AANTREKKELIJK BEWEGEN Projectverslag
De Bilt/Enschede, augustus 2000
Liesbeth Hassing (BVE-raad) Kees Faber (SLO) m.m.v. Bert Boetes (BVE in Beweging) en Baukje Zandstra (KVLO)
1
Inhoud
1. Inleiding
2. De pilot-projecten ‘Aantrekkelijk Bewegen’ 2.1 Algemene typering 2.2 Accenten per project 3. De overdracht van de resultaten
4. Evaluatie 4.1 De betrokkenheid van de BVE-instellingen 4.2 De uren lichamelijke opvoeding 4.3 Conclusies 5. Hoe nu verder? Literatuur Bijlage:
Projectbeschrijvingen • ROC Amsterdam en omstreken • Da Vinci College • Friese Poort • Onderwijsgroep De Landstede • Horizon College • Noorderpoortcollege • ROC Oost Nederland • Rijn IJssel College
2
1. Inleiding Vanaf de SVM operatie is het aanbod aan bewegingsactiviteiten op de ROC’s drastisch afgenomen. Ook na de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs en de nieuwe kwalificatiestructuur is het bewegingsonderwijs verder teruggelopen, zo bleek uit onderzoek zowel van de ACOA als van de Inspectie. Op sommige regionale opleidingencentra verdween het aanbod zelfs geheel uit het curriculum. Het in 1997 door OCenW opgestelde Stappenplan Bewegingsonderwijs streeft een kwalitatieve (beter, eigentijds en aantrekkelijk bewegen) een kwantitatieve (meer bewegen) verbetering na. De Bve Raad is verzocht om een overzicht te geven van pilotprojecten die een kwalitatieve verbetering nastreven, aangeduid als “aantrekkelijk bewegen”, passend in fase IV van het Stappenplan. Van deze projecten wordt hier verslag gedaan. De opbrengst van deze projecten biedt aanknopingspunten voor ideevorming over de mogelijke vervolgstappen, die passen in fase V en VI van het Stappenplan (scholing en imagoverbetering). In hoofdstuk 5 van dit verslag worden een aantal voorstellen gedaan. Modern en aantrekkelijk In het kader van het Stappenplan heeft OCenW, in overleg met onder andere de Bve Raad, besloten projecten te entameren met als doel te komen tot vormen van modern en aantrekkelijk bewegingsonderwijs. Op indicatie van de inspectie werd een achttal ROC’s geselecteerd waar de afgelopen jaren interessante ontwikkelingen te zien waren op het gebied van bewegen en lichamelijke oefening. Mede onder invloed van het in januari 1998 gestarte project “Bve in Beweging” waren er op diverse ROC’s al initiatieven genomen. In de brief aan de acht ROC’s wordt gevraagd om op de reeds ingezette weg projecten (verder) te ontwikkelen en om de opbrengst overdraagbaar te maken. Daarbij werden de scholen erop geattendeerd dat het de bedoeling was om projecten te starten die gericht zouden zijn op het stimuleren van leerlingen binnen of buiten de school actief deel te nemen aan situaties van sport en bewegen en nadrukkelijk niet op de (her)introductie van verplicht gymnastiekonderwijs (als vak) . In januari 1999 zijn de projecten van Aantrekkelijk Bewegen van start gegaan met ontwikkelingswerk; in de periode najaar 1999 - voorjaar 2000 is men vooral bezig geweest met het overdraagbaar maken van producten en het verzorgen van de daadwerkelijke overdracht. BVE-raad en SLO De taak van de BVE Raad was het financieren, coördineren en begeleiden van de projecten, het zorg dragen voor publiciteit en het maken van een verslag na afronding van de activiteiten. Het Instituut voor leerplanontwikkeling (SLO) te Enschede is gevraagd dit project ‘Aantrekkelijk Bewegen’ te coördineren.
3
2. De pilot-projecten ‘Aantrekkelijk Bewegen’
2.1 Algemene typering Op acht regionale opleidingencentra zijn in januari 1999 pilots gestart met het ontwikkelen van programma's waarin de deelnemers een aantrekkelijk aanbod wordt gedaan op het gebied van sport en bewegingsactiviteiten. Gedurende ruim een jaar is ontwikkelingswerk verricht, waarbij het werken naar overdraagbare produkten centraal stond.
Er zijn programma's ontwikkeld waarbij lichamelijke opvoeding en bewegen een bijdrage leveren aan • eindtermen van kwalificaties • eindtermen van MCK (Maatschappelijk Culturele Kwalificatie) • het werken aan sleutelkwalificaties /kerncompetenties • gezondheidsopvoeding • Arbo, ergonomie op de werkplek (Arbo= ArbeidsOmstandigheden) • voorbereiding op maatschappelijke participatie (sportkeuze en oriëntatie in het kader van levenslang bewegen). In de programma’s zijn curriculumgebonden en extra-curriculaire activiteiten opgenomen.
2.2 Accenten per project Hieronder worden in het kort de accenten per project belicht. De uitgebreidere beschrijvingen van de afzonderlijke pilots zijn te vinden als bijlage.
ROC Oost-Nederland: DE SPORTDECAAN ROC Oost-Nederland ontwikkelt een begeleidingsstructuur op het gebied van sportoriëntatie en keuze. Een “sportdecaan” helpt studenten bij het in kaart brengen van eigen belangstelling en mogelijkheden en probeert die te koppelen aan het regionale sportaanbod. ROC Amsterdam e.o.: SPORT ALS WERK ROC Amsterdam heeft 2 projecten: Het Schakeljaar sport is bedoeld om vroegtijdige schoolverlaters weer in de schoolbanken te krijgen, zodat zij na een jaar weer in staat zijn met een opleiding te starten of in een traject naar werk terechtkomen. Sport is hierbij een middel. De Opleiding sportbegeleider is een lagere kaderopleiding in de sport waar leerlingen erkende diploma’s in de sport kunnen behalen. Daarmee kunnen ze aan het werk bij bijvoorbeeld clubhuizen, zwembaden, vakantieparken. Horizon College: EEN ROC-BREED PLAN BEWEGINGSONDERWIJS Het docententeam van het Horizon College in Alkmaar/Hoorn heeft van het college van bestuur en de directies groen licht gekregen om het plan “LO2000 de toekomst van het bewegingsonderwijs binnen het Horizon College” in de gehele instelling in te voeren. De opzet van het plan is zodanig dat binnen een structuur die geldt voor alle opleidingen, opleidingsgebonden, verplichte - en keuze-elementen leiden tot een
4
programma voor sport en bewegen. Daarbij wordt nadrukkelijk aangesloten bij de belevingswereld van de studenten. De Friese Poort: BEROEPSVORMING, WELZIJN EN GEZONDHEID De Friese Poort in Drachten is al enige jaren bezig met een geheel andere opzet van sport en bewegen, onder de titel ‘Beroepsvorming, Welzijn en Gezondheid’. Studenten kunnen hun eigen programma samenstellen door te kiezen uit een aanbod van clinics, theorieblokken, bondskaderopleidingen, sportieve reizen en eendaagse evenementen. Het programma is in het kader van dit project nader uitgewerkt en op een zodanige wijze beschreven dat andere regionale opleidingencentra ermee aan de slag kunnen.
