Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
$57,.(/(1
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning Twee veldexperimenten Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
In dit artikel onderzoeken wij of, en zo ja, in hoeverre een detentieperiode een effect heeft op de werk- en woonkansen van ex-gedetineerden. Om dit te onderzoeken zijn twee gerandomiseerde veldexperimenten uitgevoerd waarbij met behulp van fictieve personen is gereageerd op bestaande vacatures en op bestaande advertenties voor huur‐ woningen in Nederland. In totaal is gereageerd op 384 vacatures en op 231 adverten‐ ties voor huurwoningen. In tegenstelling tot de verwachting vonden we geen significant effect van een detentieverleden op de kans dat ex-gedetineerden worden afgewezen bij hun sollicitatie. Sollicitanten met een niet-westerse achtergrond ontvangen wel minder vaak een positieve reactie. Bij het zoeken naar een huurwoning vonden we wel een signi‐ ficant effect van detentie. Ex-gedetineerden ontvingen minder vaak een positieve reac‐ tie bij hun zoektocht naar een huurwoning. Introductie In de afgelopen decennia is het aantal gedetineerden in veel westerse landen toe‐ genomen. Wereldwijd verblijven er momenteel circa tien miljoen personen in penitentiaire inrichtingen (Walmsley, 2009). Het merendeel van deze personen wordt op een bepaald moment weer vrijgelaten. In Nederland keren jaarlijks bijna 40.000 volwassenen uit detentie terug in de samenleving (Linckens & De Looff, 2013). Dit betekent dat een aanzienlijke groep ex-gedetineerden voor de uitda‐ ging staat om na hun verblijf in detentie de draad van hun leven op te pakken. Bepaalde levensomstandigheden na het vertrek uit detentie, zoals het hebben van een baan en een woning, zijn van belang voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij. Zo noemden Amerikaanse gedetineerden een baan en een woon‐ plek als de twee belangrijkste factoren die hen kunnen helpen om uit de gevange‐ nis te blijven (Visher e.a., 2004). Beide levensomstandigheden – een baan en huisvesting – blijken inderdaad van invloed te zijn op de kans op recidive. Exgedetineerden met een baan en een stabiele woonsituatie hebben een kleinere kans op recidive (Metraux & Culhane, 2004; Roman & Travis, 2006; Sampson & Laub, 1993; Uggen, 2000). Problemen met het vinden van een baan en huisves‐ ting kunnen dus een belangrijk obstakel vormen voor een succesvolle re-integra‐ tie.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
5
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
Het bestaande onderzoek naar de leefsituatie van ex-gedetineerden laat zien dat ex-gedetineerden vaak in ongunstige werk- en inkomenssituaties verkeren (Hol‐ zer e.a., 2006; Western, 2002; Pager, 2003) en diverse problemen ervaren met betrekking tot hun woonsituatie (Roman & Travis, 2006; Noordhuizen & Weij‐ ters, 2012; Visher e.a., 2004). In welke mate deze problemen daadwerkelijk ver‐ oorzaakt worden door de detentie blijft echter – door beperkingen in de onder‐ zoeksopzet van veel eerder onderzoek – tot op heden onduidelijk. Enerzijds kunnen de door ex-gedetineerden ervaren problemen het directe gevolg zijn van hun detentie. Door een detentieperiode kan iemand de baan die hij had verliezen, ontstaan er gaten in de werkervaring, kan een opleiding worden stopge‐ zet en de financiële situatie verslechteren. Hierdoor kan een detentieperiode de ontwikkeling van kennis en vaardigheden – ook wel menselijk kapitaal genoemd (Becker, 1964) – ontwrichten, waardoor een individu minder aantrekkelijk wordt voor potentiële werkgevers of verhuurders. Ook kan een detentie de kansen op werk en huisvesting negatief beïnvloeden omdat werkgevers of verhuurders exgedetineerden associëren met negatieve kenmerken (Pager e.a., 2009b). In een Amerikaans onderzoek vertelden werkgevers bijvoorbeeld dat zij ex-gedetineer‐ den minder snel zouden aannemen dan personen uit andere achtergestelde groe‐ pen, zoals personen uit de bijstand, personen die meer dan een jaar werkloos waren en sollicitanten met een onregelmatig werkverleden (Holzer e.a., 2006). Anderzijds kunnen de problemen die ex-gedetineerden ervaren met het vinden van een baan en een woning te maken hebben met kenmerken van henzelf. Veel (ex-)gedetineerden ontberen relevante kennis, vaardigheden, opleidingen en een stabiele werkgeschiedenis (Uggen e.a., 2005). Bovendien wordt voorlopige hechte‐ nis of een gevangenisstraf niet willekeurig opgelegd, maar belandt een selectieve groep delinquenten in het huis van bewaring of in de gevangenis (Ulmer & John‐ son, 2004; Vigorita, 2003). Het is goed mogelijk dat deze selectieve groep ex-gede‐ tineerden vaker over kenmerken beschikt die de kans op een stabiele baan of woonplek sowieso verkleinen. Het is bijvoorbeeld bekend dat sociaal achterge‐ stelde bevolkingsgroepen – bijvoorbeeld uit minderheidsgroeperingen, met een lage sociaaleconomische status, een lage opleiding of financiële problemen – een grotere kans hebben om gedetineerd te worden (Zatz, 2000). Personen met zulke kenmerken kunnen een grotere kans hebben op een afwijzing voor een baan of woning, ook zonder een detentie-ervaring. Bij onderzoek naar de causale effecten van detentie is het van belang rekening te houden met voornoemde selectie-effecten. De beste manier om in onderzoek naar kansen op de arbeids- en woningmarkt causale effecten te identificeren, is het doen van een gerandomiseerd veldexperiment. In een dergelijk experiment reage‐ ren personen met dezelfde kenmerken en kwalificaties op eenzelfde vacature of huurwoning en wordt vervolgens random bij een van de personen een detentie‐ verleden bekendgemaakt. Er kan dan worden vastgesteld in hoeverre een deten‐ tieperiode van invloed is op de daadwerkelijke beslissingen van werkgevers en verhuurders, terwijl andere kenmerken van de kandidaat die deze beslissing zou‐ den kunnen beïnvloeden constant worden gehouden. Tot op heden zijn wereld‐ wijd slechts een paar experimentele studies verricht naar de causale effecten van detentie op de kansen op de arbeidsmarkt (zie tabel 1). Voor zover wij weten is
6
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
dergelijk experimenteel onderzoek niet eerder verricht om de effecten van deten‐ tie op de woningmarkt te bepalen. Het doel van de huidige studie is het causale effect van een detentieverleden te onderzoeken op deze twee belangrijke levensdomeinen: de kansen op de arbeids‐ markt en de kansen op de woningmarkt. Om dit te onderzoeken hebben we twee gerandomiseerde veldexperimenten uitgevoerd, waarbij met behulp van fictieve personen is gereageerd op bestaande vacatures en op bestaande advertenties voor huurwoningen in Nederland. Tabel 1:
Experimenteel onderzoek naar de effecten van detentie op de kansen op werk
$XWHXUV
3XEOL FDWLH MDDU
/DQG
'HVLJQ
5HVXOWDDW
%DHUW 9HUKRIVWDGW
%(
UHDFWLHVQDDU YDFDWXUHV YHUVFKLOOHQGHEHURH SHQODDJJHVFKRROGH KRRJJHVFKRROGH HPDLOVQDDU]HOIGH YDFDWXUH 3URILHOHQPDQQHQ MRQJHUHQ 3HUVRRQPHWMDDULQ RSHQMHXJGLQULFKWLQJ PDDUPHWHHQYHUNOD ULQJRPWUHQWJHGUDJ 3HUVRRQ]RQGHUYHU EOLMILQMHXJGLQULFKWLQJ
'HWHQWLHYHUOHGHQ SRVLWLHYHUHDF WLHV *HHQGHWHQWLHYHUOH GHQSRVLWLHYH UHDFWLHV 1HWWRGLVFULPLQDWLH SHUFHQWDJH 5HODWLHIKRRJGLVFULPL QDWLHSHUFHQWDJHYRRU EDUNHHSHUV HOHNWUR WHFKQLVFKLQJHQLHXUV
%RVKLHU -RKQVRQ
1=
EULHYHQQDDU EHGULMYHQ EULHYHQQDDUHON EHGULMI 3URILHOHQPDQQHQ 3HUVRRQ]RQGHUFULPL QHHOYHUOHGHQ 3HUVRRQPHWYHURRU GHOLQJYRRUULMGHQ RQGHULQYORHG 3HUVRRQPHWYHURRU GHOLQJYRRUGLHIVWDO
*HHQVLJQLILFDQWYHU VFKLOLQUHDFWLHVYRRU ULMGHQRQGHULQYORHG YVJHHQFULPLQHHOYHU OHGHQ 9HURRUGHOLQJGLHIVWDO SRVLWLHYHUHDFWLHV *HHQFULPLQHHOYHUOH GHQSRVLWLHYH UHDFWLHV
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
(IIHFW
7
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
Tabel 1:
(Vervolg)
$XWHXUV
3XEOL FDWLH MDDU
/DQG
'HVLJQ
5HVXOWDDW
%XLNKXLVHQ 'LMNVWHUKXLV
1/
RSHQVROOLFLWDWLH EULHYHQJHVWXXUG EULHYHQQDDUVRRUW JHOLMNHPDDUQLHW GH]HOIGHEHGULMYHQ JHVWXXUG SURILHOHQPDQQHQ 3HUVRRQ]RQGHUFULPL QHHOYHUOHGHQ 3HUVRRQYHURRUGHHOG YRRUULMGHQRQGHU LQYORHGULMEHZLMVLQJH WURNNHQ 3HUVRRQYHURRUGHHOG YRRUGLHIVWDOPDDQG JHYDQJHQLVVWUDI
=RQGHUYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV 9HURRUGHOLQJULMGHQ RQGHULQYORHG SRVLWLHYHUHDFWLHV 9HURRUGHOLQJGLHIVWDO SRVLWLHYHUHDFWLHV
'HFNHUHD
96
6WXGLH UHDFWLHVRS RQOLQHYDFDWXUHVYDQ ZHUNJHYHUV 3URILHOHQ 3HUVRQHQEODQN ]ZDUWKLVSDQLFPDQ YURXZ ]RQGHUGHWHQ WLHYHUOHGHQ 3HUVRQHQEODQN ]ZDUWKLVSDQLFPDQ YURXZ PHWPDDQ GHQZHUNHUYDULQJLQ HHQJHYDQJHQLVEDDQ 6WXGLHLQSHUVRRQ IROORZXSVWXGLH VROOLFLWDQWHQGLH ZHUNJHYHUV EH]RFKWHQEODQN ]ZDUWKLVSDQLFHQ PDQYURXZ &ULPLQHHOYHUOHGHQ ]RDOVLQVWXGLH
