Een tropendroom Op zoek naar de zon in de Caribbean
Han Vilé
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding...................................................................................................................................4 Een appartement aan zee..........................................................................................................5 Muggen en politiebezoek.........................................................................................................6 Grond kopen.............................................................................................................................7 Even een auto kopen................................................................................................................9 Land met strand......................................................................................................................10 De aannemer..........................................................................................................................11 De voorman............................................................................................................................13 De verblijfsvergunning..........................................................................................................15 Het eiland ontdekken.............................................................................................................16 Privé strand............................................................................................................................18 Bezoek van de dorpsgek........................................................................................................20 Een paleis in het paradijs.......................................................................................................22 Een duik in het verleden.........................................................................................................24 Geld dicteert...........................................................................................................................26 Sea Blast.................................................................................................................................28 Afgedankt...............................................................................................................................30 Het vertrek..............................................................................................................................32 Alleen.....................................................................................................................................34 Schilderen op bijstandsniveau................................................................................................36 Uit dansen..............................................................................................................................40 Groeien en sproeien...............................................................................................................42 Schoonmaken.........................................................................................................................46 Een echte vriend ....................................................................................................................48 Een spannend dagje................................................................................................................51 Misschien wat zon .................................................................................................................52 Lijden en medelijden..............................................................................................................54 Getrouwd met God.................................................................................................................57 Een maagd met zes kinderen..................................................................................................60 Armoe....................................................................................................................................62 Blote engeltjes .......................................................................................................................64 Tropische storm......................................................................................................................66 De nachtmerrie eindigt...........................................................................................................68 Even zonneschijn...................................................................................................................71 Juridisch geharrewar .............................................................................................................74 Nawoord.................................................................................................................................78
Inleiding Ik waagde de sprong. Na jaren van behoorlijk hard werken wilde ik het Zwitserleven-gevoel. Ik vergaarde mijn spaar-en pensioengeld en vetrok met m'n vrouw, waarmee ik zes jaar eerder was getrouwd, naar een klein Caribisch eiland waar de blauw- turquoise zee gouden stranden omspoelt en de trotse palmbomen tot hoog in de hemel groeien. Daar wilde ik me, ver van kou en grijze luchten, voor de jaren die me nog restten, overleveren aan de warmte van de zon. Lekker lui leven en alleen nog doen waar ik zin in had. Of dat ging lukken? Een verslag over de hobbels in de weg bij de realisatie van een droom.
Een appartement aan zee Wat 'n mazzel. Net twee dagen in een guesthouse op dit eiland, komt de eigenaresse naar me toe en zegt: ''Ik hoor dat u hier een huis wilt gaan bouwen en ondertussen een appartement zoekt. Ik denk dat u boft, want hier even verderop woont een vrouw die pas een nieuw appartement heeft gebouwd dat ze wil verhuren. Het is een appartement op de eerste etage. Zelf woont zij beneden. Als ik u was zou ik meteen gaan kijken'' Ik aarzel geen moment, stel dat iemand anders me voor is. Een kwartier later sta ik voor het huis. De vrouw is meer dan vriendelijk. Ze biedt eerst thee aan en daarna ga ik naar boven. Prachtig is een understatement, het is een droom; ruim, alles splinternieuw met een balkon dat uitkijkt over de trotse kruinen van palmbomen, waarachter de geheime verten van de zee. Een lange trap aan de weg beneden voert naar het strand. Ik onderdruk mijn enthousiasme want over de prijs moet nog gesproken worden. Waarom zou ik zelf nog een huis bouwen als ik hier kan wonen? Dit kan al m'n plannen wijzigen. Ik neem alles goed in me op. Min of meer voor de vorm vraag ik nog het een en ander, maar ik weet al: Dit is 't! Weer beneden bespreken we de prijs. Ze noemt het bedrag. Niets op mijn gezicht verraadt verrassing. Ook bij het dubbele had ik meteen toegestemd. ''Er is nog wel iets,'' zegt ze dan, ''het appartement is net klaar en u bent de eerste, maar ik weet eigenlijk nog niet of ik niet zelf boven ga wonen en beneden houd voor als ik gasten krijg. Ik wil daar nog even over nadenken, kom morgen nog even langs.'' Die nacht slaap ik slecht. De muggen in het guesthouse houden me wakker, maar ook de opwinding over het 5
appartement dat ik gezien heb. In gedachte woon ik er al. De volgende dag om elf uur 's morgens ga ik op bezoek bij de vrouw. Ze heeft haar besluit genomen. Ze gaat zelf boven wonen en houdt het appartement beneden voor als ze gasten krijgt. Ze verhuurt dus niet. Ik wandel terug naar de bedompte kamer van het guesthouse.
Muggen en politiebezoek Nog verblijvend in het guesthouse besluit ik de eerste zondag op het eiland naar het strand te gaan. Ik beland in het paradijs. Het is een strand met een bar en restaurant. Drijvend in zee luister ik naar de uitbundige klanken van een steelband. Om me heen vertonen vliegende vissen hun vinvleugels. Als pijlsnelle zilveren raketjes komen ze uit het water te voorschijn om meters verderop weer onder te duiken. Als dit geen genieten is weet ik het niet meer. Die avond komt er een vrouw naar me toe. ''Ik hoor dat u een huis zoekt,'' zegt ze, ''ik heb een oom die net een huis gebouwd heeft voor zijn zuster in Amerika, maar zij kan door omstandigheden voorlopig niet komen. Het is volledig gemeubileerd, alles is er, beddengoed, keukengerei, alles. Als u geïnteresseerd bent, geef ik u het telefoonnummer.'' Het blijkt een prachtig huis te zijn. Heel stil en privé, even buiten de bebouwde kom van het dorp en inderdaad, alles is er. Blij dat ik het guesthouse vaarwel kan zeggen, verhuis ik na contact met de eigenaar naar zeg maar ‘deze villa’, aan de andere kant van het eiland. Opzij van het huis grazen koeien. Het laaggelegen land is drassig. De poten van de koeien verzinken als ze lopen in de zompige grond en laten gaten achter die zich als het regent met water vullen. Een el dorado voor muggen. Met duizenden komen ze tegen dat het donker wordt op bezoek. 6
Buiten zitten is dan niet meer mogelijk. Deuren en ramen sluiten en insecticide spuiten! Het huis ligt in een soort dal. Ik zie hoe de wind de takken van de hogere bomen flink in beweging zet, maar rond het huis in de laagte blijft het bladstil. Muggen houden daarvan en de hitte is zonder het geringste briesje soms bijna ondraaglijk. Na vijf dagen begin ik aan verhuizen te denken. M'n beslissing wordt bespoedigd door het bezoek van drie politieagenten. Ze komen me waarschuwen en adviseren me zodra het donker wordt naar binnen te gaan en de deuren op slot te doen. Er blijkt in de buurt een man actief te zijn die zodra het donker wordt via tuinen aan de achterkant binnensluipt en dan dreigend met een mes geld eist. Ik word bang en ga niet slapen. Ik wil, nu ik net begonnen ben aan mijn leven in het paradijs, niet meteen al in de holte van de nacht van kant gemaakt worden. Met een lang mes voor me op de salontafel doezel ik door de nacht. De volgende dag zeg ik de huur op en ga op zoek naar een andere verblijfplaats.
Grond kopen ''Ik zoek,'' zeg ik tegen de makelaar,'' een stuk land aan het strand of pal bij het strand.'' Hij zegt dat hij ernaar gaat zoeken. Inmiddels woon ik tijdelijk op een etage in een straat bij mensen die zo bereidwillig waren me te helpen. 's Zondags ga ik naar het strand, maar de steelband speelt niet meer en de vliegende vissen hebben waarschijnlijk een ander deel van de zee als speelplaats gekozen, want ik zie er niet een. Dan belt de makelaar. ''Ik heb,'' zegt hij, ''denk ik precies wat 7
u zoekt, niet aan het strand, maar u hoeft de weg maar over te steken en u kunt zwemmen.'' We maken een afspraak. Op ongeveer twintig minuten rijden van de hoofdstad draait hij plotseling een pad op dat scherp omhoog voert. Boven gekomen kijk ik uit over een brede baai waarin de golven traag en majestueus aan komen rollen. Het is van zo'n overwelmende schoonheid en grootsheid dat ik alleen maar kan kijken. De kalmte waarmee de golven zich over een breedte van enkele honderden meters met hun spierwitte koppen over de baai uitwaaieren, ontroert me zo, dat ik minuten lang niet kan spreken. ''Ja,'' zeg ik dan, ''dit is 't.'' ''Mooi,'' zegt de makelaar, ''het eigendomsbewijs ziet er goed uit en de prijs lijkt me niet onredelijk.'' Hij heeft gelijk, de prijs is meer dan redelijk. In mijn ogen is dit unieke stuk land met dit uitzicht niets meer of minder dan een wereldwonder. ''Ik zal de eigenaar bellen en het contract in orde maken,'' zegt de jonge makelaar. ''Ja.'' zeg ik,'' en ik zal m'n architect bellen of hij hier het huis kan bouwen dat ik in m'n hoofd heb.'' De architect komt. ''Ik wil de tekening zien,'' zegt hij, ''ik wil de grenzen van het land zien.'' Hij bestudeert de tekening. ''Welk stuk land is dit?'' hoor ik hem dan vragen. De makelaar wijst hem aan over welk stuk land het gaat. ''Dit stuk?'' vraagt hij dan. ''Met hier de weg omhoog, hier naast het huis waar we hier staan.'' De makelaar knikt. ''Dat huis hoort dus bij het land?'' vraagt de architect. De makelaar verschrikt en bekijkt de tekening. ''Ik denk,'' zegt de architect dat het niet om dit stuk land gaat, maar om dit hier,'' 8
en hij wijst op de tekening. ''Ja,'' zegt de makelaar, ''nu je het zegt..., ja ik zie wat je bedoelt, inderdaad, het moet het land hiernaast zijn.'' ''Daar mag je dan wel een helikopter bij leveren,'' zegt de architect spottend, '' want dat land heeft geen toegangsweg. Ga eerst maar eens na of de eigenaar van het land waar we hier staan bereid is een recht van overpad te verlenen. En dan nog wat, dat land daar is helemaal dichtgegroeid, ik kan het niet zien. Kap het eerst maar schoon.'' Drie dagen later komt de eigenaar. Hij is een gepensioneerde politieman. Hij organiseert tien gevangenen die het land in twee dagen schoonkappen. Het ziet er nu zonder bomen en struiken heel anders uit. Ik ben onder de indruk en de eigenaar kennelijk ook. ''De prijs die de makelaar u heeft genoemd is niet meer juist, zegt hij, ''ik heb gisteren van een Zweeds echtpaar een aanbod gekregen dat meer dan twee maal zo hoog is.'' De makelaar brengt me rijdend langs de kust terug naar m'n huurkamer.\
Even een auto kopen Ik weet wat ik wil, een kleine vijfdeurs auto en ik wil 'm meteen, want ik ben die zogenaamde lijntaxi's zat. Ze kosten wel bijna niks, maar ze willen die zanderige weg waaraan ik woon niet op omdat ze hun schokbrekers willen sparen. Het gevolg is dat ik als ik een kratje bier koop daarmee honderden meters moet sjouwen. De autohandel waar ik m'n auto bestel zegt me dat ze de auto over twee weken kunnen leveren, maar... ik moet de helft vooruit betalen. Na drie weken vraag ik waar m'n auto blijft. “Er is”, zeggen ze, “een probleem met de verscheping.” 9
Ik wacht twee weken en bel opnieuw. “Het schijnt,” zeggen ze, “dat er een staking is bij de autofabrikant.” ''Wanneer komt-ie?'' vraag ik. Dat weten ze niet. ''Dan koop ik wel elders een auto, stort u het geld dat ik u heb overgemaakt maar terug.'' ''Dat kan niet,'' zeggen ze. Ik wacht opnieuw drie weken en sjouw mijn boodschappen en kratjes bier intussen over de zandweg. Nu ben ik het echt zat: of m'n auto, of mijn geld terug. ''Het spijt ons, het spijt ons echt, wij weten ook niet precies wat er aan de hand is, maar uw auto is besteld.'' ''Maar ik heb geen auto en ik wil mijn geld terug.'' ''Sorry mijnheer, maar dat is onmogelijk.'' ''Dan wil ik de directeur spreken.'' ''Die is vandaag helaas afwezig.'' Mijn buurman aan wie ik dit verhaal vertel begint te lachen. ''Je kunt maar een ding doen,'' zegt hij, '' een advocaat vragen een brief te schrijven en je geld via hem terugeisen.'' Dat doe ik. Twee weken later komt het geld terug en kan ik opnieuw proberen een auto te kopen.
Land met strand Mijn vertrouwen in de makelaar die het land aan de baai aanbood is in de golven verdwenen. Ik vraag een andere makelaar een stuk land te zoeken. Zelfde verhaal: Liefst met strand en anders pal bij zee. En ziedaar! Het mag even geduurd hebben voordat de droom bereid was zich in al z'n pracht te laten zien, maar hier en nu sta ik dan toch echt oog in oog met het beloofde land waarvan het beeld als ik eerlijk ben al zeker twintig jaar in mijn hoofd rondspookte. 10
Dit land dat me hier wordt aangeboden heeft een gouden strand met palm- en amandelbomen en wordt aan beide zijden begrensd door grote rotspartijen. Hier wil ik wonen met de zee in m'n tuin en 's morgens zo uit bed een duik in het zilte nat. ''Ja,'' zeg ik tegen de makelaar, ''dit is 't.'' ''Oké,'' zegt de makelaar, ''ik ken de eigenaar maar heb nog geen eigendomsbewijs gezien. Ik zal voor de zekerheid aan de notaris die, de overdracht moet regelen, vragen uit te zoeken of hij echt eigenaar is.'' Twee weken later ontvang ik van de notaris een brief. Hij legt me uit dat de eigenaar van het land dat ik wil kopen, niet echt de eigenaar is. De man heeft slechts een recht van overpad op dat land geërfd. Hij raadt me aan geen koopcontract op te laten maken. De makelaar laat het er niet bij zitten en zoekt uit wie de echte eigenaar van het land is. Nadat die gevonden is staat alleen de prijs misschien nog in de weg. Omdat dit echt is wat ik wil, ben ik bereid ver te gaan. Dat betekent in dit geval dat ik op het punt sta drie maal zoveel uit te geven dan in mijn oorspronkelijke begroting. Dankzij de makelaar wordt de prijs uiteindelijk iets redelijker. Kort daarna begeef ik me met mijn vrouw naar de notaris voor ondertekening van het koopcontract. En zo word ik zes maanden na aankomst op het eiland de trotse eigenaar van land met strand.
De aannemer Via de architect kom ik in contact met een aannemer. Hij komt van een ander eiland. Hij is kennelijk erg goed, want na een jaar heeft hij hier al drie prachtige huizen gebouwd. Hij kan uren over zijn vak praten en je kan maar 11
tot één conclusie komen: Die man verstaat zijn vak. De bouwmaterialenhandels zien hem graag komen, want hij plaatst grote orders. De dag dat de eerste paal geslagen wordt ben ik behoorlijk nerveus. Het gaat hier in feite niet om een paal, maar om het uitzetten van lijnen die de stand van het huis bepalen, rekening houdend met de zon, de windrichting, de op- en afrit, het geluid van passerend verkeer en vooral wat later het uitzicht vanaf de terrassen zal zijn. De dag daarna gaat de werkelijke bouw van start. De aannemer overhandigt me een lijst van bouwmaterialen die hij nodig heeft en welk bedrag hij nodig heeft om die te kopen. Ik maak kennis met de voorman, grondwerkers, metselaren, betonijzervlechters en timmermannen. Ze werken hard. Binnen een paar weken zie ik duidelijk de eerste contouren van wat je een fundament kunt noemen. ''U hebt,'' zegt de aannemer, ''een schuur nodig om de bouwmaterialen op te slaan en ik adviseer u een nachtwaker te nemen om diefstal te voorkomen.'' Hij laat de schuur bouwen en organiseert een nachtwaker. De nieuwe lijst met bouwmaterialen die hij nodig heeft is aanzienlijk langer dan de eerste, maar ik moet zeggen dat de bouw vlot loopt. Eigenlijk komt dat door de voorman, want de aannemer zelf zie ik zelden. Na ongeveer zes weken komt de aannemer naar me toe en vraagt me of ik hem een dienst wil bewijzen. Twee eigenaren van huizen die hij aan het bouwen is hebben hem niet op tijd betaald. Hij moet zijn werkers betalen maar kan ze niet betalen. Ik zou hem bijzonder helpen met een voorschot. Ik weet uit ervaring hoe moeilijk het kan zijn voor een beginnende ondernemer. Het bedrag dat hij nodig heeft is fors, maar ik help hem. Daarna zie ik hem nooit meer terug. Hij heeft de arbeiders 12
niet betaald en mijn bouwmaterialen blijkt hij bij verschillende zaken op krediet gekocht te hebben. Ik krijg mensen op bezoek die hun materiaal terug willen. Dat is in dit stadium van de bouw moeilijk, want het betonijzer en beton zit muurvast en de gemetselde stenen afbreken levert weinig op. Gelukkig kan ik materiaallijsten met bedragen en mijn betalingen laten zien. Ze moeten dus bij hem zijn en niet bij mij. Ik doe nog wel aangifte bij de politie omdat ik die aannemer graag in het gevang wil zien. Ze kunnen hem niet vinden. Waarschijnlijk is hij alweer op een ander eiland aan de slag.
