Een nieuwe “hakbijl”procedure voor de Raad van State. De tiende. Pierre Lefranc Advocaat -vennoot CVBA Frans Baert & Vennoten, Gent Wetenschappelijk medewerker Centrum voor Milieurecht, U. Gent (bijdrage in het Algemeen Juridisch Tijdschrift, 2001-2002)
A. De introductie van “doelloos geworden beroepen” in wetgeving en rechtspraak 1. Bij wet van 4 augustus 1996 1 werd de notie “doelloos (geworden) annulatieberoep” geïntroduceerd in de gecoördineerde wetten op de Raad van State. In artikel 90, tweede lid, 2° R.v.St.-Wet 2 werd bepaald dat de kamers van de afdeling administratie zitting houden met één lid, o.m. wanneer in het verslag van de auditeur wordt voorgesteld het beroep doelloos te verklaren. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever hiermee de gevallen bedoelde waarin de bestreden “akte werd ingetrokken, vernietigd, opgeheven of gewijzigd in de loop van het geding”.3
2. In de andere gevallen waarin een kamer met een alleensprekende staatsraad werd voorzien4 , werd tevens een “versnelde rechtspleging” 5 in het leven geroepen. 6 Dit is het
1
“Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973”, B.S. 20 augustus 1996; voor een bespreking van deze wet: CROMHEECKE, M. & LEFRANC, P., “De wet van 4 augustus 1996 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Een commentaar”, T.B.P., 1996, 651-666; CROMHEECKE, M. & LEFRANC, P., “Nieuwigheden in de procedure voor de Raad van State afdeling administratie: wetgeving en rechtspraak”, in Gandaius Actueel III, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1998, 85-114; NIHOUL, P., “Dans l’attente des tribunaux administratifs… La loi du 4 août 1996 modifiant les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973”, J.T., 1996, 833-840. Zie ook: LEROY, M., “De afdeling administratie – kort historisch overzicht”, Raad van State Liber Memorialis 19481998, Gent, Mys & Breesch, 1999, (121), 165-178; BAETEMAN, G., “Slotbeschouwingen”, Raad van State Liber Memorialis 1948-1998, Gent, Mys & Breesch, 1999, (305), 321-323; VAN DAMME, M., “Het wegwerken van de achterstand in de rechtsbedeling door de Raad van State”, R.W. , 1998-99, 1469-1474. 2
Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, B.S. 21 maart 1973. De afkorting A.P.R. hierna staat voor het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State. En de afkorting P.R.K.G. hierna voor het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. 3
CROMHEECKE, M. & LEFRANC, P., …, T.B.P., 1996, (651), 663.
4
We laten het vreemdelingencontentieux (zie in dit verband: R.v.St., vzw Vlaams Minderhedencentrum e.a., nr. 93.869, 13 maart 2001) en het administratief kort geding buiten beschouwing.
1
geval inzake beroepen waarbij de verwerende partij of de belanghebbende geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend na de uitspraak in kort geding waarbij de schorsing wordt bevolen7 , de verzoekende partij geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend na de uitspraak in kort geding waarbij de vordering tot schorsing wordt verworpen8 , de verzoekende partij de termijnen voor het indienen van een memorie van wederantwoord of aanvullende memorie niet heeft geëerbiedigd 9 , de verzoekende partij geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend na het verslag van de auditeur waarbij de onontvankelijkheid of de afwijzing van het beroep wordt voorgesteld 10 , de auditeur na inzage van het verzoekschrift verslag heeft uitgebracht
5
