Eetstoornissen en diabetes Tijdige signalering en behandeling kan complicaties voorkomen
Diabetes mellitus is een chronisch ziektebeeld waarbij het verloop, de ernst en
Er worden verschillende vormen van eet-
Mw. drs. M.A.M. Geer-
het ontstaan van comorbiditeit nauw
stoornissen onderscheiden. De meest voor-
ets, psycholoog NIP,
samenhangt met het gezondheidsge-
komende zijn anorexia nervosa, boulimia
drag van de patiënt. Veel patiënten krij-
nervosa en eetbuistoornis.1
Door:
gedragstherapeut (VGCTR) en diëtist,
gen te horen dat ze gezonder moeten
Geerets & Kuypers,
eten, meer bewegen en (bij overge-
Anorexia nervosa
psychologenpraktijk
wicht) moeten afvallen om hun diabetes
De prevalentie van anorexia nervosa in Ne-
voor eetstoornissen,
beter onder controle te krijgen en de
derland is 0,2-0,8% en kenmerkt zich door
Utrecht, en Psydi Scho-
risico’s op toekomstige gerelateerde
de volgende factoren:
lingen, scholingsbureau
aandoeningen te beperken. Door de
- Weigering het lichaamsgewicht op/boven
voor bij- en nascholin-
focus op voeding en gewicht komen
de ondergrens van het voor de leeftijd en
gen voor professionals
eetstoornissen bij diabetespatiënten
lengte normale lichaamsgewicht te houden
werkzaam in de zorg,
vaker voor dan bij de gewone bevol-
(85%).
en mw. drs. E.W. Wam-
king. Eetstoornissen bemoeilijken de
- Sterke angst voor gewichtstoename of om
behandeling van diabetes en naast ver-
dik te worden, zelfs bij ondergewicht.
ergering van de lichamelijke aandoe-
- Stoornis in de manier waarop (de vorm
Kuypers, psychologen-
ningen op termijn, hebben eetstoornis-
van) het lichaam wordt ervaren; overmatige
praktijk voor eetstoor-
sen ook een belangrijke negatieve in-
invloed van het gewicht of de vorm van het
vloed op het psychische welbevinden
lichaam op de beoordeling van zichzelf of
van een patiënt. Screening op en be-
ontkenning van de ernst van het huidige
handeling van de eetstoornis is dan ook
lage lichaamsgewicht.
steker, psycholoog NIP en diëtist, Geerets &
nissen, Utrecht
zinvol.
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
1
- Na de menarche: amenorroe (uitblijven
voedsel eten zonder dat er een lichamelijk
drie achtereenvolgende cycli).
gevoel van honger is, eten in isolatie uit gevoelens van ongemak voor de hoeveelheid
Boulimia nervosa
voedsel die gegeten wordt, na het overeten
De prevalentie van boulimia nervosa in Ne-
voelt met afschuw voor zichzelf, somberheid
derland is 1% en kenmerkt zich door de
of schuldgevoel.
volgende factoren:
- de patiënt ervaart veel stress rondom de
- Recidiverende episoden van vreetbuien.
eetbuien.
Een episode wordt gekarakteriseerd door: 1)
- De eetbuien komen gemiddeld twee dagen
het binnen een beperkte tijd eten van een
per week voor gedurende een periode van
hoeveelheid voedsel die beslist groter is dan
minimaal 6 maanden.
wat de meeste mensen in een zelfde periode
De eetbuien gaan niet vergezeld met maat-
zouden eten, 2) een gevoel de beheersing
regelen om ongewenste gewichtstoename te
over het eten tijdens de episode kwijt te
voorkomen en de patiënten voldoen niet aan
zijn.
de criteria voor anorexia of boulimia nervosa
- Recidiverend inadequaat compensatoir gedrag om gewichtstoename te voorkomen:
Feiten en cijfers
braken, laxantiagebruik, vasten of overmatig
Van alle anorexiapatiënten komt slechts
bewegen.
ongeveer een derde in de GGZ terecht, waar
- De vreetbuien en compensatoire gedragin-
behandeling volgt. Van alle boulimiapatiën-
gen komen gemiddeld > 2 keer per week
ten meldt zich slechts zo’n 6% voor behan-
gedurende minimaal drie maanden voor.
