1
Een nieuwe biografie van Denis Diderot (1713-1784)
Van de Franse schrijfster Sophie Chauveau kende ik al La passion Lippi (2004), Le rêve Botticelli (2005) en L’obsession Vinci (2007). Dat smaakte naar meer en daarom kwam na die ‘siècle de Florence’ de Gallimard-editie van haar biografie Diderot, le génie débraillé (2011)i als geroepen, al was het maar omdat er aandacht wordt besteed aan zijn tot nu toe onderbelichte vormingsjaren. 1726-1746: de vormingsjaren De schrijfster zegt dat ze hem ‘de l’intérieur’ kent, van binnenuit, dat ze dus als het ware in zijn huid is gekropen. Vanuit die positie leven we mee met de man die volgens Auguste Comte het grootste genie van de achttiende eeuw was, Denis Diderot. Zo lijkt het alsof wijzelf op ons vijftiende jaar midden in de nacht willen vluchten om naar Parijs te gaan, door vader Diderot bij de deur worden opgewacht, maar toch vanwege onze uitstekende studieresultaten (‘vingt sur vingt’ voor Latijn) in Parijs op een jezuïetencollege verder mogen gaan studeren. Ook daar viel hij op als briljante leerling die vloeiend Latijn sprak, geen ontzag had voor klasgenoten van adellijke komaf en het van hen won door de beste van de klas te zijn. Na een gevecht met zo’n degendrager en vals door hem beschuldigd te zijn, weigerde hij koppig excuses aan te bieden en kreeg zweepslagen op zijn blote billen. Vernederd en boos op de jezuïeten die hier klassenjustitie toepasten, vertrok hij naar een college van de jansenisten: die erkenden uitsluitend door Gods genade geschonken privileges en verwierpen op afkomst gebaseerd elitisme. In 1732 slaagde hij glansrijk voor zijn ‘maîtrise ès arts’ii aan de Sorbonne. Hij mocht daarna voor een extra jaar filosofie bij de jansenisten blijven en organiseerde daar het jaarlijkse toneelstuk, geschreven in Latijnse versregels: Diderot regelde alles en speelde zelf de hoofdrol; vanwege het geweldige succes mocht hij op dezelfde voorwaarden nog een jaar blijven. Zou hij wiskundige worden of toneelspeler? Hij koos voor theologie, ging als een echte student op kamer in de stad wonen, maar volgde nog een derde jaar onderwijs bij de jansenisten: daar kwamen de “allerbesten” vandaan zoals Racine! In de drie jaren die toen volgden genoot hij met volle teugen van zijn vrijheid: iedere avond zat hij in cafés zoals Le Procope, bezocht hij theater en opera; in de biografie is sprake van een ‘boulimie de savoir’: theologie maar ook wiskunde, Latijn, Grieks, natuurkunde, muziek, schaken, Italiaans. Hij maakte kennis met een jonge Engelsmaniii, "Peter, un jeune Anglais accompagné de sa ‘nurse’, encore assez jeune fille.” Diderot had liever Engelse les van haar dan van hem! In 1735 werd zijn studie theologie bekroond met een diploma van de Sorbonne. Zijn vader feliciteerde hem in een brief met zijn mooie diploma’s, maar verwachtte dat hij weer naar huis kwam: de bisschop van Langres rekende op hem. Op 13-jarige leeftijd had Denis namelijk al de tonsuur/kruinschering gehad en hij was dus bestemd voor het priesterschap. Met lood in zijn schoenen keerde hij na zeven jaar Parijs terug naar het ouderlijk huis. De blijdschap over zijn thuiskomst werd getemperd door het overlijden van zijn zusje Cathérine. Het bezoek aan de bisschop had hem een pastoorsplaats opgeleverd, maar hij zou nooit priester worden: geen godsdienst kan de dood van een vijftienjarig, onschuldig meisje rechtvaardigen! Denis wilde de rechtbank van God ruilen voor die van de mensen. Bovendien had hij al ervaren dat het celibaat niet bij hem paste. In plaats van een slecht priester te worden, mocht hij van zijn vader nog drie jaar rechten gaan studeren in Parijs. In de diligence daarheen ontmoette hij interessante mensen, onder anderen een militair, Jacques, die zei dat “tout est écrit là-haut”. De roman Jacques le Fataliste (1778iv) is gebaseerd op die ontmoeting. Daarna
