Elfstedentocht 1985 - lang gewacht toch gekregen. Dagen voor de tocht. Eindelijk was het dan zo ver. Ik hoorde het op de autoradio. De tocht der tochten, de Friese Elfstedentocht, zou na 22 jaar wachten op donderdag 21 februari 1985 weer gehouden worden. In de auto die maandagavond 18 februari 1985 en op weg terug naar Alkmaar met drie andere schaatsmaten vanuit Sneek waar we net de Elfmerentocht gereden hadden, hoorden we dit grote nieuws. We konden onze oren niet geloven maar wisten wel dat we er klaar voor waren. 1956 was mijn eerste winter waarin ik als 9 jarige beginnend puber met mijn zusters mee mocht naar de opgespoten atletiekbaan in de Watergraafsmeer in Amsterdam. Deze plek werd later omgebouwd tot de Jaap Eden kunstijsbaan, op 9 december 1961 geopend als de eerste in Nederland, en te danken aan de WK Allround triomf van Henk van der Grift in Goteborg begin 1961. Met veel vallen en opstaan was ik direct met het schaatsvirus bevangen want ondanks het moeilijke begin was ik niet meer van het ijs te krijgen. In 1963, het jaar van die laatste en legendarische tocht, was ik met mijn 15 jaar nog niet oud genoeg geweest om te mogen starten. En dat was jammer omdat ik wel al 2 seizoenen intensief had kunnen oefenen op die dus in december 1961 geopende Jaap Edenbaan waar ik 4 tot 5 keer per week te vinden was. Vaak reed ik tussen de grote en in mijn ogen al oude mannen als Kerkeling en Overheul, mannen met de rechte rug en de lange slag, en werd ik als het ware geadopteerd in deze groep die rondjes reed vanaf het ogenblik van opening tot het moment dat er een touw over de baan werd gespannen om te sluiten. Sindsdien had ik al die jaren fanatiek getraind met uitsluitend de tocht voor ogen. De tocht zelf had voor mij geen enkele verrassing meer omdat ik deze in gedachten en aan de hand van boeken en kaarten het traject en alle te verwachten ontberingen in mijn hoofd had opgeslagen. De tocht kon ik dromen wat ik ook veelvuldig deed en zodra er natuurijs was testte ik mijn conditie of verbeterde ik mijn uitrusting. Niets mocht aan het toeval worden overgelaten als het zover zou zijn. Als toenmalig nog lichtgewicht van net 60kg met heel weinig vet om mijn botten was ik zeer gevoelig voor verkoudheden en andere ongemakken en daar lag mijn grote angst. Stel je voor je bent ziek op juist dat ogenblik dat ze daar in Friesland van start gaan. Ik moest er niet aan denken. Met het uitblijven van de tocht in de loop der jaren en na verhuizing naar Alkmaar in 1973 ben ik lid geworden van de Alkmaarsche IJsClub (AIJC) om nu onder deskundige leiding mijn schaatsconditie en techniek op een hoger peil te krijgen. Langebaanwedstrijden maar vooral ook de startende marathon schaatswedstrijden vulden de jaren 70 tot medio 80. Vooral de wekelijkse marathonwedstrijden, zowel regionaal als landelijk in de B-klasse, waren uitstekende trainingen voor een eventuele tocht. Een tocht waar ik steeds meer aan ging twijfelen of die ooit nog gereden zou worden. Maar nu was het dan zover en het maakte mij zeer emotioneel. Er viel de laatste dagen nog veel te regelen vooral ook administratief maar uiteindelijk gingen we, te weten Jan Zijp, Ton Morsch, Jan Verduin en ondergetekende in de auto richting Leeuwarden op woensdag 20 februari 1985 de dag voor de start. Ook in Leeuwarden, voor mij een bekende stad omdat ik er mijn diensttijd