Doktersroman
Doktersroman Het schrijfteam van ‘Eerste hulp bij hartkloppingen’
ijs pr 50
es
2,
vi
€
Zittend: Imara Nieuwenhof, Sien van der Eijck en Lauretta Deurloo
Ad
Staand van links naar rechts: Rieke Demirbas – Greevenbosch, Maria Maaswater, Neeltje Jans, Mieke Westerman en Alexina Sneijders.
Eerste hulp bij hartkloppingen
Doktersroman Havenziekenhuis
Eerste hulp bij hartkloppingen
12
Doktersroman Havenziekenhuis
Eerste hulp bij hartkloppingen
1
2
Doktersroman Havenziekenhuis
Eerste hulp bij hartkloppingen Wat is er toch aan de hand in het Havenziekenhuis? Het gezellige Rotterdamse binnenstadziekenhuis aan de Maas staat bekend om haar goede zorg mét persoonlijke aandacht, maar blijkt ook bol te staan van de romantische verhalen. Een aantal medewerkers besloot de belevenissen van de haven, zeelieden, de zusters en de dokters op te schrijven. Wees gerust, op de locaties na is alles verzonnen. Of toch niet…? SKVR Schrijven begeleidde de medewerkers. In het dagelijks leven houden zij zich naast hun (zorg)taken onder andere bezig met de voorlichting van patiënten. Daarbij is het belangrijk om de informatie begrijpelijk en toegankelijk op te schrijven. Het maken van een doktersroman was een uitstekende oefening. Het resultaat? Acht romantische verhalen die zich afspelen in en om het Havenziekenhuis en u laten huilen, beven of lachen. Krijgt u het warm van alle romantische verhalen? Neem dan even pauze met de puzzels achterin dit boekje. Veel plezier!
Afdeling Communicatie
De doktersroman van het Havenziekenhuis is mogelijk gemaakt door een bijdrage van het BE Ruysfonds en (logo)vermeldingen van Aerde, Van Bebberen, The Competence Group, Topmovers, Logilabel en Mc Kesson, waarvoor onze hartelijke dank. 3
Doktersroman Havenziekenhuis
Colofon Copyright © 2014 Havenziekenhuis Auteurs: Rieke Demirbas-Greevenbosch, Maria Maaswater, Neeltje Jans, Mieke Westerman, Alexina Sneijders, Imara Nieuwenhof, Sien van der Eijck en Lauretta Deurloo Druk: Wegener NieuwsDruk B.V., Apeldoorn Omslagontwerp: De Jongens Ronner Vormgeving binnenwerk: BC Uitgevers, Sneek
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Disclaimer De verhalen in deze doktersroman, zijn fictief en hebben geen betrekking op personen die bij het Havenziekenhuis werken, of op patiënten of bezoekers. Ook alle concrete gevallen of specifieke (medische) situaties of procedures zijn bedacht. Eventuele gelijkenissen of overeenkomsten met de werkelijkheid berusten op toeval. Aan de informatie in deze doktersroman kunnen geen rechten worden ontleend. 4
Doktersroman Havenziekenhuis
Eerste hulp bij hartkloppingen
Liefde in een notendop
Imara Nieuwenhof
pagina
Geïsoleerden
Rieke Demirbas-Greevenbosch
pagina 23
Ingehaald door liefde
Lauretta Deurloo
pagina 35
Facebook-flirt
Maria Maaswater
pagina 47
Tropenliefde
Mieke Westerman
pagina 59
De nieuwe dokter
Alexina Sneijders
pagina 69
Honger naar liefde
Sien van der Eijck
pagina 81
Veilige haven
Neeltje Jans
pagina 89
Puzzels
7
pagina 101 5
Eerste hulp bij hartkloppingen
6
Eerste hulp bij hartkloppingen
Liefde in een notendop
Hoofdstuk I
‘L
oes, Loes, waar ben je?’ Alle kinderen op het kinderfeestje zochten al een kwartier naar Loes, maar niemand kon haar vinden. ‘Misschien is ze op haar kamer,’ opperde Nout, haar broertje van zes. Loes vierde vandaag haar achtste verjaardag met haar vriendjes en vriendinnetjes. Ze hadden al veel spelletjes gedaan en daarbij hoorden natuurlijk ook chips en nootjes. Haar vader, Johan, hoorde pas net van Nout dat Loes onvindbaar was. Hij stond op dat moment bij het toilet en bedacht onmiddellijk dat ze daar misschien zou kunnen zijn. ‘Loes, Loesje, zit je op de wc?’ riep hij. Tegelijkertijd bonsde hij hard op de deur en bleef roepen. De deur zat op slot. Hij legde zijn ene oor tegen de deur en terwijl hij een vinger tegen zijn mond legde, fluisterde hij: ‘Sstt, sstt,’ tegen de kinderen. Alle kinderen keken gespannen naar hem. Hij meende een klein kreuntje te horen. Hij haalde een schroevendraaier waarmee hij de deur opende. Loes zat voorover gebukt met haar gezicht boven de toiletpot en kreunde: ‘Papa, ik ben zo misselijk en heb heel veel buikpijn.’ Op dat moment gaf ze over. ‘Wat heb je in ’s hemelsnaam allemaal gegeten?’ vroeg Johan geschrokken. ‘Ik weet het niet meer, ik ben zo ziek!’ Kwaad nam haar vader zijn mobiel en belde de huisarts. ‘Eet dan ook niet altijd alles door elkaar!’ ‘Maar ik heb helemaal geen chips gegeten, alleen maar een paar nootjes, papa,’ snikte Loes. Haar gezichtje was wit weggetrokken en ze zat te klappertanden op de wc. Alle kinderen keken meelevend naar Loes. Johan legde de telefoon neer en zei dat de huisarts zo zou komen. Johan 7
Eerste hulp bij hartkloppingen
baalde ervan dat dit nou juist nu moest gebeuren. Hij had al opgezien tegen heel dat kinderfeestje en nu ook nog dit! Dat stomme kind ook. Dat kwam er nou van als je kinderen hun zin gaf. Was haar moeder er nog maar, dan zou dit nooit gebeurd zijn, dacht hij. Even later ging de bel en daar stond gelukkig de dokter. Al pratende liepen ze samen naar de huiskamer, waar alle kinderen ondertussen zielig om Loes heen zaten. De dokter vroeg aan Loes wat er precies aan de hand was. ‘Nou, ik was aan het spelen en toen werd ik opeens misselijk en moest ik heel erg overgeven. Ik heb ook heel erg buikpijn,’ vertelde Loes nog steeds klappertandend. De dokter onderzocht haar ondertussen van top tot teen. ‘Ben je alleen misselijk en heb je buikpijn of heb je ook ergens anders last van?’ ‘Nee, nee, ik heb alleen buikpijn,’ antwoordde Loes. De dokter onderzocht haar goed en zag dat ze geen opgezwollen ogen of gezicht had. ‘Wat heb je allemaal gegeten, Loes?’ ‘Nou, alleen wat nootjes. Helemaal geen chips of zo.’ ‘En verder echt niks, Loes?’ ‘Nee, dokter, echt niet!’ ‘Wat heeft ze nou, dokter?’ vroeg Johan ongeduldig. Nadat de dokter Loes onderzocht had, zei hij: ‘Ik vermoed dat ze een allergische reactie heeft. Het lijkt me goed als er een keer uitgezocht wordt waar Loes allergisch voor is. ‘Heb je vaker noten gegeten, Loes, of is dit de eerste keer?’ ‘Dat weet ik echt niet meer, dokter.’ Ook Johan moest het antwoord schuldig blijven. Gelukkig bleef de dokter nog even en in die tijd knapte Loes langzaam wat op. ‘Als het erger was geworden, had ik haar een injectie moeten geven,’ zei de dokter tegen Johan. Bij het weggaan, raadde hij Johan aan om samen met Loes een afspraak te maken bij een kinderallergoloog. Dit keer was het dan gelukkig goed afgelopen, maar dat had ook anders gekund. Na een tijdje voelde Loes zich weer een heel stuk beter. Ze vroeg wat er nu ging gebeuren. ‘We moeten van de dokter naar een kinderallergoloog,’ antwoordde Johan wat mopperend. Veel zin had hij er niet in. Het was ook altijd wat met die kinderen! Ergens diep van binnen wist hij wel dat hij zich zorgen moest maken, maar daar wilde hij op dat moment helemaal niets van weten. Het idee dat 8
Eerste hulp bij hartkloppingen
er echt wat zou kunnen gebeuren, zette hij onmiddellijk van zich af, daar was hij veel te bang voor.
Hoofdstuk II Johan stond met Loes aan de balie van de receptie van het Havenziekenhuis. ‘O, ik zie het al,’ zei een vriendelijke receptioniste. ‘U moet naar KinderHaven. Dat zit niet hier, maar in het andere gebouw, zo’n vijf minuten hier vandaan. Dat gebouw heet Buitenhaven en daar zitten ook dokters.’ Johan keek naar buiten en zag dat het hard was gaan regenen. Hij trok Loes aan haar arm en wilde haar op die manier meetrekken naar buiten. De receptioniste zag dit. Snel wenkte ze naar een meneer die ook aan de balie stond en fluisterde hem wat in zijn oor. ‘Meneer, meneer,’ riep ze, toen Johan net de deur uit wilde stappen naar buiten. ‘U kunt met de Sleeptros mee.’ ‘De Sleeptros? Wat is dat nou weer?’ ‘Dat is onze elektrische Haventaxi. Die vervoert patiënten en bezoekers tussen het Havenziekenhuis, Buitenhaven, metrostation Oostplein en de parkeerplaats bij Tropicana,’ vertelde ze vriendelijk. ‘Tropicana, Tropicana? Ik hoef toch helemaal niet naar Tropicana?’ ‘Nee, meneer, natuurlijk niet,’ antwoordde ze weer geduldig. Hij brengt u en uw dochtertje droog naar Buitenhaven, waar KinderHaven zit.’ Al mopperend trok hij Loes met zich mee, stapte naar buiten en liet zich al zuchtend achterover vallen op een van de stoelen. Loes vond het leuk. Ze lachte even lief naar de chauffeur. Alsof ze zich zo wilde verontschuldigen voor het gedrag van haar vader. Eenmaal droog aangekomen bij Buitenhaven, namen ze de lift naar de vijfde etage, naar KinderHaven. Enthousiast riep Loes: ‘O papa, kijk nou eens, wat is het hier leuk! Allemaal speelgoed en andere kinderen om mee te spelen!’ Johan moest toegeven dat het inderdaad een mooie ruimte was. Een prachtig uitzicht over een mooi stukje Rotterdam. Alweer werden ze ontvangen door vriendelijke baliemedewerksters. Eerst werden de gegevens gecontroleerd en daarna was het een kwestie van wachten. Loes zat inmiddels al op een fietsje en speelde met de andere kinderen. Johan bladerde wat verveeld een tijdschrift door. Na een tijdje 9
Eerste hulp bij hartkloppingen
hoorde Loes haar naam. ‘Papa, we zijn aan de beurt!’ Johan keek op uit zijn tijdschrift en stelde zich voor aan de dokter die voor hem stond. Ze gaf hem vriendelijk een hand, bukte zich voor Loes en gaf haar ook een hand. ‘Dag Loes, ik ben dokter Julia. En wie ben jij?’ ‘Ik ben Loes en ik ben al acht.’ ‘Zo...’ antwoordde dokter Julia, ‘ben jij al acht jaar?’ Gezellig kletsend liepen ze met zijn drieën de spreekkamer van dokter Julia binnen. Terwijl Johan aan het bureau plaatsnam, zag Loes dat dokter Julia enigszins afwachtend naar haar vader zat te kijken. Hij zei niks. Loes kon niet goed tegen deze stilte en nam daarom zelf maar het woord door te zeggen dat ze misschien allergisch was voor nootjes. ‘Vertel dan maar eens verder’, lachte dokter Julia. ‘Wat is er gebeurd?’ Loes deed haar verhaal. Dat ze zo ziek was geworden op haar kinderfeestje en dat dat volgens de huisarts was gekomen omdat ze een paar nootjes had gegeten. En dat papa boos op haar was geweest omdat die dacht dat ze van alles door elkaar had gegeten. Maar dat was helemaal niet zo. Ondertussen zat Johan voor zich uit te staren. Toen Loes klaar was met haar verhaal, richtte dokter Julia het woord tot hem. ‘Nou, papa van Loes, dan zult u wel heel erg geschrokken zijn door wat er met uw dochter gebeurde tijdens het kinderfeestje!’ Johan keek haar strak aan en haalde zijn schouders op. ‘Valt best mee, dat kind moet niet van alles door elkaar eten.’ ‘Maar papa, dat heb ik toch ook helemaal niet gedaan, dat heb ik al honderd keer tegen je gezegd, maar je luistert nooit naar mij!’ Dokter Julia keek van de een naar de ander en dacht er het hare van. Ze vond het een verontrustend verhaal. En het feit dat Loes haar het hele verhaal vertelde en haar vader zijn mond niet opendeed, baarde haar nog meer zorgen. Meestal begonnen de ouders met vertellen. Dat bracht haar op het volgende: ‘Het is misschien een brutale vraag, maar waar is de moeder van Loes?’ Loes schrok en keek direct haar vader aan die nors antwoordde dat zijn vrouw zo’n vijf jaar geleden overleden was aan kanker. En direct daar achteraan volgde een heel klaagverhaal. ‘U wilt niet weten hoe moeilijk het soms voor mij is. Ik sta er al die jaren helemaal alleen voor. Het valt mij soms zwaar om in mijn eentje voor twee kinderen te moeten zorgen. Ik heb weinig hulp en verwacht dat ook van 10
Eerste hulp bij hartkloppingen
niemand. Ik word grotendeels in beslag genomen door mijn werk als directeur van mijn eigen drukkerij. Gelukkig heb ik kinderopvang buiten de deur geregeld, dus daar heb ik geen omkijken naar. Maar beslissingen rondom de kinderen moet ik toch nog altijd alleen nemen en dat valt niet mee.’ Hij slaakte een diepe zucht en keek Julia een beetje vertwijfeld aan. Dokter Julia fronste bezorgd haar wenkbrauwen en keek beurtelings naar Loes en haar vader. Ze stond op en liep naar het raam. Langzaam begon ze wat meer begrip te krijgen voor deze norse, chagrijnige man. Ze probeerde zich in zijn situatie te verplaatsen en weloverwogen zei ze: ‘Ik begrijp het. Het lijkt mij ook niet gemakkelijk om in je eentje de verantwoording voor twee kinderen te moeten dragen en daarbij ook nog eens als directeur verantwoordelijk te zijn voor een eigen bedrijf. En ik begrijp ook dat u, nadat u uw vrouw verloren bent, ontzettend bang bent geworden om nog iemand te verliezen. Daarom is het belangrijk dat er een huidtest gedaan wordt bij Loes. Daarmee kunnen we zien of ze echt allergisch is voor nootjes zodat we, als dat nodig mocht zijn, kunnen voorkomen dat haar ooit iets overkomt.’ Hij zat daar maar en zei niets. Loes kreeg het benauwd en ook dokter Julia dacht dat er aan de stilte nooit een eind zou komen. ‘Nee, nu niet. Ik heb hier geen zin in!’ Waarom moest zo’n vrouw het allemaal beter weten? Hij had hier toch allemaal niet om gevraagd. Loes keek verschrikt naar dokter Julia. Wat ging er nu gebeuren? Hij schoof zijn stoel naar achteren, keek Loes aan en commandeerde haar mee te komen. ‘Kom, we gaan weg.’ Dokter Julia keek vol medelijden naar Loes en zei toen met zachte stem dat dat heel jammer zou zijn. Loes keek zielig naar dokter Julia en hoopte maar dat ze papa toch nog over kon halen om te blijven en die huidtest te doen. ‘U zou toch niet echt willen dat er iets met uw dochter gebeurde, of wel?’ vroeg ze dringend, terwijl Johan al aanstalten maakte om te vertrekken. ‘Nee, natuurlijk niet,’ antwoordde hij boos. ‘Dan raad ik u toch aan om binnenkort nog eens op KinderHaven te komen om dan de huidtest te laten doen. Daarbij keek ze Loes aan die haar vol verrukking aanstaarde. Dokter Julia bleef geduldig en vriendelijk. Het leek erop dat Johan toch enigszins ontdooide. Hij gromde dat hij dan wel een afspraak zou maken. Triomfantelijk keek Loes naar dokter Julia. ‘Nou Loes, dan zie ik je binnenkort weer op KinderHaven, vind je dat goed?’ ‘Ja, fijn,’ antwoordde Loes opgetogen en ze dacht tegelijkertijd: ‘Dan zie ik 11
Eerste hulp bij hartkloppingen
dokter Julia weer, wat is ze lief!’ Met zijn drietjes liepen ze de spreekkamer uit en na het maken van een afspraak zwaaide dokter Julia naar hen: ‘ Tot de volgende keer!’
Hoofdstuk III Peinzend stond Julia voor het raam van haar spreekkamer. Ze zag in gedachten weer Johan en Loes voor zich. Wat een bijzonder stel, dacht ze. Johan, lang, slank en knap met donker krullend, kort geknipt haar en Loes, die helemaal niet leek op haar vader. Zij zou dan wel veel van haar moeder weg hebben, dan kon bijna niet anders. Dat blonde, lieve koppie en hoe ze spontaan haar hele verhaal had verteld. Ze had de indruk dat het niet altijd even gemakkelijk moest zijn voor Loes, zonder moeder, op die leeftijd. En een vader, die het zelf al moeilijk genoeg had. Meestal werd een huidtest meteen bij het eerste bezoek al gedaan, maar Julia was bang geweest dat als ze nog meer had aangedrongen, Johan helemaal niet meer terug zou zijn gekomen. Jammer dat hij niet had willen inzien hoe belangrijk het was om die test meteen te laten doen. Ze begreep dat hij niet nog iemand wilde verliezen en dat had ze ook tegen hem gezegd. Dat leek nog niet genoeg tot hem doorgedrongen te zijn. In plaats daarvan kreeg ze nu het gevoel dat juist die opmerking hem in het verkeerde keelgat was geschoten. Zou zijn angst dan zo diep zitten? Vrolijk huppelend liep Loes naast haar vader. ‘Wat een lieve dokter, he papa?’ ‘Mmm, wat zeg je?’ ‘Nou, ik zeg dat ik vind dat dokter Julia een lieve dokter is!’ ‘Ja, ja, dat zal wel.’ Johan was diep in gedachten verzonken. Alles wat hij wilde was nadenken. Over Julia. Want als hij eerlijk ten opzichte van zichzelf was, vond hij dat Loes wel een beetje gelijk had. Het was een aardige en vriendelijk vrouw, die dokter Julia. Een vriendelijke uitstraling, een stuk kleiner dan hijzelf en lichtblond, krullend haar tot op haar schouders. Met een beetje fantasie zou je bijna kunnen denken dat ze op zijn overleden vrouw leek. Hij schatte haar een paar jaar jonger dan zichzelf. Hij betrapte zich erop dat hij hoopte dat ze niet getrouwd was en kinderen had. Hij wist het niet en probeerde haar van zich af te zetten. Dat lukte niet, want haar opmerking had hem geraakt. Ze had helemaal gelijk. Hij was ontzettend bang geworden nog iemand te verliezen. Met die angst leefde hij al sinds zijn vrouw was overleden. Die angst 12
Eerste hulp bij hartkloppingen
had hij al die jaren voor iedereen weten te verbergen. En opeens verscheen er iemand in zijn leven die precies datgene waar hij al die jaren zo bang voor was geweest, zo maar had benoemd. Hoe wist ze dat? Had ze het in zijn ogen kunnen lezen of was het een gok geweest? Hoewel hij bang was voor het eerste, moest hij toegeven dat hij dat tegelijkertijd ook heel fijn vond. Met die norse houding maskeerde hij zijn kwetsbare kant. Dat wist hij van zichzelf heel goed en dat wilde hij voor de buitenwereld graag zo houden. Voor de buitenwereld wel, maar voor een vrouw als Julia? Hij moest toegeven dat zijn humeur, sinds de ontmoeting met Julia, er beter op geworden was. ‘Zullen we zo een ijsje gaan eten?’ vroeg hij daarom aan Loes. ‘Ja, lekker,’ glimlachte ze, ‘maar zonder nootjes. Dat zei dokter Julia nog, hè pap? Dat ik geen nootjes meer mag eten!’ Een ijsje? Dat was lang geleden dat haar vader haar spontaan een ijsje had aangeboden. Waar had ze dat aan te danken?
Hoofdstuk IV Julia had de spreekuurlijst voor zich liggen. Ze bekeek hem aandachtig en zag dat vandaag als laatste Johan en Loes op de lijst stonden. Op de een of andere manier voelde ze een lichte blijdschap. Mmm, gek, dat had ze al lang niet meer gevoeld. Hoe kwam dat toch? Wat zag ze in deze man? Ze was de dagen na zijn bezoek aan hem blijven denken. Haar nieuwsgierigheid verbaasde haar. Hoe was hij als hij zijn norse, chagrijnige houding liet varen? Ze hoopte dat ze bij dit bezoek een glimp van die andere Johan kon opvangen. Vanochtend was ze niet zo blij opgestaan. Ze had gisteravond de zoveelste aanvaring met haar ex gehad. Zo’n half jaar geleden waren ze, na een relatie van vier jaar, uit elkaar gegaan, maar hij hield haar nog steeds in de gaten. Hij belde haar te pas en te onpas en het begon vervelende vormen aan te nemen. Ze had al een paar keer op het punt gestaan de politie te bellen, maar dat was telkens net niet nodig geweest. Gisteravond had het niet veel gescheeld. Ze was met een vriendin uit eten geweest toen hij plotseling voor haar neus had gestaan. Hij had haar bedreigd en gezegd dat ze een trut was om iemand als hem de bons te geven. Hij zou er wel voor zorgen dat ze daar spijt van zou krijgen. De eigenaar van het restaurant had eraan te pas moeten komen om hem tot bedaren te brengen. Zo was het gelukkig met een sisser afgelopen. 13
Eerste hulp bij hartkloppingen
In gedachten verzonken liep Julia richting balie. Nieuwsgierig keek ze rond en ja hoor, ze zag Loes al racend op een fietsje met andere kinderen spelen en even later ontwaarde ze Johan ook, zittend aan de tafel met een tijdschrift. Toen ze de twee binnenriep, zag ze tot haar verbazing dat ze met zijn drietjes waren. Nout, het broertje van Loes, was ook meegekomen. ‘Excuses, dokter,’ zei Johan direct, ‘maar ik had geen oppas. De school had een studiedag zodat hij vandaag vrij was, dus moest ik hem wel meenemen.’ ‘Geen probleem, hoor,’ antwoordde Julia, ‘dan leer ik hem ook kennen.’ ‘Hallo, ik ben dr. Julia en wie ben jij?’ ‘Ik ben Nout.’ In een oogopslag zag Julia dat Nout als twee druppels water op zijn vader leek. Hetzelfde donkere krulhaar en dezelfde kleur ogen. Gezamenlijk liepen ze naar de spreekkamer. Toen ze zaten vroeg Nout aan zijn vader of hij mocht gaan spelen in de wachtkamer. ‘Ja, natuurlijk,’ antwoordde dr. Julia vriendelijk waarop Johan haar onmiddellijk boos aankeek. O jee, wat heb ik nou gedaan, dacht ze. ‘Nee, je blijft gewoon hier,’ zei Johan op boze toon. Onmiddellijk had hij spijt van deze woorden. Terwijl zij gewoon aardig tegen Nout probeerde te zijn, verpestte hij dat direct door op deze manier te reageren. Na het vorige bezoek en de manier waarop Julia hem geraakt had, had hij zich nu voorgenomen om zich tegenover haar wat vriendelijker op te stellen. Hij besefte dat dat de enige manier was om haar beter te leren kennen. Julia richtte zich maar snel tot Loes om de sfeer niet nog meer te verpesten. ‘Hoe gaat het met je? Heb je nog ergens last van gehad?’ ‘Nee, dr. Julia, het gaat goed met mij.’ ‘Nou, dat is fijn. Dan gaan we maar meteen beginnen met de test, ben je daar klaar voor?’ Loes knikte en dr. Julia begon te vertellen hoe de test in zijn werk ging. Eerst zou de doktersassistente wat druppeltjes op haar arm leggen. Daarvoor moest ze natuurlijk haar arm netjes stil houden. Daarna gaf de doktersassistente in iedere druppel een klein prikje tot in de huid. Na ongeveer een kwartiertje zou ze met een speciale stift, om ieder bultje een rondje op Loes’ arm tekenen, om op die manier de omtrek van ieder bultje te meten. In de tussentijd kon ze wat last van jeuk krijgen en mocht ze absoluut niet krabben! ‘Doen die prikjes pijn?’ vroeg Loes toch een beetje benauwd. ‘Die voel je echt maar een heel klein beetje,’ stelde dr. Julia haar gerust. 14
Eerste hulp bij hartkloppingen
Loes knikte. ‘Dan mogen jullie nu nog even terug naar de wachtkamer. De doktersassistente komt jullie zo roepen voor de test. Daarna komen jullie weer bij mij terug voor de uitslag.’ Toch een klein beetje gespannen liepen ze weer terug richting wachtkamer. Nout wilde graag met Johan een potje tafelvoetballen. Loes zag de playstation en was al snel verdiept in een spelletje. Op dat moment speelden er nog meer kinderen in de wachtkamer. Aan de grote tafel zaten meerdere ouders. Er was voldoende speelgoed. Puzzels, poppenwagentjes, poppen en leesboekjes voor alle leeftijden. Aan sommige kinderen zag je niets, maar er waren er ook een paar die heftige, rode plekken op armen, benen of in het gezicht hadden. Dat was eczeem en die kinderen gingen naar het spreekuur van de dermatoloog. Ook waren er kinderen die naar een longarts gingen. In het midden van de wachtkamer stond een grote, houten speelgoedboot waar goed gebruik van werd gemaakt. Het was een gezellige, drukke boel. Plotseling werd Loes geroepen door een doktersassistente. ‘Jullie mogen zo meteen weer verder gaan met waar jullie nu mee bezig zijn, hoor!’ lachte ze vriendelijk, maar Nout wilde heel graag blijven spelen in de wachtkamer. Dit keer mocht het van zijn vader en hij hervatte zijn voetbalspel, nu samen met een ander kind. Vriendelijk gaf de doktersassistente Loes en Johan een hand en stelde zich voor. Vervolgens gingen ze de huidtestkamer in en legde Loes haar arm op tafel. Johan keek toe. Ze legde nog eens uit wat er precies zou gebeuren en daar lagen de eerste druppeltjes al op haar arm. Daarna volgden de prikjes. Loes vond dat het snel gebeurd was. ‘Niet krabben als je jeuk krijgt,’ zei de doktersassistente. ‘Ik kom jullie over een kwartiertje weer ophalen!’ Loes was opgelucht dat het voorbij was en huppelde vrolijk de wachtkamer in. Johan ging weer zitten aan de tafel en probeerde zich te concentreren op een artikel in een tijdschrift. Dat viel nog niet mee, want de kinderen waren behoorlijk luidruchtig en zijn gedachten dwaalden telkens af naar dr. Julia. Wat was ze mooi en zo lief voor Loes. Gelukkig had een eigen bedrijf ook zijn voordelen. Hij kon daarom nu zelf mee met Loes. Met als gelukkige bijkomstigheid dat hij daardoor Julia had ontmoet. Zo mijmerend zat hij met een bekertje koffie het tijdschrift wat door te bladeren, toen hij vanuit een ooghoek een man aan de balie zag staan. Hij droeg een grijs kostuum en zo van achteren zag hij er als een gentleman uit 15
Eerste hulp bij hartkloppingen
en beter dan Johan zelf. Johan droeg een vale spijkerbroek met daarop een rode trui en aan zijn voeten zaten afgetrapte schoenen. Ook hierin miste hij zijn vrouw die altijd voor zijn kleren zorgde en natuurlijk voor die van zijn kinderen. De man keek zoekend om zich heen. De baliemedewerkster legde de telefoon neer, waarop zij het woord tot hem richtte. Hij vroeg iets waarna de medewerkster nee schudde en tegelijkertijd opstond. De man liep richting spreekkamer van Julia. De baliemedewerkster rende hem in de gang voorbij. Daarop dwong ze hem tot staan en waarschijnlijk verzocht ze hem te wachten tot dr. Julia klaar was. Hij draaide zich om en met grote passen beende hij richting de tafel waar Johan en de andere ouders zaten te wachten. Hij ging naast Johan zitten en knikte arrogant naar hem. Johan keek even op, maar dook weer snel in zijn tijdschrift. Op de een of andere manier leek het hem beter om maar net te doen alsof hij dit alles niet gezien had. Ondertussen riep de doktersassistente Loes om de test af te lezen. Loes moest haar arm stil houden en de doktersassistente tekende met een viltstift allemaal rondjes om de desbetreffende bultjes. Daarna mocht Loes, samen met Johan bij dr. Julia naar binnen. ‘Zo, Loes,’ begon dr. Julia. ‘Dan zullen we nu eens kijken welk bultje het meest is opgekomen.’ Ze bekeek aandachtig de arm van Loes en de uitslag van de doktersassistente. Johan en Loes waren muisstil. Opeens vloog de deur open en stond de man in het pak midden in de spreekkamer. Ze schrokken alle drie. De man keek beurtelings naar Loes, Johan en Julia. Zijn blik bleef op de laatste rusten en ongeduldig vroeg hij of hij haar even onder vier ogen kon spreken. Julia hield van schrik een hand tegen haar mond en keek met een verwarde blik naar Johan en Loes. Daarna vroeg ze geschrokken: ‘Marcel, wat doe jij hier?’ Tegelijkertijd stamelde ze tegen Johan en Loes: ‘O jee, sorry voor deze onderbreking. Vinden jullie het goed als ik even met hem meega?’ Loes keek verschrikt naar Johan, die rustig antwoordde dat hem dat helemaal niet gepast leek, maar de meneer in pak luisterde niet en duwde dr. Julia voor zich uit de gang op. Het duurde een hele poos voordat dr. Julia eindelijk terugkwam. Ietwat uit het lood geslagen excuseerde ze zich opnieuw voor deze plotselinge onderbreking en ging verder waar ze mee bezig was. Ze bibberde nog na en zag bleek. Toen Julia opkeek, keek ze recht in de ogen van Johan waardoor ze even in de war raakte. 16
Eerste hulp bij hartkloppingen
‘Gaat het wel met u?’ vroeg Johan op een voor zijn doen vriendelijke manier. ‘Ja, hoor, ik moet alleen nog even bijkomen.’ Ze stond op, vulde haar glas met koud water en dronk dit snel leeg. Dit alles onder de toeziende ogen van Loes en Johan. Ze slikte even en leek zich hierna te hervatten. ‘Nou, Loes,’ zei ze met een nog wat aangeslagen stem, ‘ik heb het gezien, dit bultje is inderdaad een noot en wel de cashew. Dus je ben allergisch voor cashewnootjes.’
