Een kleine geschiedenis van de Rabobank
1
2
Een kleine geschiedenis van de Rabobank De Rabobank Groep is de grootste financiële dienstverlener in Nederland en heeft een groot aantal vestigingen in het buitenland. Deze brede en toonaangevende financiële groep is eind negentiende eeuw begonnen als een verzameling van kleine boerenleenbanken. De coöperatieve structuur en de lokale verbondenheid zijn al die jaren de belangrijkste kenmerken gebleven.
Afdeling Bedrijfshistorie April 2012
3
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
Naar voorbeeld van Raiffeisen De boerenleenbanken in Nederland zijn ontstaan naar voorbeeld van de ideeën van Raiffeisen. In 1864 richtte Friedrich Wilhelm Raiffeisen in Duitsland de allereerste boerenleenbank op. Als plattelandsburgemeester werd hij veelvuldig geconfronteerd met de armoede onder de boerenbevolking. Om in deze nood te voorzien, richtte hij ondermeer een liefdadigheidsvereniging op. Gaandeweg kwam Raiffeisen tot het besef dat voor duurzame verbeteringen zelfhulp meer zin had dan charitatieve ondersteuning. Daarom vormde hij in 1864 zijn liefdadigheidsvereniging om in een boerenleenbank. Deze Heddesdorfer Darlehnskassen-Verein verzamelde de spaargelden van de inwoners van het platteland om daaruit te voorzien in de lokale behoefte aan krediet. Het Duitse voorbeeld vond vanaf het einde van de negentiende eeuw in Nederland op veel plaatsen navolging. Een van de wegbereiders was pater Gerlacus van den Elsen. Hij stond aan de basis van een aantal lokale boerenleenbanken in het zuiden van Nederland. Zijn doelstellingen waren verheven, maar realistisch. In zijn eigen woorden: ‘Den woeker te weren, den landman in zijn nood bij te staan, maar ook de spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid bevorderen’.
Ideëel maar zakelijk De eerste coöperatieve banken ontstonden met hulp van de boerenbonden, geestelijken en plaatselijke notabelen, zoals burgemeesters, ondernemers en onderwijzers. Soms waren het welgestelde landbouwers die het initiatief namen ten gunste van hun minder succesvolle collega’s. Hoewel de drijfveer ideëel was, kenmerkte de werkwijze zich door zakelijkheid. Dat blijkt uit de belangrijke beginselen van de eerste coöperatieve banken: – onbeperkte aansprakelijkheid van de leden; – een onbezoldigd beheer; – reservering van de winst voor verdere groei; – een lokaal beperkt werkgebied; – aansluiting bij een coöperatieve centrale bank met behoud van de plaatselijke zelfstandigheid. Vooral de zakelijke elementen achter het ideële gedachtegoed hebben voor de succesvolle ontwikkeling van de boerenleenbanken gezorgd.
4
Friedrich Wilhelm Raiffeisen, oprichter van de allereerste boerenleenbank in Duitsland.
Sparen in de jaren ‘50.
Twee centrales Rabobank Nederland heeft kantoren in Utrecht en Eindhoven. Dat herinnert aan het bestaan van twee centrale coöperatieve banken, die beide in 1898 werden opgericht en driekwart eeuw naast elkaar hebben bestaan. De coöperatieve banken in het noorden van Nederland werkten samen in de Coöperatieve Centrale RaiffeisenBank in Utrecht. De coöperatieve banken in het zuiden richtten in Eindhoven de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank op. Juridische meningsverschillen, maar ook persoonlijke tegenstellingen speelden in 1898 een grote rol bij de tweedeling in het coöperatieve bankwezen. Hoewel hun structuren sterk op elkaar leken, volgden de twee koepelorganisaties gescheiden wegen. De Eindhovense organisatie had in de praktijk een katholieke signatuur. De Utrechtse organisatie was formeel neutraal, maar feitelijk protestants-christelijk. Een ander verschil was dat men in Eindhoven een strakker, meer centralistisch beheer voerde dan in Utrecht, waar men meer de neiging had de lokale autonomie te benadrukken.