in 1970-1971 deels had doorgebracht bij de Koninklijke Luchtmacht, en na het afhalen van de startpapieren in de Frieslandhal (later het FEC) was er nog vooral voedsel en drank in te slaan voor de tocht. Ook besloten we ons op de foto te laten zetten nu we er nog gezond uitzagen en deze foto als geschenk achter te laten bij de familie Heddema die ons in hun huis gratis logies had aangeboden. Ik herinner mij deze vriendelijke mensen nog goed. Hun kinderen waren bij familie en vrienden ondergebracht om voor ons plaats te maken. Vooral herinner ik mij de heer des huizes die de avond voor de tocht een indrukwekkende donderpreek afstak die ons ervan moest doordringen van het feit dat iedereen en let wel iedereen die bij de familie Heddema gelogeerd had de tocht had uitgereden en hij dat graag zo wilde houden. Voor watjes was volgens Heddema hier geen plaats en om dat kracht bij te zetten wees hij op een voor ons niet zichtbare knuppel die naast de haard zou staan. Een zeer overtuigende peptalk die de dag later nog vaak door mijn hoofd zou spelen. Fantastisch gedaan en getuigend van een goede instelling die ook broodnodig
was voor een dergelijk evenement. Met die preek in gedachte en met veel onrust in mij lijf vanwege de voorspelde lichte dooi gingen we op tijd slapen. Ik mocht met Jan Zijp de bedstee op zolder delen mede omdat wij in de eerste groep van start zouden gaan en wij als eerste dus op moesten. Om vier uur zou de wekker gaan maar voor mij was die wekker niet nodig want ik kon de slaap niet vatten en luisterde naar het gesnurk van Jan en naar de geluiden van buiten die leken te bevestigen dat de dooi er aan zat te komen. Precies om vier uur stonden we op en startten we het ritueel van invetten, aankleden en controleren van de rugzakbepakking. Mevrouw Heddema was ook al uit de veren en had voor een prima maaltijd gezorgd waarna we om vijf uur door de heer Heddema op weg naar zijn werk als verbindingsman PTT bij de finish op de Bonkevaart bij de Frieslandhal werden afgezet. Nog een laatste bemoediging van hem en daar stonden we dan in een van spanning bruisende omgeving van duizenden juichende en zingende mensen die de nacht hadden doorgehaald en nu de rijders wilden uitzwaaien. Die ambiance vergeet ik mijn leven niet omdat ik hier niet op voorbereid was. Ook Jan was zichtbaar onder de indruk. Nu de hal in en naar het vak waaruit wij zouden worden losgelaten precies om 6:00 uur. Net toen we daar stonden tussen al die andere toerrijders met zenuwachtige blikken en rare gewoontes gingen voor de wedstrijdrijders voor ons in het vak de deuren van de hal open en onder hoorbare luidde toejuichingen van het publiek buiten holden deze richting de Zwettehaven. Voor Jan en ik nog even geduld en dan mochten ook wij los. Jan en ik hadden duidelijke afspraken gemaakt om eventueel samen te rijden echter zonder dat iemand zich daartoe verplicht zou hoeven voelen. Wel had ik gezegd dat we elkaar waarschijnlijk in de drukte en donkerte voor Sneek kwijt zouden kunnen raken maar dat ik in ieder geval tot Sneek ook rustig aan zou doen. Ik was wat ouder dan Jan en had ook de meeste ervaring op natuurijs en wist dat rustig beginnen zonder te zweten en zonder ongelukken te krijgen de kans op slagen sterk zou vergroten. Tien, negen, acht. Ook het aftellen voor onze start was begonnen en we wensten elkaar succes.
