Bijbels Grieks
Pagina:1
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
4.1 De verleden tijd (het imperfectum) In les 1 heeft u de vervoeging van de tegenwoordige tijd geleerd. Hieronder volgt de vervoeging van een verleden tijd. Deze verleden tijd heeft als naam imperfectum.
imperfectum
van
1-e pers. ev.
ik maakte los
2-e pers. ev.
jij maakte los
3-e pers. ev.
hij, zij, het maakte los
1-e pers. mv.
wij maakten los
2-e pers. mv.
jullie maakten los
3-e pers. mv.
zij maakten los
- het voorvoegsel dient als signaal van de verledentijd. Het wordt augment genoemd. voorbeelden:
= offeren ................ imperfectum = = spreken, zeggen .. imperfectum = = geloven; ....... imperfectum = Bij werkwoorden waarvan de stam met een klinker begint gaat het anders. Het augment "verbindt" zich met deze klinker, waardoor een "verlenging" ontstaat. Daarvoor gelden de volgende regels:
+ = + = + = + = + = voorbeeld: = horen; imperfectum = Bij samengestelde werkwoorden staat het augment tussen het voorvoegsel en het werkwoord. Daarbij verliezen de voorvoegesels die op een klinker eindigen hun eindklinker. N.B! De voorvoegsels en verliezen hun eindklinker niet. voorbeelden:
= binnenbrengen ....... imperfectum = = (uit)zenden...............imperfectum =
Bijbels Grieks
Pagina:2
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4 Oefenopdracht 1 ( =kijken ) a. = wij maakten los b. 2x = .............. c. = ..............
d. = ...... e. = ...... f. .....
Oefenopdracht 2 Vertaal in het Grieks: a. b. c.
wij geloofden wij brachten naar binnen zij zonden
d. e. f.
jullie brachten naar binnen jij hoorde hij offerde
Opdracht 1 Leer de volgende werkwoorden:
= =
slapen stelen drinken krijgen
•
Vertaal:
a. b. c. d.
e. f. g. h.
Leer deze vervoeging!
planten vluchten dwingen voortbrengen
4.2 Het werkwoord “zijn”: het imperfectum
ik was jij was hij was
=
wij waren jullie waren zij waren
Bijbels Grieks
Pagina:3
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
4.3 De schrijvers van de Evangeliën: Mattheüs Ook het Evangelie van Mattheüs vermeldt niet de schrijver. De apostolische vader Papias (± 130 na Chr.) noemt echter Mattheüs als de man die de Logia (spreuken, woorden) des Heeren samenstelde. De kerkelijke traditie is hem daarin gevolgd. Mattheüs is de tollenaar die tot apostel geroepen werd (9:9) en (10:3). Bij Markus(2:3) en Lukas(5:27) heet deze tollenaar Levi. Als we er van uit gaan dat het Evangelie van Markus het oudste Evangelie is, zal het Evangelie van Mattheüs kort na dat van Markus ontstaan zijn. In elk geval de apostolische vader Ignatius (± 110 na Chr.) blijkt het Evangelie te kennen, want hij citeert er uit. Mattheüs richt zijn Evangelie in het bijzonder tot de Joden. Hij predikt hun dat in de geschiedenis van Jezus van Nazareth de Oudtestamentische beloften van de Messias vervuld zijn. Vooral bij de beschrijving van het lijden en sterven van Jezus verhaalt Mattheüs de gebeurtenissen met de woorden van het Oude Testament. Jezus heeft vervuld wat de Messias moest doen blijkens de boeken van de profeten. Het Evangelie van Mattheüs vormt in feite de verbinding tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Het lijkt erop dat dit Evangelie zo gerangschikt is dat het gebruikt kon worden voor onderricht in de kerk. De woorden van Jezus zijn zo ingedeeld dat ze vijf duidelijke verhandelingen geven. Elk van die verhandelingen wordt afgesloten met de woorden: "En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geëindigd had...".
4.4 Nog een verledentijd Er is nog een verleden tijd nl. de aoristus. Waarom imperfectum en aoristus? Het imperfectum is een verledentijd met de “bijbetekenis”: voortdurend, gewoonlijk of herhaald. In de andere gevallen gaven de Grieken de voorkeur aan de Aoristus.