De voorman Na het verdwijnen van de aannemer besluit ik de nachtwaker aan te houden en de voorman te vragen of hij denkt in staat te zijn het huis af te bouwen. 'No problem,'' zegt hij. Omdat ik niet nog 'n keer opgelicht wil worden ga ik mijn eigen bouwmaterialen kopen en de arbeiders wekelijks zelf betalen. De voorman geeft me de lijsten met materialen die hij nodig heeft en elke vrijdagmorgen een overzicht van de uren met uurprijzen voor graven, metselen, timmeren en ijzervlechten. Ik weet niets van bouwen en laat dus klakkeloos alle materialen die de voorman nodig heeft komen. Als de eerste muren op de fundamenten gemetseld worden en de loodgieter en elektricien hun eerste pijpen moeten gaan aanbrengen, krijg ik het echt druk. Elke dag en soms twee maal per dag rijd ik naar de bouwmaterialenhandel. Bovendien moet ik een betonmolen en betonvibrator huren. Omdat de voorman geen aannemer is, heeft hij geen gereedschap. Hij vraagt om hamers, hout- en ijzerzagen, kruiwagens, kapmessen en nijptangen. 13
''We gaan casten,'' zegt hij dan. Ik heb het woord nog nooit eerder gehoord, maar hij vertelt me dat hij daarvoor plyboard nodig heeft. ''Tachtig plyboards om te beginnen,'' zegt hij. Het blijken dikke platen multiplex te zijn met een afmeting van ruim twee bij anderhalve meter. De stapel is enorm en de prijs ook. Ik zie dat enkele platen gebruikt worden om tafels te maken. Eén om betonijzer op te buigen en één om een tafel te maken voor de werkers om aan te eten. Voor de rest blijft de stapel 'n paar weken lang onaangeroerd. Ik leer dat dit soort platen zeer geliefd zijn, maar gelukkig heb ik een nachtwaker. Ik kan onmogelijk elke dag de hele dag controleren wat iedereen doet, maar na een tijdje dringt het ineens tot me door dat de stapel plyboards langzaam slinkt. ''Houdt uw voorman in de gaten,'' hoor ik op een dag. De man roept het vanuit z'n auto terwijl hij voorbij rijdt. ''Hij verkoopt uw spullen!'' Die avond ga ik op bezoek bij een man die erom bekend staat dat hij alles wat er in de buurt gebeurt altijd scherp in de gaten houdt. ''Ja,'' zegt hij, als ik hem vertel wat ik hoorde, ''uw voorman verkoopt uw plyboards hier in het dorp.'' ''Maar ik heb een nachtwaker,'' zeg ik, ''en overdag ben ik er praktisch altijd.'' ''Hij komt,'' zegt de man,'' om 'n uur of vier 's nachts, dan stuurt-ie de nachtwaker naar huis of misschien geeft hij hem in ruil voor zijn zwijgen een deel van de opbrengst.'' Ik huur een grote container met slot. 's Nacht breng ik met behulp van enkele mensen alle bouwmaterialen en gereedschappen over van de schuur naar de container. De sleutel gaat in mijn zak. De volgende morgen tref ik de voorman en zijn werkers werkeloos zittend op een muur. ''Wat is dit,'' vraagt de 14
voorman, ''we kunnen niet werken.' ''Hier is geen werk meer voor jullie,'' antwoord ik, ''jullie zijn ontslagen.'' ''Waarom?'' vraagt een van de metselaren. ''Vraag dat maar aan je voorman,'' zeg ik, ''die weet heel goed waarom.'' Ik hoef niets uit te leggen. Ze weten precies wat er is gebeurd. ''Kunnen we nog praten?'' vraagt de voorman. ''Nee,'' zeg ik, ''ik praat niet met boeven.'' Ik zit naast ze op de muur. Ik zie ze een voor een vertrekken; aangeslagen, werkeloos. Ik voel me moe. De zee heeft me al in geen maanden gezien.
De verblijfsvergunning Elke drie maanden moet ik de verblijfsvergunning verlengen. Doorgaans ben ik de enige klant op het immigratiekantoor. De ambtenaar zit zijn krant te lezen. Ik neem plaats op een stoel en wacht. Na vijf minuten kuch ik. Hij kijkt niet op. Na tien minuten vraag ik of hij me misschien kan helpen. ''Ik roep u wel als ik klaar ben.'' zegt hij. Regel, of liever gezegd, wet is hier dat je drie maanden mag blijven en dan om een verblijfsverlenging van nog eens drie maanden kan vragen. Daarna is het wegwezen. Hier permanent wonen is uitgesloten. Ik zag dat veel mensen, vooral uit Duitsland, de afgelopen maanden werden 'gedeporteerd' nadat zij de toegestane verblijfstijd overschreden. Ze werden in verwarring gebracht door de Investeringwet en Vestigingswet. Zij meenden dat als je hier mocht investeren in een huis, je daarin ook mocht wonen. De ambtenaar bestudeert mijn paspoort. 15
''Uw termijn is om,'' zegt hij, ''ik zie dat u al een interview gehad hebt met een senior officer en het besluit is negatief. U moet vertrekken.'' Op hetzelfde moment schrijft hij in het paspoort: Wind up affairs. Hij is een lage ambtenaar, dus ik wil geen discussie met hem aangaan. Ik heb mijn komst naar hier goed voorbereid. Correspondentie en diverse bezoeken aan de ambassade in Brussel resulteerde in een dik dossier waaruit duidelijk blijkt dat ik me hier mag vestigen. Ik neem contact op met een advocaat die na lezing van de kopieën van het dossier, dat ik destijds bij mijn komst naar hier aan de immigratiedienst heb gegeven, een brief schrijft naar het ministerie van nationale veiligheid. Dat kost, maar misschien minder dan de grond met half afgebouwde fundamenten achterlaten. Intussen blijf ik, in afwachting van een beslissing, zitten waar ik zit.
Het eiland ontdekken Nadat ik de voorman en zijn bouwploeg heb ontslagen besluit ik, vooral ook door het gedoe met de immigratiedienst, voorlopig geen geld meer uit te geven aan de bouw van het huis. Eerst maar eens kijken of ik een permanente verblijfsvergunning krijg of niet. Ik ga het eiland verkennen. Ik heb het steeds te druk gehad met van alles, maar dit is misschien een mooie gelegenheid om eens goed te gaan kijken waar ik precies ben gaan wonen. Ik maak lange wandelingen en ontdek schitterende stranden. Geen grote stranden, maar kleine intieme, ontroerend mooie strandjes, omgeven door palmbomen en verwilderde groei. Ongerept is denk ik het beste woord daarvoor. Het valt me op dat al die strandjes totaal verlaten zijn. Je kan er rustig in je 16
nakie een duik nemen. Van toerisme is geen sprake en de lokale bevolking houdt kennelijk niet van zwemmen. Misschien zoiets als de bakker houdt niet van brood of de slager houdt niet van vlees. Je verliest je gretigheid voor wat je elke dag de hele dag omringt. Eigenlijk hetzelfde wat je in relaties ziet. De wandelingen langs stille, in het land verborgen paden, brengen me op plaatsen waar de mensen die op dit eiland wonen nooit komen. Ik ontdek planten waaraan de boeken het predicaat 'zeldzaam' geven. Dit alles klinkt heel ontspannen en vredevol. Maar dat is schijn. In werkelijkheid voel ik me voortdurend licht bedreigd. Als ik ga wandelen zoek ik altijd eerst in the Bush naar een stevige stok om eventuele aanvallers van het lijf te houden, dan wel tenminste iets te kunnen doen in geval iemand plotseling uit de struiken tevoorschijn springt en mijn geld af wil pakken. Ik ben namelijk blank en de mensen die hier wonen zijn van Afrikaanse afkomst. Voor hen is blank en geld hetzelfde. Blank is rijk. Als je een blanke ontmoet kijk je altijd eerst hoe je zijn geld te pakken kunt krijgen. Je kunt daarvoor slimme truckjes gebruiken, dan wel recht voor z'n raap roven. Die permanente dreiging is duidelijk, maar er is ook een andere veel minder opvallende constante lichte dreiging. De mensen hier moeten me niet. Dat laten ze elke dag opnieuw weten. Ook al zeggen ze het niet hardop, ze demonstreren zodra ik verschijn iets van: “Wat doe je hier? Ga terug naar je eigen land.” Als ze met elkaar praten en ik verschijn, verstomt het gesprek. Het is hun land en ik heb hier als vreemdeling niets te zoeken. Ik denk wel eens dat mijn verschijning appelleert aan een soort collectief inferioriteits complex. Iets van; jullie blanken hebben auto's, plastic, elektriciteit, vliegtuigen, radio, telefoon, televisie of 17
computers uitgevonden en wij zwarten niks. Misschien is het die afstand die iets vijandigs schept. Als dat zo is zal het nog wel 'n paar honderd jaar duren voordat dat een beetje bijgetrokken raakt. Dat zal ik niet meer meemaken, maar vooralsnog laat ik me daardoor niet verjagen. Voor mij is de wereld voor en van iedereen. ''Jij denkt dat je de hele wereld op kunt voeden,'' zegt mijn vrouw. Dat wil ik niet, maar ik kan wel laten zien dat we, hoewel we allemaal gelijkgerechtigd zijn, allemaal anders zijn en dat daar niks mee mis is. Aan het eind van elke wandeling gooi ik de stok in de berm en keer terug naar de muizenval.
Privé strand De beslissing van de immigratiedienst betreffende de permanente verblijfsvergunning laat lang op zich wachten. Na 'n maand of vijf besluit ik naar een nieuwe aannemer te gaan zoeken en met een soort fanatiek en tegelijk fatalistisch après moi la déluge door te gaan met de bouw van het huis. Ik zie dat sommige aannemers die ik uitnodig de bouwtekeningen die de architect maakte op z'n kop houden en eigenlijk geen goed beeld krijgen van wat ze moeten bouwen. Het eiland is klein en er zijn niet veel aannemers. Ik probeer een aannemer van een naburig eiland maar deins terug als ik zijn begroting krijg. Uiteindelijk kom ik uit bij een kleine aannemer. Een hardwerkende vader met vier kinderen. Na enkele van de huizen die hij heeft gebouwd bekeken te hebben, kies ik voor hem. Er breekt een tijd aan van hard werken. Elke dag 's morgens om zeven uur open ik de container, sjees op en neer naar de bouwmaterialenhandel, overleg met de elektricien, 18
loodgieter en de nieuw aangetrokken bouwkundig ingenieur. Van diefstal is geen sprake. Wel vind ik dat ze veel spijkers nodig hebben. Pakken spijkers koop ik. Als acht werkers elke dag een handje spijkers in hun broekzak mee naar huis nemen, gaat dat aardig oplopen. Maar ik klaag niet en de bouw vordert. 's Morgens om zeven uur de container openen betekent voor mij dat ik rond zes uur op moet staan. Ik besluit dichter bij het werk te gaan wonen. Ik vind een tweekamer appartement op nog geen honderd meter van het werk. Ja, het is piepklein, maar het maakt het leven een stuk gemakkelijker en het afbouwen van mijn grote prachtige huis met overhangende terrassen kan nog wel 'n paar jaar duren. Vrienden die overkomen en weten hoe ik woonde voordat ik emigreerde vragen hoe ik in godsnaam in zo'n muizenval kan wonen. Maar ik bijt door. Ik wil mijn droom verwezenlijkt zien. Ik mag dan in allerlei dingen een softy zijn, maar het woord opgeven ken ik niet. Tenzij... de omstandigheden daartoe gaan dwingen. Terugkomend van een restaurant passeer ik een café, vlak voor de plaats waar m'n huis wordt gebouwd. Buiten staan ongeveer twintig mannen. Een van hen houdt me staande. ''U blokkeert met uw huis het strand,'' zegt hij, ''U maakt privé strand, dat is verboden, het strand is van iedereen, niemand mag privé strand hebben.'' Ik schrik. Ik heb inderdaad verhalen gehoord van vissers die aan land wilden om hun vis te vervoeren, maar tegengehouden werden door de landeigenaar die niet wilde dat ze via het strand over zijn land kwamen. Bij die conflicten was zelfs een keer een dode gevallen. Nadien was algemeen bekend gemaakt dat het strand op het eiland van iedereen was en dat niemand privé strand mocht hebben. 19
De man die me zonder zich voor te stellen aansprak blijkt afgevaardigde te zijn voor Landbouw en Visserij. ''Wat wilt u?'' zeg ik, ''Dat de mensen via mijn voordeur naar het strand moeten kunnen gaan?'' ''Nee,'' antwoordt hij, ''u moet uw huis afbreken.'' Ik zag in de maanden dat ik hier bouwde misschien tweemaal iemand op het strand. Soms passeerde er over de rotsen van weerszijden aan het strand een visser met een hengel. Een opening aan het einde van de omheining van het land blijkt de oplossing te zijn. De mensen kunnen op die manier langs het ravijn, dat de grens van het land vormt, hun weg omlaag vinden naar het strand. Lastig, maar als je het wilt kan het. Ik heb nooit meer iemand op het strand gezien.
Bezoek van de dorpsgek Langzaam begint het huis op een huis te lijken. Aan de strandkant is een lange, hoge muur van basaltkeien gemetseld. Op die muur die in een flauwe ronding loopt moet het onderste terras komen. De muur geeft het huis vanaf zee gezien het aanzien van een middeleeuws fort. Vanaf de weg ziet het huis er heel anders uit; een bijna futuristisch bouwsel. ''Wordt dit een hotel?'' vragen sommige passanten. Een bezoek van de dorpsgek maakt me voor het eerst duidelijk wat de plaatselijke bevolking ervan denkt. ''Zie je deze schoen hier?'' zegt hij en wijst daarbij naar zijn linkervoet. ''Dat is mijnheer Nixon. En deze,''gaat hij verder, wijzend naar zijn rechtervoet,''dat is mijnheer Kennedy. Ze komen je huis in brand steken.'' ''Nou,'' antwoord ik, '' dan moet je mijnheer Nixon en mijneer Kennedy maar zeggen dat beton niet brandt.'' 20
Daags daarna krijg ik bezoek van de politie. Ze komen me vertellen dat de container die hier langs de weg staat 'met ingang van morgen' weg moet. Ik probeer ze uit te leggen dat ik dan niet weet waar ik mijn bouwmaterialen op moet slaan, maar dat achten ze niet hun, maar mijn probleem. “De container,” zeggen ze, “staat direct na een bocht in de weg en 's nachts als het donker is zien automobilisten die container niet. Die container daar in het donker is levensgevaarlijk.” Ik denk even na. ''En wat,'' zeg ik dan, ''als ik die container met fluoriderende verf schilder, zodat-ie het licht van de autokoplampen 's avonds reflecteert?'' Dat vinden ze een goede oplossing. De eigenaar van de container geeft me toestemming te schilderen en dus blijft de container. Ik ben nu denkelijk behoorlijk in the picture, want de politie is nog niet vertrokken of er verschijnen twee ambtenaren van Publieke Werken. Ze overhandigen me een brief waarin staat dat ik onmiddellijk met de bouw moet stoppen. Door de afrit die ik naar omlaag naar het huis heb laten graven, heeft de weg z'n natuurlijke support verloren en dreigt te verzakken. Alvorens door te gaan met bouwen moet ik eerst akkoord gaan met de bouw van een retaining wall en tekeningen aanleveren die bewijzen dat die muur voldoende sterk is om de weg op z'n plaats te houden. Dat wordt een peperdure muur, want er moet over zo'n honderd meter diep gegraven worden tot solid ground. In de gegraven geul moet met betonijzer en beton een fundament gelegd worden, waarop zware betonblokken in combinatie met betonijzer omhoog gemetseld moeten worden. ''Maak je niet druk,'' zegt de bouwkundig ingenieur, “die 21
tekening komt op mijn bureau. Gewoon doorbouwen.'' Hij blijkt hoofdingenieur te zijn bij Publieke Werken. Als de muur klaar is krijg ik bezoek van een vrouw. Ze komt me vertellen dat ze een officiële klacht zal indienen omdat de muur die ik langs de weg gebouwd heb te hoog is. Ik beneem het uitzicht op zee. ''Ik zie,'' zeg ik tegen de bouwkundig ingenieur, ''hier op het eiland muren die even hoog of hoger zijn. Als ze problemen maken kan ik die zo aanwijzen.'' ''Dat moet je nooit doen,'' zegt hij, ''die mensen hebben vrienden, die vrienden kennen, die mensen kennen die... Ga daar niet in roeren, want dan geef je ze een stok om je te slaan.'' ''Wat adviseer je me dan?'' ''Niks doen,'' zegt hij, ''helemaal niks. Hier hoor je nooit meer iets van.''
