Elk dorp zijn eigen kleur
Elk dorp zijn eigen kleur Epiloog bij de tentoonstelling en debattenreeks Rafels, randen en routes over de herkenbaarheid en kracht van het Overijsselse dorpsgezicht. AtelierOverijssel, april 2008
Tentoonstelling Rafels, randen en routes was van 24 november 2007 tot en met 20 januari 2008 te bezichtigen in Kasteel Het Nijenhuis van Museum De Fundatie in Heino [foto’s: Hans Westerink Fotografie]
V
rijdag was er een bijeenkomst van het Atelier Overijssel rond het project Rafels, Randen en Routes. Een project dat verkent hoe we omgaan met het organiseren en inrichten van de kwaliteit van onze ruimte. Mooi initiatief van Theo Rietkerk. Het project probeerde de ontwikkeling van een aantal dorpsranden te analyseren. De bedoeling is dan daar lessen voor de toekomst uit te trekken. Boeiend, maar ook nogal pijnlijk. Boeiend, omdat zichtbaar wordt dat nog altijd veel ‘postzegelplannen’ gestuurd worden door initiatieven van ontwikkelaars. In een proces dat van die afzonderlijke plannetjes geen geheel kan maken. Vaak te klein om goede inhoudelijke procesbegeleiding voor te organiseren. Pijnlijk omdat al die plannetjes mede daardoor zo vreselijk op elkaar lijken. De simpele recht toe -recht aan filmbeelden vanuit een rijdende auto langs de dorpsranden konden overal gemaakt zijn. Niets onderscheidends, en geen rekening houdend met het specifieke karakter van het betreffende dorp. Zuchtend moesten de aanwezige deskundigen dit vaststellen. De analyses die op 5 dorpen waren losgelaten was zoveel....inspirerender. Wat zijn de bijzondere kenmerken van een dorp? Welke historische kenmerken zouden een rol kunnen spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen? Wat zijn de sterke en zwakke structuurelementen in dorp en omgeving? Wat vinden bewoners waardevol en waarom? Hoe versterk je de aanwezige kwaliteit? Opeens kwam het dorp tot leven. Kreeg het een gezicht. Ontstonden discussies over de kernkwaliteiten. En, misschien wel het belangrijkst, ging het niet eerst over economische haalbaarheid, ‘toevallig’ grondbezit, de wens om de bevolking te laten groeien, en om ‘verborgen’ ambities van gemeenten en projectontwikkelaars.
Het verschil in benadering werd pijnlijk zichtbaar toen, na een presentatie van een bureau dat als het ware de kwaliteiten van het dorp als bij een ui, laag na laag, afpelde en zichtbaar maakte, de gemeente aan de beurt was. De presentatie zoals we die kennen. Er is behoefte aan bouwen voor de eigen bevolking. Er wordt met een stichting Dorpsbelangen overlegd. Zoeklocaties worden met sterren aangegeven. Een ontwikkelaar en de gemeente hebben ergens een grondpositie opgebouwd. Daar moet het maar gebeuren. Een globale schets, ontsluitingswegen worden ingetekend, dichtheden bepaald, en dat moet het worden. Hier wordt pijnlijk zichtbaar hoe weinig wij, als bestuurders, bezig zijn met ruimtelijke kwaliteit. De vraag is hoe het dan wel moet. Het begint met bewustwording dat de huidige werkwijze tot meer van hetzelfde leidt. Dat Overijssel zich daarmee niet onderscheidt. Dat voor elke ruimtelijke uitbreiding eigenlijk een analyse nodig is waarmee gemeenten (en initiatiefnemers) zich laten voeden en inspireren met kennis van landschapsarchitecten, stedenbouwers en kunstenaars. Een onafhankelijke task-force die beschikbaar is en inwoners en gemeenten aan de hand neemt op hun zoektocht naar antwoorden op relevante vragen. Waarbij ook het antwoord mogelijk geacht wordt dat uitbreiding ongewenst is. Omdat dat de uitkomst van een gezamenlijk proces is dat laat zien dat het eigene van het dorp anders nog meer verloren gaat. Dat zou een mooie uitkomst zijn. Bewustwording die daadwerkelijk leidt tot een andere aanpak.’ Weblog Dick Buursink, gedeputeerde Provincie Overijssel Vrijdag 21 januari 2008
Inhoud Inleiding
9
Elk dorp zijn eigen kleur
15
Kansen voor kwaliteit
45
Aanbevelingen planproces
57
Aan de slag
69
Colofon
73
Inleiding Elk dorp zijn eigen kleur is de epiloog van de tentoonstelling Rafels, randen en routes over de kracht en herkenbaarheid van het Overijsselse dorpsgezicht. Vijf dorpen - Willemsoord, Zwartsluis, Heino, Goor en De Lutte - stonden hier even in het middelpunt. Ontwerpers, kunstenaars en historici presenteerden visies en plannen voor de ontwikkeling van de dorpen. Aan de hand hiervan werd in debat gegaan met bestuurders, ambtenaren, dorpsbewoners, ontwikkelaars en adviseurs. In deze epiloog worden de eerste conlusies getrokken.
Overzicht onderzoek vijf dorpen Willemsoord
Zwartsluis
Heino
Goor
De Lutte
laag 1 17e - 18e eeuw geleidelijke groei
historisch onderzoek Hildo van Engen Bosch Slabbers
laag 2 rond 1900 omslag doen en denken
laag 3 rond 1960 wederopbouwperiode
laag 4 huidige situatie
fotoreeks Hans van der Meer
Joke Robaard
Observatorium
Ton Matton
NoordPeil
Wapke Feenstra
kunstprojecten
Urban Affairs
ontwerpstudies
laag 5 toekomstvisie
Artgineering
10
Bosch Slabbers
AtelierOverijssel, werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit Elk dorp zijn eigen kleur is één van de projecten van AtelierOverijssel. Deze onafhankelijke werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit is twee jaar geleden opgezet als een samenwerkingsverband van de Atelierpartners: Architectuurcentrum Twente, Dienst Landelijk Gebied, Landschap Overijssel, Kunst & Cultuur Overijssel en Het Oversticht. Het initiatief voor de oprichting is van de Provincie Overijssel. Zij herkent dat ruimtelijke kwaliteit - op schaal van regio’s en provincies - een steeds belangrijker thema wordt. Allereerst omdat ruimtelijke kwaliteit een teken is van welvaart en culturele belangstelling. Maar ook omdat tegenwoordig, in de groeiende concurrentie tussen regio’s, het regionale succes sterk afhangt van omgevingsfactoren. AtelierOverijssel heeft de ruimte om de Provincie hierover gevraagd en ongevraagd te adviseren. De afgelopen twee jaar is door het Atelier een aantal regionale thema’s geagendeerd die op schaal van de provincie belangrijke ruimtelijke consequenties hebben. Zoals de ontwikkeling van – voormalige - boerenerven, bedrijventerreinen, natuur- en waterprojecten, aanleg van zandwinplassen en rondwegen. Daarnaast is een gebiedsgerichte studie naar de toekomst van het Overijsselse Vechtdal uitgevoerd. Nu staat met Elk dorp zijn eigen kleur de ontwikkeling van de Overijsselse dorpen centraal. Doel van alle projecten is het maken van heldere analyses van ruimtelijke ontwikkelingen en het benoemen van de kansen voor kwaliteit voor specifieke plekken, gebieden en ontwikkelingen. AtelierOverijssel zoekt naar manieren waarop ruimtelijke kwaliteit een meer vanzelfsprekende plek kan krijgen in ontwikkelingsprocessen. Terugkerende vragen bij die zoektocht zijn: Wat is eigenlijk ruimtelijke kwaliteit? Welke kansen en bedreigingen brengt de dynamiek van de ontwikkelingen met zich mee? Welke interventies moeten door wie in gang worden gezet? En, op welke terreinen ligt de
daadwerkelijke urgentie? Gezamenlijk zullen de uitkomsten van alle projecten een antwoord geven op de vraag hoe ruimtelijke kwaliteit op schaal van de provincie versterkt kan worden én waar de verantwoordelijkheden van diverse betrokken partijen liggen.
