LAMPEN Puntverlichting Hebt u uw gloeilampen al vervangen door spaarlampen? Spaarlampen zijn vier tot vijf keer efficiënter dan gloeilampen en gaan 9 tot 13 keer langer mee. Bijgevolg is de winst dubbel: u hebt minder lampen nodig en minder lampen moeten vervangen worden. Daarnaast is er nog de winst op de energiefactuur. Wist u dat u halogeenspots van 35 en 50 W kunt vervangen door spaarlampspots van 7 - 9 W? Vermits deze spaarlampspots ingebouwde voorschakelapparatuur hebben en dus iets langer zijn dan halogeenspots, kijkt u best of deze toepasbaar zijn in de bestaande armaturen. Ook voor gloeilampspots zijn er momenteel spaarlampalternatieven. Gebruikt u LED’s voor uw accentverlichting of signalisatieverlichting? Een laatste ontwikkeling op gebied van verlichting zijn de LED’s. Deze lampen van 2 – 4 W bestaan in verschillende kleuren en kunnen zelfs variëren in kleur waardoor deze zeer geschikt zijn voor accentverlichting of signalisatieverlichting. Oppassen als uw installatie met halogeen is uitgevoerd. Niet alle LED’s kunnen gedimd worden. Houdt u rekening met sluipverbruik bij halogeenspots? Als een halogeenlamp met transformator uit staat, gebruikt de transformator vaak toch nog elektriciteit. U kunt dit voorkomen door de schakelaar te (laten) plaatsen tussen de transformator en het stopcontact.
Aanstraling en etalageverlichting Gebruikt u voor uw buitenverlichting halogeenstralers van 300 tot 1.000 W? Deze stralers kunnen vervangen worden door armaturen met metaalhalidelampen of keramische lampen. Deze lampen hebben een vermogen van 70 tot 250 W en geven een zelfde lumenoutput. Ontladingslampen hebben volgende voordelen ten opzichte van halogeenlampen: • langere levensduur: 6.000 tot 16.000 uur tegenover 2.000 uur bij halogenen en dus lagere onderhoudskosten. • lagere vermogens en dus lagere energiekosten. • lichtkleurkeuze: afhankelijk van de gekozen kleurtemperatuur, kunt u kiezen voor koud wit (4.000 K) of warm geel (3.000 K). Wist u dat ook voor uw etalageverlichting metaalhalidelampen en keramische lampen een alternatief bieden voor de veel verbruikende halogeenlampen? Tegenwoordig zijn er metaalhalide- en keramische lampen op de markt van 20 en 35 W.
energiecoach
verlichting
In onderstaande, indicatieve tabel krijgt u een overzicht van de rendementen van de verschillende lampen: Lamp
Rendement (lumen/W)
Levensduur (h)
Gloeilamp
5 – 14
1.000
Halogeenlamp
10 – 27
2.000
Spaarlamp
50 – 85
10.000
TL-lamp
60 – 105
20.000 – 47.000
Metaalhalidelamp
Tot 95
10.000 – 20.000
LED
Tot 50
50.000 (andere definitie)
ENERGIECOACH van energieregistratie tot energiebesparende maatregelen
3
Energiecoach VERlichting www.energiecoach.be/2
Verlichting Werkverlichting gaat van kantoren en kleine werkplaatsen tot enorme fabriekshallen, van lezen, schrijven en computerwerk tot precisiewerk of zware industriële taken. Belangrijk hierbij is dat de verlichting altijd van voldoende kwaliteit is om de visuele prestaties te garanderen.