Hoofdstuk V ‘Hoe kan dat nou?’ was de dringende vraag van Johan. Hij schrok van deze definitieve uitslag. Het idee dat Loes echt iets zou kunnen overkomen door een allergische reactie, was voor hem angstaanjagend. Gelukkig vertelde Julia er alles over. Ook raadde ze hen aan een afspraak te maken bij de diëtiste van KinderHaven. Natuurlijk mocht Loes vanaf nu geen cashewnoten meer eten, maar er waren misschien nog meer voedingsmiddelen die ze niet mocht eten. Het gesprek liep bijna ten einde toen Loes plotseling opstond en dr. Julia een zoen op haar wang gaf. Julia schrok, maar tegelijkertijd verscheen er ook een glimlach op haar gezicht. Ze keek naar Johan en zag dat de uitdrukking op zijn gezicht veranderd was. In plaats van de nors uitziende man van net, zag ze nu de kwetsbare kant van hem. Op de een of andere manier waren zijn gezichtstrekken zachter geworden waardoor hij breekbaarder leek. En ze had gelijk. Het idee dat hij Loes kwijt zou raken, joeg hem een enorme angst aan. Die angst stond op zijn gezicht te lezen. Ook realiseerde hij zich op zo’n moment hoe belangrijk het voor Loes was, een moederfiguur te hebben. ‘Wat doe je nou, Loes?’ zei hij op bozere toon dan dat hij eigenlijk bedoelde. ‘Ik geef dr. Julia een kus omdat ik haar zo lief vind.’ ‘Geeft niks, hoor,’ antwoordde Julia en ze durfde zelfs naar hem te knipogen. Zou die knipoog betekenen dat zij hem doorzag? Had ze gemerkt dat de angst Loes te verliezen hem parten speelde? Maar ondertussen maakte het hem eigenlijk ook niet meer uit. Als iemand zijn andere kant mocht zien, was Julia dat wel. Hij was nieuwsgierig geworden naar de man in het pak. Wie zou dat zijn geweest? Zou hij het durven naar hem te vragen? Zodra ze uit het ziekenhuis waren, was de kans verkeken. Dus vroeg hij, tijdens het lopen naar de balie, 17
Eerste hulp bij hartkloppingen
met een wat onzekere stem: ‘Was die man van net een bekende van u?’ ‘Dat is Marcel, ik ken hem al een aantal jaar.’ Meer wilde ze er niet over kwijt, zo voelde Johan dat althans. Inmiddels waren ze al bij de balie aangekomen waar ze een afspraak met de diëtiste konden maken. Geen tijd meer dus voor nog een andere vraag of opmerking. Julia gaf eerst Johan een hand waarbij Johan meende dat ze hem dieper in de ogen keek dan het geval was voordat het incident had plaatsgevonden. Maar misschien verbeeldde hij zich dit maar. Ze bukte zich om Loes een hand te geven. ‘Nou, Loes, ik vond het leuk je te leren kennen en je weet het, hè, uitkijken met wat je eet, zeker totdat je bij de diëtiste bent geweest.’ ‘Ja, dr. Julia.’ Nout kwam aangerend en vond het helemaal niet leuk dat ze alweer weggingen. Hij had het prima naar zijn zin gehad. Lekker gespeeld met de andere kinderen en al het speelgoed. Buiten vroeg Loes: ‘Kunnen we weer met de Sleeptros terug?’ Ze keken om zich heen maar zagen hem niet. Nout had er ook graag een keer in gezeten. Wat Johan wel zag toen hij zich net om wilde draaien, was een man die verdacht veel leek op Marcel. Hij stond aan de overkant bij het water en rookte gehaast een sigaret. Hij stond tegen het portier van zijn auto geleund en maakte een gespannen indruk. ‘Kijk, papa, dat is die meneer van net!’ riep Loes nogal hard. ‘Sstt, stil Loes en niet wijzen,’ zei Johan. ‘Ja, maar dat is hem echt, hè, pap?’ ‘Ja, ja. Ik geloof het ook. Maar kom, we gaan naar huis.’ Julia trok snel haar jas aan en wenste haar collega’s een fijne avond. Het was inmiddels einde van de middag en tijd om naar huis te gaan. Ze was moe en het incident tijdens het bezoek van Johan en Loes had haar veel energie gekost. Wat was ze boos geweest toen haar ex plotseling midden in haar kamer verscheen. Het had haar heel veel moeite gekost om zich in te houden en hem niet de deur uit te slaan! Wat dacht hij wel? Dat hij alles maar kon maken? Het ergste was nog geweest dat Loes en Johan hier getuigen van waren geweest. Loes, dat arme kind. Ze was, net als zijzelf, ook heel erg geschrokken. Dat had ze wel aan haar gezichtje gezien. Toen ze gehaast naar buiten liep, zag ze tot haar verbazing dat Johan, Loes en 18
Eerste hulp bij hartkloppingen
Nout nog voor de deur stonden. Julia en Johan keken elkaar aan en schrokken van de vlinders in hun buik. Johan meldde Julia direct dat ze net van plan waren naar het metrostation te lopen. Terwijl ze elkaar nog aan stonden te kijken, zag Johan vanuit zijn ooghoeken dat Marcel in zijn auto stapte en hun kant op kwam rijden. Hij stopte langs de kant van de weg, precies waar zij stonden en met een ruk zwaaide het portier open. Al briesend stapte Marcel uit. Loes en Nout slaakten allebei een gil. Johan wilde zijn kinderen beschermen, maar ook Julia. ‘Blijf staan waar jullie staan,’ schreeuwde Johan tegen Nout en Loes. Tegen Julia riep hij: ‘Pas op!’ Marcel sommeerde Julia onmiddellijk in te stappen. ‘Nee, ik stap helemaal niet in,’ antwoordde Julia geschrokken en boos tegelijkertijd. ‘Je stapt nu in of ik zorg ervoor dat je op een andere manier het ziekenhuis in komt dan dat je normaal doet!’ ‘Ben je nou helemaal gek geworden!’ reageerde Julia nog bozer. ‘Je denkt toch zeker niet dat ik ooit nog bij jou in de auto stap en al helemaal niet op deze manier!’ ‘Wegwezen, jij!’ mengde Johan zich plotseling tussenbeide. ‘Als je nu niet maakt dat je wegkomt, bel ik de politie, want dit is bedreiging! Ze zegt toch dat ze niet in wil stappen.’ Marcel reageerde woedend, maar zag ook dat mensen zich om hen heen verzamelden en het idee dat de politie erbij betrokken zou worden stond hem niet aan. Hij had al meer op zijn kerfstok en de politie zou hem onmiddellijk herkennen. Het weerhield hem ervan om door te zetten. Daarom besloot hij in te stappen en met gierende banden reed de auto weg. Johan liet Julia los en het eerste wat ze allebei deden was zich omdraaien om naar de kinderen te kijken. Die stonden aan de grond genageld van schrik de auto na te kijken. Johan tilde Nout op en Julia pakte de hand van Loes. ‘Oh, sorry, sorry, dit had ik jullie willen besparen’, snikte Julia hartverscheurend. Johan zei tegen de omstanders die zich ondertussen om hen heen hadden verzameld dat ze zich wel weer samen konden redden, waarop de mensen langzaam verder liepen. Daar stonden ze dan met zijn viertjes, nog met de schrik in de benen. Julia snikte nog na, maar realiseerde zich snel genoeg dat het, dankzij Johan, mee was gevallen. Johan keek, met Nout op zijn arm, 19
Eerste hulp bij hartkloppingen
begripvol naar Julia. Op de een of andere manier voelde het alsof hij haar al jaren kende. ‘Gaat het weer?’ vroeg Johan. Ze knikte ja en liet Loes’ hand los. Ze bukte zich naar Loes en probeerde haar gerust te stellen. Johan bood aan om met Julia mee te lopen naar haar auto die een eindje verderop geparkeerd stond. Julia was zichtbaar blij met dit voorstel en samen liepen ze ernaar toe. Bij de auto aangekomen praatten ze nog wat na waarna Julia instapte. ‘Mag ik je nog eens bellen om te vragen hoe het je vergaan is?’ vroeg Johan. ‘Maar natuurlijk, graag zelfs,’ antwoordde Julia alweer wat meer ontspannen. ‘Dan bel ik wel naar KinderHaven.’ ‘Nee, hier heb je mijn 06-nummer, dat is beter.’ Julia voelde zich opeens doodmoe, zodat ze bijna de kinderen vergat, wat niets voor haar was. Ze zei ze allebei gedag, bedankte Johan voor alles en reed toen weg.
Hoofdstuk VI Een week na het incident met Marcel, hoorde Julia van de diëtiste dat Loes niet op de afspraak zou komen. Haar vader had afgebeld, ze wist niet waarom. De diëtiste, Gaby, en Julia overlegden regelmatig met elkaar over de kinderen die ze zagen. Julia had Gaby uitgebreid verteld over Loes zodat ze goed voorbereid het consult kon doen. Julia was erg geschrokken dat Johan afgebeld had en vroeg zich af of Johan nog steeds de ernst van de situatie niet inzag. Ze was de hele week aan hem blijven denken. Ze wilde hem zo graag nog bedanken voor het feit dat hij zo voor haar was opgekomen. Hij had haar ook niet meer gebeld en dat had ze raar gevonden. Ze betrapte zich erop dat ze iedere dag aan hem dacht. En niet een keer, maar wel verschillende keren per dag. Ze was bezig verliefd te worden. Dat had ze al voor zichzelf toegegeven. Het was zelfs zo erg dat toen Gaby haar vertelde dat de vader van Loes afgebeld had, ze had moeten blozen. Ze had er wel voor gezorgd dat Gaby dit niet had gezien. Maar wat nu? Tijdens haar drukke spreekuur, bleef ze zich afvragen wat de reden zou zijn. Durfde ze het om zelf te bellen? Ze wilde gewoon weten wat de reden was. Het was tenslotte belangrijk genoeg. Toen ze klaar was met haar spreekuur, trok ze de stoute schoenen aan en zocht het telefoonnummer in de computer op. Ze belde het 06-nummer en Johan nam op. ‘Hallo Johan, met Julia.’ Er volgde even een stilte. ‘Ik bel je even omdat ik hoorde dat je de 20
afspraak bij de diëtiste hebt afgebeld. Ik wilde even weten waarom. Ik hoop dat je dat niet erg vindt.’ Het bleef even stil aan de andere kant. ‘Dag Julia, wat fijn dat je me belt daarover. Ik kon niet komen. Ik lig in het Havenziekenhuis. Ik ben aangereden.’ Julia schrok en riep: ‘Is het ernstig,? ‘ ‘Nee, het is gelukkig niet ernstig, maar ehhh… ik zou het fijn vinden als je even kwam.’ Ze liet die laatste zin even tot zich doordringen en zei toen: ‘Dan kom ik er zo aan, want ik wil ook weten hoe het met jou gaat.’ Ze hing direct op en begaf zich naar het hoofdgebouw. Het feit dat hij had gezegd dat hij het fijn zou vinden als ze even kwam, gaf haar vleugels. Johan was gisteren, net als anders, naar de zaak gegaan. Die was zo dichtbij dat hij daar altijd lopend naar toe ging. Opeens was er een auto om de hoek van de straat verschenen. Hij had daar nietsvermoedend gelopen toen die auto plotseling de stoep opreed, net waar hij liep. Hij werd geschept en voordat hij het wist, werd hij per ambulance naar het ziekenhuis gereden. Tijdens het onderzoek was gebleken dat hij niets ernstigs had. Behalve hier en daar wat schaafwonden en een enorme hoofdpijn, had hij geen noemenswaardig letsel opgelopen. De arts wilde hem ter observatie een nachtje houden, maar zelf wilde hij naar huis. Hij zat natuurlijk met de kinderen. Zijn moeder was gelukkig bereid geweest een nacht bij de kinderen te blijven, zodat hij in het ziekenhuis kon blijven. De kamerdeur ging open en Julia kwam binnen. Ze keek hem aan en vroeg onmiddellijk wat er was gebeurd. Hij legde de situatie aan haar uit en Julia vroeg of hij nog wist wat voor auto het was. ‘Volgens mij was het dezelfde auto als die van Marcel. Hij reed door nadat hij mij schepte. De politie belt wanneer ze meer weten.’ ‘Oh, wat erg,’ zei Julia. Ze had nooit gedacht dat Marcel tot zoiets in staat zou zijn! Ze keken elkaar aan en op dat moment verscheen er op het gezicht van Johan een glimlach. ‘Maar wat fijn dat je bent gekomen.’ Nieuwsgierig vroeg Julia waarom hij het zo fijn vond dat ze was gekomen. ‘Tja, ik zal het maar eerlijk vertellen. Je hebt iets in me losgemaakt op het moment dat je zei dat je begreep dat ik bang was Loes te verliezen. Sinds de 21
Eerste hulp bij hartkloppingen
dood van haar moeder is de angst nog een dierbaar iemand te verliezen, alleen maar erger geworden. Ik heb me sinds die tijd een andere houding aangemeten om anderen maar niet te laten merken dat die angst er altijd is. Jij hebt daar doorheen geprikt. Ik wil je heel graag beter leren kennen. En ik hoop dat dat wederzijds is!’ Julia was blij dat ze de andere kant van Johan dus toch gezien had. Deze man was het waard om beter te leren kennen en natuurlijk kon ze niet anders dan bevestigen dat het inderdaad wederzijds was. ‘Ik wilde je trouwens ook nog heel erg bedanken voor je hulp tijdens het incident met Marcel en ik ben blij dat ik nu de kans krijg om je dat even te zeggen. Dat was ook een van de redenen om even bij je langs te gaan.’ Terwijl ze dit zei, voelde ze opnieuw de vlinders in haar buik. Ze kon het niet laten om hem voorzichtig een kus op de mond te geven. Johan beantwoordde deze kus door haar nog even extra vast te pakken. Ze spraken af om binnenkort wat met elkaar te gaan drinken. Allebei voelden ze dat dit het begin zou kunnen zijn van een start samen en wie weet ooit met zijn viertjes! Imara Nieuwenhof
22
Eerste hulp bij hartkloppingen
Geïsoleerden
D
ie dinsdagavond was ik aan het werk. Ik had avonddienst. U moet weten: ik ben schoonmaakster in het Havenziekenhuis. Het ziekenhuis heeft een goeie aan mij. Want ik ben ijverig… zó ijverig! En dat komt allemaal door hem. Ons liefdesverhaal is krachtiger dan dat van Romeo en Julia en doet de romance tussen Tristan en Isolde verbleken.
23
Eerste hulp bij hartkloppingen
Met veel trammelant werd hij binnengereden. Wat was hij ziek! Ik hoorde een hoop kabaal en gerommel. Er was geen paniek, maar dat hij er ernstig aan toe was, dat begreep ik direct. Hij kwam aan op een bed en werd naar de isolatiekamer gebracht. Dat betekende dat hij waarschijnlijk een besmettelijke ziekte had waardoor hij niet met andere patiënten in aanraking mocht komen. Wat een geluk heb ik toch gehad dat ik hem binnen zag komen. Hij was zo mooi, zoals hij op het bed lag op zijn linkerzij. Verder werd zijn lichaam volledig bedekt door een deken. Alleen het bovenste gedeelte van zijn rug, zijn schouders, nek en achterhoofd zag ik. Maar wat genoot ik van de aanblik daarvan. Die prachtige brede schouders, de kleur van zijn shirt, zijn mooie donkere volle bos haren. Iets in mij ontwaakte: een verlangen, een emotie die ik niet eerder had ervaren. Een gevoel dat ik alleen maar kende uit andermans verhalen. Dit was liefde, dit móést liefde zijn! En het had niet veel gescheeld of ik had deze liefde niet gekend. Stel je eens voor, dat ik niet op dat moment in die gang stond. Die gang bij de isolatiekamer, waar hij vervolgens enkele weken zou verblijven. Als ik niet zo waakzaam was geweest, had ik deze vijf seconden wellicht niet ervaren. Die vijf seconden waarin hij langs mij werd gereden, voordat hij door de sluis de kamer in zou verdwijnen. Dan had ik hem waarschijnlijk helemaal niet gezien. Mijn leven zou zinloos blijven. Mijn bestaan leeg. Maar ik zag hem. En ik weet dat hij mij zag. U denkt misschien dat ik fantaseer, maar dat is heus niet zo! Ik voelde dat hij naar me keek. Dat ene moment dat hij aankwam en ik nog niet doorhad dat er een patiënt binnengereden werd, dat moment heeft hij mij ongetwijfeld bekeken. Vlak voordat ik me naar hem toedraaide. En hij heeft vast uit verlegenheid niet rechtstreeks naar me gekeken. Hij heeft zijn gezicht afgewend. Hij bloosde vast, ja, dat moet het geweest zijn! Hij wilde niet dat ik zijn rode wangen zou zien. Denkt u dat hij mij niet gezien heeft? Zelfs als dat het geval is, dan maakt dat helemaal niets uit. Ik heb geen oogcontact nodig om te weten of iemand mij aanvoelt of niet. Zoiets weet ik gewoon. Nog nooit heb ik dat zo sterk gevoeld als toen hij en ik elkaar voor het eerst ontmoetten. Ik weet het zeker, ik weet het zeker! Dat moment besloot ik mijn leven om te gooien. Mijn simpele dagelijks ritme, mijn ogenschijnlijk zinloze bestaan, kreeg inhoud. En dat kwam door hem! Voordat ik hem had ontmoet, had ik niet veel inspiratie om te werken. Lui was 24
Eerste hulp bij hartkloppingen
ik niet, maar ik zorgde er wel voor dat ik altijd snel klaar was en naar huis kon gaan. Ik werkte vier dagen in de week, maar alleen op dinsdag en woensdag had ik dienst in de avond. Maar door hem, alleen door hem, heb ik mijn werkschema omgegooid. Mijn collega’s sprongen een gat in de lucht! Dat ik, die vreemde eenling, die verlegen, stille collega, mijn ochtenddiensten permanent wilde verruilen voor avonddiensten. Ze dachten dat ik gek was. Haha! Wie is hier nu gek? Ík was de werkelijke winnaar. Die hallen van de benedenverdieping, die worden schoongemaakt tijdens de dagdiensten, die had ik wel gezien. Het was de verpleegafdeling die ik wilde. En het ging me natuurlijk om de tweede etage daar bij de isolatiekamer. Helaas mocht ik niet in de isolatiekamer komen. Dat wist ik, dat is ons jaren geleden reeds verteld. Het is niet zo dat ik bang was om door hem besmet te worden. Want dat zou ik voor lief nemen. Het zou me niets kunnen schelen, als ik daarvoor in ruil hem een paar minuten mocht aanraken. Het zou zelfs iets romantisch hebben als hij en ik dezelfde vreselijke ziekte zouden moeten bevechten. Maar de angst dat ik hem juist nog zieker zou maken, dat hield me tegen. Hij was er immers zo vreselijk slecht aan toe, hij was zo kwetsbaar. De kans was aanwezig dat ik hem zou besmetten en dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Ik zou hem nooit zoiets wreeds kunnen aandoen. In zijn hoedanigheid, met zijn zwakke weerstand, kon de kleinste verkoudheid of koortslip al een enorme schade aanrichten. Dus noodgedwongen heb ik afstand bewaard. Maar in de sluis, de kleine tussenruimte tussen de gang en de isolatiekamer, daar kwam ik maar al te graag. En vanuit die sluis kon ik precies de isolatiekamer inkijken. En zo werd het een vast gebruik om zo snel mogelijk de gangen van de verpleegafdelingen schoon te maken om vervolgens mijn resterende tijd in de sluis door te kunnen brengen. Mijn werk raffelde ik niet af, zo dom ben ik niet! Ik zorgde dat ik mijn werkgever geen enkele reden tot klagen gaf en werkte secuur. Want deze baan wil ik niet kwijt. Nooit. Ik wilde bij hem blijven en door mijn werk kon ik dat. Maar zodra ik klaar was met alle gangen, dan ging ik naar de sluis… daar stopte ik al mijn tijd in. De sluis maakte ik schoon zoals hij nooit tevoren werd schoongemaakt. Iedere centimeter, nee, iedere millimeter poetste en boende ik keer op keer op keer. En het gaf mij de gelegenheid om door het raampje zijn kamer in te kijken. Hoe vaak ik dat raampje gezeemd heb, weet ik niet eens meer. Al deed mijn rug pijn, al had ik blaren op mijn vingers, al trok het bleekmiddel 25
Eerste hulp bij hartkloppingen
in mijn huid, ik bleef doorwerken voor hem. En tijdens het lappen van het raampje, observeerde ik hem. En wat was het toch fijn om naar hem te kijken. Het was voor mij overduidelijk dat hij mijn aanwezigheid opmerkte. Dat hij mijn ijver waardeerde. Daar waren geen woorden voor nodig, ik ving zijn signalen zonder woorden op. Gelooft u mij soms niet? Twijfelt u aan mijn opmerkzaamheid? Niets was goed genoeg voor mijn lieverd. Ik zorgde voor een zo mooi en smetteloos mogelijke gang en sluis. Dat is het minste wat ik kon doen. Want hij was zo ziek. Zo ontzettend ziek. Wat hij precies had, dat kan ik u niet vertellen. De termen die ik af en toe hoorde, die zeiden mij niets. En dat komt heus niet omdat ik dom ben! Ik ben zelfs behoorlijk slim. Ik observeer heel veel en ik schat situaties altijd goed in. Op voorhand heb ik dingen door voordat de rest mij volgt. Heus, ik ben niet achterlijk! Maar ik ben nou eenmaal niet bekend met medische termen. Ik wist dat hij de allerbeste verzorging verdiende. De artsen behandelden hem goed. Daar waakte ik voor. Als een leeuwin die over haar welpjes waakt, zo hield ik de behandeling van mijn lieverd in de gaten. En hij verdiende mijn zorg en aandacht… want hij gaf liefde en genegenheid terug. Sommige mensen geloven me niet als ik vertel hoe speciaal hij me behandelde. Maar ik weet het zeker. Niet velen kennen passie zoals ik die ken. U heeft vast de liefde nog nooit zo puur en zo oprecht beleefd als ik! Wat lag hij daar toch altijd stil. Onberoerd en met een serene rust. Door het raampje in de deur zag ik niet veel… alleen zijn benen. Zijn prachtige, gespierde benen. Zijn mooie voeten. Ik houd zo van zijn voeten. Ik kon er uren naar kijken. Zijn lichtbruine huid. Zo mooi, zo glad, zo egaal! Waar vind je zo’n mooie kleur huid? Ik begon me af te vragen waar hij oorspronkelijk vandaan zou komen. Het moest een warm land zijn, dat kon niet missen. Zou hij zelf uit dat verre land komen? En hoe was hij dan in ons koude Nederland gestrand? Of zouden alleen zijn voorouders van ver komen en was hij zelf geboren in Nederland? Ik hoefde het hem niet te vragen. Hij hoefde me niets te vertellen, ik kwam er zelf wel achter. Zijn achternaam op het naambordje naast de deur, verraadde al iets. Al kon ik niet direct plaatsen waar de naam oorspronkelijk vandaan kwam, één ding was zeker: Arabisch klonk het niet. Noord-Afrika schreef ik af. Ook Aziatisch leek me onwaarschijnlijk. Maar Zuid-Amerika, of wellicht iets 26
Eerste hulp bij hartkloppingen
Mediterraans, tja, dat zou kunnen. Ik bedacht dat, als ik lang genoeg naar hem keek, hij mij vanzelf wel een seintje zou geven als antwoord. Dus ik maakte een plan: ik zou steeds een land in gedachten nemen en dan zou ik kijken hoe zijn lichaamstaal daarop zou reageren. Hij was immers mijn grote liefde, hij wist dat ik op zoek was naar dit antwoord. En hij zou vast dezelfde vraag over mijn afkomst hebben. Ik besloot om me thuis te verdiepen in de zuidelijke landen van Amerika en Europa. Ik moest ze allemaal uit mijn hoofd leren om de volgende dag in de sluis één voor één de landen in mijn gedachten te kunnen nemen. En als ik hem een signaal zou zien geven, dan wist ik dat ik het juiste land in gedachten had. Ja, dat moest zeker aanslaan! Ik leerde alle mogelijke landen op alfabetische volgorde uit mijn hoofd. Zelden was ik zo leergierig, maar wat ging het me gemakkelijk af dit keer. Mijn discipline en wilskracht om te leren waren nog nooit zo sterk geweest. Van enthousiasme kon ik bijna niet slapen. Want ik wist zeker dat ik de volgende dag meer van mijn lief te weten zou komen. Ik zou erachter komen waar hij vandaan kwam. Zijn afkomst… zijn gebruiken en tradities… zijn eetgewoonten, oh wat een berg aan informatie zou ik opeens ontvangen. De volgende dag deed ik alles zoals ik geoefend had: ik begon de landen één voor één zachtjes in mezelf op te noemen, terwijl ik door het raampje naar zijn voeten keek. Hij lag zo stil, stiller dan ooit tevoren. Zo maakte hij duidelijk dat de landen die ik in gedachten had, niet de zijne waren. Zenuwslopend vond ik het wel; wanneer zou hij een teken geven? En wilde ik wel dat het mysterie zou verdwijnen? Ja, natuurlijk wilde ik dat! Ik wilde mijn lief zo goed mogelijk leren kennen. Rustig ging ik verder met opnoemen… Bewoog zijn teen nou? Ja! Ja! Ik zag het echt! Nu ik wist dat deze methode werkte, vroeg ik hem direct in gedachten of hij daar was geboren… Ik voelde het! Hij seinde me dat hij daar het levenslicht voor het eerst aanschouwde. Dat schiep een band, want ook ik kom niet van hier. Wat zou ik graag een keer met hem het warme klimaat, de cultuur en de wildernis van zijn land van oorsprong opzoeken. Ik zou niet van zijn arm weg te slaan zijn. En hij zou trots paraderen met mij door de straten van zijn dorp. Hij zou glunderen, stralen en met zijn borst naar voren lopen met mij als partner aan hem vastgeklampt. En mensen zouden erkennen dat wij ware liefde uitstralen. Dat wij het toonbeeld zijn van twee individuen die samen zijn gesmolten tot één. 27
Eerste hulp bij hartkloppingen
Daar kwam ze weer, die verpleegkundige. Ze was zo jaloers op de band die ik met hem had. Zij met haar lange blonde haren, lelieblanke huid, mascara en lipgloss. Waarom draagt een verpleegkundige mascara en lipgloss? Is zij er niet alleen maar om de patiënten beter te maken? Ze hoeft ze toch niet te imponeren? Ze hoeft toch niet te flaneren langs de verpleegbedden? Terwijl ik niet verder mocht komen dan de sluis, struinde zij daar binnen alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Wist ze dan niet hoe bijzonder de man was die zij verzorgde? Ik noemde haar altijd Roos. Ze mag dan zo mooi zijn als een bloem, maar ik zag haar stekende doornen! Zo te zien deed ze haar best om hem goed te verzorgen. Maar ik doorzag haar, ik voelde haar bijbedoelingen. Anderen zouden het niet hebben doorzien of doorgehad, maar ik wel. Ik trapte niet in haar toneelspel, in haar zogenaamde zorg voor zijn welgesteldheid. Nee, ik wist precies waar zij op uit was: hem van mij afpakken. Het deed me zoveel pijn dat zij zo dichtbij hem mocht komen. Ze mocht dezelfde lucht als hij in- en uitademen, terwijl die kans mij continu ontnomen werd. Erger nog… ze mocht hem aanraken. Medische controles noemen ze dat dan, ik weet wel beter. Ze betastte hem in naam van de wetenschap! Gelukkig zag ik aan zijn benen dat hij altijd nagenoeg ongeroerd bleef liggen. Haar charisma en verleidingstechnieken deden hem niets. Hij had zijn hart verloren aan mij. Ik zal u vertellen, hij heeft zijn liefde keer op keer aan mij bevestigd. Uiteraard is verbale communicatie nooit een optie geweest, maar lichamelijk maakte hij mij van alles duidelijk. Als ik heel sterk aan iets dacht, of als ik heel doordringend naar binnen keek, dan gebeurde het meer dan eens dat hij zijn voet bewoog. Hij wenkte me gewoon! Geen twijfel mogelijk! Ik had zijn ogen niet nodig. Ook zijn lippen heb ik niet nodig voor bevestiging in taal. Ik ben niet naïef… ik ben niet onbenullig… het is gewoon de waarheid. Heus, geloof me! Ik heb één keer de fout gemaakt om voorzichtig een collega in te lichten over de bijzondere band die ik met hem had. Ze verklaarde me voor gek. Ze zei me dat ik professionele hulp moest zoeken. Hoe kon ze ontkennen dat er chemie in de lucht hing, zodra ik in zijn buurt was? Dat ik haar in vertrouwen nam is de enige actie van mij die dom te noemen is. Daarom praat ik liever niet met mensen. Daarom ben ik mensenschuw. Ik heb niemand nodig. De mensheid is de lelijkste soort die er bestaat. Ik ben verlaten, verraden, bedrogen en 28
Eerste hulp bij hartkloppingen
gebruikt in mijn leven, maar ik blijf recht overeind staan. Ik ben sterk en ik dop mijn boontjes prima zonder inhalige familieleden, zinloze vriendenkring of onnozele kennissen om me heen. En zij, die arrogante collega, durfde mij te betichten van een geestesziekte? Ik zie dingen die anderen niet zien. Dat is een gave. Ik herinner me de tweede dinsdag nog goed. Wat een dag! Ik keek door het raampje en zag een groter stuk van zijn ontblote been dan normaal. Vanaf zijn knie zag ik zijn prachtige naakte been. De avondzon scheen door het raam en weerkaatste op zijn huid gemaakt van pure karamel. Voor het eerst zag ik de bovenste helft van zijn kuit. Die prachtige kuit. Het viel me direct op dat hij een behoorlijk litteken had. Ongeveer zeven centimeter lang. Ik moest erachter zien te komen hoe hij daaraan was gekomen. Zeker een uur heb ik besteed aan het bestuderen van zijn been. Gelukkig was het rustig die dag. Geen collega’s in de buurt en slechts één keer is een verpleegkundige de sluis ingekomen. Gelukkig was het niet Roos. Roos zou niet zo snel het klinische consult afhandelen, maar overdreven lang haar zogenaamde patiëntvriendelijkheid tonen. Wapperend met die belachelijk perfecte haren van haar en die getuite sensuele lippen met die verdomde lipgloss. Wat haat ik die lipgloss. Het litteken was ruw van karakter. Geen nette hechting, het moet ontstaan zijn tijdens een incident waar geen medisch specialist aan te pas is gekomen. Het is vast ontstaan, voordat hij naar Nederland kwam. Ja, dat moet zo zijn. Kwam het door een ongeval? Door mensenhanden aangebracht? Of heeft een dier hem gebeten? Zou het onderdeel geweest zijn van een ritueel? Ik heb veel gelezen en geleerd over waar hij vandaan komt, en daar vinden tot op de dag van vandaag allerlei rituelen plaats die voor westerlingen bijzonder vreemd lijken. Tradities die eer en trots tonen. Vormen van zelfkastijding die een jongen tot een man maken. Maar voor zover ik weet, wordt niets van dat alles toegepast op de onderbenen. Maar wat als hij tijdens zo’n ritueel in trance is geraakt en is gevallen waardoor zijn been een steen raakte? Ja, ik zie het helemaal voor me. Een samenzijn van familie en een eervolle priester 29