5
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
Samenwerking tussen Utrecht en Eindhoven De eerste vormen van samenwerking tussen de twee coöperatieve organisaties ontstonden in de jaren veertig. Drie ontwikkelingen zorgden ervoor dat deze toenadering in 1972 resulteerde in een fusie: – de groei van het aantal kantoren, waardoor de concurrentie op lokaal niveau toenam; – de vervaging van de confessionele scheidslijnen in Nederland, zodat ook de levensbeschouwelijke verschillen tussen Utrecht en Eindhoven aan betekenis verloren; – de brede fusiebeweging in Nederland, waardoor het bedrijfsleven een grotere behoefte aan kapitaal kreeg, wat de concentratie in het bankwezen bevorderde. In 1972 gingen de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank en de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank samen op in de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank. De roepnaam werd Rabobank, gebaseerd op de eerste twee letters van de namen van beide oude organisaties. Het neutrale Amsterdam werd de statutaire vestigingsplaats. De nieuwe centrale bank wordt sinds 1980 aangeduid als Rabobank Nederland.
Lokale banken succesformule Vanaf hun ontstaan zijn de coöperatieve banken er uitstekend in geslaagd de kerntaken van het bankbedrijf uit te voeren: het voor eigen rekening en risico met elkaar verbinden van overschotten en tekorten aan financiële middelen. Deze plaatselijke banken stonden midden in de lokale gemeenschap en kenden dus hun klanten persoonlijk. In tegenstelling tot de kredietverleners uit de stad waren zij goed in staat kredietwaardige landbouwers te selecteren en hun kredieten goed te bewaken. Als gevolg daarvan konden de boerenleenbanken de agrarische bevolking tegen gunstige voorwaarden leningen verschaffen. De brede regionale spreiding, de toegang tot relevante informatie en de lage kosten leidden ertoe dat de lokale coöperatieve banken zich met hun tarieven gunstig konden onderscheiden op de markten voor krediet en voor spaargelden.
Leden besturen zelf hun bank Net als in hun ontstaansjaren zijn de lokale Rabobanken vandaag nog steeds zelfstandige coöperaties met een eigen bestuur, eigen balansverantwoordelijkheid en eigen administratie. Dat de bank werd bestuurd door de eigen leden, was – zeker in de beginjaren – een belangrijk voordeel van de coöperatieve banken. Zo hoefden zij geen
6
De hoofdkantoren van de centrale banken in Utrecht (boven) en Eindhoven (onder).
kosten te maken voor het bestuur en raad van toezicht van de bank. De banken gingen namelijk uit van het principe van ‘onbezoldigd beheer’. Alleen de kassier ontving een geringe vergoeding. Vanaf 2004 konden de aangesloten banken voor hun bestuursmodel kiezen tussen: het partnershipmodel of directiemodel. Het partnershipmodel was de uitgewerkte vorm van de klassieke structuur. Het bestuur bestond uit door en uit de leden gekozen bestuurders en de directeur-bestuurder. In het directiemodel bestond het bankbestuur uit louter professionals, die na verkregen goedkeuring van Rabobank Nederland werden benoemd door de raad van commissarissen. Na enkele jaren volgde een evaluatie van de governance structuur. De uitkomst hiervan leidde tot de vervanging van beide modellen door het zogeheten Rabomodel. Dit model heeft in zijn structuur veel weg van het directiemodel, maar combineert het met krachtige coöperatief-bestuurlijke elementen uit het partnershipmodel. Die liggen met name in de sfeer van de borging van de ledenbetrokkenheid en ledeninvloed. Vrijwel alle banken zijn ondertussen overgegaan op het Rabomodel.