De tocht Direct na het openen van de deuren liepen we tussen de hagen van klappende en schreeuwende toeschouwers, alsof we al hadden gewonnen, richting het ijs van de Zwettehaven ongeveer 1200meter verderop. Jan had direct al pech doordat de band van zijn rugzak brak en al zijn voer voor die dag over straat rolde. Dat begint goed dacht ik maar liep wel door terwijl ik hem nog meldde dat ik tot Sneek nu extra rustig zou rijden om hem de gelegenheid te geven mij weer in te halen. Na Sneek zou er ook wat beter zicht zijn omdat dan de schemering effect zou krijgen. Tijdens het lopen tussen al die mensen met hun aanmoedigingen en het besef eindelijk die tocht te gaan rijden werd je emotioneel en misselijk tegelijk wat nog werd versterkt door die bijna surrealistische sfeer en entourage van de Zwettehaven. Ik kon mijn ogen hier nauwelijks geloven. Het leek wel een theater met juichende mensen rondom de haven en zelfs hoog in de kranen. Er was veel licht voor de TV uitzendingen en er stonden banken op en langs het ijs inclusief nu al vallende toerrijders op het natte en zwarte ijs en overal schoenen en kledingstukken vergeten of gewoon achtergelaten door eerder gestarte rijders. Wat een sfeer en geluid maar ik nam de tijd om mijzelf tot kalmte te manen en rustig en vooral goed mijn schaatsen aan te trekken. Alles zat goed en ik reed de Zwettehaven uit richting de Zwette. Het van-Harinxma kanaal over, de brug onderdoor en het zwarte gat in. Mijn God ik zag de veters van mijn schoenen niet meer laat staan het ijs met of zonder de door mij zo gevreesde scheuren. Gelukkig was ik niet de enige blinde en om mij heen merkte ik meer tastende schaatsers op. Omdat ik constant bang was te vallen of gewoon ergens tegenop te rijden reed ik met de handen los en afwerend vooruitgestoken. Wat verderop wenden we gelukkig wat aan deze situatie en was er de mazzel dat er een rijder was met een lampje die blijkbaar iets meer zag dan ik en een rijder naast mij waarvan ik de naam niet kende maar die wel door zijn bril die constant besloeg nog minder zag dan ik. We volgenden het licht op geringe afstand waarbij ik tot tweemaal toe de man met bril naast mij in zijn koers richting riet
moest corrigeren door hem met meer “links” en “bocht naar rechts” op het ijs trachtte te houden. Zet die bril dan af zei ik waarop hij weer meldde waarom denk je dat ik dat ding op heb? Zonder bril zie ik ook niets. Nu gelukkig wist ik dat de Zwette redelijk recht richting Sneek ging. Om het ons nog moeilijker te maken hadden goedwillende boeren delen van het traject met tractoren verlicht echter helaas verblindden deze soms omdat ze soms tegen de rijrichting in schenen. Het was niet koud maar miezerig weer maar we reden en begonnen op een gegeven moment een vreemd geluid in de verte te horen. Sneek naderde en uit de duisternis werd een roodachtig lichtschijnsel gewaar wat bleek te worden veroorzaakt door brandende fakkels op het ijs neergezet. Deze zorgden voor enig licht maar vooral ook voor veel rook die in de vochtige atmosfeer bleef hangen. Het ratelende geluid nam toe in sterkte en weldra doemde de bron ervan op. We waren weer tussen de mensen in Sneek en volgens de radio, met nieuwsberichten en uiteraard over de tocht, was het ongeveer 7 uur. Klunen moesten we over houten bruggen en vlonders en ik wist nu waar het geluid door werd veroorzaakt want ik droeg er nu zelf aan bij. Doordat het gelukkig nu ook lichter werd herkende ik de omgeving meer en meer omdat dit deel van de tocht nu langs de route van het Elfmerentocht ging en hier had ik dus al gereden een paar dagen geleden. En wat een geluk “He Frans” hoorde ik en zag dat Jan mij weer had ingehaald nu konden we meer vaart maken en gingen op weg naar IJlst en Sloten. Rijden met Jan ging prima omdat we vaak in de clubtrainingen achter elkaar hebben gereden en onze slag redelijk overeenkwam. We genoten en reden richting Sloten na natuurlijk in IJlst weer een stempel op onze kaart te hebben gekregen. Veel praten deden we niet en ik reed veel op kop om het tempo aan te geven en om reden dat ik ook het liefst zicht wilde houden op het ijs dat overigens prima gleed maar wel steeds natter leek te worden omdat de temperatuur toch wel iets boven nul was. Ons tempo was dusdanig hoog