0DUJLQDDOVLJQLILFDQW HIIHFWYRRUGHWHQWLH YHUOHGHQYRRUYURX ZHOLMNHVROOLFLWDQWHQ JHHQVLJQLILFDQWHIIHFW YRRUPDQQHOLMNHVROOLFL WDQWHQELMRQOLQHYDFD WXUHV 6LJQLILFDQWHIIHFWYDQ GHWHQWLHYHUOHGHQYRRU YURXZHQHQPDQQHQ ELMVROOLFLWDWLHVLQSHU VRRQ
'HOLHQV
%(
EULHYHQQDDU EHGULMYHQJHVWXXUG 6WHHGVLGHQWLHNH EULHYHQQDDUVRRUW JHOLMNHPDDUQLHW GH]HOIGHEHGULMYHQ SURILHOHQ *HHQFULPLQHHO YHUOHGHQ PDDQGGHWHQWLH ZHJHQVGLHIVWDO
*HHQGHWHQWLHYHUOH GHQSRVLWLHYH UHDFWLHV 'HWHQWLHYHUOHGHQ SRVLWLHYHUHDFWLHV
8
(IIHFW
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
Tabel 1:
(Vervolg)
$XWHXUV
3XEOL FDWLH MDDU
/DQG
'HVLJQ
5HVXOWDDW
*DOJDQR
96
FY·VYHUVWXXUG QDDUHQWU\OHYHO EDQHQLQ&KLFDJR SURILHOHQ %ODQNH]ZDUWHYURXZ ]RQGHUGHWHQWLHYHUOH GHQ %ODQNH]ZDUWHYURXZ PHWPDDQGHQZHUN HUYDULQJLQHHQJHYDQ JHQLVEDDQ
%ODQNHYURXZ]RQGHU ² GHWHQWLHYHUOHGHQ SRVLWLHYHUHDFWLHV %ODQNHYURXZPHW GHWHQWLHYHUOHGHQ SRVLWLHYHUHDFWLHV $IUR$PHULNDDQVH YURXZ]RQGHUGHWHQ WLHYHUOHGHQSRVL WLHYHUHDFWLHV $IUR$PHULNDDQVH YURXZPHWGHWHQWLH YHUOHGHQSRVL WLHYHUHDFWLHV
3DJHU
96
7HDP EODQNHVROOLFLWDQWHQ GLHEHLGHQZHUN JHYHUVEH]RFKWHQ 5DQGRPPHWYHU RRUGHOLQJGUXJVEH]LW HQPDDQGHQJHYDQ JHQLV (QWU\OHYHOEDQHQ DOOHQPDQ 7HDP $IUR$PHULNDDQVH VROOLFLWDQWHQGLHEHLGHQ ZHUNJHYHUV EH]RFKWHQ 5DQGRPPHWYHU RRUGHOLQJGUXJVEH]LW HQPDDQGHQJHYDQ JHQLV (QWU\OHYHOEDQHQ DOOHQPDQ
%ODQNH]RQGHUYHURRU GHOLQJSRVLWLHYH UHDFWLHV %ODQNHPHWYHURRUGH OLQJSRVLWLHYH UHDFWLHV $IUR$PHULNDDQ]RQ GHUYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV $IUR$PHULNDDQPHW YHURRUGHOLQJSRVL WLHYHUHDFWLHV (IIHFWYHURRUGHOLQJLV JURWHUYRRU$IUR $PHULNDDQVHGDQYRRU EODQNHVROOLFLWDQWHQ
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
(IIHFW
9
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
Tabel 1:
(Vervolg) /DQG
'HVLJQ
5HVXOWDDW
3DJHU:HVWHUQ %RQLNRZVNL
96
7HDP (HQEODQNH/DWLMQV $PHULNDDQVHHQ$IUR $PHULNDDQVHVROOLFLWDQW EH]RFKWHQZHUN JHYHUV (QWU\OHYHOEDQHQ DOOHQPDQ 7HDP %ODQNHVROOLFLWDQWPHW YHURRUGHOLQJGUXJVEH ]LWHQPDDQGHQ JHYDQJHQLV HQHHQ /DWLMQV$PHULNDDQVH HQ$IUR$PHULNDDQVH VROOLFLWDQW]RQGHUYHU RRUGHOLQJEH]RFKWHQ ZHUNJHYHUV (QWU\OHYHOEDQHQ DOOHQPDQ
7HDP %ODQNHSRVLWLHYH UHDFWLHV /DWLMQV$PHULNDDQ SRVLWLHYHUHDFWLHV $IUR$PHULNDDQ SRVLWLHYHUHDFWLHV 7HDP %ODQNHPHWYHURRUGH OLQJSRVLWLHYH UHDFWLHV /DWLMQV$PHULNDDQ]RQ GHUYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV $IUR$PHULNDDQ]RQ GHUYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV
3DJHU:HVWHUQ 6XJLH
96
7HDP EODQNHVROOLFLWDQWHQ 5DQGRPPHWYHU RRUGHOLQJGUXJVEH]LW HQPDDQGHQJHYDQ JHQLV (QWU\OHYHOEDQHQ DOOHQPDQ 7HDP $IUR$PHULNDDQVH VROOLFLWDQWHQ 5DQGRPPHWYHU RRUGHOLQJGUXJVEH]LW HQPDDQGHQJHYDQ JHQLV (QWU\OHYHOEDQHQ DOOHQPDQ
%ODQNH]RQGHUYHURRU GHOLQJSRVLWLHYH UHDFWLHV %ODQNHPHWYHURRUGH OLQJSRVLWLHYH UHDFWLHV $IUR$PHULNDDQ]RQ GHUYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV $IUR$PHULNDDQPHW YHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV (IIHFWYHURRUGHOLQJLV FLUFDNHHU]RJURRW YRRU$IUR$PHUL NDDQVHDOVYRRUEODQNH VROOLFLWDQWHQ
$XWHXUV
10
3XEOL FDWLH MDDU
(IIHFW
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
Tabel 1:
(Vervolg)
$XWHXUV
3XEOL FDWLH MDDU
/DQG
'HVLJQ
5HVXOWDDW
(IIHFW
6FKZDUW] 6NROQLFN
96
$DQZHUNQHPHUV JHYUDDJGRIPHQSHU VRRQNRQJHEUXLNHQ YHUVFKLOOHQGHSURILH OHQDDQLHGHUHZHUN JHYHUSURILHOYRRUJH OHJG 3URILHOHQPDQQHQ 3HUVRRQ]RQGHUYHU RRUGHOLQJ 3HUVRRQPHWYHURRU GHOLQJ 3HUVRRQYULMJHVSURNHQ YDQDDQNODFKW3HUVRRQ YULMJHVSURNHQYDQDDQ NODFKWSOXVHHQEULHI YDQUHFKWHU
=RQGHUYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLHV 9ULMJHVSURNHQSOXV EULHISRVLWLHYHUHDF WLHV 9ULMJHVSURNHQSRVL WLHYHUHDFWLHV 0HWYHURRUGHOLQJ SRVLWLHYHUHDFWLH
1RRW1= 1LHXZ=HHODQG1/ 1HGHUODQG%( %HOJLs96 9HUHQLJGH6WDWHQ HHQVLJ QLILFDQWHIIHFWYDQGHWHQWLHYHUOHGHQ² JHHQVLJQLILFDQWHIIHFWYDQGHWHQWLHYHUOHGHQ
Theorie Over het algemeen wordt verondersteld dat een detentieverleden stigmatiserend werkt en de kansen op werk en woning negatief beïnvloedt omdat werkgevers en verhuurders negatieve kenmerken toedichten aan ex-gedetineerden (Becker, 1957). Dit is in overeenstemming met diverse theorieën, zoals de signalerings‐ theorie (Spence, 1973), de ideeën over stereotypering en de theorie van statisti‐ sche discriminatie (Aigner & Cain, 1977). Volgens de signaleringstheorie kan een detentieperiode als een signaal dienen voor potentiële werkgevers en verhuurders over wat voor soort werknemer of huurder een individu waarschijnlijk zal zijn. De beschikbare gegevens (o.a. werkervaring, financiële situatie en leeftijd) worden vertaald naar zowel positieve als negatieve signalen. Een stabiele werkgeschiede‐ nis en inkomenssituatie zullen bijvoorbeeld een positief signaal vormen. Een detentieperiode vormt een negatief signaal en zal geassocieerd worden met een hogere kans op toekomstig crimineel gedrag (Apel & Sweeten, 2010). Bovendien kan een detentieperiode meer informatie overbrengen dan uitsluitend over de kans op herhaald crimineel gedrag, omdat het ook gepaard kan gaan met meer algemene stereotyperingen van (ex-)gedetineerden, zoals onbetrouwbaar, lui en ongemanierd, en het niet willen accepteren van regels of autoriteiten (Apel & Sweeten, 2010; Moss & Tilly, 2001). De economische theorie van statistische discriminatie heeft betrekking op selec‐ tiebeslissingen op de arbeidsmarkt (Aigner & Cain, 1977), maar kan ook worden toegepast op de woningmarkt. Zowel op de arbeids- als op de woningmarkt moe‐ ten in een korte tijd en met beperkte informatie beslissingen worden genomen
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
11
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
over de beste kandidaat. De theorie beargumenteert dat om tot een beslissing te komen werkgevers gebruik maken van een gemiddelde inschatting van de risico’s en productiviteit van de groep waartoe de kandidaat behoort. De meest geschikte kandidaat is die persoon met de grootste productiviteit en de minste risico’s. Negatieve ideeën over een groep (bijvoorbeeld ‘Gedetineerden zijn onbetrouw‐ baar’ en ‘Gedetineerden zijn ongemanierd’) kunnen ertoe leiden dat individuen uit die groep, ongeacht hun individuele capaciteiten, minder kans maken op een baan of woning omdat werkgevers en verhuurders eventuele risico’s willen ver‐ mijden. Samenvattend blijkt dat hoewel voornoemde theorieën verschillende aspecten of mechanismen benadrukken, ze tot dezelfde conclusie leiden: op basis van een negatief label of negatieve kenmerken die toegedicht worden aan ex-gedetineer‐ den zullen werkgevers en verhuurders minder bereid zijn om ex-gedetineerden aan een baan of woning te helpen. Eerder onderzoek Effecten van detentie op werk In de afgelopen twintig jaar is er veel onderzoek verricht naar de relatie tussen detentie en de arbeidskansen van ex-gedetineerden. Een consistente bevinding uit dit onderzoek is dat ex-gedetineerden op de lange termijn in ongunstigere werksituaties verkeren dan vergelijkingsgroepen (Apel & Sweeten, 2010; Samp‐ son & Laub, 1993). Ex-gedetineerden hebben bijvoorbeeld minder kansen op het verkrijgen van stabiele en goedbetaalde banen en ervaren meer werkloosheid. Ook Nederlands onderzoek wijst in dezelfde richting; zowel voor als na detentie kwam werkloosheid vaak voor (zie voor een overzicht Dirkzwager e.a., 2009). Enkele recente studies die gebruik maakten van meer geschikte controlegroepen en meer geavanceerde statistische methoden om te controleren voor selectieeffecten vonden echter geen robuust negatief effect van detentie op de kansen op de arbeidsmarkt (o.a. Loeffler, 2013; Raphael, 2007; Van der Geest e.a., 2014). De vraag in hoeverre detentie daadwerkelijk tot discriminatie op de woning- en arbeidsmarkt leidt, kan het beste beantwoord worden met behulp van een geran‐ domiseerd experiment. Wereldwijd zijn er, voor zover wij konden nagaan, tien gerandomiseerde experimenten uitgevoerd om de reacties van werkgevers op een detentieverleden te onderzoeken (zie tabel 1). In de jaren zestig tot tachtig zijn vier experimenten uitgevoerd, waarbij met behulp van schriftelijke sollicitaties onderzocht is in hoeverre sollicitanten minder vaak positieve reacties kregen wanneer ze een detentieverleden meldden (Boshier & Johnson, 1974; Buikhuisen & Dijksterhuis, 1969; Deliens, 1983; Schwartz & Skolnick, 1962). Recenter zijn in Amerika vijf experimenten uitgevoerd door middel van reacties op onlinevacatu‐ res of met behulp van acteurs die persoonlijk gingen solliciteren bij potentiële werkgevers (Decker e.a., 2014; Galgano, 2009; Pager, 2003; 2007; Pager e.a., 2009a; 2009b). Recent is ook in België een experiment uitgevoerd waarbij door middel van het versturen van e-mails naar vacatures is onderzocht in hoeverre jongeren met een eerder verblijf in een open jeugdinrichting te maken kregen met
