En hij stak zijn handje in dat trommeltje Wij gingen op bezoek bij inwoners van ‘s-Gravenwezel, die destijds nog geloot hebben. Wellicht denkt U ook even terug aan «De Loteling» door Hendrik Conscience geschreven niet verre van het Zoerselbos, waarin we lezen :
«Hij was gekomen de droeve Maartdag, in den almanak van 1833 door Trien met een zwart kruis geteekend !
De jonge man was met een tiental makkers uit het dorp naar Brecht gegaan om te loten. Hij was er in geloot.
Karel van de Patatboer zong :
Och God, schoon lief, ik moet u gaan verlaten ; Wat droevig lot, 'k moet onder de soldaten. Adieu, vergeet mij niet !
Vooraf zouden we de militaire loting even willen toelichten : Het Directoire voerde in 1798 de verplichte loting in (Boerenkrijg) !
J.B. Poukens S.I. leert ons in zijn «Geschiedenis van België» :
«Door de wet De Brouckère (1832) werden aanvankelijk de lichtingen gevormd door jaarlijkse lotingen, waarbij plaatsvervanging was toegestaan, en door vrijwillige dienstneming. Onder invloed der antimilitaristische gevoelens der bevolking werd zelfs in 1902 het vrijwilligerstelsel de voornaamste bron der recrutering, hoewel de loting bleef bestaan. Dreigend oorlogsgevaar bracht het land in 1905 tot andere gedachten, en Leopold II, die sinds jaren op versterking van het leger aandrong, kon op zijn sterfbed (14 dec. 1909) de nieuwe legerwet ondertekenen, waardoor de beperkte persoonlijke dienstneming (één zoon per gezin), aangevuld door vrijwillige dienstneming, ingevoerd werd en de loting afgeschaft. Juist vóór de eerste wereldoorlog (1913), toen de internationale toestand steeds gevaarlijker werd, kon minister de Broqueville de algemene dienstplicht doen aannemen.»
Tot daar J.B. Poukens.
Vóór einde 1909 duidde de loting dus de jongelingen aan, die in het leger moesten dienst nemen. Indien men een slecht nummer geloot had, kon men zich laten vervangen door een plaatsvervanger te kopen. De prijs bedroeg hier nagenoeg 1600 F, een klein fortuin in die tijd voor ekonomisch zwakken die zich daarmee b.v. vier koeien konden aanschaffen. Er waren zelfs kandidaten die zich tweemaal verkochten, zodat ze een aardig kapitaaltje bijeen kregen.
Inderdaad, een bedrag van 1600 F was toen niet te onderschatten. Vergelijk zelf. Eén onzer lotelingen in het Rusthuis zei ons dat zijn vader, die schooldirecteur was, toen een jaarwedde had van 2200 F. Het was in die tijd, zegt Sooi Bosch, dat in St.-Job het brood van de Bakkerij Dierckx (Volkslust), uit Merksem, 25 centiemen kostte en dat het daar mondgemeen was dat «als we met de bakker moeten eten, eten we ons eigen arm», zodat de meeste inwoners zelf bakten.
Niet erg vleiend waren de toenamen : bloedhond of zielhond, die men gaf aan de tussenpersonen die leefden van de verkoop van plaatsvervangers. Bovendien, zo zijn plaatsvervanger deserteerde, moest de loteling een nieuwe kandidaat vinden en indien dat niet lukte, moest hij zelf soldaat worden, ofschoon hij reeds 1600 F had betaald.
EN DRINKEN TOTDAT OP IS... Zij die geboren zijn na 1890 hebben niet meer moeten loten. Dan geven wij er ons onmiddellijk rekenschap van dat deze mannen in 's-Gravenwezel niet meer zo dik zullen lopen, als we dan nog van «lopen» mogen spreken ; en toch, in het Rusthuis troffen wij vijf lotelingen aan die het nog vrij goed doen. Kom, vergezel ons eerst naar deze lotelingen die nog in hun eigen woning verblijven. Wij worden er overal best ontvangen.
