EEN HERRIJZEND KOOR van onderduiken naar internationale successen
1947: Koninklijk Heerlens Mannenkoor St.-Pancratius
Herstel Na de bevrijding van Zuid-Nederland bleek Pancratius nog springlevend te zijn. Kon men in 1944 nog slechts tweemaal repeteren, vanaf begin 1945 vonden de repetities weer regelmatig plaats. Op 28 januari 1945 kwamen alle leden weer bijeen in een algemene ledenvergadering, kozen een nieuw bestuur en begonnen aan een opmaat wat het aantal leden betreft: eind 1945 bedroeg dat 130! Toen de capitulatie bekend was, werd de repetitie op 4 mei 1945 voortgezet op het Marktplein van Heerlen waar Pancratius als eerste Heerlense vereniging, waarschijnlijk als eerste vereniging in heel Nederland, in vrijheid het “Wilhelmus” aan kon heffen. In 1946 en 1947 werden vele concerten gegeven, ieder jaar dertien. 1947 betekende een belangrijk jaar voor de vereniging: de naam “Koninklijke Zangvereniging St.-Pancratius Heerlen” werd veranderd in de naam, die het koor nog steeds draagt: “Koninklijk Heerlens Mannenkoor St.-Pancratius”. De naam die onlosmakelijk aan deze periode is 24
verbonden, is de naam van dirigent Henri Heydendael. Henri Heydendael Heydendael (1906-1994) werd geboren te Heer en studeerde aan het conservatorium te Luik. Van 1926 tot 1951 was hij organist van de Onze-LieveVrouwekerk te Maastricht en enige jaren dirigent van de “Mastreechter Staar”. Van 1936 tot 1970 was hij dirigent van het “Koninklijk Heerlens Mannenkoor St.-Pancratius”.Van 1935 tot 1951 was hij docent aan het muzieklyceum te Maastricht, de voorloper van het conservatorium. Van 1951-1971 was hij directeur van de muziekschool Heerlen. Onder zijn leiding werd het solfège-onderwijs gemoderniseerd, een schoolorkest opgericht en werden diverse vormen van ensemblelessen geïntroduceerd. Heydendael componeerde “voor de praktijk”: missen, orgelwerken, werken voor mannenkoor en orkest en toneelmuziek. Van Dijk in zijn “Panorama van drie eeuwen mu-
ziek in Limburg” zegt over hem: “Zijn muzikale stijl verenigt elementen van de Franse romantiek en het impressionisme in zich, maar kenmerkt zich, met name in de na 1940 geschreven werken, ook door progressieve harmoniek die aan de muziek van Langlais, Alain en (de vroege) Messiaen herinnert.”
het vermenigvuldigen van notenmateriaal, het arrangeren der repetities, het heen- en weerreizen, het absent zijn in de huiselijke kring ...Het enige doel is de zuivere schoonheid te bewonderen, te ondergaan en uit te dragen, om het even of het composities betreft over vreugde of rouw, liefde of haat, en of ze zinnelijk of vroom, bacchanaal of hymnisch van inslag is”, aldus Heydendael in1953.
Pancratius heeft veel aan deze dirigent te danken. Nog steeds worden er werken ten uitvoer gebracht die door hem getoonzet of gearrangeerd zijn. Veel concertreizen zijn onder zijn leiding gemaakt: Frankrijk, Engeland, Italië, Duitsland, USA, Canada, België, Israël en Zwitserland. Heydendael had een program, dat alle stijlen omvatte van de Nederlandse, Italiaanse en Spaanse school, Duitse romantiek tot contemporaine muziek. Britten, Bartok, Schönberg, Milhaud, Suk, Strawinsky, Monteverdi, Monnikendam: het kon niet op. De “edele jongens van de Zangvereeniging” werden zangers in dienst van cultuur, de cultuur van mannenkoorzang: “Eens vond men het een genoegen om rond te tafel liederen te zingen... maar ach, waarom zouden wij al die minder deugdzaam lijkende praktijken uit de kinderschoenentijd nog eens gaan oprakelen? Dwalingen en misvattingen vindt men heus niet alleen bij musicerende mensen en zingende mannen! Laten wij liever het edele voor ogen houden, laten we liever onze gedachten richten op de zending, op het essentiële dat wekelijks honderd mannen bij elkaar brengt. Het streven van ... Pancratius is doordrongen van slechts één hoofdgedachte: de schone voortbrengselen der koorkunst te verspreiden en zichzelf er door te verrijken en te verheffen. En al het doen en laten is hierop afgestemd: het opsporen van onbekende composities,
