M‐ie‐eu‐wwww, m‐ie‐eu‐wwww... tot onze oren doof stonden. Al hadden we gelukkig oordopjes voorzien. Voor de gelegenheid van de A1 Grand Prix wordt het stadscentrum van Durban omgetoverd tot een echt raceparcours. Een A1‐race is vergelijkbaar met de alombekende Formule 1 op het feit na dat alle kandidaten met hetzelfde model rijden. Het hangt dus enkel en alleen af van de rijvaardigheid van de piloten. Onze lokatie op de tribune is werkelijk schitterend gelegen. Naast het feit dat we uren in de zon staan te smelten, hebben we ook uitzicht op de eerste haarspeldbocht van het parcours. En als er ergens spektakel gebeurt, dan is het daar wel. Omdat de wagens nog te dicht bij elkaar rijden vlak na de start, verkopen ze elkaar graag wel eens een poepstampje om toch maar sneller door die bocht te geraken. Als alles dan goed mee zit, schuift de getroffen auto wat opzij en verliest hij daardoor wat snelheid. Maar in het slechtste geval is het serieuze koekenbak, bumpers en andere onderdelen worden van de voorganger afgereden om nadien vermorzeld te worden door de 20 volgende speedcars, motoren vallen stil en ja, zelf één van de wagens rijdt al brandend nog een 100‐tal meter verder. Uiteindelijk wordt het zo erg dat men besluit om de race voortijdig af te lassen. Ai ai ai, en dan te bedenken dat de Zuid‐ Afrikaanse wagen dit laatste euvel op zijn geweten had. Niet gepanikeerd, het publiek blijft hem als de held van de dag zien. En dan komen onze bezoekers... Het voorjaar is blijkbaar een gegeerde periode. Op een maand tijd verwachten we een 6‐tal bezoekers. De eersten die aan de beurt zijn, is Annelies en haar ‘clan’ of anders gezegd, Herlinde en Jessica. Ze maken met hun drietjes een rondreis in Zuid‐Afrika en blijven 4 dagen bij ons. De één is nog niet goed buiten of de volgende komt al binnen gevlogen. Een dag later arriveert Frédéric’s mama, die ons 3 weekjes komt vergezellen. We verwachten ook nog Ilse en Karen eind maart die hier een dikke 2 weken zullen verblijven. Jammer genoeg krijgt Karen een 10‐tal dagen voor de afreis een onthutsend bericht zodat ze noodgedwongen haar reis moet afzeggen. Dikke pech voor de thuisblijver natuurlijk en ook wel een beetje sneu voor de reizigster in spé. Maar niet getreurd, er staan genoeg plezante dingen op het programma om een super tijd te beleven. En plezante dingen beleefden we.... Op drie weken tijd ga ik drie keer naar de Drakensbergen. Drie verschillende plaatsen (Cathedral Peak, Amphitheatre en Giant’s Castle) en drie keer oh zo anders. De eerste keer broemen we met de door Annelies gehuurde Chico (Golf 2 – wordt hier nog steeds nieuw gemaakt en is ook enorm populair) naar Cathedral Peak. Het wordt een gesleur en getrek om ons bakje door de bochten te krijgen. Eénmaal ter plaatse is het voor een aantal onder ons (sorry, Jess :‐) opnieuw gesleur om tot de waterval te stappen. De zon is moordend heet en het gras prikt aan onze enkels maar de uitzichten zijn betoverend en doen ons verder gaan. Ware het niet dat we de beoogde waterval maar niet vinden en uiteindelijk toch maar rechtsomkeer maken. Maar daarom niet minder geslaagd. De views zijn werkelijk adembenemend, ik maak er voor het eerst kennis met de ‘protea’, Zuid‐Afrika’s nationale bloem en om ©Copyright 2008‐06‐06 Zuid‐Afrika: Bezoekerkestijd
1/6
Isabel Persoons & Frédéric Van Wesemael
