Elisa Kint Latijn-Wetenschappen 2002
Een tijdje geleden vertelde Bie Vandensande me dat Elisa Kint, één van haar nichtjes, grafisch ontwerper is. Dat intrigeerde me. Ik zag Elisa nog goed voor me. Niet al te groot van gestalte. Fijne gelaatstrekken. Zwart, sluik haar. Expressieve, donkere ogen. Eerder stil en bescheiden. Zeer persoonlijk. Ze deed me denken aan haar moeder, Tinne Vandensande die ik ook in de klas had gehad. Dat Elisa voor een artistieke loopbaan had gekozen, verbaasde mij eigenlijk niet maar ik wilde toch wel graag vernemen hoe ze vanuit de klassieke humaniora die keuze had gemaakt en wat voor werk ze nu precies deed. Zo komt het dat Bie en ik op dinsdag 25 maart de trein naar Antwerpen nemen. We hebben een afspraak met Elisa in de cafetaria van bibliotheek Permeke op het De Coninckplein. Elisa is al geïnstalleerd achter haar laptop wanneer we eraan komen. De begroeting is hartelijk. We vinden beiden van elkaar dat we op twaalf jaren tijd niet sterk veranderd zijn, al vrees ik een beetje dat Elisa nog altijd even vriendelijk is. We starten met een losse babbel. Elisa vertelt dat het De Coninckplein tot voor enkele jaren een problematische buurt was. Het is nu een aangename plek geworden. Door onder meer de drugproblematiek op en om het plein aan te pakken – soms wel een beetje te repressief, zegt ze – en door er een bibliotheek te bouwen. We zitten aan
het raam en we krijgen een doorsnee van de Antwerpse bevolking te zien: mensen van allerlei herkomst en kleuren. Veel Chinezen, want de Chinese wijk is om de hoek. Gewone mensen maar ook heel opvallende. Zo komt een sjofele man, duidelijk goedgezind, met een grote vogelkooi aangewandeld. Ik bedenk dat ik hier wel uren door het raam zou kunnen kijken, zonder mij te vervelen. Elisa vertelt dat ze zeer graag in Antwerpen woont, precies om die reden. Het culturele aanbod is er ook veel groter dan in Leuven. Het enige wat ze mist is haar familie, zegt ze. Haar ouders wonen in Pellenberg en daar gaat ze om de veertien dagen met het openbaar vervoer naar toe. Haar opmerking verbaast me een beetje: ik had dit van een vrijgevochten ontwerpster niet meteen verwacht. Tegelijkertijd klinkt het heel sympathiek en ik herken het sterke familiegevoel bij de familie Vandensande: een echte clan. Tijd om met onze vragenlijst te starten! Elisa, een klassieke vraag om mee te starten: Hoe ben je in Paridaens terechtgekomen? Dat is natuurlijk niet ver te zoeken. Mijn moeder en tantes waren mij voorgegaan en het lag een beetje voor de hand. Ik heb mij de eerste jaren bij de keuze ook geen vragen gesteld. Het is pas toen ik een jaar of vijftien was dat ik wist wat ik op school miste. En dat was? Je zou het 'creatief denken' kunnen noemen. Een verlaten van de klassieke patronen, een 'out of the box' denken. Zowel in de klas als in de wandelgangen. Uiteraard vond ik dat bijvoorbeeld in het vak expressie van mevrouw Lemaire (–ze deed dat schitterend –), maar in feite moet dat soms ook mogelijk zijn in andere vakken. Iedereen hield zich angstvallig aan hetzelfde klassieke stramien en noch voor leerkrachten, noch voor leerlingen was er veel ruimte om eens andere paden te bewandelen, om de verplichte leerstof eens te laten voor wat ze was, of om ze op zijn minst vanuit een andere hoek te benaderen. Bie: Ik begrijp, denk ik, wat je bedoelt. Toen wij leerling waren, had je bijvoorbeeld Nelly Schonken, die dat wel probeerde. Ze gaf verschillende vakken en