Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Energie Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit Het behalen van energie-efficiëntieverbetering in een bepaald type gebouw wordt zowel door het Bouwbesluit1 als door het Activiteitenbesluit2 gewaarborgd. Het Bouwbesluit regelt op welke wijze nieuwbouw moet plaatsvinden en wanneer een bestaand gebouw qua energiezuinigheid moet worden verbeterd (zoals verbouwingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is). In het Bouwbesluit zijn diverse technische gebouwgebonden maatregelen vastgelegd voor een minimale energieprestatie. Het gaat om maatregelen die betrekking hebben op de ‘gebouwschil', zoals de thermische isolatie, de luchtdoorlatendheid, de orientatie van het gebouw, gebouwvorm en de zonwering. Het realiseren van de gebouwgebonden energiebesparende maatregelen vallen onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het gebouw of aan de degene die uit andere hoofde bevoegd is om technische maatregelen in een gebouw te realiseren. De eisen van het Bouwbesluit zijn aan te merken als producteisen.
Het Activiteitenbesluit stelt eisen aan energie-efficiëntieverbetering in een bedrijf. Het gaat daarbij nadrukkelijk om bedrijven die op grond van de Wm als inrichting worden beschouwd.
De ondernemer heeft de plicht om alle energiebesparende maatregelen te realiseren die in vijf jaar (of minder) worden terugverdiend. Hier wordt geen onderscheid gemaakt in gebouwgebonden of installatiegebonden energiebesparende maatregelen. De eisen met betrekking tot energiebesparing richten zich tot de ‘drijver van de inrichting' (veelal is dit de ondernemer of eigenaar van het bedrijf). De eisen van het Activiteitenbesluit zijn aan te merken als ‘gebruiksbepalingen'.
Nieuwbouwproces Nieuwbouw is een natuurlijk moment om een zuinig en doelmatig gebruik van energie te kunnen waarborgen. Echter, gedurende het nieuwbouwproces neemt de aandacht voor energie-efficiëntie af. Grofweg wordt het bouwproces onderscheiden in de initiatiefase, definitiefase, ontwerpfase, realisatiefase en beheerfase. De meeste invloed kan worden uitgeoefend bij de allereerste fase, de initiatiefase. Het is belangrijk dat het bevoegd gezag in dit stadium inzichtelijk heeft welke eisen op grond van het Bouwbesluit van toepassing zijn die verband houden met de eisen voor energieefficiëntieverbetering op grond van het Activiteitenbesluit. Het bevoegd gezag kan de relevante partijen (zoals opdrachtgever, architect of adviseur) nader informeren over de energiebesparende maatregelen die tijdens de nieuwbouw niet over het hoofd mogen worden gezien.
Interne communicatie bevoegd gezag Inzicht in de diverse fases tijdens het nieuwbouwproces is voor het bevoegd gezag belangrijk om invloed uit te oefenen bij een nieuwbouwproject in de gemeente. Dit pleit voor een tijdige en eenduidige interne communicatie (en uitwisseling van informatie) tussen de diverse afdelingen van het bevoegd gezag, zoals de afdeling milieutoezicht en afdeling bouw- en woningtoezicht. Het tijdig anticiperen op nieuwbouwplannen door het bevoegd gezag is van groot belang. Aanpassingen die na de bouw (aanvullend) noodzakelijk zijn, zijn veelal kostbaarder en moeilijk te realiseren.
Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit
Infomil | 1
De bouwvergunning en het Bouwbesluit Bij nieuwbouw (en renovatie) moet het bevoegd gezag rekening houden met het Bouwbesluit waarin diverse eisen zijn gesteld voor de energieprestatie van een gebouw. De eisen die in het Bouwbesluit zijn opgenomen, hebben voorrang op de (aanvullende) eisen van het Activiteitenbesluit. Bepaalde energiezuinige installatiegebonden technieken zijn in de EPC-berekening forfairtair en via een gelijkwaardigheidsverklaring gewaardeerd. Het betreft technieken in relatie tot verlichting ruimteverwarming, koeling, ventilatie, warmteterugwinning, pompen en bevochtiging. Op grond van het Bouwbesluit moet aan energieprestatienormen (EPN) worden voldaan die in diverse NEN-normen zijn vastgelegd. De EPN geeft een bepalingsmethode om een inzicht te krijgen in de totale energieprestatie van een gebouw. De verkregen energieprestatie richt zich dus nadrukkelijk niet op de aparte energiebesparende technieken. Voor utiliteitsgebouwen vindt deze bepaling plaats op basis van NEN 2916. Op basis van deze normen wordt een energieprestatie-coefficient berekend, beter bekend als een EPC. Het Bouwbesluit maakt een onderscheid in diverse gebruiksfuncties in een gebouw waaraan een energieprestatie-eis is gekoppeld3. Per type gebruiksfunctie is in het Bouwbesluit een minimale EPCeis vastgelegd. De relevante partijen in het nieuwbouwproces (zoals architect, opdrachtgever, adviseurs) hebben de keuzevrijheid in het toepassen van de diverse energiebesparende technieken in een gebouw. Echter moet de keuze ertoe leiden dat aan de minimale vereisten voor energiezuinigheid wordt voldaan. Naast deze keuzevrijheid, ligt dus tegelijkertijd ook de verantwoordelijkheid bij die partijen voor het behalen van de vereiste energiezuinigheid. Een inzicht in de behaalde EPC is noodzakelijk voor het verkrijgen van een bouwvergunning. In de bouwaanvraag moet een EPC-berekening beschikbaar zijn voor ieder type gebouwfunctie. Alle afwijkingen ten opzichte van de energie-prestatie volgens de bouwaanvraag, moeten door de partijen aan de bouwtoezichthouder worden gemeld. De gemeente moet alert zijn op eventuele wijzigingen voor, tijdens of na de bouw. De gemeente dient zich ervan te gewissen dat met de wijzigingen nog steeds wordt voldaan aan de EPC-eis en dit waar nodig af te dwingen, waarbij de mileu- en bouwtoezichthouders samenwerken.
De melding en het Activiteitenbesluit Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist4, wordt het indienen van een melding (een inrichting B) als indieningsvereiste5 beschouwd. Dit houdt in dat tegelijkertijd met de aanvraag voor een omgevingsvergunning een melding op grond van het Activiteitenbesluit moet worden ingediend. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om een aanvraag voor een omgevingvergunning buiten behandeling te laten.6 Het bevoegd gezag heeft hiermee de mogelijkheid om via de melding een inzicht te krijgen in het jaarlijkse energiegebruik van een bedrijf (zie 'Dossieropbouw en voorbereiding toezicht').
Echter is het eerdergenoemde niet op een inrichting type A van toepassing. Voor dergelijke inrichtingen geldt geen meldingsplicht en is een melding geen indieningsvereiste voor een aanvraag van een omgevingsvergunning. Hierdoor kan ‘direct' de nieuwbouw worden gestart. Op grond van het Activiteitenbesluit moet een melding vier weken voor de oprichting van het bedrijf bij het bevoegd gezag zijn ingediend. Vanwege het korte tijdsbestek van vier weken kan dit een knelpunt vormen, zodra de (nieuw-) bouwplannen op het moment van de melding zich al in een vergevorderd stadium bevinden. Hierdoor is het niet ondenkbaar dat er weinig ruimte bestaat om op grond van het Activiteitenbesluit energiebesparende maatregelen door te voeren tijdens de bouw. In die situaties dat dit niet het geval is, biedt de melding (en daarbij horende informatie) een uitkomst om op grond van het Acitiviteitenbesluit energiebesparing te betrekken in het nieuwbouwproces. Lokaal gemeentelijk beleid kan dit knelpunt
Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit
Infomil | 2
grotendeels ondervangen. Voor een effectief energiebesparingsbeleid is het daarom belangrijk dat een toezichthouder zo snel mogelijk op de hoogte is van een bouwinitiatief in de gemeente. Ook hier is het belangrijk dat tijdig en eenduidig intern wordt gecommuniceerd tussen de diverse afdelingen van het bevoegd gezag.
Eigenaar of huurder Een ondernemer is veelal de eigenaar van een gebouw. Echter, het kan voorkomen dat een ondernemer een gebouw huurt en geen eigenaar van het gebouw is. In dergelijke situaties is het niet ondenkbaar dat de ondernemer onbevoegd is om gebouwgebonden energiebesparende maatregelen te treffen.