het avontuur nog wat aan te sterken moeten we ook nog door een aantal riviertjes waden en botsen we zowaar bijna op een puffadder, één van Zuid‐Afrika’s dodelijke slangen, die lekker ligt te zonnen op ons wandelpad! Een dikke week later gaan we terug richting ‘The Berg’ maar deze keer is het een heel ander verhaal dat we beleven. Het is koud, koud en nog eens berekoud ook! Samen met Frédéric’s moeder doen we een dagtrekking in het Royal Natal Park. Daar ligt het befaamde Amphitheater, een hoopje bergen in een immense ronde dat neerkijkt op een lager gelegen vlakte. We hebben blijkbaar de beste dag (!) uitgekozen want het hele spektakel situeert zich in de wolken. Af en toe wijken die eens uit elkaar en zien we een glimp van het lager gelegen dal. Prachtig, maar koud, zoals ik al zei. We zijn gekleed met alle mogelijke pulls die we maar hebben, een regenjas, kap en sjaal en 2 paar kousen over onze handen! Eénmaal we een bepaalde hoogte bereiken, lopen we boven de wolken en is het zonnetje van de partij! We spelen de hele kleerkast dan maar uit om ze enige momenten later weer aan te doen. Een wolkje voor de zon, een windje op een hoogte van om en bij de 3000 meter,... het is allemaal genoeg om de voeltemperatuur met 20 graden te doen dalen. Kleren aan, kleren uit,... op de duur weten we het ook niet meer. Ons dan maar conncentreren op iets anders, zoals de Tugelawaterval die vanop het hoogplateau 1 kilometer naar beneden dondert. Jawel, goed gelezen, 1 kilometer, wat haar ineens de tweede hoogste waterval van de wereld maakt. De tocht wordt vervolgens verder gezet en bij de afdaling moeten we nog een 40‐tal meter in hoogte overbruggen door loodrecht naar beneden over een ijzeren touwladdertje te klauteren. Brrr, bilspleet toenijpen en vooral niet naar beneden kijken! ’t Was weer lekker spannend, met andere woorden. We beperken onszelf dit weekend echter niet enkel tot deze tocht, maar verkennen ook nog een dag het oosten van Lesotho. Het is de Sani Pass, die ons tot daar brengt. De pas is zoals eerder vernoemd enkel per 4x4 te berijden en het wordt dus een gehotsebots van jewelste. Ook hier weer protea’s te zien met kleine vogeltjes erop of beter erin... Eenmaal we in Lesotho zijn, kunnen we er niet naast kijken hoe armtierig de bevolking hier leeft. Auto’s (lees: Jeeps) zie je enkel als er een andere toerist voorbij‐‘stoft’. De plaatselijke bevolking (Basotho’s) gebruiken ezeltjes om zich te verplaatsen. Ze drijven zo hun kudde schapen over de rivieren en springen natuurlijk als een echte herder in de bres (lees: in het water) als 2 van hun schapen op een uitstekende rots in het water bang achter blijven.
©Copyright 2008‐06‐06 Zuid‐Afrika: Bezoekerkestijd
2/6
Isabel Persoons & Frédéric Van Wesemael
Het is ongelofelijk dat er mensen zijn die anno 2008 nog in zulke omstandigheden leven. Soit, ze zien er best gelukkig uit, dus waarom ook niet. Het geeft ons wel wat het gevoel dat wij als Westerlingen onze maatschappij wel eens te veel naar voor duwen als ‘de norm’ terwijl dat niet altijd vanzelfsprekend voor andere culturen op gaat. Eéntje om over na te denken dus... Zoals beloofd, komt er dan uiteindelijk ook nog een derde trip naar onze geliefde bergen. Samen met Ilse broem ik naar een plekje dat gekend staat als ‘Giant’s Castle’. Frédéric zit ondertussen op zijn werk dus die kan jammer genoeg niet mee. Mmmmm, bedenken we ons éénmaal we van de highway afrijden. In de verste verte is alweer geen levende ziel te bekennen en het kan best wel eens een paar uur duren voor we een andere wagen zien. Hopelijk dus geen pech onderweg... Gelukkig is het lot ons goed gezind en komen we de dag heelhuids door. Nu ja, we konden altijd nog hulp vragen aan die 2 wandelende boompjes in de verte. In werkelijkheid waren dat 2 vrouwen (?) met een half bos op hun hoofd. Over gezichtsbedrog gesproken... Eénmaal ter plaatse bezoeken we het Didima Rock Art Centrum, een verscholen grot die de afgelopen 4000 jaar verfraaid werd door leuke tekeningetjes van de San (= Bosjesmannen). Er is een gids die uitlegt dat de meeste van die mannetjes geschilderd werden terwijl men zich in een soort trance bevond. Drugs is dus van alle tijden! Opmerkzaam is ook dat deze nomadische bevolkingsgroep tot ongeveer 150 jaar geleden in een prehistorisch tijdperk leefde. Ze trokken rond en leefden van de