Van kassier tot directeur De professionele leiding van de bank is vandaag in handen van de algemeen directeur. In de beginjaren van de bank, tot in de jaren zestig, kende de lokale bank alleen de rol van kassier. Aanvankelijk deed deze de bankadministratie naast zijn eigenlijke betrekking. Zijn woning fungeerde vaak als het ‘bankkantoor’, dat in de eerste jaren slechts een paar uur per week open was. Veel later, in de jaren zestig, lieten de meeste lokale banken nieuwe, moderne kantoren met een zakelijke stijl bouwen. Banken kregen toen ook meerdere kantoren en zittingen. De aanduiding ‘kassier’ werd toen ook vervangen door de titel ‘directeur’. In de loop van de tijd had de kassier steeds meer de feitelijke leiding over de bank gekregen. Ook was hij al lang niet meer de enige die de bankadministratie verzorgde. Met de groei van de banken en de uitbreiding van de financiële dienstverlening was gaandeweg ook het personeelsbestand toegenomen.
Fusies tussen lokale banken Hoewel lokale aanwezigheid en lokale zelfstandigheid steeds belangrijke kenmerken van het coöperatieve bankwezen waren, en ook altijd nog zijn, laat de geschiedenis van de Rabobank een aantal fusiebewegingen te zien. In de jaren zeventig fuseerden veel lokale Raiffeisenbanken en boerenleenbanken tot Rabobanken. Men name in de werkgebieden
7
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
De kassier van de boerenleenbank in Pijnacker.
waar deze banken met elkaar concurreerden, was samengaan een logische stap. In de jaren tachtig en negentig was er opnieuw sprake van een fusiegolf. De ratio hierachter was de automatisering van betaaldiensten, de snelle groei van het aantal geld- en betaalautomaten en de opmars van het elektronisch bankieren. Door deze ontwikkelingen kwamen klanten steeds minder vaak naar de bank. Bankbezoek bleef steeds meer beperkt tot die momenten in het leven waarbij belangrijke financiële zaken aan de orde zijn, zoals een huwelijk, het afsluiten van een hypotheek, het aangaan van een lening of het afsluiten van een verzekering. Juist op die momenten eisten de klanten van hun bank deskundigheid, service en volledige informatievoorziening. Om aan steeds hogere hoge eisen tegemoet te kunnen komen, was een bepaalde schaalgrootte vereist. Die schaal werd behalve door groei ook bereikt door fusies tussen coöperatieve buurbanken. In 1995 luidde het standpunt over de omvang van de lokale Rabobank: ‘zo groot als noodzakelijk, zo klein als mogelijk’. Een bank met vijftig medewerkers leek toen een goede maat. Sindsdien is het proces van samenvoeging van lokale Rabobanken verder gegaan.
8
In Utrecht waren beide banken zelfs buren.
Bedrijven, particulieren en toezichthouders stellen steeds hogere eisen aan de bancaire dienstverlening en het leveren van maatwerk vereist de inzet van deskundigen.
Aantal Rabobanken en aantal vestigingen (kantoren en zittingen) 1971 1981 1991 2001 2011
1.202 970 789 369 139
3.005 3.071 3.105 2.103 872
Lokale autonomie versus centrale leiding Zes coöperatieve banken stichtten in 1898 de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank in Utrecht en 22 banken legden de basis voor de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eindhoven. Nadien zijn veel lokale coöperatieve banken met steun en stimulans van de centrales tot stand gebracht. Formeel zijn de lokale Rabobanken samen de moeder van hun centrale organisatie Rabobank Nederland. De lokale banken bedienen hun klanten met steun van Rabobank Nederland en niet andersom. Binnen de Rabobank Groep spreekt met dan ook niet zo snel over het hoofdkantoor, maar veelal over Rabobank Nederland. Deze is de dochter van de lokale banken, die dus aan het hoofd staan van een omgekeerde piramide. In een aantal situaties is de centrale echter wel degelijk de leidende partij. Zo houdt Rabobank Nederland op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft) toezicht op de financiële gezondheid en de deskundigheid van de lokale Rabobanken. Op grond van de Wft heeft Rabobank Nederland de taak algemene regels en aanbevelingen te geven en te controleren op de naleving daarvan door de aangesloten banken. De bevoegdheid voor deze taakuitoefening is overigens expliciet opgenomen in de statuten. De Nederlandsche Bank houdt toezicht op de uitoefening van deze taak door Rabobank Nederland. De vraag is niet wie prevaleert; centraal en lokaal zijn binnen de Rabobank organisatie feitelijk tot elkaar veroordeeld. Hierdoor is de verhouding tussen de centrale organisatie en de aangesloten banken door de geschiedenis heen altijd nogal ambivalent geweest. Tot op de dag van vandaag is het een terugkerend thema in de organisatie.
