Eindrapport Onderzoek naar de organisatie van de sport ter realisatie van de ambities OP2028 In opdracht van NOC*NSF
Universiteit Utrecht Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) Drs. F. van Eekeren Dr. J. Boessenkool 10 juli 2008
Inhoud
1. Inleiding
3
2. Ambities OP2028 en ontwikkelingen vanuit perspectief van de benodigde organisaties 2.1 Olympisch Plan algemeen 2.2 Bouwsteen Topsport 2.3 Bouwsteen Evenementen en accommodaties 2.4 Bouwsteen Media 2.5 Bouwsteen Sportontwikkeling 2.6 Bouwsteen Sportwaarden 2.7 Bouwsteen Maatschappelijke thema’s
5 5 7 9 12 14 16 18
3. Analyse
22
4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 Olympisch Plan algemeen 4.2 Bouwsteen Topsport 4.3 Bouwsteen Evenementen en accommodaties 4.4 Bouwsteen Media 4.5 Bouwsteen Sportontwikkeling 4.6 Bouwsteen Sportwaarden 4.7 Bouwsteen Maatschappelijke thema’s 4.8 Vervolgstappen
25 25 29 30 30 31 32 32 33
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
Respondenten Organisaties bouwsteen Organisaties bouwsteen Organisaties bouwsteen Organisaties bouwsteen Organisaties bouwsteen Organisaties bouwsteen
Topsport Evenementen en accommodaties Media Sportontwikkeling Sportwaarden Maatschappelijke thema’s
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
2
1. Inleiding Het Olympisch Plan (OP) 2028 ademt ambitie. Het doel van OP2028 is het realiseren van een Olympisch sportklimaat, dat mogelijk resulteert in een kandidaatstelling voor de Olympische en Paralympische Spelen (OS) van 2028. Nederland moet een sportland worden op Olympisch Niveau. Maatschappelijke veranderingen, ontwikkelingen binnen de sport en (politieke) ambities zorgen voor een toenemende druk op de sportsector om de organisatie van de sport verder te versterken. Zowel binnen het OP2028 als in het reguliere beleid houdt NOC*NSF zich bezig met brancheversterking. Vanuit het OP2028 wordt vanuit een breder kader naar de (gewenste) ontwikkeling van de organisatie van de sport gekeken. De verschillende bouwstenen in OP2028 benoemen de ambities met betrekking tot Nederland Sportland in 2016. Het is evident dat een goede organisatie van de sportketen, te weten koepels, bonden en verenigingen, en de wijze waarop zij samenwerken met overige sportaanbieders en direct betrokken organisaties, zoals commerciële sportaanbieders, bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, welzijnsorganisaties, wijkverenigingen etc., een belangrijke randvoorwaarde is voor het bereiken van die ambities. NOC*NSF heeft de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO), onderdeel van de Universiteit Utrecht, verzocht een onderzoek te doen naar de organisatie van de sport ter realisatie van de ambities in OP2028. Vraagstelling en onderzoeksopzet Het onderzoek neemt de ambities, zoals ze door NOC*NSF zijn vastgesteld in OP2028, als uitgangspunt. Tijdens het onderzoek staan de opvattingen en betekenissen van de benodigde organisaties, ter realisatie van die ambities, centraal. Het onderzoek geeft inzicht in de kansen, maar ook de mogelijke dilemma’s en tegenkrachten, waarmee de sport te maken zal krijgen bij het realiseren van de ambities. Het onderzoek biedt daarmee inzicht in het perspectief van de benodigde organisaties. Met andere woorden: dit is niet per se de objectieve werkelijkheid, maar wel de beleving van de organisaties. Deze opvattingen zullen een (belangrijke) rol spelen bij het realiseren van de ambities. Uiteraard hoeft de sport, cq NOC*NSF, deze opvattingen niet als leidend te zien bij het vaststellen van de strategie ter realisatie van de ambities, maar het biedt wel handvatten om verschillende strategieën met elkaar te confronteren en inzicht te krijgen in de consequenties van een bepaalde strategiekeuze. De vraagstelling van het onderzoek luidt als volgt: • Wat zijn de ambities per bouwsteen en hoe zou de organisatie van de sport er uit moeten zien om deze ambities te realiseren? o welke organisaties zijn benodigd (binnen en buiten de sport? o welke kwaliteit en capaciteit is benodigd? o op welke wijze zou samengewerkt dienen te worden? • Wat zijn de ambities, wensen en mogelijkheden van de benodigde organisaties? o Wat zijn de meest relevante ontwikkelingen, kansen en bedreigingen? o Wat is de betrokkenheid bij OP2028, en het beeld van Nederland Sportland? • Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in ambities en welke kansen, dilemma’s en spanningsvelden komen daar uit voort?
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
3
Het onderzoek is, in de periode februari-juni 2008, uitgevoerd door middel van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden. 20 vertegenwoordigers van benodigde organisaties ter realisatie van de ambities zijn geïnterviewd, 26 vertegenwoordigers van organisaties hebben deelgenomen aan focusgroepen. Daarnaast is van 21 relevante organisaties een contextanalyse gemaakt. De opbrengsten van de interviews, focusgroepen en contextanalyses zijn voorgelegd aan en geanalyseerd in samenwerking met vier deskundigen op het gebied van de bestuurs- en organisatiekunde, sportmanagement en sportontwikkeling (voor een overzicht van de respondenten: zie bijlage 1). Opbouw van het rapport Dit rapport is een bondige weergave van de opbrengsten van het onderzoek. Hoofdstuk 2 beschrijft de ambities uit OP2028 vanuit het perspectief van de benodigde organisaties. Voor OP2028 als geheel en per bouwsteen worden in dit hoofdstuk de meest relevante ontwikkelingen, opvattingen en wensen weergegeven. Hoofdstuk 3 analyseert de opbrengst uit hoofdstuk 2 en vertaalt deze in de belangrijkste vraagstukken, dilemma’s en oplossingsrichtingen. Hoofdstuk 4 concretiseert deze analyse door aanbevelingen te doen voor mogelijke strategieën en interventies die passen bij de ontwikkelingen, opvattingen en wensen van de respondenten.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
4
2. Ambities OP2028 vanuit het perspectief van de benodigde organisaties Dit hoofdstuk beschrijft de ambities uit OP2028, de reactie daarop van de benodigde organisaties en de belangrijkste ontwikkelingen en knelpunten zoals de benodigde organisaties deze tot aan 2016 voorzien. 2.1 Olympisch Plan 2028 algemeen Ambitie en benodigde organisaties De ambities van het Olympisch Plan 2028 zijn groter dan de bestaande beleidsplannen, zoals de Sportagenda van NOC*NSF en de nota Tijd voor Sport van het ministerie van VWS. Daarnaast is het Olympisch Plan ook breder dan de bestaande beleidsplannen, met name door het expliciet aandacht schenken aan sportwaarden en het belang van sport voor maatschappelijke thema’s. Nederland Sportland in 2016 kenmerkt zich door: • Meer doen van sport • Meer volgen van sport • Meer denken over sport NOC*NSF stelt dat, om deze ambities te kunnen realiseren, er een doorbraak nodig is. Om een trendbreuk te forceren heeft NOC*NSF het initiatief genomen. Maar om de ambities te kunnen realiseren wil de sportkoepel intensief met andere partijen samenwerken, zoals de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, zodat het plan verder gaat dan eerdere initiatieven van de sport. Bekendheid, enthousiasme en betrokkenheid De bekendheid met het Olympisch Plan is wisselend onder de respondenten. Sportorganisaties en organisaties die momenteel al direct samenwerken met de sport zijn op de hoogte van de ambitie om de Olympische Spelen binnen te halen en de meeste van deze respondenten kennen het begrip ‘Nederland Sportland’. Dit geldt vooral voor de bestuurs- en directieleden van deze organisaties. Lager in de werkorganisaties is de bekendheid met OP2028 nog gering. Organisaties buiten de sport, zoals onderwijs- en zorginstellingen, zijn minder of niet bekend met het Olympisch Plan en weten nauwelijks wat onder Nederland Sportland wordt verstaan. Vrijwel alle respondenten die bekend zijn met OP2028 zijn enthousiast over (het beeld dat zij hebben van) Nederland Sportland. Daarin is vooral waardering voor de ambitie die het plan uitstraalt (“Nederland bouwt aan de toekomst”). De beelden over Nederland Sportland zijn zeer divers. Het enthousiasme is veelal gericht op onderdelen van het plan. Voor een groot deel van de respondenten wordt Nederland Sportland direct geassocieerd met topsport (de top 10 ambitie is het meest bekend van alle ambities) en het organiseren van topsportevenementen. Dit overheersende beeld houdt in dat diverse (maatschappelijke) organisaties zich niet of minder betrokken voelen. Zij verbinden zich liever aan een sportief Nederland, dan aan een (top)sport Nederland. Na nadere uitleg over het plan geldt voor de meeste respondenten dat zij sympathie hebben voor Nederland Sportland en relaties zien tussen de bouwstenen, maar dat zij zich zelf slechts betrokken voelen bij één of enkele bouwstenen. Eigenaarschap en samenwerking Het Olympisch Plan wordt gezien als een initiatief van NOC*NSF. De respondenten zien de mogelijke maatschappelijke meerwaarde en veelal ook mogelijkheden voor de eigen organisatie, maar beschouwen het Olympisch Plan
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
5
eerst en vooral als interessant voor de sport zelf. Waarbij NOC*NSF, eventueel in samenwerking met de Rijksoverheid, gezien wordt als meest logische trekker, zowel door organisaties van binnen als van buiten de sport. Met andere woorden: vrijwel alle organisaties hebben interesse mee te doen met of mee te liften op het Olympisch Plan, maar zullen niet snel zelf het initiatief nemen. Daarvoor sluiten de ambities nog te weinig aan op de eigen core business en specifieke contexten van de respondenten. De sportorganisaties staan over het algemeen positief tegenover de ambities in OP2028, maar hebben tegelijkertijd zorgen over de haalbaarheid. Veel sportorganisaties spreken over een grote kloof tussen ambities aan de ene kant en capaciteit, kwaliteit, structuur en cultuur van de sport aan de andere kant. Veel sportorganisaties hebben momenteel andere zorgen en voelen OP2028 als een toenemende druk op de eigen organisatie en kernactiviteiten. En hoewel juist deze organisaties de meerwaarde inzien van Nederland Sportland levert dat niet direct een gevoel van betrokkenheid of eigenaarschap op. Het is voor alle respondenten duidelijk dat een sportland niet alleen vanuit de sport gerealiseerd kan worden, maar dat het initiatief en de inspiratie wél vanuit de sport moet (blijven) komen. De potentie van de sport om te beïnvloeden is groot wanneer het meer aansluiting zoekt en zich inleeft in andere sectoren. Het beeld van organisaties buiten de sport over sportorganisaties is niet altijd positief. Veelal ervaren deze respondenten de sportwereld als gesloten en weinig flexibel. Sommigen spreken over te weinig professionaliteit en een (te) groot (bestuurlijk) afbreukrisico, waardoor de samenwerking met de sport niet optimaal is. Deze respondenten nodigen de sport nadrukkelijk uit zich meer in te leven in andere sectoren en deze sectoren te verleiden tot coalities met de sport. Opvallend is dat het imago van NOC*NSF onder deze respondenten over het algemeen goed is. NOC*NSF staat bij hen bekend als een professionele, betrouwbare organisatie, waarmee deze respondenten graag zouden samenwerken. Binnen de sport is de houding ten opzichte van NOC*NSF en elkaar ambivalent. De ervaringen uit het heden en verleden, die niet allemaal positief zijn, hebben invloed op de bereidheid om samen te werken of zich in te spannen voor OP2028. Basisvoorwaarden Hoewel de beelden over Nederland Sportland verschillen zijn alle respondenten het erover eens dat bij een echt sportland een aantal basiscondities horen. De bereidheid om bij te dragen aan Nederland Sportland zal vergroot worden wanneer signalen worden af gegeven dat het nu ‘echt menens’ is. Daarbij kijken de meeste respondenten in eerste instantie naar de Rijksoverheid. Een aantal maatregelen, dat absoluut noodzakelijk is, volgens de respondenten, is: • Lichamelijke opvoeding terug op de basisscholen; • Terugkeer van schoolzwemmen; • Financiële mogelijkheden voor de sport vergroten, bijvoorbeeld door fiscale maatregelen en liberaliseren van gokbeleid. Daarnaast spreken de meeste respondenten over een benodigde ‘klimaatverandering’. De sportorganisaties zouden, in samenwerking met overheden, bedrijfsleven en relevante maatschappelijke organisaties, moeten zorgen voor andere een cultuur, waarin meer waardering is voor (lichamelijke) prestaties. Bijvoorbeeld door: • Naast wizz kids ook in te zetten op fit kids; • Topsporters meer uit te dragen als helden en voorbeelden; • Status van werken in de sport te vergroten;
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
6
•
Meer inzicht te verschaffen meerwaarde van sport.
in
economische
en
maatschappelijke
Project en organisatie De waardering van de respondenten voor het initiatief van NOC*NSF is groot. Tevens erkennen de ondervraagden dat het een ingewikkelde opgave is om een dergelijk project van de grond te tillen. Sommigen vragen zich af of het project niet té groot en té breed, en daardoor onbeheersbaar, is. Volgens hen zal een scherpere focus, door het maken van keuzes, voor meer duidelijkheid zorgen. Ten aanzien van de bouwstenen stellen diverse respondenten de vraag of ze allemaal even belangrijk zijn, of dat sommige leidend en andere volgend zijn. De belangrijkste inhoudelijke dilemma’s die worden vastgesteld zijn: • (belangen in de) Sport vs. (breder) Maatschappelijk belang (bijv. bewegen/ recreatie, ongeorganiseerde sport, niet-erkende sport etc.): Nederland Sportland vs. Sportief Nederland • Sportparticipatie: kwantitatief vs. kwalitatief • Actieve sportconsumptie vs. Passieve sportconsumptie Volgens de respondenten is het van belang in dit stadium al uitspraken te doen over de prioriteiten, zodat eenduidige keuzes gemaakt kunnen worden onder druk van urgentie, financiën en tijd. Daarbij blijft de communicatie een belangrijk aandachtspunt, aldus de respondenten: Hoe centraal staan de Olympische Spelen in het verhaal?