Een paleis in het paradijs ''Toen u mij vroeg te komen helpen dit huis hier op die steile helling te bouwen, dacht ik, ‘die man is gek’,'' zegt de bouwkundig ingenieur. ''Maar nu het af is moet ik zeggen, dat het absoluut het mooiste huis op het eiland is en het mooiste huis dat ik ooit heb gezien.'' We dalen de trappen af die naar het basement leiden, openen een stalen deur met dubbele sloten en lopen het betonnen pad af naar het strand. Hij wil vanaf daar nog eens omhoog kijken naar de schitterende, enorme, overhangende, rondlopende terrassen. ''Prachtig,'' zegt hij, ''en alles earthquake-proof. Alle betonijzer in de muren en kolommen is verbonden met het betonijzer in de vloeren en het dak. Daardoor is het in feite één massief blok dat in geval van een aardbeving als een totaal geheel beweegt en op z'n plaats blijft. 22
Ik zal een verklaring maken die duidelijk maakt dat dit huis gebouwd is met inachtneming van alle moderne maatstaven van engineering. Misschien dat dat, in geval u ooit mocht besluiten het huis te verkopen, van pas kan komen.'' We klimmen de trappen op nemen afscheid. Ik bedank hem voor al zijn werk en hij vraagt of hij af en toe nog eens terug mag komen om te kijken. De bouw zit er op. De aannemer moet nog wel enkele kleine dingen doen maar het is eindelijk, ruim een jaar later dan ik had gewild, gereed voor bewoning. Vooral wat ze de finishing noemen heeft veel tijd en geld gekost. Tegels, toiletten, kranen, wastafels, sloten, deuren, lampen, verf, keuken, airco. Niemand die iets voor je koopt. Je moet alles zelf uitkiezen en kopen en transporteren. Lang niet alles wat je zoekt is op het eiland te koop, dus doe je aanhoudend concessies. In praktijk koop je voordurend dingen die je eigenlijk niet echt wilt, maar het huis is klaar. De muizenval kan plaats maken voor het paleis in het paradijs. Het lege paleis moet ik zeggen, want het paleis is leeg. Ik heb altijd gemeubileerd gehuurd. Het is een paleis zonder stoel of bank of tafel of bed en een keuken zonder potten of pannen, borden of bestek. Er is niets. Alle spullen zitten in een container in Nederland, die verzekerd en wel al drie jaar lang bij een verhuizer voor internationale verhuizingen wacht op verscheping. Het kan niet lang meer duren, want de verhuizer heeft ruim een maand geleden de opdracht tot verscheping gekregen. Daar blijken behoorlijk wat haken en ogen aan te zitten. De broker die de invoer van de container moet gaan verzorgen en daarvoor de benodigde papieren in orde moet maken, vertelt dat het gezien de wet op het eiland wel eens heel duur kan gaan worden. ''U moet,'' zegt hij, ''invoerrechten betalen 23
over de waarde van de goederen in de container. Ik weet de waarde niet van wat in de container zit, maar het kan in de duizenden gaan lopen.'' Ik leg hem uit dat het allemaal gebruikte goederen zijn, maar dat blijkt niet uit te maken. ''U kunt die, als u hier komt wonen wel invoerrechtenvrij invoeren, maar alleen als u dat binnen drie maanden na aankomst doet.'' Omdat ik die duizenden liever niet uitgeef, schrijf ik een brief aan het hoofd van de douane, waarin ik uitleg dat ik hier drie jaar woon en dat ik mijn verhuizing nu pas over kan laten komen, omdat het bouwen van het huis langer heeft geduurd dan ik verwachtte en of zij bij wijze van uitzondering bereid zijn de wettelijke termijn van 'drie maanden invoerrechtenvrij voor verhuisgoederen', in dit speciale geval voor éénmaal te verlengen. Ik ontvang een brief met twee kantjes uitleg waarom dat onmogelijk is. ''Er is een oplossing,'' zegt de broker, ''u verlaat het land en reist waarheen u wilt. Bij thuiskomst krijgt u een stempel met datum van binnenkomst in uw paspoort. Als u de container binnen drie maanden na die datum van binnenkomst invoert, betaalt u geen invoerrechten. Ze kunnen u van alles schrijven, maar de wet is de wet. Zij moeten zich aan de wet houden en als u doet wat ik zeg betaalt u helemaal niets.'' En zo gebeurt het. Ik boek een reis en verlaat het eiland. Het paleis in het paradijs blijft voorlopig leeg en onbewoond.
Een duik in het verleden Nadat ik terug kom van een min of meer gedwongen dure trip om invoerrechten te besparen, zet de douaneambtenaar 24
een datumstempel van binnenkomst in mijn paspoort, dat de weg opent naar de onbelaste invoer van de container met mijn verhuisspullen. Anderhalve maand daarna verschijnt er rond zeven uur 's avonds een enorme oplegger. Hij brengt in gezelschap van zeven mensen de container. Ik zie de broker en maak kennis met de inspecteur invoerrechten en zijn assistent, twee mannen van de narcotica-inspectie en twee mannen die de goederen uit de container naar het huis moeten brengen. Er zijn schroevendraaiers, hamers, scharen en messen. Alles wat verpakt is moet open en alles is goed verpakt in houten kratten, dik karton, plastic met luchtkussentjes en piepschuim. Vooral de dichtgespijkerde kratten met schilderijen van een, twee of twee en een halve meter worden met argwaan geïnspecteerd. Na ongeveer drie uur weet het huis wie de nieuwe bewoners zijn. Het is een absolute ravage van hout, karton, glasplaten, kussens, foam, tafelpoten, schilderijen, spiegels, lakens, pannen, borden, bestek, lampen, kleding, kasten, stoelen, banken, gereedschappen... Alles moet uitgepakt worden, alles moeten ze zien. Maar er wordt niet geschreven. De papieren of lijsten die ze bij zich hebben blijven leeg, dat wil zeggen; geen invoerrechten! Die nacht werk ik lang door. Ik wil de banken en tafels en stoelen op hun plaats hebben, zodat er morgen bij het wakker worden iets van orde en een interieur is. Dat lukt. Mijn vrouw is verrast. Nadat ik al het verpakkingsmateriaal de deur heb uitgewerkt, kijk ik om me heen. Voor het eerst na jaren krijg ik bij het terugzien van al die vertrouwde spullen een thuisgevoel. In dit prachtige, spiksplinternieuwe huis blijkt het oude van vroeger me een 25
vreemd verdrietig gevoel te geven. Omdat ik terug wil? Omdat het ouder worden zich aan me opdringt? Zeker, tropenjaren tellen dubbel en als je een huis als dit, op een eiland als dit, in de tropen bouwt, tellen ze waarschijnlijk driedubbel. Ik leun achterover op de comfortabele bank, haal diep adem en adem dan in één keer drie jaar spanning uit. Drie jaar waarin ik de droom najoeg of opjaagde. Drie jaar waarin de schijn van zonneschijn me inspireerde door te gaan. Maar nu, na dit alles wil ik echt van de zon gaan genieten. Dit is mijn leven, roep ik, dit is het leven. Ik kleed me uit, loop de trappen af, ren in m'n nakie naar het strand en duik in zee. Een diepe duik alsof ik ver onder water de toekomst wil bezweren. Weer boven water kijk ik op naar het huis dat zich indrukwekkend verheft achter de amandelbomen en palmbomen langs het strand. Dit zou het uiterste moment moeten zijn, maar ik zie geen vliegende vissen, zoals op die eerste zondag aan het strand toen de steelband speelde.
Geld dicteert Ik count niet alleen mijn blessings, ik count ook mijn money. De oorspronkelijke schatting die de architect ongeveer drie jaar geleden afgaf blijkt achteraf een lachertje te zijn. Niet dat ik echt lach, want de harde cijfers laten zien dat de werkelijke bouwkosten die schatting met bijna honderd procent overstijgen. Ik denk nu dat hij waarschijnlijk bewust te laag schatte omdat, als ik van bouwen afzag, hij een ontwerpopdracht mis zou lopen. Niet dat ik nu pas bij het zien van een eindcijfer wakker word. O nee. Maar stoppen met bouwen en een half afgebouwd huis in de verkoop doen? Beter afbouwen en dan 26
zonodig verkopen. De budgetoverschrijding optellend bij de eerdere budgetoverschrijding bij aankoop van de grond doet mijn vrouw zorgelijk kijken. Ze kijkt naar het bedrag dat we nog beschikbaar hebben ''Nog 'n jaar of acht,'' zegt ze, ''dan is het geld op.'' ''Nou ja,'' zeg ik, ''maar dan is er AOW.'' ''Daar zou ik niet op rekenen,'' zegt ze, ''want ik heb gehoord dat er een wet in de maak is die de uitvoer van sociale uitkeringen gaat beperken. Alleen als je in een land woont waar Nederland een verdrag mee heeft krijg je nog een uitkering en dit land hier heeft geen verdrag met Nederland. Bovendien kan verkoop wel jaren duren.'' Ik begrijp dat het uitzicht op armoede haar beangstigt. ''Wat stel je voor?'' vraag ik. ''Verkopen,'' zegt ze, ''een makelaar bellen en verkopen.'' ''Maar we wonen er net,'' zeg ik, ''We zouden er na al die inspanning toch ook eerst een beetje van kunnen genieten.'' Maar de makelaar komt. Het is dezelfde makelaar die drie jaar geleden hielp bij aankoop van de grond. ''Verwacht niet,'' zegt de makelaar, ''dat voor een huis als dit, op een eiland als dit, een-twee-drie een koper te vinden is. Ik zal foto's maken en het op Internet zetten.'' De beslissing gaat me aan het hart, maar als je vrouw zich niet goed voelt en zorgen heeft, heb je als man niet zoveel opties. Je wilt maar een ding en dat ding is veel belangrijker dan welk huis ook. Je wilt dat ze zich goed voelt. Zelf houd ik niet van beslissingen die geïnspireerd worden door angst. Angst is een slechte raadgever, maar daartegenover staat dat vrouwen meestal verder vooruit denken of voelen dan mannen en een grotere realiteitszin hebben. Het huis verschijnt op Internet. Daarna doen we gewoon dagelijks boodschappen op de markt in de hoofdstad, poedelen in zee, douchen onder de stranddouche, vrijen in de 27
open lucht en drinken wijn aan de grote vierkante betonnen tafel op het prachtige ronde terras onder de amandelbomen en palmbomen aan het strand. Het leven kabbelt voort met ook hard werken aan de tuin, want een mooie tuin verhoogt de aantrekkelijkheid van een huis. De zon schijnt volop maar wordt omfloerst door financiële zorgen. Na een paar maanden bel ik de makelaar. ''Al reacties?'' vraag ik. ''Nee, niet een,'' is het antwoord.
Sea Blast Ik maak kennis met een nieuw fenomeen. Misschien moet ik zeggen met een bijna onzichtbaar, verwoestend spook. Dat spook rijst op uit de oceaan en terroriseert dag en nacht alles wat aan de rand van de oceaan wil groeien of zich in stand wil houden. Niets is bestand tegen z'n vernietigende kracht. Alleen palmbomen, zeedruiven en amandelbomen ontsnappen aan z'n destructieve kracht. Huizen leggen in notime het loodje. De naam van dit spook is Sea Blast. Sea Blast is een uit de oceaan door de wind opstuivende nevel van waterdeeltjes die zich hechten aan de praktisch onzichtbare fijne stofdeeltjes die vanuit de Sahara in Afrika over komen waaien. Elk stofdeeltje slaat zout op en dat zout slaat dag en nacht neer op alles langs de randen van de oceaan. Dodelijk voor planten en zich invretend in elk materiaal. Een auto is binnen de kortste keren een bonk roest. Spijkers, schroeven, metalen railings, stalen deuren, sloten, scharnieren en betonijzer worden door dit spook meedogenloos verwoest. Je kunt er bijna op wachten. Deuren en ramen sluiten helpt niet. Het zit in de lucht, dringt overal 28
binnen en vormt een rood/bruin plakkerig laagje op alles wat je omringt. ''Ik word er gek van,'' zegt mijn vrouw, ''ik kan wel bezig blijven. Mijn leven bestaat alleen nog uit dweilen, eten kopen en koken.'' Het is inderdaad moeilijk, vooral ook omdat er zoveel grote vloeren zijn. Ik help wat ik kan. Ook met de vele ramen zemen en de spinnen te lijf gaan. Staande op een trap reik ik, de ene week beneden, de andere week boven, met de stofzuigerslang langs alle randen van de plafonds, waar ze bij voorkeur hun webben bouwen en vliegensvlug hun jongen maken. Langzaam raakt de zon meer omfloerst. Nu niet alleen door financiële angsten, maar ook door het groeiende gevoel van ontevredenheid dat mijn vrouw heeft met haar bestaan hier op het eiland. Ze wordt stil en begint slechter te slapen. Na een paar maanden bel ik opnieuw de makelaar, maar die heeft nog geen reacties ontvangen. Op mijn verjaardag ontvang ik een brief van mijn vrouw. Geen cadeautje maar een brief. Op de envelop staan rode lipstickafdrukken van haar mond. In elke afdruk heeft ze iets geschreven. Bovenaan de envelop staat: ''Voor mijn man''... en dan in de lipafdrukken: “De liefste, De intelligentste, De handigste, De sexieste, De geduldigste, De betrouwbaarste, De edelste...” In de brief maakt ze me duidelijk dat ze het moeilijk heeft omdat ze niet kan slapen, maar elke dag meer van me houdt. Ik voel me verguld met dit cadeau, want een mooier cadeau kan je na een huwelijk van tien jaar als echtgenoot niet krijgen. Ik neem een duik in zee en 's avonds openen we in een restaurant een prachtig flesje wijn. Het mag dan al donker zijn, maar naar mijn idee schijnt de zon volop. 29
Afgedankt Mijn vrouw krijgt een hekel aan het huis. Het is haar te groot, te stenig en te bewerkelijk. Het leven op het eiland staat haar meer en meer tegen. Haar slapeloosheid begint echt zorgelijk te worden. ''Misschien kan je een slaappil proberen.'' zeg ik. Maar dat wil ze niet. Ze heeft gehoord dat als je daar eenmaal aan begint er nooit meer afkomt. 's Avonds rond 'n uur of half negen gaat ze naar bed in de hoop wat te kunnen slapen. Ik sluip als een muis door het huis en vermijd elk geluid om haar in geval ze in slaap mocht zijn gevallen niet te wekken. Na een week of drie besluit ze een dokter te raadplegen. Hij raadt haar toch slaappillen aan en ook om met een psychiater te gaan praten. Ze is bang dat ze volledig afhankelijk wordt van de slaappillen en neemt er alleen een als ze zich na drie of vier slapeloze nachten totaal radeloos en uitgeput voelt. Ze vecht nu elke dag tegen de verleiding een pil te nemen. Er zit geen psychiater op het eiland. Daarvoor moeten we naar een ander eiland. De vliegreis is duur en dus gaat ze alleen. Elke week of twee weken breng ik haar 's morgens naar het vliegveld en haal haar 's avonds weer op. Bij terugkomst vraag ik, op weg naar huis in de auto, altijd hoe het ging en of ze misschien wil praten over wat ze bij de psychiater besproken heeft. Dat wil ze niet. Na een paar maanden hoor ik elke dag, 's morgens om 'n uur of acht, de telefoon gaan. Ik ben dan nog in bed, maar zij is allang op. ''Wie was dat die belde?'' vraag ik op een keer. Ze kijkt me vreemd aan en zegt: ''Je hoeft toch niet alles te weten.'' Heel af en toe neemt ze een slaappil. Het valt me op dat ze begint te neuriën. Aanvankelijk neuriet ze alleen nu en dan, maar na een aantal dagen neuriet 30
ze eigenlijk de hele dag door. Ze neuriet bij alles wat ze doet. Het lijkt op een soort zacht ingehouden zingen. Je zou kunnen zeggen het zingt van binnen, maar het heeft tegelijkertijd iets van nadenkend zingen. Alsof het geluid dat naar buiten komt allerlei stille gedachten verklankt. Maar tegelijk is het ook weer geen echt denkproces, het is meer een broedproces. Er moet iets uitkomen, maar wat precies is nog onbekend. Op een dag zal de schil rond het ei vanzelf openbreken, dan weet je het en houdt het neuriën op. Op een nacht word ik om 'n uur of vier wakker en ontdek dat ze niet naast me ligt. Het licht in de badkamer brandt niet. Ik loop naar de woonkamer, maar ook die is donker. Het terras is leeg en beneden zijn alle lichten uit. Ik word ongerust. Ik kijk in de entree van het huis en daal af naar het strand. Ze is er niet. Waar is ze? Tegen zeven uur 's morgens staat ze ineens in de kamer. ''Waar was je? Ik ben ziek van angst.'' '''Een slaappil halen.'' zegt ze. ''Midden in de nacht? Er is geen apotheek open!'' ''Nee, ik heb ze in de postbus gestopt om het mezelf zo moeilijk mogelijk te maken er een te nemen.'' Die postbus is in de hoofdstad. ''En vervoer midden in de nacht? Er rijdt 's nachts geen auto,'' ''Nee hoor, dat ging gemakkelijk.'' ''Waarom heb je die pillen niet aan mij gegeven, ik had ze ergens kunnen verstoppen.'' ''Waar?'' vraagt ze, ''Ik had ze altijd gevonden.'' ''Ja, maar nu heb je ze ook gevonden.'' ''Ik neem een pil en ga nu slapen,'' zegt ze dan en verdwijnt naar de slaapkamer. Ze slaapt een aantal uren en gaat dan koken. Ze neuriet onder het koken en gaat na het eten vroeg naar bed. 31
De volgende dag op het terras vrijen we, maar het is anders. Het blijkt de laatste keer te zijn. Dan barst de schil. Het ei is uitgebroed. Het neuriën stopt. ''Ik heb een besluit genomen,'' zegt ze, ''ik ga bij je weg, op dit potje past een andere deksel.'' ''Wat bedoel je, andere deksel...? ''Wij passen niet bij elkaar. Ik wil er verder niet over praten, ik heb m'n besluit genomen. Ik wil ook niet meer naast je slapen en ga, tot ik weg ga, in de guestroom wonen.'' ''Ik begrijp je niet. Wat nergens over praten, wil je me hier alleen achterlaten?'' ''Ik heb je gezegd, mijn besluit staat vast.'' Op hetzelfde moment staat ze op. Ze heeft iets hards, vijandigs en verbetens over zich. Ze rommelt wat in de badkamer en de klerenkast. Ik blijf als vastgenageld op het terras zitten. Dit wat hier gebeurt kan helemaal niet, denk ik. Maar het gebeurt. Ik hoor haar de deur naar de guestroom openen en de trap afdalen. Die nacht lig ik voor het eerst sinds elf jaar in m'n eentje in bed en denk aan de envelop met lipstickafdrukken die ze me kort geleden voor m'n verjaardag gaf. Ze is in de war, denk ik, echt in de war. Maak het niet moeilijker voor haar dan het al is. Natuurlijk gaat ze niet weg en als ze weg gaat komt ze terug.