deling in de GGZ. De behandelcijfers voor de
- De stoornis komt niet uitsluitend voor tij-
eetbuistoornis zijn niet goed bekend. Wel is
dens episoden van anorexia nervosa.
uit onderzoek gebleken dat ongeveer een derde van de mensen met obesitas, die zich
Eetbuistoornis
melden voor behandeling voor hun obesitas,
De prevalentie van de eetbuistoornis in Ne-
ook een eetbuistoornis heeft. In veel geval-
derland is 2-3%. In de meeste gevallen leidt
len wordt deze echter niet behandeld, omdat
de eetbuistoornis tot overgewicht of obesi-
binnen de somatische setting de behandeling
tas. De eetbuistoornis kenmerkt zich door de
zich vooral toespitst op het overgewicht. Bij
volgende factoren:
anorexia en boulima nervosa bestaat de
- Terugkerende episodes van eetbuien die
populatie voor 90-95% uit vrouwen, bij de
worden gekenmerkt door het volgende: het
eetbuistoornis is een derde tot de helft man-
binnen een beperkte tijd (bijvoorbeeld 2 uur)
nen.
eten van een hoeveelheid voedsel die beslist
Alle eetstoornissen kenmerken zich door een
groter is dan wat de meeste mensen in een
overmatig belang dat de patiënt hecht aan
zelfde periode onder dezelfde omstandighe-
het figuur en gewicht.2 Daarnaast zien we
den zouden eten en een gevoel de beheer-
veelal een laag zelfbeeld en lage zelfwaarde-
sing over het eten tijdens de eetbui kwijt te
ring gecombineerd met perfectionisme. Het
zijn (bijvoorbeeld het gevoel dat men niet
hongeren of de eetbuien hebben als doel de
kan stoppen met eten of dat men zelf kan
negatieve gevoelens die men over zichzelf
bepalen wat of hoeveel men eet.
heeft te dempen (minder te voelen). Ex-
- de eetbuien hebben tenminste drie of meer
treem lijnen en/of braken, laxeren of over-
van de volgende kenmerken: sneller dan
matig sporten zijn manieren om het teveel
normaal eten, eten tot er een oncomfortabel
aan calorieën te compenseren in een poging
gevoel optreedt, een grote hoeveelheid
gewichtstoename te voorkomen.2 Diabete-
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
2
spatiënten hebben echter nog meer moge-
Een eetbuistoornis komt vaker voor bij pati-
lijkheden om te compenseren, namelijk de
enten met diabetes type 2. Geschat wordt
orale medicatie of insuline die kan worden
dat 20% van de adolescente patiënten met
gebruikt om het gewicht te manipuleren.
diabetes type 2 kenmerken vertoond van
Uiteraard is dit een manier die extra gevaar-
een eetbuistoornis en 6% voldoet aan de
lijk is voor de gezondheid.
DSM-IV-criteria voor de eetbuistoornis. Samengevat kan worden gesteld dat het
Prevalentie van eetstoornissen bij dia-
risico op de ontwikkeling van een eetstoornis
betes mellitus
bij patiënten met diabetes mellitus aanzien-
Er zijn weinig exacte gegevens bekend over
lijk verhoogd is. Anorexia en boulimia nervo-
de prevalentie van eetstoornissen bij patiën-
sa behoren tot de psychiatrische ziekten met
ten met diabetes mellitus. Eetstoornissen
de hoogste mortaliteit (ongeveer 15%,
komen op zichzelf in Nederland relatief wei-
waarvan twee derde als gevolg van onder-
nig voor. Naar schatting lijden jaarlijks 370
voeding en een derde door suïcide) en chro-
per 100.000 jonge vrouwen (15-29 jaar) aan
niciteit.1 Eetstoornissen gaan gepaard met
anorexia en 1500 per 100.000 jonge vrou-
een verminderd psychologisch welbevinden
wen aan boulimia in geïndustrialiseerde lan-
naast bijkomende somatische risico’s.