Eerste hulp bij hartkloppingen
waarbij mijn lief een ultieme test moest ondergaan. Hij was zo sterk, zo stoer; die fysieke test was een lachertje voor hem. Maar dat gold niet voor zijn jongere broer. Die was klein en zwak. Die had de bouw van een kind, terwijl hij al een puber was. Het dorp eiste dat die kleine jongen dezelfde testen onderging als de overige jongens. Anders zou hij verbannen worden. En mijn lief kwam in opstand tegen de menigte. Mijn liefste wist wat gerechtigheid was en deze wanvertoning van zogenaamde mannelijkheid had daar niets mee te maken! Maar je verzetten tegen je dorpsgenoten en nota bene de priester, dat komt je doorgaans duur te staan. De dorpsoudsten straften hem en sloegen op hem in, waarbij mijn liefste zijn hoofd geheven hield en bij iedere trap, slag of stomp geen krimp gaf. Maar genoeg is genoeg en zelfs de sterkste man heeft een grens die overschreden kan worden. En zo is het bij hem gegaan. Die ene klap op zijn slaap heeft hem doen duizelen, waardoor hij ongelukkig viel en zijn been ernstig beschadigde tegen die grote, heilige kei. Ja, dat is het! Dit is het verhaal achter zijn litteken, zo is dat ontstaan! Geen twijfel mogelijk. Ik zei u toch dat ik dingen zie die anderen niet direct doorhebben? En wat een mooi litteken is het, een litteken dat hij met trots mag dragen. Dat staat voor onverschrokkenheid, rechtvaardigheid en moed. Ik zeg u, ik weet alles van hem. Ik heb het allemaal uitgeplozen. Mijn redenaties zijn onberispelijk. Het waren goede dagen voor me, de dagen waarop ik kon gaan werken. De weekenden waren een marteling. Soms overwoog ik zelfs om me op mijn vrije dagen klaar te maken alsof ik zou gaan werken. Ik zou mijn werkkleding uit de kast trekken, mijn haren vastbinden en stiekem naar het Havenziekenhuis gaan. De patiënten zouden niets doorhebben. Ook de artsen of verpleegkundigen zouden er niet bij stilstaan dat ik op dat moment helemaal niet daar hoorde te zijn. Maar wat als mijn collega’s mij zouden zien? Wat als er vragen zouden komen? Nee, ik moest voorzichtig zijn, ik moest bedachtzaam handelen en geen risico’s nemen. Toch nam ik het risico één keer in de derde week. Tot nu toe was ik altijd voorzichtig, maar dit keer, hoe kon ik anders? U zult me gelijk geven. Het kwam door Roos! Door die ellendige verpleegkundige die door iedereen werd geprezen om haar barmhartigheid. Alleen ik zag de verleidster die uit was op het stelen van de harten van de zwakkeren uit onze samenleving. Die dag liep ze langs me heen en zette haar glimlach op. Haar valse, valse glimlach wierp 30
Eerste hulp bij hartkloppingen
ze me toe. Vanuit het niets zei ze tegen me, terwijl ze me passeerde: ‘Ik zie u altijd zo intens bezig met het reinigen van deze sluis, ik zou bijna gaan denken dat u iets van mijn patiënt wilt!’ Terwijl ze langsliep, hoorde ik haar lachen en ik rook haar frisse shampoo. Een dolksteek in mijn hart! Háár patiënt? Probeerde ze me te vernederen? Hij behoorde aan mij toe! Aan mij, aan mij, aan mij! Haar opmerking duurde niet langer dan enkele seconden, maar maakte een woede van ongekende grootte in mij los. En hoe langer ik erover nadacht, hoe zieker ik mij voelde. Ik werd onwel van de gedachte aan haar arm om zijn schouders de keren dat zij hem overeind hielp. Of haar ogen die doordringend in de zijne zouden kijken om te controleren of hij alert was of niet. Haar zachte vingers die ze op zijn pols zou leggen om zijn hartslag te controleren. De woede maakte mij blind en zorgde ervoor dat ik woest achter haar aanliep. Ik passeerde haar en daarbij liet ik mijn schouder met volle kracht tegen de hare aanbotsen. Ze wankelde en ving zichzelf op met behulp van de muur. Ze kermde en uitte een vloek die aangaf dat de klap behoorlijk pijn gedaan moest hebben. Mooi, dacht ik. En ik zag dat ze een schaafwond aan haar arm had opgelopen. Ik ben nog mild geweest. Ze verdiende een ergere straf. Ik ben niet iemand die snel geniet. Soms denk ik dat ik niet eens weet wat genieten is. Wat iedereen bestempelt als zogenaamd lekker eten of drinken, dat doet mij niets. En vele verleidingen in het leven zoals alcohol, drugs of zelfs seks laten me koud. Maar het gevoel dat deze wraakactie bij mij losmaakte, dat smaakte goed. Een fout maken op de werkvloer kon ik mij niet permitteren. Dus zette ik mijn valse glimlach op (wat zij kan, kan ik ook) en ik bood mijn excuses aan en zei haar dat het per ongeluk ging. Haha! Alsof ik zo klungelig ben! Maar ik moest iets doen om te voorkomen dat ze een klacht tegen mij zou indienen. Of ze de oprechtheid van mijn excuses betwijfelde, dat weet ik niet. Maar zeker is dat ze een waarschuwing van me had gekregen. En ik heb haar overigens sinds die keer niet meer gezien. U denkt misschien dat het toeval is, maar daar geloof ik niet in. Ik denk dat ze wist dat ze te ver was gegaan. Wat gingen de dagen snel in die periode. De liefde had een rare uitwerking op me. Het leven leek een stuk aangenamer. Mijn gedachten waren niet meer grauw en grijs, maar felgekleurd. Ik weet van mezelf dat ik een tikkeltje melancholiek kan overkomen, maar nu was ik dromerig. Wat een heerlijk 31
Eerste hulp bij hartkloppingen
gevoel is het als iemand je zo intens bemint. Die ervaring kende ik totaal niet. Zoals gewoonlijk in die heerlijke periode, was ik blij als ik weer mocht gaan werken. Maar wat een teleurstelling wachtte mij in die vierde week. Het was na het weekend, dat ellendig lange weekend, dat ik het ziekenhuis instapte. Ik was te ongeduldig om op de lift te wachten. Ik rende de trap op, nog voordat ik mijn werkattributen erbij pakte en liep rechtstreeks door naar de tweede verdieping. Ik had hem zo gemist. Zijn mooie voeten en benen. Ik moest hem laten voelen dat ik weer bij hem was. Even naar de sluis alvorens ik aan mijn ronde zou beginnen kon geen kwaad. De sluisdeur stond open! In een flits voerden angst en blijdschap een gevecht in mij, angst dat hij weg zou zijn en blijdschap dat ik eindelijk naar binnen kon. Dan zou ik eindelijk zijn stem horen, zijn exotische en sterke lichaam omarmen, zijn nek zoenen, mijn verlangen naar hem in zijn oor fluisteren, hem ruiken, zijn brede borst betasten en me naar hem toewerpen. Maar mijn angst kreeg gelijk. Hij was weg. ‘Waarom?’ roep ik nog vaak uit. ‘Mi Gado, mijn God… Waar ben je mijn liefste? Wanneer kom je weer? Zul je me ooit die kus geven waar ik al zo lang naar smacht? Zal ik ooit je mooie gezicht mogen zien? Je hemelse gezicht met je donkere gitzwarte ogen die zo verleidelijk zijn maar tegelijkertijd pure onschuld uitstralen?’ Het is inmiddels een aantal maanden geleden sinds hij weg is. Iedere dag dat ik hem niet zie, breekt mijn hart een stukje meer. Het doet vreselijk pijn. Ik weet niet waar hij is. Zou hij overleden zijn? De gedachte alleen al maakt me bijna suïcidaal. Maar nee, hij zal niet overleden zijn. De kracht van mijn liefde, heeft ongetwijfeld zijn ziekte genezen. Zou hij overgeplaatst zijn naar de reguliere verpleegafdeling? Ik heb dat uitgezocht. Ieder ziekenhuisbed in het gebouw heb ik bekeken. Maar hij bleef onvindbaar. Of zou hij niet meer in het ziekenhuis liggen omdat hij beter is? Misschien is hij gezond naar huis gekeerd? Ik weet het niet. Nu, maanden later, weet ik het nog steeds niet. Maar waarom maak ik me eigenlijk zorgen? Hij keert vanzelf terug naar dit ziekenhuis. Als gezonde man, om mij te bedanken voor mijn goede zorgen. Om mij te vertellen hoe ik hem door de moeilijkste periode in zijn leven heb gesteund. Om mij zijn liefde te verklaren. Om mijn hand te vragen... Ja, dat is het. Hij komt terug. Hij zal mijn leven inhoud geven. Hij geeft 32
Eerste hulp bij hartkloppingen
me hoop, kracht en zoveel liefde. Wat hij voor mij voelt, dat heeft geen enkele andere man voor mij gevoeld. En het is wederzijds, mijn schatje moet weten dat het wederzijds is. Met heel mijn hart en ziel, met mijn gedachten en lichaam houd ik van hem. En tot ik hem weer zie, sla ik een kruisje, haal diep adem en pak mijn dweil en emmer weer. Ik ben ervan overtuigd dat hij terug zal keren. Dus ik maak me geen zorgen. En hij weet dat ik op hem wacht. Mijn poetsdoek wrijft langs iedere muur, de wasbak in zijn sluis zal glimmen, ik schrob ieder mogelijk smetje weg, dag in dag uit, week na week. Totdat hij eraan toe is om me op te zoeken. Totdat hij klaar is voor de eeuwige verbintenis. Ik blijf hier. Ik blijf zoeken en wachten en ik poets en schrob en veeg… ik poets en schrob en veeg… want niets is goed genoeg voor mijn liefste. Rieke Demirbas-Greevenbosch
33
Eerste hulp bij hartkloppingen
34
Eerste hulp bij hartkloppingen
Ingehaald door liefde
H
et gepiep van de ingewikkelde, technische apparaten hield Tessa van Wijngaarden in het heden. De kamer op de Intensive Care afdeling van het Havenziekenhuis leek steeds kleiner te worden. Voor haar lag een vrouw met donker haar. Ritmisch bewoog haar borst heen en weer, bijna gelijk met het apparaat dat het hartritme in kaart bracht. Tessa zuchtte diep en sloot haar ogen. Hoe kwam het dat een normale werkdag in deze ellende was geëindigd? Annemarie Dijkstra, haar partner binnen de politie eenheid van Rotterdam, lag voor haar in bed met een steekwond. Een steekwond die ze had opgelopen tijdens een routine aanhouding van een verdachte in het centrum van deze havenstad. Niemand, vooral zij niet, had erop gerekend dat de verdachte zo gevaarlijk was. Ze hadden een melding binnengekregen dat er gegil was gehoord in één van de flats in de binnenstad. Natuurlijk was ze getraind om rekening te houden met het ergste, maar als het dan ook echt in de praktijk gebeurt, dat is iets waar nooit op gehoopt wordt. Voordat ze doorhad wat er gebeurd was, lag haar collega op de grond. Al snel arriveerde versterking en kon de verdachte aangehouden worden. Ze veegde even over de donkerblauwe broek van haar uniform en keek naar Annemarie. Waarom? Waarom moest het haar overkomen? Annemarie was een goedlachse, spontane collega met een geweldige man en een lieve dochter thuis. Natuurlijk, ze wenste niemand hetzelfde lot toe maar toch… Van alle personen op deze aarde, wenste ze het Annemarie het minste toe. Annemarie was een persoon die altijd voor je klaar stond, altijd achter je 35
Eerste hulp bij hartkloppingen
stond en alle passie in haar werk en gezin stopte. De vrouw die alles in haar leven goed deed, iets waar Tessa een beetje jaloers op was. Als ze naar haar eigen leven keek, kon ze de fouten er zo uitpikken. De deur, die toegang gaf tot de gang van de verpleegafdeling, opende zich en een man met krullend haar stapte de kamer binnen. Hij keek op van het dossier, dat hij in zijn rechterhand hield, en keek haar aan. Tessa knipperde even kort met haar ogen terwijl haar mond half openhing en zei, vol verbazing: ‘Michiel?’ De man in de witte doktersjas voor haar fronste even zijn donkerblonde wenkbrauwen. ‘Tessa? Wat doe jij hier?’ Zijn stem klonk zachtjes. De manier waarop hij sprak was net een melodie van haar favoriete band. Michiel had kleine rimpels op zijn voorhoofd en zijn ogen stonden bezorgd. Net als vroeger, dacht Tessa. ‘Annemarie. Ze is mijn partner bij de politie.’ Bij het noemen van de naam van haar collega moest ze wel even slikken. Het was dan al wel meer dan een week geleden gebeurd, maar ze kon er niet over beginnen zonder dat de tranen opkwamen. Bij haar collega’s, vrienden en familie hield ze zich sterk, maar als ze thuis was en op de bank neerplofte, dan leek het net of er geen einde kwam aan die ellendige tranen. ‘Het spijt me voor je, Tessa.’ Hij legde het dossier neer op één van de kastjes en kwam naast haar zitten. In haar ooghoeken zag ze dat hij zijn vingertoppen ritmisch tegen elkaar tikten. Ze beet even op haar lip. Dit was vroeger een teken dat hij zenuwachtig was. Zou hij zenuwachtig zijn om haar weer te zien? Ze schudde de gedachte van zich af. Hij was nu niet bezig om haar weer te veroveren. Hij was de arts van Annemarie en dat was puur toeval. Toeval. Al leren ze je op de politieacademie dat toeval niet bestaat. Ze keek weg van de crème gekleurde grond naar de oude bekende van vroeger. ‘Dank je wel, Michiel.’ Ze haalde diep adem door haar neus en liet de lucht via haar mond weer vrij de ziekenhuiskamer in. ‘Het is nu een week geleden, maar ik kan het nog steeds niet geloven dat ze hier ligt. Ziet het er een beetje goed uit?’ ‘Daar mag ik weinig over zeggen’, begon hij op een rustig toon. ‘Jij bent niet de eerste contactpersoon. Het enige dat ik kan zeggen, is dat het er niet goed uit ziet. Ze moet aansterken.’ Ze knikte. Ze wist wel dat het niet goed was gesteld. Ze had veel gesproken 36
Eerste hulp bij hartkloppingen
over Annemarie met haar man. Hij had haar verteld dat ze veel bloed had verloren tijdens de operatie en dat ze moest aansterken. Door de steekwond was de milt gescheurd. Ze had op internet gelezen dat de milt er onder andere was voor het verwijderen van bacteriën en materiaal dat het lichaam niet kende. Annemarie was nu erg kwetsbaar voor infecties van buitenaf en daarom werd ze goed in de gaten gehouden. Tessa slikte haar laatste speeksel door en spande haar kaak. Ze voelde de tranen in haar ooghoeken prikken en keek daarom weer snel naar de grond. Ze haalde kort adem door haar neus en voelde hoe langzaam een traan over haar wang rolde. Ze snoof even hard en veegde de traan weg met haar linkerhand. ‘Het spijt me. Als ik beter nieuws had, dan zou ik het je vertellen.’ Ze voelde dat er langzaam een hand op haar schouder werd geplaatst, die zachtjes kneep, waarschijnlijk om haar nieuwe moed te geven. ‘Ik beloof je dat ik er alles aan zal doen om te zorgen dat ze weer de oude wordt.’ ‘Dank je wel, Michiel. Ik waardeer het echt.’ Ze glimlachte zachtjes en haalde haar hand door haar haren heen. ‘Best wel stom dat ik jou, na al die jaren, uitgerekend hier weer tegenkom.’ Michiel glimlachte ook zachtjes en haalde zijn hand van haar schouder af. ‘Ja, van alle plekken hier op de wereld, is het in het Havenziekenhuis. Het is raar hoe dingen soms kunnen lopen.’ Het was even stil in de kamer. De ingewikkelde apparaten piepten op het ritme van de tikkende klok, die boven de deur hing. Tessa keek op haar horloge en zei: ‘Luister, ik moet gaan. Mijn lunchpauze is bijna om.’ Ze stond op en zag dat Michiel ook haar voorbeeld volgde. ‘Heb jij eigenlijk wel gegeten in je pauze?’ vroeg hij. Tessa liep naar de deur, die haar weer op de gang van de Intensive Care verpleegafdeling zou brengen en opende die. Ze draaide zich langzaam om en zei, haar hoofd schuddend: ‘Nee, ik had geen trek.’ De dokter deed een stap naar voren en dichtte de ruimte, die er tussen hen was ontstaan. De ruimte die niet echt fysiek aanwezig was, maar was ontstaan omdat ze elkaar in geen jaren hadden gezien. ‘Tes’, zei hij zachtjes, gevolgd door een kleine glimlach. ‘Je moet echt eten. Als je niet goed voor jezelf zorgt, dan ga je er op die manier onderdoor.’ Ze wist ook wel dat Michiel gelijk had. Het was niet de eerste keer dat ze hoorde dat ze goed voor zichzelf moest zorgen. Ze wilde net antwoord geven 37
Eerste hulp bij hartkloppingen
op de woorden van Michiel toen de radio, die aan haar riem om haar middel hing, tot leven kwam. Ze glimlachte nog even verontschuldigend naar de knappe dokter, voordat ze haar telefoon uit haar broekzak pakte om het nummer te draaien van haar partner van deze dag. ‘Leendert, kom je mij ophalen voor het ziekenhuis? We hebben een melding.’ **** ‘Eet smakelijk’, zei de vriendelijk glimlachende vrouw achter de kassa in het restaurant Brasserie Aan de Maas. Het was het restaurant waar de meeste werknemers lunchten en waar patiënten ook een lekkere bak koffie konden kopen. Michiel glimlachte naar de caissière, liep naar één van de tafeltjes en zette het dienblad voor zich neer. Hij nam een hap van zijn rijkelijk belegde broodje en keek uit het raam. Ondanks dat hij hier al een aantal jaar werkte, kon hij nog elke dag genieten van het prachtige uitzicht over de stad Rotterdam. Misschien kwam dat ook wel omdat hij geboren en getogen was in deze havenstad. Hij zuchtte diep en dacht terug aan het weerzien met Tessa gisteren. Tessa van Wijngaarden, de vrouw die hij nooit was vergeten. Hoe kon hij ook? Zij was de vrouw die hij tussen zijn vingers door had laten glippen omdat hij de bang was om haar mee uit te vragen. De grootste fout die hij ooit in zijn leven had gemaakt. ‘Dus’, zei een jonge vrouw met platina blond haar, mosgroene ogen en een bril met een dik, zwart montuur. De vrouw zette ook haar dienblad met eten voor zich neer en nam plaats tegenover hem aan de tafel. ‘Hoe is het met Tessa?’ Michiel keek weg van het uitzicht over de stad naar zijn vier jaar jongere zusje, Caroline van der Wal. ‘Goedemiddag, lieve Michiel. Eet smakelijk’, zei hij op een sarcastische toon. Deze opmerking leverde hem een boze blik op van Caroline. Eens in de zoveel tijd lunchte hij samen met haar in het restaurant op de vijfde verdieping. Caroline werkte als verpleegkundige op de chirurgische afdeling. Caroline wuifde met haar hand naar hem alsof ze wilde zeggen dat zijn sarcasme niks met haar deed. ‘Maar heb je haar nog gezien of gesproken, Romeo?’ Hij zag dat zijn zusje wiebelde met haar blonde wenkbrauwen, voordat ze een hap nam van haar broodje met kaas. Michiel moest wel lachen om de 38
Eerste hulp bij hartkloppingen
directheid van zijn zusje. Ze draaide er nooit omheen en hield niet van gezeur. ‘Nee, ik heb haar niet meer gezien of gesproken. Ik heb haar nummer niet, Julia.’ Zijn zusje grinnikte. Ze keek hem doorgrondend aan met haar mosgroene ogen terwijl langzaam de glimlach van haar gezicht verdween. ‘Luister, Michiel. Je moet wel uitkijken dat je niet te persoonlijk betrokken raakt. Je moet professioneel blijven.’ Het was niet de eerste keer dat deze gedachte door zijn hoofd spookte. Hij was arts en kon geen persoonlijke link hebben met de patiënt of iets wat daarmee te maken had. Hij wilde straks niet bekend staan als de dokter die werk en privé niet van elkaar kon scheiden. ‘Ja, dat weet ik, zusje. Ik heb er ook aan gedacht om het aan iemand anders over te dragen.’ ‘En waarom heb je dat niet gedaan dan?’ Hij haalde diep adem. Ja, waarom had hij dat niet gedaan? Hij ontkende niet dat vanaf het moment dat hij Tessa had zien zitten, hij precies weer wist waarom hij zich tot haar aangetrokken had gevoeld. Tessa was het knapste meisje van de straat geweest en iedereen wilde met haar uit. Hij was met haar opgegroeid en langzaam was er een vriendschap ontstaan. Hij had altijd een zwak voor haar gehad, dat kon hij niet ontkennen. Hij haalde zijn schouders op en zei zuchtend: ‘Ik weet het niet.’ ‘Dat weet je wel, broer. Jij bent gewoon nooit over haar heen gekomen.’ Hij slikte even kort. Had zijn zusje gelijk? Was hij nooit over de mooie Tessa heen gekomen, die zijn hart op hol deed slaan als ze alleen maar lief naar hem glimlachte? Het goedlachse meisje met mooie ogen, waar iedereen in zou verdrinken? Hij schudde met zijn hoofd. Hij moest niet zulke gedachten hebben over iemand die hij tien jaar geleden voor het laatst had gezien. Net op het moment dat hij wat wilde zeggen, ging zijn telefoon. Hij graaide in één van de zakken en nam op: ‘Van der Wal.’ ‘Hallo Michiel, met Suzanne. Patiënt Dijkstra gaat erg achteruit. De laatste twee keer dat we haar bloeddruk, hartslag en zuurstofgehalte gingen controleren, was die erg laag. Ik denk dat het niet goed gaat.’ ‘Oké, ik kom er nu aan.’ Hij drukte op het rode hoorntje op de interne telefoon en stond op. ‘Sorry, zusje, maar ik moet gaan.’ Ze knikte in zijn richting alsof ze wilde aangeven dat ze het begreep. Hij nam zijn dienblad mee en zette de lege borden in de kar, voordat hij naar het trappenhuis liep. Hij nam twee 39
Eerste hulp bij hartkloppingen
treden gelijk naar beneden en arriveerde snel op de eerste verdieping. Hij moest er alles aan doen om te zorgen dat Annemarie het overleefde. **** De grond leek onder haar voeten te verdwijnen. Het leek net alsof er een zwaar gewicht op haar schouders duwde en haar naar de grond probeerde te krijgen. De muren van de kamer waar ze nu was kwamen op haar af alsof ze haar wilden verstikken. Ze moest hier weg. Ze kon geen seconde langer blijven. Haar ademhaling versnelde terwijl ze met haar armen steun zocht bij de muur. Met bevende handen greep ze naar de deur, die haar van deze ellendige plek zou weghalen. Die zwaaide open en langzaam liep ze richting de uitgang van het ziekenhuis. Ze moest weg van de geur, die haar eraan zou herinneren dat het over was. Weg van de mensen in witte uniformen, die haar eraan zouden herinneren dat ze alles hadden gedaan. Er was niets meer wat ze konden doen, hadden ze gezegd. ‘Tessa!’ Hoorde ze achter zich roepen. Ze draaide zich langzaam om en zag dat Michiel haar aankeek, diepe rimpels in zijn knappe gezicht. ‘Tessa’, zei hij nog een keer toen ze niets terugzei. Toen hij een stuk van haar vandaan stilstond, kon ze pas echt goed de bezorgdheid in zijn ogen zien. ‘Het spijt me echt vreselijk.’ Ze hoorde dat zijn stem oversloeg. Deed hij zo bij alle patiënten? Ze glimlachte zachtjes. Natuurlijk speet het hem. Ze geloofde ook dat ze alles hadden gedaan. Sepsis was het woord dat Michiel in de mond nam. Sepsis, ook wel bloedvergiftiging genoemd. Annemarie was neergestoken door een vies mes. Haar lichaam kon de hoeveelheid bacteriën niet meer aan. Tessa wist niet meer precies wat hij zei, omdat ze de woorden ‘helaas’ en ‘overleden’ had gehoord. De rest was allemaal langs haar heengegaan. Ze draaide zich om en liep met grote passen naar het trappenhuis. Het kon haar niets meer schelen dat Michiel naast haar stond en haar probeerde te troosten. Niemand zou haar nu kunnen begrijpen en zeker Michiel niet. Ze was niet meer het onschuldige meisje van tien jaar geleden, dat zonder zorgen van het leven kon genieten. Het leven was niet rooskleurig, zoals ze vroeger dacht. Het speelde een vuil spelletje met haar en nu was het bijna game over. 40
Eerste hulp bij hartkloppingen
Hoeveel zou ze kunnen incasseren voordat ze echt niet meer verder kon? Ze bereikte de draaideur, ze moest naar buiten. Het duizelde haar en ze probeerde naar het houten bankje te grijpen, toen ze ineens twee sterke armen om zich heen voelde. De geur van zijn aftershave herkende ze uit duizenden. Natuurlijk zou hij de prins op het witte paard uithangen. Hij was altijd zo galant. Ze ging langzaam op het bankje zitten en leunde voorover met haar hoofd in haar handpalmen. Ze slikte even hard toen ze de tranen op voelde komen. Waarom? Waarom moest het nu precies haar vriendin en partner overkomen? Waarom had ze Annemarie niet beter beschermd? Als ze beter had opgelet, had Annemarie misschien niet in het ziekenhuis gelegen en was ze niet overleden. Zij was degene die als schuldige aangewezen moest worden. Zij en niemand anders. ‘Tessa’, hoorde ze Michiel naast haar zeggen. Ze keek weg van de betegelde straat onder haar. Hij had haar nog steeds niet losgelaten. Ondertussen vonden zijn handen die van haar. Langzaam streelde hij met zijn duim over haar handpalmen. Tessa sloot haar ogen en ademende de frisse lucht in. Even bevond ze zich niet voor het ziekenhuis, maar ging ze terug de tijd in. Vroeger, toen Michiel ook haar hand pakte als ze ergens mee zat en hij luisterde naar haar verhaal. Ze voelde dat haar onderlip trilde en langzaam rolde de ene na de andere traan over haar gezicht. ‘Waarom? Waarom zij en niet iemand anders?’ ‘Ik weet niet het niet, Tes. Ik wou dat ik daar antwoord op kon geven.’ Zijn handen lieten de hare los en vonden zijn weg naar haar gezicht. Ze voelde hoe hij de tranen van haar gezicht af veegde. Zijn aanraking, zijn handen op haar gezicht. Ze voelde hoe langzaam de muur, die ze in de afgelopen jaren in elkaar had gemetseld, scheuren vertoonde. Ze had zoveel geïncasseerd dat de scheuren steeds groter werden. Nu brokkelde de muur af, voor zijn ogen. ‘Het is mijn schuld’, zei ze zachtjes, bijna fluisterend. Michiel fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat is jouw schuld?’ Haar lippen trilde. ‘Dat Annemarie…’ Ze voelde dat Michiel zijn handen van haar gezicht af haalde en haar aankeek. ‘Luister, Tes. Het is niet jouw schuld. Zij wist wat ze deed toen ze met jou naar die melding ging. Zij kent, net als jij, de gevaren van het beroep.’ Tessa haalde adem en liet de woorden van Michiel bezinken. Haar collega’s op het werk hadden dit ook tegen haar gezegd. Maar waarom geloofde ze 41
Eerste hulp bij hartkloppingen
de knappe dokter, die naast haar zat? Haar hart ging sneller kloppen en haar ademhaling versnelde als hij haar aanraakte. ‘Waarom voel ik mij dan schuldig?’ Het was niet de bedoeling om deze vraag hardop te stellen. ‘Je probeert de mensen om wie je geeft en van wie je houdt zo goed mogelijk te beschermen. Je vindt dat je dat nu niet goed hebt gedaan.’ Ze snoof zachtjes en keek verbaasd in de donkerblauwe ogen van de dokter tegenover haar. Michiel haalde zijn schouders op en zei: ‘Je bent in die jaren niet veel veranderd.’ Ze glimlachte zachtjes en veegde de resten, die de tranen achter zich lieten, van haar gezicht. Het gaf haar een fijn gevoel dat er mensen in deze wereld waren, die haar door en door kenden. Mensen die dwars door haar heen konden kijken. Ze kon nog zo proberen haar geheimen voor hen te verbergen, maar het had geen zin. ‘Ik vind het echt heel erg wat er gebeurd is, maar als je ook maar iets nodig hebt… Je kan me altijd bellen.’ Ze knikte zacht en wist even niet wat ze moest zeggen. Ze had wel vrienden, die haar wilden helpen. Maar zij hield iedereen op afstand. Ze liet niemand voorbij de dikke, betonnen muren om haar heen. ‘Dank je wel, Michiel. Dat meen ik.’ Ze leunde met haar rug tegen de leuning van het houten bankje. Rechts van hen staken medewerkers van het ziekenhuis een sigaret op terwijl links mensen het gebouw in en uit liepen. Verschillende auto’s stopten net na de draaideur en lieten mensen het ziekenhuis in. Ze sloot even haar ogen en ademde de frisse buitenlucht in. Ze voelde een warme hand op haar schouder. Ze opende haar ogen en keek naar de dokter naast haar. ‘Ik moet gaan. Ik moet mijn ronde afmaken.’ Hij krabbelde wat op een blocnote en reikte haar het papiertje aan. ‘Hier, mijn telefoonnummer. We moeten snel even bijpraten, denk ik.’ Hij knikte nog één keer in haar richting voordat hij richting de ingang van het ziekenhuis liep. Ze beet op haar lip en staarde naar de tien cijfers. Ze werd overspoeld door een golf van hoop. Zou hij, Michiel van der Wal, de last die op haar schouders rustte, dragelijk kunnen maken? Begon ze weer wat voor Michiel te voelen, zoals ze eens had gedaan? **** De avond had de havenstad veroverd en dompelde hem onder in de duisternis. Tessa goot in één keer het glas whisky naar binnen en vroeg de man achter 42
Eerste hulp bij hartkloppingen