ze kon zodoende ook gemakkelijker vakoverschrijdend werken. Juist. Ik herinner me bijvoorbeeld dat we eens een filmscenario moesten schrijven van het Laöcoonverhaal bij Vergilius. Een ideale manier trouwens om de tekst grondig te lezen en om te ontdekken dat alle scenariogegevens (klank, kleur, beweging enzovoort) in de tekst te vinden zijn! We lazen ook poëzie in vele talen, ook Spaans, louter voor de klanken! En we verlieten geregeld het klaslokaal. Toen iets ongehoords. Een soort 'Dead Poets Society' in feite. Kon je met je verzuchtingen bij
iemand terecht, Elisa? Ik heb mijn honger naar meer creativiteit bij mijn ouders aangekaart en even is er sprake geweest van de Kunsthumaniora, maar uiteindelijk hebben we beslist dat ik toch mijn Klassieke humaniora zou afmaken en in feite beklaag ik het me niet. Hoezo? Ik ondervind dikwijls dat ik voordeel heb bij de algemene, degelijke vorming die ik heb gekregen. Al klinkt dat tegenwoordig wel een beetje elitair, het is wel een feit. Heb je nog bepaalde herinneringen aan Paridaens? Nog contacten? Spontaan denk ik aan mevrouw Ingrid Meulemans die mij eens uit eigen beweging heeft bijgewerkt toen ik vrij lang ziek was geweest. Ik heb daar toen zeer veel aan gehad. Met mijn vroegere klasgenoten heb ik geen contact meer, tenzij met Lies De Mot. Af en toe gaan we samen iets eten in het restaurantje van I-Wen Liu. Lies en I-Wen waren heel fijne leerlingen! I-wens moeder gaf Chinees op het CLT en was zeer toegewijd, maar ook zeer streng. Ze eiste van haar dochter een 'Chinese' discipline – elke dag iets in haar dagboekje schrijven, bijvoorbeeld – maar I-Wen heeft er zeker niet onder geleden en er alleen maar de vruchten van geplukt. Ze was een vrolijk meisje! Erg lenig ook! Juist! We hebben ook nog samen geturnd. I-Wen heeft met succes economie gestudeerd en daarna een tijd bij VISA of Mastercard gewerkt. Dan heeft ze het over een andere boeg gegooid. Ze heeft nu een goed draaiend veganistisch restaurant in Leuven. Daar moeten wij eens naar toe! En na de humaniora? Sint-Lucas? Niet meteen. Ik ben een jaar op AFS naar Italië geweest. Ik herinner me zelfs dat ik dat heb verteld tijdens jouw lesuur, in één van onze 'zithoekmomenten'. Ik vond het trouwens heel fijn dat ik op die manier de gelegenheid kreeg om aan de klas mijn plannen uiteen te zetten. Dat ik dat vergeten was. Nu je het zegt herinner ik me zeer goed dat je van plan was om naar Italië te gaan. En inderdaad: achter de kast in ons groot lokaal had ik een 'zithoek' ingericht met een oud tapijt dat ik van mijn zolder had gehaald. Het werd gebruikt om er tijdens de middag projecten voor te bereiden of ook voor kringgesprekken met mijn eigen klas. Het nodigde meer uit tot een fijn gesprek. En? Is het jaar Italië meegevallen? Heel erg. Ik kwam terecht in een familie met drie kinderen in Spinazzola, niet ver van Bari. Het diepe zuiden van Italië dus. Ik werd er goed opgevangen. De moeder was lerares Engels en gaf me de eerste maanden wat bijles Italiaans. Ook dankzij mijn