den. Dit zijn ongeveer 5500 jonge vrouwen met anorexia en 22.300 met boulimia per
Oorzaak of gevolg?
jaar in Nederland. Bij een voorkomen van
De exacte mechanismen die ten grondslag
2% mensen met een eetbuistoornis komt dit
liggen aan de combinatie van diabetes melli-
aantal in Nederland op ongeveer 350.000
tus en eetstoornissen zijn nog onbekend.
mensen. Verschillende studies hebben ge-
Het kan zo zijn dat een verhoogde kans op
tracht een schatting te geven van de preva-
diabetes type 2 wordt veroorzaakt door obe-
lentie van eetstoornissen bij patiënten met
sitas als gevolg van eetbuistoornis of bouli-
zowel diabetes type 1 als type 2, maar veelal
mia nervosa. Daarnaast vertoont een signifi-
ontbreekt de vergelijking met prevalentiecij-
cante groep patiënten met diabetes type 2
fers van eetstoornissen in de algemene be-
slechte therapietrouw wat betreft insuline
volking. In een cross-sectionele studie bij
en/of orale antidiabetica, resulterend in
150 adolescente patiënten met diabetes type
slechte glykemische controle en gewichts-
1 vertoonden 20,7% van de deelnemers
verlies, wat mogelijk kan duiden op eetge-
3
(kenmerken van) een eetstoornis. Boulimia
stoord gedrag.
komt ongeveer 2,5 keer zo vaak voor bij
Het is mogelijk dat diabetes type 1 leidt tot
adolescente patiënten met diabetes type 1 in
eetstoornissen doordat patiënten de insuline
vergelijking met de algemene bevolking. De
misbruiken als gewichtscontrolemiddel, maar
prevalentie van anorexia bij adolescente
ook door de extreme focus op een dieet-
patiënten met diabetes type 1 blijkt verge-
voorschrift na de diagnose van diabetes type
lijkbaar met de algemene bevolking. Het
1. Bij veel meisjes ontstaat vanaf de puber-
weglaten of minderen van insuline ten be-
teit een toenemende zorg voor een goed
hoeve van gewichtsverlies komt bij voor bij
gewicht. Bij meisjes met diabetes type 1 is
17-19% van de vrouwelijke patiënten met
het belang van en de zorg voor een goed
diabetes type 1.4 Van de adolescente patiën-
gewicht vaak nog eerder aan de orde, name-
ten met diabetes type 2 gebruikt 9,3% be-
lijk bij de diagnose van de diabetes en dus al
wust minder insuline met gewichtsverlies als
in de vroege puberteit. Je zou verwachten
doel.5
dat deze patiënten regelmatig in een hulpverlenerscircuit verkeren en ook in de gaten
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
3
worden gehouden door familie en vrienden,
van insuline of orale medicatie zijn van be-
waardoor een vroegtijdige opsporing van
lang.
een eetstoornis mogelijk wordt. Dit laatste
Om een eetstoornis op te sporen kan gebruik
blijkt in de praktijk helaas niet altijd het
worden gemaakt van vragenlijsten. De
geval. Naar onze mening wordt nog te vaak
meest eenvoudige is de SCOFF. Voor diëtis-
de diabetes mellitus afzonderlijk behandeld
ten is sinds kort de screeningslijst REO ont-
van de eetstoornis en is een verbetering in
wikkeld, die zich vooral richt op de mogelijke
de samenwerking tussen diabetesteams
aanwezigheid van een eetbuistoornis bij
(met over het algemeen vooral een somati-
obesitaspatiënten. Voor psychologen zijn de
sche invalshoek) en de psychologische hulp-
EDE-Q of EDE-I goede vragenlijsten om
verlening binnen de GGZ in geval van een
anorexia en/of boulimia uit te vragen. De
eetstoornis wenselijk.
vragenlijsten worden hieronder kort behandeld.
