werk opslaan. Ook zonder extern PDM-systeem zijn eerdere bewerkingsstadia toegankelijk.
253
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Elk EPLAN Harness proD 2.4-projectdocument kan worden gereviseerd. De revisie bevat ook alle bijbehorende documenten, zoals materiaallijsten of nail boards, die uit het basisdocument kunnen worden afgeleid. Nail board historie en wijzigingscontrole Het kan vaak lastig zijn om wijzigingen te herkennen die door bewerkers van andere afdelingen zijn aangebracht. De nieuwe EPLAN Harness proD 2.4opdracht voor de projecthistorie en wijzigingscontrole maakt het zoeken naar gewijzigde of toegevoegde ontwerpcomponenten een stuk eenvoudiger. Toegevoegde documentatie voor Library-componenten EPLAN Harness proD 2.4 biedt een directe koppeling tussen Library-componenten en een uitgebreide leveranciersdocumentatie. Elke Library-component kan worden gelinkt aan elk willekeurig document dat in het ontwerpproces beschikbaar is; het document kan ook in de component worden "ingesloten". Verbeterde knopinfo EPLAN Harness proD 2.4-gebruikers kunnen de algemene eigenschappen van componenten direct zien, zonder dat ze eerst een 3D- of 2D-ontwerp moeten selecteren. Eenvoudiger vervangen Met een nieuwe groep van 13 opdrachten kunnen de volgende componenten direct in het ontwerp worden vervangen zonder dat hun eigenschappen handmatig opnieuw moeten worden gedefinieerd: oppervlaktebescherming, afschermingen, isolatiebanden, flexibele slangen, gevlochten slangen, crimpslangen, blinddoppen, kamerafdichtingen, meervoudige kamerafdichtingen, aanslagdelen, gekoppelde componenten, etiketten en kabelbinders.
254
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Kabelboomcomponenten verplaatsen De nieuwe opdracht "Kabelboomcomponenten verplaatsen" vereenvoudigt de bewerking van complete kabelbomen. Individuele kabelbomen, inclusief alle bijbehorende componenten, kunnen zowel in de workspace- als in de workdesk-omgeving worden verplaatst en gedraaid. Uitgebreide nail board sjablonen Om het werk in de nail board omgeving te vereenvoudigen en steeds terugkerende handelingen te reduceren, zijn de sjablonen in EPLAN Harness proD 2.4 uitgebreid met een reeks nieuwe gegevens zoals gebruikergedefinieerde tekeningen, aangepaste tekeningkoppen, aangepaste rasters, draadtabellen, materiaallijsten, oppervlaktebeschermingstabellen en tekenrasters. In de volgende versie wordt de tekeningkop, het tekeningraster en het plotkader verder geüniformeerd. Hierdoor wordt het werken met deze elementen eenvoudiger en kunnen gebruikers beschikken over tal van aanpasbare opties waarmee de definitieve tekening gebaseerd op eigen bedrijfsstandaarden kan worden gemaakt. Verbonden bronelementen In de nail board of verwerkingsomgeving moeten de bronobjecten in het 3Dontwerp vaak direct toegankelijk zijn. In EPLAN Harness proD 2.4 kan dit met één muisklik, en dat betekent een aanzienlijke tijdbesparing. Nail board modellen en oppervlaktebeschermingstabellen In aanpasbare nail board modellen kunnen gebruikers het verschil tussen verschillende typen oppervlaktebescherming in één oogopslag herkennen. Ook is het mogelijk om bedrijfsstandaarden te maken.
255
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Daarnaast zijn er twee nieuwe tabellen in de EPLAN Harness proD 2.4 nail board omgeving: de oppervlaktebeschermingstabel (waarin de gebruikte oppervlaktebescherming en de bijbehorende eigenschappen zoals lengte, breedte etc. zijn opgenomen) en de oppervlaktebeschermingslegenda (legenda voor de gebruikte oppervlaktebescherming in de vorm van een eenvoudige tabel). Nieuwe modelopdracht in Library en Studio Modellen zijn bij het 3D-ontwerp bijzonder handig. Ze maken vele handmatige stappen overbodig en reduceren het aantal fouten dat door het handmatig plaatsen van objecten ontstaat. EPLAN Harness proD 2.4 bevat een nieuwe opdracht in de 3D-omgeving, waarmee niet alleen zoals gebruikelijk modellen kunnen worden gemaakt, maar waarmee deze modellen ook later opnieuw kunnen worden gedefinieerd en bewerkt. De opdracht biedt bovendien een voorbeeld (preview) van de latere positie van de componenten.