(imperfectum) De moeder voedde het kind op. (d.w.z. was bezig het kind op te voeden)
(aoristus) De moeder voedde het kind op / heeft het kind opgevoed. (maar dat proces is nu afgesloten)
aoristus
van
1-e pers. ev.
ik maakte los ik heb losgemaakt ik had losgemaakt
2-e pers. ev.
jij maakte los jij hebt losgemaakt jij had losgemaakt
3-e pers. ev.
hij, zij,het maakte los hij, zij het, hebben losgemaakt hij, zij het, hadden losgemaakt
Bijbels Grieks
Pagina:4
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
1-e pers. mv.
wij maakten los wij hebben losgemaakt wij hadden losgemaakt
2-e pers. mv.
jullie maakten los jullie hebben losgemaakt jullie hadden losgemaakt
3-e pers. mv.
zij maakten los zij hebben losgemaakt zij hadden losgemaakt
- infinitivus aoristus: - We spreken hier van een sigmatische aoristus vanwege de steeds terugkerende . - De combinatie van de met voorafgaande medeklinker geeft de volgende resultaten: ! ! + = ! ! " + = # ! en verdwijnen voor de . Voorbeelden: N.B! = onderwijzen, leren;
= bedriegen
-> aoristus ( + = ) -> aoristus # ( + = # ) ( voor # verdwijnt!) -> aoristus ( verdwijnt ) 4.5 Participia Ook de aoristus kent participia. Zie volgende tabel
part.aor.mnl.ev.nom.
part.aor.mnl.ev.acc
part.aor.mnl.mv.nom.
part.aor.mnl.mv.acc.
Let op bij het omschrijven van het part.aor.! Soms is het voortijdig. Zie voorbeeld. ! gingen zij met ons mee. Nadat zij de paarden losgemaakt hadden, gingen zij met ons mee. Want: eerst maakten zij de paarden los; daarna gingen ze mee.
Bijbels Grieks
Pagina:5
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
Oefenopdracht 3 Vertaal: voorbeeld: jij, u maakte los; jij, u hebt/had losgemaakt a. b. c. d. e. f.
# $ #
Oefenopdracht 4 Vertaal in het Grieks (gebruik de aoristus) a. b. c.
wij onderwezen ik offerde jullie offerden
d. hij keek e. jij maakte los f. zij keken
Opdracht 2 Leer de volgende woorden
bevelen; = tegenhouden; = zenden, sturen •
Vertaal
a. b. c.
d. e. f.
Opdracht 3 Neem de tabel over en vul hem in voor het werkwoord
part.aor.mnl.ev.nom.
part.aor.mnl.mv.nom.
part.aor.mnl.ev.acc
part.aor.mnl.mv.acc.
Bijbels Grieks
Pagina:6
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
4.6 Grieks in het Nederlands (1) Griekse woorden in de kerk De kerkelijke taal zit vol met (van oorsprong) Griekse woorden. Om maar te beginnen: het woord “kerk” komt van heer. In de Septuaginta staat het op die plaatsen waar in de Statenvertaling “HEERE’ staat. In het Nieuwe Testament is het de titel voor God en Jezus. In de Kerk staat de Bijbel, het woord van God, centraal. Bijbel komt van het Griekse dat “boeken” betekent. Het eerste boek uit de Bijbel is Genesis. Genesis komt van = oorsprong. In de kerk zingen we psalmen. Ook de Grieken kenden dit woord. Bij vinden we in het woordenboek “klank van de harp of citer”. Psalmen hebben een melodie ( Gr. ). De psalmen die we zingen zijn berijmd en worden dikwijls ritmisch gezongen. Zowel rijm als ritme komen van % Psalmen kunnen gezongen worden door een koor (Gr. "). Tenslotte (anders wordt het eentonig), het zingen van psalmen is een onderdeel van de liturgie. Liturgie komt van (= godsdienstige plichten naleven)
Opdracht 4 Zeg van de volgende werkwoorden of het een praesens-vorm, een imperfectum-vorm of een aoristus-vorm is. Kort af: prs., imp., aor. a. ; b. ; c.; d. .; e. ; f. g. & h. ; i. j.
Opdracht 5 •
Leer
"' = in het begin; = eng... ; = van mij, mijn; = zoals •
Vertaal
a. b. c. d. e.
( "' ) % ( $ % * % * + , -,.