kennis van het Latijn was ik er snel mee weg. Het was een heel traditionele, katholieke familie, maar het viel erg mee. De school was een kleine school, in feite een 'middelbare dorpsschool'. Er gingen ook andersvaliden naar school, waaronder ook kinderen met downsyndroom. Iets waar hier nu over wordt gedebatteerd, maar wat daar toen een feit was, ook uit noodzaak: andere oplossingen waren er niet. Ik vond het zelf erg leerrijk en ik heb mij dat jaar zeker niet beklaagd: op veel vlakken heb ik ervan geleerd. Naast schoolse zaken heb ik in Italië ook geleerd om mijn 'Belgische' houding achterwege te laten. Vrienden daar schrokken aanvankelijk van mijn 'koel'gedrag. Van in het begin werd er zowel bij vrienden, klasgenoten als familie, geknuffeld en gekust bij elk afscheid. En nadien? Ik twijfelde tussen Psychologie en Grafische Vormgeving. Het werd Grafische Vormgeving in Sint Lucas in Antwerpen. Vanaf het eerste ogenblik voelde ik mij er thuis. Ook de studenten die ik bij de toelatingsproef ontmoette en met wie ik achteraf in de klas zat, gaven mij het gevoel dat ik bij 'gelijkgezinden' was terechtgekomen, iets wat ik in mijn vorige studie had gemist. Het zijn nog altijd vrienden. Waarom precies die richting? Beeldhouwen trok mij ook aan, maar van alle kunstrichtingen gaf dit de breedste vorming. Welke vakken heb je zoal gekregen? Naast theoretische vakken, zoals Filosofie van de Kunst, kregen we o.m. tekenen, fotografie, fotoshop en andere programma's, collagetechnieken, schilderen ... Voor de theoretische vakken hadden we traditionele examens. Het creatieve werk werd een paar keren per jaar geëvalueerd en op het einde van elk jaar diende je een groot eindwerk te presenteren dat door een jury van een vijftal leraren werd beoordeeld. Ik vond dat altijd een erg spannend moment, veel erger dan een gewoon examen. Hoezo? Een vak kan je instuderen en je weet zelf wel of je al dan niet klaar bent om examen af te leggen. Bij een creatief werk weet je nooit op voorhand hoe het beoordeeld zal worden. De jury stelt erg kritische vragen, je moet je keuzes verantwoorden. Het is, bij wijze van spreken, niet voldoende om 'een schoon prentje' te maken. Je moet de toeschouwer verbazen, hem doen nadenken, hem aanzette tot reflectie, op welke manier dan ook. Je moet hem 'vastgrijpen'. En dat was moeilijk om te leren? Niet gemakkelijk, inderdaad. Dat ik een stage in Den Haag heb mogen doen, heeft me
daarbij ook erg vooruitgeholpen. Ik draaide drie maanden mee in een niet-klassiek grafisch bureautje dat gerund werd door een fijn echtpaar. In Nederland durft men trouwens sowieso meer. Op inhoudelijk vlak of op vormgevend vlak? Op beide vlakken. Ze leerden mij nog meer los te laten wat ik had geleerd, verder te kijken. Ik werd uiteindelijk met mezelf geconfronteerd en dat is nodig wil je echt creatief zijn. Kon je bij hen logeren? Neen, ik huurde een kamertje bij een Turkse vrouw, Ilknur. Een verhaal op zich. Ongetwijfeld! Kan je iets meer vertellen over een of meerdere van je eindwerken? Ik denk vooral aan twee werken. In 2006 heb ik een video-installatie gemaakt – geen grafisch werk dus – voor het vak 'experimentele typografie', d.i. op een experimentele manier letters ontwerpen. Ik heb een grote dansvloer met bloem bestrooid en danseressen uitgenodigd om letters te 'dansen'. De 'letters' bleven achter op de dansvloer! En het geheel heb ik op video vastgelegd. Boeiend! Voor mij een wereld waar ik niet in thuis ben, maar waar ik met des te meer plezier over hoor spreken. Er is nog een tweede werk waar je aan dacht? In 2007, om mijn masterdiploma te behalen, heb ik ook een video-installatie gemaakt: Portretten van een vriendengroep, volgens het principe van het 'cadavre exquis'. (Ter info: Het cadavre exquis is in oorsprong een dichtvorm waaraan verschillende dichters werken door telkens één regel toe te voegen aan het gedicht, zonder