2.2 Bouwsteen Topsport Ambitie en benodigde organisaties De bouwsteen topsport streeft er naar dat Nederland structureel bij de tien best presterende landen van de wereld hoort. Om de “top 10 ambitie” te kunnen (blijven) realiseren, wordt vastgehouden aan de zogenaamde “focusgedachte”. Dit betekent dat de “top 10 ambitie” zich primair richt op die sporten die een bijdrage leveren aan deze ambitie. Naast (gouden) medailles is ook een bepaald aantal plaatsen bij de eerste acht of het totale aantal medailles relevant. Naast succes op de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen, moet er ook gepresteerd worden bij niet-Olympische takken van sport. Spreiding van sporten (teamsporten en individuele takken van sport) en van deelnemers (vrouwen en mannen) is ook van belang. Om deze doelstellingen te realiseren acht NOC*NSF het nodig dat er optimale voorwaarden worden gecreëerd voor (talentvolle) topsporters, topcoaches en topsportbonden met hun training- en wedstrijdprogramma’s. Topsport moet, aldus het Olympisch Plan, efficiënt en effectief zijn georganiseerd voor topsportbonden, in samenwerking met NOC*NSF. De topsporters staan hierbij centraal. De coach stuurt het programma aan dat is gericht op het behalen van een topprestatie waarbij de coach wordt ondersteund door de noodzakelijke voorzieningen. De benodigde organisaties voor het behalen van deze ambitie zijn onder meer: sportbonden, bedrijfsleven, (verschillende afdelingen binnen) NOC*NSF, coaches, atleten en ministerie van VWS. De leidende organisatie binnen deze bouwsteen is de afdeling Topsportontwikkeling van NOC*NSF, op onderdelen samen met VWS. Voor een totaaloverzicht van benodigde organisaties per subdoelstelling: zie bijlage 2.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
7
Haalbaarheid, betrokkenheid en eigenaarschap De bouwsteen Topsport spreekt tot de verbeelding, vooral bij vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en topsportafdelingen van bonden en gemeenten. Het uitspreken van een hoge, maar duidelijke, ambitie is voor deze respondenten een voorwaarde om een trendbreuk te forceren. Dergelijke ambities, gericht op top en presteren, passen goed bij hun eigen perspectief op de (gewenste) samenleving en de internationale positie van Nederland: ‘af van de zesjes-cultuur’. Voor deze respondenten is de feitelijke haalbaarheid van de ambitie minder belangrijk. Tegelijkertijd waarschuwen maatschappelijke organisaties en meer op breedtesport georiënteerde organisaties dat een te grote nadruk op topsport ten koste gaat van de betrokkenheid bij het OP2028 van instellingen in de zorg en het onderwijs, en het kan leiden tot vervreemding bij de bonden, wiens leden van oudsher meer gericht zijn op breedtesport. Voor veel respondenten geldt dat zij oordelen dat de markt deels haar werk zal doen om de topsportambities te realiseren: sportsponsors, individuele sporters en coaches, en partijen als de lokale overheid en topsportafdelingen van bonden zullen elkaar gaan zoeken en vinden rondom opportunities. Voorbeelden hiervan zijn de commerciële teams in het schaatsen en wielrennen, maar ook nieuwe concepten rondom stad en sport (bijvoorbeeld Rotterdam en volleybal) en regio en sport (bijvoorbeeld Limburg en handbal). Tegelijkertijd moeten deze marktontwikkelingen gestimuleerd en ondersteund worden. Onder de respondenten zijn de meningen verdeeld over wie nu ‘eigenaar’ zou moeten zijn van deze bouwsteen. De gewenste rol van NOC*NSF en de overheid wordt in het algemeen gezien als ondersteunend en faciliterend, zeker ook in financiële zin, en minder als sturend of leidend. Cultuur, structuur en kwaliteit Alle respondenten zien in dat top- en breedtesport met elkaar verbonden zijn en elkaar kunnen versterken. Voor topsport geldt dat zij het best gedijd in een breed sportklimaat. Geconstateerd wordt dat het sportklimaat in Nederland verbetert: presteren is niet meer per definitie verdacht en sport wordt door de politiek meer en meer genoemd als maatschappelijk relevant. Toch, zo stellen de respondenten, zou nog meer ingezet moeten worden op bijvoorbeeld sport op scholen en een cultuur waarin het gewaardeerd wordt als iemand ‘zijn kop boven het maaiveld uitsteekt’. Diverse bij de topsport betrokken organisaties hekelen daarbij de wispelturigheid van de overheid. De aandacht voor sport is niet constant en de topsport legt het momenteel (in financiële ondersteuning) af tegen de breedtesport. De maatschappelijke en economische betekenis van topsport zou te weinig aandacht krijgen. Diverse respondenten, waaronder marketingdeskundigen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, zien grote mogelijkheden in samenwerking met de sport en willen zich verbinden aan topsport. Tegelijkertijd stellen deze respondenten vast dat de marktpotentie van de topsport in Nederland onderbenut blijft. Sportbonden zijn in hun ogen vaak geen aantrekkelijke en/of betrouwbare partners. Veelal vanwege een gebrek aan capaciteit, soms door gebrek aan kwaliteit (met name het ontbreken van marketingkennis) en door de hoge doorloopsnelheid onder sportbestuurders en binnen de werkorganisaties van de bonden.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
8
Het bedrijfsleven stelt zich over het algemeen volgend op, enkele uitzonderingen zoals Rabobank en TVM daar gelaten. Nieuwe initiatieven dienen uit de sport of overheid te komen, aldus de respondenten. Diverse respondenten geven aan dat initiatieven zoals Sport & Zaken goed zijn voor zowel de betrokkenheid van het bedrijfsleven als voor de gewenste kwaliteitsinjectie in de sport. In de toekomst zouden bestuurders en professionals uit het bedrijfsleven meer deel moeten gaan uitmaken van sportbesturen. De structuur van de sport sluit, volgens de respondenten, vaak niet aan bij een werkwijze die passend is bij de topsport, te weten ondernemend, snel anticiperend en flexibel. De verenigingsstructuur van sportbonden wordt als knellend en vertragend ervaren. De leden van de bonden kiezen vaak voor de breedtesport, waardoor investeringen en ontwikkelingen voor topsport niet uitgevoerd worden. Inhoudelijk sluit het merendeel van de respondenten zich aan bij de ambitie om meer aandacht te besteden aan talentontwikkeling. Ontwikkelingen en kansen De meest gehoorde opvatting over relevante ontwikkelingen en kansen ten aanzien van topsport betreffen de lokale en regionale allianties. Door aan te sluiten bij city- en regiomarketing concepten hebben sportbonden de kans hun eigen (top)sport verder te ontwikkelen. Lokaal en regionaal maatwerk, dat wil zeggen samenwerking met provincies en gemeenten, lokale verenigingen en bedrijfsleven, is daarbij het sleutelwoord. Ook zien velen een ontwikkeling waarbij de individuele topsporter centraler komt te staan. Concepten en organisatievormen rondom een of een aantal topatleten, zoals de commerciële zwemploeg rond Van den Hoogenband en Veldhuis, zullen in de toekomst meer en meer ontstaan. Ook hier geldt dat maatwerk van groot belang is. Op deze manier kunnen topsporters commercieel, maar ook maatschappelijk, benut en ingezet worden. Het zal, aldus de respondenten, van belang zijn dat de sport en de overheid deze kansen en ontwikkelingen de ruimte geeft en daar waar mogelijk, door middel van kennisoverdracht en financiën, stimuleert.
2.3 Bouwsteen Evenementen & Accommodaties Ambities en benodigde organisaties De bouwsteen Evenementen en Accommodaties streeft ernaar dat Nederland in 2016 in de Europese top 3 staat wat betreft het aantal goed georganiseerde EK’s en WK’s, dat Nederland beschikt over goede en concurrerende accommodaties voor topsportevenementen, dat het bij deze evenementen volle stadions trekt en dat het invloedrijke posities heeft opgebouwd bij belangrijke internationale federaties en het IOC. Daarnaast organiseert Nederland met regelmaat voor verschillende sporten evenementen waaraan iedere liefhebber van die sport kan deelnemen. Er bestaat, zo wenst OP2028, grote belangstelling voor het bijwonen en deelnemen aan deze grote sportevenementen. Om deze ambities te realiseren is het nodig, aldus OP2028, dat overheden en bedrijfsleven de internationale topsportevenementen zien als een effectief middel voor ‘Holland Promotie’ en dat zij actief meewerken met de sport bij het
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
9
binnenhalen en organiseren van evenementen. Samen met de organisatoren en de sport zorgen zij voor een optimale spin-off bij ieder georganiseerd evenement. De benodigde organisaties voor het behalen van deze ambities zijn onder meer: sportbonden, ministerie van VWS, gemeenten, bedrijfsleven (met speciale aandacht voor evenement organisatoren, sportmarketingbureau’s en projectontwikkelaars). Voor een totaaloverzicht van benodigde organisaties per subdoelstelling: zie bijlage 3. Haalbaarheid, betrokkenheid en eigenaarschap Vrijwel alle respondenten geven aan dat het van belang is dat Nederland, in de aanloop naar eventuele Olympische Spelen, laat zien dat het in staat is grote sportevenementen te organiseren. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar de topsportevenementen en de bijbehorende topsportaccommodaties. Deze bouwsteen wordt door de respondenten niet alleen gezien als doel op zich, maar ook als ondersteunend aan de bouwstenen Topsport (thuisvoordeel zal leiden tot meer medailles), Sportontwikkeling (grote evenementen hebben positieve invloed op sportparticipatie) en Maatschappelijke thema’s (breedtesport evenementen zorgen voor aandacht voor gezonde levenstijl). De bouwsteen Media, op haar beurt, wordt gezien als ondersteunend voor het realiseren van topsportevenementen (host broadcasting als belangrijke voorwaarde voor toewijzen van grote evenementen). Vertegenwoordigers van grote sportbonden, gemeenten, sponsors en evenementenorganisaties geven aan dat zij betrokken zijn om topsportevenementen te realiseren, maar dan vooral vanuit hun eigen organisatiebelang. Initiatieven als de bid voor de Tourstart in Utrecht of Rotterdam in 2010, het WK voetbal en de Ryder Cup in 2018, staan los van het Olympisch Plan. Afstemming en planning van dergelijke evenementen is moeilijk, zo niet onmogelijk, aldus de betrokkenen. Ieder evenement kent zijn eigen dynamiek en krachtenveld en laat zich niet of nauwelijks centraal regisseren. Wat niet wil zeggen dat het OP2028 geen profijt zal hebben van deze initiatieven. Wat betreft sportaccommodaties en publieke buitenruimte waarin gesport kan worden zijn de meeste respondenten het eens: het ontbreekt niet aan kwantiteit, maar wel aan kwaliteit. Ook het krachtenveld rondom accommodaties is ingewikkeld en kent een grote mate van marktwerking en concurrentie. Ontwikkelaars, commerciële sportaanbieders en overheden gaan met elkaar in de slag om nieuwe accommodaties te realiseren. De commerciële belangen komen daarbij niet altijd overeen met de sportieve belangen. Bijvoorbeeld: het verhuren van een indooraccommodatie op prime time aan een sportvereniging is vaak minder rendabel dan verhuur aan een commerciële aanbieder. Ook maatschappelijk relevant sportaanbod, zoals zwemlessen, kan onder druk komen te staan door commerciële afwegingen. Ook hier geldt dat, gezien de verschillende organisatiebelangen, centrale (landelijke) aansturing en afstemming zeer moeilijk zal zijn. Het organiseren van breedtesportevenementen neemt momenteel een grote vlucht. Vooral de loop- en fietsevenementen zijn zeer populair. Meer en meer, aldus de respondenten, duiken commerciële evenementenbureau’s en non-profit stichtingen op deze markt. Verenigingen spelen een steeds kleinere rol, al is het inschakelen van vrijwilligers, vaak nog via de verenigingen, essentieel voor de organisatie van deze evenementen. Gemeenten hebben grote interesse om grote breedtesportevenementen naar de eigen stad te halen en in te zetten voor bijvoorbeeld citymarketing en eigen sportbeleid. Het (landelijk) afstemmen van
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
10
de organisatie van deze evenementen, laat staan aansturen, is volgens de respondenten zeer lastig. Cultuur, structuur en kwaliteit Het realiseren van accommodaties wordt volgens de respondenten meer en meer een coalitie tussen sportorganisaties enerzijds en gemeenten en marktpartijen anderzijds. Sommigen voorzien zelfs een ontwikkeling waarbij de traditionele sportorganisaties onderschikt worden aan de marktpartijen. Als de georganiseerde sport haar invloed wil behouden dan zal zij meer moet gaan aansluiten bij de ontwikkelingen in de markt en hun eigen doelstellingen en belangen sterker naar voren brengen. Dit betekent, volgens deze respondenten, dat de sportwereld meer expertise en kennis nodig heeft van de markt, maar vooral wat betreft organisatiecultuur meer zou moeten aansluiten bij de marktpartijen. Andere stellen dat de sportwereld een sterker front moet gaan vormen en actief op zoek moet gaan naar partners, zoals onderwijs- en kinderopvanginstellingen, om gezamenlijk rendabele accommodaties te realiseren. Dergelijke interventies zullen lokaal moeten worden ingevuld. Gemeenten voeren niet zelden een verschillend of soms zelfs tegenstrijdig beleid. De trend lijkt dat gemeenten steeds vaker op zoek gaan naar private partners bij de ontwikkeling van accommodaties. Het realiseren van topsportlocaties is volgens projectontwikkelaars financieel risicovol. Maar vanuit citymarketing zijn enkele (grotere) gemeenten bereid om hierin te investeren. De traditionele verenigingsstructuur is, volgens de meeste respondenten, niet passend bij het realiseren van grote evenementen. Een aparte evenementenorganisatie of een stichting binnen de bond, zoals bij de KNVB, zouden veel efficiënter en effectiever werken doordat het toezicht vanuit de algemene ledenvergadering ontbreekt en financiële risico’s niet ten laste komen van de breedtesport. Andere oplossingen zijn ook mogelijk. Enkele sportbonden, zoals de NGF en JBN, hebben hun verenigingsstructuur toegankelijk gemaakt voor ondernemers. Anderen, zoals de Nevobo en de Atletiek Unie, experimenteren met nieuwe organisatievormen en nieuwe vormen van lidmaatschap. Veel respondenten zien als voorwaarde voor meer evenementen en accommodaties dat de samenleving meer over heeft voor sport in het algemeen en kwalitatieve evenementen en accommodaties in het bijzonder. Diverse respondenten stellen dat sport te goedkoop is. De overheid en individuele burgers zouden meer overtuigd moeten worden van het maatschappelijke rendement en individuele meerwaarde van sport en daar uiteindelijk meer voor moeten willen betalen. Dit biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om het beheer en onderhoud van accommodaties te professionaliseren. Ontwikkelingen en kansen De aandacht en de reeds bestaande initiatieven voor grote topsportevenementen bieden kansen om Nederland (en OP2028) nadrukkelijker op de kaart te zetten. Veel respondenten verwachten dat een aantal succesvolle evenementen, zoals het recente EK zwemmen, zullen werken als katalysator voor nieuwe initiatieven. Voor een deel zal ‘de markt’ (een combinatie van ondernemers, overheden en sportorganisaties) uit zichzelf op de kansen inspringen. Deels zal dat ondersteund en gestimuleerd kunnen worden door NOC*NSF en/of de rijksoverheid door het beschikbaar stellen van informatie en financiën.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
11
De toenemende aandacht bij gemeenten en provincies voor city- en regiomarketing, in samenwerking met lokale en regionale betrokkenen, biedt kansen voor de ontwikkeling van accommodaties. Met name op lokaal niveau zijn allianties tussen gemeenten, sportorganisaties, onderwijs, kinderopvang en buitenschoolse opvang kansrijk. De respondenten geven echter aan dat vooral bij de sportverenigingen op dit moment te weinig capaciteit en vaak ook te weinig kwaliteit aanwezig is om leidend te zijn in de alliantievorming. Vanuit de sportorganisaties zelf wordt dit beaamd. Beïnvloeding door de sport, cq NOC*NSF, zou om bovenstaande redenen vooral op lokaal bestuurlijk niveau moeten plaatsvinden, waarbij naast de portefeuillehouder sport vooral ook naar wethouders voor economische zaken, onderwijs en welzijn gekeken zou moeten worden. De respondenten geven aan dat het van belang is dat de aandacht tussen top- en breedtesportaccommodaties, en tussen top- en breedtesportevenementen, goed verdeeld moet blijven worden. In beginsel, zo stellen vele respondenten, kennen de top- en breedtesport op deze terreinen andere dynamieken en dienen daarmee verschillend benaderd te worden. Een ander gevaar, waar de respondenten voor waarschuwen vanuit de ambities van OP2028, is dat de markt vooral gericht zal zijn op de grote getallen (veel media-aandacht, veel toeschouwers en deelnemers), waardoor het maar de vraag is of accommodaties en evenementen gericht zullen zijn op een breed en divers sportaanbod.