Opzet project AtelierOverijssel stelt met Elk dorp zijn eigen kleur de ruimtelijke kwaliteit van het Overijsselse dorpsgezicht aan de orde: het is een verkennend onderzoek naar kansen om de kwaliteit van dorpsontwikkelingen te verhogen. Het doel is een impuls te geven aan de discussie over de verscheidenheid en kwaliteit van de verschillende dorpen, buurtschappen en kleine steden in de provincie Overijssel. Allereerst door bewustwording van het ruimtelijke kwaliteitsvraagstuk bij zowel een breed als vakmatig betrokken publiek; maar ook door het opsporen en benoemen van middelen voor de verbetering van ruimtelijke kwaliteit en het aanbieden van praktische oplossingen, alternatieve plannen en procesvoorstellen. Vijf dorpen Om de verkenning te concretiseren zijn uit de ruim 400 dorpen en gehuchten die Overijssel telt, uiteindelijk vijf dorpen geselecteerd: Willemsoord, De Lutte, Zwartsluis, Heino en – het landstadje – Goor. Bij de selectie hebben we ons laten leiden door de beschikbaarheid van aansprekende, mooi geschilderde dorpsgezichten uit de 17e, 18e en 19e eeuw. Daarbij wilden we graag een mooi boeket van dorpen, dat ondanks het beperkte aantal, de verscheidenheid aan dorpen in de provincie goed representeert. AtelierOverijssel hoopt zo, dat ook bestuurders, bewoners en anderszins betrokkenen uit niet geselecteerde dorpen, de resultaten van het project herkennen en gaan vertalen naar de situatie en ontwikkelingen in het eigen dorp.
11
Deelprojecten De eigen kleur van het dorp is het resultaat van intensieve samenwerking en kruisbestuivingen tussen ontwerpers, kunstenaars, historici, planeconomen, betrokken gemeentes en partners van het Atelier. Uiteengerafeld bestaat het onderzoek uit de volgende deelverkenningen, studies en projecten: historische ontwikkeling dorpen Allereerst is er een verkenning gemaakt van de historische ontwikkeling die de vijf dorpen hebben doorgemaakt. Hiervoor zijn uit verschillende tijdsperiodes schilderijen, tekeningen, foto’s en topografische kaarten verzameld. Hieraan hebben verschillende musea, historische verenigingen, heemkundekringen en verzamelaars hun medewerking verleend. Op basis van dit beeldmateriaal is door Hildo van Engen cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd en zijn door Bosch Slabbers landschapsarchitecten ruimtelijke verkenningen gemaakt van de ontwikkeling die de vijf dorpen door de tijd hebben meegemaakt. Deze onderzoeken vormen de kennisbasis onder het project. kunstprojecten Vier kunstenaars[collectieven] hebben vervolgens op uiteenlopende wijzen, de beleving van het dorp door de ogen van bewoners, en de verandering van het dorpsgezicht zichtbaar en ervaarbaar gemaakt. Fotograaf Hans van der Meer maakte een fotoserie met actuele dorpsgezichten vanuit een ongewoon hoog standpunt. Deze foto’s geven zowel een indruk van het alledaagse leven in de dorpsrand als de landschappelijke omgeving waarin het dorp is gesitueerd. Observatorium plaatste op een open weide in het centrum van Heino het schildersatelier van P. Visser, schilder van het historisch dorpsgezicht van Heino. Voor één keer is deze open ruimte toegankelijk gemaakt om in het
12
hart van Heino het dorpspanorama van 2008 te kunnen observeren en vast te leggen op een schildersdoek. Joke Roobaards’ project Zigzag Zwartsluis resulteerde in een film waarin bewoners lopend over een kaart spreken over hun leven en de veranderingen in het dorp. Hun ideeën voor de toekomst zijn uiteindelijk vertaald in een groot wandtapijt voor Zwartsluis en zijn omgeving. Wapke Feenstra maakte in haar project Dorpscoulissen de twee werelden van de Lutte [het oude dorp] en Luttermolen [het gelegaliseerde recreatiepark] zichtbaar en bespreekbaar. Later zijn ook opnames van huidige uitbreidingswijken, die Jeroen van Westen in opdracht van Architectuurcentrum Twente maakte, toegevoegd, omdat deze de problematiek van de uniforme woonwijken op even nuchtere als indringende wijze duidelijk maakt. ontwerpstudies Voor de vijf dorpen zijn door architecten, landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen visies ontwikkeld op de specifieke kwaliteit, identiteit en ontwikkelingsmogelijkheden van de dorpen. Aan Artgineering, Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten, NoordPeil Landschap & Stedenbouw, Ton Matton/Matton Office en Urban Affairs is de centrale vraag gesteld hoe de relatie tussen dorp en omliggend landschap in deze tijd opnieuw betekenis, functie en vorm kan krijgen. De belangrijkste lessen die hieruit getrokken kunnen worden, zijn toegelicht in hoofdstuk III Ruimtelijke aanbevelingen. tentoonstelling Alle studies, ontwerpen, onderzoek, beelden en schilderijen zijn in het museum De Fundatie te Heino twee maanden samengebracht in de publiekstentoonstelling Rafels, randen en routes. De tentoonstelling beoogde op een visueel aantrekkelijke en prikkelende wijze de aandacht
op de historische, huidige en toekomstige kwaliteit van dorpsgezichten te vestigen. Bij deze tentoonstelling is de zesdelige catalogus Rafels, randen en routes uitgegeven, waarin dieper op het onderzoek en de ontwikkelingsgeschiedenis van de afzonderlijke dorpen wordt ingegaan. debatten De tentoonstelling Rafels, randen en routes is afgesloten met een reeks van zes debatten over de praktijk van dorpsontwikkeling. Het startschot werd gegeven door een gesprek met leden van de Provinciale Staten over de urgentie van dit onderwerp. Vervolgens zijn er rond de vijf afzonderlijke dorpen met de betrokken bestuurders, medewerkers van overheden, bouwers, ontwikkelaars, ontwerpers, corporaties en bewoners debatten geweest. De vraagstelling voor deze debatten was: hoe kunnen de uitkomsten uit het verkennend onderzoek worden vertaald naar de praktijk van dorpsontwikkeling. Welke voorstellen spreken aan en welke middelen of instanties moeten op het realiseren daarvan aangesproken worden?
dracht, maar heeft een opdracht’. Verder een helder programma van eisen, waarin zowel de collectieve als de private belangen geformuleerd zijn. Het betrekken van goede ontwerpbureaus die betekenis en verbeeldingskracht incorporeren in het ontwerp. En, tenslotte een overzichtelijk, open planproces, waarbinnen alle spelers zich betrokkenen voelen bij het streven naar kwaliteit. Deze epiloog is een pleidooi voor het versterken van de eigen kleur van de overijsselse dorpen. Dit wordt toegelicht in hoofdstuk II. In de hoofdstukken III, IV en V worden vervolgens aanbevelingen gedaan voor het planproces. Allereerst door het benoemen van de kansen voor kwaliteit. Vervolgens door het geven van suggesties voor een ontwikkelingsproces en een verdeling van rollen en verantwoordelijkheden, waarin deze kwaliteit kan groeien en gedijen. De epiloog sluit af met het overdragen van het estafettestokje aan betrokken partijen.
Opzet epiloog In deze slotpublicatie komen de belangrijkste bevindingen, voorstellen en conclusies uit de deelstudies samen. AtelierOverijssel geeft – met het werk van de ontwerpers en kunstenaars die aan de tentoonstelling een bijdrage hebben geleverd – als inspiratie een visie op de mogelijkheden voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het dorpsgezicht. Allereerst door thema’s te benoemen en voorbeelden en ideeën te ontwikkelen, maar ook door de actoren in het planproces aan te spreken en te stimuleren. Dit vanuit de gedachte dat kwaliteit alleen kan ontstaan als aan vijf voorwaarden is voldaan. Allereerst door ruimtelijke kwaliteit als opgave te herkennen. Ten tweede door goed opdrachtgeverschap; ‘een goed opdrachtgever geeft geen op-
13
Elk dorp zijn eigen kleur De verscheidenheid en ‘eigen-aardigheid’ van de dorpen is een belangrijke kwaliteit van de provincie Overijssel. Met het versterken van de eigen kleur van de dorpen kan de kwaliteit en diversiteit aan dorpen en landschappen een impuls krijgen. Het pleidooi is op zoek te gaan naar de eigen identiteit, de eigen kleur van het dorp, om van hieruit het karakter van het dorp opnieuw uit te vinden en te vitaliseren.