de bar om nog een glas. Dit was de tweede keer deze week dat ze in de Irish Pub zat. Ze kwam hier vaak om haar zorgen te vergeten. De alcohol verzachtte de pijn. De man achter de bar schonk nog een keer in. Ze haalde het genoemde bedrag uit haar broekzak en legde het op de bar. Ze nam een kleine slok. Hoe was het zo ver gekomen dat ze haar avonden hier in de pub doorbracht? En vooral alleen? Niemand kon echt begrijpen wat zij nu doormaakte. Wie van haar vrienden had zijn partner laten vallen, en wist dat het zijn eigen schuld was? De bodem van het glas kwam al in zicht. Ze nam nog een slok en voelde het brandend een weg banen. Vanmiddag had ze, naast alle vrienden, familie en collega’s, bij het open graf gestaan. Ze kon het beeld van de kleine dochter van Annemarie, die een roos op de houten kist van haar moeder legde, niet loslaten. Het meisje was te jong om te begrijpen wat er precies gebeurd was, maar oud genoeg om haar moeder voor de rest van haar leven te missen. En om nog maar te zwijgen over de man van Annemarie. Hij moest voortaan alles alleen doen. In haar ooghoeken zag ze dat Michiel van der Wal naar haar toe kwam lopen. Wat moest hij nu hier? ‘Hé, Tes’, zei hij terwijl hij naast haar op de barkruk plaatsnam. Hij gebaarde naar de man achter de bar en bestelde een biertje. ‘Hoe gaat het met je?’ Ze nam hem in zich op. Vanavond droeg hij een donkerblauw overhemd met witte strepen. Onder zijn blouse droeg hij een donkere spijkerbroek en donkere schoenen. Hij had zijn krullen een beetje getemd, maar zijn ogen wakkerden een storm van gevoelens aan. ‘Het gaat goed, naar omstandigheden’, zei ze op een zachte toon terwijl ze haar laatste slok nam van haar whisky. Ze zag dat hij sceptisch naar haar keek. ‘Serieus, Michiel. Alles gaat prima. Ik kom er wel.’ Ze haalde nonchalant haar schouders op voordat ze nog een drankje bij de barman bestelde. ‘Je hoeft je niet sterker voor te doen.’ ‘Buiten, bij het ziekenhuis… Je moet vergeten wat ik toen gezegd heb. Ik wist niet wat ik zei.’ Michiel fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dat meen je toch niet? Alsjeblieft, Tes. Sluit je niet af voor de mensen die om je geven. Laat mensen je helpen, ook al denk je dat ze je niet zullen begrijpen.’ Ze keek weg van haar glas met whisky en keek recht in de donkerblauwe ogen van Michiel. Ze moest zich niet afsluiten voor de mensen die om haar gaven? Hoorde ze het nu goed? Ze schudde haar hoofd. ‘En daar ben jij er een van?’ 43
Eerste hulp bij hartkloppingen
‘Ja’, zei hij zacht. ‘Ik geef om je Tessa. Dat heb ik altijd gedaan. Ik was alleen te bang om je mee uit te vragen.’ Hij was te bang om haar mee uit te vragen? Ze staarde recht in zijn mooie ogen. Het leek net of ze zag dat alle verdedigingsmechanismen waren verdwenen als sneeuw voor de zon. ‘Meen je dit echt?’ Kon het waar zijn? Was hij te bang geweest? Michiel bleef haar aankijken. ‘Ja’, zei hij terwijl hij zachtjes glimlachte. ‘Ik heb mezelf altijd voor m’n kop geslagen dat ik je heb laten gaan. En toen zat je ineens naast het bed van één van mijn patiënten en ik dacht: dit is mijn tweede kans.’ Ze voelde hoe haar ogen vochtig werden. Dit keer werden de tranen niet veroorzaakt door de ellende, die ze de afgelopen dagen had doorgemaakt, maar door de woorden van de man tegenover haar. Ze voelde hoe hij zijn hand op de hare legde en zachtjes over haar handpalm wreef. ‘Dus, lieve Tessa van Wijngaarden, zou je met mij uit willen?’ Ze snoof en knipperde even hard om de tranen tegen te houden. Ze knikte en zei: ‘Dat lijkt me heel erg leuk. Ja, Michiel van der Wal, dat wil ik wel.’ Er verscheen een brede glimlach op het gezicht van de knappe dokter. Ze zag dat hij naast haar begon te grinniken. ‘Weet je nog die keer dat we ’s avonds, na een avondje stappen, door de stad liepen? Je had iets te veel gedronken, volgens mij en begon spontaan iedereen op straat te groeten.’ Ze begon te lachen. ‘Of die ene keer dat jij te veel gedronken had en tegen de lantarenpaal liep. Ik vergeet nooit meer jouw reactie.’ Ze probeerde haar lach in te houden terwijl ze haar best deed om de stem van Michiel na te doen. ‘“Wat doet dat hier?” zei je heel verbaasd.’ De avond verstreek. Er werden veel herinneringen opgehaald aan dingen, die ze vroeger hadden meegemaakt. Ze keek op haar horloge en zag dat het al laat geworden was. ‘Luister, Michiel, ik moet gaan. Ik vond het echt heel erg gezellig.’ Hij knikte. ‘Ja, ik vond het ook heel gezellig. Dit moeten we zeker nog een keer doen.’ Ze glimlachte. ‘Ja, dat is goed. Je hebt me mee uit gevraagd. Daar kom je niet makkelijk onderuit, meneertje’, zei ze op een plagerige toon. ‘Ik zou niet durven, mevrouw’, zei hij. De brede glimlach op zijn gezicht verdween en hij keek haar aan. ‘Ik laat je nog wel weten hoe laat en wanneer.’ Ze zag dat hij even aarzelde. Hij glimlachte weer en drukte voorzichtig een kus op haar wang. ‘Ik zie je snel, Tessa.’ 44
‘Tot snel’, zei ze terwijl ze zich richting de uitgang begaf. Ze draaide zich om en zag dat hij terug was gelopen naar zijn, wat zij vermoedde, collega’s. Een blondine met mosgroene ogen keek haar even kort aan voordat ze iets tegen Michiel zei. Ze opende de deur van de pub en liep richting metrostation Beurs. Misschien was dit het nieuwe begin. Het nieuwe hoofdstuk van haar leven, samen met Michiel. Misschien kon ze op deze manier het verleden loslaten. Echt loslaten. Er was hoop voor de toekomst. Hoop dat alles toch nog goed zou komen. Lauretta Deurloo
45
Eerste hulp bij hartkloppingen
46
Eerste hulp bij hartkloppingen
Facebook-flirt
M
ijn herinneringen aan Mark vlamden in alle hevigheid op toen ik een foto van het oude doktersbootje zag. De Oud Rotterdammer riep lezers op of zij wisten waar het bootje gebleven is. Dat wist ik niet, maar Mark was ineens weer vol in mijn gedachten. Hele dagen hadden we samen doorgebracht op de ambulanceboot van de Rotterdamse haven. Een moderne snelle uitvoering van het oude stalen stoombootje waarin de dokters vroeger zieken en gewonden van boord haalden en naar het ziekenhuis brachten. Mark bestuurde de ambulanceboot en was verpleegkundige. Zijn vervolgstudie Farmacie had hij niet afgemaakt, maar hij wist veel van medicijnen en
47
Eerste hulp bij hartkloppingen
dat kwam vaak goed uit op de boot, waar in een klein team gewerkt werd. Mark had nog niet zo heel veel ervaring en genoot zichtbaar van het avontuur op het water. Het was een baan die paste bij zijn uiterlijk. Groot, blond, stoppelbaardje en een goed getraind lichaam. Ik was arts bij de Spoedeisende Hulp van het Havenziekenhuis en sprak vloeiend Filipino. Dat had ik geleerd in de tijd dat ik mijn studie een paar jaar had onderbroken om vrijwilligerswerk te doen op de Filipijnen. Het Havenziekenhuis was daar blij mee, omdat er elke week zeker tien, meestal Filipijnse, zeelieden bij de Eerste Hulp werden binnengebracht met grote of kleinere medische problemen. Ik voer regelmatig mee op de ambulanceboot bij zware ongelukken of bij evenementen op het water, zoals de Havendagen. Juist dan kwam ik in touw om ter plaatse eerste hulp te verlenen. Ook als ik dienst had bij de Spoedeisende Hulp in het Havenziekenhuis, zagen Mark en ik elkaar regelmatig. Hij begeleidde de patiënten naar binnen en droeg ze persoonlijk aan me over. Snel en precies vertelde hij me wat er gebeurd was en wat de patiënt volgens hem nodig had. Vaak hielp hij me ook bij degenen die er ernstig aan toe waren en snel medicijnen nodig hadden. Soms vond ik dat hij patiënten binnenbracht die ook door de havenarts behandeld hadden kunnen worden, maar ik begreep het als hij vertelde hoe erg deze zeelieden in paniek konden raken, als ze zo ver van huis ziek werden. Dat ze een stuk rustiger werden als hij hen vertelde dat het Havenziekenhuis helemaal ingesteld is op zeelieden. Dat ze snel en goed behandeld zouden worden met veel persoonlijke aandacht en kennis van tropische ziekten, mocht daar sprake van zijn. Het viel me elke keer op hoeveel contact en vertrouwen Mark al tijdens de reis naar het ziekenhuis met de patiënt had opgebouwd. Bij het Havenziekenhuis deden we ons best de patiënt met een vlotte behandeling en persoonlijke aandacht zo snel mogelijk weer op de been te krijgen. Doordat ik de taal van de meeste patiënten sprak, vormden Mark en ik een goed team. We waren collega’s en mochten elkaar graag. Buiten het werk zagen we elkaar niet. Ons contact veranderde toen Mark op Facebook de raadselachtige tekst ‘Geluk is een richting, geen punt’ postte. Ik had net mijn belangstelling voor de social media een beetje verloren. Een paar maanden daarvoor checkte ik Facebook elke dag. Ik volgde een vriendin die een trektocht door Chili maakte en stuurde haar berichtjes. Ik vond het 48
Eerste hulp bij hartkloppingen
leuk om te lezen dat mijn vorige buurvrouw die nog niet zo lang weduwe was, een pup in huis had genomen en ik bewonderde de haarscherpe vogelfoto’s die een vriend regelmatig publiceerde. Mijn Twitter-account leidde een slapend bestaan. De laatste tijd keek ik minder vaak op Facebook. Soms ging er een week voorbij zonder dat ik inlogde. Mijn belangstelling keerde terug toen ik Mark opeens voorbij zag komen in de lijst met mogelijke bekenden. Ik reageerde op zijn post omdat ik dacht te begrijpen wat hij bedoelde. Ik vond dat teveel mensen hun tijd verspilden met het streven naar geluk en perfectie en daarbij vergaten in het nu te leven. Ik maakte me er zelf ook schuldig aan, al dacht ik toen van niet. Ik kon moeilijk loslaten en wilde graag de controle houden over alles wat ik deed. Daarom was ik de perfecte moeder en echtgenoot. Daarom verzamelde ik tassen, laarzen en sieraden en daarom deed ik veel moeite er goed uit te blijven zien. Ik was ambitieus in mijn werk en werd gezien als een succesvolle en geliefde eerstehulparts. De Spoedeisende Hulp was belangrijk voor de goede reputatie van het Havenziekenhuis, dat graag een veilige haven wilde zijn voor zeelieden die medische hulp nodig hadden. Ook op oudere mensen was het ziekenhuis goed ingesteld. Als enige ziekenhuis in Rotterdam had het van de ouderenbonden het keurmerk ‘Seniorvriendelijk Ziekenhuis’ gekregen en dat begon al bij de Eerste Hulp, waar alle mensen met spoed geholpen moesten worden. We waren er speciaal op getraind om patiënten niet te zien als ‘hartaanval’ of ‘gebroken been’, maar als mensen in een kwetsbare positie die gerustgesteld moesten worden en persoonlijke aandacht verdienden. Sowieso kwam een groot deel van de opgenomen patiënten via de Eerste Hulp het ziekenhuis in. Zij werden vaak binnengebracht met ambulances, die met gillende sirenes en zwaailichten aankwamen vanaf de Maasboulevard. Opgehaald van huis, na een hartaanval of opgepikt van de straat waar zij een ongeluk hadden gehad en door een voorbijganger aangemeld waren via 112. Ik was binnen een paar jaar vertrouwensarts geworden voor de havenartsen die veel patiënten naar ons ziekenhuis verwezen. Met twee andere collega’s was ik in de race om voorzitter van de medische staf te worden. Samen met de directeur zou ik in die rol het beleid van het ziekenhuis kunnen bepalen en zo zorgen voor nog meer persoonlijke aandacht voor patiënten, zo nam ik me voor als ik voorzitter zou worden. In mijn rol in het bestuur van de ‘Stichting Vrienden van het Havenziekenhuis’ kon ik patiënten en collega’s ook al regelmatig blij maken. 49
Eerste hulp bij hartkloppingen
Met de bijdragen van de stichting konden we extra dingen doen voor patiënten, zoals het gezelliger maken van de wachtkamers of computers op de verpleegafdelingen. Ik draaide ook volop mee in de denktank voor de grote ‘Operatie Verbouwing’ die sinds 2007 gaande was in het Havenziekenhuis. Ik werkte daarbij samen met de adviseurs van Aerde voor het bouwmanagement. Al snel gingen Mark en ik privé verder met onze Facebook-chat en het bleef niet bij die ene keer. We ‘praatten’ veel, soms wel een paar keer per dag. Ook over ons dagelijks leven. We lieten elkaar weten waarom we soms offline waren. ‘Ben even boodschappen doen’ of ‘naar de sportschool’. Voordat ik het wist was Mark op de hoogte van mijn hele leven. Algauw deelden we ook persoonlijke emoties en werd ons contact flirterig. Dat verwarde me, want Mark was vijftien jaar jonger dan ik, maar ik was gecharmeerd door zijn interesse in mij en mijn leven. Op ons werk gedroegen we ons professioneel. Mark verzorgde gewonde havenarbeiders, stelde doodzieke zeelieden gerust en stuurde de ambulance behendig tussen de tankers en cruiseschepen door naar het Havenziekenhuis in het centrum. Ik zorgde voor de ingrepen onderweg op de boot, als dat niet kon wachten tot de aankomst bij de Eerste Hulp. Zeelieden die rillend van de malariakoorts lagen te ijlen en riepen om hun moeder werden naar de Tropenafdeling gebracht. Zij hoopten snel weer aan boord van hun schip te kunnen, maar meestal bleven ze achter. Na een week of twee waren ze weer opgelapt door artsen en de liefdevolle verpleging en vervolgden zij hun tocht over de wereldzeeën. Vaak duurde het nog maanden voor zij hun geliefden thuis weer in de armen konden sluiten. Onze collega’s merkten niets van ons innige virtuele contact buiten het werk. We spraken er niet over met hen en ook niet met elkaar. We hadden allebei een relatie. Marks partner Kim woonde in het verre oosten en ik was gelukkig getrouwd met Stijn en had twee puberende kinderen. We woonden sinds vijf jaar in Schiedam. Stijn werkte dichtbij huis en had gelukkig regelmatige werktijden, zodat we samen de opvoeding van onze kinderen konden regelen. In deze lastige puberjaren vulden we elkaar daarin goed aan, maar door ons drukke leven maakten we weinig tijd vrij voor elkaar. Het voelde soms als een 50
Eerste hulp bij hartkloppingen
soort fabriek, ons huis en gezin. Er moest zoveel gebeuren en de kinderen vroegen veel aandacht. Anders dan vroeger in de verzorging, nu meer in de begeleiding bij tegenslagen, schoolwerk of de gebruikelijke puberproblemen met vriendjes en vriendinnetjes. We waren een goed team daarin. Als ze ’s avonds tussen tien en elf uur naar bed gingen hadden we nog een half uurtje samen. Meestal zaten we dan uitgeblust op de bank, keken tv en waren ieder met onze telefoon of iPad bezig. Ik op Facebook en wat Stijn precies deed wist ik niet. Ik maakte mezelf wijs dat het chatten een soort modern dagboek was voor me, maar het was uiteindelijk Marks talent om te verleiden dat het hem deed. Ik raakte hopeloos verliefd. Op een dag schreef hij ‘tot morgen in het ziekenhuis’. Ik schreef terug ‘slaap lekker’. Een minuut later was hij er weer. ‘Jij begrijpt me tenminste’ schreef hij. Vanaf dat moment werd het gevlei openlijker. Ik wilde dit geheim houden voor Stijn, maar dat kostte me wel de nodige moeite. Voor Mark was het makkelijker. Zijn contact met Kim onderhield hij vooral via Skype en zo’n vier keer per jaar ontmoetten zij elkaar tijdens vakanties in Rotterdam of Shanghai. Dat Mark daaraan niet genoeg had was duidelijk. Hij schreef me vaak dat hij zich eenzaam voelde maar dat Kim niet naar Nederland kon komen vanwege visumproblemen en dat hij zelf niet voorgoed naar China kon gaan vanwege zijn zieke vader in Rotterdam. Ik leefde met hem mee en vond het jammer dat iemand die zoveel liefde had te geven zo ongelukkig was in zijn relatie. Na een paar weken sprak ik er thuis toch over met Stijn. Ik vertelde over mijn chatsessies met Mark, niet over mijn gevoelens. ‘Dat het toch fijn was om elkaar elke dag te zien en in een gewoon stabiel gezin te leven. Dat zo’n relatie op afstand toch moeilijk goed te houden is,’ zo hoorde ik mezelf praten. Maar Stijn merkte toch dat het me iets deed. ‘Volgens mij ben jij verliefd, je lijkt wel een bakvis,’ zei hij en hij lachte er een beetje bij. Zonder enige argwaan, meer als een grapje. Wij waren al twintig jaar samen. We begrepen elkaar, wisten wat de ander dacht en nodig had. Onze kinderen hadden prima ouders aan ons en we hadden een leuke vriendenkring. Een modelgezin inderdaad. Wat maakte Mark dan in me wakker, waardoor het toch zo verschrikkelijk mis ging en ik mijn man en kinderen zo kwetste? De aandacht, het gevoel bijzonder te zijn voor iemand. Ik was daar gevoelig voor. De seks met Stijn was na twintig jaar een plichtmatig sportkwartiertje in het weekend geworden. 51
Eerste hulp bij hartkloppingen
We hadden het erg gezellig samen, maar spraken niet meer zoals vroeger over onze echte emoties, verwachtingen, teleurstellingen. Dat vonden we niet meer nodig, zo leek het wel. Ik dacht dat ik er geen problemen mee had en besprak het niet met Stijn. Voor mij was het blijkbaar op dat moment niet genoeg. Ik sprak er wel over met Mark en liet Stijn in de wereld waarin we na twintig jaar samen terecht waren gekomen. Mark en ik chatten steeds vaker en op het laatst zochten we elkaar zelfs op Facebook op tijdens het werk op de ambulanceboot en in het Havenziekenhuis. Onze collega’s hadden nog steeds niets door, hoewel ik soms naar Mark keek met een blik die me onmiddellijk zou verraden. Niemand zag het. Hij schreef steeds vaker over Kim. Over hoe hij meer moeite kreeg een toekomst samen te zien, met de afstand tussen hen. En hoe erg hij het vond dat hij gevoelens voor anderen had en de verleiding de grens te overschrijden steeds moeilijker kon weerstaan. Ik beschaamde mijn intieme band met Stijn door te schrijven over ons magere seksleven. Onze virtuele verliefdheid ging voor mij langzaam over in meer. Ik droomde over Mark en zag hem als een held op de ambulanceboot levens redden, paniekerige zieke zeelui rustig maken en de ambulanceboot behendig over woeste wateren navigeren. Ik voelde zijn aanwezigheid in alle vezels van mijn lichaam en zorgde regelmatig dat ik alleen met hem op de brug van de boot stond. Ik hoopte dat het daar zou gebeuren. Tijdens één van de prachtige zonsondergangen die de lucht boven de Maas rood kleurden, of als we in volle vaart onder de Erasmusbrug door scheurden op weg naar weer een aanvaring op de Nieuwe Waterweg, of de aankomst van een helikopter met gewonden van een ongeluk op een boorplatform. Ik hunkerde naar een aanraking, een kus in mijn nek, meer niet. Er gebeurde niets. Zelfs niet in mijn dromen. Het werk op de boot vereiste opperste concentratie en Mark was een professional. Zijn charmante gedrag richting andere vrouwen maakte me jaloers. Gelukkig waren het meestal mannen die met spoed naar het Havenziekenhuis moesten. Iedereen werd door Mark geduldig gekalmeerd en begeleid totdat ze veilig in het ziekenhuis overgedragen konden worden aan de tropenartsen of de verpleegkundigen op de afdeling. Zelfs inderhaast mee gegriste spullen werden door Mark persoonlijk naar de verpleegafdeling gebracht waar de zeelieden opgenomen werden. In het ziekenhuis was veel concurrentie binnen de vrouwengemeenschap. Veel 52
Eerste hulp bij hartkloppingen
knappe vrouwen liepen dagelijks in en uit en ik zag dat Mark met interesse bekeken werd. Hij leek er nauwelijks oog voor te hebben en was tegen iedereen even vriendelijk en attent. Ik merkte dat ik soms afgeleid raakte omdat ik steeds rondkeek of Mark er was of er aan kwam. Ik moest alle zeilen bijzetten om geconcentreerd te blijven. Een vergeten sleutel op de medicijnkast van de Eerste Hulp leverde me een officiële waarschuwing op. Zoiets was me nog nooit overkomen en ik besefte dat het niet veel langer kon zo. Bij een scheepsramp voor de kust bij Hoek van Holland waren we op zoek naar drenkelingen in het water. Het zoeklicht van de ambulanceboot zwaaide van links naar rechts in de kolkende watermassa. Ik stond naast Mark en samen speurden we de horizon af op zoek naar een teken van leven. Ik herinner me hoe ik zijn schouder voelde tegen de mijne. De warmte van zijn lichaam bereikte me door mijn jas heen en ik rilde van opwinding. Mark liet fysiek niks merken van de band die we virtueel zo onontkoombaar opbouwden. Zijn aanwezigheid wond me steeds meer ook lichamelijk op, ik had vlinders in mijn buik, voelde me weer energiek, alsof ik achttien was. Mijn beginnende overgangsverschijnselen, slaapproblemen en hoofdpijn verdwenen of ik voelde ze niet. Ik had vleugels en was ook thuis vrolijk en gezellig. Ik stond elke ochtend voor mijn kast en bedacht welke kleding Mark leuk zou vinden, ook al was het meeste op mijn werk niet te zien onder mijn witte doktersjas. Mijn dochter vroeg wat er met me aan de hand was. Zij was zelf erg verliefd op haar eerste vriendje en ik denk dat ze haar eigen gevoelens herkende in mijn gedrag. Mijn zoon ging net als altijd helemaal op in zijn hockeywedstrijden en het stappen met zijn vrienden. Stijn was stil, maar vroeg niets. En ik schaam me ervoor dat ik dat wel makkelijk vond en beperkte onze gesprekken tot veilige onderwerpen als de schoolprestaties van de kinderen, de boodschappen en de weekplanning. Op een druilerige dag in augustus kwam Mark naar me toe op de Eerste Hulp. Hij had net een havenarbeider binnengebracht die tijdens zijn werk bij een overslagbedrijf in Moerdijk bekneld was geraakt in het ruim van een schip. Dankzij de snelle ambulanceboot hadden ze hem in no-time naar het Havenziekenhuis kunnen brengen en zo zijn leven kunnen redden, zo vertelde Mark, met koortsachtige blosjes op zijn wangen. Hij droeg mijn doktersjas, omdat zijn fluoriserende ambulancehes gescheurd was toen de havenarbeider zich 53
Eerste hulp bij hartkloppingen
kermend van de pijn aan Mark had opgetrokken in het schip. Zijn brede borst spande zich onder de te krappe doktersjas en ik zag een ader op zijn slapen kloppen van de spanning. Hij zag er woest aantrekkelijk uit. Vakkundig diende hij de patiënt medicijnen tegen de pijn toe. Ik zag de passie voor het redden van mensen in zijn ogen, net zoals ik die zelf ook zo goed kende. Zonder iets te zeggen bleef ik hem aankijken. Hoewel het eigenlijk mijn taak was om medicijnen tegen de pijn te geven, kon ik mijn blik niet van hem losmaken, hoe ik mijn best ook deed. Zonder weg te kijken waste Mark zijn handen, maar tegen die tijd had ons oogcontact net iets te lang geduurd. Lang genoeg om alle vlinders weer in volle hevigheid tot leven te wekken. De doktersjas ging mee naar huis. Marks geur bleef er nog zeker drie dagen in hangen en als ik mijn kleding ’s ochtends uit de kast haalde droomde ik weg bij het opsnuiven van zijn aftershave. ’s Avonds op Facebook schreef ik opnieuw over wat ik miste bij Stijn en ik schaamde me over mijn openhartigheid. Nooit eerder had ik mijn gevoelens over mijn man gedeeld met anderen, zelfs niet met vriendinnen. Soms kwam ik Mark tegen in het ziekenhuis, als ik terug liep naar de Eerste Hulp na een overleg of onderweg van of naar de lunch. Ik zag hem vaak al van een afstand lopen, omdat ik de hele dag gespitst was op zijn aanwezigheid. Meestal zeulde hij met de tassen van zieke zeelui achter het bed aan waarop de patiënten naar de afdeling werden gereden waar ze opgenomen moesten worden en zorgde hij ervoor dat ze de juiste Logilabel-etiketten op hun status kregen. Mijn hart maakte elke keer een sprongetje als ik zijn vertrouwde gestalte ontdekte en ik was ontroerd door zijn betrokkenheid bij deze ontheemde mannen. De meeste collega’s lieten dit werk over aan de verpleging of vrijwilligers van het patiëntenvervoer. Nog steeds was er fysiek niets tussen Mark en mij gebeurd, maar ik kon de spanning die in de afgelopen maanden was opgebouwd niet meer weerstaan. Ik besloot hem mijn liefde op te biechten. Er was geen andere keus meer. Ik was aan het werk en hield pauze op het dakterras van de Brasserie bovenop het ziekenhuis. Ik staarde over de Maas naar de mooie bruggen en de schepen die langzaam voorbij tuften en was blij dat er geen collega’s waren. Ik dacht aan Mark en fantaseerde over de dingen die we samen konden doen en 54
Eerste hulp bij hartkloppingen
wanneer hét zou gebeuren tussen ons. Misschien kon ik meer momenten organiseren dat we samen bij de Eerste Hulp zouden kunnen zijn of ervoor zorgen dat we samen nachtdienst hadden. Ik kon niets over mijn gevoelens over mijn lippen krijgen als ik hem zag. Het lukte gewoon niet, maar mijn lichamelijke reactie sprak boekdelen. Dat moest hij toch zien? Ik zag op mijn telefoon dat Mark online was, verzamelde al mijn moed en schreef ‘ik ben verliefd op je.’ Het bleef een kwartier stil. Ik trilde als een rietje en begreep niet waarom hij niet reageerde. ‘Het kan niet’, verscheen het op mijn scherm. ‘Ik heb Kim en het gaat niet met ons werk. Ik heb dit eerder meegemaakt en toen heeft het me mijn baan gekost. Ik vind je een geweldige vrouw, maar mijn werk wil ik niet kwijt.’ De dreun kwam hard aan, maar ik was te ver heen. Zijn kille mededeling kwam voor mij te laat en ik begreep niet wat hij bedoelde met het gevaar voor zijn baan. Mijn verliefdheid had me totaal in beslag genomen. Er was iets in gang gezet wat zich niet meer liet stoppen. Ik had geestelijk al afstand genomen van Stijn en kon met geen mogelijkheid de draad van mijn huwelijk weer oppakken. Ik begreep het niet. Had ik me dan zo vergist? Ik moest iets doen om mijn paniekgevoelens te kalmeren. Zo kon ik mijn dienst niet afmaken. Wat zou er gebeurd zijn bij zijn vorige baan? Was dat de echte reden of probeerde hij me zo te sparen? Ik zocht koortsachtig op Facebook naar zijn contacten met vroegere collega’s. Met wie was hij toen? Wat was er gebeurd? Ik speurde naar berichten op zijn tijdlijn uit de periode van zijn vorige werk, maar vond niets wat erop wees wat er gebeurd kon zijn. Veel foto’s van feestjes en vakanties, maar geen aanknopingspunten. Ik kwam het profiel van Kim tegen, zonder foto. Dat stelde me teleur. Ik was benieuwd op welk type vrouw Mark viel. Google leverde ook niets op. Ik draaide de rest van mijn dienst die dag bij het ziekenhuis af op de automatische piloot en vroeg Stijn me op te halen van de Eerste Hulp. Ik zag hem als een trouwe hond zitten in onze auto en het brak mijn hart, maar ik moest hem zeggen dat onze liefde over was. Had ik mijn onvervulde verlangens maar eerder met hem besproken. Was hij maar in paniek geraakt toen ik zei dat ik niet meer bij hem kon blijven, dan hadden we er samen voor kunnen vechten. Niets van dat alles. Hij keek voor 55
Eerste hulp bij hartkloppingen