Noorderpoort College: FITHEIDSTESTEN Het Noorderpoort College in de provincie Groningen gebruikt al enige jaren een fitheidstest als start en begeleidingsinstrument voor het bewegingsprogramma binnen een van de sectoren. Dit project bood de gelegenheid om de fitheidstest in het gehele regionaal opleidingencentrum in te zetten en de andere units te laten profiteren van de opgedane ervaringen. Da Vinci College: L.O. NIEUWE STIJL Het Da Vinci College in Dordrecht heeft gewerkt aan het samenstellen van een aantrekkelijk programma voor het bewegingsonderwijs, dat zich richt op de volgende aspecten: sport en gezondheid, ergonomie, sportoriëntatie, wedstrijd- en recreatiesporten en sleutelkwalificaties, zoals samenwerken in een team en leiding geven en ontvangen. Het programma wordt geheel modulair opgezet. L.O. Nieuwe Stijl wordt in het schooljaar 2000 – 2001 ingevoerd. Rijn IJssel College: SPORT OP MAAT Het Rijn IJssel College in Arnhem is gestart met een traject ‘Sport op Maat’, waarin wordt gestreefd naar de invoering van aantrekkelijke en stimulerende programma’s voor lichamelijke opvoeding in de gehele instelling. Aanvankelijk waren de inspanningen vooral gericht op het verkrijgen van committment van het management voor de plannen. In het kader van het project ‘Aantrekkelijk bewegen’ staat de uitvoering van de plannen centraal. Een beschrijving van het proces dat heeft geleid tot de gekozen opzet, kan heel waardevol zijn voor regionale opleidingencentra die aan de start van ontwikkelingen staan.
ROC Onderwijsgroep De Landstede: EEN SPORTIEF ROC ROC Onderwijsgroep De Landstede in Zwolle onderzocht in dit project op welke wijze de organisatie en coördinatie van een aantrekkelijk bewegingsaanbod in alle verschijningsvormen met actoren binnen en buiten de school gestalte zou kunnen krijgen. Het ging daarbij om activiteiten voor deelnemers en docenten via een eigen sportcentrum en in samenwerking met andere onderwijs- en sportinstellingen. Onderzocht werd hoe een sportbureau of sportmanager in zo'n plaatje zou passen. Bij het opzetten van een strategisch beleidsplan voor sport en bewegen op het regionaal opleidingencentrum is samengewerkt met de gemeente Zwolle.
5
3. De overdracht van de resultaten
In de brief aan de acht ROC’s staat uitdrukkelijk dat gestreefd moet worden naar overdraagbare producten. In deze paragraaf geven we kort aan op welke manier deze overdracht gestalte is gegeven.
BVE in Beweging Zoals al in de Inleiding is aangegeven sloot het project Aantrekkelijk Bewegen prima aan op het al lopende project BVE in Beweging. Dit project is in 1997 gestart vanuit de Stichting Jeugd in Beweging en was ook gericht op het stimuleren van ROC’s om tot een eigentijds aanbod van sport en bewegen te komen. Dit project werkte ook met pilots (drie, waarvan er twee zijn ‘overgenomen’ door Aantrekkelijk Bewegen) en met een consulent die op verzoek van een ROC ondersteuning op maat kwam bieden. Door deze relatie met BVE in Beweging heeft de overdracht extra veel aandacht kunnen gekregen.
KVLO Ook is er nauw samengewerkt met de KVLO, de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding. Deze samenwerking kwam vooral tot uiting in het leveren van een bijdrage aan de conferentie, het publiceren in het vakblad Lichamelijke Opvoeding, het gebruik maken van hun netwerk (vooral via het Platform LO), het realiseren van een website (LO vaknet) en informatie-uitwisseling. Conferentie Op 13 april 2000 is in Harderwijk (De Landstede) de conferentie ROC’s in Beweging 2 gehouden (twee jaar eerder was in het kader van BVE in Beweging al een eerste conferentie gehouden). De conferentie is in samenwerking tussen Jeugd in Beweging, KVLO, Podium (bureau voor educatieve communicatie) en Aantrekkelijk Bewegen georganiseerd. Op die bijeenkomst hebben alle acht projecten een workshop verzorgd en zijn er inleidingen verzorgd door Fred Remmers (BVE-raad) en Johan Stekelenburg (Jeugd in Beweging). Er bestond een grote belangstelling voor deze dag; in totaal zijn er 250 mensen geweest. Vooral docenten lichamelijke opvoeding, maar ook een groep (midden)managers van ROC’s.
Videoband In samenwerking met BVE in Beweging is er een videoband gemaakt, waarin voorbeelden getoond worden van aantrekkelijke manieren om sport en bewegen op een ROC gestalte te geven. Daartoe zijn opnames gemaakt op een drietal van pilot-scholen. In de band komen zowel leerlingen, leraren en trainers als managers in beeld en aan het woord. Deze band is op de conferentie vertoond en ter beschikking gesteld van elk aanwezig ROC.
Koffer en Web-site Op de conferentie heeft elk aanwezig ROC een Jeugd in Beweging koffer gekregen. Naast de genoemde videoband en ander materiaal is daarin een klapper opgenomen voor het systematisch opbergen van materiaal. Het gaat hier om materiaal dat van de website LO Vaknet te halen is. Deze website is onderdeel van BVE-net en in samenwerking met de KVLO en het Platform LO
6
tot stand gekomen. De inhoudsopgave van de klapper komt overeen met die van de website. Het gaat om onderwerpen als ‘Algemene informatie’, ‘Actueel’, ‘LO in BVE (met aandacht voor legitimering, programma, leermiddelen, beleid en strategie e.d.). Iedere gebruiker heeft zo de mogelijkheid om de informatie die past bij zijn of haar vraag op de site te vinden en in de klapper op te bergen.
Publiciteit Door middel van artikelen en presentaties is enkele malen aandacht besteed aan de projecten van Aantrekkelijk Bewegen/BVE in Beweging. Artikelen in vakblad Lichamelijke Opvoeding en Radius, maar vooral ook in Nieuwsbrief van Jeugd in Beweging en het Bulletin van BVE in Beweging. Podium, bureau voor educatieve communicatie, heeft hier een belangrijke rol gespeeld. Ook is op enkele studiedagen aandacht aan de projecten besteed: de Oriëntatiedag van Thomas van Aquino, Matchmakers van Jeugd in Beweging en een conferentie van ROC-managers. Consulent In het kader van BVE in Beweging is een consulent werkzaam. Deze reageert op vragen van ROC’s door het geven van ondersteuning. Dat kan daadwerkelijke ondersteuning zijn, maar kan ook verwijzingen inhouden. Verwijzingen naar andere projecten en/of de website. Op deze manier worden de resultaten van Aantrekkelijk Bewegen op een snelle en op maat gesneden manier onder de aandacht van andere ROC’s gebracht. Scholing Het ligt in de bedoeling om in het schooljaar 2000-2001 een pilot-scholing voor docenten lichamelijke opvoeding van ROC’s aan te bieden. Dit zal gebeuren in samenwerking tussen Jeugd in Beweging, de KVLO en het APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum). Uit de contacten van de consulent bleek dat er behoefte is aan scholing op onderwerpen als ‘beleid en strategie’, ‘doelstellingen’, ‘projectmanagement’ e.d.