Kok Jonnie Boer snijdt waterkers ‘peperkruid’ in de sloten rond Giethoorn voor soep en sauzen Uit: Puurder, Jonnie Boer, restaurant de Librije, 2001
Tijd voor kwaliteit In 1989 ging officieel de Slow Food beweging van start. Hierin verenigde zich een groep mensen uit 15 landen, die zich inzetten voor lekker, puur en eerlijk eten. Ze riepen de consumenten op meer te genieten zonder haast én met aandacht voor smaak, milieu en gemeenschap. Hiermee zetten zij zich af tegen de Fast Food trend; een wereldwijde ontwikkeling gericht op steeds meer snelheid, effectiviteit en productiviteit. Slow Food had een klein curieus clubje kunnen zijn, dat zich inzette voor het recht op het nuttigen van soms wat bizarre streekgerechten. Bijna 20 jaar later blijken ze trendsettend te zijn geweest voor een steeds breder wordende aandacht voor de kwaliteit van het eten, bereidingswijzen, maar ook van productiemethoden. Pas sinds korte tijd realiseren we ons bijvoorbeeld dat de productieprocessen van lokale ingrediënten beter te controleren zijn en minder energie verbruiken. Door de vele culinaire bladen en boeken, kookprogramma’s op televisie, en het beter beschikbaar komen van goede producten, is nu ook bij een breed publiek het tij aan het keren.
rond Giethoorn, snoekbaarsen uit de Vecht en gebruikt hij allerlei streekproducten van boeren uit de buurt. De aandacht voor de kwaliteit van eten, mode en design leidt ook tot een vernieuwde – moderne en eigentijdse – aandacht voor de streek. Dit zal op verschillende manieren vorm krijgen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van ‘kwaliteitsgebieden’, waar lekker eten, duurzame en gezonde productiemethoden en mooie dorpen en landschappen elkaar overlappen en versterken. Zowel geïnitieerd door mensen die er het geld voor hebben om verantwoorde kwaliteitsproducten te kopen, als door mensen die veel meer zelfvoorzienend, binnen kleine controleerbare kringlopen, willen wonen, werken en produceren. Van onderaf ontstaat er een steeds grotere vraag naar meer kwaliteit in de breedste zin van het woord. Dit zal ook steeds meer een ruimtelijke weerslag – moeten – krijgen.
De trendanalist Justien Marseille [volkskrant] schrijft dat goed eten een statussymbool is geworden, waar mensen zich mee kunnen onderscheiden. De slow food ontwikkeling ligt aan de basis van de huidige duurzaamheidstendens, die nu het hele mode- en designspectrum domineert. Door de reikwijdte hiervan, beginnen de economische ontwikkelingen die daarmee samenhangen, zich nu af te tekenen. Eind jaren 90 gingen koks zich bijvoorbeeld steeds meer toeleggen op de streekgerechten. Hiermee heeft een groep van lokale boeren een nieuwe impuls gekregen. In Overijssel is de sterkok Jonnie Boer, met zijn restaurant De Librije, een aansprekend voorbeeld. Hij zoekt zijn producten in zijn directe omgeving bij elkaar. Zo komen zijn wilde paddestoelen uit de Overijsselse bossen, allerlei kruiden en waterplanten uit de moerassen
17
Zwartsluis, begin van de woonwijkenbouw Uit: collectie Albert Greveling en Historische vereniging Zwartsluis
De Lutte, beeld nieuwbouwijk eind jaren 60 Uit: collectie J.Poorthuis en Historische Vereniging De Dree Marken
Snelle stedenbouw Het voorbeeld van de Slow Food beweging is aangehaald, omdat het de steeds groter wordende aandacht voor kwaliteit illustreert, maar ook omdat er parallellen zijn met ontwikkelingen die veel dorpen hebben doorgemaakt. De laatste decennia heeft de ontwikkeling van woningen en bedrijven in het teken gestaan van groei, uitbreiding, rationalisatie van de bouwprocessen en normering van de publieke ruimte. Dit was het antwoord op grote bouwopgaven die er na de oorlog lagen. Om snel te kunnen bouwen én de kwaliteit van leven in de steden te verbeteren werd de wijkgedachte ontwikkeld. Bedrijvigheid en industrie werden gescheiden van wonen en ontspanning. Dit resulteerde in de planmatige uitleg van los van elkaar gelegen nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en recreatieparken: licht, lucht en ruimte werden in de woonomgeving gebracht. Sindsdien is de ‘nieuwbouwwijk’ vrijwel de enige manier waarop dorpen en steden worden uitgebreid. Het bouw- en ontwikkelprincipe is daardoor in de loop van jaren steeds verder ontwikkeld, doordacht en uitgewerkt. Zo ver, dat nu aan het ontwerp van elke woonwijk een handboek voorafgaat met daarin precies beschreven de beoogde woningdichtheid, woningcategorieën, aantal parkeerplaatsen, de breedte van de wegen, de afstand tussen de verkeersdrempels, de hoogte van de verlichtingsarmaturen, de hoeveelheid groen per bewoner, speeltoestellen per kind, de afstand van de woning naar de speelplaats, hondenpoepplaats, afvalinzamelstraat, etc., etc.. Dit resulteert in nieuwbouwwijken waar in principe weinig mis mee is, maar die je ook overal in Nederland kunt tegenkomen. Deze wijken versterken - op z’n zachtst gezegd - de specifieke karakters van dorpen, steden en gebieden niet. Ze zijn als hamburgers: niets mis mee, maar als je kunt kiezen neem je liever wat anders.
Deze praktijk is ondertussen stevig ingebed in het hele planvormingsproces. Van de wet- en regelgeving, de besluitvormingstrajecten, de gronden planeconomie, de normering van de planvorming, de rolverdeling tussen overheid, ontwikkelaars en woonconsumenten, tot de advies- en ontwerppraktijk. Echter, de laatste decennia is te zien dat door het aanbod van veel goede, maar vrijwel identieke woningen in de nieuwbouwwijken, er paradoxaal genoeg weer interesse is ontstaan in meer individuele en karakteristieke woon- en leefomgevingen. De dorpshuizen en boerderijen die een halve eeuw geleden door de slechte bouwstaat werden afgeschreven, zijn nu bijna allemaal weer opgeknapt of gerestaureerd. Deze huizen bieden veel meer mogelijkheden voor individuele woonwensen en expressie. Ze beantwoorden aan de vraag naar grote bouwvolumes of juist een klein huis met een grote tuin, vrijheid om te tuinieren of klussen, een plek om wonen en werken te combineren, met meerdere gezinnen of ouders en kinderen samen te wonen, of om de woning aan te passen aan de wensen van de tijd.
19
Impressie nieuwbouwwijken in Overijssel
wijk 1
wijk 3
20
Stills uit filmopnames van Jeroen van Westen i.o.v. ACT
wijk 2
21
Luchtfoto recente uitbreidingswijk Heino [bron: Google Earth]
Overzicht actuele uitbreidingsplannen
Mariënheem
Hof van Twente
Zwartewater - Rietsnit
Tubbergen
Haaksbergen
Dalfsen
Bornsche Maten eerste fase
Steenwijkerland
23
Families van Dorpen Families van dorpen
Overzicht van dorpsfamilies in samenhang met hun landschap
24
Esdorpen
essenlandschap hoevenzwermlandschap
Wegdorpen
jonge heideontginningen laagveen gebieden hoogveen rivierengebied
Kanaaldorpen
laagveen hoogveen
Land- en havenstadjes
oude landschappen
Palet van dorpen Terugkijkend op de geschiedenis, is de planmatige manier van woonwijken bouwen in de ontwikkeling van de dorpen een extreme omslag geweest. De eeuwen daarvoor ontwikkelden dorpen zich organisch en geleidelijk. Huis voor huis, kavel voor kavel, ontstond en groeide het dorp langs structuurdragers die veelal sterk verbonden waren met het omliggende landschap. Hier lag geen vooropgezet plan aan ten grondslag. In onderling overleg werd op een praktische en logische wijze ingespeeld op de condities van het gebied. Dit resulteerde in sets van eenvoudige, vaak ongeschreven spelregels, waarmee iedereen ongeveer hetzelfde deed, maar steeds net iets anders.
Op schaal van het dorp, zijn daarmee veel specifieke dorpse kenmerken en kwaliteiten verloren gegaan. De sterke binding met het landschap, het informele karakter en de ‘rafeligheid’, de mix aan functies en programma’s en de ruimte voor individuele wensen zijn steeds minder geworden. Op schaal van de provincie heeft de omslag van dorpsontwikkeling naar dorpsuitleg geleid tot een sterke nivellering van de variatie aan landschappen, dorpen en woon- en werkmilieus.