Het vertrek Het is regentijd. Het eiland is nat en vol paraplu’s. Alles wat blad heeft glimt diep donkergroen. De oudere, onderste bladeren van de palmbomen hangen moe en zwaar van het vocht omlaag. De zon houdt zich schuil. Vroeger dan gewoonlijk zit ik op het overdekte terras. Er is veel door m'n hoofd gegaan: Wat heeft die psychiater gezegd? Waarom 32
gebeurt dit? En hoe lang spookt wat ze doet al door haar hoofd. Maar ik schuif alles terzijde. Zoals wij samen waren... Dan hoor ik de voordeur. Ze is kennelijk al vroeg het huis uitgegaan. Ik zie dat ze 'thuis' komt met een stapel lege dozen die ze naar haar werkkamer brengt. Ze begint te pakken. De volgende dag zie ik opnieuw lege dozen komen. Goed een maand geleden heeft ze nog voor enkele duizenden cosmetica uit Amerika laten komen om weer in haar oude vak als schoonheidsspecialiste te gaan werken. Ik krimp in elkaar bij de gedachte dat ze die bestelling heeft gedaan met in het achterhoofd bij me weg te gaan. Ze zwijgt en pakt. Na drie dagen staat haar kamer volgepakt met dozen. Ik wil niet dat ze bovenop alle verwarring in haar hoofd ook nog financiële problemen krijgt. Bovendien wil ik haar laten merken dat haar belang voor mij voorop staat. ''Schrijf een faxbrief,'' zeg ik, ''naar de bank en beleggingsmaatschappij, open een rekening en vraag ze de helft van wat op de rekeningen staat over te schrijven op jouw nieuwe rekeningen.'' Een uur later vraagt ze twee brieven te tekenen waarin ik toestem de helft van alle geld dat we hebben op haar naam over te boeken. Op dat moment ben ik er nog steeds van overtuigd dat ze na een tijdje, als alles wat rustiger is in haar hoofd, gewoon weer bij me terug zal komen. Maar dat verandert tien minuten later als ze me vraagt nog een brief te tekenen. Met ondertekening van die brief verklaar ik me akkoord dat zij, noch ik, in geval van echtscheiding aanspraak zal maken op de tegoeden op de wederzijdse rekeningen bij de bank en de beleggingsmaatschappij. Die brief teken ik ook en terwijl ik teken besef ik dat ze al veel verderop is en dat ik er echt rekening mee moet gaan 33
houden dat ik haar echt kwijt ben. De volgende morgen hoor ik haar bezig om met behulp van een man de dozen op een vrachtauto te laden. Ik hoor de deur dichtslaan en kijk naar de sleutel die op tafel ligt. Niet huilen denk ik, die komt gewoon terug. Dat blijf ik denken tot er een vriend op bezoek komt. Zijn vriendin en mijn vrouw zijn wat je noemt close. ''Je vrouw zag, ''zegt hij, ''als je haar naar het vliegtuig bracht niet alleen de psychiater. Ze ontmoette daar een man die negentien jaar jonger is dan jij.'' Na die informatie beginnen de dagen zich aaneen te rijgen en ontdek ik op dit eiland vol zon, in eenzaamheid de achterkant van de zon waar het koud en donker is.
Alleen Na het vertrek van mijn vrouw plak ik me twee dagen lang vast aan mijn stoel op het boventerras. Constant starend over de blauwgroene spiegel van de oceaan denk ik na. Ik kom tot een belangrijke conclusie: Mijn axioma 'Liefde geneest alles' is een lachertje. Elf jaar heb ik mijn vrouw elke dag omringd met zorg. Niet een beetje, maar volop. Ze mag dan vanaf haar vroegste jeugd danig beschadigd zijn geweest, maar bij mij maakte dat verleden plaats voor een goed leven met alles erop en eraan. Ik beloof geen Rose garden, ik schep en schenk die tuin. En elke bloem in die tuin kleurt een vervuld verlangen. Ik laat vrouwen-bloemen groeien met namen als: Rijke ring - Duur collier - Prachtige auto - Schitterend huis Lekker klaarkomen - Heerlijke vakantie - Schoenen om te zoenen - Romantisch diner - Zalige wijn en Droomjurk. Is dit boeket nadat ik naar dit eiland kwam minder kleurrijk geworden? Raakten in dit boeket de kleuren van de belangrijkste 34
vrouwen-bloemen 'Zekerheid' en 'Zorgeloos' beangstigend verfletst en worden die kleuren nu elders vermoed? Als liefde of houden van voor haar niet verder gaat dan je alleen schaamteloos veilig stellen, bewijst dat dat mijn liefde niets genezen heeft. Die conclusie komt hard bij me aan. Alsof ik elf jaar aan een huis heb gebouwd en omkijkend ontdek dat er niets staat. De zon staat hoog en m'n hoofd is helder, maar de schaduwen naar het verleden worden langer en donkerder. Ik besef dat ik met mijn denken bezig ben afscheid van haar te nemen. Ik moet dat doen, want ik moet verder. Ik wil niet wegdrijven op emoties. Denken moet hier winnen. Ik besef dat ik in feite een regelrechte ramp moet overzien. Ik kan geen kant op. De hoeveelheid geld is gehalveerd en vertrekken is onmogelijk. Als ik vertrek zal het huis binnen de kortste keren worden leeggeplunderd. Televisie, banken, stoelen, tafels, kranen, deuren, wastafels, lampen, ramen, alles zal geroofd worden. Ik zal moeten blijven zitten waar ik zit totdat de makelaar een koper heeft gevonden. Pas daarna kan ik opnieuw een keuze maken. Tot die tijd zal ik gevangene zijn van dit huis. Nadat ik de eerste week van alleen zijn heb overleefd, drink ik, om een beetje onder de horizon te blijven, ongeveer zes biertjes per dag. Ik moet er niet aan denken alleen te gaan zwemmen, dan in 'm eentje op het strand te gaan zitten en daarna in een leeg huis te komen. 'Oké,' zeg ik tegen mezelf, 'als je dat niet wilt, wat wil je dan wel?' Ik besluit een dagschema te maken: 'n Uur voor de boodschappen, drie uur voor het schoonhouden en onderhouden van het huis, 'n half uur koken en 'n half uur eten. Wat ik met de overige uren moet weet ik niet. 35
Na drie weken drink ik tien biertjes per dag. De biersmaak verveelt me. Ik schakel over op wijn. Twee maanden daarna verzuip ik in de wijn. Als ook de wijnsmaak me gaat vervelen, koop ik m'n eerste fles likeur. 'n Flesje is niks. Het kost me steeds meer om een beetje onder de horizon te blijven. Na ongeveer een jaar word ik wakker. Op de eerste plaats omdat ik me realiseer dat ik m'n lijf en leven aan het verwoesten ben, of liever laat verwoesten door een vrouw die me in de steek heeft gelaten, en op de tweede plaats omdat ik me realiseer dat m'n geldvoorraad door die dure drank binnen ruim twee jaar uitgeput zal zijn. Vooral dat spookbeeld beangstigt me. Want zonder geld is er maar een weg open: Terug naar Nederland met achterlating van zon en huis en voor de rest van m'n leven alleen AOW. Geen geld om ooit nog die dure reis naar hier te maken. Op m'n somberste momenten zie ik de drugsverslaafden en zwervers al in mijn leeggeroofde huis wonen. Een rekensom leert me dat als ik op bijstandsniveau ga leven nog vier jaar te gaan heb. Angst voor armoede doet me dus stoppen met drank. Ik besluit het glas te vervangen door de kwast en mijn oude hobby uit de kast te halen. Ik ga schilderen; bomen, planten, rotsen, vrouwen, het strand, de zee en...misschien zelfs de zon.
Schilderen op bijstandsniveau De kwast en de kleuren houden de drank in de fles en als ik schilder kruipen de uren minder traag voorbij. Ik vul de leegte van het witte canvas met kakelbonte kleuren om de zwaarte van mijn kleurloze dagen weg te schilderen en te vervangen door nieuw, sprankelend verlangen. Bijna fanatiek vul ik het ene canvas na het andere. Als ik door 36
m'n voorraad canvas heen ben, ga ik over op triplex.
Canvas is hier op het eiland niet te koop en ik heb er trouwens geen geld voor. Maar ik ken mensen in de bouwmaterialenhandel die, na alle bestellingen die ik daar in het verleden plaatste, wel bereid zijn me gratis stukjes triplex te geven. Het zijn stukjes die voor hun als afval gelden, maar als ik ze bijzaag en opschuur kan ik ze goed gebruiken. Ik schilder maar door. Bijna twee jaar nadat het huis op Internet is verschenen heeft zich nog steeds geen kijker of koper voor het huis gemeld. Ik besluit nog zuiniger te gaan leven. Soms trakteer ik mezelf op een biertje. Dan koop ik dat in de winkel waarvan ik weet dat het bier daar 5 cent goedkoper is en gehakt is goedkoper dan kip en ook... zuinig met toiletpapier! Ik leef het cliché van de arme artiest. Ik moet schilderen. Niet omdat ik zonodig allerlei mooie, ontroerende dingen in de wereld wil brengen, maar omdat ik zonder die bezigheid gek word van de tijd. Dan raakt m'n verf op. Ik heb geen siena en dark omber meer, maar ik heb nog aardig wat blauw. De zwarte vrouwen die ik wil schilderen worden nu blauwe vrouwen. Niet omdat ik dat zo mooi vind, maar om te blijven schilderen. Als alle verf bijna op is vraag ik of mijn broer bereid is een schilderij te kopen. Dat doet hij en ook zijn zoon koopt er een. "We moeten die man toch een beetje helpen,'' zegt hij tegen zijn vader. Nadat het geld komt moet ik iemand zien te vinden om verf te kopen, want de verf die ik gebruik is niet op dit eiland te koop. Zonder schilderen kijkt het alleen zijn me meer dan ooit aan. Ik ken niemand. Mijn jaren hier gingen op aan bouwen. Ik ken metselaren, grondwerkers, timmermannen, betonvlechters, elektriciens en loodgieters. Als het alleen zijn me te zwaar wordt, besluit ik een advertentie plaatsen, waarin 37
ik om gezelschap in de weekeinden vraag en ' later misschien meer dan alleen weekeinden.' Er komen drie brieven, waarvan er twee gezien het handschrift en de manier waarop de brieven zijn gesteld, meteen in de prullenbak kunnen. Ik geef wel antwoord, maar de derde brief is anders. Het is een psychotherapeute die een heel kort en neutraal briefje schrijft. Haar bel ik. Woorden als 'voorzichtig' en 'stroef' definiëren denk ik best het eerste telefoongesprek. Maar de volgende dag bellen we elkaar weer. Ze is zeer geïnteresseerd in mijn leven en ik in het hare. In het derde gesprek praten we al minder ingehouden over meer persoonlijke dingen. Ik heb haar nog niet gezien en probeer met voorzichtige vragen een beeld van haar te krijgen. Ze is inmiddels vertrouwd met m'n stem en beantwoord mijn vragen heel openhartig. In het vierde gesprek praten we over zeer intieme dingen. Wat een feest. De verf en schilderijen zijn ver weg. Het blijkt dat zij en ik op een soort zelfde golflengte zitten. Je kan de telefoongesprekken die daarna volgen geen gewone telefoongesprekken meer noemen. Het wordt bijna telefoonseks. We maken een afspraak. Bij aankomst vliegt ze me meteen om de hals. Misschien heeft ze long-distance een verliefdheid opgebouwd, maar het kan ook zijn dat het zien van mijn indrukwekkend grote huis haar inspireert. Ik leid haar naar het hoogste terras en schenk wijn in. We praten en praten en drinken nog een wijn. Dan, als het tijd wordt te gaan slapen, vraag ik of ze in een guesthouse of in de guestroom beneden wil slapen. ''Wat?'' zegt ze, ''natuurlijk niet, ik slaap bij jou.'' Naakt, komend uit de badkamer, springt ze meteen boven op me. ''Ho, ho,'' zeg ik, ''je gaat me te snel, dit kan niet zomaar 38
ineens, ik denk dat we elkaar eerst wat beter moeten leren kennen.” Ze voelt zich duidelijk afgewezen en demonstreert dat. ''Misschien,'' zeg ik, ''kunnen we teruggaan naar het terras en wat praten.'' Als we weer op het terras zitten vertel ik haar dat het niet is dat ik geen seks met haar wil en dat ik haar zeker een bijzonder aantrekkelijke vrouw vind, maar dat seks voor mij niet zomaar een dingetje is dat je doet. “Je kunt,'' zeg ik,'' seks met iemand hebben en gevoelens krijgen die zo diep gaan dat je verlangen voor de rest van je leven naar die persoon blijft uitgaan. Even lekker seks kan je soms voor de rest van je leven beschadigen. Als ik morgen zeg: 'Het was fantastisch, maar sorry verder wil ik niks', kan dat jou beschadigen en dat wil ik niet. Daarom denk ik dat het beter is elkaar eerst beter te leren kennen.'' Ze is stil. ''Weet je,'' zegt ze, ''nadat je dit gezegd hebt houd ik alleen nog meer van je.'' We gaan terug naar de slaapkamer. Daar in bed kruipt ze meteen weer op me. Nou ja, denk ik, dan moet je 't zelf maar weten, ik ben niet van steen. Voor mij is 't bijna twee jaar geleden en ik verzink in de duistere spelonk van genot en voortplanting. Twee dagen daarna belt ze 's morgens vroeg. ''Ik moet me haasten naar m'n werk,'' zegt ze, ''maar ik zie dat ze de elektriciteit aan het afsluiten zijn. Ik ben te laat met het betalen van mijn rekening. Ik geef je even het bedrag en mijn aansluitingsnummer, ga alsjeblieft even voor me langs bij het energiebedrijf om te betalen.''' De dag daarna belt ze opnieuw. ''Je moet me even helpen, ik heb vandaag geen tijd, maar ik ben overtijd met m'n waterrekening, het is niet veel, maar kan je even langs het waterleidingbedrijf gaan en voor me betalen.'' 39
I get the picture; pull money! Ik heb het al eerder gehoord, hier op het eiland geldt 'seks voor geld'. Mannen moet je leeg melken. Daar zijn ze voor en het vrouwenlichaam is de melkmachine. Maar ik heb geen geld. Bij mij valt niets te halen. Ik besluit deze relatie niet door te zetten. Maar de woorden die ik die avond op het terras sprak worden waar. Ze blijft bellen. Een, twee, drie, vier jaar blijft ze bellen. Ze krijgt een nieuwe vriend en laat me dat weten. ''Het gaat goed,'' zegt ze, ''maar er is sinds ik jou ontmoette voor mij maar één man en dat ben jij.'' Ik voel haar pijn, ver van elke zonneschijn. De verfbestelling komt en ik kan behalve koken, eten en schoonhouden weer gaan schilderen.
Uit dansen Er is één man op het eiland die ik in de loop der jaren beter heb leren kennen en die ik af en toe zie. ''Ik kom je waarschuwen,'' zegt hij op een avond. ''Zoals jij hier elke dag opgesloten zit in dat grote huis hier met alleen maar schilderen, dat gaat niet goed. Je moet het huis uit.'' Ik moet bekennen, maar dat zeg ik hem niet hardop, dat ik regelmatig denk aan wegzwemmen in de zee. ''Er is eens in de week op vrijdag een dansavond,” zegt hij,” ga kijken, misschien kom je een aardige vrouw tegen.'' Ik besluit te doen wat hij zegt. De dancing is afgeladen. Alles dreunt en alles beweegt. Met of zonder partner, iedereen danst. Ik bestel een bier en kijk. Dan ontdek ik een vrouw die er in mijn ogen aantrekkelijk uitziet. Als ik de dansvloer oversteek en haar vraag of ze met me wil dansen, deinst ze verschrikt 40
achteruit. Wat een vreemde heftige afwijzing, denk ik. Maar hetzelfde herhaalt zich als ik een tijdje later een andere vrouw vraag. Alsof ik een giftige slang ben die haar aanvalt. Ze rent weg. Later leer ik waarom ze zo reageren. Dansen met een blanke man betekent dat je op zijn geld uit bent en daarmee ten aanschouwen van alle dansenden laat zien dat je met prostitutie bezig bent. De muziek is goed en de vouwen zien er zeer sexy uit, maar na ruim 'n uur besluit ik naar huis te gaan. Op weg naar m'n auto wordt ik geroepen door een vrouw. Ze zit achterin een taxi. ''Kan je me naar huis brengen?'' vraagt ze. ''Waarom?'' antwoord ik, ''Je hebt toch al vervoer.'' ''Ja,'' zegt ze,'' maar dat kan nog wel een uur duren, want hij vertrekt pas als hij vier mensen heeft en ik zit hier al 'n half uur.'' ''Waar moet je naar toe?'' vraag ik. Ze noemt een dorp dat ik op weg naar huis passeer. ''Oké,'' zeg ik, ''kom maar mee.'' In de auto vraag ik of ze een sigaret wil. Die wil ze. Als ik haar de aansteker geef om de sigaret aan te steken pakt ze mijn hand en stopt die in haar kruis. Het voelt daar nat. ''Hé! '' roep ik verschrikt en trek meteen mijn hand terug. ''Wat,'' zegt ze, ''houd je niet van vrouwen?'' ''Ja,'' zeg ik, ''maar alleen van vrouwen die ik zelf kies.'' ''Wil je me neuken?'' vraagt ze dan. Ik zeg haar dat ik dat niet wil. ''Neuk me,'' zegt ze dan, ''ik heb twee kinderen die moeten eten en ik heb geen geld.'' Ze woont in een bosrijk gebied met hier en daar een huis. Als ik stop voor het huis waar ze zegt te wonen geef ik haar een biljet van twintig. ''Is dat alles,'' zegt ze. 41
Ik sla de deur dicht en rijd naar huis. Twee dagen later zie ik mijn vriend en vertel hem over mijn avond uit dansen. ''Je bent door het oog van de naald gekropen,'' zegt hij. Je had wel voor negen jaar naar de gevangenis kunnen gaan.'' Ik kijk hem verbaasd, vragend aan. ''Je kent de wet hier niet,'' zegt hij. ''Ze had op het moment dat je haar geld gaf 'aanranding' kunnen roepen. Dan had ze, als ze had samengespannen met een vriendin, iemand gehad om te getuigen dat je haar geld voor seks gaf. Ze had de politie kunnen vragen de sporen op je hand te onderzoeken en dan had je gehangen: Vijftig duizend betalen of negen jaar gevangenis. Prostitutie is hier verboden. Betalen voor seks staat voor de wet hier gelijk aan aanranding. Veel vrouwen maken daar handig gebruik van. Je weet het nu, volgende keer uitkijken.'' ''Nou,'' zeg ik, ''dat is wel een heel verhaal, maar by the way, de scharnieren van de vijfde deur van m'n auto zijn helemaal weggeroest. Ik ben bang dat die deur er vandaag of morgen afwaait.” ''Ja,'' zegt hij, ''sea-blast, ik zal zien of ik iemand kan vinden. Als hij weg is ga ik meteen slapen. Ik voel me verre van zonnig, maar misschien is het wel zo dat ik de zon zelf moet gaan scheppen. De volgende dag keer ik terug naar mijn kwasten en kleuren.