Signalering
De SCOFF-vragenlijst bestaat uit slechts
De eerste stap in een goede samenwerking
enkele vragen en kan een snel hulpmiddel
en behandeling is een succesvolle opsporing
zijn voor artsen, diabetesverpleegkundigen,
van eetstoornissen bij patiënten met diabe-
diëtisten en praktijkondersteuners (zie ka-
tes mellitus. Indicaties kunnen zijn een
der).1
slechte metabole instelling met blijvend hoge
zonder eetstoornis.4 De gezondheidsrisico’s
De REO-vragenlijst (Risicofactoren op Eetstoornis bij Obesitas) is ontwikkeld voor diëtisten om bij hun obese patiënten een snelle screening te kunnen doen op de mogelijke aanwezigheid van een eetbuistoornis, depressie en impulsiviteit.6 Deze vragenlijst is door diëtisten gratis aan te vragen via www.psydi.nl.7
van onvoldoende signalering kunnen groot
De EDE-Q is een uitgebreidere vragenlijst
zijn. Een patiënt met diabetes type 1 met
waaruit de diagnose en ernst van een eet-
een eetstoornis heeft bovenop complicaties
stoornis goed te achterhalen is.8 De verschil-
van een slechte metabole instelling ook nog
lende schalen geven informatie over lijnge-
de complicaties als gevolg van de eetstoor-
drag, piekeren over eetgedrag, gewicht en
nis, zoals hartritmestoornissen, verstoorde
lichaamsvormen, en de mate en frequentie
elektrolytbalans, bloedarmoede, hormonale
van eetbuien, braken, laxeren, gebruik van
veranderingen, tandvleesontstekingen en
diuretica en sporten om te compenseren.
HbA1c-waarden zonder aanwijsbare oorzaak, herhaaldelijke episodes van hypoglykemie of ketoacidose, gewichtsfluctuaties en groeiachterstand. De prevalentie van diabetische retinopathie is drie keer zo hoog bij patiënten met diabetes mellitus met een eetstoornis als bij patiënten met diabetes mellitus
tandbederf.
Deze lijst mag alleen door psychologen wor-
4
den besteld en gebruikt. Screeningsvragenlijsten voor eetstoornissen In de intake dient naast bovengenoemde somatische symptomen specifiek navraag te worden gedaan naar eetgedrag, zorgen over het gewicht en naar methodes die worden gebruikt voor gewichtsmanagement. Ook vragen naar therapietrouw in het gebruik
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
4
daging waarbij een goede signalering met de
SCOFF-vragenlijst - Wekt u braken op omdat u zich met een ‘volle maag’ niet goed voelt? - Bent u bang dat u geen controle meer heeft over de hoeveelheid die u eet? - Bent u meer dan 7 kg afgevallen in drie maanden tijd? - Denkt u dat u te dik bent, terwijl anderen vinden dat u mager bent? - Vindt u dat voedsel een belangrijke plaats inneemt in uw leven? Indien twee of meer vragen met ja worden beantwoord, is de kans dat er een eetstoornis in het spel is > 90%.
genoemde vragenlijsten wordt aanbevolen, evenals de ontwikkeling van specifiek op de doelgroep aangepaste behandeling ter voorkoming van complicaties. Casus 1 Man, 46 jaar, gehuwd, 1 kind. Body mass index (BMI) 32 kg/m2, uitgebreide cardiovasculaire problematiek waardoor een hartinfarct en een CVA in de afgelopen twee jaar. Verdere klachten betreffen slecht slapen, piekeren, somberheid, vermoeidheid, minder concentratie en regelmatig nachtmerries. Bij de diëtist lukt het niet meer om af te vallen. Zijn glucosewaarden fluctueren en het HbA1c was te hoog. De cliënt wordt verwezen naar een psycholoog, omdat hij zijn eetgedrag niet onder controle kan krijgen. Hij heeft een aantal keren per week eetbui-
Behandeling
en, die hij niet kan stoppen. De psycholoog
Een eetstoornis vraagt om een multidiscipli-
diagnosticeert een eetstoornis NAO (type
1
naire aanpak. Een goede behandeling van
eetbuistoornis).