zich uit, stelde geen vragen en zei gelaten: ‘ik begrijp het.’ En ik? Er waren de afgelopen maanden gevoelens in me losgemaakt die ik nooit eerder ervaren had. Ik was er kapot van dat mijn liefde onbeantwoord bleef maar wist zeker dat ik me ook weer zo zou kunnen voelen als er iemand anders voorbij kwam. Niet Stijn. Nee, hem had ik te erg gekwetst in de afgelopen maanden. Onze relatie was kapot. Ik had geroken aan een nieuw soort liefde en wilde meer, ook al was het dan niet met Mark. Mijn kinderen waren bijna volwassen. Natuurlijk zouden zij onze huwelijksbreuk verschrikkelijk vinden, maar ze hadden ons niet meer nodig zoals vroeger. Ik had Mark sinds ons laatste Facebook-contact nog dagelijks gezien op de ambulanceboot en bij de Eerste Hulp. Hij was vriendelijk, maar deed zijn best geen speciale aandacht aan mij te besteden en kwam minder op mijn afdeling. Ik zag ook dat hij direct oogcontact zoveel mogelijk vermeed. We hebben nooit meer gesproken over wat er tussen ons gebeurd was of waarom het juist niet ging zoals ik dacht dat het zou gaan. Niet in het ziekenhuis en niet op Facebook. De lijn was dood. Mijn diensten op de ambulanceboot werden overgenomen door een collega, zodat ik Mark minder hoefde te zien. Hij begeleidde zijn patiënten nog steeds met heel veel liefde en aandacht persoonlijk naar binnen in het ziekenhuis, maar ik bekeek hem met andere ogen. Zag ineens dat hij zich flirterig gedroeg tegen veel collega’s en patiënten. Toen er op een mistige maandagmorgen een paar weken later twee politieagenten voor mijn deur stonden in Schiedam, wist ik dat het iets met Mark te maken moest hebben. Stijn was op zijn werk en de kinderen op school. Ik zelf was net thuis gekomen van een vermoeiende nachtdienst met veel opnames van nieuwe patiënten. Vooral verkeersslachtoffers die te laat hadden ontdekt dat het wegdek glad was door de aangevroren novembermist. Gelaten bood ik de agenten koffie aan, nadat ik ze plaats had laten nemen op de bank. ‘Kent u deze man?’ vroeg de oudste van de twee. Hij liet me een foto zien van een oosterse jongen met opgeschoren haar en meer piercings dan ik ooit gezien had. Ik had geen flauw idee wie dat zou moeten zijn. ‘Dit is Kim Hua’, zei zijn jongere collega. Kim. Dat was Kim? Ik weet niet hoe ik de volgende minuten doorgekomen 56
ben. De bodem sloeg onder mijn voeten vandaan, het was goed dat ik op mijn eigen bank zat. De harde waarheid drong in alle hevigheid tot me door. ‘Deze man en uw collega Mark Hendriks dreven samen een bloeiende handel in medicijnen op E-bay. Illegale medicijnen die door zeelieden uit het verre oosten meegenomen werden op hun schip en door Mark daarna opgepikt op de ambulanceboot. Maar ook medicijnen die werden gestolen uit de voorraad van de Eerste Hulp van het ziekenhuis waar u werkt. Mark gebruikte daarvoor uw sleutel van de medicijnkast. Met uw toestemming, zo gaf hij aan.’ Ik weet niet meer hoe ik gereageerd heb. Verblind door tranen van woede en verdriet probeerde ik dit vreselijke bedrog tot me door te laten dringen. Medicijnhandel? Een vriend in plaats van een vriendin en ik zelf in de rol van Bonnie naast Clyde? Ik voelde al het bloed uit mijn hoofd wegtrekken en stamelde iets als ‘ik had geen idee’. Koortsachtig probeerde ik me alle gebeurtenissen van de afgelopen maanden te herinneren. De bijzondere belangstelling voor medicijnen die ik weet aan zijn studie Farmacie. De sleutel van de medicijnkast die hij uit mijn doktersjas gepikt moest hebben. De persoonlijke begeleiding van zeelieden met hun bagage het ziekenhuis in. De vele patiënten die ook door een havenarts op het schip behandeld hadden kunnen worden. Het gedraai om mij heen op de Eerste Hulp en Marks geflirt richting mannen en vrouwen. Zijn ontslag bij zijn vorige baan omdat hij een relatie had op het werk. Had hij daar ook iemand voor zijn medicijnkarretje gespannen? Ik was blind geweest voor alle alarmbellen. Ik had me laten gebruiken voor Marks handel en Kim bleek al die tijd zijn handlanger en minnaar in Shanghai te zijn geweest. De politie had al mijn bankafschrijvingen gecheckt, mijn mail gelezen en mijn activiteiten op de social media gevolgd. Daar hadden ze niets over mijn betrokkenheid kunnen vinden, behalve dat ik een naïeve vrouw van middelbare leeftijd was die als een onbenullige tiener in de romantische vleierij van een oplichter was getrapt. Ik probeerde niet te beven, rustig adem te halen en kwam langzaam weer bij mijn positieven. Ik wist de agenten vrij snel te overtuigen dat ik me van geen kwaad bewust was geweest. Later de directie van het ziekenhuis gelukkig ook. Ik denk bijna nooit meer aan Mark. Hij heeft me gebruikt maar ook wakker geschud uit mijn slaperige huwelijk. Ik heb mijn man en kinderen veel verdriet 57
Eerste hulp bij hartkloppingen
gedaan, maar ik weet niet of ze zo veel beter af waren geweest als ik bij ze gebleven was. De hele periode met Mark heb ik verdrongen uit mijn herinneringen. Maar heel af en toe zie of hoor ik iets waardoor alles in alle hevigheid weer terug komt, zoals nu, nu ik het doktersbootje op de foto in De Oud Rotterdammer zie staan. Maria Maaswater
58
Eerste hulp bij hartkloppingen
Tropenliefde
T
homas zit in de schaduw van een grote palmboom. Geluiden uit de directe omgeving komen met een zachte bries de tuin in. Thomas is voldaan en tevreden maar ook moe. Hij heeft er een lange dienst op zitten. Hij heeft nachtdienst gehad en het is inmiddels alweer halverwege de ochtend. Hij kijkt op zijn horloge en ziet dat het tegen half elf loopt. Nog even wachten op zijn vrouw die ook nachtdienst heeft gehad en dan samen naar huis. Ze zal zo wel komen. Thomas is tropenarts en zijn vrouw Marieke is tropenverpleegkundige en opleider in hetzelfde ziekenhuis. Hij leunt met zijn hoofd tegen de muur waartegen de bank staat. Heerlijk die koelte, het belooft weer een warme dag te worden. Zijn gedachten dwalen af naar het moment waarop hij Marieke leerde kennen. Hij knijpt even zijn ogen dicht en dommelt langzaam weg. De visite op de chirurgisch afdeling wordt gedaan door Thomas en een medisch specialist die zijn opleider is. Ze lopen door de gangen van de verpleegafdeling met drie coassistenten achter hen aan. Een teamleider van de chirurgisch afdeling duwt een statuskar voor zich uit en de verpleegkundigen zijn bezig met de verzorging van de patiënten. Wassen, medicijnen uitdelen en bedden opmaken, het hoort allemaal tot hun dagelijkse werk. Thomas geniet van de flarden van de gesprekken die hij opvangt. Met veel geduld luisteren de verpleegkundigen naar de patiënten terwijl ze doorgaan met hun werkzaamheden achter de gordijnen. Thomas en zijn opleider grinniken beiden wanneer ze achter een gordijn horen 59
Eerste hulp bij hartkloppingen
dat de nieuwe assistent toch wel een lekker ding is. Hij bloost een beetje als zijn opleider plagerig aan hem vraagt of de opmerking soms over hem gaat? ‘Nou ja,’ zegt Thomas ‘ik ben natuurlijk wel de nieuwe assistent, het is mogelijk dat ik het onderwerp van het gesprek ben.’ Thomas is een leuke vent met pretogen en een goed gevoel voor humor. Hij is lang en slank en een heeft mooie bos met haar. Hij is gebruind doordat hij zeilt en verder veel buiten is. Een lekker ding, hij moet er een beetje om lachen, zo kijkt hij niet naar zichzelf. Wel heeft hij gemerkt dat de dames in het ziekenhuis naar hem kijken. Ze groeten wanneer hij door de gangen loopt. Hij vangt blozende blikken op die hem verbazen. Thomas heeft wel een tijd een vriendin gehad, maar uiteindelijk is die relatie op niets uitgelopen. Ze begreep niet waarom hij naar de tropen wilde. Nadat hij was afgestudeerd is hun relatie een zachte dood gestorven en hij heeft haar niet meer gezien. Wanneer de visite is afgerond loopt Thomas naar het kantoor waar de verpleging altijd rapporten schrijft en andere werkzaamheden voorbereidt. Hij kan daar de statussen van de patiënten doornemen. Hij pakt zijn aantekeningen en verwerkt de uitkomsten ervan in het medisch deel van de status. Hij zit geconcentreerd te werken wanneer hij een stem nadrukkelijk hoort vragen: ‘Koffie dokter?’ Hij kijkt verbaasd op. ‘Heb je dat al eerder gevraagd? Ik heb je niet gehoord.’ ‘Ja dat merk ik, u bent ook zo aan het lezen en schrijven.’ ‘Oh sorry, ik ben inderdaad nogal druk in de weer’, zegt Thomas tegen een meisje in een wit verpleeguniform. Ze staat lachend naar hem te kijken. ‘Koffie dan maar?’ ‘Nou eh… graag.’ De mooiste ogen die hij ooit heeft gezien kijken hem aan. Hij voelt dat hij staart, bloost een beetje en voelt zich wat verlegen. Als ze dat nu maar niet ziet. De mooie en ondeugende ogen lachen naar hem. ‘Hallo’, zegt ze ‘ik ben Marieke.’ Ze steekt een hand uit. ‘Leuk kennis met je te maken. Ik ben Thomas.’ Ze kijken elkaar indringend aan. ‘Koffie, ja graag’, zegt Thomas ‘daar heb ik wel trek in.’ ‘Prima’, zegt Marieke en ze laat langzaam zijn hand los terwijl ze hem, met een flauwe glimlach, blijft aankijken. Thomas is onder de indruk van het mooie blonde meisje dat nu wegloopt om koffie voor hem in te schenken. Hij buigt zich weer over de papieren maar 60
Eerste hulp bij hartkloppingen
schrijft niet verder. Wat gebeurt hier? denkt hij. Hij hoort voetstappen dichterbij komen en jawel daar is Marieke met koffie. Ze heeft twee bekers bij zich, een voor hem maar ook een voor zichzelf en ze gaat bij hem aan de werktafel in het kantoor zitten, zij moet ook statussen bijwerken. ‘Oh trouwens, er zijn verse gevulde koeken van de warme bakker’, zegt Marieke, ‘wil je er een? Gekregen van een patiënte die vandaag naar huis mag.’ Marieke en Thomas zitten beiden aan de grote tafel en gaan aan het werk. Af en toe kijkt Thomas op. Marieke is geconcentreerd bezig en lijkt te voelen dat hij naar haar kijkt. Ook zij kijkt op van haar werk en hun blikken kruisen elkaar. Ze glimlacht, hij glimlacht terug. Wanneer hij klaar is ruimt hij zijn statussen op en vraagt aan Marieke waar hij zijn beker naartoe moet brengen. ‘Oh laat maar, ik loop zo richting keuken geen moeite hoor,’ zegt Marieke vriendelijk. Hij vraagt aan Marieke of ze allang op deze afdeling werkt omdat hij haar nog niet eerder gezien heeft. ‘Ik loop mijn chirurgische stage.’ ‘Oh ik dacht dat je gediplomeerd was, maar dat is dus niet het geval?’ Marieke vertelt dat ze al wat langer gediplomeerd verpleegkundige is maar dat ze nu in het Havenziekenhuis werkt voor haar tropencursus. Ze vertelt dat ze later mogelijk in de tropen wil gaan werken en dat ze kan gaan zodra ze haar studie heeft afgerond. Dan staat haar niets meer in de weg. Ze is als verpleegkundige ook betrokken bij de ontwikkeling van e-learning voor het Havenziekenhuis samen met The Competence Group. Het lesmateriaal wordt daarbij opgenomen in de HavenSchool. Medewerkers kunnen hun lessen via de computer volgen en hoeven zo de deur niet meer uit. ‘Ik doe zelf ook de tropenopleiding’, zegt Thomas. ‘Ik hoop wanneer ik klaar ben een mooie plek in de tropenzon te kunnen vinden om te werken.’ En terwijl hij zijn stoel onder de tafel schuift en weg wil gaan zegt hij tegen Marieke dat hij hoopt dat ze niet ineens onder een klapperboom zit zonder dat ze samen een keer hebben afgesproken. ‘Nou zo snel gaat dat nu ook weer niet’, antwoordt Marieke, ‘maar wanneer je bedoelt of ik een keer met je iets met je wil gaan drinken, dan graag.’ ‘Dat is dan afgesproken’, zegt Thomas. ‘Ik heb zaterdag avonddienst en ben dan om elf uur klaar, hoe zit het bij jou?’ Ze spreken af dat ze naar een café 61
Eerste hulp bij hartkloppingen
gaan dat niet te dicht bij het Havenziekenhuis ligt zodat ze zo min mogelijk met collega’s worden geconfronteerd. Ze kijkt hem na terwijl hij door de gang loopt. Marieke trilt een beetje van spanning. Wat een leuke kerel is die Thomas! Wie had dat nu kunnen denken, een afspraak met zo’n leuke jongen en nota bene een dokter. Ze is onder de indruk van zijn verschijning, zo’n mooie jongen! Hij blijft in haar gedachten en lijkt er niet uit te willen gaan. Thomas is de bewuste zaterdagavond druk, hij wil op tijd klaar zijn met de overdracht van zijn werk. Op de Spoedeisende Hulp waar hij regelmatig naar straatongevallen en binnenlopers moet kijken, valt het de verpleegkundigen op dat hij op soms wat afwezig lijkt. ‘Alles goed Thomas? Je lijkt wat stil,’ zegt een van de verpleegkundigen. ‘Ja hoor alles is prima. Het is een beetje druk geweest vandaag verder niets.’ Het is goed dat ik morgen vrij ben dat zal me goed doen, denk Thomas. Wanneer zijn collega voor de nachtdienst is gekomen draagt hij alle bijzonderheden over en kleedt zich om. Buiten wacht hij, zoals ze hebben afgesproken, op Marieke. Niet iedereen hoeft te zien dat ze samen vertrekken. Marieke heeft zich gedoucht en iets leuks aangetrokken. De skinny jeans staan haar en ze heeft er een bijpassende trui bij aangetrokken. Thomas pakt zijn fiets en samen lopen ze, onwennig nog in elkaars gezelschap, in de richting van het café. Eenmaal aangekomen houdt Thomas de deur voor haar open en gaan ze naar binnen. Het is druk en bijna alle tafeltjes zijn bezet. ‘Waar wil je zitten’, vraagt Thomas, ‘de bar of daarginds?’ ‘Nou als ik mag kiezen dan graag daar aan dat tafeltje’, zegt Marieke en ze wijst een tafeltje aan. ‘Ik heb namelijk de hele avond gestaan en gerend en een tafel met stoel lijkt mij nu het einde.’ ‘Prima’, zegt Thomas en legt zijn hand zachtjes tegen haar rug terwijl hij haar richting van tafeltje in de hoek van het café leidt. Marieke voelt de lichte druk van zijn warme hand op haar rug wat een prettig beschermd gevoel geeft. Hij trekt een stoel onder de tafel vandaan en biedt haar die aan. Wat is hij toch galant! Dat is iets wat ze altijd wilde, een galante 62
Eerste hulp bij hartkloppingen
man. Als kind al droomde ze ervan, een man die haar lief zou hebben voor alles op de wereld. Thomas schuift haar stoel aan, pakt de zijne en duwt die haar kant op met de boodschap dat ze elkaar dan waarschijnlijk beter kunnen verstaan in het drukke en rumoerige café. Ze nemen allebei een slok uit hun glas en laten zich dan, met een zachte zucht, ontspannen achteruit zakken tegen de leuning van de stoel. ‘Hoe was jouw avond’? vraagt Marieke aan Thomas. ‘Ik denk dat je niet stil hebt gezeten op die spoedeisende hulp, ik heb er verdorie drie opnames bij gehad vanavond’, zegt Marieke plagerig. ‘Ik heb nog tegen die mensen gezegd dat ze werden opgenomen op een afdeling met een hele mooie zuster’, zegt Thomas lachend en hij geeft haar een knipoog. ‘Nou ja’, zegt Marieke, ‘jij hebt wel lef meneertje’ Thomas en grijnst. Hij heeft er niet helemaal op gerekend dat hij zo snel al verliefd op haar zou worden, hij is er zelf verbaasd over. Hoe kan hij nu na een paar dagen al aan een meisje vertellen dat hij stapel op haar is? Zal ze het kunnen begrijpen of verklaart ze hem voor gek? Hij is nog nooit zo zeker van iets geweest als van zijn verliefdheid op Marieke. Hij zucht zacht en hervat het gesprek. ‘Ik vind het erg leuk hier met iemand te zitten die ook geïnteresseerd is in de tropen. Ik wil al tropenarts worden sinds ik medicijnen ben gaan studeren. Ik heb altijd iets meer willen doen dan alleen mensen beter maken’, zegt Thomas. Marieke blijft hem aankijken en voelt zich warm worden van binnen. Wat is hij bevlogen, denkt ze. ‘Wat een mooie gedachte’, zegt ze zachtjes. Ze kan niet geloven dat ze met Thomas zit te praten over een onderwerp dat haar ook zo raakt… ‘Het is geen toeval dat we hierover zitten te praten. Trouwens ik geloof niet in toeval. Voor mij bestaat dat niet.’ ‘Ik geloof er ook niet in’, zegt Thomas. Ze kijken elkaar aan Thomas voelt zijn hart kloppen, hoe kan dit allemaal? Hij blijft even stil zitten met een wat verstrooide blik. ‘Wat is er’, vraagt Marieke, ‘tong verloren’? ‘Ja, doe jij maar stoer’, mompelt Thomas, ‘maar ik vind het bijzonder dat wij elkaar ontmoet hebben’. 63
Eerste hulp bij hartkloppingen
‘Zo, en nu jij’, zegt Thomas, ‘wie is Marieke? Waarom wil jij naar de tropen?’ Hij steekt zijn hand op en gebaart de ober nogmaals dezelfde drankjes te brengen. Marieke aarzelt even, natuurlijk wil ze hem vertellen dat ze dezelfde beweegredenen als hij heeft, maar dat is niet het geval. Zij vindt het gewoon avontuurlijk haar werk te doen zover van huis in primitieve omstandigheden. Als kind al vond ze haar straat te klein, Marieke heeft altijd de neiging gehad om verder te kijken. Kijken wat er om de hoek te zien is, avontuur, spanning. Zo zitten ze nog een hele tijd te praten. ‘Het is wonderlijk hoe snel een mens weet dat de keuzes die hij maakt goed zijn’, zegt Marieke ‘voel jij dat ook zo Thomas?’ Thomas fronst zijn wenkbrauwen, hij zegt dat hij zich realiseert dat hij zoveel over zichzelf vertelt aan Marieke, dat is niet echt zijn gewoonte. Ze heffen nog een keer hun glas ‘op de tropen’. Het wordt tijd naar huis te gaan. Thomas rekent af en zoekt hun jassen op. Hij helpt Marieke in haar jas en beiden gaan naar buiten. Thomas zet Marieke af bij de metro en hij gaat op de fiets de andere kant op. Even draait hij zich nog om en geeft Marieke een kus op haar wang. ‘Bedankt en welterusten straks.’ Hij fietst langzaam naar huis en vraagt zich af hoe het nu verder zal gaan tussen hen. De daarop volgende tijd spreken Thomas en Marieke nog vele malen af. Hun relatie wordt hechter en de gesprekken dieper. Thomas denkt veel na over hun relatie. Hij herinnert zich dat ze opgemerkt heeft dat ze spanning en avontuur zoekt in haar werk en dat ze dat denkt te vinden in het buitenland. Hij heeft het gevoel dat die uitspraak zo haaks staat op zijn mening over het werken in de tropen dat die gedachte hem niet meer loslaat. Stel je voor dat Marieke teleurgesteld raakt. Ik ben al klaar met mijn opleiding, denkt hij terwijl hij zijn wenkbrauwen fronst. Als ik nu eens eerder vertrek, dan kan Marieke haar opleiding afmaken. Dat geeft haar meer tijd om nog eens na te denken waarom ze nu weg wil. Ik kan ervaring opdoen en haar beter uitleggen hoe werken in de tropen werkelijk uit ziet. Ze kan, als ze het wil, zelfs komen kijken. Hij heeft binnenkort een gesprek met een organisatie die uitzendingen van artsen en verpleegkundigen naar het buitenland organiseert. Als hij daar nu 64
Eerste hulp bij hartkloppingen
eens mee gaat praten? Nee, denkt hij, eerst met Marieke praten. Hij pakt zijn telefoon. Ze spreken af in de medische bibliotheek van het Havenziekenhuis. Omdat Marieke twee weken cursus heeft zit ze daar te werken aan een opdracht voor haar opleiding. Ze zit zo ingespannen te werken dat ze Thomas niet binnen hoort komen. Ze maakt aantekeningen op haar iPad en bladert in het studieboek. Thomas kijkt naar haar. Wat ziet ze er moe uit, denkt hij. Dan heeft Marieke hem in de gaten, ze hoort zijn voetstappen. ‘Ha lieverd, wat kijk je serieus, is er iets?’ En terwijl ze hem stralend aankijkt voelt ze onrust opkomen. Zo heeft hij nog niet eerder naar haar gekeken. Deze blik kent ze niet, maar ze voelt duidelijk dat er iets niet goed is. Thomas vertelt Marieke waarover hij de laatste tijd loopt te piekeren. Van zijn ongerustheid dat Marieke, naar zijn idee, niet voldoende weet waarom ze nu naar de tropen wil. ‘Spanning en avontuur zijn genoeg redenen om naar de tropen te gaan. Ik maak me zorgen dat het je tegen valt en dat wil ik niet.’ Marieke schuift haar stoel naar achteren en staat op. Even is ze te verbaasd om iets te zeggen maar dan zegt ze: ‘Wie denk je wel dat je bent!’ Thomas ziet dat ze tranen in haar ogen krijgt van ingehouden boosheid. Ze pakt haar spullen op van de tafel, doet ze in haar tas en zegt tegen hem dat het nu even niet verstandig is dat ze samen in discussie gaan. Ze vertrekt uit de bibliotheek van het ziekenhuis en gaat naar huis. De daarop volgende dagen verlopen moeilijk voor Thomas. Hij doet zijn werk op de automatische piloot. Hij functioneert en daarmee is alles gezegd. Zijn collega’s zien aan hem dat er iets niet in orde is, maar zeggen niets. Ze hebben het vermoedens dat de zaak persoonlijk is en gevoelig ligt. Hij zit erg met zichzelf in de knoop: zal hij haar bellen of wachten zoals ze gevraagd heeft? Marieke zit in haar eigen appartement. Ze moet studeren maar eigenlijk staat haar hoofd daar niet naar. Ze kan zich nauwelijks concentreren. Wat heeft hem nu bezield, om zoiets van haar te denken? Belachelijk te denken dat ze alleen weg zou gaan omdat het haar spannend lijkt. Voor het avontuur. Naar de tropen gaan, daar werken, ja dat is zeker avontuurlijk, maar het is niet alleen maar een avontuur. Het is een soort missie. Ze wil net zoals Thomas 65
Eerste hulp bij hartkloppingen
meer doen met haar opleiding. Net als Thomas wil ze op haar manier, met haar eigen werk, een eigen bijdrage leveren aan de samenleving. Heeft ze hem nu laten denken dat ze alleen voor het avontuur, de spanning weg wil? Dan wordt ze weer boos, hij heeft dingen voor haar ingevuld en daar is ze niet van gediend. Steeds gaan haar gedachten terug naar hun aanvaring. Studeren en niet meer zeuren, zegt ze tegen zichzelf. Thomas zit na zijn werk een biertje te drinken in zijn stamkroeg. De barman ziet aan hem dat er iets aan schort. ‘Het gaat niet zo lekker hè?’ Thomas begint te praten. ‘Wat is nu wijsheid?’ De barman beantwoordt zijn vraag met een wedervraag: ‘Wat wil je?’ Thomas denkt na, zit een poosje stil voor zich uit te kijken. En realiseert zich dat hij zeker niet de bedoeling heeft gehad voor Marieke te praten. Hij maakte zich zorgen om haar dat ze misschien een verkeerde beslissing zou maken en daar wilde hij haar voor behoeden. Hij beseft dat hij haar moet vertrouwen, dat ze heel goed voor zichzelf kan zorgen en ze dat eigenlijk ook al doet. ‘Ik wil graag afrekenen,’ zegt hij, ‘ik moet nog ergens naartoe.’ Hij pakt snel zijn fiets. ‘Als ze nu maar thuis is,’ mompelt hij in zichzelf, ‘als ze maar met me wil praten.’ Eenmaal aangekomen belt hij aan bij de deur van de flat van Marieke, hij hoort haar stem door de intercom: ‘wie is daar?’ ‘Mag ik even bovenkomen?’ zegt hij. De lift komt gelukkig snel beneden en de rit naar boven gaat hem niet snel genoeg. Marieke heeft de voordeur al open gemaakt en staat in de deuropening te wachten. Ze kijken elkaar aan en omhelzen elkaar innig. Thomas kust haar gezicht en haar hals, het lijkt wel alsof hij haar nooit meer los wil laten. Marieke trekt hem naar binnen en sluit de deur. ‘Marieke, het spijt me zo. Dit had ik niet zo moeten doen, ik moet je een vraag stellen maar niet zelf het antwoord willen geven. Kan je het me vergeven?’ Marieke kijkt hem indringend aan en zegt hem dat zij ook niet zo boos had moeten worden. ‘Ik heb je gemist,’ zegt ze zachtjes tegen hem en zoent hem. ‘Het is de eerste keer dat we ruzie hebben, ik was er gewoon beroerd van.’ Ze gaan de kamer binnen en Marieke schenkt voor hen beiden een glas wijn in. 66
Eerste hulp bij hartkloppingen
Marieke is voor al haar tentamens geslaagd en dat wordt gevierd op de verpleegafdeling. Iedereen weet wat dit gaat betekenen, Thomas en Marieke gaan naar de tropen. Daar ligt hun toekomst. Niets lijkt hun geluk in de weg te staan. Op een ding na, de organisatie waarvoor ze uitgezonden gaan worden stelt het erg op prijs dat ze trouwen. Dat is duidelijker in elke cultuur. Daar hebben Marieke en Thomas niet op gerekend. ‘Bespreking!’ roept Thomas met een grijs, ‘wat gaan we doen Mariek?’ ‘Tja,’ zegt Marieke, ‘da’s wel een opoffering, maar wanneer je me vraagt kan ik kwalijk nee zeggen’ Ze trouwen in stilte, met hun familie en beste vrienden erbij. Het wordt een mooie dag met zon en blije mensen om hen heen. Na een paar weken komt de uitslag ze kunnen vertrekken, ze gaan naar de tropen. Het worden een paar drukke weken, waarin hun vertrek wordt voorbereid. Heel veel van hun spullen gaan in een grote container, die alvast vooruit wordt gestuurd op een schip. Ze nemen afscheid van familie, vrienden en hun vele collega’s. Het uiteindelijke afscheid op de vlieghaven Schiphol lijkt wel een groot feest. Tientallen mensen staan met ballonnen en spandoeken bij de vertrekhal. Wat een happening. Dan is het echte moment van vertrek aangebroken en komen de emoties los. ‘Oh Thomas,’ zegt Marieke, ‘Ik word zo verdrietig van weggaan.’ ‘Lieverd,’ zegt Thomas, ‘ik laat je nooit meer los.’ Ze slaan hun armen om elkaar heen en lopen naar de douane uit het zicht van alle mensen, op weg naar hun droom. ‘Hela lieverd, waar ben je?’ Het is de stem van Marieke. Thomas hoort haar vaag. ‘Oh daar zit je, zit je een beetje te dutten?’ Ze loopt over het tuinpad naar de bank waar Thomas in slaap is gevallen. Thomas kijkt op, hij ziet Marieke op zich af komen, de zachte wind waait tegen haar jurk. Een klein buikje wordt zichtbaar. Ze lopen gearmd door de tuin naar huis. Mieke Westerman 67
Eerste hulp bij hartkloppingen
68
Eerste hulp bij hartkloppingen
De nieuwe dokter
‘H
é Robin, hoe was je vakantie?’ Ik was in een goed humeur toen ik drie maanden geleden binnenkwam na mijn zomervakantie. Ik was in Engeland geweest, waar ik vooral antiekwinkels en markten had afgestruind. Ik had zin om aan het werk te gaan, totdat Benjamin zei: ‘Maak je borst maar nat, er begint vandaag weer een nieuwe dokter.’ Ik slaakte een diepe zucht en was mijn vakantie vergeten. Ik was verantwoordelijk voor het inwerken van dokters op het gebied van veiligheid op de operatiekamers. Sommigen hadden er moeite mee dat ik als operatieassistent vertelde wat de afspraken waren. Zij hadden immers jaren gestudeerd om te mogen opereren. Als zo’n dokter zijn eigen gang ging, kon een lastige discussie ontstaan. Ik moest ze aanspreken over afspraken, die voor iedereen gelden. Ik hoopte dat deze dokter openstond voor mijn instructies en geen last had van het voetstuk waarop dokters dachten dat ze stonden. Benjamin had niet in de gaten wat het effect van zijn opmerking had op mij, en terwijl onze collega Jo binnenkwam, ging hij verder over mijn vakantie. ‘En, heb je een vakantieliefde gevonden? Ik wil je best opgeven voor dat programma Grenzeloos verliefd. Ik zou het wel leuk vinden om je weer te koppelen.’ Ik ging nooit op opmerkingen van Benjamin in. Hij was een van de anesthesieassistenten op onze operatieafdeling en de grapjas van het team. We namen alles wat hij zei niet echt serieus, maar hij bracht wel leven in de brouwerij. Hij was een soort roddeltante die altijd alles van iedereen wilde weten en er een heleboel bij verzon als hij het niet spannend genoeg vond. Toch wist hij het altijd zo te brengen dat zijn verhalen niemand kwaad deden. 69
Eerste hulp bij hartkloppingen
Meestal maakte hij de verhalen alleen maar mooier. Hij verzon sprookjes die zouden kunnen eindigen met ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’. Ik merkte dat hij weer bezig was geweest als mijn collega’s aan me vroegen hoe het ging met mijn nieuwe liefde. Een liefde die Benjamin uit zijn duim had gezogen. Toen ik hier kwam werken, had ik snel door dat ik hem niets hoefde te vertellen over mijn privéleven, hij verzon het zelf wel. Jo, de collega waarmee ik buiten het werk af en toe afsprak, wist ook niets van mijn liefdesleven. Jo had zelf een vriend en plannen om volgend jaar te gaan trouwen. Ik had hem ontmoet en het was duidelijk dat ze heel verliefd waren. Eerlijk gezegd was ik wel een beetje jaloers maar dat probeerde ik snel naast me neer te leggen. Ik dacht dat echte liefde voor mij niet weggelegd was. Natuurlijk was ik verliefd geweest, heel erg verliefd zelfs. Het was een artsassistent en liefde op het eerste gezicht. Na een relatie van vijf jaar en trouwplannen, was het opeens over. Er was een ander, maar niet voor mij. De liefde van mijn leven was verloren gegaan. Ik besloot mijn baan op te zeggen en werk te zoeken in een andere stad. Het huis, dat we samen gekocht hadden, kon ik toch niet in mijn eentje betalen. Weg, uit de ellende en op naar een nieuw leven. Vanaf nu zou alleen ík verantwoordelijk zijn voor mijn geluk. Dat betekende voor mij: een date is oké, een flirt ook en, als ik er behoefte aan had, ook een nacht samen. Ik maakte wel altijd meteen duidelijk dat dit niets te betekenen had. Ik wilde geen relatie. Uitleg gaf ik nooit. Ik deel dit op het werk met niemand, ik ben altijd vaag over mijn privéleven. Het gevolg was wel dat Benjamin regelmatig wat verzon. Als je zijn verhalen zou geloven had ik regelmatig een ander in of buiten het ziekenhuis. Ik zou zelfs gedatet hebben met een van de teamleiders. Ik wist dat ontkennen alleen maar olie op het vuur zou gooien. Ik lachte er maar een beetje om, waardoor niemand wist of er een kern van waarheid zat in de verhalen die Benjamin over mij vertelde. Ondertussen had ik, dankzij Benjamin, een hele reputatie opgebouwd in het ziekenhuis. Niemand zou geloven dat ik eigenlijk maar saai was. Jo vroeg nieuwsgierig naar mijn vakantie. Was ik nu eindelijk begonnen met het kopen van antiek? ‘Nog geen aankoop gedaan, ik ben aan het leren. Ik 70