Groeien en sproeien Ik schilder en schilder en schilder. Misschien wel het meest om mijn verlangen naar gezelschap van een vrouw weg te schilderen. Ik kom nauwelijks meer buiten. Als ik buiten kom is dat om eten te kopen. Dan zie ik vrouwen. Hoe ze zich kleden in 42
korte kleurige broekjes die vaak als kleine strakke kousjes hun donkere, hardvlezige rondingen en bollingen omspannen. Daarboven topjes die geen andere functie lijken te hebben dan de borsten half buitenboord te brengen.''Ik wil aandacht,'' roepen ze. ''Ik wil warmte”, roepen ze. ''Ik zoek zaad,'' roepen ze. ''Ik wil bevrucht worden,'' roepen ze. ''Ik wil baren,'' roepen ze.''Ik zoek zekerheid,'' roepen ze. Ik denk aan mijn vriend in Nederland die jaren en jaren terug eens tegen me zei: ''Ik ben altijd weer blij als het mei wordt, dan krijgen de vrouwen weer benen.'' Hij bedoelde dat je dan weer wat vrouwenvlees zag als de lange broeken, lange jassen, hoge laarzen en lange rokken de verleidelijkheden van de vrouw wat minder camoufleerden. Hier op het eiland zingen de volle vormen van het volledig ongecamoufleerde vrouwenvlees het hele jaar door elke dag het lied van verleiding. Ik schilder dat. Maar eigenlijk wil ik het niet schilderen, ik wil er in knijpen en dat verlangen wordt met het ouder worden niet kleiner maar groter. Net op de dag dat ik tegen mezelf zeg, ‘ga nu eindelijk eens beseffen dat je echt ouder wordt’, ontvang ik een brief. Het is een late reactie op de kennismakingsadvertentie die ik 'n maand of vijf geleden heb geplaatst. Het is een brief van twee kantjes. Vulpenvirtuoos geschreven met een indrukwekkend gemak in woordgebruik. ''Ik weet,'' schrijft ze, ''dat mijn brief heel laat komt en waarschijnlijk hebt u het gezelschap dat u zoekt al gevonden. Een vriendin van mij gaf me de advertentie die u plaatste en aanvankelijk wilde ik er niet op reageren. Maar hij bleef op tafel liggen en keek me eigenlijk elke dag opnieuw aan. En zie, nu schrijf ik u toch.'' Ze is negenendertig jaar, studeerde drie jaar psychologie en werkt nu bij een bank waar ze hypotheken verstrekt. Ze kwam, schrijft ze, tot nu toe nog geen man tegen waarmee ze 43
een relatie voor het leven aan wilde gaan. Ik besluit haar te bellen. Het eerste gesprek duurt bijna een uur. Het is alsof ze in één adem haar hele leven door de telefoon naar me toe wil blazen. Met mijn vraag of ze me een foto wil sturen heeft ze geen moeite. De foto wordt begeleid door een brief. Nu geen twee kantjes maar vier. Wat ik vooral lees is dat ze op voorhand elke eventuele teleurstelling uit de weg wil gaan. De foto geeft me een schok. Ik kijk naar een meer dan mooie vrouw die volledig ontspannen met prachtige donkere lange benen in lichtblauwe shorts als een diva op een bank ligt. Ze kijkt me vanaf de foto bijna brutaal aan. Ik zeg, brutaal, maar de glimlach op haar gezicht laat tegelijkertijd iets uiterst kwetsbaars zien. Het gezicht en die blik ontroeren me. Ik blijf er naar kijken, maar ook naar dat donkere hardvlezige Afrikaanse lichaam. Wat mij betreft mag ze die lange benen meteen om me heen slaan. Oppassen denk ik, dit is te mooi. Ze komt. Haar foto is niets vergeleken bij wat ik zie. Ik tril een beetje maar probeer dat niet te laten merken. Haar huid ziet er uit als fluweel, haar ogen zijn licht vochtig en het is bijna niet uit te leggen, maar voor mezelf omschrijf ik het als 'kussenachtig'; alles aan haar is kussenachtig, zacht en rondend. Elk plekje van haar gezicht heeft dat zachte, ronde kussenachtige. Ze is gereserveerd, maar dat komt me goed uit omdat dat mijn opwinding een beetje tempert. We drinken wijn op het bovenste terras. Kijkend naar haar besluit ik dat, ingeval deze vrouw me straks net als de vorige meteen wil bespringen, ik me onvoorwaardelijk ga overgeven. Geen ingewikkelde gedachten meer. Als het leven me op mijn leeftijd nog een laatste afschuwelijke 44
liefdespoets wil bakken, laat deze vrouw daarin dan maar protagoniste zijn. Maar ze bespringt me niet. Het is vrijdagavond en ze zal het hele weekeind nog blijven. ''Wil je in de guestroom slapen?'' vraag ik om een uur of twaalf. Dat wil ze. De volgende dag besluit ik ergens met haar te gaan lunchen. Ze kleedt zich in alleen een soepel vallende omslagdoek. Ik zie opnieuw wat ik op de foto zag. Die kwetsbaarheid, die nu vooral door haar verschijning met de hoge hakken en het zacht turquois en wit van de omslagdoek zichtbaar wordt. Ze ziet de betovering in m'n ogen. ''Zullen we gaan?'' zegt ze en loopt voor me uit. Als we terugkomen van de lunch gebaart ze me naast haar op de bank te komen zitten. Dan knielt ze voor me en trekt de rits van m'n broek omlaag. De volgende seconde begin ik te groeien in haar mond. Met 'n snelle beweging knoopt ze de omslagdoek los. Haar lange, lenige zwarte lichaam begint langzaam ritmisch mee te golven met de bewegingen van haar hoofd. Ze zuigt me de hemel in. ''Dat was kort,'' zegt ze dan, ''maar we hebben het hele weekeind nog.'' We kleden ons niet aan. Ik maak koffie en zij kijkt naar een tekenfilm op de tv. Ik zit op het terras en staar over de oceaan. Na tien minuten komt ze naar buiten en knielt opnieuw voor me. Met langzame bewegingen brengt ze me dieper en dieper naar binnen en dichter bij de hemel. Ik groei en sproei. Daarna gaat ze terug naar de tekenfilm. Ik doezel weg en val in slaap. Als ze me wekt is het al bijna donker. ''Kom,'' zegt ze, ''laten we gaan slapen.'' Ze pakt m'n hand en loopt voor me uit naar de slaapkamer. Ze gaat in bed liggen met haar hoofd aan het voeteneind. Op het moment dat ik 45
m'n hoofd in het kussen nestel, komt ze overeind, plaatst haar benen elk aan een kant van mijn lichaam, buigt voorover en begint opnieuw aan mijn groei te werken. De volgende ochtend tref ik haar voor de tv. Ze zit een tekenfilm te kijken. Ze wil naar huis. Als ik de dag daarna bel krijg ik geen gehoor. Ook de dag daarop lukt het me niet om haar te bereiken. Dan ontvang ik een briefje. Geen lange brief deze keer maar een heel kort briefje. ''Het weekeind was heel fijn,'' schrijft ze, ''maar het gevoel dat ik echt zoek kreeg ik niet. Voor jou is het misschien anders, maar ik denk dat we niet moeten proberen deze relatie door te zetten.'' Na het lezen van dit briefje wil ik 'n glas hele sterke drank met heel veel alcohol. Maar ik heb geen drank in huis. Ik maak koffie en ga op het terras zitten. Zonneschijn. Was dit dan zonneschijn?
Schoonmaken De makelaar belt: ''Er is iemand die naar uw huis wil komen kijken.'' "Geef me drie dagen,'' zeg ik. Het is na jaren wachten de eerste kijker. Dit is m'n kans. Ik wil dat het huis er goed uitziet. Ik begin te vegen, boenen, schrobben, poetsen, dweilen en zemen. Ik verwijder elk spoor van de sea-blast aanslag op vloeren, railings, richels, stoelen, banken en tafels. De keuken moet blinken, de badkamers en toiletten moeten blinken. Geen spin of vlieg mag deze grondige schoonmaak overleven. Met de tuinslang 46
spuit ik de grote terrassen en hoge muren schoon. Ik sjouw de lange, zware ladder uit het basement omhoog om het nest dat de vleermuizen tegen het plafond op het onderste terras hebben gebouwd te verwijderen. Staande op die ladder kan ik gelijk de buitenlampen aan het plafond die stuk zijn vervangen. De fittingen van die lampen zitten vastgeroest. Bij het uitschroeven breekt het glas af van de verroeste fittingen. Ik moet ze met een nijptang lospeuteren. Minuscule hoeveelheden water die in de loop der jaren door een barst in het betonnen dak zijn doorgedrongen, hebben het plafond in de woonkamer plaatselijk verkleurd. Ik breng verf op kleur en schilder het plafond waar nodig bij. Als ik daarmee klaar ben kijk ik van de lange ladder afdalend omhoog en zeg tegen mezelf:''Goed gedaan, je ziet er geen barst meer van.'' Ik heb nog anderhalve dag voordat de kijker komt. De volgende dag begin ik vroeg. Het gras dat op de op- en afrit door het asfalt groeit moet eruit. De drain en de draincatchpit moeten uitgemest worden. Daarna roei ik al het insectengespuis uit dat zich bij voorkeur altijd vermenigvuldigt langs de plafonds en muren van de overdekte parkeerplaats voor mijn auto. Ik geef de entree een grondige beurt en lap de voordeuren af. Ik olie de sloten en scharnieren en geef daarna de driveway van katoen met de bezem. Het moet goed. Dit kan de verlossing zijn van mijn financiële zorgen. De derde dag neem ik de tuin onderhanden. Ik spuit het pad naar het strand en de doucheplaats schoon. Omdat ik nooit meer beneden kom, ontdek ik nu pas hoe vervuilt het terras en de tafel bij het strand zijn. Ik neem ze grondig onderhanden. De kraan van de stranddouche zit vastgeroest. Ik piel net zo lang door tot hij weer werkt. Daarna ga ik harken. Er groeit gelukkig op dit vlakke deel van de tuin niets omdat het daar allemaal te zoutig is, maar de bomen langs het strand hebben seizoenen 47
lang hun dode blad gestrooid. Bergen blad hark ik bij elkaar. Ik sleep al dat blad naar de rand van het ravijn en begin daarna het strand schoon te maken. Eerst de afgevallen dode takken en dan de rommel die de zee in de loop der jaren naar de rand van het strand heeft gebracht. Het zijn flesjes in allerlei formaten en vormen van glas of plastic, stukken piepschuim, hardplastic doosjes, half vergane teenslippers, plastic deksels van voedselcontainers, lekke voetballen, lege blikjes, stukken touw en kurk, pvc-pijpen en dingen die zo door de zee zijn aangevreten dat je niet meer kan zien waarvoor ze oorspronkelijk dienden. Ik verzamel het allemaal in meer dan twintig vuilniszakken en sleep die omhoog naar de weg. Morgenochtend komt de vuilnisman langs. Opgeruimd staat netjes en morgen is de dag! De volgende ochtend vroeg belt de makelaar om te zeggen dat de afspraak niet doorgaat. De aspirant koper heeft bij nader inzien besloten van bezoek aan mijn huis af te zien. En nu een straffe borrel, denk ik op het moment dat ik de telefoon neerleg. Maar ik heb geen drank in huis. Ik maak koffie en ga op het terras zitten. Dit had de dag kunnen zijn dat de zon na jaren eindelijk door had kunnen breken, denk ik. Ik weet op dat moment nog niet dat dit soort schoonmaaksessies zich nog vele malen zullen herhalen.
Een echte vriend Ik weet dat ik niet predik maar uit eigen ervaring spreek als ik zeg: ''Een hobby kan je redden.'' Ik keer na de afgelopen weken terug naar de schildersezel en nu geen grote schilderijen meer op het menu. Klein, gauw klaar en volgende. De prikkel die uitgaat van een nieuw 48
begin en dan; af, klaar en hup, nieuw. ''Ik kom even met je praten,” zegt mijn vriend die me al bijna een maand niet heeft gezien. ''Ken je het gezegde de aanhouder wint?'' zegt hij. ''Jij bent geen aanhouder, je geeft te snel op. Ik heb je gezegd dat je uit moet gaan en mensen ontmoeten en jij gaat één keer uit en dan geef je op. Oké, je werd afgewezen zodra je een vrouw vroeg met je te dansen. Maar die vrouwen wijzen jou niet af, ze wijzen een onbekende blanke toerist af, omdat ze weten dat iedereen denkt dat ze met prostitutie bezig zijn als ze daarmee gaan dansen. Dat willen ze niet. Als je elke week je gezicht in die dancing laat zien ontdekken ze na een tijd dat je geen toerist bent, maar dat je hier woont. Je zult zien dat ze je accepteren en dan kan je, in plaats van hier jezelf weg te zitten schilderen, dansen met elke vrouw die je maar wilt.'' Ik doe wat hij zegt. Elke vrijdagavond zit ik vanaf een uur of elf tot ongeveer half een in de dancing. Ik loop losjes rond met een biertje in de hand, luister naar de muziek en kijk naar de dansenden. Ik vraag niemand ten dans. Na een week of zes ga ik op een avond 'n beetje moe van het rondlopen opzij van de dansvloer op een stoel zitten. Dan wordt ik na een minuut of vijf op de schouder getikt. ''Wil je dansen?'' vraagt een vrouw. Ze wacht het antwoord niet af en loopt meteen door naar de dansvloer. Ik volg met de meedogenloze mannenblik die langs de vormen gaat: Groot, lange benen, goeie kont en ook, elegant, zelfverzekerd, fier. Ze beweegt heel gemakkelijk op het snelle ritme van de muziek. We zeggen geen woord omdat de muziek veel te luid is om een woord te wisselen. Als de muziek stopt vraag ik of ze wil gaan zitten. ''Waarom?'' zegt ze, ''Ik heb je toch gevraagd of je met me wilt dansen.'' Die 49
simpele, eerlijke rechtlijnigheid ontspant me. Hier zijn geen trucjes aan de gang. De muziek begint opnieuw. Nu een slow nummer. Ze vlijt zich tegen me aan en slaat na ongeveer een minuut haar armen om mijn hals. Het voelt goed. Misschien niet alleen slapen vannacht, denk ik. Het is nog niet echt laat en ik nodig haar uit om met me mee te gaan naar mijn huis om iets te drinken. Dat wil ze niet. ''Als ik dan hier iets te drinken voor je haal en ik kom terug, ben je er dan nog?'' vraag ik. ''Natuurlijk,'' zegt ze. Het is druk aan de bar en het duurt even voordat ik de drankjes kan bemachtigen, maar als ik terugkom staat ze nog op precies dezelfde plaats. Ze heeft zich geen millimeter bewogen. De muziek is nu wild en alles en iedereen beweegt, maar zij beweegt niet. Ze wacht op mij en niet bewegen betekent; ik ben met iemand. De muziek speelt en stopt en begint opnieuw en stopt en begint opnieuw. Haar bewegingen zijn mooi en elegant en soms sexy uitdagend. Ik begin echt goed naar haar te kijken. Ik voel iets, maar wat? Ik voel me moe, maar dat zeg ik haar niet. Ik zeg: ''Ik denk dat je iets te mooi en mysterieus voor me bent. Dat vind ik gevaarlijk, ik denk dat ik maar beter naar huis ga.'' Eenmaal in de auto recapituleer ik de avond. Ik kom vooral tot de conclusie dat ik na al die jaren nog helemaal niets van dit eiland weet en dat mijn vriend gelijk had. Terwijl ik dat denk kijk ik naar de beelden in mijn binnenste. Ik zie haar dansen en hoe langer ik die beelden voorbij laat trekken hoe meer ik denk; ze danste voor mij. Een ding is zeker, volgende week ga ik weer en wie weet komt de zon tevoorschijn.
50
Een spannend dagje De makelaar belt. Er komt een kijker voor het huis. Ik poets me door de week. Alles blinkt. ''Breng me 'n sleutel,'' zegt de makelaar, ''ik heb liever dat je er niet bent als ik kom, want soms worden er vragen gesteld die ik beter kan beantwoorden.'' Dan komt de dag. Het is vrijdag. Om tien uur s'morgens verlaat ik het huis. Wordt dit de dag? Ik rijd naar de hoofdstad en loop een paar uur rond. Als ik terugkom zie ik de auto van de makelaar nog staan. Ik parkeer iets verder op de weg en wacht tot ik ze even later zie vertrekken. Als ze echt goed hebben rondgekeken kan dat een indicatie zijn. Ik zie verschillende deuren open staan waaronder een kastdeur. Ik ga naar beneden en zie zand op de onderste treden van de trap naar het basement. Ze zijn dus ook op het strand geweest. ''Ja,'' zegt de makelaar als ik twee uur later bel, ''ze waren zeer geïnteresseerd, maar ik kreeg zojuist een telefoontje. Ze geven de voorkeur aan een ander huis dat ik ze liet zien.'' ''Moet de prijs omlaag?''vraag ik. ''Ach,'' zegt de makelaar, ''dat weet ik niet, het was pas de eerste kijker.'' Ik heb na dit bericht weinig trek om nog iets te doen. Ik ga maar slapen. Nadat ik met een oude krant ongeveer tien vliegen in de slaapkamer heb doodgeslagen kruip ik in het bed dat ik voor deze speciale dag voor 'n keer heb opgemaakt. Vanavond dansen denk ik, misschien zie ik die vrouw weer.