een diabetespatiënt vindt dan ook plaats in
De behandeling richt zich in eerste instantie
9
een multidisciplinair diabetesteam. Een
op het afbouwen van de eetbuien. Hierbij
psycholoog met kennis van diabetesmana-
blijkt de cliënt erg angstig te zijn voor hy-
gement kan een verbindende rol spelen in de
po’s. Als hij het gevoel heeft dat zijn bloed-
behandeling van de somatiek en de psychi-
glucose te laag is, gaat hij extra eten en kan
sche klachten van patiënten met diabetes
moeilijk stoppen. Vooral in de avond komt
mellitus en een eetstoornis. Behandeling van
dit regelmatig voor. Cliënt blijkt bang te zijn
de eetstoornis gebeurt bij voorkeur door
een hypo te krijgen en er ‘in te blijven’. Zijn
middel van cognitieve gedragstherapie bij
angst heeft te maken met het achterlaten
een gespecialiseerde psycholoog of psycho-
van vrouw en kind. Deze angst is groter dan
therapeut die samenwerkt met het diabetes-
zijn angst te kunnen overlijden. De angst-
team. Wat de behandeling complex maakt,
klachten zijn behandeld met cognitieve ge-
is dat bij een eetstoornis lijngericht eetge-
dragstherapie en psycho-educatie. Hij heeft
drag wordt afgeraden, omdat het eetbuien in
zich aangemeld voor een cursus in het zie-
de hand kan werken. Dit is in tegenstelling
kenhuis, gericht op het omgaan met hypo’s.
tot het reguliere dieetmanagement bij diabe-
De behandeling is succesvol afgerond, de
tes, waarbij vet- en koolhydraatrijk voedsel
eetbuien zijn verdwenen en zijn BMI is ge-
(met name monosachariden) dient te wor-
daald naar 29 kg/m2 in zes maanden tijd.
den beperkt en waarbij management van de koolhydraatverdeling over de dag van belang
Casus 2
is. Doel is om een goed compromis te vinden
Vrouw, 19 jaar, sinds een jaar op kamers.
tussen. De behandeling is daarmee een uit-
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
5
BMI 17,9 kg/m2, wordt aangemeld bij de
de calorieën die ze dagelijks tot zich nam en
psycholoog met verdenking op een eetstoor-
ging ook steeds minder vaak naar studen-
nis na screening met de SCOFF door de
tenfeestjes om een teveel aan calorieën te
huisarts. Cliënte is al sinds de diagnose van
vermijden. Ze bezocht op aandringen van
diabetes mellitus type 1 (op haar 10e) onder
haar moeder de huisarts vanwege toene-
behandeling bij een diabetesteam. Ze heeft
mende vermoeidheid en het uitblijven van
goed contact met de internist en diabetes-
haar menstruatie. Zelf dacht ze dat dit met
verpleegkundige en heeft in het begin ook
tentamenstress te maken had.
een paar jaar een diëtiste bezocht. Omdat zij
De psycholoog stelt op basis van de intake
inmiddels goede vaardigheden heeft ontwik-
en aanvullend vragenlijstonderzoek vast dat
keld in haar diabetesmanagement, is de
cliënte lijdt aan anorexia nervosa. Met be-
frequentie van contact met het diabetesteam
hulp van psycho-educatie en cognitieve ge-
verminderd in de loop van de tijd.
dragstherapie wordt de behandeling ingezet.
Toen cliënte net op kamers woonde had zij
In samenwerking met de diëtist van het
een gezond gewicht met een BMI van 23,0
diabetesteam wordt haar voedingsadvies
2
kg/m . Zij kreeg het gevoel dat haar huisge-
aangepast. Geleidelijk is het gewicht weer
noten allen mooier en slanker waren dan zij
gaan stijgen en bij een BMI van 19,5 kg/m2
zelf. Ze kreeg van een huisgenoot de op-
kwam ook haar menstruatie weer op gang.
merking dat ze zo veel at op een dag. Hier-
Inmiddels, nu een jaar na aanmelding, is het
door werd zij onzeker en is zij gaan afvallen.
gewicht van cliënte gestabiliseerd en is haar
Ze is zelfstandig gaan puzzelen met haar
bloedglucose weer goed onder controle. De
insuline en kwam erachter dat het goed mo-
behandeling bij de psycholoog wordt nog
gelijk was om verder af te vallen als ze nog
voortgezet met het oog op terugvalpreven-
minder insuline gebruikte. Dit afvallen gaf
tie. Ook wordt nog specifiek behandeling
haar aanvankelijk een goed gevoel, ze voel-
ingezet ter verbetering van het negatieve
de zich minder onzeker en kreeg lovende
zelfbeeld van cliënte.