Om over verlichting te praten, zijn een aantal technische termen belangrijk Kent u volgende termen? • Lichtstroom (eenheid: lumen): de maat voor de totale hoeveelheid licht uitgestraald door een lichtbron per seconde. • Lichtsterkte (eenheid: candela): de lichtstroom in een bepaalde richting per eenheid van ruimtehoek. • Lichtrendement (eenheid: lumen/Watt): de hoeveelheid lichtstroom per gebruikt vermogen. • Verlichtingssterkte (eenheid: lux = lumen/m2): de lichtstroom opgevangen per eenheid oppervlakte. • Luminantie (eenheid: candela per m2): de lichtsterkte uitgestraald per eenheid van zichtbaar oppervlak van een lichtbron of een verlicht oppervlak. ( Onder zichtbaar licht verstaat men de loodrechte projectie van het betrokken oppervlak op de richting van de waarnemer). • Kleurtemperatuur van een lichtbron (eenheid: Kelvin) kenmerkt de spectrale verdeling van het uitgestraalde licht. De golflengte en bijgevolg de kleur van de maximumstraling van een zwart voorwerp hangt af van zijn temperatuur. (vb. De kleurtemperatuur van een gloeilamp bedraagt 2700K). Lampen met een lage kleurtemperatuur worden een warme lichtkleur toegeschreven, terwijl lampen met een hoge kleurtemperatuur een koele(re) lichtkleur uitstralen. • De kleurweergave (eenheid: kleurweergave-index (Ra)) omschrijft de kwaliteit van de spectrale uitstraling. De gloeilamp die, zoals het daglicht, een volledig spectrum heeft, wordt als maatstaf gebruikt en heeft de kleurweergave-index 100. De kleurweergave-index van alle andere lichtbronnen wordt in functie hiervan bepaald. De kleurweergave index (Ra) is een maat voor de mate waarin kleuren van oppervlakken die verlicht worden door een bepaalde lichtbron, nauwkeurig worden weergegeven.
Verlichting kan afkomstig zijn van daglicht, kunstmatige verlichting of van een combinatie van beide. Om een goede verlichting te verzekeren is het essentieel dat niet enkel de opgelegde verlichtingssterkte in rekening wordt gebracht, maar ook de kwalitatieve behoeften.
Een kwalitatieve verlichting is op maat gemaakt en houdt rekening met alle factoren • Voldoende verlichtingssterkte zorgt voor een goede zichtbaarheid van voorwerpen en obstakels.
energiecoach
• Beperken van verblinding, want dit kan leiden tot hoofdpijn en vermoeide ogen. De luminantie en optische kwaliteit van het armatuur zijn hierbij van cruciaal belang. • Goede ruimtelijke verdeling van het licht. Dit wordt vooral bepaald door een goed evenwicht tussen de algemene verlichting met lokale accenten (puntverlichting).
verlichting
• Evenwichtig luminantiecontrast. - Te laag contrast wordt ervaren als saai - Te hoog contrast wordt ervaren als afleidend
• Een hoge kleurweergave zorgt ervoor dat vertrouwde voorwerpen natuurlijk overkomen. Kies een lichtbron met kleurweergave van minstens Ra 80. • Knipperende fluorescentielampen kunnen hoofdpijn veroorzaken. Dit wordt veroorzaakt door het gebruik van conventionele voorschakelapparatuur en kan worden verholpen door het toepassen van elektronische voorschakelapparatuur. • Niet enkel de installatiekost is van belang. De levensduur en exploitatiekosten kunnen het globale prijskaartje drastisch verlagen. Factoren voor een rationeel energiegebruik zijn het beperken van het geïnstalleerde vermogen met gegarandeerd comfort (soort lamp, armatuur en voorschakelapparatuur) en de lichtsturing (zonering, tijdsregeling, aan- of afwezigheiddetectie, regeling van de geleverde lichtstroom in functie van het beschikbare daglicht en programmeerbaarheid).
Daglichtgebruik Maakt u optimaal gebruik van daglicht? Daglicht is de meest directe vorm van zonne-energie en bovendien gratis. Is er een goede afstemming van de kunstverlichting op het daglicht? Het aanbod en karakter van daglicht (direct of diffuus) varieert sterk. Houdt u er rekening mee dat daglicht verblinding en hinder op beeldschermen kan veroorzaken? En dat zonlicht bijdraagt tot interne warmtelasten? Opvallend licht op een scherm kan leiden tot een ontoelaatbaar effect van contrastverlies. Om dit effect van contrastverlies te minimaliseren geldt in de regel dat er niet meer dan 150 lux op het scherm mag vallen. Globaal geldt voor kantoren dat dit maximum niet overschreden wordt wanneer, bij algemene verlichting met bijvoorbeeld plafondarmaturen, het lichtniveau op het horizontale bureauvlak niet meer dan circa 250 à 300 lx bedraagt. Een efficiënte regelbare zonwering (op lichtmeting en temperatuur) of spectraalselectieve * beglazing kunnen hier oplossingen bieden. Is er mogelijkheid om daglicht te integreren in architecturale ontwerpen? Spring creatief om met het gebruik van ramen in gevels en daken, patio’s, sheddaken (zaagtanddak), lighttubes en het gebruik van vijvers om indirect daglicht naar binnen te weerkaatsten.