2.4 Bouwsteen Media Ambities en benodigde organisaties De bouwsteen Media streeft ernaar, in een sportland op Olympisch niveau, dat onder de bevolking interesse in sport is en er op grote schaal positieve mediaaandacht is voor sport. Er is ‘sport zendtijd’ voor een breed palet aan sporten via alle mediakanalen, zowel voor breedte- als voor topsport. Binnen de bouwsteen ligt de focus voor de komende jaren op het verbreden van de mediaconsumptie. Sporten die nu nog onderbelicht zijn, moeten een impuls krijgen. Daartoe zullen de beschikbaarheid, vindbaarheid, aantrekkelijkheid en gelegenheid voor sportmediaconsumptie verbeterd dienen te worden. De benodigde organisaties voor het behalen van deze ambitie zijn onder meer: NOC*NSF, sportmarketingbureau’s, sportbonden, (kabel)exploitanten, zendgemachtigden, ministerie van VWS en OCW. Voor een totaaloverzicht van de benodigde organisaties per subdoelstelling: zie bijlage 4. Cultuur, structuur en kwaliteit De bouwsteen Media heeft misschien wel het meest te maken met een ongewisse toekomst. De (technische) ontwikkelingen op mediagebied gaan razendsnel, waardoor anticiperen niet eenvoudig is. Betrokken organisaties, waaronder de sportbonden, zullen aansluiting moeten vinden en houden bij de ontwikkelingen in een markt die zich kenmerkt door opportunisme en het bevechten van monopolies, aldus media- en marketingdeskundigen1.
1
Het aantal specifieke media-deskundigen dat geraadpleegd is in dit onderzoek is beperkt. Hierdoor is de beschrijving van deze bouwsteen in dit rapport sterk gekleurd door de opvattingen van enkele respondenten. Om een meer representatief beeld te krijgen van de perspectieven op deze bouwsteen is het aan te bevelen aanvullend de meningen van andere benodigde stakeholders te inventariseren.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
12
Volgens deze respondenten benadert de sport de media momenteel (te) klassiek. De meeste aandacht gaat uit naar televisie en het aanbod is niet aantrekkelijk genoeg ‘verpakt’. De productie en uitzending via televisie is relatief duur en de distributie te afhankelijk van een aantal partijen. Volgens deze deskundigen zal het in de toekomst draaien om de distributie van de (sponsored) content. De sport zal moeten anticiperen op een toekomst waarin televisie een veel meer internetachtige toepassing zal krijgen. De verwachting van deze respondenten is dat sport vooral on demand zal worden aangeboden, met uitzondering van belangrijke sportevenementen die via live streaming zichtbaar zullen blijven. Volgens dezelfde respondenten is het opzetten van een Host Broadcasting Fonds een korte termijn oplossing, die vooral nodig zal zijn om grote sportevenementen binnen te kunnen halen. Op de langere termijn zal de sport, aldus de respondenten, in staat moeten zijn om per sport of per doelgroep een passend mediabeleid te kunnen voeren. Hiervoor is veel specialistische kennis nodig, zowel op het gebied van marketing als op het gebied van de technische mogelijkheden. Voor sommige sporten met veel potentie, zoals voetbal en basketbal, kan het lonend zijn dit binnen de eigen bond te organiseren. De Eredivisie CV beschikt momenteel al over een mediacommissie die nadenkt over de exploitatiemogelijkheden van de voetbalrechten. Voor andere, minder aantrekkelijke sporten, zal een andere oplossing gezocht dienen te worden. Diverse respondenten zien een oplossing in het instellen van mediacommissies of adviescommissies die meerdere bonden bedienen, met name over de vraag hoe zij hun content het best kunnen exploiteren en of zij kunnen samenwerken met andere sportbonden en uitgevers/ distributeurs in de vorm van een platform of sportportaal. Tegelijkertijd erkennen vrijwel alle betrokken respondenten dat de praktijk van de meeste sportbonden niet aansluit bij bovenstaande ontwikkelingen. De prioriteiten liggen binnen de sportbonden momenteel niet op dit gebied. Bonden zijn veel meer gericht op de korte termijn. Bestuurders en werkorganisaties in de sport beschikken nog nauwelijks over relevante kennis en/of netwerken met betrekking tot de media. Bovendien betekent het aantrekkelijker maken van aanbod mogelijk dat er aanpassingen aan de sport zélf moeten plaatsvinden. Aanpassingen aan de spelregels of voorschriften vinden plaats via de internationale federaties en zijn daarmee erg moeilijk te beïnvloeden. Ontwikkelingen en kansen Indien de sport gebruik wil maken van de mogelijkheden die de media bieden, met name in de vorm van nieuwe bronnen van inkomsten en het aanspreken van nieuwe doelgroepen, dan bieden de ontwikkelingen op het gebied van internet en mobiele telefonie grote kansen, aldus betrokken respondenten. De sport kan meegroeien op de mediagolf via internet en op die manier aansluiting vinden bij specifieke doelgroepen. Met het oog op de toekomst, ook voor het draagvlak van het hele Olympische Plan, kunnen jongeren aangesproken worden in hun communicatiekanaal. Daarnaast zijn er voor de sport mogelijkheden geld te verdienen met hun internetrechten, en het op andere wijze registreren en aanbieden van (andere) content. Zoals eerder gesteld zullen hiervoor grote aanpassingen nodig zijn binnen de sportorganisaties. De verwachting bij de meeste respondenten is dat de meeste sportbonden deze omslag niet of niet vanuit zichzelf kunnen maken. De sport zal ondersteund dienen te worden, aldus deze respondenten, bij het aangaan van allianties met deskundigen en belanghebbenden op het gebied van media. Maar
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
13
zelfs dan nog is het de vraag hoeveel bonden daadwerkelijk mee kunnen en willen met de genoemde mediaontwikkelingen.
2.5 Bouwsteen Sportontwikkeling Ambitie en benodigde organisaties Met de bouwsteen Sportontwikkeling wordt beoogd dat Nederland in 2016 tot de Europese top qua sportparticipatie behoort. De ambitie is dat driekwart van de bevolking (tussen de 6 en 79 jaar) sport en beweegt. Daarbij gaat het zowel om sporters die zelf sporten en bewegen als om mensen die via de georganiseerde sport hun weg vinden. De georganiseerde sport is, aldus OP2028, van belang voor de continuïteit. Bonden en verenigingen dragen bij aan het ‘blijvend sporten’, zodat de sporter ook op langere termijn in beweging blijft. Een ander belangrijk en uniek element in de georganiseerde sport is de wedstrijdsport. De competities bij bonden en verenigingen dagen de sporter uit. Bovendien kan er binnen de competitiesport talent worden gescout. Deze getalenteerde sporters kunnen doorstromen naar de topsport. De benodigde organisaties voor het behalen van deze ambitie zijn onder meer: NOC*NSF, sportbonden, gemeenten, Sport&Zaken, NISB, VSG- VNG, VSB Fonds, ministeries van VWS en Economische Zaken. Voor een totaaloverzicht van benodigde organisaties per subdoelstelling: zie bijlage 5. Haalbaarheid, betrokkenheid en eigenaarschap Sportparticipatie wordt door alle respondenten als de basis onder Nederland Sportland beschouwd. Daarmee is de betrokkenheid bij deze bouwsteen groot – vele partijen hebben direct of indirect te maken met sportparticipatie. Vrijwel unaniem wordt gesteld dat het vernieuwen, cq meegaan met de tijd, van het aanbod cruciaal is. En daar zijn vooral bonden (=verenigingen) en andere sportaanbieders, gemeenten en accommodatiebouwers voor nodig. Volgens het merendeel van de respondenten afkomstig van buiten de sport, is het niet zo slecht gesteld met de sportparticipatie. Zij zien het kwantitatief bevorderen van sportdeelname niet als prioriteit. Zij benadrukken dat vooral de kwaliteit van de sportbeoefening aandacht behoeft en dat het zinvol is op specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld mensen met obesitas en andere aandoeningen; gehandicapten; allochtone vrouwen) in te zetten. De meeste sportorganisaties denken daar anders over. Zij hebben belang bij een groot ledenaantal, onder andere vanwege de daaraan gekoppelde subsidiemogelijkheden en lottogelden. Sportbonden als de Nevobo en SBN zoeken naar nieuwe vormen van lidmaatschap. Zij erkennen dat dit soms wat kunstmatig is, omdat veel van deze mensen al sporten, zij het niet geregistreerd. Dergelijke interventies dragen daarmee nauwelijks bij aan de toename van de sportparticipatie als geheel. De respondenten zijn het er over eens dat het sportaanbod aangepast dient worden aan de vraag. Ontwikkelingen als individualisering en nieuwe trends op het gebied van sport en bewegen dienen nauwlettend gevolgd te worden om aansluiting te vinden of houden bij de wensen van de (potentiële) sporter. Individuele en anders georganiseerde sporters verdienen, aldus een aantal respondenten, veel meer aandacht in het beleid. Opvallend is dat weinig respondenten zich probleemeigenaar voelen op het gebied van sportparticipatie. Respondenten erkennen het belang van brede
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
14
sportparticipatie, maar wijzen snel naar anderen, met name naar de overheid, om dit te stimuleren. Zolang er nog nauwelijks vakleerkrachten lichamelijke opvoeding zijn aangesteld op basisscholen voelen weinigen zich geroepen zelf actief de participatie te bevorderen. Bovendien, zo vrezen de meeste respondenten, zijn de huidige sportaanbieders, en zeker de traditioneel georganiseerde sport, nog niet in staat meer sporters (beter) te bedienen. Vooralsnog lijkt de urgentie bij veel benodigde organisaties, zoals het bedrijfsleven, te ontbreken om zich actief in te zetten voor het bevorderen van sportparticipatie. Ook bij de sportverenigingen ontbreekt vaak de noodzaak om nieuwe leden aan te nemen, aldus de respondenten. Zij hebben het al druk genoeg met het bestaande ledenaanbod. De sportbonden voelen vaak wel de (financiële) noodzaak, maar hen ontbreekt het veelal aan capaciteit en kwaliteit. Dit gebrek aan urgentie en/of mogelijkheden betekent dat het voor gemeenten en NOC*NSF niet eenvoudig is deze organisaties mee te krijgen in een ‘totaalaanpak’. Tevens is er een aantal aan de sport gelieerde organisaties, zoals NISB, dat zich weliswaar aangetrokken voelt tot de inhoud van de bouwsteen, maar vanwege de huidige relatie met NOC*NSF niet erg genegen is zich als medeeigenaar op te stellen. Een ander deel van de benodigde organisaties, zoals de zorginstellingen en verzekeraars, organiseren sportaanbod voor hun cliënten buiten de traditionele sport om. Ook recreatie ondernemers en andere commerciële aanbieders richten zich vanuit zichzelf op een voor hen relevante doelgroep. Daarmee lijkt, aldus de respondenten, de bevordering van kwantitatieve sportparticipatie deels autonoom plaats te vinden, maar binnen deze autonome ontwikkelingen zal er minder aandacht zijn voor het stimuleren van kwalitatieve sportparticipatie. Cultuur, structuur en kwaliteit Uit de hiervoor beschreven bouwstenen wordt duidelijk dat de eisen aan de sportvereniging steeds hoger worden. Ook rondom sportparticipatie zijn de ogen van diverse respondenten, veelal niet zelf afkomstig uit een traditionele sportorganisatie, gericht op de modernisering en professionalisering van de sportorganisaties. Volgens dit deel van de respondenten ligt daar de sleutel voor een beter op de vraag aangepast aanbod. Een ander deel van de respondenten waarschuwt dat een nog grotere druk op de traditionele sportverenigingen wel eens een averechts effect kan hebben: verenigingen zullen verdwijnen en een groot deel van de huidige sporters zal zich niet of minder thuis voelen in andere (grote en geprofessionaliseerde) verenigingen. Modernisering en professionalisering zou, volgens de meerderheid van de respondenten, een gedifferentieerde aanpak moeten hebben. Een aantal verenigingen zal, met ondersteuning, kunnen uitgroeien tot grote moderne sportondernemingen. Binnen dergelijke ondernemingen kan kwantitatieve en kwalitatieve groei plaatsvinden. Bij een ander deel van de verenigingen zal de aanpak in eerste instantie gericht dienen te zijn op het verminderen van de druk op de vrijwilligers, bijvoorbeeld door de toenemende regelgeving een halt toe te roepen, en door te zoeken naar professionele organisatievormen die het beheer en exploitatie van de sportaccommodaties overnemen van de vereniging, zodat deze zich kan beperken tot het organiseren van de sport. Een belangrijke conditie is het verminderen van de druk door wet- en regelgeving op de sportorganisaties, een andere is het uithanden nemen van veel beheers- en exploitatietaken. Pas als de sportorganisaties en hun vrijwilligers beter hun
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
15
kerntaken kunnen uitvoeren zullen zij in staat zijn andere, meer maatschappelijke taken op zich te nemen. Het stimuleren van de participatie en het samenwerken met andere sectoren zijn voorbeelden van dergelijke maatschappelijke taken. Kortom, professionalisering is voor deze groep respondenten niet zozeer het inzetten van meer professionals of het meer bedrijfsmatig opereren van sportorganisaties, als wel ondersteunen en faciliteren van sportorganisaties, zodat de sport in staat is haar kerntaken beter uit te voeren en in staat is coalities aan te gaan op lokaal niveau. Ontwikkelingen en kansen Wanneer sportparticipatie breder wordt opgevat dan de traditionele sport alleen, en ook de individuele en anders georganiseerde sport gestimuleerd dienen te worden, dan zien de respondenten een belangrijke rol weggelegd voor zorginstellingen, huisartsen en verzekeraars (bijvoorbeeld bij het voorschrijven van leefstijlrecepten waarin sport/bewegen een belangrijke plaats krijgt en het inkopen van uren bij fitnessaanbieders), en overheden (bijvoorbeeld door het beter gebruik maken van openbare ruimte en effectiever accommodatiebeleid). Ook de ontwikkelingen op lokaal niveau, waarin steeds meer coalities en allianties tussen sectoren plaatsvinden (denk aan de combifuncties), bieden mogelijkheden om de sportparticipatie te bevorderen. Voor de georganiseerde sport lijken er, volgens de meeste respondenten, kansen te liggen in het ontwikkelen van alternatieve vormen van lidmaatschap en organisatie. Door meer te differentiëren in structuren, zodat naast verenigingen ook (beheers)stichtingen en ondernemingen deel kunnen uitmaken van de georganiseerde sport, zal het aanbod beter afgestemd kunnen worden op de vraag en zullen sportorganisaties meer aandacht kunnen schenken aan (de kwaliteit van) hun kerntaken. Ter algemene ondersteuning van de sportontwikkeling zien veel respondenten een lobby-rol weggelegd voor de sport. Richting rijksoverheid dient de sport duidelijk te maken dat een sportland niet kan zonder kwalitatief goed sportonderwijs. Richting lokale overheden dient het beter gebruik maken van openbare ruimte en het opstellen van accommodatiebeleid gestimuleerd te worden.