Klankbordgroep Gedurende BVE in Beweging is er steeds een klankbordgroep actief geweest. Een groep mensen die regelmatig de ideeën en de voortgang van het project tegen het licht hielden. Er zaten o.a. mensen in die afkomstig zijn uit de BVEraad, het ROC-management, de KVLO, de onderwijsverzorging, BRES (later NISB), het Platform LO en enkele docenten lichamelijke opvoeding. In deze klankbordgroep is steeds ook de voortgang van Aantrekkelijk Bewegen besproken.
7
4. Evaluatie
Er is door de projecten Aantrekkelijk Bewegen en BVE in Beweging veel goeds gebeurd. Er zijn veel nieuwe initiatieven genomen en projecten gerealiseerd, er zijn veel ervaringen uitgewisseld enz. Maar hoe staat het er nu voor als we het BVE-veld in totaliteit bekijken? We kijken achtereenvolgens naar de betrokkenheid van de BVE-instellingen bij de ontwikkelingen (4.1) en de situatie wat betreft uren lichamelijke opvoeding (4.2.) om daarna enkele conclusies te trekken (4.3.).
4.1 De betrokkenheid van de BVE-instellingen We gaan daarbij uit van in totaal 79 instellingen. Dat zijn 46 ROC’s, 13 AOC’s en 16 vakinstellingen. We maken het volgende onderscheid in betrokkenheid: 1. deelname aan het project Aantrekkelijk Bewegen en/of BVE in Beweging; 2. eigen project sport en bewegen; 3. bezoek(en) van de consulent; 4. deelname aan een of twee conferenties; 5. overig contact of activiteit (Platform LO, telefonisch, klankbordgroep, onderzoek) 6. geen enkel contact. BETROKKENHEID 1. Deelname project
AANTAL INSTELLINGEN
OPMERKINGEN
9
2. Eigen project
19
3. Bezoek consulent
20
4. Conferentie(s)
43
5. Ander contact
6
6. Geen enkel contact
26
4 daarvan doen ook mee aan 1.
Dat zijn vooral vakinstellingen en AOC’s; het betreft 5 ROC’s
8
Opmerkingen • Onder ‘Ander contact’ worden alleen die instellingen genoemd die niet een van de andere vormen van betrokkenheid hebben. Het gaat doorgaans om telefonisch en/of schriftelijk kontakt. • Als een instelling wordt genoemd wil dat niet steeds zeggen dat het gehele instelling betreft; het gaat vaak om één of enkele afdelingen. • De instellingen waarmee geen enkel contact bestaat betreffen vooral AOC’s en vakinstellingen. Een logische situatie omdat de aandacht vooral naar de ROC’s is uitgegaan.
Onderzoek Ook is er in het najaar van 1999 een beperkt onderzoek gedaan naar de effecten en de bekendheid van BVE in Beweging; daartoe is een vragenlijst verzonden die door 19 instellingen ingevuld is geretourneerd. Een korte impressie van de resultaten: • 54% van de respondenten geeft aan dat er initiatieven zijn om sport en bewegen te verbeteren; 41% neemt geen initiatieven; • 70% maakt melding van vernieuwing van lichamelijke opvoeding/sport en bewegen; 16% vernieuwt niet; • BVE in Beweging (incl. Aantrekkelijk Bewegen) is bij 91% bekend; • deze bekendheid is vooral te danken aan mailing (54%), artikelen (27%), collega’s (25%) en op andere manieren, o.a. via het Platform LO (50%); • er wordt nog niet veel gebruik gemaakt van het ontwikkelde materiaal: 29% doet dit wel, 62% niet; • 66% van de respondenten heeft behoefte aan verdere ondersteuning; 33% niet; • ondersteuning in de vorm van conferenties (45%), schriftelijke informatie (42%), scholing (33%), netwerken (36%), website (25%) en advisering (21%).
4.2 De uren lichamelijke opvoeding Met ingang van de invoering van de SVM-wet in 1991 zijn voor alle vakken de minimum-lessentabellen afgeschaft. Dit heeft in de loop der jaren een enorme achteruitgang in uren lichamelijke opvoeding tot gevolg gehad. De inspectie rapporteert hierover in 1994 en 1997. In 1994 is er sprake van een halvering in aantal uren lichamelijke opvoeding. Tussen 1994 en 1997 blijkt op 13 van de 61 door de inspectie onderzochte opleidingen sprake van terugloop, op 2 van vooruitgang, op 44 van stabilisatie. De KVLO inventariseert in 1997 en 1999. In oktober 1997 blijkt op 51 van de 94 opleidingen sprake van achteruitgang, op 35 opleidingen is de situatie stabiel, op 4 is sprake van vooruitgang. In 1999 blijkt dat op 31% van de 232 opleidingen die gereageerd hebben in de periode 1997-1999 het aantal SBU’s afgenomen is, op 12% is LO in die twee jaar afgeschaft. Op 0,3 % is het aantal SBU's licht gestegen. M.a.w. er is - ondanks de inzet van het stappenplan bewegingsonderwijs- nog steeds sprake van een verslechtering van de positie. Het voornaamste motief lijkt, dat men moet besparen en prioriteit geeft aan beroepsgerichte vakken en bewegingsactiviteiten niet voorkomen of onvoldoende uitgewerkt worden in eindtermen, zowel in de beroepsgerichte als in de maatschappelijk culturele kwalificatie (ACOA rapport, september 1997). Ondanks vele 9
initiatieven en inspanningen is er dus nog steeds sprake van achteruitgang. Iets dat volgens het Stappenplan niet mocht gebeuren.
4.3 Conclusies
Op grond van de resultaten van het project Aantrekkelijk Bewegen en BVE in Beweging kunnen de volgende conclusies worden getrokken, waarbij we een onderscheid maken in ‘winst’ en ‘zorgpunten’. Winst
1. Ontwikkeling van nieuwe modellen Er is nadrukkelijk een positieve ontwikkeling te constateren. Was het enkele jaren geleden kommer en kwel - de strijd om urenbehoud ging ten koste van inhoudelijke vernieuwing - nu zijn er ROC’s waar sport en bewegen nadrukkelijk op de agenda staat. Dat gebeurt op heel verschillende manieren; de ene keer met de nadruk op verplichte lichamelijke opvoeding (studiepunten, eindtermen), de andere keer meer door middel van keuzeen/of naschoolse activiteiten, door nieuwe opleidingen of vormen van begeleiding enz. Er wordt fundamenteel nagedacht over de vraag: hoe krijgen we de leerlingen in beweging en hoe zorgen we ervoor dat dat op een verantwoorde wijze gebeurt? 2. Uitwisseling Ook is er duidelijk winst geboekt op het punt van de onderlinge communicatie: ervaringen en ideeën worden in toenemende mate gedeeld. Eerst was er alleen het Platform LO. Nu wordt de uitwisseling ook gestimuleerd door het werk van de consulent, de start van de website, de uitgave van de videoband, het bulletin BVE-in beweging en natuurlijk door de druk bezochte conferenties. Het aantal bilaterale kontakten is door deze netwerkvorming sterk toegenomen. Zorgpunten
1. Witte vlekken Nog niet op alle BVE-instellingen is sport en bewegen weer in de picture. En wanneer een instelling iets met sport en bewegen heeft, dan betreft het vaak maar één unit. Door de grote autonomie van de instellingen verschilt het beleid op dit punt sterk. Sport en bewegen krijgt soms - zelfs tegen initiatieven van een vakgroep lichamelijke opvoeding in - geen enkele kans. In wezen zijn er slechts 14 van de 79 instellingen echt projectmatig met vernieuwing van het programma lichamelijke opvoeding/sport en bewegen bezig; slechts bij ongeveer vijf instellingen gaat het om een instellings-breed initiatief. Ongeveer de helft van de instellingen is bezig met nadenken en het maken van plannen (bezoek conferentie, consulent). Een magere score. 2. Ondersteuning dreigt te verdwijnen Het project Aantrekkelijk Bewegen is gestopt en BVE in Beweging houdt ook op te bestaan in september 2000. Daarmee valt een belangrijk deel van de ondersteuning weg. Er is geen geld voor pilot-projecten, er zijn geen conferenties meer, de vraag is of de website onderhouden kan worden, het bulletin stopt enz. Wat overblijft is het Platform LO, het werk van de KVLO, het tijdschrift Lichamelijke Opvoeding en beperkte advisering.