Henri Heydendael
In 1938 zette Heydendael de toon op het “concours” te Leuven: met “Psaume 121” van Darius Milhaud klopte het koor onder zijn leiding het hele zangersveld en nam het de enige eerste prijs in de hoogste klasse, de afdeling “Uitmuntendheid” mee naar huis. De missionaris Heydendael zag in het mannenkoor de mogelijkheid dit te verheffen tot een fenomeen. Fris en voortvarend pakte hij de zaken aan en wijdde al zijn zorgen aan repertoire-vernieuwing, waarbij aan moderne werken een ruime plaats werd toebedeeld. Het repertoire dat hij opbouwde, werd een voorbeeld voor het totale mannenkoorwezen dat de genadeslag toebracht aan de oude Liedertafelmuziek. Tot in de oudste muziek groef hij. 25
In 1950 werd het koor uitgenodigd om deel te nemen aan een muziekfestival, georganiseerd door de “International Society for Contemporary Music”. Op dit festival kon Heydendael samen met Pancratius breed uitpakken met de nieuwe richting waarin het koor geslagen was. Het kritische Wenen kende niet genoeg superlatieven om het optreden te beschrijven:
Stationsstraat 1949
Vond hij de compositie belangrijk en geschikt voor zijn doel, dan verscheen er een polyfoon werk op het repertoire. Namen van de grote componisten uit de polyfonie werden bij Pancratius gemeengoed: Josquin, Monteverdi, Palestrina, Lassus. Hij bracht een schifting aan in de romantische koorwerken. Alleen wat “geschikt” was voor het doel werd meegenomen. Schumann, Schubert, Dvorak, Grieg, zij overleefden het. Met operakoren had hij niet veel. Uit hun context gelicht, zonder de atmosfeer van het theater en zonder een goed orkest meende hij niet die kwaliteit te bieden die hij wilde. Een enkele keer gaf hij toe aan de wensen van het koor en kwam er een operakoor op het repertoire, waarin de “heren zangers” eens even lekker konden uithalen. Maar: ook dit uithalen moest verantwoord gebeuren!
“Pancratius wuszte durch seinen schönen, warmen vortrag und durch sein brillantes Stimmen-material den ausverkauften Saal so zu begeistern, dasz er das Podium nicht verlassen konnte und eine Reihe Zugaben machen muszte. Sowohl der architectonische Aufbau der polyphonischen Kompositionen, als auch der glänzende Interpretation der schwersten modernen Werke bewiesen dasz diese Auffhrung unter der meisterhaften Leitung von Henri Heydendael ein vokaler Höhepunkt des konzertjahres war. Viele bekantte Fachleute aus der Wiener Musikwelt waren anwesend und ihr Urteil war einstimmig: eine offenbarung.”, aldus de Wiener Herold van 1 mei 1950.
Honingmanstraat 1955
Pancratius had, in de woorden van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond, richting gegeven aan een nieuwe stroming in de mannenzang, had “een culturele zending vervuld”:
Station 1955
De modernen en de eigentijdsen kregen de aandacht die zij verdienden: Poulenc, Debussy. Ravel, Hindemith, Kodaly, Niël, namen die nog steeds het repertoire van Pancratius sieren. Ook werk van Heydendael zelf mag niet onvermeld blijven: zijn “Burleska”, de “Missa Cathedralis”, een modernklassieke polyfone mis. 26
“Pancratius heeft de Nederlandse mannenzang in Wenen op excellente wijze hooggehouden. Zij heeft in Oostenrijk bewondering gewekt voor het peil, waarop de mannenzang in Nederland staat en de overtuiging is daar gevestigd, dat ook in Oostenrijk de vernieuwing een gebiedende eis is. Pancratius heeft een culturele zending vervuld en dat op voortreffelijke wijze.” De bevestiging van deze ontwikkeling vond plaats
“De uitvoering van mijn werk was volmaakt. Het koor is van zeldzame homogeniteit en zong mijn drinklied, dat lang niet gemakkelijk is op werkelijk sublieme wijze. De slotscéne was niet te overtreffen. De overige nummers werden eveneens prachtig gezongen. Het zijn prachtige werken. Vooral “Het geluk” van Monninkendam vind ik prachtig, evenals de Copla’s van Van Hemel.”
