1
EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 34 TalencentrumBarneveld.nl
Inleiding We hebben het al veel over het werkwoord gehad. U zult er echter nog meer over lezen. In de komende lessen zult u daarom bij de tekst minder informatie krijgen. U moet leren om zelf de werkwoordsvormen te analyseren. Veel succes ermee!
De poe.al In deze lessen zijn tot nu toe vijf van de zeven belangrijkste stamformaties besproken. In deze les behandelen we de zesde . De poe.al De poeal (we laten de punt weg) is passief t.o.v. de piél. Betekent dus de piél van een werkwoord vermoorden, dan betekent de poeal van dat werkwoord vermoord worden. Hier ziet u enkele vormen van de poeal van het werkwoorden luq W e korten de poeal af als: poe. perfectum poeal lU -q \ VlU :q \
hij werd vermoord zij (m/v) werden vermoord imperfectum poeal
lU -q \: y VlU :q \: y
hij wordt vermoord zij (m) worden vermoord
Kenmerken: • •
prf. en imp.: oe -klank onder de eerste stamletter, en een dágésj in de tweede. imp. : voorvoegsel met sjewá.
Let op: De poe. kent geen geb.ws. en geen prt. act. Een voorbeeld: hd es f dD -w \ = het veld is verwoest
(geworden).
dD -w \ = hij/het is verwoest, perf. poe. van ddw = verwoesten
2
EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 34 TalencentrumBarneveld.nl
We lezen: gen. 50, 14 en 15 Vers 14: bw ff ^ Yv komt van bVw = terugkeren (Zie les 18 pag. 3); hm f: yr -j :m I = naar Egypte, ,I yr -j :m I = Egypte; xa f = broer; vyx fa e = zijn broers; Let op!: vyb Ia f = zijn vader (enkelvoud!) ,yo I ih l f = prt. act. (manlijk meervoud) van hli (= opstijgen, optrekken), de letterlijke vertaling is: de optrekkenden = degene die opgetrokken waren. Let op: OTa I = met hem; r Bq o : = inf.cstr. van rbq (= begraven) ( Les 9, pag.1 en 2) yr "x :a - = nadat Vertaling: Daarna keerde Jozef terug naar Egypte, hij en zijn broers en allen die met hem opgetrokken waren om zijn vader te begraven, nadat hij zijn vader begraven had. Het werkwoord tVm Het werkwoord moet wordt in principe vervoegd als ,Vq = opstaan en bVw = terugkeren. tVm heeft echter een afwijkend perfectum. ,Vq
tVm
,q f
hij stond op, hij is opgestaan
tm "
hij stierf, hij is gestorven
hm fq ^ f
zij stond op, zij is opgestaan
ht fm ^ "
zij stierf, zij is gestorven
Vmq ^ f
zij stonden op, zij zijn ...
Vtm ^ "
zij stierven, zij zijn gestorven
,q f
prt.act.
tm "
part.act.
3
EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 34 TalencentrumBarneveld.nl
vers.15: Var :I Yv van har = zien (Zie les 33 pag. 2); ,h e yb Ia _ = hun vader; yx "a f = status c. van xa f Vl = indien Vnm ^u " :s :I y = hij vervolgt ons bw "h f: v = inf. abs. hi. van bVw = hi.: vergelden
(daarover zo m eer!)
byw If y = hij vergeldt, hij zal vergelden Vnl f byw If y bw "h f: v = en hij zal ons zeker vergelden Let op: De infinitivus absolutus (inf.abs.) geeft de persoonsvorm die volgt extra nadruk! Daarom: en hij zal ons zeker vergelden hi fr fh f = het kwaad Vnl :m -f G = wij hebben aangedaan, perf. van lmg (= aandoen) Oo t a (Zie tabel in les 13) Vertaling Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader gestorven was, zeiden zij: Indien Jozef ons zal haten, zo zal hij ons zeker vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan hebben. ,Vq (enkele hifiel-vormen) ,yq Ih "
perf. hi.
hij richtte op
Vmyq Ih "
perf. hi.
zij richtten op
yo I mq t Ih _
perf. hi.
ik richtte op; yo I mq t Ih _: v = en ik zal oprichten
,yq If y
imp. hi.
hij richt op, hij zal oprichten
Vmyq ^f I y
imp. hi.
zij richten op, zij zullen oprichten
,yq Ih f
inf.c. hi
oprichten, ,yq Ih fl : = om op te richten
,q "h f
inf.a. hi
Geeft de persoonsvorm die volgt extra nadruk!