10
5. Hoe nu verder?
Op grond van de ervaringen met Aantrekkelijk Bewegen en BVE in Beweging en de daaruit voortkomende conclusies stellen we de volgende plannen voor. Het gaat om voorstellen om de positieve ontwikkeling verder te kunnen ondersteunen. Bij elk voorstel staat een organisatie die daarin het voortouw (financieel, personeel) zou moeten nemen: ACTIVITEIT
ORGANISATIE(S)
OPMERKING
Service-punt
KVLO
Consulentschap
JiB (2000-2001) Daarna?
Incl. opzetten van database
Projectondersteuning
KVLO, APS, SLO, commerciële bureaus??
Ontwikkeling van netwerken, contacten
KVLO
Ontwikkeling en onderhoud website
KVLO, Da Vinci College en JiB (2000)
Scholing
APS i.s.m. KVLO
Ontwikkelprojecten
Initiatief vanuit KVLO, ROC’s en/of overheid
Adviesgroep LO
KVLO
0,5 dag per week Hier gaat het om betaalde dienstverlening
Ook de politieke kant van de zaak
Eerst pilot in 20002001. Wordt betaald door deelnemers.
Communicatie Nieuwsbrief, publicaties Tweejaarlijkse conferentie
KVLO-initiatief met partners
Internationale
KVLO
11
contacten We geven op een paar punten een korte toelichting op het schema:
Servicepunt Het gaat om een functie waar centraal staat • het adviseren, informeren, verwijzen en kortdurend ondersteunen van docenten, vakgroepen en managers bij het verbeteren van de positie en de inhoud van bewegen op ROC’s • implementeren van producten en good practice • actueel houden en aanvullen van het vaknet LO en de bijbehorende koffer • (na)scholing initieren en vormgeven in samenwerking met het APS en de KVLO • studiedagen en platformbijeenkomsten ondersteunen • nieuwsbrieven schrijven Het consulentschap maakt onderdeel uit van het service-punt; de consulent verricht de advisering en ondersteuning op de instellingen.
Scholing De projecten hebben laten zien dat bewegingsactiviteiten op een meer eigentijdse manier kunnen worden aangeboden. Tevens is duidelijk geworden dat docenten LO/bewegen moeten beschikken over nieuwe vaardigheden die voorheen –bij de oude aanpak- minder noodzakelijk waren. Om docenten te ondersteunen bij het ontwikkelen van die vaardigheden, is het wenselijk dat hun een hierop toegesneden scholing wordt aangeboden. Ontwikkelprojecten en projectondersteuning Het is belangrijk dat de in gang gezette inhoudelijke ontwikkeling kan worden voortgezet. Daar zijn projecten voor nodig op de instellingen zelf; het kan één instelling betreffen maar ook (liever) meerdere. Het liefst op grond van ROC-initiatieven, maar het kan ook op grond van overheids- en/of KVLOinitiatief. Om deze projecten mogelijk te maken, de kwaliteit te verzekeren en te zorgen voor verspreiding van de resultaten is ondersteuning noodzakelijk.
Op enkele punten van het overzicht is al enige duidelijkheid: • De KVLO heeft voor minimaal een jaar (schooljaar 2000-2001 en 20012002) de projectleider van BVE in Beweging aangesteld om het servicepunt te bemensen (1 dag in de week). • Jeugd in Beweging heeft in het kader van de implementatie de consulent van BVE in Beweging voor een jaar verlenging van zijn aanstelling gegeven (0,5 dag per week). • Het APS heeft het initiatief genomen om de pilot-scholing gestalte te geven. • Het Platform LO blijft bestaan. • Jeugd in Beweging heeft eenmalig een bedrag ter beschikking gesteld voor de verdere ontwikkeling van de Website Een en ander betekent dat er ook enkele knelpunten zijn: • De bemensing van het service-punt is voor één jaar verzekerd; daarna is het onduidelijk.
12
• Het verder ontwikkelen en het onderhoud van de website loopt gevaar vanaf het schooljaar 2001-2002. Het is nog onduidelijk of de voorziening van BVE-net blijft bestaan en de ontwikkeling en het onderhoud kan maar gedeeltelijk binnen het KVLO-service-punt plaatsvinden. • Er zijn beperkt mogelijkheden voor verdere projecten. We zijn afhankelijk van de ROC’s zelf en ondertussen is duidelijk dat sport en bewegen geen hoge prioriteit heeft (uitzonderingen daargelaten). Het gevaar is groot dat de ontwikkeling stokt. • De communicatie (incl. conferenties) loopt gevaar. Door de beide projecten was het mogelijk om dit professioneel gestalte te geven. Het gevaar is niet denkbeeldig dat deze zaken verdwijnen omdat er onvoldoende middelen zijn. Op grond van bovenstaande en aansluitend op stap 4 (ontwikkelwerk), 5 (scholing) en 6 (imagoverbetering) van het door OCenW opgestelde Stappenplan, wordt voorgesteld dat OCenW de volgende initiatieven financieel mogelijk maakt. Het betreft plannen voor de jaren 2001 en 2002:
ACTIVITEIT
BEDRAG
1. Service-punt Coördinator Consulent
80.000 40.000
3. Studiedag 2002
20.000
1. Scholing Ontwikkeling en uitvoering van een pilot (2001) en een eerste versie (2002).
2. Web-site Verder ontwikkeling en onderhoud
4. Imagoproject In overleg met Colo
5. Kerncompetenties Activiteiten om de aansluiting van sport en bewegen op deze ontwikkeling gestalte te geven Totaal
50.000
25.000
OPMERKINGEN
Vanaf 2003 volledig betaald door instellingen
Vanaf 2003 betaald door een nog te zoeken sponsor
50.000 50.000 315.000
Nadere toelichting bij de punten 4 (imagoproject) en 5 (kerncompetenties)
13
Imagoproject In het Stappenplan wordt onder stap VI wordt aangegeven dat er acties zullen worden ondernomen om het imago van bewegen in het beroepsonderwijs te verbeteren, om bij roc’s, docenten, werkgevers en werknemers aan te geven dat bewegen van belang is voor een gezonde leerling en toekomstig werknemer. Tevens kan duidelijk worden –op basis van de projecten die hebben plaatsgevonden- dat het bewegingsonderwijs zinvol en aantrekkelijk kan zijn, in tegenstelling tot het oude, wat stoffige, imago. De in het Stappenplan genoemde actoren – het ministerie, Colo en Bve Raadzullen de activiteiten entameren.