51
Misschien wat zon In een schoon en gestreken shirt arriveer ik om een uur of elf in de dancing. Ik kijk rond maar ik zie haar niet. Nee dus, niet dus, denk ik. Op hetzelfde moment zie ik haar. Ze staat aan de andere kant van de dansvloer, kijkt naar mij en maakt met haar hand een korte beweging van ''kom''. Het ziet er voor mij 'n beetje uit als een bevel. Later zal ik ontdekken dat op dit eiland vrouwen de bevelen geven en dat mannen volgzaam moeten zijn ingeval ze zich willen bedienen. Ik steek de dansvloer over. De muziek klinkt wild en luid. Zodra ik naast haar sta slaat ze haar armen om me heen en begint te dansen. Ze beweegt zich niet op de maat van het snelle ritme maar langzaam. Heeft ze zich de afgelopen week vol gedroomd? Met hoge hakken is ze bijna net zo lang als ik en dat is lang want ik ben bijna een meter negentig. Ik kijk naar de traag bewegende zwarte schaduwen die we samen op de witte muur maken. Die schaduwen betoveren me. Vooral haar profiel, dat scherp in zwart afgetekend bijna bewegingsloos beweegt en versmelt met mijn schaduw, ontroert me. Als het me 'n beetje teveel wordt vraag ik, zodra de muziek stopt, of ze iets wil drinken. Dat wil ze. ''Ben je er nog als ik terugkom?'' lach ik. ''I'm here,” zegt ze. Het klinkt afstandelijk en neutraal. Na 'n minuut of vijf zie ik, terugkomend met de drankjes, dat ze bewegingsloos op nog precies dezelfde plek staat. Ze heeft zich net als vorige week geen millimeter verplaatst. We dansen nu intiemer. Ik kan haar lichaam voelen. Wat ga ik doen? Ga ik haar vragen met me mee te gaan en dan het bed in om haar ''de mijne'' te maken, maar misschien tegelijk het mooie 52
dat we hier hoe dan ook hebben wegvrijen? Ik twijfel en dans. Dans ik op mijn leeftijd het langzame ritme van een opkomende verliefdheid? Dan hak ik de knoop door. Seks wint altijd! ''Ik wil denk ik liever alleen met je zijn,'' zeg ik, ''als jij dat ook wilt kunnen we naar mijn huis gaan.'' ''Dat kan niet,'' zegt ze. ''Wat bedoel je met dat kan niet?'' vraag ik. Het blijft even stil. Dan zegt ze: ''Ik ben getrouwd.'' Misschien is dit het moment, denk ik om wat te praten en even te ontsnappen aan het enorme volume van de speakerboxen. Even later staan we aan de rand van de baai waar de zee stilletjes tegen brokken basalt aanklotst en de muziek minder opdringerig is. ''Ik wil graag met je dansen, maar als je meer wilt dan dat, doe ik dat niet,'' zegt ze,'' ik ben een getrouwde vrouw. Ik wil best zien waar je woont, maar als je aan een relatie denkt, dat kan niet.'' ''Oké,'' zeg ik, ''een huwelijk stuk maken is niet mijn stijl, dus maak je niet bezorgd. Maar jij, met jouw verschijning, kunt met iedere man dansen die je wilt, dus is mijn vraag: Waarom kies je juist mij?'' Na die vraag staart ze even over de zee. Ik hoor haar zuchten. ''Omdat,'' zegt ze dan, ''omdat...nee..,waarom weet ik niet, ik kan het niet uitleggen, maar ik heb er de hele week naar uitgekeken je weer te zien, ik heb er zelfs met anderen over gesproken, ik weet niet wat het is, ik moet daar nog over nadenken. Dus het is niet dat ik niet bij je wil komen, maar ik zie geen mogelijkheden. Ik heb behalve een man zes kinderen, mijn man is er zelden en ik houd van dansen. Dat is het eigenlijk.'' ''Duidelijk,'' zeg ik, ''je komt dus niet.'' ''Nee,'' zegt ze dan, ''ik wil wel komen maar niet ’s avonds of 's nachts.”
53
Ik vind haar intussen steeds mooier en daarnaast word ik, hoe raar het ook mag klinken, bekoord door haar eerlijkheid en rechtlijnigheid. Behalve de ene goede vriend die ik hier heb, ken ik eigenlijk niemand. Misschien kan zij een goede vriendin worden. ''Wanneer kom je?'' vraag ik. ''Je zou me op moeten komen halen,'' zegt ze, ''ik heb geen auto.'' ''Telefoon heb ik ook niet,'' zegt ze dan, ''maar ik kan je een nummer geven als je wilt bellen.'' De muziek klinkt ver weg. Ik vind het genoeg voor vanavond. We gaan niet meer dansen. Terug naar huis in de auto denk ik, misschien toch een beetje zon vandaag.
Lijden en medelijden Drie dagen ploeter ik op een schilderijtje met twee zwarte versmolten profielen op een witte muur. Het is niet gemakkelijk zonder kleur of details die je houvast geven. Eigenlijk alleen 'n paar omtrekken. Voor mezelf geef ik het schilderijtje de titel "Herinnering aan een ontroering''. Om die geladen titel met alleen wit en 'n paar zwarte omtrekken op 'n stukje triplex te krijgen is een onmogelijke klus. Waarom wil ik dit? Waarom wil ik dit vereeuwigen? Die vraag beantwoorden is nog veel moeilijker dan dat schilderijtje maken. Maar ik beantwoord de vraag wel. Het antwoord is: Ik wil dat ze blijft. De volgende dag bel ik haar op en... bingo, ze wil komen. Ze legt me uit waar ze woont en nog diezelfde middag draai ik ergens een zandpad op om haar op te halen. Ik zie haar met enkele vrouwen onder een boom zitten. Rondom staan wat kleine huisjes. Het is een soort kraal. 54
Sommige houten huisjes zien er zo oud en vervallen uit dat je je nauwelijks kunt voorstellen dat daar nog iemand woont. Ik stap uit en stel me voor. Dat blijkt niet nodig, iedereen schijnt al te weten wie ik ben. Sommige vrouwen glimlachen en praten met me, andere blijven bewegingsloos zitten en kijken me aan met donkere argusogen. Op weg naar mijn huis zit ze heel stil naast me in de auto. Verschillende malen probeer ik een gesprek te beginnen. Ze kijkt als ik praat geïnteresseerd naar me, maar op alles wat ik te berde breng reageert ze met het woord 'whatever', wat zoiets betekent als; praat maar aan, wat je ook zegt, ik blijf overal buiten. Misschien, denk ik, heeft ze er spijt van dat ze heeft toegestemd te komen, of schaamt ze zich, of voelt ze zich schuldig. Ook als we eenmaal met 'n drankje op het terras zitten en ik zeg iets, luistert ze met aandacht, maar hoor ik telkens als ik uitgesproken ben dat zelfde woord 'whatever'. We zitten zwijgend naast elkaar. Ik bestudeer haar lange donkere benen. Ik zie zwarte haartjes die aan de bovenkant van haar dijen uit haar shorts naar buiten krullen. Dan opeens leunt ze als in een daad van overgave achterover, spreidt licht haar benen en begint te praten. Ik heb moeite me te concentreren op wat ze zegt, want door haar verandering van houding lijkt het alsof er opeens iets van haar donkere duistere geheim zichtbaar is. ''Ik heb je,'' zegt ze, '' de laatste keer dat we elkaar zagen niet alles verteld. Ik had je die keer dat ik je vroeg met me te dansen al een paar maal eerder gezien. Ik zag de verdrietigste man die ik ooit had gezien. Waarom je zo verdrietig bent weet ik niet, maar vanaf het moment dat ik dat zag kon ik nog maar een ding denken: Hij heeft me nodig. En die gedachte ging niet meer weg. Ik moest je opnieuw zien. Maar wat kon ik voor je doen? Ik ben getrouwd. Nadat ik je de 55
week daarop opnieuw had gezien kon ik 's nachts niet slapen. En waarom? Je bent verder gewoon een lelijke oude man. Waarom voelde ik dit? Ik sprak erover met mijn zusters, maar als ik je beeld voor me haalde huilde ik van binnen. Ik huilde voor jou. Het heeft dus niets met aantrekkelijk of zo te maken, maar ik wil dat je niet verdrietig bent of lijdt. Daarom vroeg ik of je met me wilde dansen.'' Terwijl ze spreekt dwaal ik voortdurend af naar haar geheim, hoewel ze met haar woorden de sfeer behoorlijk heeft gedeseksualiseerd. ''Medelijden met een oude lelijke man dus,’’ zeg ik. ''Dat kan je zeggen,'' antwoordt ze, ''maar ik denk dat het liefde is.'' Ik leg mijn hand op haar dijbeen en schuif die langzaam omhoog. Ze spreidt haar benen uit elkaar als om me te zeggen: ''Ga je gang.''' ''Dit bedoel ik niet,'' zegt ze dan, ''maar als ik daarmee iets voor je kan doen, doe maar.'' ''Als ik goed naar je luister voel je niets voor mij, maar ben je verliefd op een soort gevoel dat je nog niet eerder kende,'' zeg ik. ''Ik heb je gezegd wat ik voor je voel,'' antwoordt ze, ''en het is het mooiste en diepste gevoel dat ik ooit heb gehad, het gaat uit naar jou en ik weet dat het nooit meer zal overgaan.'' Daar zit ik. Misschien moet ik haar het schilderijtje met de versmolten schaduwen laten zien. Het wordt langzaam donker. ''Zal ik je naar huis brengen?'' vraag ik. We zijn stil in de auto. Ze heeft wel het een en ander gezegd, maar van haar feitelijke situatie en leven weet ik nog steeds niets. Misschien komt dat een volgende keer. ''Zie ik je vrijdag in de dancing?'' vraag ik als ze uitstapt. ''Je ziet me,'' zegt ze. 56
Als ik terug rijd zie ik de zon onder gaan. Ik ben weer alleen, maar toch iets minder dan voorheen.
Getrouwd met God ''Je moet oppassen,'' zegt mijn vriend als ik hem de volgende dag bel en vertel over mijn ontmoeting. ''De vrouwen hier zijn heel slim, waarschijnlijk wist ze allang dat je in dat grote huis woont en ruikt ze geld.'' ''Maar ik heb helemaal geen geld,'' zeg ik. ''Maar dat weet zij niet,'' zegt hij, ''ze ziet alleen dat grote huis en denkt dat je rijk bent.'' ''Nou,'' zeg ik, ''ze heeft dingen tegen me gezegd, als je die alleen zegt om wat geld te pakken te krijgen moet je wel heel erg doortrapt zijn...'' ''Jij bent niet van hier,'' onderbreekt hij me, ''je kent de vrouwen hier niet. Ze is getrouwd zeg je. Wat doet die man? Heeft hij werk? Heeft zij werk...?'' ''Nou ja,'' zeg ik, ''dat weet ik allemaal niet, maar ze lijkt me eerlijk.'' Hij lacht. ''Weet je,'' zeg ik, ''ik zie haar vrijdag in de dancing. Wat zeg je ervan als ik je vraag met me mee te gaan, dan kan je haar zien. Misschien ken je haar of kan je even met haar praten om een indruk te krijgen. Als jij zegt 'kappen', kap ik meteen.'' Die vrijdag gaan we naar de dancing. Zodra we binnenkomen zie ik haar staan. ''Daar die,'' zeg ik, ''die is 't.'' Hij loopt meteen naar haar toe. Ik zie dat hij haar een hand geeft en met haar praat. Hij blijft lang praten. Na bijna tien minuten komt hij terug. ''Die is oké,'' zegt hij, ''die liegt niet. Ze voelt denk ik echt voor je, maar ze is getrouwd en ze wil niet dat mensen denken dat ze met andere 57
mannen gaat. Ze is niet op je geld uit. Als hij in een schuur had gewoond, zegt ze, had ik precies hetzelfde voor hem gevoeld.'' We drinken nog wat, dan gaat hij naar huis. ''Dat was mijn vriend,'' zeg ik als ik daarna naar haar toe ga. ''Ja,'' zegt ze, ''ik ken zijn vader, een bijzonder aardige man'.'' Ze rept met geen woord over het gesprek dat ze zojuist had. We dansen. Ze ziet er mooi uit. Onvoorstelbaar dat een vrouw met zes kinderen er nog zo uit kan zien. ''Hoe oud ben je,'' vraag ik als we ergens opzij aan een rustig tafeltje zitten. ''Hoe oud schat je?'' vraagt ze. ''Ik dacht toen ik je voor het eerst zag, 'n jaar of dertig, maar ik begrijp nu dat dat niet kan.'' Ze gaat verder niet op mijn vraag in. ''Ik heb je vriend verteld dat ik getrouwd ben,'' zegt ze, ''ik hoop dat hij geen verkeerde dingen denkt.'' Ik kijk haar even aan en hak dan de knoop door. ''Ben je goed met je man,'' vraag ik. ''Hij is er niet,'' zegt ze, '' hij leeft ergens anders.'' Ik kijk haar verbaasd aan. ''Hij werkt in Zuid-Amerika. Ik zie hem eens in de vier of acht weken voor 'n weekend.'' ''Wanneer komt hij terug?'' vraag ik. ''Dat weet ik niet, hij is daar al vijf jaar en woont met een vrouw waarvan hij een kind heeft.'' ''En jij denkt dat je getrouwd bent!'' zeg ik luid. ''Sssst,'' gebaart ze. ''Ik weet niets van je leven, maar ik denk dat je huwelijk, als je man al vijf jaar weg is, met een ander vrouw leeft en daar een kind van heeft, zo dood is als een pier.'' ''Maar ik ben zijn vrouw,'' zegt ze, ''ik heb 'ja' tegen hem gezegd, hij kan doen wat hij doet, maar dat wil nog niet zeggen dat ik daarom hetzelfde kan doen, ik heb een belofte gedaan.'' 58
''Ja,'' zeg ik, ''hij heeft die belofte ook gedaan, maar hij houdt zich er niet aan.'' ''Maar ik wel,'' zegt ze. ''Je hebt hèm toch die belofte gedaan...'' ''Nee,'' onderbreekt ze me, ''ik heb die belofte ook gedaan aan God.'' Mijn mond valt open. ''En als hij om echtscheiding vraagt?'' ''Dat is dan zijn beslissing.'' ''Bid je soms dat hij tot inkeer zal komen?'' ''Dat heb ik veel gedaan, maar dat doe ik niet meer, het is zijn leven en zijn beslissing.'' ''Dus als je je wat dat betreft hebt losgemaakt moet ik begrijpen dat je met het aangaan van je huwelijk twee beloften hebt gedaan, een aan je man en een aan God en dat je nu de eerste belofte niet meer uitwerkt eigenlijk alleen nog getrouwd bent met God.'' Nadat ik dat gezegd heb word ik wakker. Wat zit ik hier te lullen, denk ik, ik kwam om te dansen. Ik neem een stevige slok bier. ''Weet je,'' zeg ik, '' ik heb niks met God maar ik denk dat de God waarover je spreekt het je helemaal niet kwalijk neemt als je wat warmte wilt. Ik denk dat jij die warmte ook wilt, maar vooral dat je warmte wilt geven. Je kunt je warmte niet kwijt. Mijn verdrietige kop riep je op je verlangen om warmte te geven niet langer te onderdrukken. Je dacht waarschijnlijk, als er een is die die warmte nodig heeft is hij het. Daarom kwam je naar me toe en vroeg of ik met je wilde dansen. Je wilde je gevangen verlangen om warmte te geven bevrijden en naar mijn idee is er geen God die je dat verbiedt.'' Nu ophouden, denk ik. We hebben ondertussen de hele avond nauwelijks gedanst. ''Volgende week?'' vraag ik, als ik haar wat later op het zandpad in de kraal afzet. 59
''Ja,'' zegt ze,'' geef me wat tijd als je wilt, ik weet precies wat ik voel.'' Op het terras slapen, denk ik als ik thuis kom, dat ga ik doen. Ik wil eindelijk de zon wel eens zien opkomen
Een maagd met zes kinderen Ik schilder me door de week, maar na vijf dagen vliegt de eenzaamheid me teveel naar de strot. Ik bel haar en vraag of ze het goed vindt als ik bij haar langskom. Ze stemt toe. Als ik aankom zie ik haar voor haar huis staan. Het is het kleinste houten huisje in de kraal. Opzij kringelt wat rook omhoog. Het huis hangt scheef en ik zie dat de golfplaten op het dak totaal zijn doorgeroest; mooi rood, dat wel. ''Pas op,'' zegt ze als ik naar binnen ga, ''de vloer is niet overal even sterk.'' Ik zie dat er op verschillende plaatsen plankjes op de vloer zijn gespijkerd. Ze nodigt me uit te gaan zitten en vraagt of ik 'n 'fris' wil. Ik kijk om me heen en zie dat de metalen frames van de glas-louvres volledig verroest zijn. Sommige lamellen ontbreken. De regen kan daar vermoedelijk vrijelijk naar binnen. Rondom staan Chinese geglazuurde beelden. Ik zie verschillende honden, 'n leeuw, twee katten, 'n zwaan en 'n engel. Op een bordkartonnen wand zit een plaat geplakt met een besneeuwde bergtop. Het meest opvallend zijn de boeketten met kunstbloemen. Langs de muren lopen pijpen naar een stopcontact en twee fittingen met een peertje. ''Hoe vind je het?'' vraagt ze als ze terugkomt met de 'fris'. ''Het is goed,'' gaat ze meteen verder, '' alleen die termieten, daarom is de vloer zo slecht, ze eten alles op. Vanmorgen heb ik de klerenkast moeten verbranden. Die was echt half opgegeten door de termieten. Ze begonnen zelfs al aan
de kleding te eten. Ik heb alles nu 60
in plastic zakken verpakt.” Ik drink mijn 'fris'. ''Mag ik de rest van het huis zien?'' vraag ik. Ze brengt me naar de keuken. Ik zie dat de houten wand met het aanrecht en de gootsteen gevaarlijk ver naar buiten helt. Alsof hij elk moment kan vallen. Ze ziet me kijken. ''Ja, termieten,'' zegt ze. Ze heeft twee slaapkamers, gescheiden door een bordkartonnen wand. ''Hier,'' zegt ze, ''slaapt mijn jongste dochter, die leert voor verpleegster. Daarom is ze er nu niet. Ze komt eens in de vier weken naar huis.'' Het is een soort klein bedompt hok met een bed. In een hoek staat een soort toilettafel met make-up spulletjes. “En dit,'' zegt ze dan, ''is mijn slaapkamer, hier slaap ik en mijn jongste zoon.'' ''En je andere kinderen,'' vraag ik, ''waar slapen die?'' ''Die zijn al groot,'' zegt ze, ''die wonen op zichzelf.'' Ik zie de plastic zakken, stapels plastic zakken. ''Het is wel makkelijk,'' zegt ze, ''als het regent en het lekt wordt er niks nat.'' Wat 'n ramp, denk ik, je zult hier maar moeten wonen. Maar ze is trots op haar huis, dat kan ik zien. Ik voel dat ik verliefd op haar aan het worden ben. ''Misschien wil je buiten zitten en nog 'n 'fris',” zegt ze. Buiten kijk ik naar de op kringelende rook, de rondscharrelende kippen en de spelende kinderen. Wat moet ik hier, denk ik. Ik hoor dat ze binnen bezig is. “Kom,'' zegt ze na een tijdje, ''kom.'' Als ik naar binnen ga zie ik dat ze een matras op de vloer in de woonkamer heeft gelegd. De bank en de stoel zijn opzij geschoven. Ze doet de deur op slot. ''Ga maar liggen,'' zegt ze. 61
Dan schuift ze het gordijn dicht. Ze komt naast me liggen en kijkt me aan. We kussen elkaar. Daarna staat ze op en kleedt zich uit. Alsof er een vlam door me heen slaat. Ademloos kijk ik naar dat grote zwarte lichaam. Jong, maagdelijk mooi, sterk, strak, rimpelloos en fier staat ze voor me. Ik duikel door alle beelden die ik voorheen in mijn leven heb gezien. Dit, denk ik, dit is de uiterste droom. Wordt deze pure maagd met zes kinderen mijn bestemming? Even later verdrink ik in de opening die de cirkel van leven en sterven in beweging houdt. En in die verdrinking verdrinken op hetzelfde moment al de tegenslagen en teleurstellingen die me in de afgelopen jaren meer en meer opriepen weg te zwemmen in de zee. ''Dit,'' zegt ze dan, ''dit is goed, God is goed.'' Ze heeft, denk ik, de afgelopen dagen heel veel nagedacht. Het is al later in de middag, de zon staat laag, maar het is volop licht en de temperatuur is verrukkelijk.