2 volgden jaren waarin Denis genoot van het leven (cafés, opera, theater, vrouwen, maar ook Engels, filosofie, wiskunde, muziek), geen rechten studeerde, de kost verdiende met activiteiten als briefschrijver, schaker, het schrijven van artikelen voor de Mercure de France, het verkopen van zijn kennis in een eigen ‘wiskundewinkeltje’, als huisleraar, het schrijven van preken. Uitgever Briasson vertrouwde hem in 1743 de vertaling toe van boeken die in Engeland furore maakten. In dat jaar ontmoette hij ook zijn toekomstige vrouw, een eenvoudig naaistertje. Het vertaalwerk leverde voorlopig niet voldoende op om met Nanette, die zei in verwachting te zijn (een leugentje voor bestwil!), te trouwen. Denis was nog geen dertig, in die tijd dus nog niet meerderjarig, en ging voor de tweede keer met lood in zijn schoenen naar huis om toestemming en een voorschot op de erfenis te vragen. Vader Diderot, messenfabrikant, weigerde en liet hem “pour son bien” opsluiten in een kloostergevangenis… Vaders hadden in die tijd, net als de koning, van God verkregen rechten (droit divin)! Dankzij een door zijn zus binnengesmokkeld mes, dat hij letterlijk bij broeder-cipier op de keel zette, wist hij te ontsnappen. Zijn vriend Jean-Jacques Rousseau raadde hem naar eigen voorbeeld aan niet te trouwen, maar toen hij eenmaal dertig was, trouwde hij ’s nachts om twaalf uur clandestien in een Parijse kerk. Zijn Histoire de la Grèce, vertaling van The Grecian History van Stanyon, zorgde even voor enige financiële speelruimte. Hij vertaalde ook Shaftesbury’s Inquiry concerning virtue and merit en een zesdelig Engels medisch woordenboek. Via die vertalingen verspreidde hij zijn eigen stoutmoedige opvattingen. De kans van zijn leven om zo de mensen te ‘verlichten’ kreeg hij als ‘maître d’oeuvre’ van de Encyclopédie, geïnspireerd door die van de Engelsman Chambers. Dat betekende echter, ook binnen zijn huwelijk, niet het eind van zijn problemen. 1746-1766: de Encyclopédie-periode In het voorafgaande werden de tot nu toe onderbelichte vormingsjaren van Diderot besproken. In het nu volgende komt zijn Encyclopédie-periode aan de orde. In Frankrijk werden schrijvers zoals Diderot door de censuur monddood gemaakt, maar door anoniem hun werk in Engeland of Holland uit te geven wisten zij die te omzeilen. De uitnodiging om naar het voorbeeld van de Cyclopaedia, or, An Universal Dictionary of Arts and Sciences van Ephraim Chambers een Franse Encyclopédie te maken, moet dan ook voor Diderot een kolfje naar zijn hand zijn geweest. Hij wilde zijn tijdgenoten confronteren met kritische meningen over maatschappelijke onderwerpen, “éclairer la conscience”, het bewustzijn verlichten. Het was immers de ‘Eeuw van de Verlichting’. Diderot, ‘maître d’oeuvre’ van de Encyclopédie, wachtte een twintig jaren durende klus van contacten met ongeveer tweehonderd ‘Encyclopédistes’, een verblijf vanwege censuur in de gevangenis, tegenwerking van velen maar ook steun van niemand minder dan Madame de Pompadour, duizenden eigen bijdragen, ‘affaires’, dood van drie van zijn vier kinderen, maîtresses, huwelijksproblemen, een omvangrijk literair oeuvre; en dat alles in een tijd waarin een reis per diligence van Langres naar Parijs een week in beslag nam; geen moderne media maar toch als uiteindelijk resultaat: achtentwintig imposante boekdelen, zeventien met artikelen, elf met afbeeldingen. Sophie Chauveau laat het ons allemaal beleven alsof ze het zelf heeft meegemaakt; droge feiten van chronologieën die internet geeft komen bij haar tot leven. In 1746 kon dankzij een ‘Privilège’ met de werkzaamheden begonnen worden, in 1751 kwam deel I uit. Diderot, gestimuleerd door zijn maîtresse, de zeer gecultiveerde Madeleine Puisieux (zij had geld nodig voor juwelen en mooie kleren), had ondertussen anoniem zijn Pensées philosophiques (1746), gepubliceerd. Het boek was gewijd aan onderwerpen als deïsme, bijgeloof en intolerantie en werd veroordeeld tot de brandstapel, wat de verkoop ervan juist stimuleerde. Zijn Promenade du sceptique (1747) kon pas na zijn dood uitgegeven worden: de scepticus neigde naar atheïsme. Ook in 1747 en op aandringen van Madame Puisieux (echtgenote van Diderots advocaat voor vertaalrechten!), verscheen zijn sleutelroman Bijoux indiscrets, anoniem gepubliceerd in Holland. Iedereen herkende Lodewijk XV in de perverse sultan. Het jaar daaropvolgend verscheen ook anoniem de gedurfd erotische L’Oiseau blanc, conte bleu en daarna Mémoires sur différents sujets de mathématiques. Door dit laatste boek raakte zijn naam bekend in heel wetenschappelijk Europa. Zijn Lettre sur les aveugles à l’usage de ceux qui voient (1749) moest, gezien de atheïstische strekking, voor publicatie uitwijken naar het buitenland (Londen). Tussen al die bedrijven door werkte hij aan de 1980 artikelen voor deel I van de Encyclopédie.