op de hoogte te zijn van de voorgaande regel. Op die manier ontstaat een experimenteel, surrealistisch gedicht. Het cadavre exquis is genoemd naar de eerste woorden van het eerste gedicht dat op die manier is geschreven: 'Le cadavre exquis boira le vin nouveau'. De techniek werd in 1934 ook met tekeningen toegepast door René Magritte en zijn toenmalige entourage.) Dat principe vind je nu terug in een kinderspelletje: iemand tekent een hoofd, plooit het blad, een ander tekent een romp enzovoort. Het resultaat is grappig, verrassend, surrealistisch. Zelf heb ik dus een video-installatie gemaakt volgens dat principe. Er stonden drie videoschermen boven elkaar. Vrienden discussieerden onderling en werden intussen gefilmd. Op het bovenste scherm zag je hoofden, op het tweede rompen, op het derde benen, maar zo dat op één en hetzelfde hoofd, telkens een andere romp, of dan weer andere benen/ voeten verschenen. Onder andere Koen Theys heeft me toen begeleid, een goed kunstenaar met ervaring met videoinstallaties.
Hoe origineel! Ja, het lijkt misschien wel erg 'experimenteel', maar je moet bedenken dat zo'n eindwerk ook een unieke gelegenheid is om alles wat je hebt geleerd uit te proberen. Ik was zeer tevreden dat het werk positief is ontvangen. En dan had je het masterdiploma op zak. Ja, maar ik mocht van mijn ouders nog een paar jaar verder studeren. Weer stond ik voor een keuze: Psychologie of Film? En het werd film! Bie: je kunt wel zien dat je echte voorkeur naar het artistieke gaat. Je roots zullen hier wel een rol spelen. Inderdaad, het zit wel een beetje in de familie om met kunst en cultuur bezig te zijn. Mijn vader is architect – en hij is wat blij met mijn keuzes! Mijn grootmoeder lang vaders kant, Magda Kint, is een gedreven schilderes/beeldhouwster. Bie: Juist! Ik vind dat je veel van je grootmoeder weg hebt. Françoise: Iedereen in Herent kende trouwens je grootvader, Jef Vandensande, een bijzonder cultuurminnend en creatief man. En ik vernam dat je moeder, Tinne Vandensande, een tijd geleden de Cultuurprijs Vlaanderen heeft gekregen voor haar werk bij de Koning Boudewijnstichting, meer bepaald voor haar grote inzet voor het cultureel erfgoed. Elisa, je hebt ongetwijfeld je artistiek talent en je belangstelling voor cultuur met de genen meegekregen! Geen wonder dat je ook voor je tweede studie in die richting koos. Ja, misschien is dat wel zo, maar anderzijds bleef ook psychologie mij bezig houden. Ik verklaar mij nader. Ik schreef mij in bij Sint-Lukas in Brussel omdat mijn videoinstallaties mij de smaak hadden gegeven om met de camera te werken. Tegelijkertijd was ik door de video-installaties in de ban geraakt van het filmen van mensen in hun dagelijks doen en laten. Ik koos dus voor 'Documentaire film'. En beantwoordde het aan je verwachtingen? Zeker en vast. Als eindwerk voor mijn eerste jaar film heb ik een portret gemaakt van een oude vrouw met alzheimer. Ze was in feite familie van familie. Ik had haar al eens ontmoet en het probleem fascineerde me. De vrouw was nog in staat om mij haar toestemming te geven en ik had natuurlijk ook de instemming van de familie en van de verpleegkundigen. Hoe ben je daarbij te werk gegaan? Ik wilde één dag uit het leven van een alzheimerpatiënt vertellen en ik heb daarvoor een halve week in het verzorgingstehuis gewoond. Slapen deed ik in het klooster maar verder was ik de hele dag bij haar. Het verliep goed. Soms kon ik met haar praten.