Te onderscheiden van de “vereenvoudigde procedures”: VAN DAMME, M. & WIRTGEN, A., “De vereenvoudigde procedures voor de afdeling Administratie van de Raad van State”, T.B.P., 2000, 79-87. 6
BOUVIER, P., “Des remèdes pour désengorger la section d’administration du Conseil d’Etat”, Dr. Comm., 1992, 5-26; COPPENS, A., “De voortzetting van de rechtspleging voor de Raad van State na administratief kort geding”, R.W. , 1996-97, 1281-1286; CROMHEECKE, M. & LEFRANC, P., “1 april 1997: twee nieuwe “hakbijl”procedures en verhoging van de financiële drempel bij de Raad van State”, C.D.P.K., 1997, 28-42; DEBERSAQUES, G., “Het versnellen van de annulatieprocedure voor de Raad van State”, T.B.P., 1997, 443453; DEBERSAQUES, G., “Over de “hakbijl”termijn van artikel 21, tweede lid R.v.St.-Wet”, Rec.Arr.R.v.St., 1995, 101-102; HANOTIAU, M., “De bijzonderheden van de rechtspleging van de afdeling administratie”, Raad van State Liber Memorialis 1948-1998, Gent, Mys & Breesch, 1999, (225), 227; JONGEN, F., “L’article 94 du réglement de procédure devant le Conseil d’Etat, ou le privilège du manifeste”, Adm. Publ. (T.), 1995, 173-189; LAMBRECHTS, W., “De procedurewijzigingen voor de Raad van State”, T.B.P., 1997, 437-438; LAMBRECHTS, W., “De guillotine in de Raad van State (noot onder R.v.St., Medische raad A.Z. St. Erasmus Antwerpen-Borgerhout, nr. 38.433, 8 januari 1992), R.W., 1992-93, 227-229; LINDEMANS, D. & PLOVIE, P., “Wordt de ‘guillotine’ ontmanteld? Over artikel 21, tweede lid van de Gecoördineerde Wetten op de Raad van State”, P. & B., 1999, 129-132; MAUSSION, F., “Le Conseil d’Etat façe à l’arriéré du contentieux: de l’accélération de la procédure à la création des tribunaux administratifs de première instance” in Le Conseil d’Etat de Belgique. Cinquante ans après se création (1946-1996), BLERO, B. (ed.), Brussel, Bruylant, 1999, 833-859; NEURAY, J., “L’article 93 du règlement général de procédure du Conseil d’Etat” (noot onder R.v.St., nr. 66.564, 4 juni 1997), J.L.M.B., 1997, 1483-1485; NIHOUL, P., “La loi du 17 octobre 1990 modifiant les lois coordonnées sur le Conseil d’Etat”, J.T., 1990-91, 345-349; OPDEBEEK, I., “Het snelrecht bij de Raad van State voor vorderingen die kennelijk niet ontvankelijk, niet gegrond of gegrond zijn” in Liber Amicorum Jozef Van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1999, 663-678; OPDEBEEK, I., “De sancties op het stilzitten van verzoeker en verweerder in de procedure ten gronde voor de Raad van State”, R.W., 1996-97, 345-354; QUINTIN, M., “Des mesures provisoires d’urgence et des procédures accélérées”, Adm. Publ. (T.), 1995, 123-; SAMBON, J., “Modification des règles de procédure devant le Conseil d’Etat”, J. dr. Jeun., 1997, 320-323; SAROLEA, S., “Les dernières modifications relatives à la procédure au Conseil d’Etat. L’arrêté royal du 17 février 1997”, Rev. Dr. Etr., 1996, 821; VAN DROGENBROECK, S., “Les paroles s’envolent, les écrits restent. à propos du principe de l’égalité des armes dans les procédures abrégées devant le Conseil d’Etat” (noot onder R.v.St., sa Cinés Wellington, nr. 66.564, 4 juni 1997), Adm. Publ. (T.), 1997, 217231; VERGAUWEN, C., “artikel 93” en “artikel 94”, Publiek procesrecht. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer Rechtswetenschappen België, losbl.. 7
Artikel 17, § 4bis R.v.St.-Wet juncto artikel 15bis P.R.K.G.
8
Artikel 17, § 4ter R.v.St.-Wet juncto artikel 15ter, § 1 P.R.K.G.
9
Artikel 21, tweede lid R.v.St.-Wet juncto artikel 14bis A.P.R.
10
Artikel 21, zesde lid R.v.St.-Wet juncto artikel 14quater A.P.R.