9
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
Rabobank Nederland, Utrecht.
Het beheer van Rabobank Nederland Evenals de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (één van de twee fuserende centrales) kende Rabobank Nederland in 1972 vijf organen. Allereerst de algemene vergadering, waarin de besturen van alle aangesloten banken waren vertegenwoordigd. Lokale vertegenwoordiging kwam ook terug in het tweede orgaan, de centrale kringvergadering. Dit orgaan, waarin vertegenwoordigers van kringen van lokale banken zaten, had een belangrijke adviserende functie. De hoofddirectie, die bestond uit bancaire professionals, kreeg van De Nederlandsche Bank de bevoegdheid tot het doen van bankzaken. Deze hoofddirectie was weliswaar een zelfstandig bestuurlijk orgaan, maar diende haar werkzaamheden te verrichten ‘in bestendig overleg’ met de raad van beheer. Veel onderwerpen die in de hoofddirectie aan de orde kwamen, werden later ook nog eens behandeld in de raad van beheer. De voorzitter van de raad van beheer woonde de vergaderingen van de hoofddirectie bij en had het recht over alle onderwerpen mee te praten. Het vijfde orgaan was de raad van toezicht.
Vereenvoudigde bestuursstructuur In 2002 werd de wat omslachtige beheersstructuur van Rabobank Nederland enigszins vereenvoudigd. De ledeninvloed – de zeggenschap van de aangesloten banken – werd versterkt, doordat de centrale kringvergadering meer bevoegdheden kreeg. De raad van beheer werd opgeheven. De hoofddirectie kreeg de integrale bestuurstaak en heet sindsdien raad van bestuur. Deze heeft dus niet alleen tot taak het bancaire bedrijf te leiden, maar ook toe te zien op de belangen van de leden: de lokale banken. De nieuwe raad van toezicht heeft als raad van commissarissen een meer onafhankelijke, toezichthoudende rol gekregen. De voorzitter van deze raad zit voortaan de centrale kringvergadering voor. Vooral deze centrale kringvergadering maakt de governance van Rabobank Nederland onderscheidend van die van andere, grote Nederlandse banken.
De Rabobank: marktleider in Nederland Vandaag is de Rabobank in Nederland marktleider op bijna alle terreinen van de financiële dienstverlening. Het meest opvallende is natuurlijk het uitzonderlijk hoge marktaandeel in de agrarische sector. Historisch gezien is de financiering van de landbouw de specialiteit van de Rabobank. Het relatieve belang van de agrarische kredietverlening liep na 1980 terug. In 1987 overtroffen de nietagrarische leningen voor het eerst in de geschiedenis de agrarische. Hoewel het relatieve belang van de agrarische kredietverlening is
10
Een bijeenkomst van de centrale kringvergadering.