Het resultaat hiervan is niet mooi of lelijk te noemen. Visies over schoonheid hebben ook - bijna - nooit aan het ontstaan van de dorpen ten grondslag gelegen. Wel zijn de dorpen herkenbaar, eigen en sterk verbonden met het omliggende landschap, de economie en cultuur van het dorp en de streek. In Overijssel heeft dit geleid tot een rijk gevarieerd palet van verschillende dorpen, waarbij elk dorp anders is, maar er ook ‘families van dorpen’ te onderscheiden zijn die vergelijkbare kenmerken hebben. Zo ontwikkelden zich in de zandgebieden es- en hoevenzwermdorpen, die de losse strooiing van erven langs kampen en essen delen, terwijl in de veengebieden lange lintdorpen langs sloten en kanalen zijn ontstaan. De aanleg van woonwijken en bedrijventerreinen heeft niet bijgedragen aan de eigen identiteit van de dorpen. Overal zijn vrijwel dezelfde woonwijken ontwikkeld, die meer zeggen over de tijd waarin ze zijn gerealiseerd, dan over de streek en het landschap waarin ze liggen. Vrijwel alle wijken zijn op zichzelf staand en liggen los van de structuren en kwaliteiten die de eeuwen daarvoor de ontwikkeling van het dorp richting gaven. Veel dorpen zijn daarmee letterlijk van hun kwaliteit en identiteit afgegroeid.
25
Families van dorpen
Esdorpen Essen en kampenlandschappen in de zandgebieden...
es of kamp als structuurdrager
de korrels [de erven] liggen hier steeds op de flank van de es, op de rand van akkers en op de overgang van hoog naar laag
de weg, dijk of de laan als dragende structuur
de korrels [huizen en erven] rijgen zich aaneen tot lange linten
Wegdorpen In verschillende landschappen
26
Kanaaldorpen in de hoog- en laagveenlandschappen
vaarten en kanalen vormen de dragende structuren
de korrels [huizen en boerderijen] staan georiënteerd op het water, de [oorspronkelijke] vervoersassen door de natte gebieden
compacte stadjes, klein maar fijn
bebouwingskern rond een centrale plek, vaak binnen een - voormalige - omwalling
Land- en havenstadjes liggen op strategische plekken in de oude landschappen van Overijssel
27
Families van dorpen Esdorp in de zandlandschappen
28
Wegdorp aan de voormalige ijsselmeerkust
Wegdorp in het laagveenlandschap
29
Dorpse kwaliteiten
Veel kleine losse korrels [huizen met tuinen] langs een structuurdrager
met een aantal grotere gebouwen - kerk, boerderij, bedrijf, fabriek -
met een prop van beplantingen of een open groene plek
tegen de achtergrond van een groene structuur
langs een structuurlijn die het dorp met het omliggende landschap verbindt Geleidelijke groei Samenhang, herkenbaarheid en kwaliteit zijn in de dorpen vaak niet vooraf bedacht, maar het resultaat van een geleidelijk groeiproces, waarbij iedereen ongeveer hetzelfde doet, maar steeds net iets anders, naar eigen wensen en inzicht.
Structuurdrager Ontwikkeling vindt plaats langs een structuur die het dorp ruimtelijk en functioneel draagt. Dit kan een weg of een dijk zijn, maar ook een sloot, kanaal of bijvoorbeeld de flank van een es.
Straat als publieke ruimte Het leven in het dorp speelt zich af op de structuurdragers, de publieke ruimte is minimaal en multifunctioneel. Alles komt hier samen. [foto: Willemsoord, Artgineering]
Losse korrels [huizen of boerderijen met tuinen en erven] Het dorp is opgebouwd uit losse, individuele korrels die aan de structuurdragers staan. Elke korrel is uniek, maar toch lijken ze veel op de andere korrels uit het dorp.
Met elkaar vormen losse - landelijke- linten, compacte dorpskeren, of - zoals hier - afwisselende dorpsstraten.
Mix van functies Wonen, werken, recreatie, voorzieningen, hobby’s zijn gemixt. Elk dorp kent zijn eigen programmatische mix, gericht op landbouw, landschap, natuur, recreatie, water of bijvoorbeeld scheepsbouw.
Voorbeeld van dorpsmix met groentetuinen, siertuinen, bosjes, weides voor hobbydieren en rommellandjes.
37
Rafeligheid Veel dorpen hebben een wat informeel karakter. De tuinen maken deel uit van de publieke ruimte, grenzen zijn niet hard, een privé pad kan naar de velden leiden, het dorp gaat geleidelijk over in het landschap.
Overlap tussen openbaar en privé De overlap tussen het private en het publieke domein zorgt voor een vanzelfsprekende betrokkenheid van bewoners bij hun omgeving.
Sterke binding met het landschap Via de structuurdragers zijn dorpen direct verbonden met het omliggende landschap. Vanuit de kern loop je via deze lijnen zo naar buiten.
40
Buiten in het dorp Via paden, routes, beplantingen en open ruimtes dringt het buiten diep het dorp binnen.
Elk dorp zijn eigen kleur Een aantal actuele ontwikkelingen vragen om de huidig, stevig ingebedde praktijk van ‘snelle stedenbouw’ eens kritisch tegen het licht te houden. Een belangrijke ontwikkeling is dat de komende tijd rekening zal moeten worden gehouden met de krimp van de bevolkingsaantallen. Hierdoor zal de woningbouwopgave kwantitatief gaan afnemen en meer kwalitatief gestuurd worden. In de concurrentie tussen regio’s zal daarmee de nadruk van groei, snelheid en effectiviteit steeds meer gaan verschuiven naar de kwaliteit en diversiteit van de aan te bieden woonmilieus. De verscheidenheid en ‘eigen-aardigheid’ van de dorpen is een belangrijke kwaliteit van de provincie Overijssel. Nu leiden alle uitbreidingen tot overal dezelfde nieuwbouwwijken. Met het versterken van de eigen kleur van de dorpen kan de diversiteit en aantrekkelijkheid van dorpen en Overijsselse landschappen een impuls krijgen. Het pleidooi is op zoek te gaan naar de eigen identiteit, de eigen kleur van het dorp, om van hieruit het karakter van het dorp opnieuw uit te vinden en te vitaliseren. De provincie is aan zet om gemeente hiervoor uit te dagen en te inspireren.
Als alle geplande uitbreidingsplannen gewoon doorgaan: nog meer van hetzelfde
42
Pleidooi: met de ontwikkeling van de dorpen geen wijken meer maken, maar voortbouwen aan de eigen kleur van het dorp
43
Kansen voor kwaliteit De vijf dorpen Willemsoord, Zwartsluis, Heino, Goor en De Lutte beslaan met elkaar een gevarieerd palet aan dorpen: zowel qua oorsprong, ruimtelijke structuur, omvang, cultuur en actuele dynamiek verschillen ze sterk. Vijf ontwerpbureaus hebben voor de dorpen vijf uiteenlopende voorstellen gemaakt. Door de oogharen naar de plannen kijkend, ontstaat een reeks van kansen voor de ontwikkeling van meer kwaliteit, identiteit en diversiteit. 1 laat dorpen weer ontstaan 2 bouw voort aan dorpse structuren 3 verbind dorp en landschap 4 herken infrastructuur als ontwerpopgave 5 organiseer zowel kernkracht als rafeligheid
46
Zwartsluis Het voorstel van Ton Matton voor Zwartsluis biedt vele aanknopingspunten om door te denken over dorpsontwikkeling. Naast een stimulans voor het bewustzijn dat ook gemeenten een antwoord zouden kunnen – en moeten – geven op mondiale vraagstukken als armoede, immigratie, milieuvervuiling of klimaatverandering, is het voorstel een pleidooi om meer ruimte te bieden aan individuele ontwikkeling, combinaties van wonen en werken, zelfvoorzienende systemen en lichte bouwvormen. Het roept daarbij de vraag op wat er precies ‘ontworpen’ moet worden aan een dorp. Een dorp is niet een mooi plaatje, maar iets dat ontstaat, zich zelf ontwikkelt doordat ruimte wordt geboden aan mensen die iets willen, mensen die een droom hebben. Door deze mensen - onder de conditie bij te dragen aan collectieve kwaliteiten van het dorp – meer ontwikkelruimte te geven, kan beter tegemoet gekomen worden aan de veelheid aan leefwensen. Ton Matton stelt voor om een nieuw type bestemmingsplan te ontwikkelen, op basis van redelijkheid in plaats van op basis van gelijkheid. Hiermee kan het palet aan dorpse leefmilieus enorm verrijkt worden, met veelkleurigheid als basis onder een echte, diep gewortelde identiteit.
Laat dorpen weer ontstaan
47
48
Willemsoord In het koloniedorp Willemsoord zijn de twee kruisende ontginningsassen, met de daaraan vrijstaande boerderijen en huizen, beeld- en structuurbepalend. De bewoners gaven aan, dat ze graag meer woningen in het dorp willen voor starters en ouderen, ondermeer om de gemeenschapszin en het verenigingsleven in stand te kunnen houden. In de huidige plannen leidt dit tot uitbreiding van het bestaande nieuwbouwwijkje in het centrum, net achter het lint. Architectenbureau Artgineering laat in hun studie van Willemsoord zien, dat dit nieuwbouwwijkje een losse entiteit is, die niet bijdraagt aan de kwaliteiten van het dorp. Voorgesteld wordt om de gewenste huizen niet achter, maar áán het lint te bouwen. Hiermee kan de dorpse structuur zowel in ruimtelijke, als in functionele en sociale zin versterkt worden. De weg wordt weer een dorpsstraat, een ruimte waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, waar het publieke en private domein elkaar overlappen. Dit is een ruimtelijk voorstel dat veel mogelijkheden biedt voor zelfbouw: op, achter of naast de eigen kavel kan een woning worden gebouwd voor bijvoorbeeld kind of ouder. Hiermee kan het dorp zich weer van binnenuit verder ontwikkelen.