2
dat de Raad van State kennelijk niet bevoegd is of dat de vordering kennelijk nietontvankelijk of niet-gegrond is 11 of de auditeur na inzage van het administratief dossier verslag heeft uitgebracht dat de vordering kennelijk gegrond is 12 .Een “versnelde rechtspleging” voor doelloos geworden annulatieberoepen werd niet uitdrukkelijk voorzien. 3. Wel werd in artikel 70, § 1, vierde lid 13 A.P.R. voorzien dat ingeval een vordering tot schorsing en een verzoekschrift tot nietigverklaring aanhangig gemaakt worden bij de Raad van State en de aangeklaagde akte ingetrokken wordt zodat er geen uitspraak meer gedaan moet worden, de Raad van State in één en hetzelfde arrest uitspraak kan doen over de vordering tot schorsing en over het verzoekschrift tot nietigverklaring zonder dat de voortzetting van de procedure gevorderd kan worden en het recht dat daarmee verband houdt verschuldigd is. 14
4. Uit de raadpleegbare rechtspraak van de Raad van State blijken annula tieberoepen in volgende gevallen doelloos 15 te kunnen worden:
-
het bestreden besluit werd vernietigd, hetzij door de Raad van State 16 , hetzij door de toezichthoudende overheid 17 ;
11
Artikel 30, derde lid (oud) R.v.St.-Wet juncto artikel 93 A.P.R.
12
Artikel 30, derde lid (oud) R.v.St.-Wet juncto artikel 94 A.P.R.
13
Ingevoegd bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 17 februari 1997 tot wijziging van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State en het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, B.S., 27 februari 1997. 14
R.v.St., Piller, nr. 75.052, 10 juli 1998: het annulatieberoep en de vordering tot schorsing werden door de Raad van State doelloos beschouwd na de opheffing van het bestreden besluit. 15
In voorkomend geval wordt tegelijk de vordering tot schorsing doelloos bevonden: R.v.St., Bloemen e.a., nr. 89.758, 25 september 2000; R.v.St., bvba Prevost-Tavernier, nr. 84.606, 11 januari 2000; R.v.St., Piller, nr. 75.052, 10 juli 1998; R.v.St., Blankaert e.a., nr. 64.919, 28 februari 1997. Of wordt enkel in het administratief kort geding geoordeeld dat er geen grond meer is om uitspraak te doen in kort geding: R.v.St., Jassogne, nr. 96.957, 26 juni 2001. 16
R.v.St., De Vos, nr. 93.033, 5 februari 2001; R.v.St., Geraerts, nr. 93.031, 5 februari 2001; R.v.St., Apers, nr. 93.029, 5 februari 2001; R.v.St., Verlinde, nr. 87.670, 30 mei 2000; R.v.St., Verdickt, nr. 85.741, 1 maart 2000; R.v.St., Michaux, nr. 64.917, 28 februari 1997. 17
R.v.St., Guiot, nr. 69.955, 3 december 1997; R.v.St., Huts, nr. 58.517, 8 maart 1996.
3
-
het bestreden besluit werd ingetrokken door de verwerende partij 18 ;
-
het bestreden besluit werd opgeheven door de verwerende partij 19 ;
-
een nieuw – al of niet bestreden – besluit is in de plaats gekomen van het bestreden besluit 20 ;
-
het bestaan van het bestreden besluit kan niet worden bewezen21 .
In die gevallen verwerpt de Raad van State het annulatieberoep 22 of wordt vastgesteld dat er geen grond meer is om uitspraak te doen 23 en worden de procedurekosten ten laste van de verwerende partij gelegd 24 .