3 In de vroege morgen van 24 juli 1749 kreeg hij bezoek van twee censuurambtenaren. Diderot had officieel onder zijn eigen naam alleen iets gepubliceerd over wiskunde en hield zich van den domme. De ambtenaren wisten wel beter en hij werd opgesloten in het kasteel van Vincennes bij Parijs. Hij was door de biechtvader van zijn vrouw aangeklaagd wegens minachting van de godsdienst en het bederven van de goede zeden. Voltaire, d’Alembert, Buffon en anderen pleitten voor zijn vrijlating: hij was, zegt de schrijfster, het symbool van de vervolging die alle denkers van dat ogenblik ondervonden, slachtoffer van de willekeur van de koning, personificatie van de strijd van het licht tegen de duisternis, van vrijheid tegen despotisme. Hij verliet de gevangenis op 3 november 1749 en diezelfde dag nog ging deel I naar de drukker. Maar hij had zijn lesje geleerd: hij zou voortaan alleen nog publiceren wat de koning kon verdragen, de rest reserveerde hij voor het postume nageslacht. Vanwege alle commotie rond zijn publicaties kon hij geen lid worden van de Académie Française maar wel van de Pruisische Koninklijke Academie van Wetenschappen (1751). Medio 1751 was deel I in de boekhandel verkrijgbaar en dat veroorzaakte meteen protesten van jezuïeten en jansenisten. Zij hadden het uiteraard gemunt op Diderot, maar het boek kende zo’n succes, dat begin juli al meer dan 1400 mensen zich hadden geabonneerd op de volgende delen. Deel II, met daarin 1592 artikelen van Diderot, verscheen in 1752, maar een nieuw schandaal zorgde al weer voor een nieuw probleem: in deel II stond het als ketters beschouwde artikel ‘certitude’, geschreven door een zekere abbé de Prades en gebaseerd op het proefschrift dat deze met succes had verdedigd aan de Sorbonne. Niemand van de promotie-jury bleek het gelezen te hebben… Het proefschrift werd op een brandstapel vernietigd, Prades vluchtte naar Frederik II van Pruisen en Diderot, die overal de schuld van kreeg, werd er zelfs van verdacht het proefschrift geschreven te hebben… De koning beval de Encyclopédie te ‘verwijderen’, waardoor het aantal abonnees steeg tot tweeduizend. Diderot zocht even verpozing in Langres, waar zijn vader hem met open armen ontving. De Encyclopédie profiteerde van dit verblijf want Diderot ging met zijn vader naar diens messenfabriek en dat leverde het artikel coutellerie op. Dankzij de interventie van Madame de Pompadour, de intelligente maîtresse van Lodewijk XV, mochten de werkzaamheden hervat worden op basis van een ‘stilzwijgende toestemming’. In september 1753 beviel zijn vrouw Nanette van hun vierde kind, Marie-Angélique. Hun eerste drie kinderen waren gestorven: Angélique (1744), François (1750) en ook de in dat jaar (1750) geboren Denis: Nanette had hem tijdens de doopplechtigheid laten vallen… Het huwelijk was een ramp voor beiden: Diderot was een ‘homme à femmes’. In 1753 verscheen dankzij de ‘permission tacite’ deel III, gevolgd door de delen IV (1754), V (1755) en VI (1756). Diderot had ondertussen zijn gewaagd naturalistische Pensées sur l’interprétation de la nature voltooid (1753). Door onder andere het artikel Genève van d’Alembert in deel VII (1757) kwam het tot een felle botsing tussen Rousseau en Diderot: in het artikel wordt de protestantse stad Genève bekritiseerd vanwege het verbieden van toneeluitvoeringen. Rousseau was protestant en voelde zich persoonlijk aangesproken. Het idee van het artikel kwam van Voltaire; d’Alembert had het geschreven en Diderot kreeg de schuld omdat hij het artikel had opgenomen. Het scheelde geen haar of de toestemming om te publiceren werd weer ingetrokken: de affaire leidde tot een diplomatieke