2.6 Bouwsteen Sportwaarden Ambitie en benodigde organisaties Met de bouwsteen Sportwaarden wordt beoogd dat sport positief bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling van Nederlanders, onder andere op het gebied van zelfwaardering, sociaal gedrag, prestatievermogen en well being. In een sportland op Olympisch Niveau wordt hoog gescoord op deze vier sportwaarden, mede met behulp van sport. De benodigde organisaties voor het behalen van deze ambitie zijn onder meer de bonden (en dus de verenigingen), NSA, opleidingsinstituten, zorgverzekeraars, MKB, VNO-NCW en gemeenten. Voor een totaaloverzicht van de benodigde organisaties per subdoelstelling: zie bijlage 6. Haalbaarheid, betrokkenheid en eigenaarschap De bouwsteen Sportwaarden behoeft bij de meeste respondenten een nadere uitleg. Voor lang niet alle organisaties is duidelijk wat onder sportwaarden wordt
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
16
verstaan, wat er precies wordt nagestreefd en welke rol zij daar in kunnen spelen. Na uitleg zien de meeste organisaties het belang van de bouwsteen, al is er wel verschil van inzicht over het belang van de vier gekozen thema’s. Vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, commerciële sportaanbieders en de topsport vinden prestatievermogen hét thema. Zij vinden deze waarde cruciaal voor de ontwikkeling van Nederland en zien een belangrijke rol weggelegd voor de sport om juist deze waarde uit te dragen en te stimuleren. Organisaties vanuit de zorg en breedtesport voelen zich juist op deze waarde minder betrokken. Zij voelen zich veel meer betrokken bij een begrip als ‘sportiviteit’ of ‘normen en waarden’ en benadrukken dat het competitie-element in de sport ook nadelige gevolgen heeft, zoals vals spelen en uitsluiten. Het belangrijkste dilemma in deze bouwsteen betreft het door de respondenten toegekende belang aan de bouwsteen enerzijds en het beperkte gevoel van impact op de bouwsteen door de eigen organisatie anderzijds. Anders gesteld: de meeste respondenten van buiten de sport zien niet hoe zij het verschil zouden kunnen maken met hun organisatie of wat hun organisatie concreet zou kunnen doen. Anderen, zoals organisaties in de zorg of onderwijs, zien wel degelijk in dat zij voor deze bouwsteen van betekenis (kunnen) zijn, maar geven aan dat zij voor het stimuleren van deze waarden sport (nog) niet als het meest geëigende instrument beschouwen. Cultuur, structuur en kwaliteit De sportorganisaties koppelen sportwaarden nadrukkelijk aan het begrip kwaliteit. Zij stellen dat betere begeleiding door trainers en coaches, met meer aandacht voor pedagogische aspecten, zal leiden tot het beter overbrengen van de sportwaarden. Ook deze groep respondenten voelt zich nauwelijks probleemeigenaar. Anderen, bijvoorbeeld de overheid en de opleidingsinstituten, moeten het in hun ogen mogelijk maken dat sportorganisaties gebruik kunnen maken van kwalitatief goede werkers in de sport. Voor kwaliteit, zo zijn de respondenten binnen én buiten de sport, het eens, moet betaald worden. Volgens velen is een cultuuromslag nodig bij overheid, consument én de sportwereld, zodat meer geld geïnvesteerd zal worden in kwaliteitsverbetering van het sportaanbod. De waarde van sport, die tot uiting komt in individuele waarden als zelfwaardering, sociaal gedrag, prestatievermogen en well being, zou veel sterker gecommuniceerd moeten worden. Daarbij noemen diverse respondenten, zowel binnen als buiten de sport, de welzijnssector als belangrijkste concurrent. Volgens deze groep zou de sport zich sterker moeten profileren ten opzichte van de welzijnssector. Door de boodschap uit te dragen dat de maatschappelijke meerwaarde van sport groter is dan die van het welzijnswerk zou de sport meer subsidies moeten kunnen vergaren. Tegelijkertijd erkennen deze respondenten dat de onderbouwing voor deze boodschap nog niet sterk is. Het ontbreekt nog aan inzicht in de maatschappelijke opbrengst van sport door middel van sportwaarden. In de toekomst zal meer onderzoek nodig zijn naar de meerwaarde van sportwaarden voor de samenleving.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
17
Het bereiken van de ambities in deze bouwsteen is erg afhankelijk van samenwerking van de sportorganisaties met organisaties buiten de sport. Op landelijk niveau, zo is de opvatting van de meeste respondenten, moeten ‘de geesten rijp gemaakt worden’, zodat andere sectoren, zoals zorg en onderwijs, zich meer eigenaar gaan voelen van de bouwsteen. Dit betekent dat de sport zich meer zou moeten aansluiten bij al bestaande overleggen en netwerken, om duidelijk te maken wat samenwerking met de sport kan opleveren voor andere sectoren. Veel organisaties buiten de sport constateren dat de sport, en dan met name NOC*NSF en de grootste bonden, de neiging hebben om hun eigen belangen en programma erg op de voorgrond te dringen. Deze organisaties benadrukken dat sport een belangrijke partner kan zijn, maar dat de sport bij de eigen leest dient te blijven. Vanuit hun eigen kerntaken dient de sport aansluiting te zoeken bij de kerntaken van de andere sectoren. Het eigenstandig ontwikkelingen van lesmateriaal voor scholen, bijvoorbeeld, wordt door veel scholen niet met open armen ontvangen. Zij krijgen veel ongevraagd aanbod en veelal past dergelijk materiaal niet goed in het eigen lesprogramma. Ontwikkelingen en kansen Uiteindelijk, zo benadrukken de respondenten, gaat het om de concrete samenwerking op lokaal niveau. Deze bouwsteen staat of valt bij lokale initiatieven. Dit betekent dat de sport vooral in moet zetten op lokale coalities en allianties, en dat lokale sportorganisaties daartoe ondersteund dienen te worden. De meest voor de hand liggende partners zijn scholen, welzijnsorganisaties, woningcorporaties, zorginstellingen (waaronder jeugdzorg). Ook zal, volgens de meeste respondenten, lobby op lokaal politiek niveau en deelname aan lokaal overleg over bijvoorbeeld ‘veiligheid’ nodig zijn. Een probleem dat veel respondenten benoemen is dat de huidige samenwerking tussen sport en sectoren als onderwijs, welzijn, zorg en wonen veelal tot stand komt met tijdelijke subsidies. De hoeveelheid projecten is zo langzamerhand indrukwekkend, maar leidt vooralsnog niet tot structurele samenwerking. Velen benadrukken dat structurele samenwerking ook structureel ondersteund zou moeten worden. Een ander knelpunt dat de respondenten voorzien is een tekort aan kwalitatief goede vakleerkrachten en trainers/coaches. Het vinden van goede professionals is momenteel moeilijk: werken in de sport heeft laag aanzien en biedt weinig zekerheid. Daarnaast sluiten de opleidingen van vakleerkrachten en trainers/coaches, volgens deze respondenten, onvoldoende aan bij vraagstukken en ontwikkelingen in de samenleving.
2.7 Bouwsteen Maatschappelijke thema’s Ambities en benodigde organisaties De bouwsteen Maatschappelijke thema’s heeft de ambitie dat in een sportland op Olympisch niveau sport een grote rol van betekenis speelt bij maatschappelijke thema’s. Er dient een breed draagvlak te zijn dat sport een bijdrage kan leveren aan het aanpakken van complexe maatschappelijke vraagstukken. Het eerste doel binnen deze bouwsteen is het overtuigen van beleidsmakers. Daarom moeten zij, aldus NOC*NSF, worden voorzien van voldoende kennis over de maatschappelijke rol van sport. Bovendien moet de sport zodanig worden ondersteund dat zij die rol ook echt kan vervullen. De centrale maatschappelijke thema’s die voor dit moment zijn vast gesteld zijn gezondheid en sociale cohesie.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
18
De benodigde organisaties voor het behalen van deze ambities zijn NebasNsg, Diabetis vereniging, Hart in beweging, NOC*NSF, welzijnsorganisaties, onderwijsinstellingen, sportverenigingen. totaaloverzicht van de benodigde organisaties per subdoelstelling: zie
onder meer gemeenten, Voor een bijlage 7.
