ATRIA EN HET BOUWBESLUIT
Veiligheidsregio Haaglanden 11-09-2006
Inleiding Onder een atrium wordt verstaan een wel of niet besloten ruimte welke zich over een aantal verdiepingen uitstrekt. Deze vorm van bouwen leidt al jaren tot “creatieve eisen” van de overheid (brandweer) waarbij een voldoende mate van brandveiligheid wordt betracht maar waarbij echter onvoldoende onderlinge uniformiteit is geconstateerd. De bouwregelgeving (Bouwbesluit) geeft geen specifieke eisen ten aanzien van deze vorm van bouwen. Men kan zich afvragen of dit wel noodzakelijk is. In het kader van deze notitie is onderzocht of de gegeven (prestatie)eisen in het Bouwbesluit eveneens toepasbaar zijn op (gebouwen met een) atrium. Uit dit onderzoek is gebleken dat met het gestelde in het Bouwbesluit gebouwen met een atrium in voldoende mate op brandveiligheid kunnen worden getoetst. Een atrium zal zich veelal in een gebouw bevinden met een bepaalde gebruiksfunctie. Veelal zal het voorkomen dat een gebouw meerdere gebruiksfuncties bevat. Daarbij kan het voorkomen dat een atrium een afwijkende gebruiksfunctie heeft ten opzichte van het resterende gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan een bijeenkomstfunctie in een kantoor-, logies-, gezondheidszorg-, woonfunctie en dergelijke. Iedere gebouwfunctie resulteert in een daarbij horend eisenpakket. In zogenaamde combinatiegebouwen zullen de zwaarste eisen van een der gebruiksfuncties bepalend zijn voor het totale brandveiligheidsniveau. Om een goede toetsing/beoordeling van een atrium te kunnen verrichten is hiervoor een stromingsdiagram ontworpen waarbij met behulp van logische stappen de brandveiligheid kan worden beoordeeld. Zoals zal blijken is een voortdurende connectie gelegd met de eisen zoals deze voor de betreffende onderdelen in het Bouwbesluit zijn gegeven, waarbij steeds is afgewogen wat het uitgangspunt en het doel van de gestelde eis inhoudt. In bepaalde situaties zal, gezien de betreffende bouwwijze, moeten worden gekozen voor een gelijkwaardige oplossing. Ook dit is in voorkomende gevallen in deze richtlijn opgenomen. De opsteller van deze richtlijn hoopt hiermee een duidelijke benadering van “de atrium-problematiek” te hebben geboden en daarmee tevens uniformiteit in de toetsing hiervan te realiseren.
Jan Brekelmans Veiligheidsregio Haaglanden
Toelichting stromingsdiagram ATRIUM 1) Onder een atrium wordt verstaan een wel of niet besloten ruimte die zich over meerdere verdiepingen uitstrekt. 2) Of een atrium als een besloten of een niet-besloten ruimte moet worden beschouwd, dient aan de hand van het gestelde in de toelichting van artikel 2.169 van het Bouwbesluit te worden bepaald. NEN 6093 (RWA) brengt voor een aantal niet-besloten ruimten de condities voor toevoer van verse lucht en de afvoer van rook in beeld. 3) Volgens het Bouwbesluit, artikel 2.104 lid 1, ligt, met uitzondering van een industriefunctie, een besloten ruimte in een brandcompartiment. De omvang wordt in artikel 2.105 aangegeven. Met uitzondering van een atrium als logiesfunctie geldt een maximaal gebruiksoppervlakte van 1000 m2. Voor een logiesfunctie is 500 m2 van toepassing. 4) Het Bouwbesluit vermeldt in artikel 2.200 lid 1, de functionele eis dat, indien het gebruiksoppervlakte groter is dan is toegelaten, een en ander zodanig moet worden ingericht dat het brandveilig is. Er dient dus te worden aangetoond dat aan de functionele eis wordt voldaan. Een mogelijkheid hierbij is een toetsing zoals is omschreven in het Brandbeveiligingsconcept, Beheersbaarheid van brand, van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Essentieel voor het maximaal toelaatbaar brandcompartiment is de “gemiddelde vuurbelasting”(het gemiddelde van de permanente en variabele vuurbelasting), waarbij kan worden opgemerkt dat indien deze minder bedraagt dan 8 kg vurenhout-equivalent/m2 (+ 150 MJ/m2), het oppervlakte van het betreffende atrium onbeperkt groot mag zijn. 5) Indien het atrium als besloten moet worden beschouwd zal deze, met betrekking tot een goede ontvluchting, zodanig moeten zijn ingericht dat een goede ontvluchting is gegarandeerd. Derhalve dienen een aantal stappen te worden doorlopen. 6) De vereiste loopafstanden zijn onder andere afhankelijk van aspecten zoals gebruiksfunctie en bezettingsgraad. Zie hiervoor artikel 2.136. Daarnaast gelden voor enkele gebruiksfuncties (o.a. wonen en kantoor) ook een eis met betrekking tot de maximale loopafstand tussen twee toegangen. Zie hiervoor de artikelen 2.148 lid 6 en 2.172. 7) Indien de maximale loopafstanden worden overschreden kan dit worden opgelost door extra rookvrije vluchtroutes aan te brengen in de vorm van trappenhuizen, vluchtdeuren naar buiten of rookscheidingen. 8) Conform artikel 1.5 kan, indien niet aan het gestelde bij 6 en 7 kan worden voldaan, gedacht worden aan een gelijkwaardige oplossing in de vorm van een rook-warmte afvoerinstallatie (RWA). Het verdient de voorkeur een dergelijke installatie als gecertificeerde brandveiligheidsvoorziening uit te laten voeren. Hiervoor dient te worden verwezen naar de Regeling Rookbeheersingsystemen van het Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) te Houten. Essentieel voor het functioneren van deze regeling is het aangeven van de (prestatie)eisen van de brandweer. Daartoe zal de brandweer het PvE moeten opstellen zoals dit is afgedrukt in de NPR 6095-1. Hierbij zal onder andere de vereiste rookvrije zone moeten worden aangegeven. Bij de vaststelling hiervan is het hoogteniveau waarop de bij punt 6 beschreven loopafstanden worden overschreden. Het is mogelijk de RWA-installatie welke op basis van het gestelde bij punt 2 (wel of nietbesloten) te combineren met de RWA-installatie welke in verband met ontvluchting noodzakelijk kan is.