Bouw voort aan dorpse structuren
49
50
Goor Goor is een groot uitgegroeid dorp, oorspronkelijk een zogenaamd landstadje. Woonwijken, bedrijventerreinen en een modern winkelhart bepalen nu het beeld. Landschapsarchitectenbureau Bosch Slabbers is op zoek gegaan naar ruimtelijke dragers, om het nu wat onoverzichtelijke dorp meer gezicht te kunnen geven. Ze zochten fragmenten van de Regge op, de beekloop waaraan Goor is ontstaan op een wat hogere en drogere plek in een uitgestrekt nat gebied, het goor. Met de uitbreiding van Goor, maar ook door de diepe ontwatering van de gronden, is het natte karakter steeds meer op de achtergrond geraakt. Het plan van Bosch Slabbers laat zien dat het opsporen van oude structuren, en deze vervolgens opnieuw verbinden en beleefbaar maken, ook in een groot dorp met veel dynamiek, betekenisvol kan zijn. Niet als doel om een historisch beeld te herstellen, maar omdat deze structuren nu betekenis hebben: om aan te wonen, te werken, je aan te verpozen, als waterbergingsgebied, als corridor voor stromend water met planten en dieren, als informele verbinding tussen dorp en ommeland. Een mooi beeld is de oude prentbriefkaart van Goor, waar maar een beetje water op te zien is, maar waar door de verhoogde paden, bruggen en beplantingen de kwaliteit van het Reggedal als een centrale parkzone in Goor in te herkennen is. Als Goor zich wil gaan oriënteren op het water is vanaf nu elke woning of bedrijf dat gebouwd wordt, een kans om deze kwaliteit weer op te pakken. Woningbouw en bedrijvenontwikkeling is zo niet langer het uitrollen van een volgend ‘matje’, maar een kans voor dorps- en landschapsontwikkeling.
Verbind dorp en landschap
51
52
De Lutte Een terugkerend thema in de ontwerponderzoeken is de informele, wat rafelige, binding tussen de dorpen en het omliggende landschap. Dat vanuit de dorpskern, via stegen, smalle paden tussen tuinen en weides door, via een netwerk van zandpaden zo het landschap ingewandeld kan worden is een dorpse kwaliteit bij uitstek. In de serie van dorpen is de Lutte een wat vreemde eend in de bijt, gelegen in een hoek tussen de oude en nieuwe snelweg, gaat het dorp achter hoge geluidswallen schuil. Bijna alle relaties tussen dorp en het omliggende landschap zijn hier verbroken. De wallen moeten nu worden opgehoogd, omdat de recreatiewoningen – die de helft van de dorpsoppervlakte beslaan - een woonbestemming hebben gekregen. Het architectenbureau Urban Affairs maakt van de nood een deugd: ze bouwen de geluidswallen uit tot een route rondom het dorp, waarop/in/onder woningen, bedrijven en andere programma’s ontwikkeld kunnen worden. De nieuwe dorpssingel bindt de twee dorpsdelen samen, biedt van bovenaf zicht op het dorp en omliggende landschap, én maakt van buitenaf de Lutte als eerste/laatste Nederlandse dorp aan de A1 manifest. De nieuwe wandeling rond het dorp biedt het beginpunt om het landschap rondom weer te gaan verkennen. In dit voorstel wordt infrastructuur - die in veel dorpse structuren als splijtzwam werkt- niet angstvallig vermeden, maar juist omarmd en uitgedaagd.
Herken infrastructuur als ontwerpopgave voor het dorp
53
54
Heino Het landschapsarchitectenbureau NoordPeil laat zien, dat in Heino een markant eigen dorpshart én een karakteristiek gezicht richting de nieuwe rondweg – nu de belangrijkste route waarlangs het dorp zichtbaar is – ontbreekt. De zone tussen dorp en rondweg, wordt nu stapvoets gevuld met bedrijventerreinen, die niet veel met het eigen karakter van Heino van doen hebben. Na een zorgvuldige analyse van de kwaliteiten van dorp en landschap, stelt NoordPeil voor om Heino niet meer wijks- en bedrijventerreingewijs te laten uitdijen, maar het gros van de gewenste woningen, voorzieningen en bedrijvigheid te concentreren bij het centrum. Hierdoor wordt de ‘kernkracht’ van het dorp versterkt. Met een royale groene ruimte tussen het dorpshart en de weg, kan hier een nieuw dorpspanorama ontstaan. Met deze ingreep neemt de bouwdruk in de randen van het dorp af. Hier kan daarom met een specifieke selectie van functies, minutieus worden voortgebouwd aan het kantwerkje van erven, zandpaden, paardenweides, maneges, tuinen, kleine bebouwingsclusters, landgoederen, etc.. Zo ontstaat in de randen van het dorp een hypertoegankelijke zone met allerlei gebruiksmogelijkheden. Het resultaat van het voorstel is een Heino met een krachtig dorpshart, dat direct via allerlei paden, rafels en routes verbonden is met het omliggende landschap.
Organiseer zowel kernkracht als rafeligheid
55
Aanbevelingen planproces Een belangrijke conclusie uit de debatten is dat de woonwijken die nu ontwikkeld worden, niet het gevolg zijn van een bewuste keuze. Eerder is het een gevolg van de wijze waarop het planproces nu is geregeld en georganiseerd: de uitkomst staat eigenlijk al bij voorbaat vast. Deze manier van doen, is in alle stappen van het planproces zo sterk verankerd, dat het tij moeilijk te keren lijkt te zijn. Maar dit is geen reden om deze koers te blijven volgen. In dit hoofdstuk worden procesaanbevelingen gedaan om kwaliteit leidend te laten zijn bij de ontwikkeling van het dorp.
58
Actuele plannen voor de ontwikkeling van dorpse leefmilieus: ‘Dorp en ommeland worden weer verbonden. Enerzijds om vanuit de dorpen het buitengebied beter toegankelijk en beleefbaar te maken, anderzijds om de natuur dicht in de leefomgeving van mensen te brengen.’ Uit: LandschapOverijssel op de kaart, Vier visies op natuur, februari 2008
Stop de automatische piloot De huidige praktijk staat op de automatische piloot: overal waar uitgebreid wordt verschijnen min of meer dezelfde woonwijken. Woonomgevingen waar in principe weinig mis mee is en waar alles heel goed geregeld is, maar die veel te weinig van doen hebben met echte dorpse kwaliteiten en het eigen karakter van het dorp en de streek. Daarbij, een beperkte groep mensen wordt op deze manier maar bediend. Deze praktijk is stevig ingebed in het hele planvormingsproces. Van de wet- en regelgeving, de besluitvormingstrajecten, de grond- en planeconomie, de normering van de planvorming, de rolverdeling tussen overheid, ontwikkelaars en woonconsumenten, tot de advies- en ontwerppraktijk. In alle gesprekken en de debatten zijn door de betrokken partijen argumenten aangevoerd om de koers niet te wijzigen: het is te lastig, te duur, het kost te veel tijd, er zijn te weinig ontwerpers in dienst, het is al te laat - de uitbreidingsplannen liggen al vast in structuurvisies – en vaak genoemd, de bewoners willen het zo.
Gemeentes zouden partijen ruimte kunnen geven om aan te tonen hoe met meer dorpse kwaliteit ontwikkeld kan worden. Jan Winsemius van Bureau Middelkoop adviseerde tijdens de debatten dat de omslag stapsgewijs, eerst bijvoorbeeld met 30% van de projecten, kan plaatsvinden. Met de kennis en de ervaring die hier ontwikkeld wordt kan aan vervolgprojecten weer een draai worden gegeven. Daarbij, de realisatie van een aantal projecten met hoge kwaliteit kan gaan zorgen voor interne concurrentie, en zo als vliegwiel dienen om ook de kwaliteit van de andere projecten te verbeteren.