12
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
discriminatie op de arbeidsmarkt (Baert & Verhofstadt, 2013). Ondanks verschil‐ len in onderzoeksopzet leiden deze experimenten tot een consistente conclusie. Mannelijke sollicitanten met een detentieverleden ontvingen minder vaak een positieve reactie (het aanbod van de baan of een uitnodiging tot een gesprek) van werkgevers dan vergelijkbare sollicitanten zonder detentieverleden. Bijzonder aan het recente Amerikaanse onderzoek is dat hierin zowel het effect van detentie als het effect van etnische achtergrond werd onderzocht. Deze expe‐ rimenten laten zien dat – naast detentie – ook de etniciteit een belangrijke rol speelt bij discriminatie op de arbeidsmarkt. Afro-Amerikaanse sollicitanten ont‐ vingen significant minder vaker een positieve reactie van werkgevers dan blanke sollicitanten (zie tabel 1). Blanke sollicitanten met een detentieverleden ontvin‐ gen soms zelfs vaker een positieve reactie dan Afro-Amerikaanse en Latijns-Ame‐ rikaanse sollicitanten zonder crimineel verleden (Pager e.a., 2009a, Pager e.a., 2009b, Pager, 2003, 2007). Effecten van detentie op wonen In vergelijking met de werksituatie van (ex-)gedetineerden is er minder bekend over hun woonsituatie. Het bestaande onderzoek laat zien dat ex-gedetineerden diverse problemen ervaren met betrekking tot het vinden van stabiele huisves‐ ting. Zowel voorafgaand aan als na afloop van een verblijf in detentie zijn gedeti‐ neerden vaak dakloos (Baldry e.a., 2006; Metraux & Culhane, 2004; Roman & Travis, 2006). Naast dakloosheid kampen ex-gedetineerden ook met andere pro‐ blemen die een aanwijzing kunnen zijn voor een instabiele woonsituatie, zoals veelvuldig verhuizen en (tijdelijk) inwonen bij anderen. Longitudinaal onderzoek onder Amerikaanse (ex-)gedetineerden suggereert een verslechtering van de woonsituatie na detentie. In vergelijking met de periode voorafgaand aan detentie zijn na detentie meer gedetineerden dakloos (Roman & Travis, 2006; Paylor, 1995), hebben minder gedetineerden een eigen woning (Visher e.a., 2004) en woont een grotere groep gedetineerden na detentie in bij andere mensen (Visher e.a., 2004). Hoewel schaars, laat onderzoek naar de houdingen van huisbazen zien dat zij terughoudend zijn om te verhuren aan personen met een detentieverleden (Clark, 2007). Ook Nederlands onderzoek laat zien dat ex-gedetineerden diverse problemen ervaren met betrekking tot hun woonsituatie. Zowel voor als na detentie komt dakloosheid voor (Van den Braak e.a., 2003; Janssen, 1999; Van Galen e.a., 1998) en Nederlandse ex-gedetineerden doen in de eerste zes maanden na hun detentie voor huisvesting vaak een beroep op hun familie (Noordhuizen & Weijters, 2012). Het spaarzame longitudinale onderzoek naar de woonsituatie van Nederlandse (ex-)gedetineerden suggereert eveneens een toename in dakloosheid na detentie (Van Galen e.a., 1998). Het huidige onderzoek naar de woonsituatie van ex-gedetineerden is echter uit‐ sluitend beschrijvend van aard. Er is nauwelijks onderzoek waarbij ex-gedetineer‐ den vergeleken worden met een geschikte controlegroep, zodat op een juiste manier rekening kan worden gehouden met selectie-effecten. Tot op heden zijn er geen gerandomiseerde experimenten verricht naar de daadwerkelijke reacties van verhuurders op ex-gedetineerden. Hierdoor is nog onbekend in hoeverre een
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
13
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
detentieperiode daadwerkelijk tot huisvestingsproblemen bij ex-gedetineerden leidt. Huidig onderzoek De huidige studie draagt bij aan nieuwe kennis vanwege een aantal redenen. Ten eerste onderzoeken we twee belangrijke levensdomeinen waarvan bekend is dat ze belangrijk zijn voor een succesvolle re-integratie van ex-gedetineerden: werk en huisvesting. Wereldwijd zijn er reeds enkele experimenten uitgevoerd waarin de arbeidskansen van ex-gedetineerden werden onderzocht. Het huidige onderzoek bouwt hierop voort en tracht in die zin deze eerdere experimentele studies te repliceren. Het enige bestaande Nederlandse experiment op dit gebied stamt ech‐ ter uit de jaren zestig. Inmiddels is de situatie in Nederland wat betreft de deten‐ tiesituatie, het politieke klimaat en de arbeidsmarkt ingrijpend veranderd. In de jaren zeventig waren er bijvoorbeeld 35 gedetineerden per 100.000 inwoners, tegenwoordig verblijven er 84 gedetineerden per 100.000 inwoners in detentie (Linckens & De Looff, 2013). Daarnaast is sinds 1969 de werkloosheid onder de totale beroepsbevolking toegenomen (Statline, CBS). Meer werkloosheid betekent meer concurrentie op de arbeidsmarkt, waardoor de invloed van discriminatie groter kan worden (Thurow, 1975; zie echter Galgano, 2009). De meeste recente experimenten naar de reacties van werkgevers op ex-gedetineerde sollicitanten vonden plaats in Amerika. Gezien de grote verschillen tussen Amerika en Neder‐ land wat betreft detentieduur, de detentiesituatie en de arbeidssituatie, is het maar de vraag of deze bevindingen ook opgaan voor de Nederlandse context. De effecten van detentie op de kansen op de woningmarkt van ex-gedetineerden zijn nog niet eerder experimenteel onderzocht. Hierdoor levert de huidige studie belangrijke nieuwe kennis op over de causale effecten van detentie op de kansen op de arbeids- en woningmarkt. Methode Algemeen design Voor het huidige onderzoek hebben we twee gerandomiseerde veldexperimenten uitgevoerd waarbij met fictieve personen is gereageerd op bestaande vacatures en op bestaande advertenties voor huurwoningen. In het oorspronkelijke onderzoek werd naast het effect van detentie ook het effect van etnische achtergrond op het vinden van een baan en woning onderzocht. Hierdoor bestond het basisdesign van elk experiment uit het gebruik van vier fictieve mannen omdat twee condities random werden gevarieerd: wel of geen detentieverleden en een Nederlandse (westerse) achtergrond versus een niet-westerse achtergrond. In de ideale situatie zouden we op elke vacature of advertentie hebben gereageerd met alle vier perso‐ nen. Dit zou echter de kans op argwaan vergroten en de kans doen toenemen dat werkgevers en verhuurders de reacties van de fictieve personen niet serieus zou‐ den nemen. Daarom is op elke vacature en advertentie met drie personen gerea‐ geerd. Op deze manier verminderden we de kans op ontdekking bij de werkgevers
14
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
en verhuurders,1 maar konden we nog steeds de causale effecten van zowel een detentieverleden als etnische achtergrond onderzoeken. Om te controleren voor een eventueel effect van de opmaak en het lettertype van een cv of e-mail, is gebruik gemaakt van verschillende lay-outs en is deze opmaak random gevarieerd over de verschillende cv’s en e-mails. Bij het doen van (veld)experimenten speelt een aantal ethische overwegingen. Normaal gesproken wordt in wetenschappelijk onderzoek gewerkt volgens een ‘informed consent’-procedure waarbij de onderzochte personen vooraf geïnfor‐ meerd worden over het onderzoek. Bij veldexperimenten, zoals het huidige onderzoek, is dat problematisch omdat het essentieel is dat de deelnemers zich op een natuurlijke wijze gedragen. Voor wetenschappelijk onderzoek kunnen uitzon‐ deringen met betrekking tot de informatievoorziening gemaakt worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (w.o. het informeren kan de validiteit van het onderzoek ernstig aantasten; de onderzoeker zet de deelnemer niet aan tot acties die hij anders niet zou doen) (Andriessen e.a., 2010; KNAW, 2003). Om de zorgvuldigheid te waarborgen worden de resultaten van het huidige onderzoek strikt vertrouwelijk behandeld en zodanig gepresenteerd dat ze nooit herleidbaar zijn naar de individuele betrokkenen. Om de belasting van de werkgevers en ver‐ huurders te beperken, is bij een positieve reactie van hen zo snel mogelijk gerea‐ geerd en aangegeven dat de kandidaat niet langer geïnteresseerd was. Tot slot is het onderzoeksdesign voorgelegd aan de Commissie Ethiek Rechtswetenschappe‐ lijk & Criminologisch Onderzoek (CERCO) van de Vrije Universiteit Amsterdam, die een positief advies heeft verstrekt. Hierna worden voor beide experimenten afzonderlijk de procedure en opzet uit‐ gebreider beschreven. Experiment 1: Werk • Procedure In dit onderzoek is uitsluitend gereageerd op vacatures die op internet werden aangeboden. Hiervoor is gebruik gemaakt van enkele bekende en algemeen gebruikte websites waarop vacatures verspreid worden.2 Voor het huidige onder‐ zoek is in twee periodes op vacatures gereageerd: tussen april en mei 2010 en tus‐ sen mei en juni 2011. De functies betroffen banen in heel Nederland. De vacatu‐ res waarop gereageerd is, hadden betrekking op functies die gekenmerkt worden door een laag opleidingsniveau, zoals schoonmakers, magazijnmedewerkers, pro‐ ductiemedewerkers, chauffeurs en cateringmedewerkers. Op elke vacature is tel‐ kens met drie sollicitanten – met telkens een dag ertussen – gereageerd, waarbij ook de volgorde van de sollicitanten gevarieerd werd. Om de reacties van potentiële werkgevers te registreren, is aan iedere fictieve per‐ soon een mobiel telefoonnummer met voicemail en een e-mailadres toegekend. Elke reactie van een werkgever is bekeken en indien nodig werd een reactie terug‐ 1 2