Eerste hulp bij hartkloppingen
vind veel mooi maar heb maar weinig ruimte in mijn huis en portemonnee. De vraag is: welke stijl zou ik willen bezitten, wat past bij mijn levensstijl?’ Benjamin kwam met de oplossing: ‘Je zoekt gewoon een hele rijke lover met een groot huis, dan hoef je niet te kiezen.’ Terwijl ik mijn tweede kop koffie inschonk zei Jo een beetje gekscherend: ‘Heb je iemand in gedachten? Rijke lovers liggen niet voor het oprapen, mijn Luc is alleen rijk omdat hij mij heeft weten te veroveren.’ Langzaam liep de koffiekamer vol. Het programma van de dag werd doorgenomen en bijzonderheden werden meegedeeld. Hierbij kwam de nieuwe dokter ter sprake. Vandaag had hij nog geen operaties. De eerste dag bestond altijd uit een rondleiding het ziekenhuis en het kennismaken met verschillende andere artsen, teamleiders en verpleegkundigen. Ik moest vanmiddag, nadat de teamleider de rondleiding op de operatiekamers gedaan had, beginnen met het uitleggen van de veiligheidsprocedure op de operatiekamers. De operatiedag begon met kinderen waarbij de amandelen geknipt moesten worden, of bij wie buisjes in de oren geplaatst moesten worden. Langzaam kwamen alle collega’s in actie en was ik zo geconcentreerd met mijn taken bezig dat de nieuwe dokter even uit mijn gedachten was verdwenen. Ik hield bij hoe lang een operatie duurde en zorgde ervoor dat de pauzes op tijd genomen werden. Ik wees collega’s op het gebruik van krukjes, zodat ze niet te lang in dezelfde houding hoefden te staan en vroeg aan Benjamin en de dokters die aan het opereren waren of ze op schema lagen, of ze niet vergaten de time-out te nemen en de verplichte controles uit te voeren. Voor ik het wist was de ochtend om en was het tijd om te gaan lunchen. Dit was ook altijd een heel geregel. Niemand kon zomaar van de operatiekamer aflopen om te eten tijdens een operatie. Ook moesten er altijd collega’s op de uitslaapkamer zijn als er patiënten waren of verwacht werden. Het schema was zo ingedeeld dat er rond lunchtijd minder operaties waren. Tussen de operaties kon schoongemaakt worden. Het team nam deze tijd meestal om te lunchen. Voor de operaties na de lunchpauze begonnen, deed ik weer een controle. Toen ik de uitslaapkamer aan het controleren was, zag ik de teamleider met een onbekende lopen. Dat moest de nieuwe dokter zijn. Ze hadden geen aandacht voor mij, dus kon ik eens rustig kijken. Dat ziet er goed uit! dacht ik. 71
Eerste hulp bij hartkloppingen
Dat zal de dokter zelf ook wel weten. Ik dacht terug aan mijn vorige relatie en de manier waarop ik toen verliefd was geworden. Ik herkende het gevoel wat ik toen had. Misschien dat ik daarom meteen een positieve gedachte liet opvolgen door een negatieve. Ik was mezelf aan het beschermen. Ik liep op de dokter af en stelde mezelf voor. De teamleider vertrok en ik nodigde de dokter uit om mee te gaan naar het kantoor, waar ik het computerprogramma zou uitleggen. Ik zag er tegenop om met deze knappe dokter in dat kleine kantoor te zitten maar besloot dat ik het vooral zakelijk zou houden. Op het kantoor plaatste ik twee stoelen achter een computer, en stelde voor dat ik eerst een hoop zou laten zien. Daarna konden vragen gesteld worden. Na de theepauze zou de dokter zelf kunnen oefenen in het computerprogramma. Heerlijk dat je elkaar niet rechtstreeks hoeft aan te kijken, als je naast elkaar naar hetzelfde scherm kijkt, dacht ik. Ik kreeg, tijdens mijn uitleg, het gevoel af toe bekeken te worden via de spiegeling van het computerscherm. Ik moest blozen bij deze gedachte, omdat ik mezelf erop betrapte dat ik juist dat deed. Via het computerscherm, staarde ik naar de knappe dokter. Maar goed dat Benjamin dit niet kon zien, wie weet hoe zijn fantasie op hol geslagen zou zijn. Voor de theepauze gingen we naar de personeelspost, waar Jo en Benjamin al zaten na hun laatste operatie. Ik stelde ze voor aan de dokter en verdween zelf, met de smoes dat ik nog even wat moest regelen op de uitslaapkamer. Ik was benieuwd waar ze over zouden praten maar wist dat ik er, via Benjamin, snel genoeg achter zou komen. Na de pauze was het de beurt aan de dokter om te oefenen met het opzoeken van alle regels, het schrijven en opslaan van operatieverslagen. Er werd geoefend met een operatiesituatie, zoals een piloot in een nepcockpit kan oefenen met stijgen en landen. De eerste werkdag na mijn vakantie was omgevlogen en ik had het gevoel dat ik weer aan vakantie toe was. Zou dit te maken hebben met die nieuwe? Ik was erg geschrokken van mijn reactie op deze dokter. Zou ik weer zó verliefd worden? Ik stapte in de metro en bleef hierover denken. Verliefdheid is voor watjes en voor Jo, besloot ik in mijn hoofd. 72
Eerste hulp bij hartkloppingen
Benjamin kwam in actie. Hoewel het voor mij niet direct duidelijk was waar de waarheid ophield, en het sprookje begon, luisterde ik naar zijn verhaal. Ik merkte dat ik geïrriteerd was bij het noemen van een geheime, maar zéér gelukkige relatie van de nieuwe dokter. Doorvragen durfde ik niet, uit angst dat Benjamin zou merken dat ik meer wilde weten dan normaal. Ik besloot af te spreken met Jo in de hoop dat zij meer zou weten. Ik stelde haar voor om vrijdag na het werk te gaan eten. Zij was meteen enthousiast omdat ze me een hoop te vertellen had over haar aankomend huwelijk. Ik had volgens haar het één en ander gemist tijdens mijn vakantie. Ik kon niet wachten, maar niet om dezelfde reden als Jo. Eindelijk vrijdag. De dag begon al lastig, de medewerker die het weekend dienst had, was ziek en ik moest een vervanger zoeken. Na mijn standaard startronde op alle operatiekamers en de uitslaapkamer dook ik het kantoor in om in het rooster te kijken wie ik zou kunnen vragen om het weekend oproepbaar of aanwezig te zijn. Daar zat de nieuwe dokter achter de computer. Ik schrok me rot, dit was niet de bedoeling! Als ik al contact moest hebben, dan liever niet als we alleen waren. ‘Ha die Robin, jij bent precies de persoon die ik wilde zien.’ Ik voelde dat ik bloosde en werd vreselijk boos op mezelf. ‘Hoezo, hadden we een afspraak?’ zei ik net iets te giftig. ‘Nee’, zei de dokter, ‘we hadden geen afspraak. Zou je me nog een keer kunnen uitleggen hoe ik snel de uitslagen van het laboratorium in het systeem kan oproepen.’ Ik voelde mezelf alleen maar roder worden. Mooi gedaan Robin, dacht ik bij mezelf. Lekker professionele indruk maak je. Ik liet de handeling weer zien en liet de dokter toen verder alleen oefenen. Ik ging achter de andere computer om het rooster te bekijken. Gelukkig had ik al snel een collega gevonden die de dienst kon opvullen en nam de telefoon om haar te gaan bellen. De dokter was blijkbaar klaar want de computer werd afgesloten. ‘Robin, heb je zin om wat met me te gaan drinken na het werk, ik wil je bedanken voor je hulp.’ Daar zat ik met een telefoon aan mijn oor en mijn mond vol tanden. ‘Ehh, hallo Edith, met Robin. Heb je een ogenblik? Nee, dank u dokter, ik heb al een afspraak’, zei ik kort en vervolgde mijn gesprek met Edith, zonder de 73
Eerste hulp bij hartkloppingen
dokter verder aan te kijken. Na mijn telefoontje met Edith was de dokter verdwenen. Poeh, waar kwam dat vandaan? Waarom reageer ik zo op die dokter? Gewoon: bedankt voor je hulp, was ook goed geweest! Waarom een drankje? Pas op dat je er niet te veel over gaat fantaseren, Robin, hield ik mezelf voor. Ik kende mezelf, ik zocht altijd meer achter iets wat tegen me gezegd werd. Vooral als ik die persoon niet goed kende of ik deze interessant vond. Wat dat betreft was ik erger dan Benjamin, ik verzon maar wat, alleen niet hardop. Al met al had ik de situatie met de dokter, niet goed aangepakt. Ik had beleefd en correct moeten blijven. Ik zou op een professionele manier excuses moeten maken. Misschien een smoes dat ik werk en privé strikt gescheiden wilde houden? Ik had het hele weekend om te bedenken hoe ik het aan kon pakken. De rest van de middag verliep zoals iedere vrijdagmiddag. Na alle operaties, terwijl de kamers weer grondig schoongemaakt werden, bekeek ik het schema voor de komende week. Na de schoonmaak inspecteerde ik alle apparatuur om na te gaan of er onderhoud gedaan moest worden. Met Jo keek ik alle kasten na, tot de laatste steriele schaar en pincet, alles moest op de juiste plaats liggen en de aantallen moesten kloppen. Niets mocht ‘over de datum’ zijn. Als laatste liepen we alle meetapparatuur van de operatiekamers langs: hoe vaak was een deur opengegaan tijdens de operaties? Hoe heeft de luchtdruk zich gedragen? En hoe was de temperatuur in de operatiekamers? Allemaal veiligheidscontroles die voor en na iedere operatie opgeschreven en aan het eind van de week geanalyseerd moesten worden. Om zeven uur waren Jo en ik klaar: omkleden en wegwezen. We besloten naar het eetcafé te gaan, waar we vaker naar toe gingen. Nadat we een tafeltje hadden gevonden en het bestelde glas wijn hadden gekregen, stak Jo van wal. Ze had haar jurk uitgezocht en gepast, ze had er foto’s van gemaakt die ik meteen moest bekijken. Wat vond ik ervan? Alleen haar moeder had het nog gezien. Ze had met Luc naar trouwringen gekeken en ze wisten al welke auto ze zouden huren. Ik hoorde de woorden bruidsmeisjes, locaties, receptie, dj, eerste dans… Ze ratelde maar door. Ik denk dat ze op gegeven moment wel zag dat ik maar half zat te luisteren. ‘Vertel me alles over je vakantie,’ zei ze opeens. Ik was aan zet en begon te 74
Eerste hulp bij hartkloppingen
vertellen over mijn vakantie. Dit was een veilig gesprek, ik begon ontspannen te vertellen welke antiek ik gevonden had. We bestelden ons eten en nog een glas wijn. Tijdens het eten kwamen we, zoals altijd, bij werk terecht. Ik liep een paar weken achter op de roddels van Benjamin. Jo vertelde zijn meest bijzondere verzonnen verhalen waar we samen hartelijk om konden lachen. Eindelijk waren we bij mijn doel: de nieuwe dokter. Wat vond wie ervan en wat werd er allemaal over de dokter verteld? Jo vertelde dat de dokter een gelukkige relatie had maar de afstand een beetje groot was. De liefde woonde in Spanje. Hierna kwam een heel verhaal dat zo overdreven was dat ik het niet geloofde. Of wilde ik het niet geloven? Alle informatie kwam uit de fantasiewereld van Benjamin, vertelde Jo. Ik was geen steek verder gekomen. Ik had gehoopt dat Jo íets wist wat leek op de waarheid. Ze was bij een operatie aanwezig geweest die de dokter uitvoerde. Soms werd na zo’n operatie wat persoonlijke informatie uitgewisseld. Jammer genoeg niet bij deze dokter. Geen ontkenning en geen bevestiging. Jo wist wel te vertellen: de dokter is een stuk, daar was men het over eens! Op zaterdag was het prachtig weer. De zon scheen en de temperatuur was lekker, precies goed om te joggen. Ik besloot een rondje Kralingse Plas te doen. Mijn conditie kon dat wel gebruiken na de vakantie. Ik was niet trouw geweest aan mijn dieet en beweging in Engeland en de vakantiekilo’s moesten er maar snel weer af. Het was druk rond de plas, wandelaars en joggers en ook op het water was veel actie. Vlak bij een van de horecagelegenheden langs de plas kwam ik de nieuwe dokter tegen. Ik had nog niet nagedacht over de manier waarop ik mijn excuses zou maken en wilde daarom snel doorlopen. ‘Hé Robin! Lekker weer om te joggen, vind je niet?’ Ik kwam niet verder dan: ‘Goedemiddag dokter, ook aan de conditie aan het werken?’ De dokter lachte en zei: ‘Noem me gewoon Daan, dat doet iedereen. Mag ik met je meelopen?’ Ik bedacht dat ik misschien nu de kans zou krijgen om mijn gedrag van de vorige dag goed te praten en antwoordde: ‘Natuurlijk mag dat. Ik ben pas op de helft van mijn ronde. Geef maar aan als je het tempo wilt opvoeren!’ Samen liepen we mijn rondje verder. Ik liet de dokter het tempo bepalen, en 75
Eerste hulp bij hartkloppingen
na tien minuten was dit zodanig, dat we niet konden praten tijdens het rennen. Ondertussen probeerde ik te bedenken hoe ik mijn excuses zou aanbieden. Hijgend kwamen we bij mijn eindpunt aan. Hier begon mijn stretchsessie. De dokter deed mee en nam na het stretchen mijn arm. ‘Geen protest, ik ben je nog een drankje schuldig en dat gaan we dáár drinken.’ Ik moest vóór mijn loopje naar huis toch wat drinken en liet me meetrekken. Bovendien was dit de kans waarop ik gewacht had om mijn excuses aan te bieden. Na het bestellen van de flesjes water, begon ik meteen over mijn onbeleefde gedrag van de dag ervoor. Ik gebruikte woorden als: niet de bedoeling, onprofessioneel en excuses. Daan gaf me een hand ‘Zand erover, ik ben het al vergeten.’ Ik haalde opgelucht adem, samenwerken was nog mogelijk omdat er geen negatieve spanning zou zijn. We zaten nog een uur zitten kletsen, waarbij ik probeerde het onderwerp veilig te houden, door verhalen die Benjamin in het verleden leven had ingeblazen na te vertellen. We hebben gelachen, dat weet ik nog. Opeens keek Daan op de klok. ‘Ik moet weg, ik heb nog een andere afspraak’ ‘Nou Daan, bedankt voor het drankje en de wedstrijd! Fijn weekend nog en tot maandag.’ Als een boer met kiespijn verliet ik de plas en begon in een laag tempo naar huis te joggen. Met wie had Daan een afspraak? Ik bleef hierover denken en wist niet goed waarom. Om mezelf af te leiden heb ik de rest van het weekend een kast in huis versjouwd en alle meubels een andere plek gegeven. Ik hoopte dat het joggen en sjouwen me zo moe zou maken, dat ik gelijk in slaap zou vallen, in plaats van de hele nacht over de date van dokter Daan te liggen denken. De week begon weer zoals altijd, er stonden geen spannende operaties op het programma en gelukkig waren er geen zieken onder de medewerkers. In de koffiekamer werd al hartelijk gelachen, een teken dat Benjamin er was! Met een glimlach op mijn gezicht kwam ik binnen. ‘Hé Robin, we weten wat van de lover van dokter Daan.’ Mijn oren waren gelijk gepitst maar omdat ik nooit doorvraag bij opmerkingen van Benjamin, moest ik wachten op de volgende opmerking. Toen die eindelijk kwam schrok ik. ‘Ze zijn gesignaleerd bij de Kralingse Plas!’ Ging dit over mij? dacht ik, dat is snel. Ik heb geen andere bekenden van het werk gezien tijdens het joggen met dokter Daan. Ik kreeg 76
Eerste hulp bij hartkloppingen
het behoorlijk warm maar besloot de test te doen: ‘O, ja? Ik heb dokter Daan zaterdag aan de plas gezien, ga je nu een roddel over mij beginnen?’ Benjamin begon te bulderen van de lach ‘Jij? Met dokter Daan? Nee, ik weet dat de dokter mét lover op zondag daar gezien zijn.’ Opgelucht lachte ik mee. Was ik opgelucht omdat ik niet het label ‘lover’ gekregen had? Twee weken later maakten we ons klaar voor het teamuitje. Een jaarlijks gebeuren: het hele OK-team en de dokters een weekend samen weg. Eén van de dokters is amateurkok en zocht altijd een restaurant uit, liefst niet in de buurt. We gingen echt helemaal weg, mét overnachting. Dit jaar ging de reis naar Knokke in België. Het uitje was voor Benjamin altijd hét evenement waaruit hij voor maanden stof haalde voor nieuwe verhalen. Voor Jo betekende het een weekend zonder haar Luc, die ze altijd miste. Voor mij was het het weekend waarin werk en privé samenviel. Vrijdagmiddag vertrokken we met veertig man in een bus naar Knokke. Echt ver was het niet en iedereen was eerst vrij rustig. Een half uur voordat we aan zouden komen begon één van de dokters met de radio mee te zingen en binnen de kortste keren had iedereen zijn handen in de lucht en zong iedereen mee. Bij aankomst in Knokke, bleek het hotel een monument te zijn. Een gebouw uit eind 1800 helemaal in de stijl van die tijd. Knokke was toen een trekpleister voor rijke Belgen. Het gebouw was gerestaureerd en ingericht met meubels uit de tijd van de art nouveau die niet van echt waren te onderscheiden. Bij inspectie van enkele stukken in de lobby van het hotel, was ik verbaasd drie echte jugendstillampen te herkennen. Het was een heel chic hotel, iedereen kreeg een eigen kamer en badkamer. Dat hadden die dokters mooi geregeld. In de informatiemap op mijn kamer zag ik de prijzen van de kamers. Ik zou me zo’n hotel normaal nooit kunnen veroorloven. Alles was even mooi. Ik wilde wel meer zien maar veel tijd om uit te pakken of verkennen had ik niet. Het programma was: allemaal naar een bowlingbaan voor een wedstrijd en daarna eten. Er werd fanatiek gebowld. Medewerkers van de OK tegen de dokters. De dokters verloren, mede omdat Benjamin bowlde op hoog niveau. Er werd veel gelachen en omdat het, vooral Belgische, bier rijkelijk vloeide werd er flink geflirt. Ik had de hele avond Daan al in de gaten gehouden maar die zag ik niet 77
Eerste hulp bij hartkloppingen
flirten. Misschien omdat ook ik wat bier ophad, was ik teleurgesteld. Dit was voor mij een bevestiging was dat er thuis echt iemand was die op Daan wachtte. De volgende dag was het zowaar mooi weer, het zonnetje scheen. Vanuit mijn hotelkamer had ik uitzicht op het strand waar al veel mensen liepen. De zee was vrij vlak en er leek nauwelijks wind te staan. Ons programma had met het weer rekening gehouden. Bij slecht weer zouden we naar het casino gaan. Nu gingen we het strand op. Ik sloot me aan bij de groep joggers. Niemand van ons was gewend om op een strand te rennen en het was zwaar. Binnen de kortste keren liep Daan naast mij. Misschien omdat we hetzelfde hoge tempo aanhielden, liepen we al snel voorop. De afspraak was, dat we bij strandtent Woeste Baren zouden verzamelen. Daan en ik kwamen als eerste aan. Toen de anderen na een half uur begonnen binnen te druppelen, zaten wij al volledig ontspannen aan de warme chocolade, midden in een gesprek over architectuur en antiek. We hadden nog een gemeenschappelijke hobby gevonden om over te praten. Benjamin kwam meteen poolshoogte nemen en begon natuurlijk te stangen. ‘Zo, en al wat nader tot elkaar gekomen? Zie ik vonken over springen? Is Cupido langs geweest?’ Iedereen lag in een deuk maar vooral Daan en ik moesten hard lachen. Uit mijn ooghoek keek ik naar Daan en dacht, was het maar waar! Ik schrok, weer zo’n onverwachte gedachte. Wat was er met me aan de hand? Vanaf dat moment kon ik me niet echt concentreren op wat er in de groep besproken werd. Jo kwam later naast me zitten en vroeg of er iets was. Ik kon niet meer verzinnen dan dat ik gewoon moe was. Die avond kwam iedereen opgetut in het restaurant aan. De dresscode stond in het programma en iedereen had zich eraan gehouden, de mannen in pak en de dames in cocktailjurken. Het was een heel mooi en sfeervol restaurant, wat ook weer paste bij de hele setting van Knokke aan het eind van de negentiende eeuw. Ze hadden voor de gelegenheid een zaal ingericht voor ons met vijf ronde tafels. Er was geen tafelindeling daarom ging ik met Jo maar ergens zitten. Daan en Benjamin kwamen ook aan onze tafel. Ik voelde weer dezelfde verwarring van die middag. En weer dacht ik, wat is er toch met me? 78
Eerste hulp bij hartkloppingen
Echt op mijn gemak voelde ik me niet. Ik merkte dat ik te veel met Daan bezig was en dat verwarde mij. Ieder woord wat we die middag tegen elkaar gezegd hadden, herhaalde ik in mijn hoofd. Onbewust zocht ik naar een andere betekenis van ons gesprek. Gelukkig kwamen er nog vier mensen bij ons aan tafel zitten en hield Benjamin het gesprek op gang. Het eten was geweldig. Wat het precies was, kan ik echter niet navertellen. De wijn was klasse hoorde ik later, maar ook daar kan ik geen zinnig woord over zeggen. Dankzij Benjamin viel het niemand op dat ik stil was. Het enige wat ik de hele avond bijdroeg was: ‘Weet je nog dat je …’ en dan kon Benjamin weer een verhaal van vroeger vertellen, onder gelach van de anderen. Na het eten werd door de dokters nog veel gespeecht totdat Benjamin ‘Genoeg!’ begon te roepen en hij snel bijval kreeg. Ik was blij dat de avond voorbij was. Ik was zo in de war en wilde alleen maar weg hier, naar bed en morgen weer naar huis. Daar kon ik veilig mijn gedachten ordenen. Maar de dokters waren nog niet klaar. We moesten nog dansen. Er was een danstent tegenover het restaurant. Iedereen was vrolijk en om niet te veel de aandacht te trekken deed ik mee. We gingen allemaal de dansvloer op. Opeens stond Daan naast me te dansen, ik raakte er opgewonden van en liet me gaan. Even dansten we als een paar op de sensuele Zuid-Amerikaanse bolero. Verder dan dat liet ik het niet komen. Ik durfde niet, omdat ik gisteren nog het gevoel had dat er iemand op Daan wachtte. Nu wilde ik méér dan alleen flirten. Tegenstrijdige gevoelens die ik echt moest ordenen. Ik liet Daan los en pakte een andere collega vast om de bolero uit te dansen. Eindelijk was de avond voorbij. Benjamin had zeker genoeg materiaal waar hij zijn fantasie op los kon laten in de komende weken, en daar hoorde nu de bolero bij. In de bus terug naar Rotterdam hield ik me slapende. In werkelijkheid kon ik alleen maar denken aan mijn huis, waar ik de tijd had om na te denken. Maandag moest alles weer gewoon zijn. Thuis heb ik eerst mijn joggingkleren maar aangetrokken. Het regende, ik wist dat ik dan vrijwel alleen zou lopen in het park. Na twee uur kwam ik als een verzopen kat weer thuis, ik had het koud en was nog steeds verward. Ik nam een kop thee mee in bad waar ik een uur in heb liggen opwarmen en denken. Ik vergeleek alles wat ik met Daan dacht te hebben, met mijn vorige relatie, 79
Eerste hulp bij hartkloppingen
er waren zoveel overeenkomsten, maar misschien nog meer verschillen. Ik was zo verliefd geweest op mijn arts-assistent, en het deed zo’n pijn toen er een ander bleek te zijn. Ik had niet eens in de gaten dat het water te koud werd, rillerig ben ik uit bad gekomen. Er was nog geen helderheid, ik was nog niets wijzer geworden. Ik was en bleef verward. Bij het afdrogen keek ik naar mijn spiegelbeeld. Wat is er met je aan de hand? Ik bleef kijken en keek diep in mijn eigen ogen. Lag daar het antwoord? Opeens wist ik het: Ik was verliefd. Op Daan! Maar ik wilde niet ‘die ander’ zijn, ik moest eerst weten of die lover van Daan echt bestond of alleen een verzinsel van Benjamin was. Mijn besluit stond vast, de volgende dag moest ik de waarheid weten. Ik deed nauwelijks een oog dicht en toen ik op het werk kwam had ik voor het eerst moeite om gewoon te doen. Benjamin zat vol met grappen over het weekend en deed collega’s na die niet konden omgaan met een bowlingbal. Hij maakte ook meteen een grap over het feit dat ik voor het eerst niet geschoren was: ‘Zo Robin… nog een kater of laat je je baard staan?’ Ik kon alleen maar zwakjes glimlachen. De dag startte normaal. Toen alles opgestart was, ging ik naar het kantoor waar ik wist dat Daan zou zitten. Ze zat de laatste laboratoriumuitslagen van de patiënt, die ze die dag zou opereren, na te kijken. Even bleef ik staan in de deuropening om naar haar te kijken. Wat is ze toch een stuk, dacht ik. Toen keek ze op en zag me staan. Ze glimlachte. ‘Hoi Robin, alles goed?’ Ik bleef even stil. ‘Daan? Is er een lover, zoals Benjamin beweert?’ Ze begon te lachen, ‘Nee, ik ga gewoon mee in zijn verhaal om het spannend te houden, en je weet dat ontkennen geen zin heeft bij Benjamin.’ In twee stappen was ik bij haar en trok haar uit haar stoel. Ik nam haar in mijn armen en vroeg ‘Wat als ik die vacature zou opvullen?’ Haar antwoord was een innige kus. Alexina Sneijders
80
Eerste hulp bij hartkloppingen
Honger naar liefde
‘H
é, lekker ding!’, schreeuwt een collega van Frits over de bouwplaats. Een vrouw kijkt om en loopt snel door. Was ik maar zo vrij, denkt Frits, ik durf niet eens een praatje aan te knopen als ik een leuk meisje zie. ‘Zeg Frits, hoe ziet jouw meisje eruit? Of heb je soms geen meisje?’ De collega’s lachen hem een beetje uit. ‘Of kun je ze wel krijgen, maar niet houden?’ Frits schaamt zich voor ze. Hij baalt er zelf ook van dat hij nog geen relatie heeft, maar dat hoeven ze toch niet de hele tijd te zeggen? Inmiddels is hij 28 jaar. Op de bouwplaats zijn wel een paar dames, maar die vindt hij niet echt leuk. Hij houdt niet van stoere vrouwen. Frits valt meer op rokjes, lang haar, vrouwelijke types. Hij heeft wel eerder een relatie gehad, maar zijn relaties houden niet lang stand. Omdat hij te lief is, wordt misbruik van zijn goedheid gemaakt. Hij is teleurgesteld in de liefde. Hij zal wel eeuwig vrijgezel blijven. Frits heeft al weken last van zijn maag. Het is een soort van oprisping, er komt vloeistof uit zijn maag terug zijn keel in, maar het is geen overgeven, daar is het te weinig voor. Hij heeft nu een afspraak bij de huisarts. Er zit niemand achter de balie. Jammer, denkt Frits. Als er nu eens een leuk meisje achter de balie zat, kon ik haar meenemen naar Roel. Roel is zijn beste vriend. Hij opent binnenkort een tapasrestaurant. Ze kennen elkaar al jaren, vanaf de basisschool. Roel heeft Frits gevraagd om een meisje mee te nemen naar de opening. De huisarts vraagt naar de klachten en Frits geeft antwoord op alle vragen. Hij heeft al langer last van de oprisping, maar hij twijfelde of hij naar de 81
Eerste hulp bij hartkloppingen
huisarts zou gaan. Roel heeft hem overgehaald. De huisarts stuurt hem naar het ziekenhuis voor een maagonderzoek. Frits mag zelf kiezen welk ziekenhuis. Het Havenziekenhuis is het dichtste bij, dan kan hij op de fiets. Intussen is de assistente achter de balie komen zitten. Ze heeft veel make-up en kort haar. Frits vindt haar niet leuk. Nee, niet mijn type, denkt hij. Hij is niet zo wanhopig dat hij haar zal vragen. Het meisje achter de balie pakt de hoorn van de telefoon op om voor hem een afspraak in het Havenziekenhuis te maken. Ze zegt: ‘woensdag om elf uur’, ze kijkt Frits vragend aan. Frits denkt, dat is ook snel, en hij knikt. ‘Dan staat de afspraak gepland om elf uur. Bedankt.’ Het meisje hangt de telefoon op. ‘Hier heeft u de verwijsbrief, die moet u in het ziekenhuis afgeven. Heeft u dit onderzoek wel eens ondergaan?’ vraagt ze. Frits antwoordt van niet. ‘Ze gaan met een flexibele buis in uw maag kijken. Ik geef u een folder mee, dan kunt u het thuis nog eens rustig nalezen. Wat heel erg belangrijk is, is dat u nuchter komt. U mag vanaf twaalf uur ’s nachts niet meer eten en tot negen uur ’s morgens alleen koffie, thee of water drinken.’ Frits is een beetje van slag, hij neemt elke ochtend een stevig ontbijt en daar kan hij niet zonder. Gelukkig is het onderzoek in de ochtend. Het meisje achter de balie zegt nog dat hij zijn boterhammen wel mee mag nemen voor na het onderzoek. Hij twijfelt toch of hij haar zal meevragen naar de opening, maar komt al een oudere man achter hem staan. Laat dan maar, denk hij. De telefoon gaat. Frits neemt op. Het is Roel. Hij vraagt hoe het ging bij de huisarts. ‘Ik krijg woensdag een onderzoek aan mijn maag in het Havenziekenhuis. Er was gelijk plek voor mij, de huisarts heeft er denk ik spoed van gemaakt.’ ‘Zal ik met je meegaan naar het ziekenhuis? Hoe laat moet je er zijn?’ ‘Je hoeft niet mee te gaan. Het onderzoek duurt maar tien minuten. Het is zo klaar.’ Ze praten nog even over het werk en over de opening van het restaurant. Roel kan het toch niet laten en vraagt of Frits nog een leuk meisje is tegengekomen. ‘Nee, er zat wel een meisje achter de balie bij de huisarts, maar ik vond haar niet heel erg leuk. Ze is niet het soort meisje waar ik op val. Misschien ben ik wel te kieskeurig. Misschien durf ik gewoon niet.’ Roel zegt: ‘Maar misschien ben je haar nog helemaal niet tegengekomen! Ik denk dat er ergens een meisje op deze wereld loopt, dat op zoek is naar jou!’ 82