Kerncompetenties Uitgangspunt voor het Stappenplan vormt de omschrijving van de functie van het bewegingsonderwijs in het beroepsonderwijs, namelijk dat bewegingsonderwijs een aspect dient te zijn dat in het kader van de eindtermen van de beroepsopleidingen aan de orde komt (en niet een afzonderlijk vak met eigen aan dit vak ontleende leerdoelen). Kortom: de ergonomische benadering van het bewegingsonderwijs. Daarnaast dient bewegingsonderwijs een bijdrage te leveren aan de algemeen maatschappelijke doelstelling van bevordering van de gezondheid. Recent is er veel aandacht voor de verbetering van de kwalificatiestructuur. Een belangrijke ontwikkeling is de gedachtevorming in de richting van kerncompetenties, zowel de beroepscompetenties als de burgerschapscompetenties. Gezien de wenselijkheid om het bewegingsonderwijs te relateren enerzijds aan het beroepsonderwijs, anderzijds de hierboven genoemde algemeen maatschappelijke doelstelling, is het zinvol om ook het bewegingsonderwijs te betrekken bij de discussies rondom het competentie-denken. Daarbij kan gedacht worden aan een beperkt aantal concrete activiteiten, bijvoorbeeld in de vorm van een kleinschalige pilot.
14
Literatuur ACOA (1997). Meer en beter bewegen. Onderzoek naar eindtermen bewegingsonderwijs in de derde generatie eindtermen secundair beroepsonderwijs.
Ministerie van OCenW (1997). Het stappenplan Bewegingsonderwijs. Zoetermeer.
15
Bijlage: Projectbeschrijvingen • • • • • • • •
ROC Amsterdam en omstreken Da Vinci College Friese Poort Onderwijsgroep De Landstede Horizon College Noorderpoortcollege ROC Oost Nederland Rijn IJssel College
16
ROC Amsterdam en omstreken SPORT ALS WERK Opleiding Sportbegeleider Schakeljaar Sport Het project Het project van het ROC Amsterdam en omstreken is eigenlijk een koppeling van 2 projecten. Een project, genoemd het schakeljaar Sport, is bestemd om vroegtijdige schoolverlaters weer in de schoolbanken te krijgen, zodat zij na een jaar weer instaat zijn een opleiding te starten of terecht komen in een traject naar werk. Sport wordt hierbij gebruikt als middel. Het tweede project is de opleiding Sportbegeleider; een lagere kaderopleiding in de sport, waarin leerlingen met een VBO B-diploma of een met goed resultaat doorlopen schakeljaar Sport, een aantal door sportbonden, ministerie van VWS of de gemeente Amsterdam erkende diploma’s in de sport kunnen halen. Met deze diploma’s kunnen zij aan het werk, bijvoorbeeld in zwembaden, club- en buurthuiswerk, gemeentelijke sportinstuiven, campings en vakantieparken, verenigingen of sportscholen. Inhoud van de opleidingen
Schakeljaar Sport De doelstelling van het schakeljaar Sport is om leerlingen weer op school te krijgen en daarna een vervolgtraject aan te bieden op school of naar werk, zowel binnen als buiten de sportwereld. Daarom wordt er naast het aanbieden van veel sportvakken ook veel aandacht aan een algemeen gedeelte besteed. Naast het stagelopen bij allerlei sportinstellingen moeten de leerlingen ook een aantal stages lopen bij niet-sportinstellingen en krijgen de leerlingen naast beroepsoriëntatie in de sport ook algemene beroepenoriëntatie. Opleiding Sportbegeleider Binnen de opleiding Sportbegeleider kunnen de leerlingen een aantal door sportbonden , het ministerie van VWS, of de gemeente Amsterdam erkende diploma’s in de sport halen. Dit zijn de diploma’s : Zwemleider A, Recreatiesportleider Algemeen, Conditietrainer, Krachtsportbegeleider, EHBO en afhankelijk van de specialisatie, zwemleider B, Jeugdvoetbalspelleider en -trainer, diploma instructeur aerobics, certificaat buitensport. Naast de vakken, die ze nodig hebben voor de diverse diploma’s, hebben ze ook nog een aantal andere (algemene) vakken. Tijdens de tweejarige opleiding lopen de leerlingen ook nog verschillende stages.
Over de inhoud van de erkende cursussen, de docenten, de examinering en de diplomering zijn afspraken gemaakt met de diverse auspicierende instanties, zoals de Gemeente Amsterdam, de Nederlandse Culturele Sportbond, de Stichting Spel en Sport, de KNVB, de KNKB en de KNGU. 17
Terugblik en verder De opleiding heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld van een idee tot een opleiding met 3 schakelklassen op twee locaties en sportopleiding met meer dan 100 leerlingen en 4 specialisaties. Voor een nieuwe groep leerlingen is de mogelijkheid ontstaan om een opleiding in de sport te volgen en daarin ook te gaan werken Voor diverse organisaties in de sport komt er zo nieuw (en vaak jeugdig) kader. Op korte termijn moet een oplossing gevonden worden voor inschrijving van leerlingen en de financiering van de opleiding. Daarnaast moet gekeken worden hoe de opleiding past binnen de nieuwe kwalificatiestructuur van Sport en Bewegen, die eraan komt.
18
Da Vinci College AANTREKKELIJK BEWEGEN
De drie pijlers van Aantrekkelijk Bewegen 1. L.O. Nieuwe Stijl 2. Schoolsport/Instuifsport 3. Collegasport 1. L.O. Nieuwe Stijl
Bij L.O. Nieuwe Stijl gaat het om een andere aanpak van de lessen l.o. Tot 1 augustus 2000 wordt er nog l.o. gegeven zoals veel ROC’s dit doen. Daarna stappen we over op een verplicht te volgen programma dat in modules en kavels is onderverdeeld. De kavels worden gedeeltelijk zelfstandig van leskaarten gedaan. De docent begeleidt waar nodig. Alle kavels zijn beschreven in docenthandleidingen en bij veel kavels wordt gewerkt vanaf leskaarten. Leerlingen schrijven zich in voor een onderdeel (kavel) op een moment dat in hun eigen rooster past. Ze worden bij het indelen van hun tijd intensief begeleid door een mentor. Met behulp van een leerlingvolgsysteem (Acces) en in samenwerking met de mentoren wordt gecontroleerd of leerlingen snel genoeg door het programma gaan. Zelf weet iedere leerling hoe ver hij of zij is doordat er wordt gewerkt met een knipkaart. Als de knipkaart vol is ben je klaar. In principe duurt dit 2 jaar.
Onderdelen L.O. Nieuwe Stijl omvat de volgende onderdelen: Module 1: sportgezondheid: diverse aspecten van training en gezondheid, onderverdeeld in 14 kavels. Module 2: ergonomie: zowel algemene ergonomie (cd-rom, zelfstandig), als de ergonomie per vakrichting (workshops), onderverdeeld in 5 kavels. Module 3: samenwerking: allerlei interessante en vaak leuke samenwerkings-opdrachten, onderverdeeld in 5 kavels. Module 4: sportoriëntatie: voor elke leerling wordt uitgezocht welke sport bij hem past; via een computerprogramma, een gesprek met de docent, een werkstuk over een bezoek aan een sportvereniging en een aantal (keuze) workshops worden 5 kavels afgewerkt. Module 5: wedstrijdsporten: de leerling kiest uit een divers aanbod één doelsport, één netsport en één individuele sport, waarvan voor alle drie 3 trainings-sessies worden doorlopen; de leerling wordt ingeschakeld bij de voorbereiding van training 2 en 3. Module 6: recreatiesport: kennismaking met een 4-tal recreatieve spelen.