Slechts één werkgever gaf aan dat hij de boel niet vertrouwde. www.werk.nl, www.vacaturekrant.nl, www.nationalevacaturebank.nl, www.horecavac.nl, www. jobtrack.nl, www.tuinbouwjobs.nl en www.backinjob.nl.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
15
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
gestuurd. Wanneer een positieve reactie werd ontvangen, is direct een e-mail naar de werkgever gestuurd waarin de sollicitant aangaf niet langer geïnteresseerd te zijn in de aangeboden functie (bijvoorbeeld omdat hij reeds een andere baan gevonden had). Een belangrijke stap in het experiment naar de effecten van detentie op de werk‐ kansen was om realistische en vergelijkbare curriculum vitae (cv’s) te creëren. Om dit voor elkaar te krijgen is vooraf met diverse organisaties gesproken die exgedetineerden begeleiden bij hun re-integratie, hebben we met enkele ex-gedeti‐ neerden gesproken en hebben we enkele cv’s van bestaande ex-gedetineerden ver‐ kregen die als voorbeeld hebben gediend. Op basis van deze informatie zijn de vier fictieve cv’s gecreëerd. Een ervaren job consultant heeft vervolgens de cv’s kritisch bekeken en de mate waarin de cv’s realistisch en vergelijkbaar waren beoordeeld. Dit resulteerde in realistische cv’s die vergelijkbaar waren voor wat betreft opleiding, werkervaring, vaardigheden en demografische kenmerken. De cv’s hebben alle betrekking op jonge mannen van 24-25 jaar, die allen het voorbe‐ reidend beroepsonderwijs (vbo) hebben afgerond (bijvoorbeeld vbo techniek of vbo bouw) en aansluitend werkervaring hebben op verschillende terreinen, zoals magazijnmedewerker, schoonmaker, productiemedewerker en koerier. Bij elk cv eindigde de werkervaring zes maanden eerder. Op deze manier hadden alle sollici‐ tanten (zowel met als zonder detentie-ervaring) dezelfde hoeveelheid werkerva‐ ring en hetzelfde ‘gat’ aan het einde van hun cv. Alle personen zijn in Nederland geboren en hebben hun opleiding in Nederland afgerond. • Variabelen De afhankelijke variabele in dit onderzoek betreft de kans op een negatieve reac‐ tie van een werkgever. Onder een positieve reactie wordt hier verstaan: een uitno‐ diging voor een gesprek of een verzoek om meer informatie. Een negatieve reactie wordt gedefinieerd als: een afwijzing, of het in het geheel uitblijven van een reac‐ tie.3 De onafhankelijke variabele in het huidige onderzoek betreft: wel of geen deten‐ tieverleden. Om het effect van detentie op de reactie van werkgevers te onderzoe‐ ken, is het nodig dat de informatie over de detentie-ervaring expliciet aan de potentiële werkgevers wordt gemeld. Om de informatie kenbaar te maken hebben we in de e-mail die het cv begeleidde beknopt melding gemaakt van een detentie‐ verleden. De sollicitant meldde dat hij een paar maanden in de gevangenis had gezeten en nu weer op zoek was naar een baan. Omdat we vooral geïnteresseerd zijn in de effecten van een detentieperiode – ongeacht voor welk type delict – is niet vermeld voor welk delict de persoon veroordeeld is. Daarnaast is het effect van de etnische achtergrond van de persoon onderzocht. Gebaseerd op eerder onderzoek naar discriminatie op de arbeidsmarkt (Andries‐ 3
16
Een verzoek tot nadere informatie is niet in alle gevallen de opmaat voor een uitnodiging. Daarom zijn de navolgende analyses ook uitgevoerd onder een ruimere definitie van afwijzing, waarbij naast een negatieve reactie en het uitblijven van een reactie, ook elk verzoek om meer informatie werd gerekend als een afwijzing. De resultaten van deze additionele analyses komen in grote mate overeen met de hier gepresenteerde resultaten. De volledige resultaten van de aan‐ vullende analyses kunnen worden opgevraagd bij de auteurs.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
sen e.a., 2010; Bertrand & Mullainathan, 2004) hebben we de namen van de solli‐ citanten gebruikt om hun etnische achtergrond kenbaar te maken. Typische Nederlandse namen (o.a. Edwin van der Velden en Koen van Dam) zijn gebruikt om een Nederlandse achtergrond aan te duiden en veelvoorkomende Marok‐ kaanse of Turkse namen (o.a. Ibrahim Amrani en Sinan Yildiz) zijn gebruikt om een niet-westerse achtergrond aan te duiden. Er is voor Marokkaanse en Turkse namen gekozen omdat deze duidelijk te herkennen zijn als niet-westers (Andries‐ sen e.a., 2010; Blommaert e.a., 2013).4 In totaal is er op 384 vacatures gereageerd, wat inhoudt dat er 1.152 e-mails en cv’s zijn verstuurd. Het meest frequent is gereageerd op banen in de logistieke sector (30 procent; voornamelijk magazijnmedewerker en order picker). Daar‐ naast hebben de vacatures waarop gereageerd is betrekking op functies in de horeca (23 procent), productiewerk (16 procent), schoonmaakwerk (12 procent) en transport (6 procent). De vacatures hadden betrekking op banen in alle twaalf provincies. De meeste functies werden aangeboden in Zuid-Holland (18 procent), Noord-Holland (16 procent), Noord-Brabant (16 procent) en Gelderland (15 pro‐ cent). Meer dan de helft (56 procent) van de vacatures had betrekking op een baan in een gemeente met minder dan 50.000 inwoners. Experiment 2: Wonen • Procedure De data voor het woon-experiment zijn verzameld in de periode februari-juni 2011. Er is met behulp van e-mails gereageerd op huurwoningen die op drie bekende websites werden aangeboden.5,6 Op twee sites werden woningen aange‐ boden door makelaars. In een poging ook particuliere verhuurders in het onder‐ zoek te betrekken, is een derde website toegevoegd. Het bleek echter lastig om veel particuliere verhuurders in het onderzoek te betrekken: bij veel advertenties van particuliere verhuurders stond alleen een telefoonnummer vermeld; veel advertenties bleken verouderd en vaak betrof het woningen met (zeer) hoge huur‐ prijzen. Dit betekent dat het huidige experiment zich vooral richt op huurwonin‐ gen in de vrije sector, die voornamelijk door makelaars zijn aangeboden (92 pro‐ cent makelaars en 8 procent particuliere verhuurders). De aangeboden woningen waren verspreid over heel Nederland. Er is gekozen om te zoeken naar huurwo‐ ningen in het relatief lagere prijssegment (maximaal 850 euro per maand) omdat bekend is dat het merendeel van de ex-gedetineerden een relatief lage sociaaleco‐ nomische status heeft. Op elke advertentie is met drie fictieve personen gerea‐ 4
5 6
Daarnaast bestaat er in de Nederlandse bevolking een vrij negatieve beeldvorming over Marokka‐ nen en moslims en worden zij vaak geassocieerd met integratieproblemen en criminaliteit (CBS, 2012; Gijsberts & Vervoort, 2007; Nievers & Andriessen, 2010). Dit zou betekenen dat juist per‐ sonen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond te maken kunnen krijgen met discriminatie. www.mansion.nl, www.pararius.nl en www.huisverhuren.nl. Woningcorporaties met sociale huurwoningen vielen buiten dit onderzoek omdat daarvoor een uitgebreide inschrijving (inclusief informatie over bsn e.d.) nodig is. Hetzelfde geldt voor adver‐ tenties van makelaars waarvoor het verplicht was om eerst een uitgebreid inschrijvingsformulier in te vullen.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
17
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