Feestelijk opening Glaspaleis 2 juni 1935
in 1952 te Parijs, waar het koor door de International Society for Contemporary Music opnieuw werd uitgenodigd om op te treden. En weer werd het een daverend succes. Er was veel gerepeteerd en na de generale repetitie kon Heydendael verklaren dat “het er in zat”. En het zat er in. Heydendael werd onderscheiden met “les palmes académiques”, het bestuur van Pancratius tekende het Gouden boek bij het graf van de onbekende soldaat, Pancratius kreeg de zilveren legpenning van de stad Parijs, maar het hoogtepunt kwam toch wel met de uitspraak van Francis Poulenc, wiens “Chanson à Boire” door het koor ten gehore gebracht werd: “L’exécution de ma composition était parfaite. La chorale est d’une homogénéité exceptionelle et a chanté ma “Chanson à Boire” qui n’est pas facile, d’une manière grandiose. La finale surtout était insurpassable. Les autres oeuvres, surtout les oeuvres néerlandaises, etaient superbes. Ce sont de très belles oeuvres. Je trouve “Le Bonheur” de Monnikendam particulièrement beau, ainsi que “Les Copla’s” de van Hemel.”
Heydendael was precies de man naar de aard van de Fransen. Geen daverende fortissimo’s, maar getemperde forti, raffinement en een goed in de hand gehouden tempo, die aan zijn interpretaties juist de door de Fransen zo gewenste distinctie gaven. Nog steeds zingt het K.H.M. St.-Pancratius door Heydendael gearrangeerde werken om zo de naam in ere te houden van de man, die veel voor het koor betekend heeft. In 1970 droeg Heydendael de dirigeerstok over aan Eric Hermans, die daardoor een erfenis in handen kreeg van een van de belangrijkste vernieuwers van het mannenkoorrepertoire. Interludium: Een koninklijk zangkoor, een koninklijk kroniekje Juni 1913 Pancratius brengt het koninklijk paar, koningin Wilhelmina en prins Hendrik, een aubade, wanneer zij de vroedvrouwenschool in Heerlen bezoeken. Juli 1927 Wederom brengt het koor de koninklijke familie een aubade, wanneer zij Heerlen bezoeken. 27
Juni 1967 Het erelid Janssen ontmoet koningin Juliana op een receptie ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van spaarbanken in Nederland. Hare Majesteit: “Ja, Montreal! ... Wat heeft uw koor daar buitengewoon en prachtig gezongen en wat heeft het daar een enorm succes gehad!” Het erelid: “Ik stond perplex!!”
Het nieuwe raadhuis
24 oktober 1938 Koningin Wilhelmina verleent aan de zangvereniging Pancratius het predikaat “koninklijk”.
Voeg daarbij de optredens op koninginnedagen, tijdens oranjefeesten en op ambassades tijdens de buitenlandse reizen en het mag geen verwondering heten dat in het insigne van Pancratius twee brede banen oranje zitten en het kroontje prominent aanwezig is.
Maart 1945 Koningin Wilhelmina bezoekt het bevrijde Heerlen: Pancratius is van de partij en zingt Hare Majesteit toe. April 1948 Prinses Juliana bezoekt de Mijnstreek en is aanwezig bij de officiële opening van het nieuwe raadhuis van Heerlen. Ook Pancratius is aanwezig en brengt een muzikale hulde. April 1950 Koningin Juliana en prins Bernhard brengen een officieel bezoek aan Limburg. Bij de ontvangst in Heerlen werd wederom door Pancratius in de hal gezongen. Oktober 1954 De Commissaris van de Koningin, dr F. Houben, deelt tijdens het galaconcert ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het K.H.M. St.- Pancratius mede, dat Koningin Juliana het beschermvrouwschap van het koor had aanvaard. Mei 1967 Pancratius zingt Koningin Juliana en prins Bernhard toe op de Nederlandse dag tijdens de Wereldtentoonstelling te Montreal, Canada. 28
1945: Koningin Wilhelmina bezoekt het bevrijde Heerlen
Vervolg van ons feuilleton: de repetities Schreven we vorige aflevering van de geschiedenis van Pancratius over het repetitiebezoek in de loop der jaren, nu vermelden we de discipline. In 1966 schrijft ene P.K. in “De Stem” over de discipline tijdens de optredens. Deze discipline is voorbeeldig, maar dan gaat hij verder over de repetities: “Vrienden-zangers, mag ik hier nog even aan vastknopen, dat het vereist is eenzelfde discipline ten opzichte van de dirigent betrachten op de repetitie? Wij hebben een groot repertoire. Dit moet worden bijgehouden en uitgebreid. Wij hebben maar één repetitie in de week. Door de vakantie
van het heerlens Mannenkoor, dat onder leiding van zijn dirigent doelbewust naar een vernieuwing, naar een verantwoorde modernisering van het repertoire streeft”, zo schreef “De Stem” in 1953.