1. EMIEL EELEN wonend in de Kerkstraat, is geboren te ‘s-Gravenwezel in 1883. Daar hij op studie was, lootte zijn vader in zijn plaats (in Schilde ?), waarschijnlijk in 1902. Vader Eelen had het geld op zak om desgevallend een plaatsvervanger te kopen, maar gelukkig trok hij een goed nummer uit het trommeltje : 200. De man was zo tevreden dat hij voor de lotelingen van 's-Gravenwezel een diner aanbood in het café «In de Oude Kroon» bij Keske (Cornelius De Meyer) toen gelegen op de hoek van de Kerkstraat en Oudaenstraat. Daar zongen zij dan het lied, uiteraard meerstemmig... «en hij stak zijn handje in dat trommeltje...» De volledige tekst kan hij zich niet meer herinneren, 't is ook al zo lang geleden.
2. FRANS VAN DEN BOSCH
beter gekend als Sooi Bosch, woont nu sedert 1949 in de Kerkstraat, naast de Kerk. Hij is geboren te St-Job in 1886. In 1923 vestigde hij zich in onze gemeente. Vijfentwintig jaar lang hield hij het gekende dorpscafé «De Engel» dat nu nog zijn eigendom is. Sooi lootte in 1905 te Schilde en trok een slecht nummer : 86, de laatste twee cijfers van zijn geboortejaar, maar hij was vrij van dienst omdat zijn oudste broer Pol vóór hem al soldaat geweest was, op voorwaarde voegt hij er bij, dat hij nog drie jaar als steun bij moeder bleef en zich goed gedroeg, anders had hij toch soldaat moeten worden. Sooi voldeed aan die voorwaarde en trad in het huwelijk in 1908.
Om een pintje te pakken, één bij wijze van spreken, mocht Sooi zijn pree van veertien dagen voor zich houden. Er dreigde echter gevaar, meende hij, want enkele tijd voor die belangrijke dag in zijn leven aanbrak, kreeg hij de mazelen. 't Viel nog goed uit, Sooi kon meegaan.
De dag der loting stapte hij met zijn lotgenoten, te voet natuurlijk, van St-Job naar Schilde en te voet terug. De terugreis ging met etappen van de ene herberg naar de andere. Twee dagen van pretmakerij, misschien niet altijd even stichtend, maar ja, dat waren ook uitzonderlijke kermisdagen waarop veel meer toegelaten was. In de roes der feestviering heeft een vriend het lotnummer van Sooi opgegeten.
De enen dronken een stevige pint omdat zij er uit geloot waren, de anderen eveneens uit puur verdriet omdat zij er in waren. Er waren er die lachten, anderen die weenden. Het nummer en een krans van veelkleurige papieren bloemen rond de klak of de hoed, zakten de lotelingen al zingend af :
112 en da kan er nog al deur 't is 't ergste veur heur...
Na zijn lotelingsjaar ging Sooi wel eens mee met een groepje lotelingen. Dat bracht hem een goed centje op : van elke loteling kreeg hij vijf frank drinkgeld om hun familieleden op een drafje te gaan inlichten wie er uit en wie er in geloot waren, daar werd immers in de grootste spanning op nieuws gewacht. Zo konden de lotelingen ongestoord, arm aan arm, hun slakkegangetje gaan. Denk aan schoon lief dat tijdens de loting zo opgewonden was dat het bericht niet gauw genoeg thuis kon aankomen. Duivenmelkers namen een duif mee die ze onmiddellijk na de loting oplieten om het spoedbericht over te brengen.
3. FIK TUBBAX
een bekend figuur uit de wielerwereld, woont in het café «De Vogelzang» op de Wijnegemsesteenweg. Hij vertelde ons dat hij te Deurne geboren is op 11-2-1882. Hij beweert nu de oudste inwoner van 's-Gravenwezel te zijn. Verblijft er in het Rusthuis niet een dame die 99 jaar oud is ? Inhalen kunt ge ze niet Fik, maar ge kunt ze wel in de gaten houden... als ze begint te hoesten, zou Godfried Bomans zeggen.
Fik heeft in 1901 geloot in 't gemeentehuis van Merksem. Zijn nummer dat in een soort naaldenkoker verborgen zat : 321, was een geluksnummer. Gevolg, drie dagen op de lappen met andere lotelingen in een gehuurde koets, een koetsier en een muzikant erbij met een trekorgel.