256
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" is in het kader van ons EPLAN Application Developer Network (EADN) als ontwikkelaarspakket voor de volgende programmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional, EPLAN Pro Panel Professional+. Voor de producten van het EPLAN platform is een uniforme en zeer krachtige programmeerinterface (API, Application Programming Interface) beschikbaar. Met deze uitbreidingsmodule – EPLAN API – kunt u zelf, in samenwerking met EPLAN of andere partners, oplossingen op maat ontwikkelen. Meer informatie over EPLAN API en EADN vindt u op de website van EPLAN in de rubriek "Solutions > Integratie > EPLAN API Developer Network". In de volgende paragraaf vindt u informatie over de verschillende vernieuwingen in de EPLAN API. Om met de nieuwe versie van EPLAN API eigen toepassingen te kunnen ontwikkelen, hebt u .NET Framework 4.0 van Microsoft nodig.
257
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Gebruikergedefinieerde eigenschappen maken In de gebruikersinterface kunt u gebruikergedefinieerde eigenschappen nu niet meer alleen voor segmenten van de pre-planning maken, maar ook voor andere objecten (projecten, pagina's, functies etc.) van het EPLAN platform. Om gebruikergedefinieerde eigenschappen te maken, beschikt de naamruimte Eplan.EplApi.DataModel van de EPLAN API over de nieuwe klasse UserDefinedPropertyDefinition. Nieuwe naamruimte voor de pre-planning Voor de segmenten van de pre-planning is in de EPLAN API de nieuwe naamruimte Eplan.EplApi.DataModel.Planning beschikbaar. In deze naamruimte zijn er voor de verschillende pre-planning segmenten (structuursegmenten, planningsobjecten, PLT-systemen etc.) bijbehorende klassen. Nieuwe acties voor deelprojecten In de gebruikersinterface van het EPLAN platform kunt u in versie 2.4 nu exclusief geopende projecten in deelprojecten onderverdelen. Om deelprojecten ook via opdrachtregelparameters, een script of via de EPLAN API (veilig) te kunnen opslaan, zijn de nieuwe acties SpExportSubProject (Veilig opslaan) SpImportSubProject (Opslaan) beschikbaar. Uitbreidingen voor busaansluitingen In het EPLAN platform kan de busconfiguratie nu op basis van een enkellijnige tekening met PLC-busaansluitingen worden bepaald (zie paragraaf "Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension"" (vanaf pagina "168")).
258
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Ten behoeve van dit concept is in de naamruimte Eplan.EplApi.DataModel.EObjects de nieuwe klasse BusTerminal beschikbaar. In het kader van deze uitbreiding zijn de klassen CommunicationEntity en CommunicationEntityContainer voor communicatie units als verouderd aangeduid; deze mogen niet langer worden gebruikt. Nieuwe methoden voor PLC-adressen / I/O-lijsten In het kader van de nieuwe structurering van PLC-objecten zijn de verouderde methoden ExportAssignmentList en ImportAssignmentList uit de klasse PlcService door nieuwe, gelijknamige methoden vervangen. In deze methoden voor de export en import van adressen / I/O-lijsten moet u nu naast de CPU-naam ook het configuratieproject en de stationsnaam opgeven. Om PLC-adressen aan een I/O-lijst toe te kennen, is de nieuwe methode ReadressTerminalsForCPU beschikbaar. Rechten aan het rechtenbeheer toevoegen Met de methoden AddRight en DeleteRight (uit de klasse UserRights) kunt u aan het rechtenbeheer van het EPLAN platform eigen rechten toevoegen en weer verwijderen. Omdat in versie 2.3 een nieuw gegevensformaat voor het rechtenbeheer is ingevoerd, kunnen de rechten die via de EPLAN API zijn gedefinieerd niet meer direct in het rechtenbeheer worden opgeslagen. Met de nieuwe versie worden de rechten die via de EPLAN API zijn toegevoegd, nu in een apart gebruikergedefinieerd bestand opgeslagen. Om ervoor te zorgen dat dit bestand bij het installeren of de-installeren van een EPLAN-programmavariant niet wordt verwijderd, blijven de rechten die via de EPLAN API zijn gedefinieerd behouden.
259
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
De namen van de categorieën in het rechtenbeheer die door de EPLAN API worden gebruikt om rechten toe te voegen, zijn gewijzigd. U dient uw methoden indien nodig aan te passen. Verwijderd PLC-uitwisselingsformaat Het PLC-uitwisselingsformaat "EPLAN Electric P8 versie X" is in de actuele versie 2.4 uit de gebruikersinterface verwijderd en wordt niet langer ondersteund. Daarom gebruiken de methoden ImportData en ExportData voor de import en export van PLC-gegevens uit de klasse PLCService nu standaard het PLC standaard uitwisselingsformaat. Blokcentrering voor eigenschapsteksten Met de nieuwe eigenschap Centered uit de klasse PropertyPlacement kunt u via de EPLAN API aangeven of een blok met eigenschapsteksten (dus hoofdeigenschap + gedockte eigenschappen) gecentreerd moeten worden. Routeringsverbindingen tussen gedefinieerde aansluitingen definiëren Met een nieuwe variant van de methode Create uit de klasse Connection3D kunt u in de layoutruimte handmatige routeringsverbindingen genereren. Daarbij moet u zowel de betreffende 3D-artikelplaatsingen (als bron- en doelobject van de verbinding) als ook de index van de aansluitposities aangeven. In de gebruikersinterface van het EPLAN platform doet u dit met de menuopdrachten Invoegen > Routeringsverbinding.