Eerste hulp bij hartkloppingen
‘Dat zal best’ zegt Frits, ‘jij bent altijd zo positief, ik hoop dat je gelijk hebt.’ De dag van het onderzoek breekt aan. Frits is zenuwachtig. Dit komt omdat hij altijd een beetje bang is in het ziekenhuis. Het lijkt hem een vervelend onderzoek. Omdat hij niet mag eten en toch al wel honger heeft, neemt hij zijn boterhammen mee. Boterhammen met kaas, heerlijk. Hij verheugt zich er nu al op. ‘Ik moet opschieten, straks ben ik nog te laat. Dat zou betekenen dat ik voor niets de hele dag niet gegeten heb!’ Frits mompelt in zichzelf. Dat doet hij wel vaker, vooral als hij gespannen is. Hij is pakt zijn fiets uit de schuur. Heeft hij alles bij zich? O, hij is zijn boek vergeten. Hij loopt terug naar huis. Hij pakt het van tafel en stopt het in zijn tas. Snel loopt hij weer naar de schuur. Hij springt op zijn fiets en racet weg. Onderweg heeft hij geluk. Alle stoplichten staan op groen en het verkeer zit mee. Frits is net op tijd. Hij zet zijn fiets in de stalling en loopt door de draaideur van het Havenziekenhuis. De dame achter de balie zegt dat hij zich nog moet inschrijven. Daar geeft hij zijn paspoort en zijn pasje van de zorgverzekering af. Ook moet hij op de foto. Nu is hij ingeschreven. De dame zegt dat hij naar de eerste verdieping moet gaan, daar is het Scopiecentrum. Precies om elf uur meldt hij zich bij de medisch secretaresse. Liza verwelkomt hem en zegt dat hij verwacht wordt. ‘Hebt u zich ingeschreven, mag ik uw afsprakenkaart?’ Frits geeft zijn kaart af. Ook zegt zij tegen Frits dat het spreekuur uitloopt en dat hij plaats mag nemen in de wachtkamer. Dan lees ik gewoon mijn hoofdstuk uit, dat komt goed uit. Vanmiddag heb ik daar toch geen tijd meer voor, denkt Frits. Je weet dat het in een ziekenhuis uit kan lopen. Hij zit verscholen achter zijn spannende boek als er iemand bij hem in de kleine wachtkamer komt zitten. Hij kan zich altijd goed afsluiten van geluiden van buitenaf tijdens het lezen maar nu lukt het niet. Hij is erop gespitst om zijn naam te horen. Wat voor geluid hoor ik toch steeds? denkt Frits. Geïrriteerd kijkt hij om zich heen. Hij ziet een vrouw, verstopt achter een bos blond krullend haar druk met haar mobiele telefoon spelen. Nu hij weet wat hij hoort, hoopt hij verder te kunnen lezen, maar het lukt hem niet om weer in zijn verhaal te komen. Ting, ting…ting, ting, hoort hij steeds. Hij zou er graag van wat willen zeggen, maar dat durft hij niet. Hij probeert verder te lezen, maar het wil niet lukken. Dan maar kijken naar het scherm in de wachtkamer. Ook ligt er een gratis krantje. Hij bladert erin, maar door de zenuwen 83
Eerste hulp bij hartkloppingen
lukt het hem niet om erin te lezen. Hij wil naar de balie lopen om te vragen of het nog lang duurt. Zijn afspraak was al een kwartier geleden. Daarbij komt ook nog eens dat hij niet gegeten heeft, en daar kan hij al helemaal niet tegen. Het meisje met de telefoon ziet hem schuiven en zegt: ‘Ik ga het wel even voor u vragen.’ Ze loopt weg. Frits vindt het aardig van haar, en denkt aan de boterham in zijn tas. Ze komt terug in de wachtkamer en hij ziet haar, de vrouw die eerder nog druk met haar mobiele telefoon bezig was, van de andere kant. Achter de bos krullen schuilt een prachtige dame! Diepblauwe ogen, een kuiltje in haar kin en een frisse huid. De krullen dansen op haar schouders. Frits houdt zijn adem in, hij is helemaal verbaasd. Hij loopt rood aan, wil wat zeggen, maar hij weet niet wat, bang dat hij iets verpesten zal. Zijn irritatie smelt als sneeuw voor de zon. Ineens wil hij helemaal niet dat hij zo aan de beurt is. Wat kan hij doen of wat zal hij zeggen? ‘Wat duurt wachten lang, hè?’ Zij kijkt verschikt op. ‘Uh, ja zeker’, zegt de prachtige dame. Ze lacht naar hem en even lijkt het erop dat ze iets wil zeggen, maar ze schrikt van haar mobiele telefoon. Een berichtje. Ze bloost. Oh, wat een domme opmerking, denkt Frits, hoe knoop ik nou een leuk gesprek met haar aan? Hij heeft het warm gekregen en trekt zijn trui uit. Zij speelt stug door op haar mobiele telefoon. Oh, wat een gedoe! Frits merkt dat hij onzeker begint te worden. Zal ik haar meevragen naar de opening? Of zal ik Roel bellen voor advies, maar wanneer? Straks word ik geroepen voor het onderzoek. Net op het moment dat hij in paniek begint te raken, gaat de deur van het Scopiecentrum open. Een vriendelijk uitziende verpleegkundige roept zijn naam. Nu weet hij het helemaal niet meer. Het liefste wil hij blijven zitten. ‘Frits, laat je niet gek maken,’ zegt hij zacht tegen zichzelf, ‘je kwam voor het onderzoek en nu zul je het ondergaan ook!’ Hij probeert zichzelf moed in te spreken, dat lukt niet zo. Ze lopen door de lange gang van het Scopiecentrum. Hij legt zijn tas op een krukje en loopt de kamer in. Het is daar schemerig. De verpleegkundige zegt dat hij op de onderzoeksbank plaats kan nemen. Zij legt uit wat er tijdens het onderzoek gaat gebeuren. Ze gaan met een flexibele buis via zijn mond, door zijn keel en slokdarm naar zijn maag. De dokter kijkt met een cameraatje in de buis of hij bijzonderheden tegenkomt. Gelukkig is hij wel zo eerlijk om te zeggen dat het een vervelend onderzoek is. Maar als Frits slikt op het moment 84
Eerste hulp bij hartkloppingen
dat de verpleegkundige het zegt, gaat het onderzoek sneller. Ook moet hij rustig blijven liggen en hij kan tijdens het onderzoek gewoon ademhalen, ook al voelt dat niet zo. Frits krijgt een bitje in zijn mond. Zo kan hij de buis niet kapot bijten. ‘Dan gaan we nu beginnen’, zegt de dokter. Frits ligt op zijn linkerzij en de buis gaat door zijn mond naar binnen. Hij krijgt de neiging om over te geven, ook laat hij veel boeren. Hij voelt zich opgelaten. ‘Probeer maar te slikken’, zegt een stem. Hij kan niet zien wie het zegt, maar hij probeert het. ‘Heel goed, je kunt gewoon ademen. Je doet het heel erg goed, fantastisch!’ zegt de stem. De vrouw uit de wachtkamer is hij nu even vergeten. Maar in de wachtkamer zit nog steeds de prachtige vrouw. Haar vriendin heeft een darmonderzoek gehad en ligt nu uit te slapen. De verpleegkundige in de uitslaapkamer is al bij haar geweest om te zeggen dat haar vriendin bijna wakker is en zo een boterham zal krijgen. Als ze deze op heeft en zich goed voelt, mag ze naar huis. Na een paar minuten krijgt de dame een berichtje van haar vriendin, ze mag even bij haar kijken en kan haar over ongeveer een half uurtje ophalen. Ze vraagt aan Liza, achter de balie, om de deur open te doen naar de uitslaapkamer, want deze is niet zomaar toegankelijk voor onbevoegden. Frits is klaar met het onderzoek. Het was een vervelend onderzoek, maar hij heeft het goed gedaan, al zegt hij het zelf. Hij is opgelucht dat het achter de rug is. Gelukkig heeft de dokter geen bijzonderheden gezien. Nu eerst eten. Hij loopt door de lange gang van het Scopiecentrum en de prachtige vrouw komt weer in zijn gedachten. Zou ze er nog zitten? Zal hij haar meevragen? Hij loopt richting de wachtkamer en ziet tot zijn schrik dat die leeg is. Hij is een beetje van slag. Frits twijfelt, zal hij zijn brood in de wachtkamer opeten, op de fiets, of zal hij zichzelf trakteren op een heerlijke kop cappuccino op het terras van het ziekenhuis? Een kop cappuccino heb ik wel verdiend, denkt hij. Hij gaat met de lift naar de vijfde verdieping. Aangekomen in het restaurant besluit hij er ook nog een muffin bij te nemen. Na het afrekenen gaat hij buiten op het terras zitten, lekker in de zon. Zijn gedachten dwalen af naar de prachtige vrouw. Zal hij haar nog zien? En wat zal hij dan tegen haar zeggen? Even schrikt hij, ziet hij haar daar zitten met haar rug naar hem toe? Hij verslikt 85
Eerste hulp bij hartkloppingen
zich bijna in de cappuccino. Nee, zij had een roze truitje aan, deze krullenbol heeft een groen gebreid vest aan. Ineens lijkt het alsof ze overal is. Zijn hart slaat op hol. Het lijkt minuten te duren. Is dat haar? Er loopt wel een knap meisje langs hem heen, maar ze is het niet. Hij denkt dat hij gek wordt. Dan komt er een andere vrouw bij hem staan. Ze vraagt of ze bij hem mag zitten, alle tafels zijn al bezet. ‘Ja, hoor.’ Het restaurant is ook gelijk het restaurant voor het personeel. Op zijn horloge ziet hij dat het inmiddels lunchtijd is, of schafttijd zoals ze dat op zijn werk noemen. De vrouw begint een heel verhaal tegen hem. Deze dame is ook wel leuk, denkt Frits. Wat kom ik toch veel leuke dames tegen hier in het ziekenhuis. De meeste verpleegkundigen zijn ook erg leuk. Even twijfelt hij, zal hij deze vrouw mee vragen voor de opening? Ze kan zo gezellig kletsen. Net op dat moment hoort hij een stem: ‘Paula, dus hier zit je!’ Er komt een man met goed postuur aanlopen en die naast de vrouw gaat zitten. Hij geeft haar een kus. Dat was op het nippertje, denkt Frits, had ik bijna een flater geslagen. De vrouw heeft gelijk geen oog meer voor Frits, ze praat alleen maar tegen haar vriend. Wanneer ze hun koffie op hebben vertrekken ze zonder iets te zeggen. Frits raakt weer verdwaald in zijn gedachten. Zal ik de vrouw uit de wachtkamer ooit terugzien? Zij leek mij wel heel erg speciaal. Haar stem klonk zacht en lief. Ze schrok wel dat ik zo onhandig een gesprek aan wilde knopen. Maar er zijn duizenden meisjes zoals zij, mijn liefje kom ik vanzelf wel tegen. Is zij het niet, dan is het wel een ander. Ach, ik zet haar wel uit mijn hoofd. Weer buiten besluit Frits om Roel even te bellen om te zeggen dat alles goed gegaan is en dat er geen bijzonderheden gevonden zijn. Roel vraagt: ‘En nog leuke verpleegsters gezien?’ Frits antwoordt dat hij wel een paar gezien heeft, maar dat hij geen actie heeft ondernomen. Ook vertelt hij over het leukste meisje. Adembenemend was ze! En dan ineens ziet hij haar vanuit zijn ooghoek uit de draaideur van het ziekenhuis komen. Weer houdt hij zijn adem in. ‘Roel, ik bel je zo terug!’ en zonder op antwoord te wachten hangt hij direct op. Dit is zijn kans. Of laat hij hem voorbij gaan? Hij besluit de gok te wagen en loopt op haar af. Wat moet hij zeggen? De moed zakt hem in de schoenen, toch gaat hij door. ‘Moest jij ook zo lang wachten totdat je aan de beurt was?’ Het meisje kijkt op en er verschijnt een brede glimlach op haar gezicht. Van dichtbij is ze nog mooier, denkt Frits. Het meisje zegt: ‘Mijn vriendin had een darmonderzoek. Ik heb gewacht totdat 86
Eerste hulp bij hartkloppingen
ze wakker was.’ Even kijken ze elkaar diep in de ogen aan. Frits smacht naar een kus van haar. ‘Had jij ook een onderzoek’, vraagt ze. ‘Ja, ik had een onderzoek van mijn maag. Gelukkig is alles goed gegaan.’ Frits heeft de neiging om veel te praten als hij zenuwachtig is, maar weet nu niet wat hij moet zeggen. Straks loopt ze weg! ‘Ik mocht niet eten voor het onderzoek, maar gelukkig heb ik net gegeten. Dat was heerlijk.’ O, wat sta ik nu dom te praten… Frits is opgelucht als zij iets zegt. Ze blijkt een gezellige kletser te zijn. ‘Mijn vriendin mag nu eigenlijk naar huis, maar ze moet nog even op de dokter wachten voor de uitslag, en dat kan nog wel even duren. Ik ben maar even een luchtje aan het scheppen.’ Ze praat verder: ‘Koud buiten, ik ga liever wat drinken in het restaurant. Ga je mee?’ Frits twijfelt geen moment en antwoordt, iets te enthousiast, dat hij graag meegaat. Ze gaan bij het raam zitten. Hij vraagt wat ze wil drinken en hij haalt twee thee. ‘Wil je er ook iets lekkers bij?’ ‘Een brownie zou lekker zijn.’ Als Roel hem nou eens kon zien! ‘Hoe heet je eigenlijk?’ vraagt ze. ‘Frits, en hoe heet jij?’ Ze heet Christine. Mooie naam vindt Frits. Het past echt bij haar. ‘Wat voor werk doe jij, Christine?’ ‘Ik werk op een kinderdagverblijf, en jij?’ Frits antwoordt dat hij al zes jaar in de bouw werkt. ‘Wat zijn jouw hobby’s?’ vraagt hij. ‘Ik houd van lezen en schilderen. En jij?’ ‘Ik zit op voetbal en ik houd van films kijken. Ik hou ook van koken.’ Ineens gaat haar telefoon. Het blijkt haar vriendin te zijn. De dokter is langs geweest en nu mag ze echt naar huis. ‘Ik kom eraan.’ Oké, denkt Frits. Hoe vraag ik nou haar telefoonnummer? Ze is hem voor. ‘Ik vond het heel erg gezellig, zullen we een keer afspreken?’ ‘Graag’, zegt Frits gretig, ‘mag ik je nummer, dan bel ik je voor een afspraak. Zullen we vanavond wat gaan drinken in Hoofdstuk II, vlakbij het ziekenhuis?’ ‘Leuk, zie ik je om half acht?’ Toch wil Frits haar telefoonnummer hebben, dan kan hij haar vandaag nog even een sms’je sturen. Ze wisselen telefoonnummers uit. Ze geeft hem nog een vlugge kus op zijn wang voordat ze vertrekt. Frits is blij en trots op zichzelf dat hij de stap genomen heeft. Hij kijkt Christine na wanneer zei door de 87
Eerste hulp bij hartkloppingen
draaideur naar binnen loopt. Ze is echt heel leuk, en snel grijpt hij zijn telefoon om Roel te bellen. ‘Je raadt nooit wat mij net overkomen is!’ Roel zegt dat hij blij is voor hem en hij geeft hem nog wat tips. ’s Avonds is Frits erg zenuwachtig. Ze zit al op hem te wachten in Hoofdstuk II. Moet ik haar zoenen op haar wang? Frits weet het niet goed. Gelukkig staat ze op en geeft hem drie kussen op zijn wang. Wat ruikt ze lekker! Frits is verliefd aan het worden. Ineens is het laat, het café gaat sluiten. ‘Zullen we maar gaan? Morgen moet ik weer vroeg op om te werken. Ik zou je graag beter willen leren kennen.’ zegt Frits. Zij zegt dat ze het ook heel gezellig vond en dat zij hem ook graag beter wil leren kennen. ‘Hoe ben je hier gekomen?’ vraagt hij. ‘Op de fiets.’ ‘Dan fiets ik wel even met je mee naar huis. Je kunt beter niet alleen over straat nu het zo laat is.’ ‘Dank je, je bent een echte heer!’ Onderweg denkt hij na hoe hij afscheid van haar zal nemen. Met drie kussen of toch op haar mond? Kon ik Roel maar bellen. Aangekomen bij haar flat weet hij nog steeds niet wat hij moet doen. Ze is hem weer voor en kust hem op zijn mond. ‘Zal ik lekker voor je koken?’ vraagt Frits. ‘Lijkt me heerlijk!’ Dan denkt hij aan het restaurant van Roel. Laat dat maar even zitten, ik wil haar eerst voor mezelf. Sien van der Eijck
88
Eerste hulp bij hartkloppingen
Veilige haven
L
angzaam stopt de zwarte auto voor het Havenziekenhuis. De deur zwaait open en een man van middelbare leeftijd stapt uit. Hij kijkt eerst zoekend rond, realiseert zich waar hij is en knikt nog even naar de chauffeur van de auto. Hij wacht tot de draaideur in beweging komt en gaat het ziekenhuis binnen. Hij is lang, heeft blond haar en een bleekbruine teint. Zijn sjofele jas hangt tot over zijn knieën. Daaronder draagt hij een broek die slobberig tot vlak boven zijn schoenen valt. Hij buigt zich voorover en loopt gebogen naar de receptiebalie. In zijn hand heeft hij een plastic boodschappentas. ‘Goedemorgen, wat kan ik voor u doen?’ vraagt Kitty vriendelijk. De receptioniste kijkt in de helblauwe ogen van de man. Hij kijkt haar aan, wijst naar zijn borst en zegt hees: ‘Ik heb pijn en jullie moeten mij helpen.’ ‘Wat naar voor u, waar heeft u precies pijn?’ Ze probeert er vriendelijk, zonder de indruk te wekken dat zij dokter is, achter te komen of ze deze man kan helpen. Hij kijkt haar weer aan: ‘Overal mevrouw, ik heb pijn van mijn keel tot in mijn vingertoppen.’ Hij kucht even en knippert met zijn ogen. Gelukkig staat er geen rij wachtenden achter hem. Kitty heeft allang door dat zij voor deze man wat méér tijd nodig heeft. ‘Wij willen u graag helpen, mijnheer,’ zij kijkt hem vriendelijk aan, ‘maar daarvoor wil ik eerst wat gegevens van u. Ze wacht even en probeert met haar blik de man gerust te stellen. ‘Bent u ingeschreven bij een zorgverzekering? En heeft u misschien een pasje bij u?’ 89
Eerste hulp bij hartkloppingen
Hij kijkt haar vol in het gezicht aan en zegt, terwijl hij zijn rug recht: ‘Ik ben kapitein Meerman en ik kom uit Thailand.’ ‘Uit Thailand?’ vraagt ze verbaasd. ‘Ik woon in Bangkok en ik ben op doorreis.’ Hij haalt een mapje tevoorschijn met een vergeeld boekje in een verkreukeld plastic zakje. Met een gebaar van onwil geeft hij het haar. ‘Ja,’ zegt ze, ‘ik zie het: Johannes Meerman, Postbus 25431900, Bangkok, Thailand.’ Ze slaagt er niet in om de rest te lezen, alles staat in Thaise lettertekens. Wel staan er een paar herkenbare stempels in het boekje. ‘Heeft u misschien een rijbewijs?’ ‘Ja,’ zegt hij, ‘maar dat heb ik niet bij me.’ ‘En bent u verzekerd?’ herhaalt ze geduldig. Hij kijkt haar weer aan en zegt: ‘Ik kan het niet uithouden van de pijn.’ Hij krimpt ineen met een van pijn vertrokken gezicht, de blauwe ogen hol in de kassen. Met een hulpvaardig gebaar wijst ze naar de Eerste Hulp. ‘Ik zal uaankondigen,’ zegt ze en kijkt hem na, terwijl hij, weer gebogen, langzaam naar de Eerste Hulp sloft. Hoofdschuddend wendt zij zich tot haar collega. ‘Dit is een geval apart, zoiets maak je niet elke dag mee. We moeten even bellen naar de Eerste Hulp, anders gaan ze hem niet helpen. Wij moeten die adresgegevens natrekken en kijken waar hij verzekerd is. Als hij niet verzekerd is, wat moeten we dan doen?’ Ze ziet nu pas hoe hij er van achteren uitziet, de plakkerige haren veel te lang in de nek en een jas die in tijden niet gewassen is. Het waren zijn ogen die haar intrigeerden. Kitty belt naar de Eerste Hulp. Ze neemt het vergeelde boekje mee naar een collega die de naam en het adres van de man in het registratiesysteem van het ziekenhuis invoert. Ze wil een kaart van de gegevens maken, maar ontdekt dat er geen zorgverzekeraar te vinden is. Nog maar even wachten, denkt ze. Even later ziet ze de man zitten in de wachtkamer bij de Eerste Hulp. Het is er druk. Vanuit het Service Bureau kijkt Maria naar wat zich allemaal afspeelt bij de balie van de receptie. Sinds haar man overleden is, werkt ze drie ochtenden in de week als vrijwilliger. Zij brengt patiënten naar een verpleegafdeling of haalt ze van de afdeling op om ze naar de röntgenafdeling te brengen. Ze zit 90
Eerste hulp bij hartkloppingen
met haar handen in haar schoot bij te komen van een zwaar vrachtje, een vrouw van 150 kilo die van de begane grond naar de diëtiste op de vijfde gebracht moest worden. De rolstoelen naast de ingang zijn gelukkig van goede kwaliteit en kunnen heel wat gewicht aan. Maar toch, als je een drempel over moet, valt het niet mee om zo’n gewicht er overheen te krijgen. Maria ziet de man met de jas binnenkomen en vraagt zich af wat er met hem aan de hand is. Straks even vragen aan Kitty, denkt ze. In de wachtkamer van de Eerste Hulp ziet ze hem niet meer zitten. Gelukkig, denkt ze, dan wordt hij geholpen. Hij mag dan wel kapitein zijn, dat had ze nog net verstaan, maar hij zag er uit als een arme stakker. Ik ga eens even rondkijken, denkt de man, ik ben nog lang niet aan de beurt. Hij probeert rechtop te staan als hem opvalt dat er overal ballonnen hangen. Bij de receptie, bij het Service Bureau, in de hal. Is het feest? Er hangt een bord met vijf afbeeldingen in mooie lijstjes. Hij kijkt nog eens goed, er staat een programma op voor de hele week. Elke dag een verrassing voor de patiënten, leest hij. Wat zou er vandaag zijn? Hij naar de lift en laat zich naar de tweede verdieping brengen. Er komen hem allemaal geuren tegemoet, hm, heerlijk. Stamppot en jus. Vanuit de lift gekomen loopt hij links een gang in en draait met de bocht mee naar rechts. Hij komt in een ontvangstruimte die er uitziet als een klein restaurantje. De geuren worden sterker. Hij ziet een toonbank met warmhoudplaten achter glas, daarop staan grote bakken eten. Hij sluit achteraan de rij. ‘Wilt u stamppot rauwe andijvie met worst of puree met vis, meneer,’ vraagt Carla, de voedingsassistente. ‘Stamppot! En lekker veel jus!’ Het water loopt hem in de mond, dat is lang geleden. ‘Worst erbij?’ ‘Graag!’ Hij kijkt haar vol aan. Wat een blauwe ogen, denkt ze. Ze neemt aan dat de man patiënt is. De lijst met nieuwe patiënten wordt dadelijk gebracht. Dan zal ze hem afvinken. Hij gaat zitten en eet. De mensen om hem heen kijken verbaasd. In enkele ogenblikken is het bord leeg. ‘Nog een keertje opscheppen?’ vraagt Carla, blij, dat ze weer eens een goede eter treft. ‘Met mosterd?’ ‘Ja, met mosterd,’ knikt hij instemmend. Hij denkt aan de tijd dat hij 91
Eerste hulp bij hartkloppingen
scheepsjongen was en touwen en zeilen moest repareren, veertien uur per dag, onafgebroken. De kloven in zijn handen waren nooit helemaal weggegaan. Een dikke eeltlaag was in de plaats gekomen voor de diepe voegen in zijn handen. Als hij klaar was met het karwei voor die dag, dronk hij laf water uit een kroes. Dan kon hij een bord eten krijgen dat zo doorgekookt was, dat je niet meer wist wat je eigenlijk at. Om hen heen schrokten de scheepsmaten hun bord leeg, soms nog sneller dan hij. Daarna weer aan het werk want de vloeren moesten ook nog geschrobd, elke dag opnieuw. Doodmoe viel hij in slaap in zijn hangmat, met nog zeventien anderen in een donker, tochtig ruim. Nog steeds hongerig. Nooit was er genoeg eten, je werd er ’s nachts wakker van. Ook in het restaurant hangen overal ballonnen. En weer ziet hij een programma voor de week. Wat zou er toch te vieren zijn in dit ziekenhuis? Op de toonbank staat een schaal vol muffins. ‘Ja,’ zegt Carla, ‘ook voor u, neem gerust. Vers uit de oven! Het Havenziekenhuis bestaat 85 jaar en deze week worden de patiënten in het zonnetje gezet. Vanavond is er een accordeonist in het restaurant. Komt u ook mee zingen?’ Hij kijkt haar vol ongeloof aan. ‘Zingen? Hoe lang zal het geleden zijn dat ik gezongen heb?’ mompelt hij. Inmiddels zijn ze op de Eerste Hulp zover dat er nieuwe patiënten geholpen kunnen worden. De wachtruimte is leeg. Wat raar, er was toch een man aangekondigd van wie de papieren nog niet in orde waren? Verwonderd kijkt de verpleegkundige de hal van het ziekenhuis in, gewend dat mensen afhankelijk van haar zijn en niet andersom. Misschien is hij een sigaretje gaan roken, of is hij even koffie halen. Niets te zien. Als het te lang duurt voor hij terugkomt moet ze toch maar eens informeren bij Kitty. Maria komt uit het kantoor van het Service Bureau en hoort dat de man niet op de Eerste Hulp is. Ze wil weten waar hij is en overlegt met haar teamleider of ze weg kan. Dan maar even niet beschikbaar voor nieuwe patiënten. Ze neemt de kleine lift en drukt zonder erbij na te denken op het knopje voor de tweede etage. Ze kijkt de gang in, links, rechts, niemand te zien. Toch maar eens kijken bij het restaurantje op de tweede verdieping. Daar ziet ze hem zitten, voorovergebogen over zijn bord. 92
Eerste hulp bij hartkloppingen
Net de laatste hap heeft hij naar binnen gewerkt. Hij schrikt op en ziet Maria. Hij kijkt haar aan met zijn helblauwe ogen. Waar heeft hij haar eerder gezien? Ze steekt haar hand naar hem uit. Zegt dat ze hem graag mee naar beneden wil nemen, op de Eerste Hulp wachten ze op hem. Hoe weet zij dat, denkt hij, waar bemoeit ze zich mee? Ze stelt hem gerust. Hij hoeft zich geen zorgen te maken. Als vrijwilliger zit je te wachten totdat je de patiënten van dienst kunt zijn, zegt ze. Ze heeft hem zien binnenlopen en het is haar taak hem te helpen. Hij had pijn. Dat had ze toch goed gezien? Hij vertrouwt het niet helemaal, zou ze hem al eerder achterna gegaan zijn? Wat wil ze eigenlijk? Of is ze gestuurd door die mevrouw achter de receptie? Hij gaat staan en steekt zijn hand op naar de voedingsassistente ten teken dat hij vertrekt. Carla knikt nog eens hartelijk naar hem, ze heeft er plezier in gehad hem zo te zien eten. Ze zal het doorgeven aan de keuken, krijgen ze daar ook eens een complimentje. Hij rekt zich uit en merkt niet dat hij bijna rechtop staat. Hij voelt dat de maaltijd hem goed gedaan heeft. Opeens duikt hij weer in elkaar, de buikpijn, de pijn overal. ‘Gaat het?’ vraagt Maria, ‘doe maar rustig aan.’ Ze begeleidt hem naar de lift en drukt op het knopje voor de begane grond. De receptioniste heeft het vale boekje van de man nog eens doorgebladerd. Tussen de laatste bladzijde en de achterkant van het boekje zit een klef plastic kaartje geplakt. Daarop staat de naam van een zorgverzekering. Met werelddekking. Er staat een telefoonnummer op dat zij nog net kan lezen. Ze belt het opgegeven telefoonnummer. Ze krijgt een metaalachtige stem aan de andere kant die meedeelt dat de heer Meerman sinds vijf maanden en drie weken niet meer in dienst is. Wel verzekert de zorgverzekeraar tot een half jaar na de uitdiensttreding. ‘Tjee,’ zegt Kitty hardop, ‘dan is hij nog een weekje verzekerd. Ik hoop maar, dat het geen lange opname wordt.’ De stem geeft ook nog de naam van de rederij op waar de heer Meerman gewerkt heeft. De nota kan naar het adres van de zorgverzekeraar gestuurd worden. Kitty is blij, die informatie heeft ze toch mooi bij elkaar gekregen. Ze belt naar de Eerste Hulp en vertelt dat ze meneer gewoon kunnen helpen. Ze zegt er niet bij dat de heer Meerman nog maar voor een paar dagen verzekerd is. Gauw brengt haar collega de inschrijfkaart naar de Eerste Hulp. 93
Eerste hulp bij hartkloppingen
Inmiddels komt Maria met de verloren gewaande patiënt terug op de begane grond van het ziekenhuis in de hal. Onderweg naar de Eerste Hulp vertelt zij hem over haar werk. Haar gezicht krijgt een glans en haar wangen kleuren zacht rood. Ze praat veel meer dan normaal, zonder dat zij er erg in heeft. Hij hoort haar aan maar weet niet wat hij moet zeggen. Altijd gewend om alleen te zijn en zeker niet geholpen te worden. Toch knikt hij naar haar als ze hem overdraagt aan de verpleegkundige. Hij kijkt haar na. Maria loopt neuriënd terug naar het Service Bureau. De verpleegkundige van de Eerste Hulp kijkt hem aan. Wat merkwaardig toch om zomaar weg te lopen. Ze zet zich over die gedachte heen. Als ze op de inschrijfkaart ziet dat er geen adres in Nederland is, vraagt ze waar hij vandaan komt. Komt hij rechtstreeks uit het buitenland of is hij al enige tijd in Nederland? ‘Ja’, zegt hij, ‘ik ben alweer vijf maanden in Nederland.’ ‘Als u zo’n pijn heeft hoe bent u dan naar het ziekenhuis gekomen?’ ‘Ik was onderweg,’ zegt hij met een gebogen hoofd. ‘Iemand heeft me hier afgeleverd.’ ‘Zomaar een wildvreemde?’ ‘Ja,’ zegt hij, ‘iemand op straat. Hij ging zijn auto halen en bracht me hier.’ ‘Wat zijn er toch aardige mensen,’ zegt ze. ‘Dat maken we wel eens anders mee. Sinds wanneer heeft u pijn?’ Hij zit gekromd en geeft met tegenzin antwoord op haar laatste vraag. ‘Dat weet ik niet precies. Mijn buik, in de maagstreek, armen, alles doet pijn.’ Hij zucht diep en houdt de linkerhand tegen zijn hart. De verpleegkundige laat hem plaatsnemen op een brancard, vraagt of hij het koud heeft en dekt hem toe met een deken. Ze meet de bloeddruk, de temperatuur en neemt bloed af voor nader onderzoek. Ze legt uit dat hij op de Eerste Hulp niets mag eten en drinken totdat de uitslagen van het onderzoek bekend zijn. Ze heeft gezien op de inschrijfkaart dat hij zeeman is, daarom vraagt ze hem of ze zijn ontlasting op kweek mag zetten. Zij geeft hem twee potjes. Hij knikt dat hij het begrijpt. Ze legt hem uit dat zeevarenden ter preventie worden opgenomen in een isolatiekamer. ‘Kunt u het alleen uithouden totdat de arts-assistent u komt onderzoeken?’ vraagt ze, ze trekt de deken iets omhoog om hem in de koele ruimte iets meer warmte te geven. Ze geeft hem een bedbel. ‘Voor de 94