Bijbels Grieks
Pagina:7
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
4.7 Klassieke achtergrondinformatie. HET HOUTEN PAARD Tien jaar belegeren de Grieken de stad Troje, maar het lukt hen niet de stad in te nemen. Maar in het tiende jaar doen ze het volgende.
Opdracht 6 (inzenden) Lees de tekst goed en beantwoord de vragen. Eerst echter wat nieuwe woorden. Nieuwe woorden
= het paard = groot, = groot (mnl. ev. acc.) # = houten (bijv. nw.), = soldaten( acc.) , = en, maar, = verbergen, = andere, = het eiland, = dit, = zeer (bijwoord), " = zich verheugen, Participia van het werkwoord zijn. part.prs.ev.mnl.nom.
part.prs.mv.mnl.nom.
part.prs.ev.mnl.acc.
part.prs.mv.mnl.nom.
= dragen, brengen, = de stad, = ‘s nachts, = de deur, meervoud: de poort, = gaan uit, = gaan in, openen, = daarna, = naar, in, = vernietigen. De tekst
. ( (Grieken) (bouwen) # % . (% . ( " (gaan weg) / (zich) ,% . 0(Trojanen) (ziende) "% (dwaas) % 1 % . ( % ( 0 %
Bijbels Grieks
Pagina:8
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
Beantwoord de volgende vragen: 1.
Zin 1 t/m 3
2. 3. 4.
Zin 4 Zin 5 Zin 6 t/m 8
Enkele soldaten verbergen zich in ... De andere soldaten verbergen zich op ... Waarom verheugen de Trojanen zich? Waarom zijn de Trojanen dwaas? Wat gebeurt er vervolgens?
Tenslotte een oefenopdracht! Oefenopdracht 5 Vertaal het volgende gedeelte uit de Bijbel. Onthoud: = = mij (acc.) ; = = maar; = zien
$ # (riep) (zei) % % Einde van deze les Ga niet verder als u deze les niet grondig kent!
Op de volgende pagina vindt u de antwoorden van de oefenopdrachten! Deze mededeling wordt in het vervolg weggelaten!
Bijbels Grieks
Pagina:9
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
Antwoorden oefenopdrachten Opdracht 1 a. wij maakten los b. ik geloofde, zij geloofden c. hij keek d. jullie offerden e. wij hoorden f. jij zond Opdracht 2 a. b. c. d. e. f.
Opdracht 3 a. jij offerde; jij hebt/had geofferd b. jullie maakten los, jullie hebben/hadden losgemaakt (i.p.v. jullie kan ook u) c. ik onderwees, ik heb/had onderwezen d. jij stal, jij hebt/had gestolen (i.p.v. jij kan ook u) e. wij keken, wij hebben/hadden gekeken f. Jezus onderwees, Jezus /heeft/had onderwezen. Opdracht 4 a. # b. c. d.
e. f. Opdracht 5 En Jezus riep en zei: Die in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Dengene Die Mij gezonden heeft. En die Mij ziet, die ziet Dengene Die Mij gezonden heeft.
Bijbels Grieks
Pagina:10
TalencentrumBarneveld.nl
BIJBELS GRIEKS LES 4
Antwoorden opdrachten Opdracht 1 a wij sliepen b jullie brachten voort c ik stal / zij stalen d mozes vluchtte
e f g h
jij offerde wij hoorden hij dwong ik kreeg / zij kregen
d
hij hield tegen; hij heeft/had tegengehouden wij stuurden; wij hebben/hadden gestuurd ik hoorde; ik heb/had hoord
Opdracht 2 a b c
jij, u beval; ij, u hebt/had bevolen zij hielden tegen; zij hebben/hadden tegengehouden ik stuurde; ik heb/had gestuurd
e f
Opdracht 3
Opdracht 4 a b c d e
prs imp imp aor imp
f g h i j
imp aor prs aor imp
Opdracht 5 a b c d e
In het begin was het Woord. Paulus heeft een brief geschreven. Ik Jezus heb mijn engel gezonden. en ik hoorde een stem uit de hemel. Zoals Abraham in God geloofde.
Opdracht 6 1.
- in het paard - op een eiland
2. 3.
dat de Grieken weggingen. Zij brengen het houten paard in de stad.
Maak ook de extra oefening !
4.
De Griekse soldaten komen 's nachts uit het paard. Ze openen de poort. De andere Grieken komen binnen. Samen verwoesten zij de stad.