260
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Apparaten direct op een pagina invoegen Bij het invoegen van apparaten via de EPLAN API werden tot dusver eerst niet-geplaatste functies gegenereerd en werd vervolgens de pagina aangegeven waarop de apparaten geplaatst moesten worden. Met de nieuwe variant van de methode CreateDevice (uit de klasse DeviceService) kunt u apparaten nu net als in de gebruikersinterface direct op een pagina plaatsen. Het complete onderdeel hernoemen In de nieuwe versie van de EPLAN API is in de klasse NameService de nieuwe methode RenameDevice beschikbaar. Hiermee kunt u een compleet onderdeel (bijvoorbeeld een klemmenstrook met de bijbehorende klemmen) hernoemen. De actualiteit van modelaanzichten bepalen Om via de EPLAN API te kunnen bepalen of een modelaanzicht actueel is, kunt u nu de nieuwe eigenschap IsUpToDate uit de klasse ViewPlacement gebruiken. Eventueel kan het modelaanzicht dan met de reeds bekende methode Update automatisch worden geactualiseerd. Toegang tot de contactspiegel Met de EPLAN API kunt u nu de weergave en de positie van de contactspiegel bij spoelen en motorbeveiligingsschakelaars wijzigen. Hiervoor is in de naamruimte Eplan.EplApi.DataModel.Graphics de nieuwe klasse ContactImage beschikbaar. Met de nieuwe eigenschap ContactImage uit de klasse Function kunt u de actuele instellingen van een contactspiegel opvragen of definiëren.
261
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Vernieuwingen in de stamgegevens Stamgegevens: Symbolen Opmerkingen: Op de volgende pagina's is een aantal nieuwe symbolen uit verschillende symboolbibliotheken weergegeven. De afbeeldingen tonen de symbolen in variant "A" in de meerlijnige of enkellijnige weergave. Onder elke afbeelding staan de naam en het nummer van het symbool. Meerdere symbolen hebben dezelfde grafische weergave. Deze symbolen onderscheiden zich echter wat betreft de toepassing in de bereiken, de functiedefinities, de symbooleigenschappen en hun posities. Nieuwe symbolen die hetzelfde grafische symbool hebben (met dezelfde grafische weergave), worden gemeenschappelijk weergegeven. IEC-, GOST- en GB-norm De symboolbibliotheken IEC_symbol, GOST_symbol en GB_symbol zijn met nieuwe symbolen uitgebreid. Hier zijn o.a. de volgende nieuwe symbolen beschikbaar:
FTR_DU // 1274
FLTR_DU // 1275
FTR_DU3 // 1277
FLTR_DU3 // 1278
262
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
S_ZG_R // 1296
S_ZG_L // 1297
O_ZG_R // 1298
O_ZG_L // 1299
LSW1A // 1407 ZG_Z // 1300
LSW2A // 1408 LSW3A // 1409
De symboolbibliotheken IEC_single_symbol, GOST_single_symbol en GB_single_symbol zijn met nieuwe symbolen uitgebreid. Hier zijn o.a. de volgende nieuwe symbolen beschikbaar:
FTR_DU // 1274
FLTR_DU // 1275
FTR_DU3 // 1277
FLTR_DU3 // 1278
LSW1A // 1407 LSW2A // 1408 BS_CBOX // 1575 BS_CBOX_PLUG // 1576 BS_CBOX_PLUG_1 // 1577 LSW3A // 1409
263
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
BS_CBOX_PLUG_
BS_CBOX_PLUG_
BS_CBOX_LEFT
BS_CBOX_LEFT_
M // 1578
FEM // 1579
// 1580
PLUG // 1581
BS_CBOX_LEFT_
BS_CBOX_LEFT_
BS_CBOX_LEFT_
PLUG_1 // 1582
PLUG_M // 1583
PLUG_FEM // 1584
NFPA-norm De symboolbibliotheek NFPA_symbol is met nieuwe symbolen uitgebreid. Hier zijn o.a. de volgende nieuwe symbolen beschikbaar:
FTR_DU // 1274
FLTR_DU // 1275
FTR_DU3 // 1277
FLTR_DU3 // 1278
264
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
S_ZG_R // 1296
S_ZG_L // 1297
S_ZG_R // 1298
O_ZG_L // 1299
LSW1A // 1407 ZG_Z // 1300
LSW2A // 1408 LSW3A // 1409
De symboolbibliotheek NFPA_single_symbol is met nieuwe symbolen uitgebreid. Hier zijn o.a. de volgende nieuwe symbolen beschikbaar:
FTR_DU // 1274
FLTR_DU // 1275
FTR_DU3 // 1277
FLTR_DU3 // 1278
LSW1A // 1407 LSW2A // 1408 BS_CBOX // 1575 BS_CBOX_PLUG // 1576 BS_CBOX_PLUG_1 // 1577 LSW3A // 1409
265
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
BS_CBOX_PLUG_
BS_CBOX_PLUG_
BS_CBOX_LEFT
BS_CBOX_LEFT_
M // 1578
FEM // 1579
// 1580
PLUG // 1581
BS_CBOX_LEFT_
BS_CBOX_LEFT_
BS_CBOX_LEFT_
PLUG_1 // 1582
PLUG_M // 1583
PLUG_FEM // 1584
Fluid In de symboolbibliotheken HYD1ESS, HYD2ESS en PNE1ESS zijn de grafische symbolen (de grafische weergave) aangepast aan de geactualiseerde norm DIN ISO 1219-2:2012. Hierbij zijn oude symbolen voor de zuigerstangverbindingen door de volgende nieuwe symbolen vervangen: Z14.1.2_08 // 1531,
Z14.1.2_09 // 1532,
Z14.1.3_08 // 1533,
Z14.1.3_09 // 1534,
Z14.1.2_08_1 // 1535,
Z14.1.2_09_1 // 1536,
Z14.1.3_08_1 // 1537,
Z14.1.3_09_1 // 1538.