afgenomen, schommelt het marktaandeel in de agrarische sector nog aantal rond de 80 procent. Geleidelijk werd ook het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf (MKB) een belangrijke doelgroep van de coöperatieve banken. Het marktaandeel in deze sector beweegt zich al jaren rond de 38 procent. Het hoogste marktaandeel heeft Rabobank bij bedrijven die twee tot tien mensen in dienst hebben. De Rabobank is vandaag niet alleen marktleider in de agrarische sector en in het midden- en kleinbedrijf, maar ook op de particuliere markt. Sinds de introductie van de salarisrekening in de jaren zestig groeide het aantal particuliere klanten enorm. Hoewel de coöperatieve banken aanvankelijk waren gericht op kredietverlening, kregen ze al snel ook het karakter van een spaarbank. Al in het begin van hun ontstaan trokken veel coöperatieve banken meer gelden aan dan zij konden uitzetten. In de jaren twintig streefden zij de Rijkspostspaarbank en de spaarbanken – wat betreft het totale spaartegoed – voor het eerst voorbij. Het aandeel op de spaarmarkt van veertig procent, dat begin jaren zestig werd bereikt, is sindsdien gestabiliseerd. Betalingsverkeer is een van de diensten voor het MKB.
11
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
Een van de belangrijkste verstrekkingen van de Rabobank aan particulieren is de woninghypotheek. De Rabobank heeft een aandeel van meer dan twintig procent op de hypothekenmarkt, waarmee zij hier de grootste partij is. Veel succes heeft de Rabobank ook gehad met de ontwikkeling van andere diensten voor de in de jaren zestig toegestroomde particulieren, zoals effectenbeheer en de bemiddeling in reizen en verzekeringen. De reisactiviteiten zijn naderhand afgestoten. Daarentegen zijn de lokale Rabobanken al vele jaren in Nederland de grootste intermediair van verzekeringen.
Een brede financiële dienstverlener De geleidelijke uitbreiding en verbreding van de activiteiten van de Rabobank kreeg in 1990 een nieuwe impuls. In dat jaar maakte de Nederlandse regering het met de liberalisering van het zogeheten structuurbeleid mogelijk dat banken en verzekeraars binnen één organisatie werden gebracht. In de jaren daarvoor was al te zien geweest dat banken, verzekeraars en beleggingsinstellingen met nieuwe gemengde producten steeds vaker elkaars terrein betraden. Op grond van de groeiende behoeften van haar klanten en dankzij het nieuwe overheidsbeleid ontwikkelde de Rabobank zich aan het eind van de twintigste eeuw tot een Allfinanz-concern, dat zowel bancaire, beleggings- als verzekeringsproducten aanbood.
12
Een Rabobank anno 2008.
De Rabobank wilde, in de woorden van de toenmalig voorzitter van de hoofddirectie Herman Wijffels, uitgroeien tot een financieel warenhuis. ‘En net als in het betere warenhuis kan men bij ons, behalve voor het standaardassortiment, ook terecht voor meer gespecialiseerde producten met een hoog adviesgehalte en voor maatwerk.’
Internet Naast de fysieke Rabobank ontstond er in de tweede helft van de jaren negentig een virtuele Rabobank, die met behulp van telefoon en internet zowel particuliere als zakelijke klanten vrijwel alle mogelijke producten en diensten kan bieden. Via speciale applicaties voor zijn mobieltje of iPad heeft de klant de Rabobank letterlijk onder handbereik. In maart 2012 speelde de Rabobank in op de veranderingen binnen het betalen en het gebruik van betaalpassen door de introductie van de verticaal vormgegeven betaalpas.