18
R.v.St., Corluy, nr. 96.581, 18 juni 2001; R.v.St., De Schrijver, nr. 96.304, 11 juni 2001; R.v.St., Harmsen, nr. 91.525, 11 december 2000; R.v.St., Chevalier, nr. 87.671, 30 mei 2000; R.v.St., Architectenbureau Coopman e.a., nr. 86.127, 21 maart 2000; R.v.St., vzw Stichting Marcus Gerard e.a., nr. 85.742, 1 maart 2000; R.v.St., nv Compagnie Het Zoute, nr. 84.995, 1 februari 2000; R.v.St., bvba Prevost-Tavernier, nr. 84.606, 11 januari 2000; R.v.St., nv J.C. Decaux Belgium, nr. 82.819, 12 oktober 1999; R.v.St., Vlaamse Gemeenschap, nr. 81.075, 17 juni 1999; R.v.St., nv Omniplay, nr. 80.546, 1 juni 1999; R.v.St., bvba Aelterman, nr. 80.545, 1 juni 1999; R.v.St., Vermeulen, nr. 80.039, 4 mei 1999; R.v.St., Blanckaert e.a., nr. 64.919, 28 februari 1997; R.v.St., Eyckermans, nr. 60.434, 25 juni 1996; R.v.St., Severain, nr. 58.650, 15 maart 1996. 19
R.v.St., bvba ’t Wit Paard, nr. 84.265, 21 december 1999; R.v.St., Piller, nr. 75.052, 10 juli 1998.
20
R.v.St., Verreycken, nr. 92.772, 29 januari 2001: casus waarin het nieuw besluit niet wordt aangevochten; R.v.St., Jassogne, nr. 96.957, 26 juni 2001: casus waarin het nieuw besluit wel wordt aangevochten. R.v.St., Detilleux, nr. 65.002, 5 maart 1997; R.v.St., Al Jaffan, nr. 64.477, 12 februari 1997; R.v.St., de Monceau de Bleyendael, nr. 63.272, 22 november 1996. 21
R.v.St., Bloemen e.a., nr. 89.758, 25 september 2000.
22
R.v.St., Corluy, nr. 96.581, 18 juni 2001; R.v.St., De Schrijver, nr. 96.304, 11 juni 2001; R.v.St., De Vos, nr. 93.033, 5 februari 2001; R.v.St., Geraerts, nr. 93.031, 5 februari 2001; R.v.St., Apers, nr. 93.029, 5 februari 2001; R.v.St., Verreycken, nr. 92.772, 29 januari 2001; R.v.St., Harmsen, nr. 91.525, 11 december 2000; R.v.St., Bloemen e.a., nr. 89.758, 25 september 2000; R.v.St., Chevalier, nr. 87.671, 30 mei 2000; R.v.St., Verlinde, nr. 87.670, 30 mei 2000; R.v.St., Blankers, nr. 86.415, 30 maart 2000; R.v.St., Architectenbureau Coopman e.a., nr. 86.127, 21 maart 2000; R.v.St., vzw Stichting Marcus Gerard, nr. 85.742, 1 maart 2000; R.v.St., Verdickt, nr. 85.741, 1 maart 2000; R.v.St., nv Compagnie Het Zoute, nr. 84.995, 1 februari 2000; R.v.St., bvba Prevost-Tavernier, nr. 84.606, 11 januari 2000; R.v.St., bvba ’t Wit Paard, nr. 84.265, 21 december 1999; R.v.St., nv J.C. Decaux Belgium, nr. 82.819, 12 oktober 1999; R.v.St., Vlaamse Gemeenschap, nr. 81.075, 17 juni 1999; R.v.St., nv Omniplay, nr. 80.546, 1 juni 1999; R.v.St., bvba Aelterman, nr. 80.545, 1 juni 1999; R.v.St., Vermeulen, nr. 80.039, 4 mei 1999; R.v.St., Severain, nr. 58.650, 15 maart 1996. 23
R.v.St., Piller, nr. 75.052, 10 juli 1998; R.v.St., Blanckeert e.a., nr. 64.919, 28 februari 1997; R.v.St., Michaux, nr. 64.917, 28 februari 1997; R.v.St., Eyckermans, nr. 60.434, 25 juni 1996. 24
R.v.St., Corluy, nr. 96.581, 18 juni 2001; R.v.St., De Schrijver, nr. 96.304, 11 juni 2001; R.v.St., De Vos, nr. 93.033, 5 februari 2001; R.v.St., Geraerts, nr. 93.031, 5 februari 2001; R.v.St., Apers, nr. 93.029, 5 februari 2001; R.v.St., Verreycken, nr. 92.772, 29 januari 2001; R.v.St., Harmsen, nr. 91.525, 11 december 2000; R.v.St., Chevalier, nr. 87.671, 30 mei 2000; R.v.St., Verlinde, nr. 87.670, 30 mei 2000; R.v.St., Blankers, nr. 86.415, 30 maart 2000; R.v.St., Architectenbureau Coopman e.a., nr. 86.127, 21 maart 2000; R.v.St., vzw Stichting Marcus Gerard, nr. 85.742, 1 maart 2000; R.v.St., Verdickt, nr. 85.741, 1 maart 2000; R.v.St., nv Compagnie Het Zoute, nr. 84.995, 1 februari 2000; R.v.St., bvba Prevost-Tavernier, nr. 84.606, 11 januari 2000; R.v.St., bvba ’t Wit Paard, nr. 84.265, 21 december 1999; R.v.St., nv J.C. Decaux Belgium, nr. 82.819, 12