jacht en bessenpluk. We schieten ons dan ook maar in ’de pluk’al zijn het bij ons geen bessen maar bloemetjes. De velden langs de kant van de wegen staan vol met witte en roze herfstbloeiers. Genoeg om Frédéric te verrassen met een boeketje. De details hoe Ilse clandestien in het veld van de één of andere bijna aan de priekdraad blijft hangen met haar rokje, gaan we hier niet uit de doeken doen. Het komt er op neer dat de hele auto (lees: leeg waterflesje) na een poosje vol bloemen steekt. Soit terug naar de bessenpluk van de Bosjesmannen... De Zuid‐Afrikaanse medemens vond dat blijkbaar maar niets en verdreef de San, die zijn laatste toevlucht zocht in de Drakensbergen. Vandaag de dag bestaan er nog steeds Bosjesmannen, al leven ze natuurlijk niet meer in de omstandigheden van een honderdtal jaar geleden. Ze worden echter nog steeds minachtend bekeken door de andere Afrikanen, tenminste als we de gids mogen geloven. Impressionant maar dan op een heel ander niveau is ook de townshiptour die we in Durban doen. Om 9 uur worden we opgehaald door een ‘Sardonisbusje’. De chauffeur is tevens onze gids en wij zijn blijkbaar de enigste ‘toeristen’ vandaag. Ook hier hetzelfde verhaal als in Kaapstad. Tijdens de jaren van het apartheidsregime werden duizenden mensen gedeporteerd naar wijken buiten de stad. Dit met als gevolg dat mensen ineens op tientallen kilometer van hun werk vandaan woonden. Openbaar vervoer was er nauwelijks. Het resultaat loog er niet om, het werkloosheidspercentage schoot de lucht in. Schrijnende armoede en onhygiënische leefomstandigheden wakkerde de slechte gezondheidstoestand aan. Onze eerste stop brengt ons naar het township Cato Manor. Deze wijk ©Copyright 2008‐06‐06 Zuid‐Afrika: Bezoekerkestijd
3/6
Isabel Persoons & Frédéric Van Wesemael
werd tientallen jaren geleden verplaatst naar KwaMashu, wat zo’n dertigtal kilometer buiten de stad ligt. Tegenwoordig zijn er heel wat mensen terug verhuisd naar Cato Manor en zien we dus ook hier een ‘informal settlement’. Een duizendtal mensen wonen op een lap grond zo groot als een voetbalveld. Ze maken hun huisjes uit golfplaten, karton,... zeg maar alles wat er te vinden is. De huisjes staan zo dicht op elkaar dat men er letterlijk op elkaars lip leeft. Onze gids drukt ons op het hart om hier nooit alleen te komen. “In het township geraken zal geen probleem zijn. Of je er weer uitgeraakt, is weer een andere vraag”, vertelt hij ons. Vervolgens brengt hij ons naar een aantal andere wijken waar we onder begeleiding van hem 2 gezinnen bezoeken. Niet dat ‘the big mama’ in het huisje ons iets zal doen maar het township is natuurlijk groter dan dat alleen. Langs alle kanten zijn er oogjes die naar ons loeren. Ook wij zijn nieuwsgierig naar hen... hoe ze hun huisje inrichten, hoe ze koken, slapen, kortom leven. We ontdekken de keuken waar een ‘antieken’ olievuur te zien is, een slaapkamer waar een oude naaimachine staat en hun leefruimte met ... een blinkende brand new televisie. Het lijkt ons een beetje raar maar wordt door de gids al gauw verklaard. Raar maar waar is dit een aidspreventiemiddel. Het houdt de jonge meisjes ’s avonds binnen en daardoor is de kans dat ze op straat gewild of ongewild sexueel contact hebben een stuk kleiner. Ik kan me niet voorstellen om in deze wereld geboren te worden. Een wereld waar gevaar achter elke hoek loert. En toch proberen de mensen er het beste van te maken. Onze trip zet zich vervolgens voort door wijken waar de mensen een stenen huisje kregen van de overheid. Sommigen huren dit, anderen zijn in de mogelijkheid om dit te kopen en nog anderen krijgen dit van de overheid. Het hangt allemaal af van de situatie waarin men verkeert. We komen ook nog voorbij een reuze ’hostel’. Enorme flatgebouwen waar duizenden mensen in een appartement van enkele vierkante meter wonen. Alweer