Rabobank Groep De belangrijkste missie van de Rabobank is haar klanten zo goed mogelijk te bedienen met alle financiële producten en diensten waaraan zij behoefte hebben. De aard en omvang van die behoeften zijn de afgelopen decennia sterk gegroeid. Parallel daaraan groeide ook de omvang en samenstelling van de Rabobankorganisatie. Om de lokale Rabobanken in staat te stellen hun klanten het volledige pallet aan producten en diensten te kunnen leveren, werd de groep uitgebreid met een aantal gespecialiseerde dochterondernemingen. Uiteraard zijn er in het verleden soms pogingen tot overname en samengaan met andere partijen gestrand. Dat is bijvoorbeeld enkele malen het geval geweest met het financiële conglomeraat Achmea en zijn voorgangers. Sinds 2004 heeft Rabobank Nederland een aandelenbelang in Eureko, waarvan Achmea deel uitmaakt. Begin 2012 veranderde de holdingnaam Eureko in Achmea. Het omgekeerde deed zich ook wel voor: de Rabobank heeft eerder verworven belangen later weer van de hand gedaan, zoals die in F. van Lanschot Bankiers, in de Nedship Bank en recent Sarasin & Cie.
13
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
De ontwikkeling tot Rabobank Groep 1965 De Coöperatieve Centrale Boerenleenbank neemt het Amsterdamse effectenkantoor Schretlen & Co over. 1969 De Landbouwkredietverzekering ‘Eindhoven’, een dochter van de Eindhovense Centrale, en verzekeraar Interpolis richten de financieringsmaatschappij De Lage Landen op. 1972 Fusie van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank en de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank. 1978 Oprichting van Rabo Vastgoed. 1990 De Rabobank en verzekeraar Interpolis besluiten te fuseren. 1990 De Rabobank gaat een strategische alliantie aan met de Robeco Groep, Nederlands grootste vermogensbeheerder. 1996 Het Centrale Bankbedrijf, onderdeel van Rabobank Neder- land, gaat verder onder de naam Rabobank International en richt zich specifiek op grotere Nederlandse ondernemingen en op de internationale food & agribusiness. 1997 De Rabobank verwerft de helft van de aandelen van de Robeco Groep. 2001 In 2001 wordt Robeco honderd procent dochter van de Rabobank Groep. 2002 Oprichting van Obvion, een joint venture van de Rabobank en het ABP, met als doel de verkoop van hypotheken via tussenpersonen. 2002 De Rabobank sluit een strategische alliantie met de Zwitserse Bank Sarasin & Cie; in 2007 volgt verwerving van het meerderheidsbelang. In 2011 valt het besluit tot verkoop. 2003 De Rabobank neemt internetbroker Alex over; eind 2007 verkocht aan BinckBank. 2003 Acquisitie van FGH Bank, gespecialiseerd in commercieel- vastgoedfinanciering. 2004 De Rabobank tekent een samenwerkingsovereenkomst met Eureko/Achmea. Zij verkrijgt een belang van vijf procent in de Eureko Groep. 2005 Interpolis fuseert met Eureko. Het belang van de Rabobank in Eureko komt uit op 37 procent. 2006 Overname van de vastgoedontwikkelings- en assetmanagementactiviteiten van Bouwfonds. 2007 De Rabobank lanceert de zakelijke internetbank Bizner. In 2011 stopt Bizner haar activiteiten en wordt geïntegreerd binnen de Rabobank. 2009 Rabo Bouwfonds en FGH Bank gaan samen verder onder de naam Rabo Vastgoedgroep. 2012 Eureko heet voortaan Achmea. De Rabobank heeft een 31% - belang in Achmea. 2012 Samengaan van Friesland Bank en de Rabobank.
14
Consultancy in de food & agribusiness sector.
Internationalisering Hoewel de naam Rabobank International (RI) pas dateert van 1996, begonnen de internationale activiteiten van de Rabobank vele jaren eerder. In de loop van de jaren zeventig kregen vooral de zakelijke klanten van de Rabobank steeds meer behoefte aan dienstverlening in het buitenland. Langs verschillende wegen heeft de Rabobank geprobeerd zeker te stellen dat ze haar klanten ook in het buitenland kon bedienen: – het opzetten van eigen vestigingen, in Europa, Noord-Amerika, Advisering in de food & agrisector. Azië en Zuid-Amerika, vooral ten behoeve van haar grotere zakelijke klanten. De eerste stap werd in 1981 gezet met de opening van een kantoor in New York. Daarvoor moest de bank een beoordeling aanvagen bij de ratingbureaus. Al meer dan drie decennia vinden de belangrijkste ratingbureaus de Rabobank de meest solide en kredietwaardige particuliere bank ter wereld. Zij kan hierdoor goedkoper geld lenen op de internationale kapitaalmarkten.