dat we weinig andere rijders om ons heen hadden. Blijkbaar zaten we redelijk voorop wat natuurlijk ook niet zo gek was als je in de eerste groep kon starten. Het Slotermeer was prachtig met de opkomende zonlicht schuin voor ons je vergat je bijna te schaatsen. Ook Sloten reden we binnen bij het geluid van de radio met weer een nieuwsuitzending. Zou het 8 uur kunnen zijn, ik wist het niet zeker want mijn horloge zat in het voorvak van mijn rugzak, bewust gedaan omdat ik er ook geen wedstrijd van wilde maken en dus niet steeds op de klok wilde kijken. Bij de stempelpost bleek dat inderdaad het geval en we waren dus al twee uur bezig en hadden volgens de route al 42km afgelegd. Voorwaar een prima gemiddelde voor een toerrijder. “Gaat het” was steeds de vraag ter controle van de conditie, gaat het te hard of te langzaam en dat alles natuurlijk gericht op het halen van de streep in Leeuwarden. Ja, rustig aan en we genoten maar ondertussen kwam er ook een stukje onrust in mij naar boven omdat het ijs steeds natter werd en ik mij afvroeg hoe dat later op de dag moest gaan. Mijn ergste vrees was dat de organisatie zou besluiten geen risico’s te gaan lopen en delen van het traject eerder dan gepland zou gaan afsluiten. Deze vrees werd deze dag alleen maar erger en het zette ons aan sneller te rijden dan gepland was. Vooralsnog wachtte ons een stuk Slotermeer en de Luts langs Balk door het Gaasterland naar de Fluessen en de Morra richting Staveren. Met onze goede conditie ging dit stuk prima en vooral op de meren konden we veel vaart maken. Voor Staveren en trouwens gedurende de hele tocht werd op tijd gegeten en gedronken want na Staveren kwam er een lastig stuk vaak met slecht ijs en pas in Bolsward waren we op de helft. De stempelposten zijn de enige plekken waar we even stilhielden want het is mijn ervaring dat je beter maar in beweging kunt blijven omdat na rust je vaak verstijfd en niet gemakkelijk meer warm wordt met alle gevolgen van dien. Gelukkig waren we nog niet gevallen en dat was maar goed ook want er kwam steeds meer water op het ijs. Jammer want ik wordt altijd wat somber van smeltend ijs om er naar te kijken maar nog meer om er overheen te moeten rijden. Gelukkig wist ik op dat moment nog niet hoe slecht het verderop zou worden. Na Staveren en de andere kleine stadjes reden we probleemloos richting Bolsward en nog steeds verbaasden wij ons erover dat er zo weinig andere schaatser te zien waren. Er waren nu toch 16000 toerrijders onderweg en daar hadden snelle rijders van de eerste groepen ons toch al gepasseerd kunnen hebben? Ik wist dat door mijn voorzichtige start er voor Sneek al meerdere rijders mij waren gepasseerd en ook tot Sloten waren er
enkele rijders die ons voorbij gingen. Maar na Sloten was er niemand ons meer voorbij gereden nee sterker nog zeker vanaf Staveren viel het ons op dat we rijders zelfs inliepen. Misschien waren dat geen deelnemers aan de tocht maar gewoon andere schaatsers bezig met het rijden van een deel van de tocht. We hielden in ieder geval een hoog tempo aan en ook na Bolsward richting Harlingen reden we in een niemandsland met weinig andere rijders en met soms lange stukken klunen. Probleem was wel dat ons drinken vanaf Stavoren op raakte en er weinig betrouwbaar drinkwater langs de kant aangereikt werd. Wel waren er kinderen bezig vanuit een teil water in plastic bekertjes aan te reiken maar de herkomst van het water was twijfelachtig en we dronken dit maar niet. De dorst begon zich wel te laten gelden. In Harlingen moesten we zeker wat gaan drinken. Gelukkig was ons probleem in Harlingen blijkbaar bekend want we kregen er koffie aangereikt als reclame of gewoon uit het publiek dat weet ik niet meer maar welkom was het wel. Hier was veel water op het ijs vooral aan de kanten en bij bruggen en je moest goed in het midden blijven. Grote pech weer voor Jan die viel en languit in het water gleed. Het dooide dan wel en de kleren zouden niet meer bevriezen maar koud was dat natuurlijk wel. Ik stelde voor om het tempo iets te drukken en in ieder geval om door te rijden omdat ook Jan het niet nodig vond om droge kleding aan te trekken. Trouwens waar moest hij die droge kleren vandaan halen? Vanaf dat moment zat Jan er even doorheen en met wat eten en