Het oude postkantoor
vervallen dan nog de repetities, terwijl koning voetbal nog wel eens knabbelt aan de tijdsduur van onze woensdagse repetitieavond. Daarom is het noodzakelijk dat de resterende repetitietijd wordt uitgebuit. Praat niet als de dirigent zijn intenties geeft, ook al spreekt hij tot een andere partij dan de Uwe, meestal kunt U daaruit lering trekken. Ook dan moeten wij vanaf het begin tot het einde alléén aandacht hebben voor de dirigent, anders is de concentratie niet volledig en zal de studie daar zeker onder leiden. Vrienden-zangers, behoudt Uw vrije zelfdiscipline op het concert en voert ze in even sterke mate door op de repetitieavond.”
Jaap Vranken componeerde “Lentevreugde”. De Limburgse componiste Andrée Bonhomme, leerlinge van Darius Milhaud en docente aan de muziekscholen van Heerlen en Maastricht, componeerde in opdracht van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond een koorwerk met tenorsolo en begeleiding van klein orkest, “Le Tombeau d‘Antar” genaamd, dat zij opdroeg aan Pancratius. Tijdens het eeuwfeest van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond hield Pancratius dit werk ten doop, dat een ovationeel applaus kreeg.
1958:Twentse Bank, White Cars en De Gruijter
Niet alleen over de grenzen In de jaren ’50, ’60 en ’70 wordt er veel gereisd en viert het koor internationale successen tot in andere continenten toe. Maar ook op het thuisfront wordt hard gewerkt aan kwaliteitsverbetering en treedt het koor meerdere malen per jaar op in Heerlen en elders in Nederland. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan droegen drie Nederlandse componisten een werk aan het koor op: “In deze vererende opdrachten mag men een artistieke erkenning zien voor het baanbrekend werk
Marius Monnikendam componeerde voor Pancratius het werk “La ballade des pendus”, een werk voor mannenkoor met begeleiding van zes koperblazers en slagwerk op tekst van Francois Villon, een Frans dichter, die in Parijs leefde van 14311489 en meermalen tot de doodstraf aan de galg werd veroordeeld: “Gij mensenbroeders die ons overleeft, gedenkt ons zacht, gedenkt ons niet vilein, want juist als u erbarmen met ons heeft zal God ook jegens u genadig zijn. 29
U ziet ons hier gehangen per dozijn: Ons vlees, tot ons gespijsd tot aan de strot Is sedert lang verteerd, vergaan, verrot. Wij beendren worden ook tot stof gewreven. Dat niemand lacht om ons zo droevig lot; Bidt slechts tot God dat Hij het ons vergeve!” Ook hier was na afloop sprake van een staande ovatie voor componist en uitvoerenden. De bekende muziekcriticus Wouter Paap schreef over deze uitvoeringen in het Nederlands Zangersblad als volgt: “Het Koninklijk Heerlens Mannenkoor heeft ... de nieuwe werken van Andrée Bonhomme en Marius Monnikendam, elk in zijn eigen sfeer, met verbeeldingsvermogen, met grote technische beheersing, en pakkende klankverscheidenheid vertolkt. Het is geen wonder, dat de componisten, die bij de première aanwezig waren, zich zeer ingenomen toonden met de welbegrepen en toegewijde manier, waarop hun muziek tot de zeer talrijke toehoorders werd gebracht.” Vóór de oorlog hield Pancratius zich bezig met de exploitatie van de schouwburg. Echter, deze was te klein geworden. In maart 1961 concerteerde het koor voor de laatste maal in de oude schouwburg en schreef De Stem dat “...de machtige contouren van de nieuwe schouwburg aan ‘t Loon hun schaduwen reeds vooruit wierpen”. In november van dat jaar was de nieuwe schouwburg gereed en wederom was het Pancratius dat als een der eersten in de nieuwe schouwburg een concert gaf. De gebroeders Hennen, zo van belang
30