19
Stand van zaken L.O. Nieuwe Stijl gaat in de Sector Techniek van start per 1 augustus 2000 voor de BOL-groepen. Van de BOL 1 en 2 leerlingen wordt minder zelfstandige inbreng verlangd dan van de BOL 4 leerlingen. De BBL leerlingen hebben 1 uur per week, waarin een aan de eindtermen gerelateerd programma wordt gevolgd. De legitimatie is in sommige units extern en in sommige units intern gelegitimeerd, maar in alle gevallen binnen het OER. Op termijn wordt l.o. wellicht gelegitimeerd via leerovereenkomsten. De start met L.O. Nieuwe Stijl kan helaas nog niet meteen volgens het vrije inschrijfsysteem, omdat de school nog klassikaal roostert. Flexibel onderwijs kan natuurlijk alleen als er voldoende uren per week open staan voor een eigen invulling. Totdat dit mogelijk is, werken we nog binnen een vast rooster. Op termijn is het de bedoeling dat lessen flexibel worden aangeboden (het blijft dan nog steeds verplicht te volgen). Tevens heeft men in Techniek onlangs voor de toekomst gekozen voor PGO (probleem gestuurd onderwijs). Om te voorkomen dat er bij een flexibel onderwijsaanbod veel leerlingen zullen wegblijven, wordt momenteel gestudeerd op een verplichte aanwezigheid gedurende bijvoorbeeld 30 uur op 4 dagen.
In andere sectoren wordt op termijn ook gestart, maar voor een deel wordt daar gewacht op de realisatie van het ‘leerpark’, een clustering van sectoren in één wijk, waardoor de huidige sporthal van Techniek het centrale punt wordt. Van daaruit regelt een ‘sportbureau’ het flexibele aanbod van l.o. Naar verwachting is het leerpark over 3 à 4 jaar een feit, voor een deel met nieuwbouw, voor een deel met bouwaanpassingen en voor een deel wordt van gebouw geruild met andere scholen. 2. Schoolsport/Instuifsport
Leerlingen die klaar zijn met de kavels van sportgezondheid, mogen op aangegeven tijden vrij komen fitnessen. Daarnaast worden er regelmatig sportevenementen georganiseerd. Ook bestaat de mogelijkheid zelfstandig te komen sporten. Het da Vinci College streeft ernaar de zelfstandigheid van de cursisten te bevorderen en heeft bewegen hoog in haar vaandel staan. Het CvB maakt zich daar hard voor. 3. Collegasport
Er bestaan nu al aparte momenten (4 uur per week) voor collega’s om onder begeleiding te fitnessen. Daarnaast worden er al sinds een paar jaar activiteiten georganiseerd zoals skigymnastiek, badminton en sportklimmen.
20
Friese Poort te Drachten BEROEPSVORMING, WELZIJN EN GEZONDHEID Flexibele organisatie In het kader van het project Aantrekkelijk Bewegen heeft ROC Friese Poort vestiging Drachten op drie verschillende niveaus (vestiging, instelling, andere ROC’s) initiatief ontwikkeld om haar ideeën voor een flexibele organisatie van bewegen, welzijn en gezondheid te kunnen uitdragen.
In de wetenschap dat sport en beweging geen plek meer zou krijgen in het MBO curriculum na invoering van de WEB (vanaf 1998), is er vanaf 1995 intensief nagedacht over een andere invulling van het vak Lichamelijke Opvoeding. Daarnaast speelde mee dat de motivatie onder leerlingen erg laag was voor deelname aan de uren L.O., waardoor de motivatie van docenten ook daalde. Uitgangspunten waren dat het aantrekkelijker voor leerlingen én docenten zou moeten worden, dat het niet meer tijd mocht kosten en dat er gebruik gemaakt zou moeten worden van sportlocaties buiten de school, omdat de gymzaal voor andere doeleinden nodig was. Na enige tijd is een flexibel programma met de naam Beroepsvorming, Welzijn & Gezondheid (BW&G) tot stand gekomen.
Kenmerken van het BW&G model • theorie en praktijk • theorie gaat in op gezondheid (voeding) en ergonomie (gezonde werkhouding) en vindt op school plaats • praktijk bestaat uit een breed aanbod van activiteiten (36 mogelijkheden) verdeeld over 5 categorieën: schoolteams, basissportkadercursussen, clinics, schoolsport-thema-activiteiten, buitenlandse sportreizen • clinics vinden plaats binnen de lesroosteruren, andere activiteiten voor een groot deel in het randrooster • alle praktijkactiviteiten vinden plaats buiten de schoolmuren in en op plaatselijke sportaccommodaties • de deelnemer kiest zelf zijn / haar programma • de deelnemer is zelf verantwoordelijk voor het voldoende afsluiten van het programma • iedere deelnemer moet de theorie volgen en 2 clinics • iedere deelnemer moet 2 credits halen (één door te voldoen aan 2 clinics, het andere punt door één of meer keuzes uit de andere categorieën) • resultaten worden bijgehouden in een leerlingvolgsysteem (database gemaakt in Access).
21
Onderwijsgroep De Landstede EEN SPORTIEF ROC Sportief ROC ROC Onderwijsgroep De Landstede wil bewegings-activiteiten en sport een prominente plaats geven binnen het ROC met de bedoeling de Onderwijsgroep te positioneren als een sportief ROC. In het kader van het project is een begin gemaakt met het ontwikkelen van een integraal sportbeleid. Dat wil zeggen dat alle activiteiten die met sport en bewegen binnen het ROC te maken, in kaart zijn gebracht en met elkaar in verband worden gebracht. Er is verder onderzocht op welke wijze het ROC op het gebied van sport relaties kan aangaan met haar omgeving om zo een rol te spelen in de gemeenschap. Er is een beleidsnotitie ontwikkeld waarin een integraal sportbeleid binnen het ROC is geformuleerd en waarvoor draagvlak moet worden gecreëerd bij de verschillende clusters. Dit beleidsplan is vervolgens het kader waarbinnen diverse activiteiten nader worden uitgewerkt. De uiteindelijke doelgroep wordt vanzelfsprekend gevormd door de studenten/leerlingen. Een aantal activiteiten binnen het project zijn weliswaar niet direct gericht op leerling activiteiten maar hebben de bedoeling om een klimaat te creëren waarbinnen bewegingsactiviteiten een belangrijk item vormen in alle opleidingstrajecten .