15
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
– het aangaan van strategische allianties met verwante Europese partners. Veelal waren dit medeleden van de Unico Banking Group, een samenwerkingsverband van Europese coöperatieve banken, waarvan de Rabobank in 1977 een van de oprichters was. De bedoeling was door aansluiting van coöperatieve centrale banken uit andere Europese landen te komen tot een Europees netwerk van lokale banken en bundeling van gespecialiseerde dochters. – het aankopen van bestaande banken in het buitenland. Een belangrijke eerste stap vormde de overname in 1994 van PIBA (Primary Industry Bank of Australia). In 2002 nam de Rabobank Groep de Ierse ACC Bank over. Datzelfde jaar zette de Rabobank ook de eerste stappen in Californië met de overname van de Valley Independent Bank. Spoedig volgden andere aankopen in de Verenigde Staten en in Polen. Ook in Zuid-Amerika en Azië is de Rabobank de laatste jaren in toenemende mate actief. Deze overnames passen in de strategie om de expertise op het gebied van retailbankieren en de agrarische sector te exporteren naar veelbelovende markten in het buitenland. Daarnaast had iedere vestiging van Rabobank International in de belangrijkste handelslanden binnen Europa een Dutch Desk ten behoeve van de Nederlandse MKB-klanten. In 2007 ontstond de afdeling International Services en werden de oorspronkelijke Dutch Desks – die vaak waren ondergebracht bij een partnerbank – in verschillende landen uitgebreid tot volwaardige International Desks, als onderdeel van het RI-kantoor in een land. Aantal buitenlandse vestigingsplaatsen Rabobank Groep 1981 2 1991 46 2001 143 2011 761
Aansprakelijkheid van de leden In de beginjaren van de coöperatie was de onbeperkte aansprakelijkheid van leden onontbeerlijk. Omdat de Rabobank altijd een solide financieel beleid heeft gevoerd en de winst in de loop van de jaren steeds werd toegevoegd aan de eigen reserves (om verdere groei te kunnen financieren), kon de aansprakelijkheid van de leden gaandeweg worden versoepeld. Er werden namelijk ook andere financiële waarborgen ingebouwd, zoals de kruislingse garantieregeling. Die houdt in dat Rabobank Nederland en de aangesloten banken onderling aansprakelijk zijn voor elkaars verplichtingen.
16
Een Rabobankkantoor in Californië (V.S.)
Tegen die achtergrond werd in 1980 besloten de aansprakelijkheid van de leden te beperken tot maximaal vijfduizend gulden (circa 2.270 euro). Tegelijkertijd werd er een ander basisprincipe afgeschaft: particulieren die van de bank geld hadden geleend, hoefden niet langer lid en dus ook niet aansprakelijk te zijn. Er is in een eeuw het nodige veranderd, maar de coöperatieve beginselen zijn onverminderd de basis van het handelen gebleven.
Beeldmerk Het wapenschild met het kruis en de ploeg werd sinds 1911 door de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (CCB) gebruikt. Kruis en ploeg stonden voor godsdienstzin en arbeidzaamheid als basis van een gelukkig familieleven. Het wapenschild groeide uit tot symbool van de hele organisatie, zij het met verschillende varianten. Ook plaatselijke boerenleenbanken zouden het tot in de jaren zestig gebruiken. Het embleem van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank (CCRB) kwam voor het eerst voor in 1948. De eivorm stond voor groeikracht, de bundeling van lijnen links en rechts voor samenwerking. Het geldstuk tussen twee korenaren drukte de bemiddelende en versterkende rol van het krediet uit. Lokale banken gebruikten deze figuur met aangepaste letters. Met de fusie tussen de CCB en de CCRB ontstond in 1972 de Rabobank. Het logo werd een gestileerde versie van een opgaande lijn. Dit symbool van vooruitgang had de CCRB in 1962 ingevoerd. In 1995 introduceerde de Rabobank een nieuwe huisstijl en een nieuw beeldmerk: een mensfiguur op een zonnewijzer. Hiermee maakte de Rabobank duidelijk dat zij de mens, ofwel de klant, centraal stelt.