geweest voor het koor, kregen een plaquette in de nieuwe schouwburg en op het Eikenderveld werd naar hen een straat genoemd. Naarmate de internationale successen toenamen werd de band met de eigen streek nog hechter. Het werd een voorecht om lid van Pancratius te mogen zijn, niet alleen om mee op reis te mogen, maar ook om in de eigen streek te concerteren, van prestigieuze concerten tot de carnavalsbals die het koor vele jaren in de toen nog bestaande etablissementen “Neerlandia” en “Limburgia” in Heerlen organiseerde. Pancratius ging door met het organiseren van concerten en nodigde daarvoor bekende buitenlandse koren als de Berner Liedertafel uit Zwitserland en de Kölner Chorgemeinschaft uit. Enkele andere hoogtepunten uit deze periode: in 1958 zong Pancratius op het derde Wereldmuziekconcours te Kerkrade, in 1965 werkte het koor mee aan het “energieconcert” in Heerlen (in datzelfde jaar wordt de geleidelijke sluiting van de mijnen aangekondigd) en in 1973 wordt de Carmina Burana uitgevoerd, samen met de Venlose Oratoriumvereniging, het Kinderkoor uit Epen en het Limburgs Symfonie Orkest. Vanaf 1955 verschijnen er regelmatig grammofoonplaten van het koor op de markt. Bij de verschijning van de eerste LP schreef “De Maasbode”, een landelijke krant: “Evenals andere Nederlandse mannenkoren is “Pancratius” een zangersgemeenschap die louter uit liefhebberij wekelijks bijeenkomt en koorzang
1978: Koninklijk Heerlens Mannenkoor “St.-Pancratius” 100 jaar
beoefent. ... enkele koren, waaronder ook “Pancratius”, hebben hierin een hoogte bereikt welke veelal tot het niveau van beroepskoorzang opstijgt.” Zo’n elf platen waren er uiteindelijk in omloop, waaronder 3 LP’s met “beroemde koorwerken”, Perosi’s “Messa da Requiem”, de kerstplaat “Gloria in excelsis Deo” en de LP “hoogtepunten van het kerkelijk jaar”. De LP’s werden nationaal en internationaal uitstekend verkocht, in de jaren 1972 en 1973 zelfs zo’n 15.000!
sporen van zijn illustere voorganger: “Ik denk dat we de vroeger ingeslagen weg moeten blijven volgen, dat Pancratius op de eerste plaats trouw moet blijven aan de betere koormuziek of dat nu Gregoriaans of eigentijdse muziek is. ... Wij zullen deze koers met zorg moeten bepalen; we zullen ons programma moeten blijven vernieuwen zonder toe te geven aan grillen en modeverschijnselen en daarbij bedenken, dat kwaliteit de beste garantie biedt voor een lange levensduur, ook in de muziek!”
Een nieuwe dirigent: Eric Hermans Na al enige tijd als tweede dirigent onder Henri Heydendael gewerkt te hebben, wordt Eric Hermans in 1970 eerste dirigent van Pancratius. Hermans, oud-Pancratiaan, was bekend met het koor en studeerde bij Henri Heydendael. Het is dus niet verwonderlijk dat onder zijn directie het koor kwalitatief tot grote hoogten steeg, zoals onder andere tijdens de concertreis naar Israël duidelijk naar voren kwam. Hermans plaatste zichzelf uitdrukkelijk in de voet-
Eric Hermans
31
Slechts 10 jaar is Eric Hermans dirigent van Pancratius geweest. In 1981 vertrok hij om zich volledig aan zijn werk in Maastricht te kunnen wijden. Zoals al gesproken werd van een “periode Heydendael”, zo werd ook gesproken over “de periode Hermans”. Zijn opvolger werd de 24-jarige Michel Havenith, die voor de welhaast onmogelijk opgave stond om Heydendael en Hermans op te volgen. Hoe goed ook onderlegd en voorbereid, het klikte niet erg tussen koor en dirigent. Een jaar later werd hij opgevolgd door de huidige dirigent Hans Luesink. 100 jaar K.H.M. St.-Pancratius In 1978 viert het koor het 100-jarig bestaan. De nieuwe jubileumplaat verschijnt, er is een expositie in de foyer van de stadsschouwburg ingericht, er wordt een pontificale hoogmis opgedragen in de Pancratiuskerk en op 11 oktober van dat jaar vindt het galaconcert plaats, waarbij de Carmina Burana uitgevoerd wordt.
Erepenning in zilver van de stad Heerlen
land, de vele initiatieven met betrekking tot de organisatie van schouwburgvoorstellingen in het verleden, het op uitzonderlijke en zeer bijzondere wijze voorzien in bepaalde maatschappelijke behoeften en het vieren van het eeuwfeest.”
Tijdens de ontvangst in het stadhuis reikte burgemeester Reijnen de erepenning in zilver van de stad Heerlen aan het koor uit. Bepaald een unieke onderscheiding, omdat de erepenning van Heerlen nog nooit aan een vereniging was uitgereikt. Er waren vier overwegingen die het college tot de toekenning had doen besluiten:
Het K.H.M. St.-Pancratius stond vanaf dat moment voor de taak om niet alleen een volgende eeuw vol te gaan maken, maar ook om een niveau te handhaven dat uniek was.
“de uitzonderlijke prestaties in binnen- en buiten-
Koos Linders
32
In een laatste aflevering van deze geschiedenis zullen we bezien, in hoeverre dat gelukt is.