Activiteiten • het schrijven van een beleidsnotitie door een extern deskundige • het meewerken aan het tot stand komen van de beleidsnotitie "Sportambitie 2005" van de gemeente Zwolle (inmiddels aangenomen door de Zwolse gemeenteraad) • het meewerken aan het concretiseren van de sportambitie 2005 in plannen in het kader van de Breedtesport impuls van het ministerie van VWS • het samenwerkingsverband (sponsoring en op diverse gebieden ondersteunen van) eredivisie basketballvereniging The Landstede Hammers in Zwolle • het meewerken aan het opzetten van Sporthuis Zwolle • het overnemen van de Sport uitleen van de provinciale sportraad Overijssel • overleg met de Sportraad Overijssel over diverse vormen van samenwerking in de provincie • het opzetten van een topsportbeleid in het kader van de "sportvriendelijke school" resulterend in het opnemen van de Onderwijsgroep in het faciliteiten-netwerk van het Olympisch Steunpunt Zwolle-Flevoland en op termijn Gelderland • het opzetten van en nieuwe structuur voor het programma LO/Bewegen op de locatie Randmeer College in Harderwijk • het organiseren van sportmiddagen voor de leerlingen van de Internationale Schakel Klassen in Zwolle in de vorm van clinics met medewerking van de (top)sportverenigingen in Zwolle 22
• het plannen van een ROC sport en fitnesscentrum (bouwplannen bij de gemeente Zwolle) • onderzoek naar belangstelling van sportactiviteiten voor medewerkers n hiervoor een aanbod creëren. • projecten op het gebied van bergsport samen met klimcentrum Yosemity in Zwolle • in kaart brengen van de beginsituatie v.w.b. lessen LO/bewegen in de verschillende opleidingstrajecten • bespreken van nieuwe wegen voor opzet LO/sport en bewegen binnen de verschillende clusters • opzetten van een keuzeprogramma met specialisatie op sportieve activiteiten binnen de unit Welzijn • deelname aan het Jeugd in beweging project " de leerlingen regelen het zelf" • inventarisatie samenwerkingsmogelijkheden met sportverenigingen • medewerking aan videoband BVE in beweging. Het project is slechts de start van het verder uitwerken van de beleidsnotitie.. Effect van de sportieve profilering is bijvoorbeeld dat een aantal opleidingen waar LO/bewegen was geschrapt van de lessentabel, in overleg is over herinvoering van bewegingsactiviteiten op een zodanige wijze dat deze optimaal aansluiten op de belangstelling van de leerlingen en passen binnen de opleidingstrajecten. Dit wijst erop dat de gekozen strategie vruchten gaat afwerpen.
23
Horizon College EEN ROC-BREED PLAN BEWEGINGSONDERWIJS
Rapport ‘LO 2000’ In 1997 is er een groep van drie docenten bewegingsonderwijs, ondersteund door drie afdelingsdirecteuren, aan de slag gegaan met het ontwikkeling van een ROC-breed plan bewegingsonderwijs. In dit plan moesten de volgende elementen naar voren komen: • Het plan moest gelden voor het gehele college • Er moesten ook beroepsgerichte elementen in zitten • De vormgeving moest aantrekkelijk zijn voor onze cursisten • Het moest aansluiten bij de derde generatie eindtermen van de opleidingen Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het rapport “LO 2000, de toekomst van het bewegingsonderwijs binnen het Horizon College. In januari 1999 heeft het directeurenoverleg positief besloten over de invoering van LO 2000. Zij heeft voorgesteld LO 2000 op te nemen in de afdelingswerkplannen en een invoeringstraject te nemen van drie tot vier jaar. Wat houdt LO 2000 in?
Programma • Er zijn voor iedere meerjarige opleiding geldende eindtermen bewegingsonderwijs vastgesteld. Er wordt per opleiding bekeken hoe dit moet worden opgenomen in het OER. • Er is een raamplan bewegingsonderwijs ontwikkeld, wat geldt als uitgangspunt voor het programma. Het raamplan bestaat uit de volgende onderdelen: sportintroductie sportkeuzes vrije keuzes (sportactiviteiten buiten de schooltijden om) Horizon fitheidstest practicum werkhoudingen en bewegingen werkplekonderzoek theorie, a.d.h.v. een eigen ontwikkeld theorieboek • Iedere meerjarige BOL- en BBL-opleiding besteedt 110 SBU aan het programma bewegingsonderwijs.
Randvoorwaarden • Er is de mogelijkheid voor 3 studiedagen per jaar voor de docenten bewegingsonderwijs. • Er komt een centraal budget voor de aankoop van sportmaterialen, studiedagen, kopieerwerk, de interne Nieuwsbrief e.d. • Er wordt gestart met een sportbureau. Uit dit bureau kunnen de afdelingen sportmaterialen van elkaar lenen. • De eigen sportaccommodaties worden beter benut, er is meer inspraak in het gebruik van deze accommodaties. 24
Positieve punten • Alle docenten LO hebben zich verenigd en streven hetzelfde doel na. Dit geeft een gevoel van saamhorigheid, wat versterkt wordt door de gezamenlijke studiedagen en activiteiten. • De positieve uitstraling van dit alles op het management. Van verdediging naar de aanval. Er is alom waardering voor wat we doen en er wordt naar ons geluisterd. • Het vak is een volwaardig vak geworden binnen de opleidingen en heeft een uitstraling die aanspreekt bij de cursisten. De reacties van onze cursisten zijn dan ook positief en daar doen we het uiteindelijk voor.
25
Noorderpoortcollege FITHEIDSTESTEN Bedrijfsgezondheid Binnen de ontwikkeling van bedrijfsgezondheid als aandachtspunt binnen het BVE-veld, hebben ROC's kansen en mogelijkheden te werken aan een gezonde (toekomstige) werknemer. Dat leidde binnen één locatie van het Noorderpoortcollege (voorheen Streekschool Groningen) tot de volgende (feitelijke) situatie: • cursisten aan de hand van een fitheidstest confronteren met hun lichamelijke gesteldheid en de daarbij behorende fitheidsprotocollen • de protocollen met de cursisten interpreteren en het geven van adviezen m.b.t. bewegings-programa's voor zowel binnen als buiten de schoolsituatie. Doelstelling van het project (gewenste situatie) •
• • •
het aangeven van mogelijkheden m.b.t. de positionering van fitheidsmetingen binnen het gehele ROC, dusdanig, dat iedere ROCcursist minimaal 2 keer per cursusjaar getest wordt op zijn/haar lichamelijke fitheid; overige collega's de gelegenheid bieden om de fitheidstest in te zetten binnen andere units en ze te laten profiteren van opgedane ervaringen. het begeleiden van de discussie binnen de branchegerichte units, gericht op het behalen van eindtermen "sport/bewegen" per unit opname in de onderwijsexamenregelementen (OER-en) ROC-breed de testapparatuur aanschaffen en dit te financieren met de inverdiende gelden uit het project.
Testapparatuur • • •
bestaat uit testattributen, handleidingen en bijbehorend software-pakket het is niet zelf ontwikkeld, maar gekocht bij PGB (Preventieve Gezondheid en Beweging) in Bussum (Fit Kit) in het projectverslag wordt ingegaan op: de testprocedure de betrouwbaarheid en interpretatie beschrijving van apparatuur en testonderdelen didactische aanbevelingen.
Overdraagbaarheid
Binnen eigen ROC: naar andere units/locaties • gedurende vergaderingen en gezamenlijke praktijkbijeenkomsten van LOcollega's draagvlak laten ontstaan, bereidheid te kweken voor invoer van ROC-brede fitheidstesten • alle units/locaties krijgen de beschikking over één test-set met bijbehorende software 26
Naar andere ROC's • door de projectbeschrijving en bijlagen • door op andere ROC's ter plekke demonstraties en bijscholing te verzorgen • door mededelingen op LO-Platformvergaderingen.