Haalbaarheid, betrokkenheid en eigenaarschap Samen met de bouwsteen Topsport spreekt deze bouwsteen het meest tot de verbeelding van de respondenten. Het breed inzetten van sport voor maatschappelijke thema’s is voor de respondenten onlosmakelijk verbonden met een Sportland. Opvallend is dat veel respondenten een duidelijke spanning zien tussen de kwantitatieve insteek bij de bouwsteen Sportontwikkeling en de meer kwalitatieve insteek van de bouwstenen Sportwaarden en Maatschappelijke thema’s. Aangezien de meeste respondenten vinden dat het met de sportparticipatie in de breedte helemaal niet slecht gesteld is, pleiten zij ervoor vooral te investeren in de participatie van specifieke doelgroepen, zoals gehandicapten, allochtone vrouwen en ouderen. Het behalen van de ambities zal alleen mogelijk zijn wanneer de samenwerking tussen sport en andere sectoren goed verloopt. De betrokkenheid van de benodigde partijen op de thema’s gezondheid en sociale cohesie is groot. Volgens vrijwel alle respondenten zijn dit momenteel zeer belangrijke issues waar sport een verschil kan maken. Tegelijkertijd benadrukken de respondenten de tijdelijkheid van dergelijke thema’s. Mogelijk spelen over een aantal jaren andere thema’s een grotere rol. Het zal van belang zijn om te anticiperen op dergelijke maatschappelijke veranderingen en daar in OP2028 flexibel mee om te gaan. Bovendien zijn de gekozen thema’s in de (beleids)praktijk nauw verweven met andere inhoudelijke thema’s als veiligheid of doelgroepen als ouderen en allochtonen. Net als de bouwsteen Sportwaarden is deze bouwsteen erg afhankelijk van organisaties buiten de sport. Dit maakt sturing en beïnvloeding complex, zeker gezien de grote diversiteit van benodigde organisaties. Veel maatschappelijke organisaties zijn, regelmatig buiten de sport om, al bezig met het integreren van sport en bewegen in hun gezondheid- en sociale cohesieprogramma’s. Dit betekent dat er autonome ontwikkelingen zijn, zoals grote thuiszorgorganisaties die uren inkopen bij de nordic walking clubs en het fitnesscentra om vereenzaming van ouderen tegen te gaan, die de bouwsteen ondersteunen. Het is van belang, zo stellen de betrokken respondenten, dat de sport zorgt dat deze ontwikkelingen door kunnen gaan (bijvoorbeeld door te zorgen dat er voldoende en kwalitatief goed aanbod is bij de verenigingen en commerciële aanbieders) of gestimuleerd worden (bijvoorbeeld door met studies te komen die overtuigend zijn tegenover zorgverzekeraars, waardoor sport en bewegen onderdeel wordt van preventiemaatregelen). De sport, zo vindt een groot deel van de respondenten, moet zorgen dat het een goede partner is van zorg, onderwijs en welzijn, en dient samen met deze sectoren zorgen voor goede (financiële) randvoorwaarden. Het zelfstandig opzetten van projecten of zware sturing vanuit de sport op de thema’s gezondheid en integratie wordt afgeraden: daarvoor zijn de betrokken sectoren te sterk en te professioneel. De bijdrage van sport aan de thema’s wordt zien als ondersteunend.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
19
De grootste valkuil voor de sport is, volgens diverse respondenten, dat zij zich zelf verantwoordelijk gaat voelen voor de thema’s gezondheid en integratie. De sport moet zorgen dat het openstaat voor samenwerking met andere sectoren en, vooral, dat het de eigen kerntaak, i.c. het aanbieden van kwalitatief goede sport, goed uitvoert. De thema’s gezondheid en sociale cohesie worden ook steeds meer opgepakt binnen de sport. Waarbij opvalt dat dit voor een beperkt deel van de georganiseerde sport geldt. Slechts een klein deel van de bonden en verenigingen is in staat, naast de reguliere taken, ook aandacht te besteden aan maatschappelijke thema’s. Maar naast de georganiseerde sport ontstaan vele nieuwe stichtingen (bijvoorbeeld Johan Cruyff Foundation, Richard Krajicek Foundation, Stichting Meer dan Voetbal) en fondsen (bijvoorbeeld Jeugd Sport Fonds, VSB Fonds) die zich specifiek richten op gezondheid en sociale cohesie. Elk van deze organisaties heeft zijn eigen netwerken en samenwerkingsrelaties en draagt op igen wijze bij aan de ambities binnen de bouwsteen. Tegelijkertijd is afstemming en sturing complex door de grote diversiteit aan organisaties. Cultuur, structuur en kwaliteit De meningen over de mate van acceptatie van de waarde van sport onder politici en beleidsmakers wisselt. Een grote groep respondenten vindt de waardering voor sport nog steeds erg laag. Weliswaar constateren velen dat sport vaker genoemd wordt en dat politici vaker hun gezicht laten zien bij (top)sportevenementen, maar ook dat het vooral blijft bij ‘lippendienst’. De feitelijke financiële ondersteuning van sport vanwege de maatschappelijke betekenis blijft volgens deze groep achter. Een andere groep respondenten vindt dat het sportklimaat wel degelijk veel gunstiger is geworden de afgelopen jaren en dat de investeringen in de breedtesport, denk aan projecten als BOS en Meedoen Allochtone Jeugd door Sport, zijn toegenomen. Ook deze groep vindt dat de investeringen nog veel groter zouden moeten zijn, zeker wanneer de waarde van sport wordt afgezet tegen bijvoorbeeld de opbrengsten van het welzijnswerk. Alle respondenten zijn het eens dat sport niet alleen ondersteund zou moeten worden met projectgelden waarin sport instrumenteel wordt ingezet voor thema’s als gezondheid en sociale cohesie, maar ook structureel beloond zou moeten worden vanwege de maatschappelijke waarde die (georganiseerde) sport vanuit zichzelf heeft. Met andere woorden: het ondersteunen van sportorganisaties is ook maatschappelijk relevant zonder dat het gekoppeld wordt aan projecten op gebied van veiligheid, gezondheid en integratie. Het grootste deel van de respondenten vindt dat de sport deze maatschappelijke betekenis nog veel meer moet uitdragen. Zowel op rijksoverheid- als lokaal overheidsniveau moet er ‘meer boter bij de vis’. Allereerst, zo stelt deze groep, moet er nog meer ‘bewijs’ voor de maatschappelijke meerwaarde van sport geleverd worden, door middel van onderzoek, en moet geleerd worden van good én bad practices. Vervolgens moet de sport in haar lobby en externe communicatie beter aansluiten op de context van de beleidsmakers. Vrijwel alle respondenten verbazen zich erover dat NOC*NSF, namens de sport, geen permanente vertegenwoordigers heeft in Den Haag. Het inzetten van (topsport) ambassadeurs is volgens velen ook een prima middel om politici te beïnvloeden.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
20
Ontwikkelingen en kansen Alle respondenten zien in dat sport (en/of bewegen) een belangrijk onderdeel kan zijn in zorg-, onderwijs- en leisureconcepten. Rondom inhoudelijke knooppunten als veiligheid, sociale cohesie, gezondheid, ouderen etc. zijn vele ontwikkelingen gaande waarbij de sport kan aanhaken. Zowel op landelijk als lokaal niveau is het van belang dat de sport deze knooppunten herkent en analyseert wat de beïnvloedingsmogelijkheden zijn. De bouwsteen heeft te maken veel partners uit sectoren buiten de sport die in andere contexten opereren. In dit complexe veld zullen de beïnvloedingsmogelijkheden van de sport veelal beperkt zijn. Tegelijkertijd zijn er veel overeenkomstige belangen die vooral op landelijk niveau uitgespeeld kunnen worden. Vrijwel alle respondenten uit deze sectoren hebben een positief beeld (in termen van professioneel, betrouwbaar) van NOC*NSF en zien de sportkoepel als dé vertegenwoordiger van de sport. Het zal voor NOC*NSF daarom niet moeilijk zijn aan te haken bij bestaande netwerken en overleggen, en als serieuze gesprekspartner daar de inzichten en belangen van de sport uit te dragen.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
21
3. Analyse Het Olympisch Plan heeft een grote hoeveelheid aan verschillende partners, eigenaren, supporters, leveranciers, financiers etc. nodig om de ambities op de zes bouwstenen waar te kunnen maken. Deze benodigde organisaties kenmerken zich door grote onderlinge heterogeniteit. De organisaties zijn divers in: • Kerntaken en belangen • Financiering en aansturing • Kwaliteit en capaciteit • Relatie met en betrokkenheid bij de sport en bij OP2028 Niet alleen is de diversiteit tussen stakeholders en sectoren groot, veelal is er ook sprake van bestuurlijke gelaagdheid (bijvoorbeeld rijksoverheid, provincie en gemeente) en verschillende structuren binnen sectoren en stakeholders (bijvoorbeeld betrokkenheid van verschillende afdelingen binnen één organisatie of betrokkenheid van meerdere ministeries). Per bouwsteen verschilt het belang van de stakeholders. Een homogene blauwdruk aanpak en benadering van alle benodigde organisaties, voor het hele Olympisch Plan, is daarmee niet mogelijk. Tegelijkertijd zullen de aanpak en benadering van de bouwstenen wel nadrukkelijk op elkaar afgestemd dienen te worden, te meer omdat diverse organisaties betrokken zullen zijn bij verschillende bouwstenen. Veel van de ambities zijn afhankelijk van de betrokkenheid van partijen buiten NOC*NSF om, veel van deze organisaties vallen zelfs buiten de directe invloedsfeer van de sportkoepel. Met deze benodigde organisaties zullen wederzijdse afhankelijkheidsrelaties ten opzichte van het OP2028 opgebouwd dienen te worden. Het opbouwen van dergelijke relaties kenmerkt zich door afstemming en ondersteuning van elkaars belangen. Voor ieder geldt ‘what’s in it for me?’, in de zin van: • (Directe inhoudelijke dan wel financiële) meerwaarde voor eigen organisatie • Meerwaarde voor eigen sector • Meerwaarde voor de samenleving De sport, en dan met name NOC*NSF, wordt door de onderzochte organisaties gezien als leidend in het Olympisch Plan. Vanuit de sport dient aansluiting gezocht te worden bij de ‘what’s in it for me’-vraag van de benodigde organisaties. Daarbij zijn de volgende dilemma’s zichtbaar: •
•
•
Collectief actieprobleem: vele organisaties staan sympathiek ten opzichte van het Olympisch Plan en de ambities rondom Nederland Sportland. Tegelijkertijd ziet vrijwel geen enkele organisatie zich als ‘leidend’ of ‘onmisbaar’. De meeste organisaties gaan ervan uit dat het plan door anderen uitgevoerd zal worden en dat zij kunnen ‘meeliften’ of aanhaken. De vraag is hoe dergelijke potentiële free riders omgevormd kunnen worden tot mede-eigenaars. Verschillende betekenissen van maatschappelijke ambities: het Olympisch Plan is breed en vele organisaties zijn enthousiast over onderdelen van het plan. Er bestaan veel verschillende opvattingen over wat een Sportland zou moeten zijn en op welke maatschappelijke vraagstukken het een antwoord dient te zijn. Deze diversiteit is niet vreemd en dient uitgangspunt te zijn bij de aanpak. De vraag is hoe het OP2028 kan aansluiten in taal en symboliek bij de grote diversiteit aan betekenissen. Veranderende maatschappelijke structuren: Het afsluiten van convenanten en allianties met traditionele partijen is veelal niet meer afdoende.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
22
Traditionele structuren worden meer en meer vervangen door tijdelijke knooppunten rondom inhoudelijke thema’s. De vraag is hoe de sport kan aansluiten bij dergelijke knooppunten, dan wel zelf initiatieven kan nemen. Daarmee ligt de uitdaging voor de sport erin te komen tot of aan te sluiten bij vitale coalities. Beïnvloeding vindt plaats op inhoudelijke knooppunten en dient niet alleen functioneel, in de zin van structuur en institutionele afstemming, maar ook symbolisch plaats te vinden. Deze analyse sluit aan bij recente inzichten vanuit de bestuurs- en organisatiewetenschap2 waarin gesteld wordt dat maatschappelijke vraagstukken niet zozeer via de traditionele instituties dienen te worden beantwoord, maar via inhoudelijke knooppunten waar (delen van) instituties en individuen elkaar vinden. Tevens is bekend uit (organisatie)literatuur3 dat vraagstukken rondom aansturing in een heterogene context niet zozeer beantwoord worden met een aanpak gericht op homogeniteit (“alle neuzen dezelfde kant op”), maar door diversiteit (aan belangen) als uitgangspunt te nemen en de aanpak te richten op verschillende vormen van betekenisgeving en het productief maken van de spanningsvelden. De verhouding van de sport tot de benodigde organisaties is verschillend. Wanneer NOC*NSF wil beïnvloeden en veranderen dient het rekening te houden met deze verhoudingen. Het vraagstuk van verandering heeft te maken met de volgende variabelen: • Mate van bereik • Mate van heterogeniteit • Mate van (gevoeld) eigenaarschap • Mate van (gevoelde) impact (‘excitement’) • Mate van (gevoelde) ‘urgency’ • Mate van ‘ability’ (mogelijkheden in de vorm van kwantiteit, kwaliteit, financiën) • Mate van positief imago en positieve relatie met NOC*NSF/ sportorganisaties. Steeds dient geanalyseerd te worden hoe de benodigde organisaties op deze variabelen scoren om vast te stellen door wie en op welke wijze een veranderingsproces op gang gebracht kan worden. De veranderstrategieën zullen niet exact langs de lijnen van de bouwstenen kunnen verlopen: sommige organisaties zijn in meerdere bouwstenen relevant of zijn rondom andere thema’s/ knooppunten geclusterd. De benodigde organisaties zijn te visualiseren door middel van invloedcirkels. Deze cirkels drukken de mate van invloed uit die NOC*NSF heeft of kan hebben op de benodigde partners in OP2028 (zie volgende pagina):
2
Zie onder andere: M. Moore, Creating public value (1995); E. Gerritsen en J. de Lange, De slimme gemeente (2007); 3 Zie onder andere: H. Mintzberg, Power in and around organizations (1983); K. Weick, Sense making in organizations (1995).