4
5. Terzijde kan worden opgemerkt dat in de rechtspraak de figuur van de doelloos geworden vordering tot schorsing ook opduikt wanneer in toepassing van artikel 94 A.P.R. het ingediende annulatieberoep kennelijk gegrond wordt bevonden alvorens uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing. In het vernietigingsarrest wordt dan de vordering tot schorsing doelloos beschouwd en bijgevolg verworpen ofschoon de procedureregeling niet voorschrijft dat in voorkomend geval het annulatieberoep en de vordering tot schorsing in één en hetzelfde arrest worden beslecht. 25
6. Vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen eveneens doelloos worden. 26
7. Ook de vraag tot samenvoeging met een andere in een voor de Raad van State aanhangig gemaakte zaak, kan doelloos worden ingeval in die laatste zaak inmiddels een arrest is gewezen. 27
8. De vordering tot heropening van de debatten is doelloos geworden indien de Raad van State beslist heeft om de auditeur niet te volgen in het in zijn verslag kennelijk gegrond
oktober 1999; R.v.St., Vlaamse Gemeenschap, nr. 81.075, 17 juni 1999; R.v.St., nv Omniplay, nr. 80.546, 1 juni 1999; R.v.St., bvba Aelterman, nr. 80.545, 1 juni 1999; R.v.St., Vermeulen, nr. 80.039, 4 mei 1999; R.v.St., Blanckeert e.a., nr. 64.919, 28 februari 1997; R.v.St., Michaux, nr. 64.917, 28 februari 1997; R.v.St., Eyckermans, nr. 60.434, 25 juni 1996; R.v.St., Severain, nr. 58.650, 15 maart 1996. Casus waarin de kosten ten laste van de verzoeker werd gelegd: R.v.St., Bloemen e.a., nr. 89.758, 25 september 2000. Casus waarin de kosten werden werden verdeeld over de verzoekende en de verwerende partij: R.v.St., Piller, nr. 75.052, 10 juli 1998. 25
R.v.St., Buelens, nr. 91.255, 30 november 2000; R.v.St., Schurmans, nr. 90.747, 14 november 2000; R.v.St., Dewil, nr. 79.292, 16 maart 1999; R.v.St., Binnemans, nr. 78.217, 19 januari 1999; R.v.St., Peeters, nr. 77.721, 17 december 1998; R.v.St., Godard e.a., nr. 66.234, 14 mei 1997; R.v.St., Arendt, nr. 60.360, 21 juni 1996; R.v.St., Mannes, nr. 57.144, 20 december 1995; R.v.St., Charlier e.a., nr. 49.967, 15 juni 1994; R.v.St., Galmache, nr. 47.966, 15 juni 1994; R.v.St., s.c. Do not Disturb, nr. 47.786, 18 mei 1994; zie ook: DE TAEYE, S. & WEYMEERSCH, W., Procedures voor de Raad van State, Gent, Mys & Breesch, editie 2000, nr. 172 en nr. 496 en de verwijzing naar de rechtspraak aldaar. 26
R.v.St., nv D + A Consult, nr. 98.232, 9 augustus 2001 (het bestreden besluit werd geschorst door de toeziende overheid); R.v.St., Blankers, nr. 86.415, 30 maart 2000 (na mededeling van de verzoeker dat het bestreden besluit “geannuleerd” werd); R.v.St., nv Rama vsp, nr. 85.082, 3 februari 2000 (de verwerende partij had meegedeeld dat zij zal overgaan tot heraanbesteding van de opdracht). 27
R.v.St., Legrand, nr. 49.811, 21 oktober 1994.