Ontwerprichtwaarden De ontwerpeisen voor kunstverlichting zijn dezelfde als die voor daglichtgebruik. Er moet rekening gehouden worden met de veroudering van de toestellen, zodat bij het ontwerp hogere startwaarden moeten worden gehanteerd (10% meer). Let ook op de hogere eisen van oudere mensen: vanaf 50 jaar is 500 lux geen overbodige luxe, terwijl jongeren voldoende hebben aan 300 tot 400 lux. Dit kan opgelost worden door een regeling in functie van het luxniveau of de algemene basisverlichting aan te vullen met individuele taakverlichting. Met volgende zaken dient bij ontwerp rekening gehouden te worden: Maakt u optimaal gebruik van daglicht? Dit kan door: • voldoende aandacht voor ramen en andere lichtopeningen. • glaskeuze, goed regelbare zon- en lichtwering. • inrichting van de werkplek. Kiest u voor een energiezuinige verlichtingstechnologie?
energiecoach
verlichting
• lampen. • armaturen. • sturing.
Is er voldoende luxniveau op het werkblad? Een groot deel van de nationale normen worden vervangen door de Europese normalisatie (EN). De normen met betrekking tot verlichting maken geen uitzondering op die regel en zo zal de norm NBN L 13-006 (verlichting op de werkplek) worden vervangen door de norm EN 12464 die de eisen voor verlichting van binnenwerkplekken (EN 12464-1) en buitenverlichting (EN 12464-2) specificeert. De beheersing van lichthinder wordt beschreven in Vlarem en voor de regeling van de verlichtingsterkte van parkings kunnen als basis de eisen voor straatverlichting gebruikt worden (EN 13201-2). De Europese norm voor het kantoorsegment somt vier basisparameters op voor de kwaliteit van binnenwerkzaamheden en activiteiten: 1. Praktijkverlichtingssterkte (Em in lux): verplichte gemiddelde verlichtingssterkte 2. Uniformiteit (Emin/Eav) 3. Verblindingsbeperking (UGR): Hoe lager de waarde, hoe minder directe verblinding. 4. Kleurweergave (Ra): Hoe hoger de waarde, hoe beter de kleurweergave (maximum 100). De basis voor verlichtingssterkte wordt praktisch gevormd door een combinatie van de wettelijke verlichtingsvoorschriften en het programma van eisen en wensen van de gebruiker. Om de te verzekeren verlichtingssterkte te garanderen, moet rekening gehouden worden met een vermindering van de gerealiseerde verlichtingssterkte die veroorzaakt wordt door verschillende parameters die rekening houden met de veroudering van de installatie en van de ruimten: • De vermindering van de lichtstroom van de lamp. • De frequentie van defecten aan lampen zonder dat deze onmiddellijk worden vervangen. • De vermindering van het rendement van de armaturen (door vervuiling). • De vervuiling van de ruimte. Qua energiezuinigheid hanteert u best volgende ontwerpwaarde: een maximaal energieverbruik van 2 – 2,5 W/m2.100 lx naargelang de applicatie. Dit kan bekomen worden door een goede verlichtingsberekening uit te voeren en te kiezen voor energiezuinige technologie. Bovendien richten de premies inzake relighting en new lighting zich op deze ontwerpwaarden. LET OP! Om gebruik te kunnen maken van de premies kunt u best eerst de voorwaarden op de website van energiesparen en de distributienetbeheerder checken! Wie uw distributienetbeheerder is kan u checken op www.energiesparen.be of op www.vreg.be
links www.energiesparen.be www.eandis.be www.infrax.be
energiecoach
verlichting
www.pbe.be