drinken en rustig doorrijden moest hij achter mijn rug langzaam weer herstellen. Vanaf Harlingen naar Franeker rustig gereden met veel plaatsen waar moest worden gekluund en ook ik raakte hierdoor wat uit mijn ritme. In Franeker was het een groot feest en hier hoorden we dat Evert van Benthem de wedstrijd had gewonnen. Met Jan ging het weer wat beter en dat was maar goed ook want het grote stuk richting Bartlehiem was bar slecht met veel scheuren en heel veel water op het ijs. Vooral de Blikvaart bij Berlikumr was zo slecht dat we met de schoenen door het water gingen en de scheuren dus ook niet meer zagen. Hier begon ik meer last te krijgen van de omstandigheden en raakte ook meer vermoeid vooral door zeer gespannen te gaan rijden. Immers vallen was hier geen optie. Gelukkig werd het ijs na de Blikvaart beter en bleek dat Jan er ook weer helemaal bovenop was zo ver zelfs dat ik hem voor Bartlehiem vertelde dat hij in zijn eigen tempo nu alleen moest gaan rijden. Ik vond het alleen rijden prettiger op dat moment omdat ik zelf op eigen manier uit deze inzinking moest raken. Jan begreep dat goed en hij reed alleen verder. Ik was blij toen ik na de stilte en verlatenheid van de Noordhoek het rumoer van Bartlehiem in de verte hoorde. Hier was ik weer in de bewoonde wereld en na wat eten en vooral drinken kwam ook ik weer uit mijn inzinking en verzamelde moed voor het stuk richting Dokkum over de Dokkumer Ee. Het schaatsen hier ging prima. Gelukkig was het ook nog vroeg en Dokkum nu nabij. Wie Dokkum haalt, haalt ook de finish dus het gaat lukken niet dat ik daar ooit aan getwijfeld had natuurlijk. Met deze gedachte reed ik Dokkum binnen na eerst nog enkele malen hier te hebben gekluund bij de bruggen waar achtergebleven wedstrijdrijders nog op het ijs mochten blijven. Dat van die achtergebleven wedstrijdrijders was een verhaal apart omdat Jan en ik de eerste uitvallers al in Harlingen hadden gezien. Jongens die waarschijnlijk ver boven hun kunnen hadden gereden in een groep en daar uit waren weggevallen en nu met grote inzinkingen kampten. Dokkum was een warme douche en tegen mijn gewoonte in ben ik daar even blijven hangen gewoon om die sfeer in mij op te nemen. Nu heel blijven en rustig richting Leeuwarden weer over de Dokkumer Ee in ieder geval tot aan Bartlehiem. Hier weer naar links naar Oudkerk en dan nog een stukje tot de Bonkevaart. Al rijdend dat laatste stuk dacht ik steeds meer aan de 22 jaar van opgekropte ambitie en trainen voor deze dag en dat ik daar nu mee bezig was deze droom te realiseren. Stel nu dacht ik dat ik als toch wel geboren pechvogel hier nu val en een been brak of erger, dat speelde door mijn hoofd met verder al die voor mij onvermoede emoties maakten die laatste kilometers tot kippenvelkilometers. Eenzaam tot aan die laatste bocht dan naar rechts de Bonkevaart op naar het voor TV opgestelde licht en de finish. Schaatsen uit en op klompschoentjes het ijs af en de wal op waar ik prompt voor het eerst die dag onderuitging. De laatste stempel en de tijd van binnenkomst 15:17 erop en dan de bus in. Nu pas voelde ik de pijn en vooral de stijfheid in de benen maar ook een gelukzalig gevoel in het hart. De bus met beslagen ramen door de walmende schaatsers leek wel op een bus van het rode
kruis met oorlogslachtoffers op weg naar het hospitaal. Deze bus bracht mij terug naar de FEC en daar ontmoette ik ook Jan weer die toch een kwartier voor mij binnen was. Ik weet niet meer hoe wij weer bij de familie Heddema thuis gekomen zijn maar toen we er waren en na de douche hebben we heerlijk op de bank gekeken naar de TV en uiteraard het thuisfront op de hoogte gebracht van onze geslaagde missie. Helemaal geslaagd was deze tocht omdat die andere rijders van onze club ook ruim op tijd hun tocht hadden gereden terwijl zij toch ook onder moeilijkere omstandigheden hadden moeten rijden. De heer Heddema was zeer tevreden met zijn mannen en wij ook want de knuppel kon op zijn plaats blijven. Moesten we nu weer ruim twintig jaar wachten of zou de tocht nooit meer komen wij hadden hem in ieder geval gereden. Niemand van ons kon vermoeden dat 1 jaar en 5 dagen later de tocht weer gehouden zou worden. Nu daar hadden we op dat moment ook even nog niet aan moeten denken. Frans Galjee