geerd, waarbij tussen de reacties van de verschillende personen telkens enige tijd is gelaten om geen argwaan te wekken. Om de reacties van de verhuurders te kunnen meten, is aan iedere persoon een mobiel telefoonnummer met voicemail en een e-mailadres toegekend. Bij een positieve reactie van de verhuurder is zo spoedig mogelijk een e-mail naar de ver‐ huurder teruggestuurd, waarin de woningzoeker afzag van de bezichtiging (bij‐ voorbeeld omdat hij reeds een andere woning gevonden had).7 • Variabelen De afhankelijke variabele is vergelijkbaar met het werk-experiment, namelijk een negatieve reactie van de verhuurder. Als positieve reactie werd gezien: een uitno‐ diging voor een bezichtiging en een verzoek om aanvullende informatie. Een negatieve reactie werd derhalve gedefinieerd als: een afwijzing, of het in het geheel uitblijven van een reactie.8 Om een detentieperiode duidelijk te maken aan de verhuurder is in de e-mail waarmee men op de advertentie reageerde beknopt melding gemaakt van de reden waarom iemand op zoek was naar een woning (bijvoorbeeld: net uit de gevangenis, echtscheiding, een tijdelijk huurcontract dat niet verlengd wordt). De reden van detentie (d.w.z. het type delict waarvoor men veroordeeld was) werd niet expliciet benoemd. Opnieuw is met behulp van veelvoorkomende Nederlandse namen en met typi‐ sche Marokkaanse en Turkse namen de etnische achtergrond van de personen kenbaar gemaakt (o.a. Ahmed & Hammerstedt, 2008). In totaal is op 231 huurwoningen gereageerd, die in heel Nederland werden aan‐ geboden. De huurprijs van de woningen waarop gereageerd is, varieerde van 296 tot 850 euro en driekwart van de woningen had een huurprijs tussen de 500 en 750 euro. Het merendeel van de woningen (62 procent) betrof een appartement, 32 procent bestond uit een eenkamerwoning en 7 procent betrof een woonhuis. De meeste aangeboden huurwoningen bevonden zich in Zuid-Holland (40 pro‐ cent), Noord-Brabant (14 procent) en Noord-Holland (10 procent). De vier grote gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) beslaan bijna 30 pro‐ cent van de aangeboden woningen. Data-analyses Van discriminatie is sprake wanneer op relevante kenmerken gelijke gevallen sys‐ tematisch ongelijk behandeld worden. Eerder arbeidsmarktonderzoek hanteert verschillende methoden om vast te stellen of er sprake is van discriminatie. Veel onderzoeken berekenen hiervoor de nettodiscriminatie (bijvoorbeeld Bovenkerk e.a., 1994; Carlsson & Roth, 2006; Cediey & Foroni, 2008). In overeenstemming met dit eerdere onderzoek wordt in het huidige onderzoek ook de nettodiscrimi‐ natie berekend. 7 8
18
Bij elke nieuwe advertentie is gecontroleerd of de verhuurder reeds in de dataset voorkwam. Op deze manier is voorkomen dat dezelfde verhuurder meerdere malen werd benaderd. Ook voor het wonen-experiment herhaalden we de analyses voor een ruimere definitie van afwij‐ zing (zie noot 4). En ook bij het wonen-experiment leverde dit vergelijkbare resultaten op.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
Nettodiscriminatiemethode Niet in alle gevallen waarin twee kandidaten in een van de experimenten ongelijk worden behandeld, is er sprake van discriminatie. Ook toevallige factoren kunnen een rol spelen (bijvoorbeeld: de beoordelaar is die dag in een slechte bui of heeft andere dingen aan zijn/haar hoofd waardoor hij/zij minder aandacht besteedt aan de betreffende cv). Wanneer de ongelijke behandeling voortkomt uit dergelijke toevallige factoren, mag worden verwacht dat deze factoren soms in het voordeel van de ene kandidaat, maar soms ook in het voordeel van de andere kandidaat uitvallen (ongeacht detentieverleden of etnische achtergrond). De nettodiscrimi‐ natiemethode houdt rekening met zulke toevallige verschillen door het aantal gevallen waarin enkel de ex-gedetineerde een positieve reactie ontvangt, af te trekken van het aantal gevallen waarin enkel de controlepersoon een positieve reactie ontvangt (Bovenkerk e.a., 1994). Wat dan overblijft is het aantal niet-toe‐ vallige gevallen waarin enkel de controlepersoon een positieve reactie krijgt; hoe groter dit aantal, hoe meer er sprake is van discriminatie. De nettodiscriminatie wordt als volgt berekend: Netto discriminatie =
Alleen controle positieve reactie – Alleen experimentele positieve reactie
* 100
Totaal aantal bruikbare tests
In voornoemde formule heeft een ‘test’ betrekking op twee gepaarde kandidaten die reageren op één vacature. Bij het berekenen van de nettodiscriminatie worden gevallen waarin beide kandidaten een negatieve reactie ontvangen soms wel en soms niet gerekend tot de bruikbare tests (Carlsson & Roth, 2006). In het geval beide kandidaten worden afgewezen, zijn zij weliswaar gelijk behandeld, maar blijft het onduidelijk in hoeverre er in dergelijke gevallen sprake is geweest van een daadwerkelijke beoordeling van beide kandidaten. Het kan immers zo zijn dat alle kandidaten werden afgewezen omdat de vacature reeds was vervuld, of omdat de betreffende woning reeds was verhuurd. De gelijke behandeling is dan niet het resultaat van een overwogen beslissing op basis van de kenmerken van de kandi‐ daten. Bij het bepalen van de mate van discriminatie wordt daarom vaak gewerkt met een onder- en bovengrens. Het ook meetellen van tests waarbij alle kandida‐ ten een negatieve reactie ontvingen, levert de ondergrens (in dit geval wordt de noemer groter). Terwijl het uitsluitend meetellen van tests waarin ten minste één van de kandidaten een positieve reactie heeft ontvangen de bovengrens van de nettodiscriminatie weergeeft (in dit geval wordt de noemer kleiner). Het ‘werke‐ lijke’ discriminatiepercentage bevindt zich tussen deze twee uitersten. Het nettodiscriminatiepercentage geeft dus aan in welk percentage van het totaal aantal sollicitaties waarin (ten minste) één kandidaat werd afgewezen, de afwij‐ zing van de experimentele kandidaat niet kan worden toegeschreven aan toeval‐ lige factoren. Vertaald naar het huidige experiment betekent een nettodiscrimina‐ tiepercentage van 20 procent dus dat in een op de vijf sollicitaties waarbij niet beide kandidaten een positieve reactie krijgen, de kandidaat met een detentiever‐ leden te maken krijgt met discriminatie. Hoe hoger dit percentage, hoe groter de kans dat er sprake is van discriminatie. Om te bepalen of de nettodiscriminatie
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
19
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
significant is – d.w.z. kan de nulhypothese dat er geen sprake is van discriminatie op basis van het gevonden discriminatiepercentage worden verworpen? – wordt de volgende formule gebruikt om de discriminatielimiet te berekenen (Cediey & Foroni, 2008): Discriminatie limiet =
1,96
√ Totaal aantal bruikbare tests
Hierbij komt 1,96 overeen met de z-waarde voor de normaalverdeling bij een sig‐ nificantieniveau van 5 procent. Wanneer de geobserveerde nettodiscriminatie gelijk of groter is dan de discriminatielimiet, is er sprake van benadeling van kan‐ didaten op basis van het experimentele kenmerk. Resultaten Experiment 1: Werk De resultaten van het werk-experiment zijn weergegeven in de bovenste helft van tabel 2. De tabel laat zich als volgt lezen: we reageerden op 192 advertenties met één Nederlandse kandidaat zonder detentieverleden (A) en één Nederlandse kan‐ didaat met detentieverleden (B).9 In 133 (69 procent) gevallen ontvingen beide kandidaten een negatieve reactie (d.w.z. een concrete afwijzing of een reactie bleef in het geheel uit). In 59 gevallen (31 procent) ontving ten minste één van beide kandidaten een positieve reactie. Hierbij kwam het 27 keer voor dat beiden een positieve reactie ontvingen en 21 keer ontving de kandidaat zonder detentie‐ verleden een positieve reactie en de kandidaat met detentieverleden niet. In 11 gevallen ontving juist de kandidaat met een detentieverleden een positieve reactie en de controlekandidaat niet. In de laatste vier kolommen van tabel 2 presenteren we het nettodiscriminatie‐ percentage en de daarbij behorende discriminatielimiet. Dit doen we telkens voor respectievelijk alle 192 tests (de ondergrens) en alleen voor de tests waarbij ten minste één van de kandidaten een positieve reactie ontving (de bovengrens). Gegeven het hoge percentage aangeschreven vacatures dat geen enkele reactie opleverde, lijkt het aannemelijk dat in het huidige experiment het ‘ware’ discrimi‐ natiepercentage dichter bij de boven- dan bij de ondergrens ligt. Anders dan in eerdere experimenten vinden we in het huidige experiment geen significant effect van detentieverleden op de kans te worden afgewezen bij een sollicitatie. Voor de Nederlandse kandidaten met en zonder detentieverleden bereikt de nettodiscriminatie volgens beide berekeningswijzen (5,2 en 16,9 pro‐ cent; zie tabel 2) niet de discriminatielimiet (van respectievelijk 14,1 en 25,5 pro‐ cent). De nulhypothese dat er geen sprake is van discriminatie op basis van deten‐ 9
20
De derde kandidaat kan in dit geval een allochtoon met of zonder detentieverleden zijn, maar dat is voor het bepalen van het effect van een detentieverleden binnen de Nederlandse groep niet van belang.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