266
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Voorbeeld: Symbolen
Voorbeeld van toepassing in de grafische weergave
Oud: Z14.1.3_09_a // 484
Nieuw: Z14.1.3_09 // 1534 In de symboolbibliotheek OS_SYM_ESS zijn 6 nieuwe symbolen met eigenschapsgroeperingen voor toepassing in Sequential Function Charts beschikbaar (zonder grafisch symbool; voor toepassing in GRAFCET-diagrammen). Daarbij gaat het om de symbolen FPB1 // 5, FPB2 // 6, FPB3 // 7 voor de functionele plaatsing van algemene onderdelen en de symbolen FPF1 // 9, FPF2 // 10, FPF3 // 11 voor de functionele plaatsing van algemene Fluid-onderdelen.
267
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Proces-engineering In de symboolbibliotheek PID_ESS zijn de symbolen aangepast aan de geactualiseerde norm DIN ISO 10628-2:2012. Tegelijkertijd is bij andere symbolen de grafische weergave gecorrigeerd. In totaal is bij de volgende 82 symbolen de grafische weergave aangepast of gecorrigeerd: V_02 // 15,
VS_01 // 16,
VAS_01 // 17,
V_3W_01 // 18,
V_3WS_01 // 19,
V_KH_01 // 20,
V_KHS_01 // 21,
V_EV_01 // 22,
V_EKH_01 // 23,
V_EV_03 // 24,
V_EKH_03 // 25,
V_03 // 26,
V_04 // 27,
V_3W_05 // 29,
KL_01 // 32,
RFV_01 // 33,
RFV_02 // 34,
RFV_04 // 36,
RSKL_01 // 37,
RV_01 // 38,
RV_STET_02 // 46,
VS_STET_01 // 47,
KL_STET_01 // 48,
BEH_04 // 81,
BEH_HK_07 // 101,
RUE_01 // 141,
RUE_02 // 142,
FP_03 // 148,
FP_04 // 149,
FP_05 // 150,
FP_06 // 151,
FP_10 // 155,
VD_02 // 161,
VD_03 // 162,
VD_06 // 165,
VD_12 // 171,
VD_15 // 172,
VD_13 // 203,
VD_14 // 204,
WAA_03 // 210,
VTL_01 // 211,
VTL_02 // 212,
VTL_03 // 213,
V_3W_02 // 246,
V_3W_04 // 248,
F_03G // 1002,
F_06G // 1005,
F_07G // 1006,
F_13G // 1012,
F_14G // 1013,
F_15G // 1014,
V_4W_01 // 1054,
V_21 // 1055,
V_EV_04 // 1056,
V_EV_05 // 1057,
ZUB_09 // 1079,
ZUB_16 // 1086,
FABS_02 // 1106,
FABS_04 // 1108,
FABS_06 // 1110,
FABS_07 // 1112,
FABS_11 // 1116,
FABS_13 // 1118,
268
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
SZ_08 // 1125,
SZ_09 // 1126,
SZ_10 // 1127,
T_08 // 1136,
T_09 // 1137,
T_10 // 1138,
Z_05 // 1143,
Z_06 // 1144,
Z_11 // 1147,
SZ_04G // 1193,
SZ_05G // 1194,
SZ_06G // 1195,
T_04G // 1203,
T_05G // 1204,
T_06G // 1205,
Z_14 // 1206,
Z_16 // 1208,
Z_02G // 1212,
ANT_11 // 1241.
In de symboolbibliotheek PID_ESS zijn daarnaast 51 symbolen vervangen door nieuwe symbolen met gewijzigde grafische weergave. Deze nieuwe symbolen hebben de namen van bestaande symbolen "overgenomen". De oude symboolnamen hebben de extensie "_a" gekregen en de betreffende symbolen zijn vergrendeld.