Van kredietcoöperatie naar klantencoöperatie Aan de vooravond van het honderdjarig bestaan startte de Rabobank een intern debat over de toekomst van de coöperatie. De vraag was of de coöperatieve organisatievorm ook nog van betekenis zou zijn in de 21-ste eeuw. De coöperatieve bank was namelijk ontstaan in onvolkomen financiële markten, terwijl financiële diensten aan het eind van de jaren negentig inmiddels voor iedereen langs vele manieren beschikbaar waren. Bovendien zou de coöperatieve organisatie sterker kunnen groeien als zij haar eigen vermogen sneller zou kunnen uitbreiden dan door winstinhouding alleen. Anders gezegd: door een beursgenoteerde onderneming te worden.
17
Een kleine geschiedenis van de Rabobank
Drie jaren duurde de discussie waarbij de besturen van de lokale banken in meerdere discussierondes nadrukkelijk betrokken werden. De uitkomst was in 1998 ondubbelzinnig: ook in de toekomst wil de Rabobank een coöperatieve financiële dienstverlener blijven. Met name het maatschappelijke karakter, dat de coöperatieve bank altijd gekenmerkt heeft, wilde men nadrukkelijk behouden zien. De Rabobank was in eerste aanleg een coöperatie van kredietnemers. Verplicht lidmaatschap en onderlinge aansprakelijkheid waren twee belangrijke uitgangspunten. In de coöperatiediscussie van eind jaren negentig werd vastgesteld dat de Rabobank met haar toen 140.000 zakelijke klanten en 7 miljoen particuliere klanten niet langer gezien zou kunnen worden als een coöperatie van kredietnemers. De coöperatie zou de belangen van al haar klanten gelijkelijk moeten nastreven en alle klanten zouden ook lid moeten kunnen worden van de coöperatie. Klantwaarde voor alle klanten werd het centrale doel.
Meer en meer betrokken leden Na de wedergeboorte van de coöperatiegedachte, in 1998, begonnen de lokale Rabobanken actief met ledenprogamma’s. Zij streefden daarbij niet alleen naar meer leden, maar ook naar meer betrokken leden. De betrokkenheid van de leden wilde men langs meerdere wegen bereiken: – door het stimuleren van ledeninvloed (in ledenvergaderingen en bestuursorganen, maar ook in klankbordgroepen en ledenpanels); – door een ledenprogramma en een ledenblad met specifieke aan biedingen en kortingen; – door specifieke ledenproducten, zoals de ledencertificaten (achter- gestelde obligaties), die klanten een gunstige rente bieden en voor de bank gelden als uitbreiding van het eigen vermogen. In oktober 2002 werd het miljoenste lid van de Rabobank ingeschreven. Dat betekende een verdubbeling van het aantal leden in ruim twee jaar. Begin 2012 was het ledental geklommen tot ruim 1,8 miljoen. In de praktijk zijn het vooral de trouwe klanten, klanten die meerdere diensten afnemen, die kiezen voor het lidmaatschap. De doelstelling ligt echter nog hoger, al is het overdreven te stellen dat alle klanten van de Rabobank lid zouden moeten worden. De Rabobank Groep realiseert zich niettemin dat juist de nauwe betrokkenheid van de leden het onderscheidende maatschappelijke karakter van de bank bepalen.
18
19
Een kleine geschiedenis van de Rabobank