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
23
Zorg Corporaties
Welzijn Onderwijs Media Com. Sportaanbieders
Rijk
Leden NOC*NSF Sponsors
Gemeenten
Bedrijfsleven
Recreatie
Daarbij is opvallend dat: • Het bereik voor de sport afneemt van binnen naar buiten; • De heterogeniteit groot is binnen de cirkels en toeneemt van binnen naar buiten; • Het (gevoelde) eigenaarschap afneemt van binnen naar buiten; • Het gevoel van excitement in alle cirkels vrij hoog is; • Het gevoel van urgency in alle cirkels beperkt is; • De mate van ability toeneemt van binnen naar buiten, veelal beschikken de organisaties buiten de sport over meer capaciteit en financiële middelen dan de sportorganisaties; • Het imago van NOC*NSF beter is buiten de binnenste cirkel dan er binnen.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
24
4. Conclusies en aanbevelingen De voorgaande beschrijving en analyse van de perspectieven, belangen en betrokkenheid van de verschillende benodigde organisaties ten aanzien van de ambities in OP2028 maken duidelijk dat de sport, cq NOC*NSF, een gedifferentieerde aanpak zal dienen te volgen. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden algemene conclusies getrokken en een aantal oplossingsrichtingen aanbevolen die het hele OP2028 betreffen. Het tweede deel van het hoofdstuk benoemt de specifieke aanbevelingen per bouwsteen. Het hoofdstuk sluit af met aanbevelingen over de belangrijkste vervolgstappen. 4.1 Olympisch Plan algemeen Ambities en benodigde organisaties De ambities uit het OP2028 om in 2016 een Sportland te realiseren worden door de benodigde organisaties enthousiast ontvangen. De ambities op het gebied van topsport en maatschappelijke thema’s spreken de benodigde organisaties het meest aan. Deze ambities sluiten aan bij hun beelden over sport, en bij de eigen organisatiedoelstellingen. Zowel de benodigde organisaties binnen als buiten de sport benadrukken dat de ambities in OP2028 meer gericht zouden moeten zijn op kwaliteit en minder op kwantiteit. Dit betekent dat de formulering van een aantal doelstellingen binnen OP2028 heroverwogen, dan wel aangescherpt, dient te worden. Dit geldt vooral voor de bouwsteen Sportontwikkeling, waarin momenteel veel aandacht uitgaat naar strategieën gericht op het vergroten van de kwantiteit en minder naar strategieën gericht op moeilijk bereikbare doelgroepen en het verbeteren van de kwaliteit van het aanbod. Bij de benodigde organisaties is voldoende energie, capaciteit en kwaliteit aanwezig om het plan te realiseren. Gezien de hoogte en breedte van de ambities van het OP2028, de huidige en te verwachten (beperkte) kwaliteit en capaciteit van sportorganisaties en ontwikkelingen en kansen buiten de sport, is het duidelijk dat de ambities van OP2028 niet realiseerbaar zijn met de georganiseerde sportorganisaties alleen, maar vooral ook met organisaties uit het bedrijfsleven, (lokale) overheid, media, zorg en onderwijs. Al deze organisaties en sectoren spelen een belangrijke rol binnen verschillende bouwstenen. Het is nodig dat de sport een sterke(re) keten gaat vormen met de andere benodigde organisaties. NOC*NSF wordt gezien als de initiator én partner om de sportketen te versterken. Om de sportketen te kunnen versterken dient NOC*NSF aandacht te besteden alle ringen van de invloedscirkels (zie hoofdstuk 3). De sportorganisaties vervullen een belangrijke rol binnen het OP2028. Zij zijn de organisaties die moeten zorgen voor voldoende, en, vooral, voor goed aanbod. Sportorganisaties zullen dat deels zelf kunnen en deels in coproductie met anderen moeten realiseren. De vraag is hoe de sport zichzelf moet ontwikkelen zodat zij in staat is zelf, en in samenwerking met andere sectoren, bij te dragen aan het realiseren van de ambities. Tegelijkertijd dient NOC*NSF er voor te zorgen dat de organisaties buiten de georganiseerde sport meer betrokken raken bij OP2028. Belangrijke partners als het bedrijfsleven, zorg- en onderwijsinstellingen hebben de neiging een afwachtende houding aan te nemen en de invloed van NOC*NSF op deze organisaties is beperkt (zie invloedcirkels hoofdstuk 3). De vraag is hoe NOC*NSF
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
25
met deze organisaties een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie rondom OP2028 kan opbouwen. NOC*NSF kan op vier manieren deze vraagstukken, zowel binnen als buiten de georganiseerde sport, proberen te beantwoorden. Via interventies op gebied van 1) eigen rol en houding; 2) de structuur; 3) de cultuur; 4) professionalisering van de sport. Ad 1) Rol en houding NOC*NSF De veranderingen in de sportketen kunnen niet dwingend worden opgelegd. NOC*NSF, als initiator én partner, zal veranderingen alleen kunnen stimuleren door aan te sluiten bij de belangen, ambities en mogelijkheden van de organisaties in de keten. Dit betekent dat NOC*NSF oog zal moeten hebben voor de kansen én weerstand binnen de sportorganisaties en tegelijkertijd fors zal moeten inzetten om de aanwezige energie, capaciteit en kwaliteit van buiten de georganiseerde sport te betrekken bij OP2028. Het bereiken van de ambities zal voor een groot deel slechts mogelijk zijn wanneer NOC*NSF in staat is de sport een invloedrijke rol te laten spelen binnen de inhoudelijke knooppunten, te weten gezondheid, veiligheid, city/regio marketing en innovatie. Het is voor NOC*NSF van groot belang zich te realiseren dat de buitenwereld niet denkt in bouwstenen, maar in vraagstukken vanuit de eigen organisatie, gekoppeld aan inhoudelijke (maatschappelijke relevante) knooppunten/ thema’s. Rondom deze knooppunten bevinden zich krachtenvelden van organisaties (bijvoorbeeld overheden, politie, woningcorporaties, welzijnsinstellingen, buurtorganisaties, onderwijs en sportverenigingen bij het knooppunt veiligheid), waarin organisaties met en naast elkaar werken in verschillende rollen (producent, coproducent, aanbieder, financier). Het is van belang dat NOC*NSF deze krachtenvelden analyseert, vaststelt wat de rol en betekenis van de sport kan zijn en op welke wijze zij invloed kan hebben op het krachtenveld. Het gevolg van deze benadering is dat NOC*NSF zal moeten loslaten dat ze er (in het kader van OP2028) alleen is van en voor de georganiseerde sport. De rol van NOC*NSF in het kader van OP2028 kan vanuit deze benadering omschreven worden als belangenbehartiger van de sport als onderwerp/thema, in plaats van belangenbehartiger van de instituties. Het breder definiëren van de eigen rol kan tegelijkertijd bijdragen tot meer goodwill bij de niet en anders georganiseerde sport- een groep die belangrijk is voor het realiseren van de ambities, maar nu nog weinig in beeld is. Daarmee is de rol van NOC*NSF vooral gericht op het beïnvloeden van processen. Dit vraagt om een passende houding van NOC*NSF ten aanzien van de benodigde organisaties, zowel binnen de sport als buiten de sport. NOC*NSF zal in staat moeten zijn zich in te leven in andere werelden, te makelen tussen organisaties, en flexibele beïnvloedingsstrategieën te hanteren. NOC*NSF dient ondersteuning te bieden bij vraagstukken van andere organisaties: Wat kan NOC*NSF voor de ander doen, waar kan OP2028 anderen helpen (bijvoorbeeld bij de legitimering van hun eigen inzet op gebied van sport en bewegen). De betekenis van NOC*NSF zal het grootst zijn wanneer zij de benodigde organisaties, binnen en buiten de sport, weet te inspireren, motiveren, stimuleren. De nadruk zal daarbij liggen op relaties. In de uitvoering zal de sportkoepel vooral ondersteunend (dienstverlenend en faciliterend) zijn en niet of minder zelf uitvoeren. Daarvoor zijn competenties nodig als inspirerend
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
26
leiderschap, klantgerichtheid, bestuurlijke gevoeligheid.
flexibiliteit,
inlevingsvermogen,
politieke
en
Ad. 2) Structuur Het behalen van de ambities in OP2028 is niet afhankelijk van nieuwe structuren, zowel niet binnen NOC*NSF, de georganiseerde sport als daarbuiten. De rol en houding, zoals hiervoor beschreven, gaan vooraf aan de structuur. Maar in een aantal gevallen kunnen andere structuren wel ondersteunend of stimulerend werken. Een ideale structuur voor sportorganisaties of rondom knooppunten is niet te maken. Verschillende structuren kunnen leiden tot de gewenste uitkomst en daarmee zal situationeel bekeken moeten worden of een structuurverandering nodig én mogelijk is. De mogelijkheden om andere structuren af te dwingen zijn voor NOC*NSF miniem. Wél kunnen nieuwe structuren gestimuleerd en ondersteund worden door NOC*NSF, met name bij de eigen leden. Buiten de georganiseerde sport dient NOC*NSF zich aan te sluiten bij bestaande netwerken en coalities rondom de verschillende knooppunten. Daarbij gaat het niet om het creëren van nieuwe vaste structuren, maar om het aangaan van tijdelijke strategische allianties. De (toekomstige) structuur van het OP2028 zelf kan van belang zijn voor het behalen van de ambities. Het creëren van wederzijdse afhankelijkheidsrelaties en gedeeld eigenaarschap wordt beïnvloed door projectstructuur en regisseur. Daarbij is het van belang dat NOC*NSF de regie van OP2028 gaat delen, zodat OP2028 meerdere eigenaren krijgt die ieder verantwoordelijk zijn voor een deel van het plan. De sportkoepel dient in haar communicatie en strategie aan te sluiten bij de belevingswerelden van de benodigde organisaties. Daarbij is het van belang dat NOC*NSF intern zodanig georganiseerd wordt dat zij de verschillende accounts en channels integraal kan benaderen. Ad 3) Cultuur Een derde interventie om de betrokkenheid bij OP2028 te vergroten betreft het beïnvloeden van de cultuur in Nederland. Ter ondersteuning van het hele proces dient ingezet te worden op een ‘klimaatverandering’ en het realiseren van een aantal ‘basiscondities’ voor Nederland Sportland, waaronder: • Lichamelijke opvoeding terug op basisscholen • Waardering voor lichamelijke prestaties: naast wizz kids ook fit kids Het is aan te bevelen dat de NOC*NSF leidend is bij het opzetten van een landelijke, maar ook regionale en lokale lobby richting de overheid. Een permanente zichtbaarheid in Den Haag en het aansluiten bij andere lobby’s, bijvoorbeeld vanuit het onderwijs en de zorg, is essentieel. Daarnaast is het aan te bevelen regionale en lokale politici te (blijven) beïnvloeden, in samenhang met regionaal en lokaal opererende organisaties. Daarbij dient niet alleen de aandacht uit te gaan naar portefeuillehouders sport, maar ook naar andere relevante portefeuilles (wethouders economische zaken, onderwijs, e.d.). Behalve een brede lobby voor de sport kan een klimaatverandering ook ondersteund worden door een sterke campagne voor Nederland Sportland, bijvoorbeeld door het inzetten van ambassadeurs (zoals topsporters).
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
27
Ad 4) Professionalisering van de sport Sportorganisaties blijken steeds de kern in OP2028: Enerzijds om vanuit de sport zelf of in coproductie met anderen het nodige te realiseren, anderzijds als randvoorwaarde voor de betrokkenheid van andere stakeholders (vooral om vertrouwen te scheppen bij de partners). Van de sport wordt gevraagd dat zij zich aanpassen, zodat de ambities waargemaakt kunnen worden. Deze aanpassingen betreffen de capaciteit, kwaliteit en kennis van de organisaties en hun bestuurders. Om aan alle wensen van buiten de sport en alle ambities vanuit OP2028 te kunnen voldoen, zullen de georganiseerde sportorganisaties zich dienen te transformeren tot excellente organisaties. Bijbehorende competenties zijn onder meer: • Gericht op samenwerking (binnen en buiten de sector) • Markt- en klantgericht • Proactief en ondernemend • Politiek-bestuurlijk gevoelig • Gericht op continue verbetering • Resultaatgericht Een relatief klein deel van de sportbonden en sportverenigingen heeft de wil en kunde om door te groeien tot dergelijke (maatschappelijke) sportondernemers. Tegelijkertijd is het vormen van excellente organisaties niet realistisch en niet haalbaar voor het grootste deel van de georganiseerde sport, naar schatting minimaal 20.000 sportverenigingen en het overgrote deel van de sportbonden. Het is irreëel te verwachten dat deze groep verenigingen en bonden binnen acht jaar (Nederland Sportland in 2016), aan deze competenties zal kunnen voldoen. De veranderingsbereidheid (urgency) en –mogelijkheden (ability) binnen een zeer groot deel van de sport zijn beperkt. De breedte waarin de sport zich zou moeten ontwikkelen (van topsport, accommodaties, evenementen en media tot aan maatschappelijke betrokkenheid) maakt het vraagstuk niet eenvoudiger. Bovendien zijn de relaties en verhoudingen binnen de sport niet altijd productief. Diverse sportbonden hebben de indruk dat NOC*NSF een top-down benadering hanteert en tussen NOC*NSF en andere organisaties, zoals NISB en NSA, bestaat eerder een concurrentie- dan een samenwerkingsverhouding. Dit alles vermindert de lust om met elkaar aan OP2028 te werken. Dit houdt in dat de sport, cq NOC*NSF, dient kwaliteitseisen aan dit deel van de sportwereld en buitenwereld ten aanzien van de georganiseerde Tegelijkertijd is verdere professionalisering en georganiseerde sport wel degelijk mogelijk, zolang aanpak, uitgaat en aansluit bij de huidige context.
te waken voor te hoge de verwachtingen van de sport dient te managen. modernisering van de NOC*NSF, in houding en
Uit dit en eerder onderzoek4 blijkt dat de meest effectieve manier van professionaliseren en moderniseren ligt in een gedifferentieerde aanpak, die vooral gericht is op faciliteren en ondersteunen. Bij professionalisering dient voorkomen te worden dat de huidige sterke punten van de georganiseerde sport verloren gaan. Naar schatting minimaal 20.000 sportverenigingen zijn in de huidige vorm waardevol voor de sport, de samenleving en OP2028 en zullen in eerste instantie vooral baat hebben bij ondersteuning op beheers- en exploitatiegebied en een afnemende externe druk.
4
Zie ook artikel Boessenkool, J., F. van Eekeren en J. Lucassen op http://www.sportknowhowxl.nl/index.php?pageid=detail&catid=alleen-op-de-wereld&cntid=1722
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
28
Ter realisatie van de ambities dienen de overige verenigingen, die wél in staat zijn uit te groeien tot moderne sportondernemingen, geïnspireerd, gemotiveerd en (inhoudelijk) ondersteund te worden, zodat zij de noodzakelijke groei daadwerkelijk door te kunnen maken, voor zover zij dat zelf niet kunnen5. Hetzelfde geldt voor de bonden. Ter ondersteuning van deze vorm van professionalisering is het van belang de ability voor de sport te vergroten. Veel van de benodigde sportorganisaties hebben andere zorgen dan OP2028. Binnen de beschikbare tijd en financiën stellen zij andere prioriteiten. Gezien de grote kloof met betrekking tot kwaliteit, capaciteit en kennis tussen de huidige en gewenste situatie is het reëel te veronderstellen dat de financiële ruimte voor de sport om te professionaliseren veel groter zal moeten worden. Het is van belang dat de sport, cq NOC*NSF, dit probleem nadrukkelijk op de politieke agenda plaatst en zich (verder) inspant om extra financiële middelen voor capaciteitsopbouw van de sport te realiseren. Ten tweede dient de sport, als randvoorwaarde voor verdere professionalisering, te investeren in onderlinge relaties. Deels zal de oplossing gezocht kunnen worden in de wijze van aansturing van OP2028. Voorkomen moet worden dat cruciale partners in de sport niet meedoen vanwege een vermeende top-down aansturing of monopolistische houding van NOC*NSF. De meest passende rol en houding van NOC*NSF ligt in de vorm van inspirerend en dienend leiderschap, waarbij partners vanuit de georganiseerde én ongeorganiseerde sport de mogelijkheid krijgen zich in te voegen in OP2028, zonder verlies van identiteit of belangen, zodat wederzijdse afhankelijkheid kan ontstaan. In de volgende paragrafen worden ideeën voor interventies aangedragen per bouwsteen. Het is daarbij steeds van belang te realiseren, zoals eerder gesteld, dat de betrokken organisaties niet of minder denken en handelen in termen van bouwstenen.