Maar, het kan wel. Er zijn voorbeelden in Nederland van ontwikkelingen – als idee of uitgevoerd - die dorpse kwaliteiten hebben, die voortbouwen op het karakter van de dorpen en die meer tegemoet komen aan verschillende leefwensen. Het betreft voorbeelden van zowel projecten die de gangbare manier van ontwikkelen een draai geven [zie voorbeelden volgende pagina’s], als projecten waarin bewoners meer betrokken worden en waar meer ruimte wordt geboden aan bottum-up ontwikkelingen. Bouwen met dorpse kwaliteiten is in principe niet moeilijker dan de huidige manier van wijken bouwen; het is eerder makkelijker. De grootste omslag is, dat het anders is; het houdt een andere manier van planontwikkeling in.
59
Voorbeelden van nieuwbouwwijken met dorpse kwaliteit
Tuinen, paden, informele organisatie - Waterwijk, Den haag-Ypenburg. MVRDV architecten
De Kwinkel, Enschede. SVP architectuur en stedenbouw
60
Welstandsvrij bouwen in een dorpse setting, Danninga Erve, Nijenveen Bureau B+O, DAAD Architecten, Schuurman Kuipers Architecten, Okra landschapsarchitecten
Bosjes, rafels en routes opgenomen in de wijk - Boswijk, Den haag-Ypenburg
Smalle profielen, informele organisatie - De Bras, Den haag-Ypenburg
Stedenbouwkundig plan Jakibswoude, nieuw dorp in Leeuwarden Franz Ziegler, bureau voor architectuur en stedenbouw
61
heino-online.nl Atelier van P. Visser in Heino, Observatorium
62
Kiezen voor kwaliteit
Dorpsvisie
Het benoemen van waarden en kwaliteiten is in de ruimtelijke ordening vaak gebruikt om plekken aan te wijzen waar iets niet mag. Dit kan het beeld scheppen dat het versterken van de dorpse kwaliteiten, uiteindelijk zal leiden tot minder ontwikkelruimte, wat een reden kan zijn om nu op de rem te gaan staan. De vijf voorstellen voor de vijf dorpen laten echter het tegenovergestelde scenario zien. Alle plannen bieden veel meer ontwikkelingsruimte dan waar nu in de huidige plannen wordt voorzien. Er doet zich feitelijk de tegenovergestelde vraag voor: is er wel voldoende programma om de geambieerde kwaliteiten te realiseren?
Een instrument om de kwaliteit van het dorp bij de ontwikkeling centraal te zetten, kan de dorpsvisie zijn. De huidige structuurvisies zijn vooral gericht op de kwantiteit: hoe kunnen de voorzieningen op peil worden gehouden, hoeveel woningen moeten er de komende periode worden gebouwd en waar komen de nieuwbouwwijken te liggen? Op het moment dat een ontwerp- of adviesbureau wordt aangetrokken, is de ontwerpopgave gereduceerd tot de ‘postzegel-locatie’ en dicteert de exploitatiegrens met het onderliggende rekenmodel al de uitkomst op hoofdlijnen. Vanuit deze situatie is het meestal onmogelijk om een goede relatie met het landschap te leggen en om voort te bouwen aan de dorpse structuren en kwaliteiten.
Het antwoord is enerzijds, dat een aantal van de plannen in de tijd gezien moet worden. Ze bieden een ontwikkelingsrichting die nu kwaliteiten toevoegt, maar die ook - afhankelijk van de hoeveelheid programma - in de loop van de tijd verder uitgebouwd kunnen worden. Anderzijds dwingt het tot het maken van keuzes. Wat zijn de kwaliteiten waar je echt op wilt inzetten? Het Reggeproject in Goor zal bijvoorbeeld niet tot stand komen, als tegelijkertijd aan de randen van het dorp de uitbreiding van de woonwijken gewoon doorgaat. Het focussen op kwaliteit betekent soms het maken van lastige keuzes. Door explicieter te kiezen, ontstaan betere, meer uitgesproken plannen. Zo ontstaat ook de mogelijkheid om tot een duidelijker profiel van de verschillende dorpen te komen, die elkaar kunnen aanvullen en verrijken in de ontwikkeling van de kwaliteitsregio’s.
De inzet van de dorpsvisie is de gewenste ontwikkelingen te bekijken vanuit het dorp als geheel. Wat is de kwaliteit en identiteit van het dorp? Hoe kunnen ontwikkelingen daar aan bijdragen? En, met welke ontwikkelstrategieën kan dit bereikt worden? Het verschil tussen de dorpsvisie en de gangbare structuurvisie is de omgang met ruimtelijke kwaliteit. In de structuurvisies worden vrijwel altijd de waardevolle plekken ontzien, terwijl de minst waardevolle kanten van het dorp worden opgezocht voor ontwikkelingen. Hiermee groeien dorpen af van hun kwaliteiten. In de dorpsvisies staan juist de kwaliteiten centraal: ze worden opgezocht en verkend hoe ze kunnen worden versterkt, uitgebouwd, meer toegankelijk, beleefbaar en dragend kunnen zijn, ook voor de toekomst. De dorpsvisie benoemt de kwaliteiten en de structuurdragers [de hoofdstructuren van het dorp] en hoe - publieke én private - ontwikkeligen daaraan kunnen bijdragen. Een aantal planstappen zijn hierbij essentieel om te doorlopen:
63
> benoem de eigen kleur van het dorp De dorpsvisie begint met zoeken en benoemen van de eigen kleur, de eigen kwaliteiten, van het dorp. Dit is een proces wat gemeenten samen met bewoners kunnen doen. Ontwerpers en kunstenaars, kunnen helpen om even op een andere manier naar de eigen woonomgeving te kijken. Een goed voorbeeld van de werking hiervan was het atelier van P. Visser dat tijdens Rafels, randen en routes opgesteld stond op het weitje net achter het centrum van Heino. De installatie nodigde uit om even vanuit een ander perspectief naar het dorp te kijken, en met ‘de schilder’ in gesprek te gaan over de ontwikkelingen in en rond het dorp.
dorpse structuren langs de dorpsstraat centraal staat, en in Goor het weer bovenhalen van de Regge richting geeft aan de ontwikkeling van het dorp.
Doordat Observatorium de spotlights op het weitje zette en een plek écht heeft laten zien, werden veel mensen zich bewust van de kwaliteiten van hun dagelijkse omgeving. Op een dergelijke manier kan ook de kwaliteit van andere elementen zoals lanen, zandpaden, bosjes en waterlopen zichtbaar worden gemaakt. Deze structuren en plekken vormen samen het formele en informele, structuurbepalende weefsel van het dorp. Door het benoemen en het karteren van deze structuren en kwaliteiten, is het vanzelfsprekend dat deze behouden, verbonden en verder uitgebouwd worden met de ontwikkeling van het dorp.
> sturen op kwaliteit Met kwaliteitsambities en spelregels in de hand, kunnen gemeenten gaan sturen op kwaliteit. Door vooraan in het planproces goed te benoemen waar je naar toe wilt, kan vervolgens veel meer overgelaten worden aan andere partijen. Het is een uitnodiging, waarin ruimte wordt aangeboden voor ontwikkelingen mits ze bijdragen aan de beoogde kwaliteiten. De dorpsvisie wordt daarmee een instrument waarbij niet alleen de woningbouwprojecten, maar ook andere projecten meer richting kunnen krijgen. Zoals de ontwikkeling van bedrijvigheid, verkeersplannen, recreatie, ommetjesprojecten, Dorpen in het groen, Dorpsplan Plus, etc..
> vertaal de eigen kleur in een ontwikkelstrategie voor het dorp De volgende stap is te bepalen hóe de dorpse kwaliteiten ontwikkeld kunnen worden. Dit zal voor elk dorp anders zijn. De vijf voorstellen voor de vijf dorpen in kansen voor kwaliteit laten met elkaar een reeks aan mogelijkheden zien. Ze delen dat de voorstellen specifiek voor het betreffende dorp zijn en dat ze de kleur van het dorp centraal zetten bij de ontwikkelingsrichting. In Heino betekent bijvoorbeeld dit dat alle ontwikkelingen moeten gaan bijdragen aan het uitbouwen van het informele, rafelige netwerk tussen dorp en landschap, terwijl in Willemsoord de ontwikkeling van de
64
Steeds worden de kwaliteiten van het dorp benoemd en verbonden aan de actuele opgaven die er spelen. De inzet is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen hierdoor gaan bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zeg maar een ‘motortje’ worden om kwaliteiten in stand te houden en opnieuw te ontwikkelen. Van belang is hierbij de leidende ontwikkelprincipes duidelijk te benoemen. En, daarmee tegelijkertijd, ook inzicht geven in wat de vrijheid is voor individuele ontwikkelingen en private partijen.