Soms niet. Soms was ze lief, maar soms was ze boos, vooral toen er momenten van besef waren. Ik denk dat ik dat verdriet, de kwetsbaarheid, in de film heb kunnen vastleggen, al is de boventoon zeker niet volledig negatief. Er ligt, denk ik, ook menselijke warmte in. Hij werd op school erg positief beoordeeld. Bie: Ik weet dat haar zoon erg gelukkig is met die film. Dat is ongetwijfeld het mooiste compliment. Hielp het bij je nieuwe studie dat je al een diploma op zak had? Natuurlijk. Het feit dat ik al wat ouder was, speelde in mijn voordeel. Ik had bijvoorbeeld die film over alzheimer niet op dezelfde manier kunnen maken als achttienjarige. En ook op vakgebied had ik intussen natuurlijk veel geleerd dat ook in de filmwereld van pas kwam. Toch heb ik tot op het einde moeten horen: loslaten! Je bent te beheerst, te rationeel! Je moet je eigen stem zoeken! Vergeet wat je hebt geleerd! Werk vanuit je buikgevoel! Zijn er momenten in je filmopleiding die je zijn bijgebleven? Ik denk daarbij natuurlijk aan de twee uitwisselingsbeurzen die ik heb gekregen. Zo ben ik met een Leonardo da Vincibeurs voor anderhalve maand naar China kunnen gaan en met een Erasmusbeurs voor een half jaar naar Finland. Naar China! Inderdaad! Technisch staan de Chinezen heel ver, dus dat was meegenomen. Voor het inhoudelijke ligt dat toch enigszins anders. Je doet er niet zomaar wat je wilt, er zijn strenge, rigide regels. Het dwingt je om op een andere manier te denken, soms voorzichtiger te werk te gaan. Toen we er aan kwamen, kregen we een hele lijst voorgeschoteld van zaken die we in onze kortfilm niet aan bod mochten laten komen. Eén van de topics die 'not done' was, was de Chinese overheid, bijvoorbeeld. Toch heb ik er boeiend werk kunnen maken. Ik leg uit. Voormijn vertrek had ik een zeer korte reportage op de VRT gezien van Tom Van de Weghe, de eerste VRT-correspondent in China en het Verre Oosten. Hij had het in die reportage over de ondergrondse wereld van Beijing. In de jaren zestig zijn er namelijk reusachtige schuilkelders gebouwd, nog steeds in het kader van de Koude Oorlog. Door het ernstig plaatsgebrek in de stad bouwt men nu niet alleen in de hoogte, maar gebruikt men ook de kelders als woonruimte. Tijdens het verkennen van de straten van Beijing, botste ik als vanzelf op verscheidene van die kelders. Het gaat om piepkleine kamertjes die verhuurd worden, volledig onder de grond dus. Het was een zeer bevreemdende wereld waarin ik terecht kwam. Zo was er een meisje in pyjama dat mij voorbij liep, totaal verdwaasd. Ze merkte mij zelfs niet op. Zeer bizar en beklemmend. Ik vatte de idee op om over die ondergrondse wereld een documentaire te maken. In de filmschool vond ik een
meisje dat in die kelders woonde: Saimeng, een studente maquillage. Ze was bereid me haar woonplek te tonen en te laten filmen. Het is in de eerste plaats haar portret geworden. Via Saimeng ontdek je beetje bij beetje de ondergrondse wereld. Ik ben er naartoe gegaan samen met een geluidsman die ik op de campus op de kop kon tikken en met een Zwitsers meisje als tolk. De camera bediende ik zelf: het was er zo klein dat je nauwelijks kon bewegen. Met meer konden we echt niet zijn. Een te grote ploeg verstoort bovendien voor mij de intimiteit van zo een persoonlijk interview. Was ze tevreden met het resultaat? Zeker. De film is in België afgewerkt – ik was er ten slotte maar zes weken –, maar ze wilde zeer graag dat de situatie in het Westen bekend werd, ook al was ze er niet bovenmate verbitterd over. Ik heb nog af en toe contact met haar via e-mail, maar de contacten verlopen niet vlot. Facebook is bijvoorbeeld niet altijd toegankelijk. Ook het contact tussen beide scholen is niet evident. Sint-Lukas Brussel stimuleert haar studenten te filmen vanuit een kritische geest. De Beijing Film Academy heeft, gezien de situatie in China, een iets ander vertrekpunt. Gelukkig zijn er af en toe ook zeer eigenzinnige Chinese artiesten. En je hebt ook een beurs voor Finland gekregen? Dat was natuurlijk een heel andere ervaring. Het was winter. Koud en donker dus. Het niveau ligt er wel erg hoog omdat ze uiterst strenge selectieproeven voor hun onderwijs hebben. Per jaar kunnen er telkens maar een paar mensen afstuderen: twee à drie regisseurs, twee cameramannen, twee geluidsmannen. Ik heb er veel opgestoken. In Finland heb ik een portret gemaakt van een Duits - Oekraïens meisje op zoek naar haar identiteit. Intussen was je al wel vijfentwintig? Ja, in principe was het dan afgelopen met studeren. Ik wilde mijn ouders niet meer ten laste zijn, ook al maakten ze er geen probleem van en hebben ze mij altijd ten volle gesteund. Ik ben dus begonnen met het aannemen van een aantal opdrachten en met grafisch werk, maar ik wilde toch ook zeer graag mijn filmschool afmaken, wat ik dan ook heb gedaan, zij het wat meer gespreid. Dus weer een eindwerk? Inderdaad! Hier komen we terug bij Paridaens. Bij Paridaens? Inderdaad; Ik heb me laten inspireren door een tekenfilmpje dat we in het tweede middelbaar kregen in het kader van de lessen 'seksuele en relationele opvoeding'. Het
was een leuk filmpje, daar niet van, maar het schoot zijn doel totaal voorbij. Het filmpje vertelde wat we al lang wisten. Over zaken die ons wel geïnteresseerd zouden hebben, werd er niet gerept. Ik bedacht dat er in feite weinig goed filmmateriaal bestond om met adolescenten over relaties te praten. Waar komen jongeren in aanraking met een menselijk en realistisch beeld over relaties en intimiteit bij hun leeftijdsgroep? Films tonen vaak de romantische of dramatische kant. Pornografie toont weinig intimiteit en focust niet op jongeren als doelpubliek. Ik vatte dus de idee op om zelf een korte documentaire over relaties en seksualiteit bij jongeren te maken. Daarbij kreeg ik de ondersteuning van Jong en van zin, een VZW die in opdracht vande overheid adviseert bij het maken van materiaal dat kan gebruikt worden bij de seksuele vorming. Ik ben naar middelbare scholen gegaan en heb zulke lessen gevolgd om mij in te leven in de wereld van de jongeren. Uiteindelijk ben ik terecht gekomen bij een kleine vriendengroep van vijf personen: een paar jongen/meisje, een paar jongen/jongen, en één single. Ze zagen er heel gewoon uit. Het was de bedoeling dat zoveel mogelijk jongeren zich in hen konden herkennen. En heb je ze aangestuurd bij het filmen? De film focust in de eerste plaats op dagdagelijkse momenten, recht uit het leven van de jongeren. Maar wanneer je uiteindelijk aan het filmen bent, is zoiets altijd min of meer aangestuurd. Laat ons zeggen dat het 'aangestuurd spontaan' was. Ik heb ze in allerlei situaties gefilmd, ook vrijagescènes, waarbij ik geprobeerd heb om zo respectvol mogelijk te zijn, zonder zaken te verbergen. Jongeren hebben in dit kader geen boodschap aan preutsheid. In feite gaat de film op de eerste plaats over gevoelens. Soms kregen de jongeren een camera mee met een opdracht. 