4.2 Bouwsteen Topsport Vanuit de bouwsteen kunnen de volgende interventies voor en door de sport worden aanbevolen. Rol en houding NOC*NSF • Relatie tussen bedrijfsleven en sportorganisaties intensiveren (bijvoorbeeld door uitbreiding van initiatieven als Sport & Zaken). • Sportbonden en verenigingen faciliteren met kennis en andere vormen van ondersteuning voor het opzetten van topsportstructuren en –cultuur. Structuur • Aparte structuren (stichtingen) ontwikkelen voor topsport(evenementen) in relatie tot de sportbonden (verenigingen); • Financiële mogelijkheden vergroten (fiscaal, gokbeleid etc.) door lobby richting overheid. Cultuur • Inspelen op successen – topsporters inzetten als ‘helden’ en uithangbord voor Nederland Sportland (niet alleen gericht op topsport); • Verbeteren van imago van de sportbestuurder, bijvoorbeeld door gerichte campagnes in het bedrijfsleven en publieke sector.
5
Voor nadere uitleg zie artikel Boessenkool, Van Eekeren en Lucassen.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
29
Professionalisering • (verder) Stimuleren en faciliteren van kennisuitwisseling tussen bedrijfsleven en sportorganisaties (m.n. op bestuurlijk niveau); • Specifieke marketingdeskundigen toevoegen aan (allianties van) bonden; • Relatie tussen bestuur en arbeidsorganisaties verbeteren (tegengaan van bestuurlijke stroperigheid).
4.3 Bouwsteen Evenementen en Accommodaties Vanuit de bouwsteen kunnen de volgende interventies voor en door de sport worden aanbevolen. Rol en houding NOC*NSF • Signaleren en ondersteunen van opportunities (m.n. city- en regiomarketing) in de markt, waardoor samenwerking tussen lokale en regionale overheid, bedrijfsleven en bonden gerealiseerd wordt; • Volgen van ontwikkelingen binnen internationale federaties rondom mogelijke kansen op het organiseren van internationale sportevenementen en partijen daarover informeren; • Makelen’ op lokaal niveau: ontwikkelaars, sportaanbieders, corporaties, onderwijs, welzijn etc. dichter bij elkaar brengen en laten zien wat de gezamenlijke mogelijkheden zijn; Structuur • Aparte structuren stimuleren en/of opzetten rondom evenementen en accommodaties, Stichtingen en ondernemers die zich richten op (breedtesport)evenementen toelaten tot de georganiseerde sport, zodat flexibele organisaties ontstaan; • Toegankelijk maken van internationaal (Olympisch) netwerk voor nietverenigingen (evenementenstichtingen e.d.) – m.a.w. niet alle topsportevenementen via de bonden Cultuur • Lobby op lokaal niveau (niet alleen portefeuillehouder sport), mogelijk met VNG: investeren in verbeteren openbare buitenruimte en kwaliteit van sportaccommodaties; Professionalisering • Specifieke marketingexpertise toevoegen aan (allianties van) sportorganisaties; • Stimuleren van beheer en exploitatie stichtingen naast sportverenigingen (niet per se leidend tot multifunctionele sportaccommodaties en schaalvergroting).
4.4 Bouwsteen Media Vanuit de bouwsteen kunnen de volgende interventies voor en door de sport worden aanbevolen. Rol en houding NOC*NSF • Volgen van ontwikkelingen en informeren van sportorganisaties over de opportunities. • Inhoudelijk en financieel ondersteunen van bonden bij het opzetten van hun mediabeleid.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
30
Structuur • Opzetten van flexibele (topsport)structuren, zodat snel aanpassingen gedaan kunnen worden aan de sport zelf, zonder directe ledenraadpleging. Cultuur • Campagne richting de (internationale) bonden om hen te overtuigen van het belang en de (financiële) mogelijkheden van goed mediabeleid (en daarmee eventueel gepaard eventuele aanpassingen binnen de sport). Professionalisering • Mediaspecialisten, in de vorm van mediacommissies, toevoegen aan (allianties van) sportbonden.
4.5 Sportontwikkeling Vanuit de bouwsteen kunnen de volgende interventies voor en door de sport worden aanbevolen. Rol en houding NOC*NSF • Investeren in het verbeteren van onderlinge relaties binnen en tussen georganiseerde, ongeorganiseerde en anders georganiseerde sport; • Analyseren van ondersteuningsvragen van sportorganisaties en zorgen voor gedifferentieerde en op de context gerichte ondersteuning en facilitering van bonden en verenigingen, met name bij het vormen van (lokale) allianties en het opzetten van alternatieve organisatiestructuren. • Op landelijk niveau aansluiten bij bestaande netwerken, en inkoopcoalities, met name de zorg (thuiszorg, huisartsen, verzekeraars); • Opzetten integrale aanpak (accountmanagement) richting meest relevante stakeholders, waaronder in elk geval de lokale overheid. Structuur • Experimenteren met nieuwe vormen van lidmaatschap bij bonden en verenigingen: Meer differentiëren in organisatiestructuren (naast verenigingen ook ruimte voor beheerstichtingen, commerciële ondernemingen etc.); • Lobby binnen en buiten de sport: sportontwikkeling verbreden naar recreatie/ bewegen: allianties mogelijk rondom regio- en stadspromotie; beweegconcepten. • Lobby op lokaal niveau (niet alleen portefeuillehouder sport), mogelijk met VNG: investeren in verbeteren openbare buitenruimte en kwaliteit van sportaccommodaties; Cultuur • Lobby richting rijksoverheid: kwalitatief goede lichamelijke opvoeding terug in het basisonderwijs; • Lobby richting rijks- en lokale overheid en bonden: verminderen regeldruk voor verenigingen. Professionalisering • Landelijke monitoring van trends en ontwikkelingen rondom de vraag naar sport en bewegen. • Toevoegen van marketingdeskundigen aan (allianties van) sportbonden.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
31
4.6 Sportwaarden Vanuit de bouwsteen kunnen de volgende interventies voor en door de sport worden aanbevolen. Rol en houding NOC*NSF • Opzetten integrale aanpak (accountmanagement) richting meest relevante stakeholders. Investeren in relaties tussen de sport en andere sectoren, (onderwijs, kov/bso, jeugdzorg, corporaties), door deel gaan uitmaken van inhoudelijke knooppunten (tijdelijke strategische allianties) en daar de positie van de sport inbrengen. • Analyseren van ondersteuningsvragen van sportorganisaties en zorgen voor gedifferentieerde en op de context gerichte ondersteuning en facilitering van bonden en verenigingen, met name bij het vormen van (lokale) allianties en het opzetten van alternatieve organisatiestructuren. Structuur • Aansluiten bij lokale contexten en initiatieven: afsluiten van coalities en allianties; • Meer structurele financiering (vermindering van aantal projecten); • Meer en meer verbinding met andere sectoren
Cultuur • Campagne: Vergroten van de status van het werken in de sport; • Lobby en campagne: Benadrukken positieve waarden van de sport – consument en overheid krijgt meer over voor (goede) sport (aanbod en faciliteiten); • Campagne binnen de sport: Sportorganisaties zélf moeten kunnen en willen betalen voor kwaliteit door bijvoorbeeld de juiste expertise in te huren; • Lobby op landelijk en lokaal niveau voor meer structurele financiële ondersteuning voor de samenwerking van sport met andere sectoren Professionalisering • Ondersteunen van verenigingen, m.n. op gebied van beheer en exploitatie; Structurele (financiële en inhoudelijke) ondersteuning van de sportorganisaties, zodat zij in staat zijn gelijkwaardige relaties aan te gaan met andere (geprofessionaliseerde) sectoren. • Inhoud van opleidingen voor werkers in de sport meer laten aansluiten bij de veranderende context, meer aandacht voor kwaliteit en diversiteit (o.a. door meer aandacht voor pedagogiek in de opleidingen); • Onderzoek naar maatschappelijke meerwaarde van sport(waarden).
4.7 Maatschappelijke thema’s Vanuit de bouwsteen kunnen de volgende interventies voor en door de sport worden aanbevolen. Rol en houding NOC*NSF • Analyseren van ondersteuningsvragen van sportorganisaties en zorgen voor gedifferentieerde en op de context gerichte ondersteuning en facilitering van bonden en verenigingen, met name bij het vormen van (lokale) allianties en het opzetten van alternatieve organisatiestructuren.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
32
•
•
•
Aansluiten bij (lokale) netwerken, partnerschappen rondom vrije tijd, zorg en onderwijs. Advies: blijf bij eigen leest, maar ga deel uitmaken van netwerken en coalities en zoek naar mogelijkheden waar de sport ondersteuning kan bieden aan kerntaken van andere sectoren, zoals onderwijs; Stimuleren van meer openheid vanuit sport naar andere sectoren: elkaar verleiden tot coalities, waarbij sport niet leidend moet willen zijn, maar gelijkwaardig partner met oog voor belangen andere partners; Opzetten integrale aanpak (accountmanagement) richting meest relevante stakeholders, waaronder lokale overheid, onderwijs en zorg.
Structuur • Op zoek gaan naar, analyseren van en aansluiten bij inhoudelijke knooppunten, zoals rondom ‘ouderen’, ‘gezondheid’, ‘veiligheid’, regionale/ gemeentelijke leisure concepten, zoals ‘sportieve recreatie’. • Aansluiten bij bestaande landelijke netwerken en coalities, ter ondersteuning van de lokale activiteiten. Cultuur • In samenspraak met andere sectoren opstarten van Haagse lobby rondom thema’s als schoolsport en schoolzwemmen, inrichting openbare ruimte e.d. Professionalisering • Ondersteunen van verenigingen, m.n. op gebied van beheer en exploitatie; Structurele (financiële en inhoudelijke) ondersteuning van de sportorganisaties, zodat zij in staat zijn gelijkwaardige relaties aan te gaan met andere (geprofessionaliseerde) sectoren.
4.8 Vervolgstappen Hoe nu verder? In onze optiek is het van belang dat NOC*NSF de resultaten van dit onderzoek gaat beschouwen als een basis van waaruit de concrete strategieën richting de benodigde organisaties opgesteld kunnen worden. Een situationele integrale aanpak (bouwsteen overstijgend) richting de stakeholders is daarbij cruciaal. Om te kunnen komen tot een dergelijke aanpak is nadere analyse van de verschillende krachtenvelden noodzakelijk. De analyse kan worden gemaakt op basis van de volgende stappen: •
Benoemen van meest relevante stakeholders en hun rol (mede-producent, leverancier, financier/ voorwaardescheppend)
•
Identificeren van de netwerken/coalities waar deze organisaties deel van uitmaken en vaststellen van de (on)mogelijkheden van NOC*NSF om te beïnvloeden aan de hand van de volgende variabelen: o Mate van bereik o Mate van heterogeniteit o Mate van (gevoeld) eigenaarschap o Mate van (gevoelde) impact (‘excitement’) o Mate van (gevoelde) ‘urgency’ o Mate van ‘ability’ (kwantiteit, kwaliteit, financiën) o Mate van positief imago en positieve relatie met NOC*NSF/ sportorganisaties.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
33
•
Integrale (beïnvloedings) strategieën vaststellen ten aanzien van de meest belangrijke stakeholders.
•
Vaststellen welke kwaliteit en capaciteit vanuit NOC*NSF benodigd is om de strategie te kunnen uitvoeren.
Grofweg zijn de volgende interventies aan te bevelen per invloedcirkel:
Knooppunten
Netwerken
Coalities Allianties Inspireren en faciliteren PPS
Lobby
Op basis van dit rapport kan in elk geval geconcludeerd worden dat een strategie ontwikkeld dient te worden op de volgende knooppunten: • Gezondheid • Ouderen (aansluitend bij de thema’s gezondheid, sociale cohesie, zelfwaardering en well being) • Veiligheid (waaronder sociale cohesie, sociaal gedrag, well being) • City- en regiomarketing • Innovatie Enkele interventies die op basis van dit rapport al aan te bevelen zijn aan NOC*NSF, zijn: • Opzetten account/ channel management, in elk geval richting gemeenten en in de toekomst naar andere sectoren en/of knooppunten; • Intensiveren van de sportlobby in Den Haag Het belangrijkst zal zijn dat NOC*NSF uitdraagt dat het in het kader van OP2028 verder wil gaan dan de georganiseerde sport en dat zij in rol en houding inspirerend en ondersteunend is ten aanzien de benodigde organisaties. Binnen NOC*NSF dienen daarvoor competenties als inspirerend leiderschap, klantgerichtheid, flexibiliteit, inlevingsvermogen en politieke en bestuurlijke gevoeligheid in voldoende mate aanwezig te zijn. De ambities van OP2028 zullen alleen haalbaar zijn wanneer OP2028 vele eigenaren kent.