Ontwikkelstrategie [Jan Winsemius, Bureau Middelkoop] Om nieuwe plannen te maken moet je nieuwe vaardigheden hebben, nieuwe instrumenten hanteren en iedereen overtuigen dat het nieuwe echt kan en gewenst is. De vijf voorbeeldplannen geven een andere schaal aan ontwikkeling. Niet meer een uitbreidingsplannetje van 30 woningen dat in 2 tot 5 jaar wordt volgebouwd. Niet meer vanzelfsprekend een uitgifte in vrije kavels, te vullen door een catalogusbouwer. Er kan dan niet meer op dezelfde manier als vroeger een bestemmingsplan worden gemaakt, omdat bijvoorbeeld sprake is van een versnipperd plan waarin de bebouwing veel meer verspreid in het dorp wordt toegevoegd. Bovendien is onduidelijk waar precies hoeveel bebouwing komt. Dan is het ook niet mogelijk op dezelfde manier als nu de haalbaarheid van de ontwikkeling uit te rekenen in één duidelijk begrensde grondexploitatie van het plan. Juist door dat soort praktische verschillen met de dagelijkse praktijk is het lastig iets nieuws te maken. Het is dan ook niet zozeer een kwestie van onwil om van de automatische piloot af te stappen Het is gewoon lastig van die automatische piloot af te stappen. De conclusie dat een nieuw plan niet kan is juist, uitgaande van de vaardigheden en instrumenten van vandaag. Het is zaak de vaardigheden en instrumenten in huis te halen die het maken van andere plannen wél mogelijk maken. Er is niet één pasklare oplossing voor alle plannen. Elk plan vraagt opnieuw om een daarop toegesneden ontwikkelstrategie. Het is wel mogelijk een aantal mogelijke ingrediënten van die strategie op een rij te zetten. Een belangrijk verschil met het verleden is vaak dat het plan niet meer tot op het laatste huisje wordt uitgetekend. Er is een vrijere ontwikkeling waarbij de overheid het sturende kader van die ontwikkeling geeft. Binnen dat kader is er ruimte voor private en particuliere initiatieven. De dorpsvisie geeft de condities waaronder op een bepaalde plek een ont-
wikkeling is toegestaan. Op sommige plekken mag alles, op andere plekken mag niets. Op weer andere plekken gelden precieze eisen ten aanzien van de kwaliteit van de bebouwing en mogelijk ook ten aanzien van het programma. Op sommige plekken is een zesje voldoende op andere plekken eist de gemeente een negen. Op sommige plekken is de vrijheid van deze planmethode veel groter dan van de traditionele planning, op andere plekken is de sturing veel preciezer. Op deze manier is er een grote vrijheid, waarbinnen initiatieven een plek kunnen vinden, en tegelijk een scherpe sturing op kwaliteit en het programma van de plek. Er zijn verschillende voorwaarden voor succes: - De provincie moet een nieuwe manier vinden om dit “onduidelijke” groeimodel ruimte te bieden. Het plan begrenst immers niet meer de ontwikkelingsmogelijkheden, maar is veel meer gericht op de sturing van de kwaliteit. - Er is geen begrensd plangebied meer, en dus ook geen traditionele besloten grondexploitatie. Bovendien wijkt het grondgebruik af van de standaard. Er is een andere rekenmethode nodig en een andere manier van kostenverhaal. - In de programmering wordt niet meer bij elke uitbreiding geprobeerd het iedereen een beetje naar de zin te maken. Plannen moeten verschillen. - Binnen een kern en binnen een gemeente gelden op verschillende plekken verschillende ambitieniveaus. Soms is een 6 genoeg op een andere plek moet minimaal een 9 worden gehaald. - Plannen zijn meer gericht op het sturen van marktkrachten. Het is als judo. De kracht van de ander wordt aangewend om een ontwikkeling voor elkaar te krijgen. Plannen zijn altijd strategisch van aard. Vooraf wordt nagedacht over de bereidheid van particulier en marktpartij om de ideeën die in het plan zijn neergelegd ook in de praktijk te realiseren. - Er is steeds een spel waarbij enerzijds sprake is van grotere vrijheid en
65
anderzijds van sterkere sturing. Ook daardoor ontstaat meer variatie. - Elke plek vraagt om een eigen strategie. - Het nieuw instrumentarium van grondbeleid geeft de kans nieuwe concepten in ontwikkeling te brengen. Bovenstaande punten geven in het algemeen richtlijnen voor de planningsmethode. Het blijft altijd lastig om een dergelijke vernieuwing in gang te zetten. Een mogelijkheid is om een provinciale ontwikkelingsmaatschappij op te zetten. Die ontwikkelingsmaatschappij is geen risicodragend ontwikkelaar, maar meer een plan- en projectbureau. Daarbij is de kernactiviteit niet het ontwikkelen van nieuwe ideeën, maar het ten uitvoer brengen van nieuwe ideeën. De Lutte De bijzonderheid van het plan voor de Lutte is dat wordt gebouwd in een geluidswal. Er is geen risico dat er derden er met de locatie van door gaan. Niemand zal grondposities in de geluidswal innemen, er is geen risico dat er een traditionele ontwikkeling in de geluidswal plaatsvindt. Dat betekent dat voor de geluidswal een ontspannen planvorm mogelijk is. Er kan worden gewacht tot zich bijzondere functies aandienen die zich op die plek zouden willen vestigen. Anders dan bij normale plannen wordt het plan in de geluidswal niet volgeprogrammeerd. Er wordt pas daadwerkelijk een functie in de wal ontwikkeld als die functie goed past en een bijzondere kwaliteit toevoegt aan de plek. Een strategie is om een “loket” te openen voor initiatiefplannen en concrete ideeën voor de geluidswal.
66
Zwartsluis In Zwartsluis wordt een plan nagestreefd met een grote vrijheid voor de bewoner. Deze zou initiatieven moeten kunnen ontplooien om naast het wonen andere activiteiten te ontplooien. Bij nieuwe ontwikkelingen is die vrijheid goed vorm te geven. Een voorbeeld van een wijkje waar wonen werken en extreme hobby’s worden gecombineerd ligt in Lelystad, waar paardenliefhebbers, viskwekers en een eigenaar van een theehuis aan huis elkaar vinden in een bijzonder woonwerkhobbywijkje. In de bestaande kern is het lastiger om aan die vrijheid vorm te geven. Niemand zit er op te wachten op de rare hobby van zijn buurman. Het aantrekkelijke beeld dat wordt geschetst geeft wel een ander beeld van de wijze waarop programma’s tot stand zouden kunnen komen. Nu maakt iedereen een uitbreiding die het gemiddelde is van alle woonwensen. Het zou veel interessanter zijn als ook ruimte wordt gegeven voor bijzondere woonwensen zodat verschillende gebieden zich van elkaar onderscheiden. Binnen een gemeente of regio moeten dan de bijzondere plekken worden aangewezen waar bijzondere ontwikkelingen een kans krijgen. Goor De ontwikkeling van Goor schetst een perspectief waarbij de Regge weer zichtbaar is in de stad. Dat leidt tot een plan waarbij ontwikkelingen ontstaan met een heel ander grondgebruik dan wat standaard is. Wanneer een deel van het plangebied water wordt en op de rest van het gebied woningen worden ontwikkeld zoals gebruikelijk, dan rest minder uitgeefbare grond, met als gevolg een onhaalbaar plan. Het is dan ook de opgave om anders te plannen dan gebruikelijk. De ruimte voor water moet worden ingezet om te komen tot een ander grondgebruik dan normaal. Er moet gepland worden op een manier waarbij niet
binnen een standaard plan water wordt ingebracht, maar waarbij in het water een maximale hoeveelheid uitgeefbare kavels wordt gerealiseerd. Er moet op een creatieve manier tegelijk worden getekend en gerekend aan het plan. Op die manier kunnen ook plannen die afwijken van het standaard grondgebruik haalbaar worden gemaakt. Willemsoord In het plan voor Willemsoord wordt een gespreide ontwikkeling van woningen voorgesteld, waarmee wordt voortbouwt op de bestaande structuren. Die bestaande structuren bieden meer dan voldoende ruimte om de geplande groei te faciliteren. Wat nodig is, is een plan dat de kwaliteitskaders voor de ontwikkeling aangeeft. De planning en programmering is flexibel. Er kunnen meer of minder woningen worden gerealiseerd. Er kunnen grotere, of kleinere, duurdere of goedkopere huizen worden gebouwd. Maar als er binnen de aangegeven structuur wordt gebouwd is wel scherp aangegeven volgens welke spelregels dat gebeurt. Zo is ook in dit concept enerzijds sprake van een grotere vrijheid en anderzijds van een preciezere sturing. Het lastige van het concept is dat actieve ontwikkeling door de gemeente niet goed mogelijk is. De versnipperde locaties zijn steeds in eigendom van particulieren. Dat terwijl de gemeente wel kosten maakt voor voorzieningen van openbaar nut. Het kostenverhaal volgens de nieuwe Grondexploitatiewet is een belangrijk instrument om een dergelijk concept haalbaar te maken.
verschillende plekken een ontwikkeling plaats kan vinden. Op sommige plekken is de dichtheid laag, op andere hoger. Op sommige plekken is er sterke sturing op kwaliteit, op andere plekken is er veel minder sturing. De dorpsvisie geeft op deze manier een kader voor ontwikkelingen. Initiatiefnemers kunnen op basis van de visie plannen ontwikkelen. Wie een hoog ambitieniveau heeft komt op locatie A terecht, wie een laag ambitieniveau heeft op locatie B. Dit is een andere planvorm die niet meer uit gaat van een kwantitatieve planning en een sturing op het eindbeeld, maar een planvorm die stuurt op basis van kwaliteit.