Symbolen met nieuwe grafisch weergave: Nieuw symbool Vervangen symbool Nieuw symbool Vervangen symbool
269
RL_02 // 9
RL_02_a // 11,
RL_03 // 10
RL_03_a // 12,
BEH_E_01 // 83
BEH_E_01_a // 85,
BEH_E_02 // 84
BEH_E_02_a // 86,
BEH_E_05 // 88
BEH_E_05_a // 89,
BEH_HK_03 // 94
BEH_HK_03_a // 97,
BEH_HK_04 // 95
BEH_HK_04_a // 98,
BEH_HK_05 // 96
BEH_HK_05_a // 99,
WT_02 // 182
WT_02_a // 103,
WT_03 // 183
WT_03_a // 104,
WT_04 // 184
WT_04_a // 105,
WT_05 // 185
WT_05_a // 106,
WT_06 // 186
WT_06_a // 107,
WT_07 // 187
WT_07_a // 108,
WT_08 // 188
WT_08_a // 109,
WT_09 // 189
WT_09_a // 110,
WT_10 // 190
WT_10_a // 111,
WT_11 // 191
WT_11_a // 112,
WT_12 // 192
WT_12_a // 113,
WT_13 // 193
WT_13_a // 114,
WT_14 // 194
WT_14_a // 115,
WT_16 // 196
WT_16_a // 117,
WT_17 // 197
WT_17_a // 118,
WT_18 // 198
WT_18_a // 119,
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Nieuw symbool Vervangen symbool Nieuw symbool Vervangen symbool F_06 // 122
F_06_a // 127,
F_07 // 123
F_07_a // 128,
F_08 // 124
F_08_a // 129,
F_09 // 125
F_09_a // 130,
F_10 // 126
F_10_a // 131,
ABS_01 // 134
ABS_01_a // 135,
ABS_03 // 136
ABS_03_a // 137,
ABS_05 // 143
ABS_05_a // 139,
ABS_06 // 144
ABS_06_a // 140,
FOE_01 // 207
FOE_01_a // 205,
WT_25 // 225
WT_25_a // 224,
WT_26 // 227
WT_26_a // 226,
WT_29 // 234
WT_29_a // 233,
WT_31 // 236
WT_31_a // 235,
WT_27 // 238
WT_27_a // 237,
ZUB_28 // 770
ZUB_28_a // 769,
F_12G // 1010
F_12G_a // 1011,
ZUB_10 // 1069
ZUB_10_a // 1080,
ZUB_25 // 1098
ZUB_25_a // 1095,
ZUB_26 // 1099
ZUB_26_a // 1096,
FS_04 // 1152
FS_04_a // 1103,
FS_07G // 1158
FS_07G_a // 1156,
FABS_06G // 1164
FABS_06G_a // 1165,
Z_08G // 1220
Z_08G_a // 1218,
Z_09G // 1221
Z_09G_a // 1219,
ANT_02 // 1233
ANT_02_a // 1232,
BEH_DR_01 // 1255 BEH_DR_01_a // 1251.
Symboolbibliotheek met speciale symbolen Voor de engineering van PLC-gegevens zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL o.a. de volgende nieuwe symbolen voor netwerk- / buskabelaansluitingen toegevoegd:
NWBCP_OV // 227 NWBCPP_OV // 228 NWBCPPO_OV // 229 NWBCPPM_OV // 230 NWBCP // 236
NWBCPP // 237
NWBCPPO // 238
NWBCPPM // 239
270
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
NWBCPPFEM_OV // NWBCPPJIC_OV // NWBCPPOJIC_OV // NWBCPPJICM_OV // 231
232
233
234
NWBCPPFEM // 240 NWBCPPJIC // 241 NWBCPPOJIC // 242 NWBCPPJICM // 243
NWBCPPJICFEM_O // 235 NWBCPPJICFEM // 244
Aan de symboolbibliotheek SPECIAL zijn 6 nieuwe leidingverdeler- / verbinder-symbolen voor de elektrotechniek toegevoegd:
TE // 321
271
TEND // 322
CRE // 329
LPE // 331
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
LE // 332
COE // 335
Opmerking: De symbolen uit de categorie "Leidingverdeler / -verbinder" zijn beschikbaar voor de elektrotechniek, de fluidtechniek en voor de proces engineering. De symbolen uit de verschillende bereiken hebben andere symboolnamen, functiedefinities en eigenschappen. In de symboolbibliotheek SPECIAL is bovendien nog een nieuw symbool voor de faseraildefinitie beschikbaar:
PHSDL // 81
Voor de symboolbibliotheek SPECIAL is een nieuw symbool voor apparaatkasten gemaakt. Dit symbool maakt het mogelijk om apparaatkasten als gesloten polylijnen in de proces engineering te tekenen:
272
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
DCPE2 // 55
Stamgegevens: Formulieren en plotkaders Voor formuliergebaseerde contactspiegels zijn vier nieuwe formulieren gemaakt: F45_001_AB.f45 (onderdelenschema met grafisch symbool) F45_001_C.f45 (subformulier voor het formulier F45_001_AB.f45) F45_002_AB.f45 (onderdelenschema met tekst in plaats van grafisch
symbool) F45_002_C.f45 (subformulier voor het formulier F45_002_AB.f45).