'Wat vind ik mooi aan mezelf?' bijvoorbeeld. De film komt in mei/juni uit en hij kan via Jong en van zin of via Sensoa – Vlaams Expertisecentrum voor Seksuele Gezondheid – aangekocht worden. Er hoort ook een werkmap bij. Het is de bedoeling dat het materiaal in de scholen wordt gebruikt. Ik hoop dat het aan de behoefte zal beantwoorden. Ik hoop het samen met jou. Ik herinner me dat we in de vierdes een spel hadden om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken, en ook een filmpje over jongeren, Later begint nu, een filmpje dat toen al een beetje verouderd was en erg geforceerd aandeed. Meer aangestuurd dan spontaan! We deden wel ons best om dat aspect van de opvoeding aan te pakken, maar eenvoudig was het niet. Ik ben er zeker van dat je film aan de behoeften zal voldoen. En intussen, voor het behalen van je tweede master, was je al een paar jaren aan het werk? Inderdaad, en dat werk zet ik nu verder. Ik werk deeltijds bij een bedrijfje als
communicatieverantwoordelijke en verder ben ik zelfstandige in bijberoep. Ik maak affiches, ontwerp logos, websites, noem maar op. In de lijn van mijn opleiding dus. Zo heb ik bijvoorbeeld gewerkt voor het Passief Huis-platvorm, waarvoor ik o.m. de cataloog heb mogen ontwerpen. Vorig jaar heb ik voor het Sfinksfestival gewerkt en dit jaar mag ik er alle vormgeving voor maken. Samen met een collega heb ik een opdracht van de bibliotheek Hasselt om de huisstijl en signalisatie te verzorgen. Dat zijn maar een paar voorbeelden. Met film ben ik ook nog bezig. Zo heb ik samen met mijn zus Anna reportages gemaakt - korte portretten van de leiders van een aantal sociale ondernemingen - , maar dat is een ander verhaal. Mijn website geeft een idee van de diversiteit van de opdrachten en van de eigen stijl die ik probeer te ontwikkelen: www.elisakint.be Hoe zou je jouw werk definiëren? Tot een bepaalde stijl of stroming zou ik mezelf niet rekenen. Mijn documentaire films zijn portretten, bijna altijd van sterke vrouwen of meisjes uit zeer verscheiden culturen. Ik probeer hun eigenheid te laten zien, dat wat hen zo bijzonder maakt. Een jonge Berbervrouw, die in haar piepklein Brussels winkeltje haar eigen ontworpen kleren probeert te verkopen; een vrouw met psychische problemen die in haar verlaten appartement in Antwerpen op een heel gevoelige manier haar reconstrueert; de jonge mensen in mijn eindwerk 'Bloot', die stuk voor stuk, zonder het zelf te beseffen,heel volwassen en mooie opvatting hebben over relaties en intimiteit… Hoe kom je aan opdrachtgevers? Via e-mail, via netwerken, via mond-aan-mondreclame. Het is iets wat je langzaam opbouwt. En de toekomst? Van het creatief werk in 'bijberoep' zou ik in de toekomst graag mijn hoofdberoep maken, maar ik weet niet zeker of ik op de eerste plaats met het grafisch werk of met film wil bezig zijn. In feite vragen beide disciplines 100% inzet en een week heeft maar zeven dagen. Maar misschien komen beide kanten wel samen in een project. Elisa, we zijn onder de indruk van wat je op je jonge leeftijd al allemaal hebt gerealiseerd en van je origineel en fris werk. We twijfelen er niet aan dat je jouw dromen waar zult kunnen maken. Veel succes! Françoise Feys, met ook dank aan Bie Vandensande voor haar geapprecieerde medewerking