tieverleden kan dus niet worden verworpen. Met andere woorden: kandidaten met een detentieverleden krijgen niet vaker te maken met een afwijzing dan op basis van toeval te verwachten valt. Ook voor allochtone kandidaten wordt geen significant effect van detentieverleden gevonden op de kans op een negatieve reactie. Wel valt op dat het aantal vacatures waarbij beide allochtone kandidaten geen of een negatieve reactie ontvingen, met 160 (83 procent) hoger ligt dan voor de Nederlandse kandidaten (respectievelijk 133 en 69 procent). Vervolgens hebben we dan ook onderzocht in hoeverre er sprake is van discrimi‐ natie op basis van etnische achtergrond. Wanneer we eerst binnen de groep nietgedetineerden kijken (zie derde rij van tabel 2), dan blijkt dat etnische achter‐ grond inderdaad een belangrijke factor is voor het al of niet ontvangen van een negatieve reactie op een sollicitatie. Kandidaten met een niet-westerse achter‐ grond ontvangen minder vaak een positieve reactie dan kandidaten met een Nederlandse achtergrond (7 versus 34). De nettodiscriminatie berekend op basis van de bovengrens bedraagt 46,6 procent, wat de discriminatielimiet van 25,7 procent ruim overschrijdt. Dit betekent dat in bijna de helft van de gevallen waarin ten minste één van de kandidaten een positieve reactie ontvangt, de allochtone kandidaat wordt gediscrimineerd ten opzichte van de Nederlandse kandidaat. Ook voor kandidaten met een detentieverleden (zie vierde rij van tabel 2) geldt dat een niet-westerse afkomst de kans op een positieve reactie bij sollicitaties significant verkleint (zie het significante nettodiscriminatiepercen‐ tage van 35,4 procent). Experiment 2: Wonen De resultaten voor het woon-experiment zijn weergegeven in de onderste helft van tabel 2.10 In tegenstelling tot het werk-experiment zien we dat bij het reage‐ ren op advertenties van verhuurders kandidaten met een detentieverleden vaker worden afgewezen dan kandidaten zonder detentieverleden. Binnen Nederlandse kandidaten ontving in 59 (49,6 procent) gevallen ten minste één van de kandida‐ ten een positieve reactie. In 31 gevallen ontving de kandidaat zonder detentiever‐ leden een positieve reactie en de kandidaat met een detentieverleden niet. In 3 gevallen ontving de kandidaat met een detentieverleden juist een positieve reac‐ tie en de kandidaat zonder detentieverleden niet. Eenzelfde patroon is zichtbaar binnen de groep allochtone kandidaten. Voor zowel Nederlandse als allochtone kandidaten met een detentieverleden ligt de gevonden nettodiscriminatie berekend op basis van de bovengrens boven de discriminatielimiet: de nettodiscriminatie voor Nederlandse kandidaten is 47,5 procent versus een discriminatielimiet van 25,5 procent; de nettodiscrimina‐ tie voor allochtone kandidaten is 36,7 procent versus een discriminatielimiet van 28,0 procent. Dit leidt tot de conclusie dat de hypothese dat er geen sprake is van discriminatie op basis van detentieverleden verworpen moet worden: kandidaten met een detentieverleden ontvangen vaker dan op basis van toeval verwacht kan worden een afwijzing wanneer zij reageren op een huurwoning. 10
Omdat in de uiteindelijke dataset niet alle combinaties van drie van de vier kandidaten even vaak voorkwamen, verschilt het totaal aantal advertenties per conditie.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
21
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
De afkomst van de kandidaat heeft geen significant effect op de kans een nega‐ tieve reactie van een verhuurder te ontvangen. Voor zowel kandidaten zonder als kandidaten met een detentieverleden geldt dat kandidaten met een niet-westerse achtergrond niet significant vaker worden afgewezen dan kandidaten met een Nederlandse achtergrond; de nettodiscriminatie blijft in beide gevallen onder de discriminatielimiet.
22
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
1HGHU $OORFK ODQGHU WRRQ
'HWHQWLH
$
QLHW GHWHQ GHWHQ WLH WLH
QLHW GHWHQ GHWHQ WLH WLH
1HGHUODQGV
$OORFKWRRQ
7RWDDO %HL GHQ QHJD WLHI
9HUJHOLMNELQQHQ FDWHJRULH
%
1HGHU $OORFK ODQGHU WRRQ
1LHWGHWHQWLH
:RQHQ
QLHW GHWHQ GHWHQ WLH WLH
$OORFKWRRQ
QLHW GHWHQ GHWHQ WLH WLH
1HGHUODQGV
7RWDDO %HL GHQ QHJD WLHI
$
%
7HQ PLQ VWH SRVL WLHI
7HQ PLQ VWH SRVL WLHI
%HL GHQ SRVL WLHI
%HL GHQ SRVL WLHI
1HWWRGLVFUL 'LVFULPLQD 1HWWRGLVFUL 'LVFULPLQD % $ WLHOLPLHW PLQDWLH WLHOLPLHW EHYRRU EHYRRU PLQDWLH GHHOG GHHOG RQGHUJUHQV RQGHUJUHQV ERYHQJUHQV ERYHQJUHQV
1HWWRGLVFUL 'LVFULPLQD 1HWWRGLVFUL 'LVFULPLQD % $ WLHOLPLHW PLQDWLH WLHOLPLHW EHYRRU EHYRRU PLQDWLH GHHOG GHHOG RQGHUJUHQV RQGHUJUHQV ERYHQJUHQV ERYHQJUHQV
Aantal tests, ontvangen reacties, nettodiscriminatie en discriminatielimiet voor elke experimentele conditiea
9HUJHOLMNELQQHQ FDWHJRULH
:HUN
Tabel 2:
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
23
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
24
D:DQQHHUGHJHREVHUYHHUGHQHWWRGLVFULPLQDWLHVLJQLILFDQWLVLVGHEHWUHIIHQGHFHOJHDUFHHUG
1HGHU $OORFK ODQGHU WRRQ 'HWHQWLH
1HGHU $OORFK ODQGHU WRRQ 1LHWGHWHQWLH
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
Conclusie Het hebben van een baan en een woonplek na een detentieperiode is belangrijk voor een succesvolle terugkeer in de samenleving. In dit artikel onderzochten wij met behulp van twee veldexperimenten of, en zo ja, in hoeverre een detentie‐ periode negatieve gevolgen heeft voor de kansen van ex-gedetineerden op de arbeids- en woningmarkt. In overeenstemming met de verwachting bleek dat exgedetineerden bij het zoeken naar een huurwoning vaker een negatieve reactie ontvingen dan personen zonder detentieverleden. Verrassender en in tegenstel‐ ling tot eerder onderzoek constateerden wij dat de ex-gedetineerde kandidaten niet vaker een negatieve reactie ontvingen bij het solliciteren op onlinevacatures. Mogelijke verklaringen voor het feit dat het huidige onderzoek – in tegenstelling tot eerder experimenteel onderzoek – geen aanwijzing voor discriminatie op de arbeidsmarkt van ex-gedetineerden vond, kunnen te maken hebben met verschil‐ len in onderzoeksopzet, verschillen in de economische situatie ten tijde van de studies en verschillen tussen landen, zoals de beschikbaarheid van sociale uitke‐ ringen en het politieke en punitieve klimaat. Dat Amerikaans onderzoek veelal wel aanwijzingen vindt voor discriminatie van ex-gedetineerden op de arbeids‐ markt kan bijvoorbeeld te maken hebben met het feit dat, anders dan in Neder‐ land, Amerikaanse werkgevers aansprakelijk gehouden kunnen worden voor ‘negligent hiring’ wanneer hun werknemers misdrijven plegen tijdens werktijd (Bushway, 2004). Belangrijk in dit verband is ook dat in de huidige analyses geen onderscheid is gemaakt naar de bedrijfssector of het type functie waarnaar werd gesolliciteerd. Daarom kan niet worden uitgesloten dat in bepaalde sectoren of typen banen wel sprake is van discriminatie van ex-gedetineerden. Zo vonden eer‐ dere studies dat het negatieve effect van een detentieverleden op de arbeidskan‐ sen zich beperkte tot de productiesector (Deliens, 1983) en dat discriminatie rela‐ tief hoog was bij functies voor barkeepers en elektrotechnisch ingenieurs (Baert & Verhofstadt, 2013). Een andere mogelijke verklaring waarom wij in het huidige onderzoek geen effect van detentieverleden op de sollicitatiekansen vonden, kan te maken hebben met de groep ex-gedetineerden waarop het werk-experiment betrekking heeft. Het is bekend dat veel (ex-)gedetineerden een lage opleiding en een instabiele werkgeschiedenis hebben.11 Daarom is in de cv’s in het huidige onderzoek ook bewust een lage opleiding aangegeven en een instabiele werkge‐ schiedenis beschreven met veel verschillende kortdurende banen met een lage status, zoals schoonmaakwerk, chauffeur, productiemedewerker en afwasser. Hoewel zeker realistisch voor bepaalde ex-gedetineerden, hadden de kandidaten allen een vbo-diploma en waren er geen zeer grote gaten in de cv’s vanwege werk‐ loosheid. Binnen deze groep van ex-gedetineerden werd in het huidige onderzoek geen duidelijke aanwijzing voor discriminatie gevonden. Uiteraard kan niet wor‐ den uitgesloten dat discriminatie wel een rol speelt voor ex-gedetineerden met nog ongunstigere opleidings- en werkkenmerken. Aanvullend onderzoek is daarom zeker nodig om de huidige bevindingen te repliceren. Tot slot is het 11
Uit de Gedetineerdensurvey 2007 bleek dat circa een op de vijf gedetineerden geen opleiding had afgerond en 6 procent alleen basisonderwijs had genoten (Mol & Henneken-Hordijk, 2007).