In het kader van de uitbreidingen voor de norm DIN EN 81346 is het volgende plotkader gemaakt: FN1_012.fn1.
Fluid Voor de omzetting van de norm DIN ISO 1219-2:2012 zijn 13 nieuwe formulieren gemaakt: F01_FT006.f01 (bestandstype "Artikellijst") F01_FT007.f01 (bestandstype "Artikellijst"; voor een smerings- / onder-
houdslijst) F03_FT001.f03 (bestandstype "Onderdelenlijst")
273
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
F03_FT002.f03 (bestandstype "Onderdelenlijst") F03_FT003.f03 (bestandstype "Onderdelenlijst") F18_FT001.f18 (bestandstype "Schakelkastlegenda") F18_FT002.f18 (bestandstype "Schakelkastlegenda") F18_FT004.f18 (bestandstype "Schakelkastlegenda"; voor ingesloten
verwerkingen) F18_FT005.f18 (bestandstype "Schakelkastlegenda"; voor ingesloten
verwerkingen) F18_FT006.f18 (bestandstype "Schakelkastlegenda") F27_FT004.f27 (bestandstype "Verbindingslijst") F27_FT005.f27 (bestandstype "Verbindingslijst") F27_FT006.f27 (bestandstype "Verbindingslijst").
In het kader van de uitbreidingen voor de norm DIN ISO 1219-2:2012 is het volgende plotkader gemaakt: FN1_FT007.fn1.
Voor de nieuwe slangleidingconfigurator (EPLAN Fluid Hose Configurator) zijn vier nieuwe formulieren gemaakt: F01_DIN_20066.f01 (bestandstype "Artikellijst"; voor de uitvoer van
slangleidingen in een artikellijst) F26_DIN_20066.f26 (bestandstype "Titel- / voorblad") F45_DIN_20066.f45 (bestandstype "Onderdelenschema"; voor de uit-
voer van slangleidingen in een onderdelenschema) F46_DIN_20066.f46 (bestandstype "Slangpakket- / leidingschema";
voor de normconforme weergave van slangleidingen).
274
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Pre-planning Voor de pre-planning zijn vier nieuwe formulieren gemaakt: F40_004.f40 (bestandstype "Pre-planning: Planningsobjectenover-
zicht"; voor een PLT-systeemelementenoverzicht) F40_VDI3814.f40 (bestandstype "Pre-planning: Planningsobjectenover-
zicht"; functielijst voor de gebouwenautomatisering) F42_001.f42 (bestandstype "Pre-planning: Segmentsjabloonoverzicht") F43_001.f43 (bestandstype "Pre-planning: Segmentsjabloonschema").
Daarnaast is nog het volgende nieuwe formulier gemaakt: F44_001.f44 (bestandstype "Artikelgroepenoverzicht").
Stamgegevens: Projecten en sjablonen In het kader van de uitgebreide ondersteuning van de norm DIN EN 81346 is de nieuwe projectsjabloon IEC_tpl002.ept gemaakt. In deze sjabloon zijn in de projecteigenschappen de instelling Uitgebreide referentiecode en de overige instellingen voor de productcodering standaard ingeschakeld. Voor de paginastructuur wordt ten behoeve van de structurering de objectcode gebruikt en voor de onderdelenstructuur de productcode. Fluid Voor de omzetting van de norm DIN ISO 1219-2:2012 is een nieuwe projectsjabloon FL_1219-2_tpl001.ept en een nieuw basisproject FL_ 1219-2_bas001.zw9 voor de fluidtechniek gemaakt. In deze sjablonen zijn de coderingsstructuur en de instellingen voor deze norm reeds vooringesteld.
275
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Pre-planning Voor de pre-planning is een nieuwe projectsjabloon Preplanning_ tpl001.ept gemaakt. Voor de uitvoer van functielijsten voor de gebouwenautomatisering zijn de twee nieuwe sjablonen VDI3814_ tpl001.ept (projectsjabloon) en VDI3814_bas001.zw9 (basisproject) gemaakt.
Stamgegevens: Macro's Fluid In versie 2.3 en nu ook in versie 2.4 zijn meerdere symbolen in de Fluidsymboolbibliotheken (HYD1ESS, HYD2ESS en PNE1ESS) aan de geactualiseerde norm DIN ISO 1219-2:2012 aangepast. Deze wijzigingen zijn nu ook voor de symbolen in de Fluid-macro's uitgevoerd. Bovendien zijn de kenletters van de symbolen in de macro's aan de norm DIN EN 813462:2009 aangepast.