5
bevonden middel en om die reden de debatten heropent ten einde de voortzetting van de procedure ten gronde mogelijk te maken. 28
B. De invoering van een versnelde rechtspleging voor doelloos geworden annulatieberoepen 9. Bij wet van 18 april 2000 29 werd bepaald dat de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, bijzondere procedureregels - zo nodig in afwijking van artikel 90 R.v.St.-Wet kan vaststellen voor de behandeling van de verzoekschriften die doelloos zijn. 30 Daarmee worden volgens de minister bedoeld de verzoekschriften die tijdens de behandeling hun doel verloren hebben. Daarvan wordt onderscheiden de verzoekschriften waarvan bij het begin blijkt dat ze doelloos zijn. Die laatste categorie wordt beschouwd als kennelijk onontvankelijk en valt om die reden onder de versnelde procedure die voorzien is in artikel 93 van het algemeen procedurereglement, aldus de minister. 31 10. Bij koninklijk besluit van 10 november 2001 32 werd titel IX van het algemeen procedurereglement uitgebreid van de vorderingen die kennelijk gegrond, onontvankelijk of ongegrond zijn, naar de vorderingen die doelloos zijn (geworden). De minister meent met deze maatregel de wegwerking van de gerechtelijke achterstand en het ontlasten van de Raad van State te zullen bevorderen. 33
Wanneer het verzoekschrift tijdens de behandeling doelloos wordt, brengt het aangewezen lid van het auditoraat overeenkomstig artikel 12 van het algemeen procedurereglement onmiddellijk verslag uit aan de voorzitter van de kamer waarbij de zaak aanhangig is.34
28
R.v.St., Spiritus-Dassesse, nr. 60.436, 25 juni 1996.
29
“Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, alsook de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen”, B.S. 20 mei 2000. 30
(Nieuw) Artikel 30, § 2, eerste lid R.v.St.-Wet.
31
Verslag aan de Koning, B.S. 12 december 2001, 42701-42702.
32
“Wet tot wijziging van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State”, B.S. 12 december 2001, erratum B.S. 14 december 2001. 33
Verslag aan de Koning, B.S. 12 december 2001, 42702.
34
(Nieuw) Artikel 93, tweede lid A.P.R.
6
Het initiatief om die versnelde procedure te starten ligt derhalve in handen van de auditeur. Deze versnelde procedure kan in elke fase van de procedure worden opgestart.
De voorzitter roept vervolgens de verzoeker, de tegenpartij en de tussenkomende partij op om op korte termijn en uiterlijk de tiende dag na de neerlegging van het verslag voor hem te verschijnen. Het auditoraatsverslag wordt gevoegd bij de oproeping. 35 Er is geen uitwisseling meer van memories, m.a.w. een schiftelijk verweer is principieel niet meer toegelaten. Een pleitnota die door de verzoeker werd neergelegd en aan de andere partijen ter kennis werd gebracht, kan toch op dezelfde wijze als een geschrift waarin het procedurereglement voorziet, in aanmerking worden genomen: “dat de rechten van verdediging des te doeltreffender kunnen worden uitgeoefend indien de verzoekende partij een nota met opmerkingen indient in de loop van de rechtspleging ex artikel 93; dat het gewicht van een pleidooi niet vergeleken kan worden met dat van een proceduregeschrift; dat bij de toepassing van artikel 93 van het algemeen procedurereglement rekening gehouden moet worden met de eminente rol die het recht op een eerlijk proces in een democratische samenleving vervult”.36
Het debat op de terechtzitting beperkt zich tot de vraag of het annulatieberoep doelloos is geworden. Na de partijen en het advies van de auditeur te hebben gehoord, doet de voorzitter onverwijld uitspraak. 37
Ofwel is het annulatieberoep daadwerkelijk doelloos bevonden. In welk geval de voorzitter in zijn arrest beslist dat er geen uitspraak (meer) gedaan moet worden en de zaak definitief beslecht wordt. 38 Aangenomen mag worden dat er evenmin nog grond is om uitspraak te doen over de vordering tot schorsing die een accessorium is van het doelloos geworden annulatieberoep. Ofschoon dit niet uitdrukkelijk in de regelgeving is voorzien (infra), is het aannemelijk dat de Raad van State ook in de toekomst in één en
35
(Nieuw) Artikel 93, derde lid A.P.R.