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
25
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
belangrijk te realiseren dat het huidige onderzoek zich beperkt tot de eerste selec‐ tiefase, namelijk de reactie van een werkgever op de sollicitatiebrief en cv. Uiter‐ aard is het mogelijk dat werkgevers in een latere fase van het sollicitatieproces exgedetineerden alsnog discrimineren. Hoewel het niet het hoofddoel van het onderzoek was, bleek dat sollicitanten met een niet-westerse achtergrond vaker een negatieve reactie ontvingen dan sollici‐ tanten met een Nederlandse achtergrond. Deze bevinding is opvallend, omdat alle sollicitanten (zowel met een Nederlandse als met een niet-westerse naam) in Nederland geboren waren en hun opleiding en werkervaring in Nederland hadden opgedaan. Verschillen en eventuele problemen met taal of minder passende werk‐ ervaring speelden dus geen rol. Anno 2014 is derhalve nog steeds sprake van dis‐ criminatie op de arbeidsmarkt op basis van etnische achtergrond. Samen met eer‐ dere onderzoeken die tot eenzelfde conclusie kwamen (Andriessen e.a., 2010), wijzen onze resultaten erop dat, alle initiatieven voor gelijke behandeling ten spijt, discriminatie van etnische minderheden een hardnekkig probleem is in de Nederlandse arbeidsmarkt. Het huidige onderzoek was een eerste stap naar meer kennis over de mogelijke effecten van een detentieverleden op het vinden van een woning. Bij het zoeken naar een huurwoning lijkt er wel sprake te zijn van discriminatie en kunnen exgedetineerden problemen ervaren bij het vinden van een woonplek. Meer onder‐ zoek naar mechanismen die hierbij een rol spelen, is van belang omdat het hui‐ dige onderzoek geen informatie levert over de werkelijke beweegredenen van ver‐ huurders. Zowel eerder onderzoek (Clark, 2007) als de reacties van verhuurders in het huidige onderzoek suggereren dat een crimineel verleden – an sich – moge‐ lijk niet de enige of belangrijkste overweging voor verhuurders is om ex-gedeti‐ neerden af te wijzen. Factoren als inkomsten, een baan, huurgeschiedenis, en schulden zijn eveneens van belang bij de beslissing om een woning aan iemand te verhuren. De reacties van verhuurders in het huidige onderzoek hadden bijvoor‐ beeld regelmatig een economische achtergrond, zoals een herhaling van de huur‐ prijs of de vraag of de persoon een baan of inkomen had. In tegenstelling tot het werk-experiment, waar het cv aanvullende informatie verschafte, hadden de ver‐ huurders in het woon-experiment zeer weinig informatie tot hun beschikking over de verdere leefsituatie van de personen. Informatie over een detentieverle‐ den kan meer informatie overbrengen dan alleen over de kans op toekomstig cri‐ mineel gedrag, het kan ook gepaard gaan met andere stereotyperingen van (ex-)gedetineerden, zoals een minder gunstige financiële situatie en schuldenpro‐ blematiek. Hierdoor kunnen verhuurders terughoudender zijn omdat ze bang zijn dat iemand de huur niet kan betalen. Een ander aandachtspunt bij het experiment naar huisvesting is het feit dat soci‐ ale huurwoningen buiten het onderzoek vielen vanwege de uitgebreide inschrijf‐ procedure waarbij ook een burgerservicenummer verstrekt dient te worden. In Nederland zijn ongeveer drie keer zoveel sociale huurwoningen dan particuliere huurwoningen, al is de verhouding in de grote steden doorgaans minder scheef (Kaffka e.a., 2008; Van Till & Vogelzang, 2013). Huren via een woningbouwcorpo‐ ratie zal voor veel ex-gedetineerden dan ook een serieuze, en misschien zelfs eer‐ ste optie zijn. Het is goed mogelijk dat de effecten van een detentieverleden op de
26
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
kansen op het vinden van een woning anders uitpakken wanneer ex-gedetineer‐ den te maken hebben met woningbouwcorporaties in plaats van makelaars. Een aantal beperkingen geldt voor zowel het werk- als het woon-experiment. Allereerst beperken beide experimenten zich tot banen en woningen die via inter‐ net werden aangeboden. Dit is uiteraard niet de enige manier om een baan of woning te zoeken (o.a. via UWV, uitzendbureaus of de krant). Het gebruik van internet bij de zoektocht naar een baan wordt echter steeds populairder en vaca‐ turesites zijn inmiddels een voorname bron voor werkzoekenden geworden (CBS, 2011; Unique, 2011). Daarnaast richten beide studies zich op mannelijke ex-gede‐ tineerden en beperkt het werk-onderzoek zich tot vacatures gekenmerkt door een laag opleidingsniveau en het woon-experiment zich tot relatief goedkopere huur‐ woningen. Dit betekent dat aanvullend onderzoek nodig is om te onderzoeken in hoeverre de resultaten van het huidige onderzoek generaliseerbaar zijn naar vrou‐ welijke gedetineerden, andere functies en woningen, en functies en woningen die op een andere manier worden aangeboden. Een tweede aandachtspunt betreft de vraag in hoeverre het realistisch is dat exgedetineerden in hun eerste sollicitatiebrief of bij hun eerste reactie op een huur‐ woning hun detentieverleden noemen (de zogenoemde externe validiteit). Is dit bij het zoeken naar een baan relevant, omdat een ‘onverklaard’ gat in het cv ook schadelijk kan zijn en men dit gat wenst te duiden, bij het reageren op een huur‐ woning ligt het direct noemen van de reden waarom men reageert wellicht min‐ der voor de hand. Deze mogelijke inbreuk op de ecologische validiteit moet echter gewogen worden tegen de grote interne validiteit van (veld)experimenteel onder‐ zoek. Juist omdat er momenteel nog zeer weinig kennis is over de causale effec‐ ten van een detentieverleden op de kansen op de arbeids- en woningmarkt is experimenteel onderzoek noodzakelijk. Hierbij is het echter wel nodig om deze conditie (wel of geen detentieverleden) expliciet in het onderzoek mee te nemen. Een derde aandachtspunt is dat in het huidige onderzoek de reden van detentie, de aard van het delict dat aanleiding gaf tot de detentieperiode, onbenoemd bleef. Het is niet bekend of werkgevers of verhuurders zich een voorstelling maakten van het achterliggende delict, en zo ja, aan welk delict zij dan dachten. Het is niet onaannemelijk dat bepaalde delicten, zoals zedendelicten, een sterker stigmatise‐ rend effect hebben dan andere, bijvoorbeeld vanwege vigerende publieke ideeën over de kans op recidive of geestelijke gesteldheid van de dader (Levenson e.a., 2007). Toekomstig onderzoek zou zich daarom kunnen richten op het mogelijke verschil in discriminatie van daders van verschillende delicten. Het huidige onderzoek levert belangrijke nieuwe kennis op over de causale effec‐ ten van een detentieverleden op twee voor de re-integratie van ex-gedetineerden belangrijke levensloopgebieden. Deze kennis is van direct belang voor ex-gedeti‐ neerden, maar ook voor personen en instanties die ex-gedetineerden begeleiden bij hun terugkeer naar de maatschappij. In meer algemene zin dragen de uitkom‐ sten van de huidige experimenten bij aan het begrijpen van mogelijke negatieve consequenties van gevangenisstraffen en daarmee aan een efficiëntere straf‐ rechtspleging.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
27
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
Literatuur Ahmed, A.M. & Hammerstedt, M. (2008). Discrimination in the rental housing market: a field experiment on the internet. Journal of Urban Economics, 64, 362-372. Aigner, D.J. & Cain, G.G. (1977). Statistical theories of discrimination in labor markets. Industrial and Labor Relations Review, 30(2), 175-187. Andriessen, I., Nievers, E., Faulk, L. & Dagevos, J. (2010). Liever Mark dan Mohammed. Onderzoek naar arbeidsmarktdiscriminatie van niet-westerse migranten via praktijktests. Den Haag Sociaal en Cultureel Planbureau. Apel, B. & Sweeten, G. (2010). The impact of incarceration on employment during the transition to adulthood. Social Problems, 57(3), 448-479. Baert, S. & Verhofstadt, E. (2013). Labour market discrimination against former juvenile delin‐ quents: evidence from a field experiment. Bonn: Institute for the Study of Labor, Discus‐ sion Paper no. 7845. Baldry, E., McDonnell, D., Maplestone, P. & Peeters, M. (2006). Ex-prisoners, homeless‐ ness and the state in Australia. Australia & New Zealand Journal of Criminology, 39(1), 20-33. Becker, G.S. (1957). The economics of discrimination. Chicago, IL: University of Chicago Press. Becker, G.S. (1964). Human capital. New York: Columbia University Press. Bertrand, M. & Mullainathan, S. (2004). Are Emily and Greg more employable than Lakisha and Jamal? A field experiment on labor market discrimination. The American Economic Review, 94(4), 991-1013. Blommaert, L., Coenders, M. & Tubergen, F. van (2013). Discrimination of Arabic-named applicants in the Netherlands: an internet-based field experiment examining different phases in online recruitment procedures. Social forces, 92(3), 957-982. Boshier, R. & Johnson, D. (1974). Does conviction affect employment opportunities? British Journal of Criminology, 4, 264-268. Bovenkerk, F., Gras, M.J.I. & Ramsoedh, D. (1994). Discrimination against migrant workers and ethnic minorities in access to employment in the Netherlands. International Migration Papers. Geneva: International Labor Office. Braak, J. van den, Burik, A. van, Jansen, P., Montfoort, A. van, Veltkamp, E., Vianen, R. van & Vogelvang, B. (2003). Opvang ex-gedetineerden: verslag van een onderzoek naar de maatschappelijke opvang van ex-gedetineerden. Woerden: Adviesbureau Van Montfoort. Buikhuisen, W. & Dijksterhuis, F.P. (1969). Sollicitatiekansen van delinquenten. Neder‐ lands. Tijdschrift voor Criminologie, 11(1), 50-58. Bushway, S. (2004). Labor market effects of permitting employer access to criminal history records. Journal of Contemporary Criminal Justice, 20, 276-291. Carlsson, M. & Roth, D.O. (2006). Evidence of ethnic discrimination in the Swedish labor mar‐ ket using experimental data. IZA Discussion Paper no. 2281. http://ftp.iza.org/dp2281. pdf. CBS (2011, 6 november). Steeds meer werklozen zoeken werk via internet. CBS Webmaga‐ zine. CBS (2012). Jaarrapport integratie 2012. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. Cediey, E. & Foroni, F. (2008). Discrimination in access to employment on grounds of foreign origin in France. A national survey of discrimination based on the testing methodology of the International Labor Office. International Migration Papers (85E). Geneva: Inter‐ national Labor Office. Clark, L.M. (2007). Landlord attitudes toward renting to released offenders. Federal Proba‐ tion, 71(1), 20-30.