opmerkingen. Ze viel steeds verder af, wat haar een gevoel van controle gaf. Ze telde
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
6
Referenties
1. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ. Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van Eetstoornissen. Trimbos-instituut, Utrecht, 2006. 2. Fairburn CG. Cognitive behavior therapy and eating disorders. Guildford Press, New York, 2008. 3. Bernstein CM, Stockwell MS, Gallagher MP, et al. Mental health issues in adolescents and young adults with type 1 diabetes: prevalence and impact in glycemic control. Clinical Pediatrics 2013;52:10-15. 4. Verrotti A, Catino M, Chiarelli F. Eating disorders in adolescents with type 1 diabetes mellitus, review. Acta Diabetologica 1999;36:21-5. 5. Pinhas-Hamiel O, Levy-Shraga Y. Eating disorders in adolescents with type 2 and type 1 diabetes. Current Diabetes Reports, 2012. 6. Huizer S, Jansen A. Risicofactoren voor eet(bui)stoornissen bij overgewicht; validatie van een nieuw ontworpen meetinstrument. Masterscriptie Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie 2009; Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht. 7. www.psydi.nl. Geraadpleegd februari 2013. 8. Jansen, A. Eating disorder examination. Lisse: Swets & Zeitlinger, 2000. 9. Nederlandse Diabetes Federatie. NDF zorgstandaard Transparantie en kwaliteit van diabeteszorg voor mensen met diabetes type 2. Amersfoort, juli 2007.
Juli 2014 Eetstoornissen en diabetes
7
Glucerna® 1.5 (1.5kcal/ml) Doeltreffende controle bij diabetes
> aangepaste koolhydraatsamenstelling voor vertraagde glycemische respons en verbeterde bloedglucosewaarden1-5 > aangepaste vetsamenstelling voor verbeterd lipidenprofiel en verminderd cardiovasculair risico6-12 > vezels (FOS)
et zorg samengesteld door M onze masterchefs in Zwolle
1. Jenkins DJ, et al: Diabetologia 1982; 2. Fibersol-2: A soluble,non-digestible, starch-derived dietary fibre. In: McCleary B, Prosky L, eds. Advanced Dietary Fibre Technology. Oxford, UK: Blackwell Science; 2001:509-523; 3. Tokunaga K, Matsuoka A: Effect of a [FOSHU] which contains indigestible dextrin as an effective ingredient on glucose and lipid metabolism. J Jpn DiabetesSoc 1999;42:61-65.; 4. Sentko A, Willibald-Ettle I: Palatinose™ (isomaltulose). Leatherhead Ingredients Handbook Sweeteners, 2007, 3rd ed.; 5. Lina BAR, Jonker D, Kozianowski G: Isomaltulose (Palatinose™) – a review of biological and toxicological studies.Food Chem Toxicol 2002;40:1375-1381. 6. Parillo M et al., A high monounsaturated fat/low carbohydrate diet improves peripheral insulin sensivity in non-insulnin dependent diabetic patients, Metabolism 1992;41:1373-1378; 7. Grundy SM, Florentin L, Nix D, et al: Comparison of monounsaturated fatty acids and carbohydrates for reducing raised levels of plasma cholesterol in man. Am J Clin Nutr 1988;47:965-969 8. Mensink RP, Katan MJB: Effect of monounsaturated fatty acids and carbohydrates on high-density lipoproteins in healthy men and women, Lancet 1987 9. KrisEtherton PM, et al. Am J Clin Nutr. 1999;70:1009-1015 10. Craig LD, et.al. Nutr 1998;14:529-534 11. Lichtenstein AH, et al. Circulation 2006;114:82-96 12. Muls E. Clin Nutr 1998; 17 (suppl2) 18-25)
ADE
IN
Ook verkrijgbaar in 0,9 kcal/ml
AN
D
M
HOLL