Armoe De zon schijnt te willen gaan schijnen. Op vrijdagavond dansen we. Praten gaat nu veel gemakkelijker. Ik vertel haar dat mijn vrouw me verlaten heeft en hoeveel pijn dat heeft gedaan. Als ik daar over praat strijkt ze afwezig door m'n haar. Alsof ze niet luistert. ''Je bent nu veilig,'' zegt ze dan. Na het dansen blijft ze bij me slapen. Door de week ga ik af en toe bij haar op bezoek. Ik ontdek dat ze op hout kookt. Ze heeft geen geld voor flessengas. Als ze de was doet haalt ze het wasgoed uit het sop en spoelt dat op de hand. Op die manier kan in het achterblijvende sop nog een was gewassen worden. 62
Ze is arm. Iedereen weet dat. Als ze naar de haven in het dorp gaat geven de vissers haar wat vis. Iedereen houdt van haar. Ze is vol leven. In de kraal is ze altijd automatisch het middelpunt. ''In een supermarkt kom ik nooit,'' zegt ze, ''het staat daar vol dingen die ik niet echt nodig heb en toch niet kan betalen.'' Ze werkt in een soort bijstandsvoorziening. Daarin kan ze om de tien dagen tien ochtenden een school schoonmaken. Ze verdient daarmee per maand een bedrag dat de gemiddelde Nederlander per dag uitgeeft. Ze klaagt niet. Soms belt haar jongste dochter die op een eiland in de buurt voor verpleegster leert op en zegt dat ze zo'n honger heeft. ''Leen wat geld van een vriendin,'' zegt haar moeder dan,''overmorgen krijg ik weer loon.'' Na dat soort gesprekken huilt ze even. Wat kan ik doen? Mijn financiële situatie wordt alleen maar zorgelijker. Er is nog wel een kijker voor het huis geweest, maar die heeft niets meer laten horen. Ineens weet ik het. Ik ga schilderijen verkopen. Er zit op het eiland een zaak die kan scannen en printen. Er zijn twee grote hotels die wekelijks een kunstmarkt houden waar de hotelgasten onder het genot van 'n hapje en drankje kunnen kijken naar eilandsouvenirs. Ik scan en print, plak de plaatjes op, voorzie ze van een canvas coating en lijst ze in. Als ik ze aan de hoteldirecties laat zien stellen ze onmiddellijk een tafel op de kunstmarkt beschikbaar. ''Doe jij 't maar,'' zeg ik tegen m'n vriendin, ''een mooie vrouw trekt meer kijkers dan een oude man.'' Als het lukt kan ze op deze manier mooi wekelijks iets extra verdienen. ''En?'' vraag ik, als ze na de eerste keer van de kunstmarkt terug komt. ''Niets,'' zegt ze, ''ze kijken voornamelijk naar halskettingen 63
en armbanden zoals die hier gemaakt worden en ovenwanten met 'n palm of vissersbootje en de naam van het eiland.” Ook de kunstmarkt in het volgende hotel levert niets op. Ik ga opnieuw nadenken. Na 'n week ben ik er uit. Toeristen willen een klein praktisch eilandsouvenir. Ik maak kleine dienblaadjes voor twee kopjes met een geschilderde eilandimpressie en de naam van het eiland. Het mag niet lukken. Vroeger lukte me alles. Het schijnt dat die tijd voorbij is. Als de koelkast van m'n vriendin het begeeft, breng ik haar de kleine koelkast die bij mij toch maar werkeloos in de guestroom staat. Terwijl ik 'm van beneden naar boven sjouw, denk ik, de afbraak is begonnen, het is alleen nog een kwestie van tijd. Het is behoorlijk bewolkt, de zon laat zich niet zien.
Blote engeltjes De makelaar trekt er hard aan. Er komt zelfs een journalist en een fotograaf om het huis in al z'n glorie in een reportage van zes pagina's onder de aandacht te brengen in een magazine dat in de vliegtuigen van een luchtvaartmaatschappij in de Caribbean wordt verspreid. Het mag niet baten. Ook de assistentie van een makelaar in Engeland die is gespecialiseerd in onroerend goed in de Caribbean levert niets op. Intussen zie ik de hoeveelheid geld die ik nog beschikbaar heb verder slinken. De dag dat ik 'blut' zal zijn en terugkeer naar Nederland onvermijdelijk wordt, komt gevaarlijk dichterbij. Schijnbaar kabbelt het leven intussen probleemloos voort. Op vrijdagavonden wordt gedanst. De schilderijtjes die ik maak kan ik nu aan iemand laten zien. ''Wauw,'' zegt mijn vriendin vaak als ik haar laat zien wat ik heb gemaakt. Als er 64
in de loop der maanden af en toe iemand komt om naar het huis te kijken, poets ik als een bezetene. Mijn vriendin helpt me nu. Vooral in het harken van afgevallen blad is ze goed. Onvermoeibaar werkt ze uren lang door. Als ik bijna uitgeput ga zitten om uit te blazen, zie ik haar onvermoeibaar doorgaan. Rusten is er voor haar niet bij. Als een soort stoomwals gaat ze door tot alles af is. Kort nadat er weer een kijker geweest is en de tuin er nog mooi opgeruimd uitziet, vraagt mijn vriendin of ik het goed vind als haar dochter, die voor verpleegster leert, met haar vriendin 'n middag komt. Ik haal voor deze bijzondere gelegenheid een fles wijn. De meisjes kijken hun ogen uit. Het lijkt wel of de kleine kleurige bikini's op hun donkere huid licht geven. Ze duiken in de golven en rennen langs het strand. Als ze uitgezwommen zijn doen ze hun bikini's uit en douchen zich af onder de stranddouche. Zittend op het terras onder de amandelbomen met een glas wijn, kijk ik samen met mijn vriendin naar de twee blote donkergekleurde engeltjes, die glanzend van het water en giechelend van genoegen het paradijs zo zichtbaar maken dat je alleen maar ontroerd kan toekijken. Ga dat maar eens schilderen, denk ik. Probeer dat giechelende engelengenot maar eens in verf te vangen. Dat lukt natuurlijk nooit. Je krijgt 't misschien wel voor elkaar een plaatje te maken met een enorme zeggingskracht, maar de werkelijkheid zal altijd mooier zijn dan het mooiste schilderij. Ik schenk nog 'n glas wijn in. Als dit hier geen zonneschijn is, weet ik het niet meer.
65
Tropische storm ''Het is op de radio,'' zegt mijn vriendin, ''er komt een storm. Je moet eten en drinken kopen, want als het echt erg wordt vallen er soms grote bomen om of de weg spoelt weg en dan kan je misschien 'n tijd lang niet naar de winkel.'' Als ik later die dag denk, laat ik maar doen wat ze zegt en iets gaan kopen, ontdek ik dat de schappen in de supermarkt praktisch leeg zijn. Pas op dat moment dringt het tot me door dat die storm de boel wel eens behoorlijk overhoop kon gaan halen. Ik heb het woord hurricane natuurlijk wel eens gehoord, maar de lege schappen die ik zie bewijzen dat de mensen hier kennelijk uit ervaring weten dat zo'n storm je dagen lang aan huis kan kluisteren. Later op de dag belt mijn vriend. ''Haal alles binnen wat los zit,'' zegt hij, ''want het kan behoorlijk gaan spoken.'' Om 'n uur of zes, als de zon bijna onder gaat, kijk ik naar buiten. De lucht is effen blauw. Ik geniet van de licht verkoelende avondbries en begin te vermoeden dat het allemaal 'n beetje om een storm in een glas water gaat. Om acht uur belt mijn vriend opnieuw. ''Waait het bij jou al,'' vraagt hij. '' Niks,'' zeg ik, '' 'n briesje, meer niet.'' Op dat moment begint het te waaien. Tien seconden later zie ik dat de wind probeert de terrastafel naar een andere plaats te brengen. ''Ja, het is begonnen,'' zeg ik, '' ik moet snel wat binnen gaan halen, ik bel je straks.'' Het volgende moment striemt de regen over het terras. Ik sleep de tafel en stoelen naar binnen en sluit de vier grote glazen schuifdeuren. Het wordt snel donkerder. De wind begint geluid te maken. Ik hoor takken breken. Tien minuten daarna valt het tv-beeld weg. Kort daarop gaat het licht uit. Ik probeer de draagbare radio, maar alle stations 66
zwijgen. Alleen de telefoon doet 't nog. Dan breekt de hel los. Het wordt aardedonker. Normaal valt regen in druppels, maar wat ik zie, of liever gezegd hoor, zijn 'n soort golven water die door de ramen naar binnen willen. Met behulp van m'n aansteker zoek ik de kaarsen op die ik altijd in huis heb voor het geval de stroom uitvalt. Met de brandende kaars in m'n hand kijk ik of ik iets kan zien van wat er buiten gebeurt. Ik zie dat het terras onder water staat. De twee drains die normaal het regenwater afvoeren zijn waarschijnlijk verstopt geraakt door rondvliegende takken en bladeren. Ik zie het water snel stijgen. Het begint onder de schuifdeuren aan twee kanten van de woonkamer naar binnen te komen. Ik haal 'n stapel handdoeken en leg die opgerold onderaan de deuren. Binnen twee minuten zijn ze doordrenkt en zet het water zijn opmars naar binnen voort. Ik hoor buiten dingen breken en vallen. Het buldert, giert en gromt daar. Ik krijg langzaam het gevoel dat deze stormaanval maar op één ding uit is en dat is mijn huis uit de weg ruimen. Ik begin bang te worden. Soppend in het water loop ik met m'n kaars naar de telefoon. De lijn is dood. Ineens hoor ik dwars door al het lawaai dat van buiten komt iets dat op het geluid van een waterval lijkt. Gewapend met m'n kaars ga ik kijken. Ik zie bruin modderwater dat onder de voordeuren de hal in stroomt en van daar over de trappen naar omlaag klatert om het atelier en de guestroom van een bagger laag te voorzien. Ik geef op. Uitgestrekt op de bank ga ik machteloos en werkeloos liggen wachten tot die stomme storm besluit zich elders te gaan vermaken. Hoeveel schade, denk ik, hoeveel geld. En m'n vriendin, wat als haar houten huisje is weggewaaid Ze zit misschien al uren onder de blote hel. Ik wil naar haar toe. Zodra de storm wat luwt en het eerste licht 67
komt stap ik in m'n auto. Ik zie dat de halve op- en afrit weg is. Een deel van de aarde tussen de fundamenten onder het huis is weggespoeld. Ik kan in de tuin geen pad of terras bij het stand meer ontdekken. Laat 't, laat 't, denk ik, eerst naar haar. Dan zie ik dat ik niet weg kan. Voor de dubbele deuren van het hek, die naar buiten opengaan, heeft zich zeker een meter rotzooi opgehoopt. Stukken boom, dikke takken, keien, blad en modder. Ik klim over het hek en ga ruimen. Na 'n uur lukt het me het hek open te krijgen. ''Wat ga jij doen?'' roept mijn buurman van de overkant, ''die storm kan terugkomen.'' Ik luister niet. Slippend door de bagger begeef ik me op weg. De ravage die ik zie is enorm: Huizen op hellingen die omlaag zijn gekomen, ontwortelde bomen, afgeknapte bomen, wegen die hier en daar gehalveerd zijn. Er rijdt geen auto. Die is gek, moeten mensen denken die me langs zien komen. Na veel voorzichtig manoeuvreren bereik ik de plaats waar ze woont. Haar huisje staat er nog. Ik ben blij voor haar. Zoals zij destijds huilde voor mij, zo ben ik nu blij voor haar en ik ontdek dat dat gevoel heel diep gaat.
De nachtmerrie eindigt Direct na de tropische storm roept de overheid een organisatie in het leven om te helpen bij herstel. Ik bel meteen want de ravage is enorm en ik heb geen geld en vooral geen tijd voor herstel. Verkoop van het huis kan ik, zoals het er nu uitziet wel vergeten. Er komen twee mannen om de schade te bekijken. Ze kunnen me wel twee truckloads aarde geven om dingen op te vullen en niveaus te herstellen, maar als ik wil dat zij dat voor me komen doen moet ik zeker 'n jaar wachten, want er zijn veel urgentere 68
gevallen. Die tijd heb ik niet. M'n vriend organiseert mensen die in de weekeinden kunnen werken. Door de barst in het beton op het dak komt na de storm meer water binnen. Een expert komt ernaar kijken en legt uit dat het dak om van dat lekken af te komen geasfalteerd moet worden. Niet plaatselijk, maar het hele dak. Als ik het alleen plaatselijk doe zal het water na 'n tijd toch z'n weg naar binnen weer vinden. Het is erg duur en dat doet vooral een aanslag op de tijd die ik nog heb om het huis te verkopen, voordat ik helemaal blut, gedwongen zal worden naar Nederland terug te keren. De ravage in de tuin is zo enorm en herstel zal zoveel gaan kosten, dat ik besluit om, als er een koper mocht komen, een forse korting op de verkoopprijs te geven om de tuin weer in orde te brengen. Na vier jaar wachten op een koper is het touwtje waaraan het zwaard van Damocles hangt gevaarlijk dun geworden. Ik heb nog 'n jaar. Dan zal ik alles achter moeten laten. De angstdroom van alleen AOW voor de rest van m'n leven wordt ondertussen een ware nachtmerrie bij de gedachte dat ik mijn vriendin achter zal moeten laten en haar nooit meer terug zal zien. Dan op een ochtend gaat de bel. Er staat een man voor het hek met de vraag of dit huis te koop is. ''Ja,'' zeg ik, ''maar als u het wilt zien kunt u misschien beter morgen terugkomen, want ik wil alles liever eerst netjes opruimen; m'n bed is niet opgemaakt, ik moet de afwas nog doen...'' ''Morgen ben ik er niet meer'' zegt hij, ''morgen gaat mijn vliegtuig.'' Ik laat hem binnen. Dit wordt niks, denk ik. Er is seablastaanslag, er zijn spinnen, de ramen zijn vuil, het trappenhuis moet nodig gestofzuigd...Maar hij ziet het allemaal niet. Hij 69
lijkt enthousiast. Ik leg hem uit dat de tuin na de recente tropische storm nog in orde gebracht moet worden, maar dat doet hij af met: ''Dat is alleen cosmetisch.'' ''Ik kom volgende week terug,'' zegt hij na ongeveer een uur. En hij komt. Misschien is het jarenlage floers om de zon bereid zich eindelijk terug te trekken. Omdat hij niet via de makelaar is gekomen, moet ik zelf over de prijs onderhandelen. Daarbij blijkt de koper zich zo hard en onaangenaam op te stellen, dat ik op een bepaald moment zelfs overweeg van verkoop af te zien, omdat ik niet wil dat deze onsympathieke man in mijn mooie huis gaat wonen. Uiteindelijk verkoop ik, voor wat je een goede prijs kunt noemen. Ik ben nu dus niet arm meer! De nachtmerrie lijkt plaats te kunnen gaan maken voor de beleving van een mooie droom. Van de winst die ik heb gemaakt geef ik eerst een bedrag aan de aannemer die het huis destijds bouwde en zich daarbij financieel behoorlijk in de vingers sneed. Ook breng ik geld naar de makelaar die na jaren hard werken uiteindelijk de verwachte fee misliep. Daarnaast gaat er geld naar de zus van m'n vriendin om het totaal vergane dak van haar huis te helpen vervangen. Ook gaat er een deel naar mijn vriend die een zeer ernstig ongeluk krijgt en de dure operatie niet kan betalen. Voor de jongste zoon van m'n vriendin die goed kan leren besluit ik een bedrag uit te trekken om zijn studie te betalen. Om m'n vriendin uit haar termietenhut te bevrijden bouw ik in het basement onder het huis van haar oudste zoon een één kamerappartement. Zelf huur ik een tweekamerappartement in het dorp waar zij woont. Ik vervang na tien jaar m'n autootje en koop een kleine nieuwe. Wat ik over heb beleg ik. Niet in onrustige aandelen, waarvan de waardefluctuaties je voortdurend nerveus maken, 70
maar in een veilige, vijf jaar vaste verzekeringspolis die voldoende rente opbrengt om van te leven. Een stabielere belegging is niet mogelijk. Geen wolkje meer aan de lucht. Alleen een enkele maal als ik er aan denk dat ik officieel nog steeds getrouwd ben en me afvraag wat er gaat gebeuren als mijn vrouw om een echtscheiding vraagt. Misschien zegt de rechter in Nederland dan wel dat ik de helft van het geld dat ik heb aan haar moet geven. Nee, denk ik, dat kan niet, geen rechter zal toestaan dat de echtscheidingswet misbruikt wordt en haar echtbreuk na ons korte huwelijk belonen met de helft van mijn spaar- en pensioengeld. Ho, ho, denk ik, stoppen, je zit de zon te vertroebelen, ze is waarschijnlijk allang vergeten dat je bestaat. Het is nu na al die jaren tijd om me op leuke dingen te concentreren.