Eerste hulp bij hartkloppingen
zusterspost’, zegt ze, ‘ik ga in overleg met de arts-assistent. We helpen u zo snel mogelijk maar spoedpatiënten gaan altijd voor.’ Hij knikt, blij, dat hij ligt. Het kan hem eigenlijk niet zoveel schelen. Langzaam ontspant hij. Na een half uur komt de arts-assistent hem halen en brengt hem naar een andere behandelkamer. Hij stelt zich voor als Vincent en legt uit wat hij allemaal gaat doen. Hij heeft al van de verpleegkundige gehoord dat de man zeeman is, uit het buitenland komt en tamelijk ondefinieerbare klachten heeft. Hij besluit het grondig aan te pakken en niets aan het toeval over te laten. Hij voelt de pols, meet de bloeddruk nog eens en vraagt ondertussen waar de klachten precies vandaan komen. De man wijst weer naar zijn hart en voelt op zijn maag en buik. ‘Het doet me overal zeer, dokter, tot in mijn vingertoppen.’ Ook Vincent vraagt waar de man woont en waar hij gewerkt heeft. Weer vertelt hij, dat hij kapitein Meerman is en gezagvoerder is geweest op een groot schip. Vincent knikt en vraagt niet door, dat kan altijd nog, eerst maar eens die man van zijn pijn afhelpen. Hij geeft de opdracht een ECG te maken. Na uren van onderzoek zucht Vincent en bekent voor zichzelf dat hij niet weet wat de man heeft. Hij belt naar de dienstdoende internist. Die stelt voor het zekere voor het onzekere te nemen. Had Vincent echt wel alle vragen gesteld en alle handelingen verricht die bij het lichamelijk onderzoek horen? Vincent besluit, in overleg met de internist, de man voor een nacht op te nemen op de afdeling Interne Geneeskunde. De verpleegkundige van de Eerste Hulp regelt een isolatiekamer en legt uit dat ze voorlopig eerst wachten op de uitslagen van de kweek. Daarna hopen ze meer duidelijkheid over hem te hebben. De verpleegkundige belt naar het Service Bureau en krijgt de coördinator aan de telefoon. Maria zit naast haar coördinator en vangt op dat er iemand van de Eerste Hulp opgehaald moet worden. ‘Dat doe ik wel’, zegt ze snel. De coördinator kijkt Maria glimlachend na, het lijkt wel of ze vleugels heeft. Wat een ideale vrijwilliger is ze toch, waren ze maar allemaal zo als zij. Maria loopt naar de Eerste Hulp en ziet de man naar buiten komen met papieren in de hand. De verpleegkundige draagt hem over en legt uit dat hij 95
Eerste hulp bij hartkloppingen
naar de tweede verdieping moet naar de afdeling Interne Geneeskunde. En dat hij ook naar de isolatiekamer moet omdat hij zeeman is. ‘Ja’, zegt Maria tegen de zeeman, ‘Dat is nu eenmaal zo.’ Terwijl ze met hem naar de lift loopt, legt ze hem uit, dat die isolatie niet zo lang hoeft te duren. Ze heeft wel vaker met zeelieden te maken gehad. Wat ze nu zegt hoort eigenlijk niet bij haar taak, toch praat ze verder omdat ze het gevoel heeft dat ze deze man op zijn gemak moet stellen. ‘Zodra de uitslagen van de kweek binnen zijn, kunt u alweer naar een gewone kamer.’ Ze vraagt nog even aan hem of hij waardevolle spullen bij zich heeft, misschien is het beter om die af te geven bij de Eerste Hulp. Daar bewaren ze die voor hem in een kluis. ‘Nee’, zegt hij, ‘Mijn tas houd ik bij me’. Hij voelt even aan zijn plastic tas. ‘Dan kunnen we nu gaan’, zegt Maria. In plaats van de grote lift, waar ze nu met de zeeman voor staat, loopt ze een klein gangetje in naar de kleine lift. Het is een langere weg, maar ze doet het om méér tijd te hebben om met de zeeman te praten. ‘Ik heb begrepen, dat u van ver weg komt?’ vraagt ze, terwijl ze hem van opzij aankijkt. ‘Ja’, zegt hij, Ik heb altijd gevaren en ben jaren niet thuis in Rotterdam geweest. Ik ben geboren op het Noordereiland.’ Hij praat maar door. ‘Overal had ik het water van de Maas om mij heen. Altijd boten die af en aan voeren. Als klein jongetje stond ik er altijd al naar te kijken.’ Maria vraagt hem niets meer. Ze is blij dat hij antwoord geeft op haar vragen. Ze staat vóór hem en hij ziet haar nu eigenlijk pas goed van dichtbij. Ze draagt een donkergrijs lang wollen vest met een gebloemde sjaal dicht om haar hals, alsof ze gauw last heeft van de tocht. Zij draagt korte bruine laarsjes onder een grijze broek. Zij is een stuk kleiner dan hij, een beetje mollig, dik bruin haar, met een rond open gezicht. En dat gezicht kijkt hem zό vriendelijk aan. Ineens voelt hij een warmte in zich opkomen. Hij kan het niet thuisbrengen. Hij staat maar naar haar te kijken. Wat is ze aardig. Zou ze zo tegen iedereen zijn? Wat staat ze eigenlijk dichtbij. Dat gebeurt me niet vaak, denkt hij. Altijd onder mannen geleefd. Het is lang geleden dat hij zo dicht bij een vrouw gestaan heeft. Ineens schaamt hij zich voor zijn slobberbroek en zijn aftandse jas. Waarom heeft hij vanmorgen toch niet beter nagedacht wat hij aan zou doen, hij heeft best andere kleren. Wat ziet zij er toch verzorgd uit. En ze ruikt ook zo lekker. O, wat zou ik toch graag, denkt hij bij zichzelf. Maar nee, dat is niet voor mij weggelegd. Hij sjokt achter haar aan. 96
Eerste hulp bij hartkloppingen
Zij ziet dat hij opeens langzamer loopt en vraagt hem: ‘Heeft u erg veel pijn?’ Hij knikt van ja. ‘Kom’, zegt ze, ‘we pakken de lift en zijn zo bij de zusterspost waar u moet zijn.’ Ze drukt weer op het knopje van de tweede verdieping. Bij het uitgaan van de kleine lift lopen ze bij vergissing tegen elkaar op. Ze lacht naar hem. ‘Stel je voor, ik bots tegen u aan, maar ik wil u echt geen pijn doen, hoor.’ Hij raakt helemaal in de war, zo fijn vond hij die aanraking. Verdwaasd loopt hij achter haar aan. Ze zijn er. Maria meldt hem aan bij de zusterspost van de Interne Geneeskunde op de tweede verdieping. Haar taak is volbracht. Ze knikt hem toe en zegt te hopen dat hij zich hier prettig voelt. ‘Maar niet te lang, hoor’, zegt ze met een lachje, ‘want een ziekenhuis is voor tijdelijk, toch?’ Ze geeft hem een hand en knikt hem nog eens toe. Hij voelt de warmte weer binnenstromen. Hij wil haar hand vasthouden, maar dat gaat natuurlijk niet. Hij maakt zich los, stamelt iets onduidelijks als bedankje. Dan draait hij zich om naar de balie van de Interne Geneeskunde, een diepe blos op zijn gezicht. De verpleegkundige van de afdeling stelt zich voor. Na het doornemen van de vragenlijst, met veel dezelfde vragen als op de Eerste Hulp, zegt ze: ‘We zullen u de kamer wijzen.’ De verpleegkundige doet de deur open en gaat een sluis in. Voordat zij de deur van de isolatiekamer opendoet, wacht zij eerst, totdat de deur van de gang dicht is. In de sluis bovenop een soort keukenblok staat een wasbak met een fles desinfecterende zeep. ‘Voor iedereen die hier binnengaat en de kamer verlaat,’ zegt de verpleegkundige. Boven op een plank ligt een stapel gele beschermhoezen, kapjes en handschoenen. Zij legt uit dat zij die voortaan elke keer aan moet doen als zij de kamer binnenkomt. Er zit een luikje in de deur van de isolatiekamer, net groot genoeg om naar binnen te kijken. Zij gaat de kamer binnen en wijst hem het bed en kastje. In de hoek is een deur naar de badkamer. Ook daar weer bij de wastafel een fles met desinfecterende zeep. ‘Kunt u het vinden, mijnheer?’ vraagt ze vriendelijk. Hij knikt. Dan laat zij hem achter. Alles is wit in de kamer. Er is een groot raam dat uitkijkt over de Maas. Het kan alleen niet open. Langzaam dringt het tot hem door dat hij hier misschien 97
Eerste hulp bij hartkloppingen
wel dagen moet blijven. Helemaal alleen. Hoogstens een zuster in een geel isolatiepak die niet besmet wil worden. Vol ongeloof kijkt hij rond. Het zal toch niet waar zijn? Hij wacht even tot het stil is rondom hem. Eerst meent hij dat hij voetstappen hoort. Misschien iemand die hem wil controleren. Hij kijkt in de spiegel en ziet een vermoeid gezicht, vaalbleke wangen, helblauwe ogen die hem zonder uitdrukking aankijken. Nee, dit is niet wat hij wil. Hij gaat naar de kraan, pompt de vloeibare desinfecteerzeep uit de flacon en laat water over zijn hoofd stromen. Hij boent zijn gezicht en haalt uit de plastic tas een tandenborstel. Hij wil schoon zijn en fris ruiken. Even later pakt hij een pakje uit de plastic zak en steekt het in zijn broek. Dan maakt hij de deur naar de sluis voorzichtig open en sluit de deur van de kamer achter zich. Zachtjes loopt hij door de sluis en opent de deur naar de gang. Hij ziet niemand. Het loopt tegen vijven. Hij sluipt de gang door en komt via een kleine trap op de derde verdieping. Allerlei geluiden komen hem tegemoet. Hij gaat nog een trap op en komt bij de vierde verdieping. Nog een paar treden en dan de bocht om. Door een smalle gang komt hij in een grote hal die sfeervol verlicht is. Dan gaat hij het restaurant binnen, waar luide stemmen klinken. Ook hier weer overal ballonnen. Heerlijke geuren komen hem tegemoet vanaf een buffet. In grote letters staat aangekondigd: Captains Dinner, voor alle patiënten met hun gasten. ‘Had u zich ook opgegeven, mijnheer?’ vraagt de jonge vrouw achter het buffet? Hij knikt en sluit zich aan in de rij. Met zijn bord vol gaat hij aan een tafel zitten. Tegenover hem zit een man. Ze raken aan de praat. Zij hebben allebei gevaren, blijkt al gauw. Hij stelt zich voor als Johannes Meerman. Tot zijn eigen verwondering merkt hij dat hij zich niet meer als kapitein Meerman voorstelt. Hij weet nog de eerste keer dat hij zich kapitein noemde. Die keer mocht hij de leiding over zijn maten nemen, toen de stuurman ziek was en dagen op bed lag. Sindsdien voelde hij zich heel wat meer als hij zich aan wal als kapitein voorstelde. De mannen raken niet uitgepraat over het leven op zee. Dat ze met man en macht het schip drijvend moesten zien te houden onder barre weersomstandigheden. Als roerganger zag Johannes vóór zich een stampende, snuivende zee waar hij zich met uiterste krachtsinspanning staande moest zien te houden. Eens had de andere man schipbreuk geleden. Hoe ze toch nog aan wal gekomen waren. Stoere verhalen. 98
Eerste hulp bij hartkloppingen
Dan breekt het hoogtepunt van de avond aan en komt de accordeonist en zanger Hans van de Kaap, als matroos gekleed, binnen. Hij draagt een accordeon bij zich. Zachtjes begint hij te zingen. Langs de Maas sta ik vaak in gedachten. Bij de eerste tonen luisteren nog niet alle aanwezigen naar hem, maar zijn stem wordt luider en voller als hij zichzelf begeleidt op de accordeon. De patiënten en hun gasten keren zich allemaal naar hem toe en zingen, eerst zachtjes, dan steeds harder. De zanger betrekt iedereen bij zijn spel. Even later zingt iedereen uit volle borst. Nog een lied en nog een. De zanger zet Ketelbinkie in. Opeens pakt Johannes Meerman het pakje uit zijn zak en haalt er een mondharmonica uit. Hij zet ’m aan zijn mond en begint erop te spelen. Zijn ogen schieten vol en de tranen biggelen over zijn wangen. De herinnering komt weer terug aan het schip, als het werk gedaan was en de schaarse vrije uurtjes aanbraken. Met zijn maten zongen ze dan tot ze niet meer konden en hem aanmoedigden met schorre kelen: ‘Toe, Johannes, speel er nóg een,’ En dan zongen ze uit volle borst. Johannes denkt aan zijn moeder die hem de harmonica toestopte bij het afscheid voor zijn eerste zeereis. ‘Voor als je je alleen voelt, jongen.’ De mensen in het restaurant gaan om hem heen staan. De zanger moedigt hem aan en hij speelt voor zijn leven. Hij staat rechtop en straalt. Ineens staat Maria daar, op de drempel van het restaurant. Zij is net binnengekomen. Ze ziet Johannes in zijn element met een gelukzalige uitdrukking op zijn gezicht. Warm wordt ze van binnen. Sinds lang heeft zij zich niet meer zo gevoeld. Wat is er toch met haar aan de hand, denkt ze, maar ze wil niet denken, alleen maar genieten van dit schouwspel. Haar dienst is een uur afgelopen, maar ze wilde nog niet naar huis. Eens kijken hoe het boven in het restaurant is. Vanavond is het hoogtepunt van het jubileumfeest. De mensen zingen en praten met elkaar. Sommige van hen zouden vroeger nooit een gesprekje hebben aangeknoopt, maar het jubileumfeest brengt de mensen bij elkaar. Dan ziet Johannes Maria, terwijl de meeslepende tonen uit zijn mondharmonica vloeien. Hij wenkt haar om dichterbij te komen. Zij loopt op hem af en wil hem graag vastpakken, maar ze durft niet. De zanger Hans van de 99
Eerste hulp bij hartkloppingen
Kaap ziet de twee mensen vόόr zich in elkaar opgaan. Die zijn echt voor elkaar bestemd, als ze niet al een stel zijn, denkt hij. Langzaam wordt de muziek zachter en schuifelen de oudere patiënten het restaurant uit, bedtijd. De lichten worden gedempt. Het restaurant loopt leeg. De laatste gasten vertrekken. De muzikant pakt zijn accordeon in en zegt tegen Johannes: ‘Dat moeten we nog eens doen!’ Johannes knikt, met tranen in de ogen fluistert hij: ‘Ja, dat doen we.’ Hij veegt de mondharmonica af, pakt ’m in een zakdoek en laat ’m in zijn broekzak glijden. Als vanzelfsprekend loopt Maria met hem mee naar de lift en van daaruit, drie verdiepingen lager, naar de isolatiekamer op de tweede verdieping. Hij staat rechtop vóór de isolatiekamer en pakt haar hand vast. Met een knikje maakt hij de deur naar de sluis open en kijkt nog eenmaal achterom. Maria kijkt hem na, totdat hij helemaal achter de sluisdeur verdwenen is. Om tien uur ’s avonds, op het einde van zijn dienst, leest Vincent zijn aantekeningen over Johannes Meerman. Het zit hem dwars dat hij niets gevonden heeft. Toch morgen nog een onderzoek doen. Ik moet een echo voor hem regelen. Zorgvuldig bergt hij de gegevens op en gaat naar huis. De volgende morgen maakt de verpleegkundige de deur naar de sluis van de isolatiekamer open. Zij kijkt door het luikje. Niemand te zien. Misschien ligt haar patiënt wel diep onder de deken te slapen. Of zit hij op het toilet. Ze klopt op de deur en gaat zachtjes naar binnen. Het bed lijkt onbeslapen. De kamer is leeg. Ze kijkt nog eens goed en klopt op de badkamer. Dan gaat zij naar binnen. Niemand. Haar oog valt op de spiegel. In de vastgekoekte vloeibare desinfecteerzeep staat een naam: Maria. Neeltje Jans
100
Eerste hulp bij hartkloppingen
Puzzels Houdt u van puzzelen? Dan zijn de volgende bladzijden iets voor u. U vindt er een Sudoku, een kruiswoordraadsel, woordzoekers en u kunt uw eigen doktersroman schrijven door een paar eenvoudige vragen te beantwoorden. De oplossingen van deze puzzels vindt u op bladzijde 107 t/m 109. Wij wensen u veel puzzelplezier! ****
Sudoku Dit is een Sudoku. De lege vakjes moeten ingevuld worden zodat in elke kolom, in elke rij, en in elk van de negen blokken de getallen van 1 tot en met 9 overal één keer staan
1 8
8
4
5 9
6
6 1
8 4
3
8
5
9
7
3 7 5
9 3 2
1
8
1 4 101
7
Eerste hulp bij hartkloppingen
Woordzoeker - Het ziekenhuis Zoek de volgende woorden:
T
Sleeptros Toegankelijk Verbouwing Verpleegkundige Ziekenhuis ZorgMetAandacht
Maas Medicijn Onderzoek Operatiekamer OpKoers Patiënt Samen Seniorvriendelijk
Afdeling Ambulance Arts Betrokken Betrouwbaar Brasserie ErasmusMC Haringvliet T
V
Z
O
R
G M
E
T
A
A
N
D
A
C
H
T
M B
V
S
L
E
U
T
S
A
M
E
N
B
N
V
O
F
R
E
E
J
C
K
N
A
G
J
N
O
O
V
A
I
Z
E
S
T
R
Z
S
L
A
B
E
T
R
O
U W B
A
A
R
H R
P
I
O M
T
O
E
G
A
N
K
E
L
I
J
K
A O
L
E
E
P
K
L
V
R
I
E
N
D
H
A
K
C
R
K
E
K
A
T
E
O
R
E
R
A
S
M U
S
M
C
I
K
E
E
T
M
V
R
P
B
R
E
R
D
S
M U
A
N E
G N
N
A
B
T
A
K
R
B
W
T
L
A
O
F
G N
K
H
E
Z
S
U
S
T
O
A
O M
S
X
I
D
V
C
U U
I
T
J
O
L
S
I
E
S
U
N
E
F
E
L
Y
N
I
T
Z
R
B
M A
R
E
R
S
W H
S
L
I
J
D
S
A
T
L
P
C
T
N
Y
K
S
E
I
E
I
E
V
I
A
P
W
I
L
M
E
A
C
N
A
Q
R
N
N
T
T
G
E
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
M
E
I
G
W M
E
D
I
C
I
J
N
P
I
E
N
D
R
E
O
E
Y
L
B
S
T
A
B
D
G
R
A
E
G
O
R
H
R
M
S
E
N
I
O
R
V
R
I
E
N
D
E
L
I
J
K
U
102
Eerste hulp bij hartkloppingen
Woordzoeker - De operatiekamer Zoek de volgende woorden:
M T Z
I
Röntgenfoto Specialist Steriel Temperatuur Vaatklem Wondspreider
Hartslag Hechtdraad Infuusnaald Infuusvloeistof Instrumenten Luchtbeheersing Plenum Prothese
Anesthesie Beademing Bloeddruk Bioptetang Chirurg Mondkapje Monitor Operatiehemd N
F
U
U
S
V
L
O
E
I
S
T
O
F
B
A M A
S
P
E
C
I
A
L
I
S
T
I
E
K
I
G P
T
O
I
N
S
T
R
U M
E
N
T
E
N
A
O
P
E
I
N
A W
T
B
H
C
D
A
A
G
T
A
P
H
O E
M N M
I
O
O
E
L
T
E
L
E
M H
U
T
C
C
P
F
O
E
T
P
N
R
O
A
M
P
O
C
B
E
A H
E
U
N M O
O
E
D
I
E
L
V
I
A
C
T
N T
R
U
D
A
F
B
R
R
S
E
D
S
T
A
V
A
E
D
A
S
K
N
N
P
E
S
A
P
L
D
I
N
A
N
S
R
T
N
A
K
E
O W A
P
T
R
Q
R
S
A
G
T
A
U A
P
A
G
N
I
A
D
L
I
E
U
U
T
Z
H A
U A
J
L
T
F
E
G
J
E
E
E
I
N
K
A
E
D
R
L
E
M N
S
R
N
O
O M N
H
D
L
L
S
N
I
D
U
N
O
U
S
D
O
N
A
I
O
E
E
S
I
O
D N
D
P
R
O
T
H
E
S
E
D
N
K
M
R
E
A
E
R
A
I
V
L
O
E
D
D
K
L
A
G
E
D
D
L
F
U
H
A
R
T
S
L
A
G
A
B
A
L
A
O
P
L
U
C
H
T
B
E
H
E
E
R
S
I
N
G
I
N
103
Eerste hulp bij hartkloppingen
Speel de hoofdrol in uw eigen doktersroman! Het Havenziekenhuis heeft ook een doktersroman geschreven die speciaal voor u bedoeld is. Maar, we weten natuurlijk niet alles van u, dus we hebben uw hulp nodig! Onder deze tekst ziet u welke woorden nog in het verhaal ingevuld moeten worden. Het is natuurlijk het leukst als u eerst de woorden noteert die in het verhaal moeten, zonder het hele verhaal te lezen. U kunt ook een vriend(in), collega of familielid vragen uw antwoorden in het verhaal te schrijven. Op deze manier is het verhaal nog een verrassing als u het voor het eerst leest. Succes!
Vul eerst onderstaande woorden in: 1) 2) 3) 4) 5)
Favoriete sport Kledingstuk Overbodige gadget Lichaamsdeel Ouderwetse uitspraak 6) Favoriete acteur 7) Taal 8) Koosnaampje
9) Negatieve emotie 10) Werkwoord 11) Kleur 12) Bijvoeglijk naamwoord 13) Favoriete soap/serie 14) Locatie 15) Manier van lopen
16) Positieve emotie 17) Deel van uw gezicht 18) Stopwoordje 19) Uw bijnaam 20) Bekend showbizz-koppel 21) Werkwoord 22) Afmeting
Wilt u uw verhaal graag delen met anderen? Maak er dan een foto van en plaats het verhaal op Facebook of Twitter met hashtag #doktersroman! Ook het Havenziekenhuis is online te vinden. www.twitter.com/Havenziekenhuis www.facebook.com/Havenziekenhuis 104
Eerste hulp bij hartkloppingen
Ademnood op de Eerste Hulp Het is een mooie lentedag. Ik besluit te profiteren van het zonnetje en lekker te gaan (1) ……...........……… . Ik trek mijn (2) ...........……… aan en vertrek. Heerlijk over de Maasboulevard, waar ik geniet van het uitzicht. Maar dan struikel ik over een (3) ...........……… op de grond. Het doet pijn en ik denk dat ik mijn (4) ...........……… heb gebroken. Een voorbijganger belt snel 112 en niet veel later word ik spoed naar de Eerste Hulp van het Havenziekenhuis gebracht. Ik word naar binnen gereden en “(5) ...........……… !”, een arts die sprekend op (6) ...........……… lijkt komt me helpen. Met een (7) ...........……… accent vraagt de arts waar het pijn doet. “Wauw” denk ik “deze arts is best een (8) ...........……… !” De arts lijkt geen aandacht te hebben voor iets anders dan mijn verwonding. Ik ben onder de indruk van de arts en vertel het ene na het andere verhaal. Na een tijdje blijkt dat ik geen ernstige verwondingen heb en mag ik naar huis. Een beetje (9) ...........……… pak ik mijn spullen bij elkaar en wil weggaan. De arts komt nog even gedag zeggen. “Zal er dan toch nog iets (10) ...........……… ?” Helaas, ik krijg alleen te horen welk telefoonnummer ik kan bellen als ik nog klachten heb. Maar dan is er, terwijl we elkaars hand schudden, toch even oogcontact. De (11) ...........……… ogen van de (12) ...........……… arts kijken me net wat te lang aan. “Ja hoor, dit is echt net als in (13) ...........……… , zo romantisch!” Toch scheiden onze wegen elkaar dan. Ik bedenk me dat ik vast nog wel een keer in het ziekenhuis kom en laat het voor nu maar even zitten. Na toch nog even van het middagzonnetje te hebben genoten op een bankje bij de Maas besluit ik naar (14) ...........……… te gaan. Ik loop langs het ziekenhuis en hoop nog een glimps van ‘McDreamy’ op te vangen. Helaas, niemand. In gedachten verzonken loop ik verder. Dan hoor ik ineens een wel heel bekend accent. “Zal ik er op af stappen? Durf ik dat?” denk ik. “Mijn behandeling is afgelopen, dus het kan wel!” is mijn besluit. Ik loop (15) ...........……… naar de auto van de arts. Een (16) ...........……… gezicht met sprankelende (17) ...........……… kijkt me aan. “(18) ...........……… ”, stamel ik. “Ik wil je graag wat vragen, maar ik weet niet zo goed …”. “Lieve (19) ...........……… ” onderbreekt de arts me, “ik weet nu al dat wij net zo goed bij elkaar passen als (20) ...........……… , wil je een keer met me gaan (21) ...........……… ?” Met overslaande stem en een (22) ...........……… grijns op mijn gezicht zeg ik ‘ja!’.
105
Eerste hulp bij hartkloppingen
Kruiswoordpuzzel 8
2
4
3
7 5
1
9
6
10
11
Horizontaal 1. Vaccinatieafdeling Havenziekenhuis 4. Keel-, neus- en oorafdeling 5. Ziekenwagen 7. Rivier waar het Havenziekenhuis aan ligt
8. Hartafdeling 10. Restaurant met uitzicht 11. Vrouwenarts
106
Verticaal 2. Zorg met 3. Tropische ziekte 6. Longziekte 9. Vriendin van het Havenziekenhuis
Eerste hulp bij hartkloppingen
Oplossingen Sudoku 4
3
7
9
6
1
8
2
5
8
1
5
2
7
4
3
9
6
2
9
6
5
3
8
4
7
1
9
7
8
4
2
5
1
6
3
6
4
3
1
8
7
9
5
2
5
2
1
6
9
3
7
8
4
7
6
4
3
5
9
2
1
8
3
8
2
7
1
6
5
4
9
1
5
9
8
4
2
6
3
7
107
Eerste hulp bij hartkloppingen
Woordzoeker - Het ziekenhuis T
T
V
Z
O
R
G M
E
T
A
A
N
D
A
C
H
T
M B
V
S
L
E
U
T
S
A
M
E
N
B
N
V
O
F
R
E
E
J
C
K
N
A
G
J
N
O
O
V
A
I
Z
E
S
T
R
Z
S
L
A
B
E
T
R
O
U W B
A
A
R
H R
P
I
O M
T
O
E
G
A
N
K
E
L
I
J
K
A O
L
E
E
P
K
L
V
R
I
E
N
D
H
A
K
C
R
K
E
K
A
T
E
O
R
E
R
A
S
M U
S
M
C
I
K
E
E
T
M
V
R
P
B
R
E
R
D
S
M U
A
N E
G N
N
A
B
T
A
K
R
B
W
T
L
A
O
F
G N
K
H
E
Z
S
U
S
T
O
A
O M
S
X
I
D
V
C
U U
I
T
J
O
L
S
I
E
S
U
N
E
F
E
L
Y
N
I
T
Z
R
B
M A
R
E
R
S
W H
S
L
I
J
D
S
A
T
L
P
C
T
N
Y
K
S
E
I
E
I
E
V
I
A
P
W
I
L
M
E
A
C
N
A
Q
R
N
N
T
T
G
E
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
M
E
I
G
W M E
D
I
C
I
J
N
P
I
E
N
D
R
E
O
E
Y
L
B
S
T
A
B
D
G
R
A
E
G
O
R
H
R
M
S
E
N
I
O
R
V
R
I
E
N
D
E
L
I
J
K
U
108
Eerste hulp bij hartkloppingen
Woordzoeker - De operatiekamer M T Z
I
N
F
U
U
S
V
L
O
E
I
S
T
O
F
B
A M A
S
P
E
C
I
A
L
I
S
T
I
E
K
I
G P
T
O
I
N
S
T
R
U M
E
N
T
E
N
A
O
P
E
I
N
A W
T
B
H
C
D
A
A
G
T
A
P
H
O E
M N M
I
O
O
E
L
T
E
L
E
M H
U
T
C
C
P
F
O
E
T
P
N
R
O
A
M
P
O
C
B
E
A H
E
U
N M O
O
E
D
I
E
L
V
I
A
C
T
N T
R
U
D
A
F
B
R
R
S
E
D
S
T
A
V
A
E
D
A
S
K
N
N
P
E
S
A
P
L
D
I
N
A
N
S
R
T
N
A
K
E
O W A
P
T
R
Q
R
S
A
G
T A
U A
P
A
G
N
I
A
D
L
I
E
U
U
T
Z
H A
U A
J
L
T
F
E
G
J
E
E
E
I
N
K
A
E
D
R
L
E
M N
S
R
N
O
O M N
H
D
L
L
S
N
I
D
U
N
O
U
S
D
O
N
A
I
O
E
E
S
I
O
D N
D
P
R
O
T
H
E
S
E
D
N
K
M
R
E
A
E
R
A
I
V
L
O
E
D
D
K
L
A
G
E
D
D
L
F
U
H
A
R
T
S
L
A
G
A
B
A
L
A
O
P
L
U
C
H
T
B
E
H
E
E
R
S
I
N
G
I
N
Kruiswoordpuzzel Horizontaal 1. Travelclinic 4. KNO 5. Ambulance 7. Maas
8. Cardiologie 10. Brasserie 11. Gynaecoloog 109
Verticaal 2. Aandacht 3. Malaria 6. COPD 9. Loes Luca
Eerste hulp bij hartkloppingen
Zorg mét ….. uitzicht Zoals je zou verwachten in een ziekenhuis met het woord ‘haven’ in haar naam hebben bijna alle patiënten die in het Havenziekenhuis zijn opgenomen op elke verpleegafdeling uitzicht op het water. Aan de voorzijde van het ziekenhuis zien zij de Maas en de Rotterdamse bruggen en aan de achterzijde het Haringvliet met de oude schepen die daar aangemeerd liggen. Zorg met uitzicht! Dat kun je wel zeggen als je kijkt naar de Maas en de bruggen vanaf het dakterras en de Brasserie van het Havenziekenhuis op de vijfde verdieping. ‘Het mooiste terras van Rotterdam’ zo hoor je menig patiënt of bezoeker zeggen als zij voor het eerst in de Brasserie komen. De Brasserie van het Havenziekenhuis heeft een speciale aanbieding voor u. Met de bon hieronder kunt u in Brasserie Aan de Maas een heerlijke vers gemalen kop koffie of cappuccino halen voor maar € 2,00 inclusief een verse koek, donut of muffin. De bon is geldig voor maximaal 2 personen.
✁
110
Eerste hulp bij hartkloppingen
Stichting Vrienden van het Havenziekenhuis Het Havenziekenhuis is een kleinschalig toegankelijk ziekenhuis waar goede zorg mét persoonlijke aandacht voor patiënten centraal staat. De Stichting Vrienden van het Havenziekenhuis steunt het ziekenhuis en zamelt al sinds 1977 geld in. Wij realiseren zaken voor patiënten, bezoekers en medewerkers waar het Havenziekenhuis zelf niet aan toe komt. Deze investeringen vallen helaas niet onder het ziekenhuisbudget. Denkt u bijvoorbeeld aan het opknappen van recreatieruimtes, familiekamers, aangepast meubilair, nieuwe rolstoelen, wachtkamervoorzieningen en vervoer van patiënten via elektrische haventaxi De Sleeptros en LEDtelevisieschermen voor de verpleegafdelingen. Word vriend Al deze extra’s zijn belangrijk voor patiënt en familie. Want ze dragen bij aan een prettiger omgeving en bevorderen daarmee een sneller en nog beter herstel. Er is natuurlijk geld nodig om dit voor elkaar te krijgen. De Stichting Vrienden van het Havenziekenhuis zet zich hiervoor in. Wij zoeken daarom mensen die ‘hun ziekenhuis’ willen steunen. Dat kan bijvoorbeeld door een donatie of door sponsor te worden. Ook u begroeten we graag als Vriend van het Havenziekenhuis! Wilt u vriend worden? Vul dan het antwoordformulier (zie achterzijde) in en stuur het zonder postzegel op naar: Stichting Vrienden van het Havenziekenhuis Directiesecretariaat Antwoordnummer 2222 3000 WB Rotterdam 111
Eerste hulp bij hartkloppingen
Ik geef me op als: Vriend/vriendin van het Havenziekenhuis met een jaarlijkse contributie van € ......................................................... (minimaal € 15,00)
Begunstiger met een eenmalige bijdrage van € .........................................................
Naam: .............................................................................................................................................................................. Adres:
..............................................................................................................................................................................
Postcode: ...................................................................................................................................................................... Woonplaats: E-mail:
..............................................................................................................................................................
............................................................................................................................................................................
112
‘Eerste hulp bij hartkloppingen’ is mede mogelijk gemaakt door het BE Ruysfonds en de volgende relaties van het Havenziekenhuis
Doktersroman
Doktersroman Het schrijfteam van ‘Eerste hulp bij hartkloppingen’
ijs pr 50
es
2,
vi
€
Zittend: Imara Nieuwenhof, Sien van der Eijck en Lauretta Deurloo
Ad
Staand van links naar rechts: Rieke Demirbas – Greevenbosch, Maria Maaswater, Neeltje Jans, Mieke Westerman en Alexina Sneijders.
Eerste hulp bij hartkloppingen