9) Onafhankelijk van het gegeven of een atrium als besloten of niet-besloten moet worden beschouwd, zal het aspect branduitbreiding via het atrium moeten worden getoetst. Hierbij dienen de horizontale en de verticale trajecten te worden bestudeerd alsmede de verkregen situatie bovenin het atrium. 10) Voor de bepaling of brandoverslag kan plaats vinden, verwijst het Bouwbesluit naar NEN 6068. Ten aanzien van het aspect “brandoverslag” vermeldt genoemde norm: de uitbreiding van brand van een ruimte naar een andere ruimte uitsluitend via de buitenlucht. Of in een atrium sprake is van “de buitenlucht” valt te betwijfelen. Men kan zich echter afvragen of dit relevant is. Belangrijker is te weten of NEN 6068 in een atrium toepasbaar is. Uit onderzoek blijkt dat dit afhankelijk is van de hoeveelheid beschikbare zuurstof in het atrium zoals dit in een buitenluchtsituatie het geval is. Dit zal in de praktijk inhouden dat voldoende verbindingsopeningen met de buitenlucht in het atrium (in geval van brand) aanwezig moeten zijn. Het is mogelijk dat een RWA-installatie welke op basis van het gestelde bij punt 2 (wel of nietbesloten) of de RWA-installatie welke in verband met ontvluchting (punt 8) noodzakelijk is, in geval van brand, voor voldoende zuurstof zorgdraagt. 11) Indien invulling is gegeven aan het gestelde bij punt 10 kan met behulp van NEN 6068 worden bepaald of een horizontale (bouwdelen/brandcompartimenten) branduitbreiding kan plaatsvinden. Het is in dit stadium goed te weten dat de gevels van de gebouwen van waaruit de weerstand tegen brandoverslag moet worden bepaald, aan de buitenzijde (in atrium) minimaal moeten voldoen aan klasse 2 van de bijdrage tot brandvoortplanting, bepaald volgens hoofdstuk 3 van NEN 6065. 12) Indien invulling is gegeven aan het gestelde bij punt 10 kan met behulp van NEN 6068 worden bepaald of een verticale (bouwlagen/brandcompartimenten) branduitbreiding kan plaatsvinden. Het is in dit stadium goed te weten dat de gevels van de gebouwen van waaruit de weerstand tegen brandoverslag moet worden bepaald, aan de buitenzijde (in atrium) minimaal moeten voldoen aan klasse 2 van de bijdrage tot brandvoortplanting, bepaald volgens hoofdstuk 3 van NEN 6065. 13) Naast de uitbreidingstrajecten zoals deze zijn beschreven bij punt 11 en 12, zal ook moeten worden onderzocht of branduitbreiding kan plaatsvinden door aanwezigheid van een gevormde (hete) rooklaag bovenin het atrium. Een en ander zal kunnen plaatsvinden door straling en convectie als gevolg van de temperatuur van de betreffende rooklaag. 14) Indien uit onderzoek blijkt dat branduitbreiding kan plaatsvinden, zullen aanvullende voorzieningen noodzakelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan brandwerende scheidingen (geveldelen), sprinklerinstallatie, hoger liggende rooklaag e.d.
1.
ATRIUM
2
Atrium besloten?
Nee
Ja
3
Opp. < 1000 m2?
Nee
Ja
4 Gelijkwaardige oplossing? (BvB)
Nee
Ja Voldoet niet
5
9
Ontvluchting
Branduitbreiding 10 6 Toepassing van NEN 6068 mogelijk?
Ja
Loopafstanden voldoen ? Nee
Nee
Ja 11
7
Voldoet horizontale branduitbreiding?
Ja Extra trap(pen)/ rookscheidingen aanwezig?
Nee
Ja Nee
12 Nee
8 RWA aanwezig?
Voldoet verticale branduitbreiding?
Ja
Nee Ja 13 Nee Voldoet atrium bovenin? Ja
14 Atrium voldoet niet
Atrium voldoet
Aanvullende voorzieningen treffen.