Even zonneschijn De zon schijnt me echt voluit toe te willen lachen. Ik krijg een uitnodiging van de Nederlandse ambassade en het ministerie van cultuur hier om mijn schilderijen te exposeren. Wat 'n eer! Op de openingsavond wordt eerst door verschillende hoogwaardigheidsbekleders gespeecht. Ik bedank in mijn speech allereerst mijn vriendin die me inspireerde en stimuleerde en mijn jongste zoon die op de computer voor deze gelegenheid een mooie brochure heeft gemaakt. Verder zeg ik onder andere nog dat ik met mijn schilderijen wat warmte in de wereld wil brengen. Dan opent de tentoonstelling. Er zijn veel mensen en het wordt een waar feest. Meisjes die rondlopen met bladen met drankjes en heerlijke hapjes. De wijn is verrukkelijk en m'n vriendin ziet er zo mooi uit 71
dat ik af en toe de indruk krijg dat sommige bezoekers haar veel mooier vinden dan de schilderijen. Na deze onvergetelijke avond gaat het leven zorgeloos verder. Ik schilder in mijn tweekamerappartement, kook elke avond voor mij en m'n vriendin en vrijdags gaan we uit dansen. De zon schijnt volop. Dan ontvang ik een brief van een advocaat uit Nederland. Mijn vrouw wil na acht jaar een echtscheiding en de helft van de opbrengst van de verkoop van het huis. Wat nu? In mijn ogen is dit niets meer of minder dan een poging de echtscheidingswet te gebruiken voor gelegitimeerde diefstal. Maar wat te doen? Ik besluit niets te doen, maar wil ineens wel weten of, in geval de Nederlandse rechter een voor mij ongunstig vonnis uitspreekt en ik weiger te betalen, mijn vrouw dat vonnis hier kan komen laten bekrachtigen. Nadat ik twee advocaten heb geraadpleegd die geen antwoord weten op mijn vraag, brengt mijn vriend me in contact met een rechter van de Hoge Raad. '' Nee,” zegt hij, ''wij bekrachtigen geen vonnissen die uit andere landen komen, we hebben onze eigen wetten en die gelden voor al onze inwoners en dus ook voor u. Als uw vrouw het vonnis naar hier brengt zal de rechter hier beoordelen in hoeverre in dat vonnis onze wet tot uitdrukking komt. Gemeenschap van goederen kennen wij hier niet. De rechter hier kijkt hoelang het huwelijk heeft bestaan. U bent elf jaar gehuwd geweest. Dat is een huwelijk, maar een kort huwelijk; geen 25, 30, 40 of vijftig jaar. Bij een langer huwelijk bekijkt de rechter hoeveel de partners over de jaren gezamenlijk hebben bijgedragen. In uw geval is de grond gekocht en het huis gebouwd van uw spaargeld. Zij heeft daar geen cent aan bijgedragen. Daarbij heeft zij de echtelijke woning verlaten en hebt u haar bij haar vertrek de helft van al het geld gegeven dat er was. Elke rechter hier 72
zal haar eis op grond van de wet hier afwijzen. Zij kan helemaal niets claimen.'' ''Ja,'' vraag ik hem dan, ''maar wat als ze de waardestijging van het huis in haar echtscheidingsclaim betrekt?'' ''Dat kan ze helemaal niet'', antwoordt hij, ''die waardestijging heeft plaatsgevonden na haar vertrek. U kunt toch ook niet de helft claimen van de miljoenen die zij na haar vertrek eventueel heeft verdient met het geld dat u haar gaf.'' ''Nu weet je 't,'' zegt mijn vriend als we na deze meeting naar huis gaan. ''Ik weet het niet,'' antwoord ik, ''ik heb een Nederlands paspoort, ik ben voor de Nederlandse wet getrouwd en het gaat om een Nederlandse echtscheiding.'' Kort daarop ontvang ik een brief van een Nederlandse deurwaarder. Mijn vrouw heeft op voorhand conservatoir beslag laten leggen op mijn Nederlandse AOW. Ik word bang. Wat te doen, of beter gezegd hoe nog te eten en huur betalen, als ze straks met het Nederlandse vonnis in de hand op voorhand hier beslag op mijn bankrekening laat leggen? Is dat mogelijk? Ik wil me nader informeren en ga met een bankdirecteur praten. ''Zie je die stapel hier op mijn bureau?'' zegt hij, ''Allemaal vrouwen die beslag willen leggen. Je bent Nederlander zeg je, dan moet je geen dag wachten en die echtscheiding meteen onder de wet hier brengen.'' ''Hoe doe ik dat?'' vraag ik. ''Da's simpel,'' zegt hij, ''neem een advocaat en zeg dat je echtscheiding wilt onder de wet hier in plaats van onder de Nederlandse wet. Jij bent inwoner hier en valt onder de wet hier, niet onder de Nederlandse wet. ''Hoe lang voor ik die echtscheiding heb?'' vraag ik. ''Is ze al langer dan vijf jaar weg?'' vraagt hij dan. 73
''Acht jaar,'' zeg ik. ''Veertien dagen, hooguit drie weken,'' zucht hij, ''sorry, maar ik heb 't erg druk. Succes!'' Ik doe wat hij zegt. De advocaat waar ik daarna met mijn vraag naar toe ga denkt even na en zegt dan:''Ja, dat kan werken.'' Na die dag laat de zon zich definitief niet meer zien.
Juridisch geharrewar De advocaat werkt voortvarend. Na drie dagen teken ik een aantal verklaringen die, samen met de aanvraag voor echtscheiding naar de rechtbank gaan. Ook schrijft de advocaat een brief naar de advocaat van mijn vrouw in Nederland. Die brief wordt nooit beantwoord. Ik wacht. Na een maand bel ik om te vragen wanneer mijn zaak voorkomt. Het is kennelijk druk, is het antwoord. Ik wacht. Na zes weken ontvang ik vanuit Nederland een bericht waarin staat hoeveel zij willen dat ik ga betalen. Het bedrag dat genoemd wordt is een bedrag in Euro's. Ik heb geen Euro's. Om aan Euro's te komen moet ik mijn lokale munten omzetten en dus naar de wisselkoers kijken. Dat doe ik. Die rekensom leert me dat het bedrag dat ze willen niet de helft van de opbrengst van de verkoop van het huis is, maar bijna 'n derde meer. Hoe kan dat? Dan ontdek ik de truc. Het is een wisseltruc. Het bedrag is in Euro's berekend met gebruikmaking van de wisselkoers op de dag dat het huis drie jaar geleden verkocht werd. Intussen is de Euro na drie jaar peperduur geworden. Vandaar dat ik nu ongeveer eenderde meer neer moet tellen om een Euro te kopen. Ik denk maar één ding: Aan-me-nooit74
niet! De grond is gekocht in de lokale munteenheid, het huis is betaald in de lokale munteenheid en de verkoop heeft plaatsgevonden in de lokale munteenheid. Als ik moet betalen, betaal ik lokale pegels en geen Euro's. Ik bel de advocaat. ''Inderdaad belachelijk, '' is de reactie. Intussen ben ik noch in Nederland, noch hier officieel gescheiden. Na twee maanden wachten zie ik voor het eerst in mijn leven een rechtszaal van binnen en ben getuige van de eerste van zes rechtszittingen met juridisch geharrewar over wat genoemd wordt 'kruiselingse echtscheidingsaanvragen'. Mijn vrouw is ook aanwezig en ik krijg het gevoel dat haar advocaat wel eens dezelfde man zou kunnen zijn die zij ontmoette toen ze me verliet. De rechter beslist uiteindelijk geen uitspraak te doen, maar af te wachten wat de rechter in Nederland gaat besluiten. Naar mijn idee wordt hiermee de wet van dit land overruled en gedicteerd door de wet van een ander land. En, heel slim, geen echte uitspraak en dus geen mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Wel word ik veroordeeld de advocaatkosten die mijn vrouw hier tot nu toe gemaakt heeft te betalen. ''Wat is dit voor raar gedoe?'' vraag ik mijn advocaat, ''is die rechter misschien een vriendje van de advocaat van mijn vrouw?'' ''Ach,'' is het antwoord,'' het is hier een kleine gemeenschap, er gebeuren dingen die in uw land niet gebeuren, maar u moet wel een advocaat in Nederland nemen en in hoger beroep gaan tegen het vonnis van de Nederlandse rechter dat u me vanmorgen liet zien. Die eis, betalen in Euro's, dat kan natuurlijk helemaal niet.'' En zo verhuist de zaak naar Nederland waar de advocaat meteen in hoger beroep gaat en drie rechters beslissen dat ik 75
inderdaad niet in Euro’s maar in lokale munteenheid moet betalen. Maar ze beslissen ook dat ik daarnaast de helft van de rente moet betalen die ik de afgelopen jaren op de belegging in de verzekeringspolis heb ontvangen. Zwarter nog dan het zwartste scenario dat de advocaat kon voorzien. Op het laatste moment komt er wat ze noemen een 'minnelijke schikking'. Daar is weinig minnelijks aan, maar ik besluit 'm wel te accepteren. Vooral omdat ik die vrouw eindelijk eens van m'n rug af wil hebben. Als ik tweederde van het geld dat op m'n verzekeringspolis staat aan haar betaal ben ik overal af. Die polis valt over 'n paar maanden vrij. Terwijl m'n advocaat bezig is om er met een notariële akte voor te zorgen dat de verzekeringsmaatschappij het geld, op de dag dat de polis vrijvalt, naar de bankrekening van mijn vrouw zal overmaken, gaat de verzekeringsmaatschappij failliet. Weg geld, foetsie, verdampt. En geen rente-inkomsten meer. Wat blijft is de gigantische echtscheidingschuld die elk jaar hoger wordt, omdat er, als je niet betaalt 'n renteboete op zit. Naar m'n AOW kan ik fluiten. Die gaat voor de rest van m'n leven naar mijn vrouw. Gelukkig kan ik nu ex-vrouw zeggen, want de scheiding is intussen officieel ingeschreven in het echtscheidingsregister. Om tot dat kleine woordje 'ex' te komen heb ik een klein vermogen aan advocaten moeten betalen en mijn leven jaren lang moeten laten verzuren. Nog even, dan is het beetje geld dat ik nog heb op. Hoe nog te eten? Mijn jongste zoon zegt: ''Veel mensen die ik hier in Amsterdam langs de straat in de vuilnisbakken naar eten zie zoeken doen dat omdat de wet tegen ze werkte, of de wet in hun situatie niet voor hen werkt. Die mensen hebben het veel moeilijker dan jij. Als jij honger hebt en naar eten gaat 76
zoeken, vind je altijd wel ergens een afgevallen broodvrucht of kokosnoot of mango of je pikt ergens langs de weg 'n paar bananen van een boom." Ik kwam voor wat zonneschijn.
77
Nawoord Duizenden dromen van een rustige oude dag in de tropen. Zonder verplichtingen en ver van grijze, lange, grimmige koude winters. Elke dag opnieuw genieten van de warmte, het heldere licht van de zon en gouden stranden omringt door de ontroerende schoonheid van palmbomen en een altijd groene natuur. Weinigen realiseren zich dat je bij de vervulling van die droom te maken krijgt met wat ze noemen cultuurverschillen. Dat brede begrip beslaat eigenlijk alles waarmee je, als je in een tropenland gaat wonen, te maken krijgt. De rechtsregels zijn anders, de sociale voorzieningen zijn anders, het voedsel is anders, de recreatiemogelijkheden zijn anders, de mensen reageren emotioneel anders, de geneeskundige hulp is anders en anders georganiseerd en ook de taal is anders. Al met al heel wat dingen waaraan je je moet aanpassen en dat lukt doorgaans op jongere leeftijd beter dan op oudere leeftijd. Je zou luchthartig kunnen zeggen: Je moet even wennen, maar je ontdekt dat veel dingen waaraan je gewend was in het tropenland waarin je terecht bent gekomen niet bestaan. Je ontdekt ook dat de mensen die daar wonen, zeker in de kleinere, landelijke gemeenschappen, niet zo gek zijn op mensen die van buiten komen. Je blijft wat je noemt een buitenstaander. 78
Als het lokale eten je minder aanspreekt en je wilt af en toe eens iets koken dat je echt lekker vindt, ontbreken vaak de ingrediënten die in je land van herkomst altijd volop in de schappen stonden. En met het ouder worden duiken onvermijdelijk gezondheids-problemen op die je dwingen je te verdiepen in de taal teneinde aan een arts duidelijk te kunnen maken wat je klachten zijn. In je landstaal is dat niet zo ingewikkeld, maar hoe zeg je in het engels, frans of spaans: Steenpuist, schildklier, tussenwervelschijfje, bijnier, endeldarm, middenhandsbeentje, trommelvlies, gordelroos, enz. Medicijnen en zeker homeopathische geneesmiddelen die in je thuisland vanzelfsprekend verkrijgbaar zijn, blijken in het verre tropenland of -eiland niet aanwezig te zijn en import van medicijnen is een moeilijke, vaak verboden zaak. Je begint te beseffen dat er naast het prachtige licht en de verrukkelijke temperatuur dingen ontbreken of zo anders zijn dat je af en toe stiekem aan teruggaan begint te denken. Zoiets als wat de vers gepensioneerden in Nederland overkwam, die naar een idee van een grote bank spaarden of investeerden om later te kunnen gaan 'Drentenieren' en te genieten van de heerlijke rust van een landelijke omgeving voor de jaren die nog restten. Al die mensen verveelden zich na korte tijd zo dat ze maar een ding wilden; terug naar de omgeving waaraan ze gewend waren. Je zou concluderend kunnen zeggen dat je om de tropendroom te realiseren een volhouder moet zijn en dat het behoorlijk wat tijd kost, voordat je min of meer accepteert dat die andere wereld waarin je terecht bent gekomen jouw nieuwe dagelijkse realiteit is.
79
En zelfs als je over de jaren je verzet tegen 'al dat anders zijn' opgeeft en je iets gemakkelijker invoegt in het doen en laten van de lokale bevolking, bespringt je bijna dagelijks de herinnering aan wat het leven in je vroegere omgeving te bieden had en dat je dat alles hebt ingeruild voor een aangenamere temperatuur, warm zonlicht, blauwe lucht en de vredige kabbel of soms woeste golfslag van de zee. Je zult er na enige tijd achter komen dat de weg die moet leiden tot 'n bevredigende verwezenlijking van je tropendroom hier en daar haarspeldbochten vertoont die om aardig wat stuurmanskunst vragen. De weg is zonder twijfel voor iedereen anders. Dit verslag 'Mijn Tropendroom' is dan ook een persoonlijk verslag. Wel maken, denk ik, verschillende dingen in het verslag duidelijk dat je wortels richting zon verplaatsen op oudere leeftijd geen sinecure is. Maar, *keep dreaming.*
80
Na zijn pensioen emigreert schrijver/schilder Han Vilé met zijn vrouw naar een klein tropisch eiland in de Caribbean op zoek naar het Zwitserlevengevoel. Zijn droom van het zonovergoten paradijs met gouden stranden krijgr er flink van langs. De bevolking van afrikaanse afkomst ziet hem liever gaan. Bij de bouw van zijn huis wordt hij gedwarsboomd en bestolen. Hij weigert op te geven en voltooit zijn ''paleis in het paradijs.'' Kort daarop verlaat zijn vrouw hem. In practisch totale eenzaamheid vlucht hij in het schilderen van fel gekleurde schilderijen, drank en ontmoetingen met donkere vrouwen. Hij verkoopt het huis, maar zijn echtgenote blijkt hem niet vergeten te zijn. Negen jaar na haar vertrek dwingt de echtscheidingswet tot hem een betaling die zijn failliet inluidt. Een Tropendroom is een verslag dat beschrijft hoe een cultuur practisch alles in het dagelijks leven beïnvloedt en dat iedereen die overweegt op oudere leeftijd op zoek te gaan naar de zon tot nadenken zal stemmen.
81