276
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Overige vernieuwingen en informatie EPLAN Solution Center – het nieuwe supportsysteem Sinds begin 2013 kunt u via internet gebruik maken van ons nieuwe supportsysteem – het EPLAN Solution Center.
Voordeel: Het EPLAN Solution Center is een geoptimaliseerd supportsysteem dat nog betere service biedt. Daardoor kunnen wij individuele supportaanvragen nog efficiënter verwerken. Het aanmaken en beheren van uw aanvragen vindt plaats in het EPLAN Solution Center, in eenvoudige ergonomisch vormgegeven dialoogvensters. Eenmaal aangebrachte instellingen worden automatisch voor volgende aanvragen opgeslagen. U kunt de bewerkingsstatus van uw aanvragen op elk moment inzien. In dit supportsysteem is een kennisdatabank geïntegreerd, die reeds is gevuld met een groot aantal antwoorden op veel gestelde vragen. Zodra u uw aanvraag indient, stelt de kennisdatabank – het EPLAN Knowledge Center – automatisch oplossingen voor, indien het betreffende thema al eens eerder is behandeld. De kennisdatabank wordt voortdurend uitgebreid. In het EPLAN Solution Center is ook een link naar het EPLAN-forum geïntegreerd. Zo kunt u zonder omweg direct naar het discussieplatform schakelen.
277
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Op dit moment is het EPLAN Solution Center alleen nog op de Duitse EPLAN-website beschikbaar. In de toekomst wordt het nieuwe supportsysteem voor de overige EPLAN-talen aangepast en wereldwijd geïnstalleerd.
Aanmelding bij het EPLAN Solution Center Alleen klanten met een software-service-overeenkomst kunnen zich bij dit supportsysteem aanmelden. Meldt u zich daarvoor via internet bij EPLANsupport aan. U bereikt de aanmeldingspagina door bijvoorbeeld op onze supportpagina op de hyperlink "EPLAN Solution Center" te klikken. U kunt de aanmeldingspagina ook vanuit het EPLAN platform bereiken. Kies daartoe in het menu Help de menuopdracht EPLAN-supportaanvraag aanmaken. In uw internetbrowser verschijnt dan de pagina waarop uw zich bij het EPLAN Solution Center kunt aanmelden. Opmerking: Houd er rekening mee dat u hier niet de gebruikersgegevens kunt gebruiken die nodig zijn voor de aanmelding bij EPLAN-support. Voor aanmelding bij het EPLAN Solution Center moet u zich eenmalig registreren. Geef daartoe het e-mailadres dat u tot nu toe gebruikte voor uw communicatie met EPLAN-support in het veld E-mail op en klik op [Verzenden]. Om u bij het EPLAN Solution Center aan te melden, geeft u in de velden Gebruikersnaam en Wachtwoord de gegevens op die u in een antwoord email van EPLAN hebt ontvangen. Bevestig uw invoer door te klikken op de knop [Login]. Wanneer u zich voor het eerst aanmeldt, wordt u gevraagd om het aan u toegekende wachtwoord te wijzigen. Vervolgens wordt de startpagina van het EPLAN Solution Center geopend.
278
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Validatiecode Om deze versie van EPLAN te kunnen gebruiken, hebt u een nieuwe validatiecode (vrijschakelcode) nodig. Deze staat op de pakbon die met uw cd wordt verzonden. Bovendien kunt u de validatiecode online op het internet oproepen (zie volgende paragraaf).
Validatiecode online aanvragen Met EPLAN hebt u de mogelijkheid om de laatste stap van het installeren snel en makkelijk uit te voeren en de validatiecode die voor de licentiëring is vereist online van internet te halen. Nadat de vereiste gegevens zijn ingevoerd, wordt de validatiecode automatisch naar het licentiedialoogvenster overgedragen. Opmerking: Houd er rekening mee dat voor het aanvragen en overdragen van de validatiecode een actieve internetverbinding nodig is. Voor netwerklicenties of voor licenties zonder dongle is het online aanvragen van een validatiecode niet mogelijk. Om ervoor te zorgen dat u de validatiecode online kunt oproepen, is het dialoogvenster Validatiecode invoeren dienovereenkomstig uitgebreid.
279
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Dit dialoogvenster wordt bijvoorbeeld geopend als u de toepassing na het installeren voor het eerst opstart. Klik hier op de nieuwe knop [Online aanvragen]. In het dialoogvenster Validatiecode online aanvragen zijn de Bedrijfsnaam en het Serienummer reeds automatisch ingevoerd. Deze gegevens zijn nodig om de validatiecode te kunnen aanvragen. Actuele informatie Wanneer u voortaan nog beter op de hoogte wilt worden gehouden van de nieuwste ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld via onze eNewsletter) schakelt u het selectievakje Ik ga akkoord met het toezenden van informatie in. De gegevens (Naam, Telefoon, E-mailadres etc.) worden dan door EPLAN opgeslagen. Instellingen voor internet Standaard worden de instellingen van een bestaande internetverbinding overgenomen. Via de knop [Instellingen] en het vervolgdialoogvenster kunt u echter ook een proxyserver als netwerkcomponent gebruiken. In dat geval moet u het Adres, de Poort etc. invoeren. Neem voor deze instellingen contact op met uw systeembeheerder. Teruggave van de validatiecode Wanneer u op [Verzenden] klikt, worden de gegevens versleuteld naar EPLAN verzonden. Als uw gegevens bij EPLAN bekend en geldig zijn, wordt een validatiecode gegenereerd en naar het licentiedialoogvenster verzonden. Door te klikken op [OK] wordt het programma gestart.