Na de loting werd Fik coureur, veertien jaar lang. Over zijn prestaties leest U meer in ons julinummer 1969. 4. IN MEMORIAM
vermelden we nog de heer Alfons Jans, G. de Pelichylaan 25, geboren te Antwerpen op 2-7-1883, die we niet meer konden bereiken daar hij op 28 mei 1970 in het ziekenhuis te Antwerpen overleed. De begrafenis had hier plaats op maandag 1 juni te 10 uur. Deze loteling was ons oudste lid in jaren. Op de uitvaart was onze heemkring vertegenwoordigd en bood aan de achtbare familie onze kristelijke deelneming aan.
Het lag voor de hand dat we op zoek moesten gaan naar lotelingen in het RUSTHUIS. Daar troffen we er eventjes vijf aan in de prachtige tuin achter het gebouw, vier priesters en een leek, alle vijf kranig en jong van hart ; van goed humeur gesproken !
5. Z.E.H. Kanunnik Alfons VAN DEN DRIES
geboren te Veerle (bij Averbode) in 1884. Daar hij in het Seminarie verbleef, mocht zijn vader in zijn plaats loten te Westerlo in 1904. Een goed nummer : 103. Toch was hij verplicht naar de keuring te gaan te Turnhout, ofschoon hij zo goed als zeker was geen soldaat te moeten worden ; dat was alleszins afhankelijk van het aantal vrijwilligers die zich aanboden, rekening houdend met het feit dal hij er slechts uit geloot was op twee nummers na.
6. Z.E.H. Deken Frans HENDRICKX
geboren te Boechout in 1884, lootte te Kontich in 1903. Hij herinnert zich zijn nummer niet meer. Hij was er uit geloot en dat volstond. De burgemeester was zijn plaatsvervanger voor de loting.
7. Z.E.H. PASTOOR GEYSEN
geboren te Deurne op 30-7-1889, moest loten te Merksem in 1908. Zijn nummer: 214 was van de winnende partij.
8. Z.E.H. PASTOOR DIERCKX geboren te Hoboken in 1883 heeft geloot te Berchem in 1902 : een gunstig nummer : 216. ‘s Morgens vertrokken de lotelingen opgewonden aan het oud gemeentehuis te Hoboken. Een piston, een bugel en een trommel begeleidden hen om een riem onder het hart te steken.
Zij keerden terug met papieren rozen rond hun klak, arm aan arm en zongen... «en hij stak zijn handje in dat trommeltje».
9. HENDRIK MAES
de laatste loteling uit onze rij, zijn wij bijzonder dankbaar voor een waardevol museumstuk dat hij ons op 27-5-70 schonk en dat we met groot genoegen overmaakten aan onze heemkring. Vele lotelingen plaatsten hun nummer in een kadertje en hingen het aan de wand in hun kamer. Dat deed ook Hendrik Maes, maar hij maakte er een waar pronkstuk van, een autentiek en kostbaar dokument voor de verzameling van ons heem. De bezoekers van nu en later zullen het met veel belangstelling kunnen bekijken in ons lokaal.
Dat Hendrik Maes afstand heeft kunnen doen van dit familiestuk, zal voor ons allemaal een stimulans zijn om de verzameling van ons heem te doen aangroeien en veilig te stellen voor het nageslacht.
Hendrik is geboren te Antwerpen in 1886. Hij lootte in 1906 aldaar in het stadhuis het nummer 862 Huit cent soixante-deux Acht honderd twee-en-zestig
Geen gunstig getal, toch vrijgesteld omdat zijn broer reeds soldaat geweest was. Daar zijn ouders genoeg lasten betaalden, was hij echter verplicht dienst te nemen bij de Burgerwacht ofte Garde Civique. Edoch met kunst- en vliegwerk kwam hij er toe zich daarvan af te maken.
En of er gefeest werd van maandag tot vrijdag, op toernee met omnibus en paard. Om te eindigen vergastte de loteling ons op de vertolking van het liedje dat zij zongen na afloop van de loting :
Veel liever, veel liever drij jaren soldaat Dan te leven met die teven in een huwelijken staat.
En zuipen totdat op is, dat op is, dat op is En zuipen totdat op is, dat op is zuipen wij.
M. SMITS