crisis van de zijde van Genève. In 1757 vond er ook een aanslag plaats op de koning. Diderot moest nu nog meer rekening houden met de censuur. In maart 1759 werd het boek van Helvetius, De l’Esprit, met provocerende passages over slavernij, kolonisatie, kloosters, wonderen, de ellende van de Franse boeren e.d., verboden. En weer kreeg Diderot de schuld! De Encyclopédie verloor haar ‘Privilège’ en de paus zette het boek zelfs op de index. Het zou tot 1766 duren voor de delen VIII t/m XVII allemaal tegelijkertijd mochten verschijnen. Dankzij Madame de Pompadour, bevriend met Voltaire en d’Alembert met wie zij de afkeer voor de jezuïeten deelde, mocht in die tussentijd verder gewerkt worden aan die volgende delen. Eind 1759 dreigde er opnieuw een schandaal: Diderot werd beschuldigd van plagiaat. De afbeeldingen voor de Encyclopédie zouden kopieën zijn van die van Réaumur en zijn toneelstuk Le Père de famille zou aan Goldoni ontleend zijn. Het laatste was niet waar en het eerste werd door schilder-graveur Claude Watelet snel ongedaan gemaakt. De uitvoering in de Comédie Française van Le Père de famille in 1761 was een succes en de afbeeldingen verschenen in elf delen tussen 1762 en 1772. De grootste teleurstelling wachtte Diderot in november 1764. Puur per toeval ontdekte hij dat uitgever Le Breton, om problemen met de censuur te voorkomen, veel teksten had ‘aangepast’…
4 Diderot was woedend, maar clandestien was alles al gedrukt en herdrukken was niet meer mogelijk. De delen VIII t/m XVII verschenen januari 1766. Ze waren zogenaamd gedrukt in het buitenland, in Neuchâtelv bij Samuel Fauche. Verkoop in Parijs was verboden… 1766-1784: Diderots laatste levensjaren Het verschijnen van de laatste delen van de Encyclopédie vormde een scheidslijn in het leven van Diderot: hij voelde zich bevrijd van een enorme last en nam afstand van wat zijn ‘opus magnum’ was. Het beeld dat blijft hangen is dat van een teleurgesteld man: teleurstelling over de ‘aanpassingen’ in de Encyclopédie, teleurstelling omdat hij vanwege de censuur in de anonimiteit moest blijven, teleurstelling vanwege zijn gezinsleven, zijn vrienden. Dat weerhield hem echter niet van een zeer divers, de lezers prikkelend schrijverschap: naast romans, essays en briefwisselingen, publiceerde hij over kunst, toneel, filosofie, muziek, natuurkunde, hoger (Russisch) onderwijs, politiek, fysiologie. Zelfs twee jaar voor zijn dood kreeg hij nog te maken met de censuur: in zijn Essai sur les règnes de Claude et de Néron (1782) zou hij in feite Lodewijk XV op de korrel hebben genomen. Dankzij tsarina Catharina II was er een eind gekomen aan zijn financiële problemen: zij had in 1765 zijn boekenverzameling gekocht en hem benoemd tot bibliothecaris daarvan. Zijn roem was nu gevestigd en hij was rijk want de tsarina had haar bibliothecaris in één keer voor vijftig jaar salaris betaald. Hij besloot het ontvangen geld als bruidsschat te gebruiken voor zijn in 1753 geboren dochter Marie-Angélique. Omdat de drie eerder geboren kinderen heel jong waren overleden, had hij zich pas met haar willen bemoeien toen ze kon spreken. Als mogelijke echtgenoot voor haar dacht hij aan de door hem bewonderde Melchior Grimmvi, die dertig jaar ouder was dan zij! Zij had echter haar zinnen gezet op een man die haar ouders niet geschikt vonden. In 1772 trouwde zij met hem en het jonge stel wilde hen niet meer ontmoeten. Diderot vroeg zich af wat er over was van al zijn vriendschappen, liefdes, projecten. Hij voelde zich in de steek gelaten: Montesquieu was gestorven in 1755, Marivaux in 1763, Madame de Pompadour in 1764. Rousseau had na de Genève-affaire zijn band met Diderot