Op grond van de Wm geldt dat de drijver van de inrichting altijd verantwoordelijk is voor het naleven van de milieuregelgeving met betrekking tot de inrichting en het gebruik van een gebouw. Eisen voor de energiezuinigheid van een gebouw zijn zowel in de bouwregelgeving als in de milieuregelgeving opgenomen. Vanwege deze overlap kan het lastig om de verantwoordelijkheden vast te stellen. Een ondernemer die een gebouw huurt, is op grond van het Activiteitenbesluit verantwoordelijk voor het realiseren van de energiebesparende maatregelen (met een terugverdientijd van vijf jaar of minder) met betrekking tot het inrichten van het bedrijf en het bedrijfsproces. Een ondernemer kan echter privaatrechtelijk een huurcontract met een eigenaar (de verhuurder) hebben afgesloten die geen enkele wijziging van technische installaties of maatregelen toestaat in het gehuurde gebouw. In dergelijke gevallen is het redelijk om de ondernemer meer tijd te geven, zodat met de eigenaar kan worden overlegd op welke wijze aan de wet- en regelgeving kan worden voldaan. De ondernemer kan bijvoorbeeld in overleg met de eigenaar het (afgesloten) contract aanpassen dan wel concrete afspraken maken over het realiseren van de energiebesparende maatregelen in het gebouw. Als de eigenaar niet bereid is om afspraken met de huurder te maken, heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om de eigenaar van het gebouw als ‘drijver van de inrichting' te beschouwen. De eigenaar is in die situatie namelijk de enige die bij machte is de overtreding op grond van het Activiteitenbesluit ongedaan te maken. Een ondernemer zal in het uiterste geval naar een andere locatie moeten uitkijken. Deze situatie kan zich voordoen als een ondernemer, door de opstelling van een gebouweigenaar, het gebouw niet energiezuiniger mag maken.
Het kan ook voorkomen dat een ondernemer een gebouw huurt en wel energiebesparende maatregelen mag (of moet) realiseren, maar dat de ondernemer vanwege het afgesloten contract de hieruit vloeiende energiebesparingkosten niet zelf kan innen. Dit kan voorkomen als de huurder periodiek een vast bedrag voor het energiegebruik aan de eigenaar betaalt. De verantwoordelijkheid om alle energiebesparende maatregelen te realiseren, ligt dan niet bij de partij die van de kostenbesparing profiteert. Ook in deze situatie geldt dat de drijver van de inrichting verantwoordelijk is en blijft om aan het wet- en regelgeving te voldoen. In een dergelijke situatie wordt ook niet anders met het rendabiliteitcriterium omgegaan, namelijk een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Het criterium geeft primair een inschatting of de investering in een energiebesparende maatregel in verhouding staat tot het behaalde milieurendement, niet het bedrijfsrendement. De baten mogen niet gelijk aan nul worden gesteld worden, ook al komen de baten ten gunste van een andere partij. Ook in deze situatie is het redelijk de ondernemer meer de tijd te geven, zodat met de eigenaar kan worden overlegd (eventuele aanpassing van het huurcontract of verrekening van kosten en baten). Het is verstandig om de ondernemer zo vroeg mogelijk op de hoogte te brengen van het realiseren van energiebesparende maatregelen in het gebouw. Het is verstandig dat de ondernemer hiermee rekening houdt bij het opstellen en aangaan van contracten.
Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit
Infomil | 3
Noten 1. Wettelijke grondslag is de Woningwet. Wettelijke grondslag is de Woningwet.
2. Wettelijke grondslag is de Wet milieubeheer. Wettelijke grondslag is de Wet milieubeheer.
3. Zie artikel 5.12 van het Bouwbesluit. Zie artikel 5.12 van het Bouwbesluit.
4. Zie artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Zie artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
5. Zie artikel 8.41a (tweede lid) van de Wet milieubeheer. Zie artikel 8.41a (tweede lid) van de Wet milieubeheer.
6. Zie artikel 8.41a (tweede lid) van de Wet milieubeheer. Zie artikel 8.41a (tweede lid) van de Wet milieubeheer.
Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit
Infomil | 4
Colofon Bron: http://www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/uniformeleidraad/bouwbesluit/ Datum: 5 september 2014 Dit is een publicatie van: Kenniscentrum InfoMil www.infomil.nl
Post Kenniscentrum InfoMil Postbus 7007 2280 KA Rijswijk
Bezoek Kenniscentrum InfoMil Lange Kleiweg 34 Rijswijk Kenniscentrum InfoMil is onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving van Rijkswaterstaat, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Meer over Rijkswaterstaat Leefomgeving vindt u op www.rws.nl/leefomgeving. Meer over Rijkswaterstaat vindt u op www.rws.nl