Heino Het plan voor Heino is al een uitwerking van de nieuwe dorpsvisie. Er wordt in het plan niet precies aangegeven waar de volgende uitbreiding komt en hoe groot die uitbreiding moet zijn. Er wordt aangegeven wat de kwaliteit van verschillende plekken is en onder welke condities op die
67
Aan de slag
Aanbevelingen rolverdeling Het bijdraaien van de koers vraagt energie op alle aspecten van het planproces, en van alle partijen die daar betrokken bij zijn. De debattenreeks leverde daarvoor de volgende suggesties op: gemeente De gemeente - als opdrachtgever - is primair verantwoordelijk voor de wijze waarop het dorp zich uitbreidt en ontwikkelt. In alle vijf de debatten kwam naar voren dat gemeentes, actiever en meer sturend kunnen zijn met betrekking tot hun ruimtelijke kwaliteit. Niet het initiatief bij anderen laten, en achteraf toetsen, maar zelf zetten doen om kansen en mogelijkheden te creëren. Het hebben van een visie op de beoogde kwaliteiten van potentiële ontwikkelingslocaties - binnen de context van dorp en gemeente - is daarvoor noodzakelijk. Met een beeld, een verhaal en ambitieniveau, kunnen andere partijen uitgedaagd worden om voorstellen te doen. Uitgedaagd, zullen zij laten zien dat ze over meer creativiteit beschikken dan nu veelal lijkt. Gemeentes kunnen stimuleren ontwerpers te kiezen die passen bij de opgave. > laat kwaliteit leidend zijn bij de ontwikkeling van het dorp > neem het initiatief aan het begin van het planproces > ontwikkel een verhaal over de kleur en toekomst van het dorp > maak dorpsvisies inclusief een ontwikkelstrategie > biedt ruimte voor voorstellen en experiment > toets plannen op hun bijdrage aan de beoogde kwaliteiten
70
provincie De provincie had altijd stevige grip op waar en hoeveel er gebouwd werd in de provincie. Binnen de nieuwe wet ruimtelijke ordening, verschuift een deel van deze verantwoordelijkheid naar de gemeentes. De provincie krijgt daarmee, in plaats van een toetsende, een meer stimulerende en sturende rol. Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit is daarbij een belangrijke invalshoek. De provincie wordt daarmee een belangrijke opdrachtgever voor de ruimtelijke kwaliteit op schaal van de provincie. Om deze rol goed te kunnen spelen is kennis en visie nodig; het ‘sturen op kwaliteit’ vraagt boven alles een helder, aansprekend verhaal over de kwaliteiten van de provincie en hoe verschillende ontwikkelingen daaraan bij kunnen dragen. In de debatten kwam naar voren dat gemeentes vaak maar beperkt geëquipeerd zijn om hun rol als opdrachtgever goed uit te kunnen oefenen. Daarbij is weinig tijd en budget beschikbaar om nieuwe kennis te ontwikkelen. Zowel op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, als de ontwikkelkant is daarom veel behoefte aan kennisuitwisseling met andere partijen. De provincie zou dit proces moeten inspireren en ondersteunen. Hiervoor zou ondermeer een kwaliteitshandboek gemaakt kunnen worden, waarin de ‘Overijsselse maatstaf’ wordt onderzocht en toegelicht. Aspecten die uit de debatten kwamen zijn ruimtelijk onderzoek naar dorpse kwaliteiten, de families van dorpen en de wijze waarop deze verbonden kunnen worden met de actuele opgaven. Daarbij is ook kennisontwikkeling noodzakelijk op het gebied van het ontwikkelproces, de grondpolitiek en planeconomie. Tot slot is er behoefte aan kennis van de verdeling van functies, programma’s en voorzieningen, bijvoorbeeld scholen, zorg en cultuurcentra, waarmee ook eventuele moeilijke keuzes naar bewoners onderbouwd kunnen worden.
> stuur, stimuleer en faciliteer het palet van dorpen > ontwikkel het verhaal over de kwaliteiten van de provincie en hoe dorpen daaraan kunnen bijdragen > ruimtelijk onderzoek & kennisontwikkeling > ‘kwaliteitshandboek’ voor de ontwikkeling van dorpen > toetsen van de dorpsvisies aan de kwaliteitsambities > richt een dorpenteam of ontwikkelmaatschappij op dat de gemeenten kan inspireren en ondersteunen
om het plan van NoordPeil nogmaals in een wat breder verband binnen de gemeente te presenteren. Om zo te verkennen hoe dit plan de eigen kleur van Heino kan versterken. Verder wordt voorgesteld om ook met de andere betrokken gemeenten te verkennen of de gepresenteerde ideeën en plannen aanleiding zijn om een pilot te starten.
Pilots Met het bundelen van alle bevindingen en aanbevelingen in deze epiloog, wil AtelierOverijssel het estafettestokje graag overdragen aan de verantwoordelijke partijen. Om er voor te zorgen dat met zoveel lopers het stokje niet op de grond stil valt, wordt voorgesteld een aantal concrete pilots op te zetten, waarin verkend wordt hoe de stap naar de praktijk gemaakt kan worden. Tijdens de debatten is een aantal urgente cases komen bovendrijven. Zo werden in het gesprek over de ontwikkelingen in de gemeente Heino, de plannen gepresenteerd voor een nieuwe woonwijk. Uit de studie van NoordPeil landschapsarchitecten blijkt dat in de gemeentelijke plannen kansen blijven liggen om zowel de dorpse kwaliteiten te ontwikkelen, als het dorp te verstevigen middels ruimtelijke structuurdragers en relaties met het ommeland. Nadrukkelijk werd door de aanwezigen voorgesteld, nu de plannen nog papier zijn, even een paar passen op de plaats te maken. In dit tijdsmoment kan verkend worden hoe de ideeën en voorstellen van landschapsarchitecten in een dorpsvisie voor Heino kunnen worden vertaald. De verantwoordelijkheid voor deze pilot zal primair bij de gemeente Heino liggen. Een eerste stap zou kunnen zijn dat de Provincie het initiatief neemt
71
72
Colofon
73
Elk dorp zijn eigen kleur is de afronding van de tentoonstelling en debattenreeks ‘Rafels, randen en Routes’ over de herkenbaarheid en kracht van het Overijsselse dorpsgezicht. Meer achtergrond informatie is te lezen in de catalogus van de tentoonstelling.
Klankbordgroep
AtelierOverijsel
Tenzij anders vermeld: Karen de Groot, Ruut van Paridon, Jandirk Hoekstra, Jan Winsemius
Jandirk Hoekstra Jaapjan Berg Karen de Groot Margien Katerberg Inge Vleemingh
atelierleiding equipe atelier
74
gemeente Hof van Twente gemeente Losser gemeente Raalte gemeente Steenwijkerland gemeente Zwartewaterland
Teksten & Afbeeldingen
Publicatie Deze publicatie is een uitgave van AtelierOverijssel, werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit. Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, mits de bron wordt vermeld.
Projectteam Gesien van Altena Bart Beukema Bart Buijs Linda de Haan Annelies van der Horst Tjitske Houkes Let Geerling Endrie Nijhuis Peter van Roosmalen Marieke Schoonderwoerd
Albert ter Braak Huub Plegt Francisca Holtman Auke Tiersma Marcel Exterkate
Het Oversticht Provincie Overijssel Het Oversticht Het Oversticht Provincie Overijssel Provincie Overijssel Kunst en Cultuur Overijssel Het Oversticht Architectuurcenrum Twente Landschap Overijssel
AtelierOverijssel, Zwolle, april 2008
AtelierOverijssel, werkplaats voor ruimtelijke kwaliteit Harm Smeengekade 9 | 8011 AK Zwolle | T 038.4222900 | www.atelieroverijssel.nl