280
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Softwarevereisten en vrijgaven Opmerking: In de actuele versie 2.4 zijn de programma's van het EPLAN platform als 32 bit-versie en als 64 bit-versie beschikbaar. Vanaf versie 2.5 wordt het EPLAN platform alleen nog als 64 bit-versie ter beschikking gesteld. Alle vrijgaven hebben betrekking op de 32 bit-versie van de producten, voor zover niet anders vermeld.
Algemene voorwaarden Voor het EPLAN-platform hebt u .NET Framework 4.0 van Microsoft nodig. Op de website van Microsoft vindt u meer informatie hierover en kunt u de actuele versie van deze Microsoft-component downloaden. .NET Framework 4.0 staat op het EPLAN-opslagmedium. Ga hiervoor naar de volgende directory: cd-rom\Services\Net Framework 4.0\nl_NL
Om .NET Frameworks te installeren, dubbelklikt u op het bestand DotNetFx40_Full_x86_x64.exe.
Besturingssystemen Het EPLAN platform ondersteunt de 64 bit-varianten van de Microsoftbesturingssystemen Windows 7 en Windows 8. De geïnstalleerde EPLAN-taal moet door het besturingssysteem worden ondersteund. Het EPLAN-platform kan worden gebruikt onder de volgende besturingssystemen:
281
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Werkstation Microsoft Windows 7 SP1 (64 bit) Professional, Enterprise, Ultimate Microsoft Windows 8 (64 bit) Pro, Enterprise Microsoft Windows 8.1 (64 bit) Pro, Enterprise Server Microsoft Windows Server 2008 R2 (64 bit) Microsoft Windows Server 2008 R2 (64 bit) Terminal-Server met Citrix XenApp 6 Microsoft Windows Server 2012 (64 bit)
Microsoft-producten Om Microsoft Office-bestandsformaten vanuit EPLAN te kunnen maken, moet op uw computer een door EPLAN vrijgegeven en correct functionerende Office-versie zijn geïnstalleerd. Microsoft Office 2010 Microsoft Office 2013 (32 bit en 64 bit) Microsoft Internet Explorer 9 Microsoft Internet Explorer 10 Microsoft Internet Explorer 11
SQL-server Microsoft SQL-Server 2008 R2 Microsoft SQL-Server 2012
282
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Autodesk-producten AutoCAD 2014 (32 bit en 64 bit) AutoCAD 2015 (32 bit en 64 bit) Autodesk Productstream Professional 2011 Autodesk Vault 2013 Autodesk Vault 2014
PDF-redlining Adobe Reader versie X Adobe Acrobat versie X Standard / Pro / Pro Extended Adobe Reader versie XI Adobe Acrobat versie XI Standard / Pro
PLC-systemen (PLC & Bus Extension) ABB Automation Builder 1.1 B&R Automation Studio 4.0 Beckhoff TwinCAT 2.10 Beckhoff TwinCAT 2.11 3S Codesys Mitsubishi GX Works2 Rockwell RSLogix professional 20 Rockwell RSLogix professional 21 Schneider Unity Pro 7.0 Schneider Unity Pro 8.0
283
EPLAN NEWS voor versie 2.4 Stand: 02.07.2014
Siemens SIMATIC STEP 7 versie 5.4 SP4 Siemens SIMATIC STEP 7 versie 5.5
64 bit-versie van het EPLAN platform Wanneer u het EPLAN platform in de 64 bit-versie gebruikt, houd dan rekening met de volgende bijzonderheden: Wanneer u voor het artikelbeheer, het projectbeheer en voor het woordenboek Access-databanken wilt gebruiken, moeten zowel het Microsoft besturingssysteem als de Microsoft Office-toepassingen (o.a. Microsoft Access) in de 64 bit-versie geïnstalleerd zijn. Wanneer u de Microsoft Office-toepassingen in de 32 bit-versie hebt geïnstalleerd, moet u voor het artikelbeheer, het projectbeheer en voor het woordenboek SQL-server-databanken gebruiken. Voor EPLAN PPE kan niet worden omgeschakeld naar SQL-server-databanken. Om EPLAN PPE in de 64 bit-versie te gebruiken, moeten daarom zowel het Microsoft besturingssysteem als de Microsoft Office-toepassingen (o.a. Microsoft Access) in de 64 bit-versie geïnstalleerd zijn.
284