36
R.v.St., Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt, nr. 91.699, 19 december 2000.
37
(Nieuw) artikel 93, vierde lid A.P.R.
38
(Nieuw) Artikel 93, vijfde lid A.P.R.
7
hetzelfde arrest zo’n doelloos geworden annulatieberoep en vordering tot schorsing definitief zal beslechten. 39
Ofwel wordt het annulatieberoep niet doelloos bevonden in welk geval de voorzitter niet beslist dat er geen uitspraak (meer) gedaan moet worden. De procedure wordt dan voortgezet overeenkomstig het algemeen procedurereglement. 40 In voorkomend geval zal het administratief kort geding opnieuw worden geactiveerd.
11. De suggestie van de Raad van State, afdeling wetgeving om artikel 70, § 1, derde lid van het algemeen procedurereglement aan te vullen met de doelloze beroepen41 , werd niet gevolgd door de minister. Dat derde lid van artikel 70, § 1 bepaalt dat - wanneer een vordering tot schorsing en een verzoekschrift tot nietigverklaring aanhangig gemaakt worden bij de Raad van State, die krachtens artikel 93 van mening is dat hij kennelijk niet bevoegd is of dat de vordering kennelijk onontvankelijk of ongegrond is - de procedure wordt versneld zonder dat het verzoekschrift tot nietigverklaring aanleiding geeft tot de kwijting van het recht. Volgens de minister moest deze bepaling niet worden aangevuld “aangezien het betrekking heeft op een vordering tot schorsing die aan het begin van de procedure kennelijk onontvankelijk of ongegrond is, of waarvoor de Raad van State van mening is dat hij kennelijk niet bevoegd is”. Verder wierp hij op dat “aan het begrip van doelloos verzoekschrift, in de betekenis van dit besluit, daarentegen duidelijk wordt tegemoetgekomen door het vierde lid van dit artikel (70, § 1) dat uitdrukkelijk de oplossing bepaalt die toegepast moet worden bij een terugtrekking van de verzoeker of bij een intrekking van de aangeklaagde akte in de loop van de procedure”.42
Bij dit laatste kan de bedenking worden gemaakt dat dit artikel 70, § 1, vierde lid niet alle gevallen van doelloze beroepen dekt. Naast de intrekking van de bestreden akte, kunnen ook nog de vernietiging door de Raad van State, de opheffing, de vervanging van de
39
Zie voetnoot nr. 15; vergelijk DE TAEYE, S. & WEYM EERSCH, W., o.c., nr. 491; OPDEBEEK, I., “Het snelrecht…”, o.c., 670; VERGAUWEN, C., artikel 93, o.c., losbl.. 40
(Nieuw) Artikel 93, zesde lid A.P.R.
41
Advies R.v.St., afdeling wetgeving, B.S. 12 december 2001, 42703.
42
Verslag aan de Koning, B.S. 12 december 2001, 42702.
8
bestreden akte door of de indeplaatsstelling van een nieuwe akte, en zelfs het niet bestaan van de bestreden akte, de aanleiding zijn voor het doelloos worden van het ingestelde beroep.