28
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Effecten van detentie op het vinden van werk en een woning
Decker, S.H., Spohn, C., Ortiz, N.R. & Hedberg, E. (2014). Criminal stigma, race, gender, and employment: an expanded assessment of the consequences of imprisonment for employ‐ ment.www.ncjrs.gov/pdffiles1/nij/grants/244756.pdf. Deliens, L. (1983). Ongelijke sociale distributie van de tewerkstellingskansen van ex-gede‐ tineerden. Panopticon, 4(6), 530-541. Dirkzwager, A.J.E., Nieuwbeerta, P. & Fiselier, J.P.S. (2009). Onbedoelde gevolgen van vrij‐ heidsstraffen. Een literatuurstudie. Tijdschrift voor Criminologie, 51, 21-41. Galen, G.W.A. van, Niemeijer, E. & Beijers, W.M.E.H. (1998). Huisvestingsproblemen van (ex-)gedetineerden: een landelijk onderzoek naar aard en omvang van huisvestingsproble‐ men van (ex-)gedetineerden. Amsterdam: Nederlandse Woonbond. Galgano, S.W. (2009). Barriers to reintegration: an audit study of the impact of race and offender status on employment opportunities for women. Social Thought & Research, 30(1), 21-37. Geest, V. van der, Bijleveld, C.C.J.H., Blokland, A.A.J. & Nagin, D. (2014). The effects of incarceration on longitudinal trajectories of employment: a follow up in high-risk youth from ages 18 to 32. Crime & Delinquency. DOI: 10.1177/0011128713519196. Gijsberts, M. & Vervoort, M. (2007). Wederzijdse beeldvorming. In: J. Dagevos & M. Gijs‐ berts (red.). Jaarrapport integratie 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 282-310. Holzer, H.J., Raphael, S. & Stoll, M.A. (2006). Perceived criminality, criminal background checks, and the racial hiring practices of employers. Journal of Law and Economics, 49, 451-480. Janssen, J.H.L.J. (1999). Laat maar zitten. Een exploratief onderzoek naar de werking van de korte vrijheidsstraf. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Kaffka, G., Hof, H. & Teune, W. (2008). De particuliere huursector en zijn bewoners; woningen binnen de ring voor de jonge, hoogopgeleide Nederlanders. Amsterdam: Dienst Wonen. KNAW (2003). Gedragscode voor gebruik van persoonsgegevens in wetenschappelijk onderzoek. Advies van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Levenson, J. S., Brannon, Y., Fortney, T., & Baker, J. (2007). Public perceptions about sex offenders and community protection policies. Analyses of Social Issues and Public Policy, 7(1), 1-25. Linckens, P. & Looff, J. de (2013). Gevangeniswezen in getal, 2008-2012. Den Haag: Minis‐ terie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, Directie Bestuurs‐ ondersteuning. Loeffler, C.E. (2013). Does imprisonment alter the life course? Evidence on crime and employment from a natural experiment. Criminology, 51(1), 137-166. Metraux, S. & Culhane, D.P. (2004). Homeless shelter use and reincarceration after prison release. Journal of Criminology & Public Policy, 3(2), 201-222. Mol, G.D. & Henneken-Hordijk, I. (2007). Gedetineerd in Nederland 2007. Een survey onder alle gedetineerden in het Nederlandse gevangeniswezen. Den Haag: Dienst Justitiële Inrichtingen. Moss, P. & Tilly, C. (2001). Stories employers tell: race, skill, and hiring in America. New York: Russell Sage Foundation. Nievers, E. & Andriessen, I. (2010). Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Noordhuizen, S. & Weijters, G. (2012). Derde meting van de monitor nazorg ex-gedetineerden. Den Haag: WODC. Pager, D. (2003). The mark of a criminal record. American Journal of Sociology, 108, 937-975.
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001
29
Dit artikel uit Tijdschrift voor Criminologie is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor Universiteit van Tilburg
Anja Dirkzwager, Arjan Blokland, Kimberley Nannes & Marieke Vroonland
Pager, D. (2007). Marked: race, crime, and finding work in an era of mass incarceration. Chi‐ cago, IL: University of Chicago Press. Pager, D., Western, B. & Bonikowski, B. (2009a). Discrimination in a low-wage labor mar‐ ket: a field experiment. American Sociological Review, 74(5), 777-799. Pager, D., Western, B. & Sugie, N. (2009b). Sequencing disadvantage: barriers to employ‐ ment facing young black and white men with criminal records. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 623(1), 195-213. Paylor, I. (1995). Offending, homelessness and the life course. Journal of Offender Rehabili‐ tation, 22(3-4), 165-177. Raphael, S. (2007). Early incarceration spells and the transition to adulthood. In: S. Danzi‐ ger & C. Rouse (eds.). The price of independence: the economics of early adulthood. New York: Russell Sage Foundation, 278-305. Roman, C.G. & Travis, J. (2006). Where will I sleep tomorrow? Housing, homelessness, and the returning prisoner. Housing Policy Debate, 17(2), 389-418. Sampson, R.J. & Laub, J.H. (1993). Crime in the making: pathways and turning points through life. Cambridge, MA: Harvard University Press. Schwartz, R.D. & Skolnick, J.H. (1962). Two studies of legal stigma. Social Problems, 10(2), 133-142. Spence, M. (1973). Job market signaling. Quarterly Journal of Economics, 90(4), 355-374. Thurow, L.C. (1975). Generating inequality: mechanisms of distribution in the U.S. economy. New York: Basic Books. Til, R. van & Vogelzang, J. (2013). Woningmarktontwikkelingen Stadsregio Rotterdam. Rotterdam: Explica. Uggen, C. (2000). Work as a turning point in the life course of criminals: a duration model of age, employment, and recidivism. American Sociological Review, 65(4), 529-546. Uggen, C., Wakefield, S. & Western, B. (2005). Work and family perspectives on reentry. In: J. Travis & C. Visher (eds.). Prison reentry and public safety. Cambridge, UK: Cam‐ bridge University Press, 209-243. Ulmer, J.T. & Johnson, B. (2004). Sentencing in context: a multilevel analysis. Criminology, 42(1), 137-177. Unique (2011). Werkzoekend Nederland aan het woord. www.unique.nl/4516008/ Infographic-MKB-Marktmonitor-2011-groot.html. Vigorita, M.S. (2003). Judicial risk assessment: the impact of risk, stakes, and jurisdiction. Criminal Justice Policy Review, 14(3), 361-376. Visher, C., LaVigne, N.G. & Travis, J. (2004). Returning home: understanding the challenges of prisoner reentry. Maryland pilot study: findings from Baltimore. Washington: Urban Insti‐ tute, Justice policy Center. Walmsley, R. (2009). World prison population list. London: King’s College, International Centre for Prison Studies. Western, B. (2002). The impact of incarceration on wage mobility and inequality. American Sociological Review, 67, 526-546. Zatz, M. (2000). The convergence of race, ethnicity, gender, and class on court decisionmaking: looking toward the 21st century. The National Institute of Justice Journal, 3, 503-552.
30
Tijdschrift voor Criminologie 2015 (57) 1 doi: 10.5553/TvC/0165182X2015057001001