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
34
Bijlage 1 Respondenten
Focusgroepen Dhr. Borst (SBN) Dhr. Blom (NVB) Dhr. Gootjes (KNSB) Dhr. Heyster (NGF/NVG) Dhr. De Jong (KNHS) Dhr. Kaufmann (JBN) Dhr. Keen (Atletencommissie, VSB Fonds) Dhr. Kessler (KNVB) Dhr. Van Keulen (Atletiek Unie) Mw. Koopman (Perry Sport) Dhr. Lammens (gemeente Rotterdam) Dhr. Larissen (Laco) Dhr. Van Woerkom (ANWB) Dhr. Ooms (Kras Volendam) Dhr. Van den Oudendammer (Rotterdam Topsport) Dhr. Pronk (Champion) Dhr. Rijshouwer (Sportworks) Dhr. Sporre (persoonlijke titel) Dhr. Thonissen (Recron) Dhr. Van Tiel (Sportservice Noord-Holland) Dhr. Van der Velde (Provincie Gelderland) Mw. Vos (Flik Flak) Dhr. De Vries (NOB, NTFU) Dhr. Wakkie (KNHB) Dhr. Van der Worp (Atletiek Unie, topsport)
Interviews Mw. Berman (NOV) Dhr. De Brouwer (NOC*NSF) Mw. Butter (NOC*NSF) Dhr. Van Hardeveld (NOC*NSF) Dhr. Van Heel (EFAA) Dhr. Huizing (Nevobo) Dhr. Van Nieuwenhuizen (Nike) Dhr. Van den Nieuwenhuizen (Ernst & Young) Mw. Oosting (Meavita/ Sensire) Dhr. Pijpers (Rabobank) Dhr. Ruijgrok (VNO/NCW) Dhr. Steen (Vereniging Bijzondere Scholen) Mw. Op ’t Veld (NOC*NSF) Dhr. Vlasblom (NOC*NSF) Mw. Vloet (NOC*NSF) Dhr. Vogelpoel (Tele2) Dhr. Van den Wall Bake (Van den Wall Bake Consult) Dhr. Wolff (NOC*NSF)
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
35
Geanalyseerde organisaties (stakeholderanalyses door studenten Master Sportbeleid en management) Gemeente Amsterdam Westerpark Gemeente Arnhem Gemeente Den Haag Gemeente ’s-Hertogenbosch Gemeente Maastricht Gemeente Utrecht Gemeente Waterland NISB KNHB KNLTB KNVB KNWU KNZB NKS Nederlandse Ski Vereniging NOC*NSF Rotterdam Sportsupport Sportservice Centrum Deventer Sportventures Stichting Meer dan Voetbal Vereniging Sport Utrecht
Experts Prof. dr. M. van Bottenburg Prof. dr. M. Noordegraaf Drs. B. Rubingh Prof. dr. P. Verweel
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
36
Bijlage 2 Bouwsteen Topsport
TOPSPORT
Nederland hoort structureel bij de 10 best presterende landen van de wereld Verbeteren positie topsporter •
Verbeteren positie topsporter
•
Stipendium 27+
Bonden Bedrijfsleven NOC*NSF Afdeling Marketing NL Sporter Atletencommissie Bonden VWS NOC*NSF Afdeling S & B NL Sporter Atletencommissie
•
Tweede carrière
Bonden Bedrijfsleven via partner NOC*NSF NOC*NSF Afdeling Marketing Atletencommissie
Verbeteren topsport-begeleiding •
Positie/ inkomen
Bonden NOC*NSF Afdeling S&B NL Coach
•
Opleiding/ bijscholing
Bonden VWS Opleidingen/ Bedrijfsleven NL Coach
•
Secundaire begeleiding
Bonden VWS Beroeps-organisaties
Versterken talent-ontwikkeling •
Versterken talent-ontwikkeling
•
Meer fulltime coaches
VWS Olympische netwerken Bonden Stichting LOOT NL Coach Bonden
•
Hoogwaardige programma’s
•
Clustering
Bonden CTO/ NTC Bonden OC&W Stichting LOOT Olympische netwerken
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
37
Lokale- en regionale overheid Professionaliseren topsportorganisatie en -programma’s •
Professionele aansturing
Bonden Onderwijs-instellingen WOS
•
Meer WCCP
Bonden
•
Oud-topsporters op topsportfuncties
Atletencommissie NL Sporter Bonden
•
Ideale trainingsfaciliteiten
Bonden CTO/ NTC Lokale- en regionale overheid Olympische netwerken
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
38
Bijlage 3 Bouwsteen Evenementen en Accommodaties
EVENEMENTEN & Nederland scoort in 2016 in Europa hoog m.b.t. ACCOMMODATIES de organisatie van grote sportevenementen Professionaliteit • Ambitiekalender incl. begroting Bonden VWS Gemeenten Bedrijfsleven •
Samenwerking bonden en gemeenten, organiseren evenementen
•
Financieringsmode
Internationale posities • Invloedrijke posities invullen
Bonden Gemeenten Evenement organisatoren
Bonden NL internationale bestuurders Academisch sportkader
•
Beïnvloeden internationale topbestuurders
Organisatoren EK zwemmen Betrokken int. Bestuurders NBTC
•
Lobby door overheid en bedrijfsleven
VNO-NCW EZ / EVD BZ VROM NBTC
Promotie • Promotieplan
Bonden (event-managers) Organisatoren Sportmarketing bureau’s Mojo, Joop van den Ende
•
Host broadcasting fonds
OCW VWS NOS Ov. broadcasters Bonden
•
Bezoekersinformatie
Bonden (event-managers) Organisatoren
•
Groei breedtesportevenementen
Bonden Organisatoren Gemeenten
•
Holland Games
Bonden
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
39
Accommodaties • Continue inzicht in wensen en plannen
VWS Gemeenten/ VSG Projectontwikkelaars Bonden
•
Bouwtechnische visie
N*N project R.O. Gemeenten Provincies Projectontwikkelaars VROM
•
Accommodatiefonds en participatie
VROM
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
40
Bijlage 4
MEDIA
Aantrekkelijkheid • Mediaplan
Vergroting van de spreiding van sportmediaconsumptie
NOC*NSF Sportmarketing-bureau’s
•
Sportmediaexpertise
NOC*NSF Media-experts
•
Onderzoek
Sportbonden Onderzoeksbureau’s
Gelegenheid • Narrowcasting voorbereiding
Sportbonden
•
Narrowcasting contractvorming
Narrowcasting exploitanten
•
Onderzoek
Onderzoeks-bureau’s Sportbonden
Beschikbaarheid • HB-Garantie Fonds
•
Digitaal Sportkanaal
Vindbaarheid • Mediaplatform
VWS OCW OCW VWS Sportbonden
sportbonden ICT-bedrijven Media-uitgevers
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
41
Bijlage 5 Bouwsteen Sportontwikkeling
SPORTONTWIKKELING
Nederland scoort in 2016 tot de Europese top qua sportparticipatie
Aanbod
•
Branches attenderen en enthousiasmeren in-actieven
Onderwijzers Huisartsen- fysio Diëtisten
•
Huidige aanbieders brengen sport beter onder de aandacht
EigenarenAccommodatie Verenigingen
•
Kansrijke branches buiten de sport bieden bedrijfssport en wijksport aan
VNONCW MKB Nederland Gemeente Sportbonden
Sportaanbieders omarmen groeidoelstelling •
Strategische sessie Bonden
Bonden directie Bestuur Sport
•
Ontwikkeling tools
Mulier Sport2B VWS
•
Bonden ondersteunen verenigingen
Verenigingen ON Nederland
•
Strategische sessies Gemeenten
G4 – G31 VSG ON Nederland
•
Actieplannen
Gemeenten Accommodatie
•
Organisatie, afstemming en implementatie
VWS ON Nederland NISB
Vernieuwen en verbeteren aanbod Ruimte en accommodatie • Opbouw GIS
Bonden Sportaanbieders VROM, Bonden en gemeenten
•
Vraag- en aanbod-analyses voor gemeenten
Indiv. Grote Sportbonden voor cluster van bonden
•
Clustering van Sporten / samenwerking bonden
Sportbonden
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
42
•
Verkenning Accommodatiefonds
•
Ontw. procedures, criteria & organisatie Acc.fonds
•
Betrekken Partners Acc.Fonds
•
Honorering projecten
VSB Fonds, SWS, VROM, VWS, OCW, EZ ? Wooncorporaties Bedrijfsleven: Bouwend NL, VNO/NCW
VSB Fonds, SWS, VROM, VWS, OCW, EZ ? Wooncorporaties Bedrijfsleven: Bouwend NL, VNO/NCW
Professionaliseren Goede begeleiding door betaald kader Georganiseerde sport versterken Stimuleren ondernemerschap •
Bonden delen ambitie
Bonden
•
Sportvereniging subsidie
Bonden NOC * NSF
•
Start up begeleiding
Bonden KvK Bank VWS/ EZ
•
Communiceren van mogelijkheden
Gemeenten KvK
•
Wittevlekkenkaart
Bonden Gemeenten KvK
•
Mikrokrediet
Bonden NOC * NSF
•
Veranderen BTW regeling sportondernemers
VWS EZ KvK Bonden
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
43
Bijlage 6 Bouwsteen Sportwaarden
SPORTWAARDEN
Reguliere sport • uitgewerkte en bewezen methodieken voor reguliere sport
In 2016 draagt sport optimaal bij aan de persoonlijke ontwikkeling van Nederlanders (m.n. op gebied van de vier sportwaarden)
NOC*NSF VWS/OCW Sportbonden Sportaanbieders Intermediairs TNO / Mulier Academie SK ALO’s MBO/HBO-raad Calibrus
•
Sportaanbieders zijn bereid tot inbedden van sportwaarden in eigen (reguliere) sport
NOC*NSF Sportbonden VWS/OCW KVLO Sportaanbieders Communicatiepartij
•
Sportaanbieders hebben kennis, kunde en mogelijkheden tot inbedden van sportwaarden in eigen (reguliere) sport
Academie SK NOC*NSF Sportbonden OCW / VWS Sportaanbieders
Speciaal sportaanbod • Er zijn uitgewerkte en bewezen methodieken voor speciaal sportaanbod
•
Sportaanbieders zijn bereid tot
NOC*NSF VWS/OCW Sportbonden Sportaanbieders Intermediairs TNO/Mulier/SCP Academie SK ALO’s MBO/HBO-raad Calibrus Koepelorganisaties van sportaanbieders Koepelorganisaties van intermediairs Communicatiepartij Gemeenten Zorgverzekeraars VNO-NCW MKB NL NOC*NSF
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
44
•
aanbieden speciaal sportaanbod (i.s.m. intermediairs)
Sportbonden Koepel intermediairs VWS/OCW Communicatiepartij
Sportaanbieders en intermediairs hebben de kennis, kunde en mogelijkheden tot aanbieden van speciaal sportaanbod
Academie SK Sportaanbieders
Méér mensen uit de reguliere bevolking profiteren van (verbeterde) sport • Bevolking vindt sportwaarden belangrijk
•
Bevolking is overtuigd van toegevoegde waarde sport
Méér mensen uit specifieke groepen profiteren van (verbeterde) sport • Specifieke doelgroepen en hun intermediairs zien toegevoegde waarde van sport en vragen om (speciaal) sportaanbod
•
Intermediairs verwijzen mensen door naar speciaal of regulier sportaanbod en hebben daar kennis en kunde en mogelijkheden toe
NOC*NSF VWS / OCW TNO/Mulier/SCP NOC*NSF VNO/NCW MKB Randstad/NS Bonden MKB Randstad/NS NOC*NSF VWS / OCW TNO/Mulier/SCP Communicatie-bureau Bonden NSA Bestaande initiatieven
NOC*NSF VWS/OCW Koepelorganisaties van intermediairs Sportbonden Koepelorganisaties van intermediairs Communicatiepartij Academie SK Opleidingen voor intermediairs NOC*NSF Academie SK Sportbonden Koepelorganisaties van intermediairs Intermediairs
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
45
Bijlage 7 Bouwsteen Maatschappelijke thema’s
MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Generieke aanpak • Netwerk leerstoelen
In 2016 heeft sport als middel een grotere rol van betekenis bij maatschappelijke thema’s
USBO Overige universiteiten
•
Kwalificatiestructuur sportopleidingen
Universiteiten Hogescholen ROC’s
•
Kennisinstituut sport
Universiteiten
•
Samenwerken G31
G31 gemeenten
•
Sportverenigingen in overleg met gemeenten
Sportservice bureaus Verenigingen
•
Vast overleg departementen
•
Samenwerken wetenschappelijke bureaus politiek
•
Ambassadeurs inzetten
•
Sport in wet- en regelgeving
Sportbonden Verenigingen
•
Good practices verzamelen en verspreiden
Verenigingen Sportservice bureaus
•
Netwerk van bedrijfsleiders
Sportbonden Verenigingen
•
Financiële en juridische belemmeringen
Gezondheid/ Obesitas • Analyse belemmeringen
Politieke partijen
Sportbonden Verenigingen
Kenniscentrum og. RIVM NIVEL
•
Analyse communicatie
communicatiebureau
•
Communicatieplan deelnemers
Idem
•
Opzetten samenwerkings-
NL Obesitas vereniging
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
46
verband
NHG / NVH / GGD VNO/NCW PO- / MBO-raad
•
Plan van aanpak per intermediair
Idem + Communicatiebureau
•
Communicatieplan intermediairs
communicatiebureau
•
Structureel LO op PO en terug op MBO
PO-raad / MBO-raad Ministerie van VWS Paul Rosenmöller
•
Ontwikkelen van specifieke sportprogramma’s
Sportbonden Fit!vak Andere sportaanbieders
•
Testen van specifieke sportprogramma’s
Idem
•
Uitrollen en continue effectmetingen
Idem + onderzoeksbureau
Gezondheid/ Diabetis • Analyse belemmeringen
Nederlandse Vereniging voor Diabetes Onderzoek Diabetes fonds RIVM / NIVEL
•
Analyse communicatie
Zie obesitas
•
Communicatieplan deelnemers
Zie obesitas
•
Opzetten samenwerkingsverband
NHG / NVH / GGD VNO/NCW
Plan van aanpak per intermediair
Idem + Communicatiebureau
•
Communicatieplan intermediairs
Zie overgewicht
•
Ontwikkelen van specifieke sportprogramma’s
•
•
•
Testen van specifieke sportprogramma’s
Uitrollen en continue effectmetingen
Gezondheid/ Hart en vaatziekten • Analyse belemmeringen
Sportbonden Fit!vak Andere sportaanbieders Idem
Idem + onderzoeksbureau
NL Hartstichting NIVEL
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
47
RIVM •
Analyse communicatie
Zie overgewicht
•
Communicatieplan deelnemers
Zie overgewicht
•
Opzetten samenwerkingsverband
NHG / NVH / GGD VNO/NCW
•
Plan van aanpak per intermediair
Idem + onderzoeksbureau
•
Communicatieplan intermediairs
Zie overgewicht
•
Ontwikkelen van specifieke sportprogramma’s
Sportbonden Fit!vak Andere sportaanbieders
•
Testen van specifieke sportprogramma’s
Idem
•
Uitrollen en continue effectmetingen
Idem + onderzoeksbureau
Sociale cohesie • Analyse belemmeringen •
Analyse communicatie
•
Communicatieplan deelnemers
•
Opzetten samenwerkingsverband
•
Plan van aanpak per intermediair
•
Communicatieplan intermediairs
•
Ontwikkelen van specifieke sportprogramma’s
•
Testen van specifieke sportprogramma’s
•
Uitrollen en continue effectmetingen
Nader in te vullen
Organisatie van de sport in het kader van ambities OP2028
USBO
48