12. De minister volgde evenmin het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving om de artikelen 14 en 30 van procedureglement kort geding in dezelfde zin aan te vullen. 43 “Deze artikelen hebben immers betrekking op de gevallen waarin, in limine litis, het geschil doelloos is en om die reden kennelijk onontvankelijk, of kennelijk ongegrond, terwijl het ontworpen besluit betrekking heeft op het geval van beroepen die hun doel verliezen in de loop van de procedure”, aldus de minister. 13. Indien de rechtzoekende de door hem voorgeschoten procedurekosten44 wil recupereren bij een doelloos geworden beroep, dan moet hij in beginsel een voortdurende belangstelling in de procedure tonen. Indien de verzoeker na de intrekking van de bestreden beslissing verzuimt om (tijdig) een memorie van wederantwoord in te dienen, dan moet overeenkomstig artikel 21, tweede lid R.v.St.-Wet het ontbreken van het vereiste belang worden vastgesteld in welk geval de procedurekosten ten laste van de beroeper zijn. 45 Doet de verzoeker na het regelmatig wisselen van de memories afstand van geding omdat door het optreden van de verwerende partij het geding doelloos is geworden, dan moeten de kosten echter hoe dan ook ten laste worden gelegd van de verwerende partij.46 Indien de auditeur in zijn verslag de afwijzing van het beroep voorstelt om reden dat het bestreden besluit is ingetrokken, dan wordt van de verzoeker niet verwacht dat hij de voortzetting vraagt om de procedurekosten te verhalen. 47
43
Artikel 14 voorziet een versnelde rechtspleging in het administratief kort geding ingeval de vordering kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond blijkt te zijn. Artikel 30 bepaalt dat indien de auditeur oordeelt dat de vordering kennelijk onntvankelijk of kennelijk ongegrond is, hij zich bij het onderzoek van de vordering in zijn verslag kan beperken tot dat punt. 44
LAMBRECHTS, W., “De proceskostenregeling voor de Raad van State en haar filosofie” (noot onder R.v.St., B., nr. 21.081, 11 december 1980), R.W., 1981-82, 2494-2503. 45
R.v.St., gemeente Huldenberg, nr. 91.956, 30 november 2000: de verzoeker betoogt tevergeefs dat zijn beroep doelloos is geworden door de intrekking van de bestreden rechtshandeling, omdat de intrekking het voorwerp is van een annulatieberoep. 46
R.v.St., nv Whim, nr. 88.176, 22 juni 2000.
47
R.v.St., Vanderoye, nr. 74.605, 25 juni 1998; R.v.St., Pankert-Lizin, nr. 63.960, 10 januari 1997.
9
14. Indien de verwerende partij na het schorsingsarrest geen verzoek tot voortzetting heeft ingediend, maar wel heeft meegedeeld dat zij het bestreden besluit heeft ingetrokken, dan is die mededeling geen (laattijdig) verzoek tot voortzetting dat aanleiding geeft tot het betalen van het recht bedoeld in artikel 70, § 1, tweede lid R.v.St.-Wet A.P.R. en aldus de gewone procedureregeling activeert. Dergelijke mededeling strekt ertoe het geding met een minimum aan plichtplegingen te beëindigen en door de Raad van State te laten vaststellen dat het annulatieberoep geen voorwerp meer heeft, m.a.w. doelloos is geworden. Er is dan ook geen grond meer om artikel 17, § 4bis R.v.St.-Wet toe te passen. 48 In de huidige procedureregeling is zo’n mededeling voortaan het signaal voor de auditeur die belast is met het onderzoek, om een verslag op grond van artikel 93, tweede lid A.P.R. op te maken.
Besluit
15. Staatsraad M. LEROY parafraserend kan deze nieuwe versnelde rechtspleging bestempeld worden als een stimulans “om spoed te maken” en “om de statistieken van de achterstand te verlichten”.49 Deze nieuwe procedureregeling is weliswaar van aard om de Raad van State enigszins te ontlasten, doch zal, omwille van de reeds bestaande rechtspraktijk ter zake doelloos geworden annulatieberoepen, het wegwerken van de gerechtelijke achterstand nauwelijks bevorderen.
Gent, 24 december 2001.
48
R.v.St., Lenoir, nr. 79.940, 27 april 1999.
49
LEROY, M., “De afdeling administratie – kort historisch overzicht”, Raad van State Liber Memorialis 19481998, Gent, Mys & Breesch, 1999, (121), 165-166.
10