hetzelfde verhaal als in Cape Town. De overheid vond dat de zwarte bevolking te snel aangroeide en zonderde de mannen af in deze woonblokken. Tegenwoordig wonen hier ook vrouwen en koppels maar stuk voor stuk zijn het mensen die de regering liever ziet gaan dan komen. Prostitutie, drugs, wapens, alles is hier te vinden. Onthutsend als we zien dat op de volgende heuvel het luxueuse shoppingscomplex ‘Pavilion’ oprijst! Onze gids komt opnieuw af met een waarschuwing. In deze buurt mogen we zelf niet uit de auto onder begeleiding van hem (= een zwarte, dus). En zo horen we het ook een keertje van een ‘deskundige ter plaatse’ in welke buurten we maar beter wegblijven. Het is soms moeilijk om te geloven dat het centrum van Durban in de verste verte niet vergeleken kan worden met de Veldstraat in Gent. Ons ’Ilseke’ zal het wel geweten hebben, toen we Frédéric gingen afhalen in het centrum en ineens een uurtje vast zaten op de beruchte taxiring. Dat is een straat van een meter of driehonderd waar het krioelt van de sardonisbusjes die dienst doen als gezamelijke taxi. Denk nu maar niet dat je daar als blanke op kunt kruipen... Vooreerst is er in zo’n busje plaats voor een 15‐tal mensen maar zitten ze er in werkelijkheid met een stuk of 40 in. Ten tweede is het systeem achter de rijdende vleesbusjes helemaal niet bekend bij de blanken. Je kan nergens uit afleiden waar welk busje naartoe rijdt. Maar toch hebben ze allemaal bepaalde routes of liever gezegd ‘wijken ‘waar ze in ‘mogen’ rijden. Overtreden ze die wijkgrenzen dan aanziet een ©Copyright 2008‐06‐06 Zuid‐Afrika: Bezoekerkestijd
4/6
Isabel Persoons & Frédéric Van Wesemael
ander busje dat als broodroof en zo gebeurt het wel eens dat men gewoon op de ander begint te schieten... Neen, er wordt hier niet overdreven, al moet het gezegd zijn dat de situatie nu stabieler is dan een aantal jaar geleden toen hier een echte taxi‐oorlog aan de gang was. Soit, al die busjes komen dat te samen op de taxiring waar de mensen kunnen op‐ en afstappen. Het ziet er dus letterlijk zwart van het volk. De driebaansvak staat ook in vijf rijen netjes en vooral chaotisch door elkaar gekrioelt bumper aan bumper vol. En in het midden staan... wij, in onze fonkelende Cherokee! Help! Ja, dat dachten we wel een beetje. Dan maar alweer die bilspleet toenijpen... Van natuur tot cultuur, terug naar natuur... Tijdens het Paasweekend gaan we er met z’n allen 4 daagjes op uit naar Hluhluwe. Deze keer geen bergen maar beestjes! Mmmm... De eerste dag gaan we op bootsafari in het Greater Saint Lucia Wetland. De Fish Eagle is deze keer van de partij en bovendien hebben we het geluk dat er net een nijlpaardenjong geboren is al moet het gezegd zijn dat je van dat kalf in het water niet veel ziet. De volgende dag is het vroeg uit de veren om de volledige dag op safari te gaan in het Hluhluwe‐Imfolozi Game Reserve. We rijden als eerste wagen het park binnen en onze piepoogjes worden al direct beloond als we een hyena spotten, die na zijn nachtelijke wandeling terug de boesjes induikt. Enkele meters verder komen we dan 2 neushoorns tegen die het niet zo op ons bekeken hebben. Na wat gesnuif komt zijn hoorn in vijfde vitesse op ons af. Plangé gas dan maar tot we bijna op een giraf en een kudde zebra’s botsen. Tot zover de eerste 15 minuten van onze safari!! We zijn direct goed wakker en ontdekken nog heel wat andere beestjes. Zoals de dag begon eindigt hij ook. Het laatste kwartier haasten we ons om nog op tijd door de slagboom te geraken. Maar zo dacht ‘Meneer de Olifant’ er niet over! Ineens komt die kanjer van achter de bosjes vandaan en maakt hij wat rare bewegingen. Plangé remmen dus maar en wat achteruit rijden om de kolos de nodige ruimte te geven. Frédéric heeft de boel goed in de gaten en ons Billy kijkt als co‐piloot waakzaam toe terwijl de meiden op de