27
ROC Oost Nederland DE SPORTDECAAN Werkgroep Sinds 6 jaar is er een werkgroep bezig op het ROC Oost Nederland om het bewegingsonderwijs voor deelnemers van nieuwe impulsen te voorzien. Het project de sportdecaan is het resultaat van denken en doen van de vakgroep bewegingsonderwijs. Allereerst hebben we onderzocht of de sportdeelname van de deelnemers aan ons ROC wel zo slecht was als alom werd beweerd. Bij dit onderzoek bleek dat 1/3 gedeelte van de leerlingen van het ROC Oost Nederland nog sportte en 2/3 deel niet of niet meer. Toen we in 1998 dit onderzoek herhaalden vonden we dezelfde verhouding. Behoeftepeiling Daarna zijn we d.m.v. een behoeften-peiling onder de deelnemers te weten gekomen in welke takken van sport de hedendaagse jeugd ( nog wel) interesse heeft. Door daarna sportverenigingen aan te schrijven met de vraag of ze mee wilden werken aan clinics, werden de deelnemers in staat gesteld kennis te maken met die takken van sport die hun bijzondere interesse had. Het is ons gelukt om, met zo min mogelijk lesuitval van reguliere lessen, in één week 80 clinics aan te bieden, waar in totaal 1000 deelnemers aan hebben deelgenomen. Uit de naderhand uitgevoerde enquête blijkt hoezeer deelnemers dit initiatief gewaardeerd hebben.
Fysieke testen Door vervolgens deelnemers te vragen of ze wilden deelnemen aan fysieke testen, zijn we erin geslaagd ze een beeld te geven van hun eigen fysieke mogelijkheden. Door de testgegevens in een bepaald computerprogramma te stoppen kunnen we, voor die deelnemers die uit alle voorgaande stappen nog geen bewuste keuze hebben kunnen maken voor hun favoriete sport, een uitdraai verzorgen voor geschikte sporten. Middels een gesprek dat volgt op de uitslag van de fysieke testen en het sportadvies, proberen we de deelnemer bewust te maken van zijn/haar eigen fysieke mogelijkheden en/of aan te zetten tot een sportief en gezond beroepsleven.
Het is opvallend dat uit de enquête, die we gehouden hebben naar aanleiding van de clinicweek, bleek dat de deelnemers het initiatief leuk vonden en enthousiast waren, maar dat slechts een beperkt aantal zich daadwerkelijk heeft aangemeld bij een sportvereniging.
28
Rijn IJssel College SPORT OP MAAT
Uitgangspunten • Het Rijn IJssel College is een ROC dat zich wil profileren als een instituut waarin sport en bewegen een prominente plaats inneemt en wil dit ook als zodanig naar buiten toe uitdragen. • Gezien het belang van sport en bewegen moet dit voor alle eerstejaars studenten binnen de B.V.E. sector een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma zijn; tweede- en derdejaars studenten moeten op vrijwillige basis kunnen deelnemen aan het sportprogramma. • Het programma m.b.t. sport en bewegen moet echter zo “aantrekkelijk” zijn, dat het door eerstejaars studenten niet als verplichtend wordt ervaren om eraan deel te nemen.
Doelstellingen Het komen tot een eigentijds, flexibel, rendabel en verantwoord aanbod van bewegings- en sportactiviteiten binnen het Rijn IJssel College, dat aansluit bij de behoefte en bewegingsdrang van jongeren en in zijn volledige breedte kan bijdragen aan de vorming van een actieve en gezonde levensstijl. Doelgroepen Cursisten zijn de doelgroep. Deelname aan Sport op Maat is verplicht gesteld voor alle eerstejaars onder hen. Zij vormen dus het leeuwendeel van de deelnemers. Er zijn echter ook tweedejaars studenten die op basis van zeer plezierige ervaringen in het voorgaande jaar, op vrijwillige basis en tegen betaling van het volledige bedrag aan kosten deelnemen in het project. Als pilot is in december 1998 gestart met 350 studenten van de drie units Techniek van het Rijn IJssel College. Mede vanwege het grote succes hebben zich in september 1999 de units Welzijn, Gezondheidszorg en Algemene Educatie (afdeling Toeleiden en Schakelen Beroepsonderwijs) bij het project aangesloten. Beoogde verbeteringen Met deze invulling van Sport en Bewegen wordt getracht om de volgende omslag te realiseren: Van:
·
Naar:
·
·
sportdocent sportleider structureel hoge kosten
gesloten activiteit
·
weinig afstemming op de deelnemer/ beroepenwereld/ trends in sport en vrijetijdsmarkt
·
·
· ·
sportmanager/ sportfaciliteitenmanager sportbegeleider resultaat gericht aanwenden van middelen openheid en gerichtheid op samenwerking en beleving van de deelnemers sport - levensstijl: sport en vrije tijd sport en gezondheid sport en beroep 29
· · · ·
weinig betrokkenheid en motivatie van deelnemers sportlokaal voorgestructureerde sportlessen docentgericht
· · · ·
verbeterd sociaal-pedagogisch klimaat faciliteitencentrum afstemming op affiniteit van de deelnemers klantgericht
Voortgang op ingeslagen weg Voortgang zal moeten geschieden langs de weg der geleidelijkheid! Leren loslaten van het streven, waarbij op korte termijn binnen het Rijn IJssel College wordt gekozen voor een collectieve invoering van Sport op Maat. Soms dienen ideeën gewoon een poosje te rijpen alvorens ze massale navolging krijgen. Ook hierbij geldt waarschijnlijk, dat haastige spoed zelden goed is.
Studiedag Het streven is er wel op gericht om op (langere) termijn binnen het Rijn IJssel College Sport op Maat voor alle eerstejaars cursisten verplicht te stellen. Overige cursisten en het personeel zouden op vrijwillige basis kunnen deelnemen. Om deze uitbreiding te realiseren wordt in het voorjaar een studiedag georganiseerd voor alle unitdirecteuren en collega's sport en bewegen binnen het ROC. Doelstelling ervan is informatieoverdracht- en uitwisseling op gang te brengen tussen docenten en directeuren van reeds participerende units en hun collega's van units die nog niet deelnemen. Dit in de veronderstelling dat zij zo enthousiast gemaakt kunnen worden, dat ook zij willen aanhaken. Samenwerking De samenwerking met lokale sportaanbieders is afgelopen jaar erg goed bevallen. Zowel zij als wij waren erg enthousiast over deze manier van coöperatie. Verenigingen komen relatief eenvoudig aan een (grote) groep cursisten, die bij hen gebruik maken van een reeds bestaand sportaanbod. Met de kans voor een vereniging hier potentiële leden aan over te houden. Voor de organisatie van Sport op Maat betekent deze samenwerking, dat ook relatief kleine activiteiten waarvoor slechts een beperkt aantal inschrijvingen is, doorgang kunnen vinden. Zij het buiten het ROC. Gezien het feit dat voor deze activiteiten nauwelijks kosten gemaakt hoeven worden (de trainer is in veel gevallen immers vanuit de vereniging beschikbaar gesteld en toch al aanwezig voor de reguliere verenigingsleden) is dit bovendien voor zowel studenten als het ROC een goed en goedkoop alternatief. Tenslotte beschikt men in verenigingen veelal over meer specifieke deskundigheid, materiaal en accommodatie, waardoor ook de kwaliteit van het aanbod en de cultuur waarbinnen de activiteit hoort plaats te vinden kan worden geoptimaliseerd. Nieuwbouw en verbouw Een grootschalige invoering van Sport op Maat binnen het Rijn IJssel College blijkt echter bovenal afhankelijk van de realisatie van een grote multifunctionele sportaccommodatie en diverse kleinere ruimtes in de nieuwbouw- en verbouwplannen van het Rijn IJssel College op de verschillende locaties in Arnhem.
30