verbroken en spotte met hem in zijn Confessions. D’Alembert had afstand genomen tot de Encyclopédie: een ‘immortel’vii kon het zich niet veroorloven compromitterende activiteiten te steunen. De koele Grimm heeft de vriendschap van Diderot nooit beantwoord. Zijn echte vrienden waren intelligente vrouwen zoals Sophie Volland, Louise d’Épinay, Cathérine de Meaux. Diderot besloot te vluchten en vertrok 1 juni 1773 via Holland naar Rusland.viii In Voyage de Hollande juicht hij om zijn hervonden vrijheid: geen censuur! In Rusland wachtten hem echter weer teleurstellingen: beeldhouwer Falconet, die door hem was aanbevolen bij de tsarina, weigerde hem in Sint-Petersburg onderdak te verlenen. Als ‘homme à femmes’ kon de exuberante filosoof het goed met de vorstin vinden maar zijn pleidooi voor democratie werd beschouwd als majesteitsschennis. Na zijn terugkeer in oktober 1774 uit Rusland ontving zijn dochter hem koel. De geboorte van een kleinzoon en bemiddeling bij het vinden van een baan voor de schoonzoon deden echter wonderen. Berichten over de onafhankelijkheidsoorlog in Amerika moeten hem als muziek in de oren hebben geklonken. Hij ontmoette Benjamin Franklin in 1776 en was enthousiast. Daar, in Amerika, realiseerde men immers wat de encyclopedisten wilden: vrijheid. In 1778 stierven Rousseau en Voltaire. Laatstgenoemde was nooit een vriend van Diderot geweest; ze hadden elkaar slechts één keer ontmoet en dat was geen succes geweest. D’Alembert stierf in 1783, zijn geliefde Sophie Volland 22 februari 1784. Diderot zelf overleed 31 juli 1784 na in gezelschap van zijn vrouw en zijn arts gesoupeerd te hebben. Een rustplaats in het Parijse Panthéon is hem geweigerd, er is nog steeds geen ‘édition complète’ van zijn werk. Omdat zijn oeuvre tijdens zijn leven niet publicabel was in Frankrijk, verscheen het merendeel ervan pas na zijn dood, met name de drie romans die hem na de Encyclopédie de meeste bekendheid hebben bezorgd: Jacques le Fataliste (1796), La Religieuse (1796) en Le Neveu de Rameau (1821). Diderot was gewend aan teleurstellingen : op het bestrijden van kolonialisme, slavernij, absolutisme van koning en godsdienst rustte in zijn tijd nog een taboe. Aan het begin van dit artikel schreef ik: «Dat smaakte naar meer.» De historica Sophie Chauveau (1953) schrijft zo boeiend dat je na het lezen van de biografieën van Fra Lippi, Botticelli en Da Vinci spoorslags naar Toscane zou willen reizen om een en ander nog eens met eigen ogen te aanschouwen. Datzelfde verlangen naar meer had ik ook na het lezen van dit boek: na die ‘eeuw van Florence’ zou ik van haar nog wel eens iets over de ‘eeuw van Diderot’ willen lezen. Ik werd op mijn wenken bediend:
5 in october j.l. verscheen haar Fragonard-L’invention du bonheur. Fragonard maakte een schilderij van de slordig geklede Diderot, ‘le génie débraillé’. Wim Spapens
i
Sophie Chauveau, Diderot, le génie débraillé, édition folio, Gallimard 2011, nummer 5216, ISBN 978-2-07043745-0, 565 blz., € 7.80 in Frankrijk ii ‘Master’ zegt men tegenwoordig, in de faculteit der letteren en wijsbegeerte (= ‘arts’). iii Vermoedelijk bezig met zijn ‘Grand Tour’ iv In de Correspondance littéraire van Melchior Grimm v M. Bald/K. Wachsberger, Literature suppressed on religious grounds II, 2006, blz.93: Neufchastel vi Melchior Grimm, schrijver en criticus (1723-1807), niet te verwarren met de gebroeders Jacob Grimm (17851863) en Wilhelm Grimm (1786-1859), bekend vanwege hun sprookjes. vii Lid van de Académie Française viii De reis per diligence van Parijs naar Den Haag duurde twee weken, van Den Haag naar Sint-Petersburg twee maanden!
In tijdschrift Amphora, april 2012