achterbank nogal van katoen geven. Aiaiai, we vrezen dat de bilspeet het deze keer niet zal halen... maar uiteindelijk toch wel want de flauwerik geeft op en zodoende rijden wij als laatste auto het park uit. Pasen zelf wordt dit jaar een hoog‐dag bij uitstek! We gaan snorkelen in Sodwana Bay, tenminste dat dachten we... Frédéric’s mama blijft op uitkijk op het strand terwijl Ilse, Frédéric en ik de golven trotseren op zo’n rubberen speedboot om zo 2 kilometer verder tot de gewenste locatie te varen. De golven doen nogal wat van ‘op‐en‐neer’ en mijn maag begint uit te kijken naar het moment dat we in het water mogen springen. Onze stuurman komt echter vertellen dat de diepzeeduikers eerst uit de boot moeten alvorens wij het ruime sop in mogen. Te bedenken natuurlijk dat die duikers een dikke tien minuten nodig hebben tegen dat hun outfit 100% is. Mijn buikje wordt als maar slechter en ik ben dus ook maar wat blij als ik eindelijk het water in mag. Van het koraalrif is niet zo heel erg veel te zien. De bodem ligt wel 10 meter onder ons en het zicht wordt natuurlijk enorm belemmerd door de opstijgende luchtbellen van onze duikvriendjes beneden. Daarbij komt nog dat de deining in de zee zo erg is dat wij al drijvend op het water telkens een meter naar omhoog en omlaag geduwd worden. ©Copyright 2008‐06‐06 Zuid‐Afrika: Bezoekerkestijd
5/6
Isabel Persoons & Frédéric Van Wesemael
Mijn zeeziekte begint drastisch toe te nemen en na een dik kwartier dobberen, moet ik noodgedwongen opgeven en sleur ik mezelf de boot terug in. Frédéric vergezelt me maar doet eigenlijk niets anders dan met mijn triestige situatie lachen. Ik leg me plat in het midden van de boot in de hoop wat beter te worden. De bootman zegt dat het beter is om naar de horizon te kijken. Hup, ik dan maar over zo’n rubberen kant liggen hangen en ... woeps, daar slaat de maag om. Geen schoon zicht om te zien en onze Frédéric maar lachen. Elk nadeel heeft echter ook een voordeel. De vissen zijn blijkbaar nogal verlekkerd op mijn maaginhoud en zodus krijg ik alsnog een spektakel te zien. Ondertussen is het met Ilse niet veel beter gesteld en komt ze ook terug de boot in geklauterd. Niet zo gemakkelijk en de zwemvliezen vliegen alle kanten uit en Frédéric... tja, jullie raden het wel zeker ☺. Konden we nu maar direct terug naar de kust varen maar neen... we moeten natuurlijk nog een half uurtje wachten op de duikers. Frédéric slaat een klapke met de stuurman terwijl de vrouwen elk aan een kant van de boot het beste van hunzelf geven. Tegen dat iedereen weer geïnstalleerd is in de boot, vraagt men mij om terug plaats te nemen op de rubberen rand. Iets wat ik helemaal niet zie zitten. Het liefst van al beweeg ik me helemaal niet. Maar toch, het liefste wil ik terug op vaste bodem zijn, dus pak ik al m’n moed te samen en hijs me recht. Met zeeziekte valt echt niet te lachen! De één of andere onbekende knoopt mijn reddingsvest vast en uiteindelijk vertrekken we terug richting kust. Onze opdracht luidt om niet direct uit de boot te springen éénmaal de boot op het strand tot stilstand komt maar daar heb ik geen oor naar. Ik vlieg de boot uit en leg me etttelijke meters verder te ‘zieken’ op het zand. Ik heb koud en bibber over heel mijn lijf. Het zal nog tot ’s avonds duren tegen dat mijn gestel terug wat gesetteld is. Een Pasen om nooit te vergeten dus!! Op de laatste dag van onze vierdaagse gaan we op souvenirsjacht en brengen we een bezoek aan Shakaland in Eshowe. Oeps, net iets te laat om aan te sluiten bij de groepstour. Dan maar een privé‐ gids die ons de nodige uitleg verschaft over de Zulu‐cultuur. De verhaaltjes over middeleeuwse onderbroeken en kleurtjesliefdesbrieven herinneren jullie je ongetwijfeld uit een vorige verslag!
©Copyright 2008‐06‐06 Zuid‐Afrika: Bezoekerkestijd
6/6
Isabel Persoons & Frédéric Van Wesemael