Voorbeeld: @T fa I yt I yr Ib : =ta e yo I mq t Ih _: v = En ik zal Mijn verbond met u oprichten.
4
EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 34 TalencentrumBarneveld.nl
De woorden ba f en xa f In les 5 hebt u geleerd dat er in het algemeen een y staat tussen het woord en het APV als het woord in het meervoud staat. Hier heeft twee gevallen waar er ook in het enkelvoud een y tussen het APV en het woord staat. W e geven enkele voorbeelden: vyb Ia f = zijn vader; $yb ^a I f = jouw / uw vader; $yt ^ ba f _ = jouw / uw vaders $yx ^a I f = jouw / uw broer; $yx ^a f - = jouw / uw broers; vyx Ia f = zijn broer; vyx fa e = zijn broers Opdracht 1 hm f: yr -j :m I [c " Oy bw ff ^ Yv
=
____________________________________________
yt - onb : hf nb : ow ^ ym Ii Ff n rm ea oT ^v =
_________________________________________
@T fa I yt I yr Ib : =ta e yo I mq t Ih _: v
=
____________________________________________
,OqM fh - =la e @l e" ^ Yv ,q ff ^ Yv
=
____________________________________________
,w f rb "Q fI Yv o ] rh _a - tm " ,w f
=
____________________________________________
hi fr fh f =lK f ta " Vnl f byw If y bw "h f: v = _________________________________________ ,r fb :a - =la e hvhy ar f" Yv
=
____________________________________________
Opdracht 2 Lijntrekken 1
zijn vader
,I yr -j :m I
1
2
het kwaad
,h e yb Ia _
2
3
hun vader
hi fr fh f
3
4
zijn broers
yr "x :a -
4
5
zijn broer
vyb Ia f
5
6
nadat
vyx ^a f e
6
7
Egypte
8
mijn vader
5
EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 34 TalencentrumBarneveld.nl
Opdracht 3 Accenten; Zie vers 15. a. Schrijf het woord op waarbij een atnach staat. b. Schrijf de woorden op waarbij een zákéf staat. c. Schrijf het woord op waarbij een silloek staat.
Zie volgende pagina voor de antwoorden!
6
EENVOUDIG BIJBELS HEBREEUWS LES 34 TalencentrumBarneveld.nl
ANTWOORDEN Opdracht 1 hm f: yr -j :m I [c " Oy bw ff ^ Yv
= En Jozef keerde terug naar Egypte.
yo - nb t : hf no :w b ^ ym Ii Ff n rm eo aT ^v = En Naomie zei:"Keer terug mijn dochters." @T fa I yt I yr Ib : =ta e yo I mq t Ih _: v
= En ik zal Mijn verbond met u oprichten.
,OqM fh - =la e @l e" ^ Yv ,q ff ^ Yv
= En hij stond op en ging naar de plaats.
,w f rb "Q fI Yv o ] rh _a - tm " ,w f
= Daar stierf Aäron en daar werd hij begraven.
hi fr fh f =lK f ta " Vnl f byw If y bw "h f: v = En hij zal ons zeker al het kwaad vergelden. ,r fb :a - =la e hvhy ar f" Yv
= En de HEERE verscheen aan Abram.
Opdracht 2 Lijntrekken 1-7; 2-3; 3-2; 4-6; 5-1; 6-4
Opdracht 3 Accenten; Zie vers 15. a. Schrijf het woord op waarbij een atnach staat. [c " Oy b. Schrijf de woorden op waarbij een zákéf staat. ,h e yb Ia _ Vrm :o a Yv Vnl f hi fr fh f c. Schrijf het woord op waarbij een silloek staat. Oo ta